aantal rubellameldingen per 100.000 inwoners 200 150 introductie van immunisatie 100 50 0 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 jaar figuur 2. Meldingen van rubella in Griekenland, 1960-1995 (bron: BMJ 1999;319:1463). 8 7 2500 6 2000 5 4 1500 3 1000 2 500 aantal gevallen van congenitaal rubellasyndroom griekenland Epidemie van congenitale rubella In Griekenland lijkt een tegen rodehond gericht vaccinatieprogramma de problemen door deze aandoening eerder vergroot dan verkleind te hebben. Dat komt doordat de Griekse autoriteiten de rubellavaccinatie in 1975 tot ‘optioneel’ bestempelden. Daardoor zijn er sindsdien vrijwel alleen kinderen van particulier verzekerde ouders ingeënt. Griekse artsen schrijven nu in het British Medical Journal (BMJ 1999;319: 1462-7, www.bmj.com) dat dit gebrekkige vaccinatiebeleid vermoedelijk heeft geresulteerd in een groot aantal gevallen van congenitale rubella in 1993. Tussen 1975 en 1987 zijn in Griekenland minder dan 50% van de kleine kinderen en een onbekend aantal schoolmeisjes tegen rodehond ingeënt. Het aantal gevallen nam hierdoor niet merkbaar af, terwijl de besmetting naar een steeds hogere leeftijd opschoof (figuur 2). Het percentage zwangere Atheense vrouwen dat gevoelig was voor rodehond, steeg van 11-12 in 1980 naar 36 in 1990-91. In 1993 kwam het uiteindelijk tot een flinke toename van de ziekte onder jonge volwassenen met alle gevolgen van dien. Zoals bekend lopen vrouwen die in de eerste drie maanden van hun zwangerschap rodehond doormaken, een groot risico op een kind met aangeboren afwijkingen. Na deze opflikkering ontstond er dan ook tussen juli 1993 en juni 1994 een epidemie van congenitale rubella met 25 serologisch bevestigde gevallen, 24,6 per 100.000 levendgeborenen (figuur 3). Eurosurveillance wijst er in het bulletin van 9 december 1999 op dat de Griekse ervaringen ons er weer eens op attenderen dat vaccinatieprogramma’s een geschikte cultuur en infrastructuur voor openbare gezondheidszorg vereisen, met voldoende controle. Is dit alles er niet, dan gaat het op den duur mis. In Griekenland is de immunisatie tegen mazelen, bof en rubella nu verplicht voor alle kinderen van 1 jaar. Ook de schoolkin- 3000 aantal meldingen van rubella mogelijke verklaring voor de dood van Gelsinger zei Wilson dat de virale vector om nog onbekende redenen een systemische ontstekingsreactie had uitgelokt en vervolgens een multipel orgaanfalen en ARDS. De FDA stopt het verdere klinische onderzoek naar gentherapie tot duidelijk is waardoor deze immuunrespons precies is ontstaan. Ook de Rotterdamse Erasmus Universiteit heeft een gentherapeutisch experiment met adenovirussen voorlopig stopgezet (Het Parool, 20 november 1999). Het gaat hier om onderzoek van de neuroloog dr.P.A.E.Sillevis Smitt, die patiënten met een hersentumor na hun hersenoperatie adenovirussen toedient om achtergebleven kankercellen gevoeliger te maken voor medicijnen. 1 0 0 okt dec 1992 feb apr jun aug 1993 okt dec feb 1994 maand figuur 3. Meldingen van rubella (•––•) en gevallen van congenitale rubella ( ) in Griekenland, 1993 (bron: BMJ 1999;319: 1465). deren van 11 tot 12 jaar worden vanaf 1991 allemaal ingeënt. Er is echter nog steeds geen beleid om zojuist bevallen, voor rubella gevoelige vrouwen alsnog te vaccineren tegen deze ziekte. australië HIV-besmetting leidt tot gewijzigde regelgeving voor bloeddonaties In de Australische deelstaat Victoria mogen ouders voortaan bloed afstaan voor hun kinderen als dat nodig is. Deze wijziging in de regelgeving voor bloeddonaties is een direct gevolg van een noodlottig incident waarbij een meisje door een bloedtransfusie tijdens een operatie besmet is geraakt met HIV. Het schrijnende aan dit geval was dat de vader, een chirurg in Melbourne, van te voren contact had gezocht met de behandelende chirurg, het ziekenhuis en de bloedbank omdat hijzelf bloed aan zijn dochtertje had willen afstaan. In overeenstemming met het internationale beleid voor bloeddonaties was het verzoek van de vader echter afgewezen. Juist dit meisje raakte besmet met HIV via een bloedtransfusie; het was voor het eerst sinds 1985 dat dit bij een Australische inwoner het geval was (The Sydney Morning Herald, 28 juli en 10 december 1999). Na het gebeuren schrompelde het aantal bloeddonaties in Victoria ineen tot eenkwart van het normale niveau. Er waren nauwelijks meer mensen bereid bloed af te staan. Blijkbaar bestond er de – nergens op gebaseerde – vrees dat men bij het doneren van bloed ook aids zou kunnen oplopen. De vooraanstaande Australische wetenschapper Sir Gustav Nossal, die gevraagd was om in het Royal Melbourne Hospital een onderzoek in te stellen naar het incident van het besmet geraakte meisje, riep de bevolking op om bloed te blijven doneren. Nossal: ‘Hoe tragisch de ziekte van dit kleine meisje ook is, het zou nog tragischer zijn als er onnodig levens verloren gaan omdat de kostbare bloedvoorraden op raken door onberedeneerde angsten onder de Victoriaanse bevolking’ (The Sydney Morning Herald, 11 augustus 1999). De vader van het besmette meisje is uiterst verontwaardigd over de manier waarop indertijd gereageerd is op zijn verzoek om zelf bloed te doneren: ‘De autoriteiten zagen in mijn voorstel alleen maar onnodige problemen. Ik noem dat zelfingenomen.’ De voorzitter van de commissie Donor and Product Ned Tijdschr Geneeskd 2000 1 januari;144(1) 45