M.G. van Pampus, R. Evers, C.A.I. Stramrood, M.A.M. Baas Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, Amsterdam Titel: Opvang na ingrijpende gebeurtenissen op de werkvloer Introductie: Er is nog weinig onderzoek gedaan naar opvang voor artsen na een ingrijpende gebeurtenis op de werkvloer, en naar (posttraumatische) stress klachten onder artsen. Zorgverleners die veelvuldig incidenten meemaken in hun werk lopen een verhoogd risico op psychische klachten. Een goede opvang na een ingrijpende gebeurtenis kan de kans op het ontstaan van psychische klachten verminderen; aanhoudende stressoren en een gebrek aan sociale steun en erkenning verhogen de kans op klachten. Ingrijpende gebeurtenissen worden soms als traumatisch ervaren. Een traumatische gebeurtenis is een situatie waarin iemand is blootgesteld aan (dreigende) dood/verwonding van zichzelf of een ander, maar ook herhaaldelijke beroepsmatige blootstelling aan aversieve details kan als traumatisch worden ervaren. Vaak gaat dit gepaard met gevoelens van angst, hulpeloosheid of afschuw, maar deze hoeven niet aanwezig te zijn. Het meemaken van zo’n situatie kan tot klachten leiden: meestal zijn deze kortdurend, maar bij een kleine groep ontstaat een posttraumatische stress-stoornis (PTSS), met klachten van herbeleving, vermijding, negatieve gedachten en verhoogde prikkelbaarheid. Hoe denken wij als gynaecologen en AIOS over de huidige opvang na een ingrijpende gebeurtenis op de werkvloer? Methoden: Voor deze studie werden alle NVOG-leden benaderd, bestaande uit 1578 gynaecologen (in opleiding), werkzaam en niet werkzaam. In maart 2014 stuurden wij per email een uitnodiging voor het invullen van een online vragenlijst die bereikbaar was via een niet-persoonsgebonden link. Elke arts kreeg nog twee herinneringen alvorens de vragenlijst na 7,5 week sloot. De vragenlijst bestond uit 47 vragen. Naast demografische gegevens werd gevraagd naar persoonlijke ervaring en mening over (opvang na) ingrijpende gebeurtenissen op de werkvloer. Verder bevatte de vragenlijst twee goed gevalideerde psychologische meetinstrumenten: de Trauma Screening Questionnaire (TSQ), een 10-item screeningsinstrument voor PTSS, en de Hospital Anxiety and Depression Scale (HADS) om te screenen op symptomen van depressie en angst. Een pilotvragenlijst werd getest onder een kleine groep gynaecologen en aiossen voor face validity. De beschrijvende analyses werden uitgevoerd met SPSS 18. Voor de 4-punts Likertschaal vragen werd de mediaan berekend voor central tendency, en frequenties en Interquartile Range (IQR) voor de verdeling. Open vragen werden gecategoriseerd door twee onafhankelijke beoordelaars, waarna middels discussie tot overeenstemming gekomen werd. Resultaten: Van alle respondenten (n=683) was 27% AIOS (n=184), 65% gynaecoloog (n=442), 3% niet-praktiserend (n=21) en 5% gepensioneerd (n=36). De response rate was 48% onder AIOS en 46% onder gynaecologen. De meerderheid van de respondenten was vrouw (65%), waarbij het percentage vrouwen sterk varieerde tussen de subgroepen: van 85% vrouwen onder AIOS tot 14% onder de gepensioneerde gynaecologen. Tegen 21% van de respondenten is ooit een klacht ingediend bij het tuchtcollege, wat toenam met het aantal ervaringsjaren: van 1.6% van de AIOS, tot 26.7% bij de gynaecologen, 38.1% van de niet-praktiserenden en 41.2% van de gepensioneerden. 87 respondenten (12.7%) gaven aan minstens één traumatische gebeurtenis tijdens het werk te hebben meegemaakt. Tien van hen (1.5% van alle respondenten) scoorden boven de afkapwaarde van de TSQ, wat past bij huidige PTSS. Van allen die nu onder de afkapwaarde scoorden herkende 59% het hebben van meerdere van deze klachten van een eerdere periode, wat kan wijzen op een eerder doorgemaakte PTSS. Onder de 62 beschrijvingen was de dood van een patiënt de meest genoemde traumatische gebeurtenis (n=31), wat zowel perinataal, maternaal als niet-zwangerschapsgerelateerd kon zijn. Daarnaast werden complicaties (n=17, bijvoorbeeld schouderdystocie, fluxus, uterusruptuur, reanimatie), agressie (n=11), werkconflict (n=2) en eigen ervaring als patiënt binnen het vakgebied (n=1) genoemd. In ons gehele sample scoorde bijna 5% boven de afkapwaarde voor depressie. Depressiescores verschilden niet veel tussen AIOS en specialisten. Van alle respondenten scoort 11% boven de afkapwaarde voor een angststoornis. 33% van de respondenten heeft ooit overwogen te stoppen met het vak. Werkdruk (inclusief diensten) was de meest voorkomende reden om aan stoppen te denken, maar ook het meemaken van ingrijpende gebeurtenissen, en (dreiging van) klachten spelen mee. Als emotioneel meest belastende momenten wordt een diagnose over het hoofd zien door 65% genoemd. Veelgenoemd zijn verder twijfel over de juiste beslissing nemen (45%), en kritieke momenten waarop een patiënt in levensgevaar (43%). Wanneer gekeken wordt waar we hebben geleerd om te gaan met belastende gebeurtenissen, dan zien we dat de meesten (54%) dit nergens specifiek geleerd hebben, meestal pas in de praktijk of bij intervisie (23%). Daarbij weet slechts 15% een protocol te vinden, en zegt 53% dat er geen protocol is. 60% vindt de huidige vorm van opvang na belastende gebeurtenissen niet goed, alhoewel 77% op de afdeling wel ruimte voor emoties vindt. 86% vindt een cultuurverandering betreffende de opvang na belastende gebeurtenissen noodzakelijk, ongeacht of ze het zelf nodig hebben. Na het meemaken van een ingrijpende gebeurtenis praat 87% informeel met collega’s, 72% doet dit ook met vrienden/familie. Ook een formele case review ervan maken (42%) of afleiding op andere manieren zoeken (33%) waren veelvoorkomende coping mechanismen. De gewenste opvang zou voor 82% van de respondenten bestaan uit onder meer evaluatie met directe collega’s, en 30% zou 1 op 1 gesprekken met een psycholoog of coach willen. Alhoewel de meeste deelnemers (75%) zeggen hun werkomstandigheden niet te hebben aangepast als gevolg van het meemaken van ingrijpende gebeurtenissen, zoals geen diensten of vaginale stuitbevallingen meer doen of sneller in huis komen, zegt meer dan de helft (55%) in de loop der carrière defensiever geworden te zijn in vakkundig handelen. Met de stelling “als je wakker ligt van heftige gebeurtenissen tijdens je werk ben je niet gemaakt voor dit vak” is 5% het eens. Conclusies De meest belastende momenten zijn gemakkelijk herkenbaar, alhoewel ook de subjectieve betekenisgeving van belang is, waaronder het hebben van schuldgevoelens. De meeste gynaecologen en AIOS ervaren ruimte voor het uiten van emoties op de werkvloer, maar geprotocolleerde opvang is veelal afwezig of onbekend. Ook tijdens de opleiding is het leren omgaan met emoties onderbelicht gebleven: als het al geleerd wordt is dit in de praktijk. Bij 1,5% van de beroepspopulatie zijn aanwijzingen voor huidige PTSS, maar aanwijzingen voor een angststoornis in het algemeen wordt bij 11% gezien. Of deze cijfers representatief zijn is moeilijk: vermijding is inherent aan de diagnose PTSS. Daarnaast kunnen exacte prevalenties slecht geschat worden gezien het feit dat de diagnoses met een klinisch interview bevestigd dienen te worden. Gynaecologen en AIOS vinden dat de opvang na ingrijpende gebeurtenissen verbeterd moet worden. De manier waarop wij dit wenselijk vinden komt in de focusgroep discussies aan de orde. Literatuur: 1. American Psychiatric Association. Diagnostic and statistical manual of mental disorders. 4 th ed. Washington, DC:1994 2. Ruitenburg MM, Frings-Dresen MHW, Sluiter JK. The prevalence of common mental disorders among hospital physicians and their association with self-reported work ability: a cross-sectional study. BMC Health Serv Res. 2012;12(1):292-298. 3. Adriaenssens A, de Gucht V, Maes S. The impact of traumatic events on emergency room nurses: Findings from a questionnaire survey. Int J Nurs Stud. 2012 Nov; 49(11):1411-22. 4. Gold KJ, Kuznia AL, Hayward RA. How Physicians Cope With Stillbirth or Neonatal Death: A 4ational Survey of Obstetricians. Obstet Gynecol. 2008; 112(1):29-34. 5. Olff M. De posttraumatische stressstoornis. Ned Tijdschr Geneeskd. 2013; 157(26): A5818. 6.“Opvang na een traumatische Verloskundigen; September 2010. gebeurtenis”. Koninklijke Nederlandse Organisatie van 7. Pel M, Heres MH, Veen F van der, Treffers PE. Provider-associated factors in obstetric interventions. Eur J Obstet Gynecol Reprod Biol. 1995:61(2):129-34.