Leerpreek Kerk-Sacrament-Ambt 3

advertisement
Kerk – Sacramenten – Ambt 3
Leerpreek 3 over Kerk – Sacramenten – Ambt
Liturgie
Welkom; mededelingen
Stil moment; votum en groet
Lied: “Praise Adonai”
Lied: GKB Gez. 68
Vergeving en genade:
Ps. 1
Bevestiging:
- Formulier bevestiging ouderlingen/diakenen
- Vragen en zegen
- Gezongen zegen door gemeente (staand):
Opw. 710
- Dankwoord; aftredende broeders nemen plaats in kerk
Lied: Sela “Ik zal er zijn”
- Opdracht
- Dankgebed & gebed om opening van het Woord
Bijbellezing: Tit. 1
Preek
GKB Gez. 69
Wet van de HEER
GKB Gez. 70
Mededeling voor het gebed; zingen: Gez. 118, 1
Dankgebed & voorbeden
Collecte
GKB Gez. 71 (canon)
Zegen
0
1
2.1
2.2
3.0
3.1+2
3.3
4.1
4.2
5.1
Twee weken geleden deden hier drie jongeren publiek belijdenis van geloof.
Nu stonden hier zo juist vier nieuwe ambtsdragers.
Ook zij hebben opnieuw instemming betuigd met het belijden van de kerk.
Afgelopen donderdag is het ‘Bindingsformulier’ voorgelezen en door hen ondertekend.
Zo beloof je, dat je je in je ambtswerk zult houden aan de leer van de kerk.
Zo zorgt de kerk ervoor, dat we bewaard worden bij Gods Woord.
Iedereen kan wel eens vragen of twijfels hebben bij onderdelen van wat wij geloven.
Iedereen mag die vragen ook hardop stellen.
Als kerk zijn we juist aan elkaar gegeven om elkaar ook daarin te helpen.
Ook als ambtsdrager kun je natuurlijk van zulke vragen hebben.
Of zelfs een afwijkende mening (voorbeelden).
Maar in je ambtswerk moet je zo’n afwijking niet rond gaan verkondigen.
Dat geldt misschien wel het sterkst voor de dominee.
Je moet niet in je preken onbijbelse meningen gaan verbreiden.
Christus wil zijn kerk beschermen tegen alles wat tegen zijn Woord in gaat.
Daarom is de belangrijkste taak van ambtsdragers: Gods kerk bewaren bij Gods Woord.
Bij de Bijbel; maar vooral bij de Heer van de Bijbel, bij Christus.
De bijzondere opdracht van ambtsdragers: Gods kerk bewaren bij Christus
1. Bij het Woord van Christus; 2. Met het Woord van Christus.
1.
Een paar teksten in de Bijbel laten prachtig zien wat de taak van ouderlingen is.
Hoed Gods kudde waarvoor u de verantwoordelijkheid hebt, houd goed toezicht
(1 Petr. 5, 2/3).
En: Zorg voor uzelf en voor de hele kudde waarover de heilige Geest u als herder heeft
aangesteld; u bent de opzieners van Gods gemeente, die hij verworven heeft door het bloed
van zijn eigen Zoon (Hand. 20,28).
Wat wij vandaag ouderlingen noemen, heette in de Bijbel oudsten.
Oudsten waren er al in Israël, dus in het O.T.
Mozes stelde wijze mannen aan, die hem moesten bijstaan.
Ook de apostelen en hun medewerkers stelden overal oudsten aan.
En hun werk is dus ‘herderwerk’.
In Titus 1 kom je beide woorden vlak na elkaar tegen: oudste en herder.
Het woord ‘oudsten’ in vers 5, in het Grieks presbyteroi.
En in vers 7 ‘opziener’, Grieks episkopos (waar het woord ‘bisschop’ van is afgeleid).
Dat woord ‘opziener’ betekent hetzelfde als ‘herder’, iemand die op de kudde let.
Als je in de Bijbel zoekt naar iets van ‘ambten’, dan zijn twee dingen duidelijk:
- In elke gemeente moesten oudsten zijn
- Zij deden het werk van herders (letten op de kudde).
Het gaat in het N.T. ook wel over diakenen, maar het begint met die oudsten.
Hoe doen ze dat nou, dat herderwerk?
Alles begint bij de apostelen: zij waren de eerste predikers, omdat ze ooggetuigen waren.
Zij waren bij Jezus, kregen onderwijs van Jezus zelf, waren getuige van zijn leven en werk.
Toch werd niet iedereen die er bij was vanzelf apostel.
Daar was nog iets voor nodig: ze moesten ook echt door Christus geroepen zijn.
Het duidelijkste voorbeeld is Paulus: hij was er niet bij, Christus riep hem wel.
1
5.2
5.3
6.1
6.2
7.1
7.2
8.1
Daarom verwijst hij in zijn brieven telkens naar die roeping, zoals ook in Tit. 1: Van Paulus,
apostel van Jezus Christus, met de opdracht om Gods uitverkorenen tot geloof te brengen…
Nu, die eerste getuigen dragen hun roeping vervolgens weer over aan ‘assistent-apostelen’.
Zo iemand was Titus.
En Titus moest het Woord van de Heer dan weer toevertrouwen aan oudsten (Tit. 1,5).
Zo zie je dus die lijn van opvolging: apostel – helper/evangelist – oudsten.
Zo zorgt Christus ervoor dat zijn kerk wordt bewaard bij het Woord.
Christus’ kerk kan alleen leven en groeien, als we bij zijn Woord blijven.
Moeten oudsten dus de gemeente aan de Bijbel houden?
Ja, maar welke Bijbel: we kunnen niet zonder goede visie op de Bijbel.
Anders heeft op een gegeven moment ieder zijn/haar eigen Bijbel.
In onze tijd zie je dat dan ook.
Voor de één is de Bijbel een bron van inspiratie en troost.
Voor de ander een boek met regels en richtlijnen.
Voor een derde bevat de Bijbel de ware leer.
Het is ingewikkeld geworden, we denken vandaag niet meer gelijk over de Bijbel.
Ook binnen een kerkenraad zien we die diversiteit.
Verbiedt de Bijbel vrouwelijke ambtsdragers?
Staat er in de Bijbel dat je twee keer naar de kerk moet?
Zegt Gods Woord dat ongehuwd samenwonen niet kan?
Voor sommigen ligt dat allemaal glashelder.
Ze beroepen zich op een set teksten en trekken van daaruit een rechte lijn naar nu.
Anderen betrekken in hun uitleg meer het verband, van geschiedenis en onze eigen tijd.
Die twee benaderingen lijken elkaar niet meer te bereiken.
Het gevaar dreigt, dat we afhaken en het gesprek erover niet meer voeren.
En nog erger, dat je elkaar gaat veroordelen, of loslaten.
Hoe komen we daar uit?
Dat kan alleen als ‘bewaren bij het Woord’ meer is dan ‘bewaren bij de Schrift’.
Oudsten geven geestelijke leiding aan de gemeente.
Uiteraard niet slechts door gemeenteleden teksten en regels voor te houden.
Ook de Schriftgeleerden en Farizeeërs riepen ‘sola Scriptura’, de Schrift alleen!
Maar je kunt mensen ook om de oren slaan met de Bijbel.
Heel scherp laat Jezus dat zien, tijdens een debat met de Schriftgeleerden (Joh. 5,39): U
bestudeert de Schriften en denkt daardoor eeuwig leven te hebben. Welnu, de Schriften
getuigen over mij, maar bij mij wilt u niet komen om leven te ontvangen!
De Schriftgeleerden kenden de ‘Schriften’, de toenmalige Bijbel (ons O.T.).
Maar die Schriften wezen wel vooruit, naar de komende Christus, profeterend, belovend.
Nu is die Christus gekomen, maar zij zien hem niet en erkennen hem niet.
De Schriften, Gods woorden, zijn in hem vervuld, maar zij wijzen hem af.
Je kunt de Bijbel niet echt begrijpen buiten Christus om.
Dan wordt de Bijbel een dood en zelfs dodend boek.
Zoals ook Paulus zegt in 2 Kor. 3,6: de letter doodt, de Geest maakt levend.
Dat zegt hij als hij het heeft over de Israëlieten, die de Bijbel lazen zonder Christus.
Dus ambtsdragers, vooral oudsten, moeten Gods kerk bij het Woord bewaren.
Dat is meer dan ‘de Schrift’, meer dan een boek van regels en van ‘de’ waarheid.
De Bijbel is het boek van Christus, hij is de waarheid van het Woord.
In onze tijd waarin zoveel diversiteit groeit is dat inzicht belangrijker dan ooit.
2
8.2
9.1
9.2
9.3
10.1
10.2
11.1
Stel, iemand komt onregelmatig of weinig in de kerk.
Er was een tijd, dat we dat “ontrouw in kerkgang” noemden.
We hadden al op voorhand een oordeel.
Was dat afgeleid uit de Bijbel?
Of een uitvloeisel van onze manier van omgaan met de Bijbel?
Nogal eendimensionaal zeiden we: “Het staat in de Bijbel, en daar houden we elkaar aan”.
Maar 1: staat dat wel zo in de Bijbel?
En 2: zoek je zo naar het hart van die ander, hoe hij Jezus volgt?
Gods kerk bewaren bij het Woord is de kerk bewaren bij Christus, zijn genade.
Herders zijn er om je te helpen de Grote Herder te volgen, en in zijn voetsporen te treden.
Ze zijn er om je te helpen leven uit zijn genade.
2.
En dat doen die oudsten/herders omdat ze daartoe worden aangesteld.
Als opvolgers van de apostelen werden ze aangesteld om de gemeente bij elkaar te houden.
Net als een herder die zijn kudde bij elkaar houdt.
Oudsten bewaren de kerk bij het Woord, en doen dat met het Woord.
Ze zijn dus meer geestelijk leiders dan bestuurders.
In onze tijd is het gevaar, dat ouderlingen managers van de kerk worden.
Maar dan gaan we lijken op een bedrijf, met een directie.
Die er vooral is om te beheersen, controle te houden.
En als gemeente leggen we dan alles bij een kerkenraad neer.
En we houden hem ook voor alles verantwoordelijk.
Maar dat doet beslist geen recht aan de weg die de Bijbel wijst.
Paulus zegt dat Titus oudsten moet aanstellen.
En in dat woord ‘aanstellen’ zie je al iets van wie daar achter staat: Christus zelf!
Hier zie je iets wonderlijks, als het gaat om de ambten in de kerk.
Er zijn twee richtingen: één vanuit de gemeente, en één náár de gemeente.
Ambtsdragers worden gekozen uít de gemeente.
De gemeente is het lichaam van Christus, begaafd met gaven van de Geest.
Zo zijn we samen verantwoordelijk, voor het blijven bij Christus en het dienen van elkaar.
Die lijn verbindt het ambt vooral met het werk van de heilige Geest.
Maar er is ook een lijn vanuit Christus: dat is die andere richting, náár de gemeente.
Die komt tot uiting in die aanstelling: ambtsdragers komen niet namens zichzelf.
Ze worden gestuurd, en hun zender is Christus.
Maar ook dat kan gemakkelijk tot ontsporing leiden.
In onze tijd voelen we al gauw weerstand tegen elke vorm van gezag of autoriteit.
We zijn individuen, en dus laten we ons niet meer zo makkelijk leiden.
Een ambtsdrager moet daarom goed laten zien hoe Christus hem zendt.
Twee dingen zie ik dan in dit hoofdstuk: Christus zendt je als christen (1).
En hij laat zijn gezag uitoefenen door zijn Woord (2).
Als christen: je zou zeggen, christen zijn we toch allemaal in de kerk?
Maar Paulus noemt ambtsdragers (dus ook de diakenen) beheerder van Gods huis!
Net als de priesters in de tempel, die eerst zichzelf moesten reinigen voor ze konden offeren.
Daarom somt Paulus hier een aantal extra kenmerken op.
Ze moeten ‘onberispelijk’ zijn: er mag niets op ze aan te merken vallen.
Te gemakkelijk zeggen wij vaak: ja, maar we zijn allemaal zondaars, toch?
3
11.2
11.3
Dat is letterlijk een dooddoener!
Ze moeten voorbeelden zijn.
Niet doordat ze geen fouten maken, wel in hoe ze daar mee omgaan.
Fouten maken we allemaal.
Maar wat we niet altijd doen is een fout erkennen, vragen om vergeving.
Poets het niet weg, maar neem je verantwoordelijkheid.
Dat is de houding van Christus: oprechtheid, transparantie.
Nogmaals, dat is wat hij van iedereen vraagt, maar wel allereerst van leiders.
Gezag is geen formeel gezag, maar allereerst moreel.
Dat heeft alles te maken met dat tweede: dat ze komen met Gods Woord.
Ook dat lees je hier (vers 9): Hij moet zich houden aan de betrouwbare boodschap die in
overeenstemming is met de leer, zodat hij in staat is om anderen met heilzaam onderricht te
bemoedigen en terecht te wijzen.
‘Heilzaam onderricht’: niet ‘de les lezen’, maar weer de genade van Jezus klinkt er in door.
Fel haalt Paulus uit naar mensen die de gemeente belaagden met genadeloze scherpslijperij.
Wat dat voor mensen waren, blijft onduidelijk.
Het zijn in ieder geval mensen die joodse wetten wilden opleggen.
Weer die wettische houding tegenover de genade van Christus!
Ook vandaag voel je soms een hang naar oude duidelijkheid.
Maar dat bindt niet samen, vaker leidt dat tot polarisatie.
In de diversiteit van nu is het de kunst om elkaar vanuit Christus’ liefde te leren verstaan.
Gezag van ambtsdragers staat of valt daarmee.
Hun roeping door Christus maakt ze niet vanzelfsprekend gezaghebbend.
Elk gezag in Christus’ kerk moet te herleiden zijn naar zijn Woord.
Zo geven ambtsdragers leiding met en door dat Woord.
Dat geldt dus ook voor diakenen, ook zij moeten niet zonder Bijbel op pad gaan.
Alleen Christus, met zijn evangelie van genade, kan ons de weg wijzen.
Ook in hoe je de gemeente voorgaat in het dienen van elkaar en al je naasten.
Afsluitend: ouderlingen en diakenen worden door Christus gezonden.
Hun kracht zal moeten liggen in werken met Gods Woord.
Altijd gebracht als het evangelie van Jezus’ genade.
Amen.
4
Download