Het moderne arbeidsvraagstuk – de betekenis van stress De grote Duitse socioloog Max Weber constateerde in het begin van de twintigste eeuw dat de economie, gebaseerd op een rationele kapitalistische organisatie van formeel vrije arbeid, op zijn eigen grenzen stootte. Economische deelrationaliteit leidde tot maatschappelijke irrationaliteit. Ondanks toenemend productievermogen van de maatschappij kenmerkte het einde van de 19e eeuw zich immers door loondumping, het oprekken van arbeidstijden en de opgang van kinder- en vrouwenarbeid. Zo ontstond ‘de sociale quaestie’. De historische betekenis van de vroege sociaaldemocratie is dat ze de strijd tegen deze maatschappelijke degradatie aanging, mensen uit hun berusting en lethargie wekte en hen tot organisatie bracht. De strijd van partij en vakbeweging leidde tot collectieve arbeidsovereenkomsten, sociale wetgeving en ook de wettelijke regulering van de achturendag. Dat was van grote morele betekenis. Economische afhankelijkheid leidde immers tot geestelijke onderdanigheid; voor de sociaaldemocratie gold daarom dat de arbeid door wettelijke maatregelen ‘bevrijd’ moest worden van de machtswillekeur van ondernemers. We zijn een eeuw verder. De arbeidsparticipatie is nog nooit zo groot geweest. Man en vrouw werken beide. Ondanks toegenomen productief vermogen leidde dat niet tot ontspannen arbeidsverhoudingen. Integendeel, er zijn nieuwe afhankelijkheden ontstaan. En Nederland is gidsland. In de beste handelskapitalistische traditie is Nederland Europees koploper als het gaat om part-time arbeidscontracten en flexibilisering van werk. Tot 1995 liep Nederland keurig in het Europese spoor. Sinds 2000 stagneert de opmars van de flexiblisering van werk in Europa, om vanaf 2007 zelfs te dalen. In Nederland echter ging de opmars van de flexibilisering tot en met 2012 onverminderd door.1 En dat lijkt heel progressief: flexibilisering toch maakt het mensen mogelijk hun eigen keuzes te maken? ‘Doch die Verhältnisse, sie sind nicht so‘, schreef Brecht over al te naief idealisme. Psychische arbeidsbelasting Arbeid is niet een zaak van vrije keuzes. Bij de ‘formeel vrije arbeid’ waar Weber over sprak, gaat het om loonafhankelijke arbeid. Arbeidsverhoudingen zijn machtsverhoudingen. Zeggenschap over arbeidstijd en arbeidshandelingen wordt prijsgegeven bij het in dienst treden van een arbeidsorganisatie.2 Mensen hebben vervolgens in de arbeidssituatie weinig verweer, ook niet als arbeid mensen opdrijft. Loonafhankelijke arbeid kan daarom 1 gemakkelijk een zware belasting vormen. En langdurige belasting leidt tot stress. Het World Labour Report van 1993 noemde stress het voornaamste gezondheidsvraagstuk van de twintigste eeuw. Het rapport signaleert dat stress niet zonder gevolgen blijft. Onmacht wordt gecompenseerd: vele mensen vluchten in de alcohol, gebruiken de prikkel van de nicotine, eten tegen de klippen op en slikken massaal kalmeringspillen.3 Stress wordt geïndividualiseerd, niet gezien als een collectief, maatschappelijk probleem. En dat is sindsdien alleen maar doorgegaan. Weerbaarheid en belastbaarheid van mensen neemt toe als ze fysiek en psychisch in orde zijn. Voldoende beweging, vet- en suikerarme voeding, zo weinig mogelijk gebruik van alcohol en nicotine en voldoende slaap zijn daarbij niet alleen lichamelijk, maar ook voor de psychische gezondheid van belang. De betekenis van fysieke arbeidsbelasting neemt onder invloed van mechanisering en automatisering af, ook al blijft ze van belang. Steeds meer gaat het echter om psychosociale arbeidsbelasting en psychische gezondheid, verbonden aan werkdruk en gebrek aan autonomie op de werkvloer. Dit is voor de sociaaldemocratie en de vakbeweging een slecht onderkend probleem. Had W.F. Taylor met zijn ‘scientific management’ niet een objectieve grondslag neergelegd voor het verrichten van een ‘normale’ arbeidsprestatie? Hadden sociaaldemocratische ingenieurs als Theo van der Waerden de sociaal-democratie niet voorgehouden dat arbeidsdeling en arbeidssplitsing wetenschappelijk onvermijdelijk waren, een blijk van vooruitgang? Was in de jaren vijftig ‘arbeidsclassificatie’ niet een prachtig middel geweest waarmee het College van Rijksbemiddelaars lonen had vastgesteld? En lag door de jaren heen niet het volle accent op de hoogte van het loon in plaats van controle op werkdruk? Maar het ‘moderne arbeidsvraagstuk’ dringt zich onverbiddelijk op. De Duitse neurobioloog, arts en psychotherapeut Joachim Bauer onderstreept dit in Arbeid, warum unser Glück von ihr abhängt und wie sie uns krank macht (München, 2013). Hij heeft jarenlang met het Berliner Bundesanstalt für Arbeitsschutz und Arbeitsmedizin onderzoek gedaan naar de samenhang van arbeid en gezondheid. Zijn conclusies op basis van het ‘Stressreport Deutschland 2012’ zijn helder: er is een sterke samenhang van ‘arbeidsbedingter Stressfaktoren mit Erkrankungen‘.4 En hij vraagt aandacht voor de toename van psychische klachten op basis van nieuwe neurobiologische inzichten, omdat psychofarmaca geen alternatief zijn voor goede arbeidsvoorwaarden. 2 Essentieel voor effectieve en goede arbeid is een angstvrij arbeidsklimaat. Ontspannen arbeidsverhoudingen in een ‘gelukkige onderneming’ – de term van het WBS-jaarboek 2013 zijn voorwaarde voor betrokkenheid van werknemers bij ‘hun’ bedrijf’. Mensen werken met plezier als ze het werk aankunnen en zich gewaardeerd weten. Dubbel stresssysteem Stress, zo benadrukt Bauer, behoort tot het leven. Mensen gaan uitdagingen aan en zijn er trots op als ze die aankunnen. Een centraal, neurobiologisch gefundeerd motief voor mensen om te werken is de wens naar directe of indirecte waardering. ‘Waardering geven betekent vooral, de andere mens te ‘zien‘ en hem – en dat wat hij of zij doet – een betekenis toekennen’. De neuronale systemen, die het mensen mogelijk maakt gevoel voor anderen op te brengen, hun perspectief te onderkennen en te begrijpen, zijn echter pas in de laatste twintig jaar helder geworden.5 Het klassieke, sinds het midden van de vorige eeuw bekende, stresssysteem (de flight or fightreflex) wordt aangesproken als mensen voor alarmerende bedreigingen worden geplaatst. Dan volgt een lichamelijke reactie: het hartritme gaat omhoog, de bloeddruk neemt toe, in het lichaam wordt glucose aangemaakt om de hersenen op korte termijn van energie te kunnen voorzien. Adrenaline en noradrenaline komen vrij om het lichaam alert te maken. De prestatiereserves worden geactiveerd. Het stresshormoon cortisol zorgt ervoor dat het lichaam zoveel mogelijk energie steekt in de acute energievoorziening van het lichaam. Als de klus goed geklaard wordt, geeft dat voldoening; als de eisen te hoog liggen komt het lichaam niet tot rust. Bij ‘goede stress’ is de last van de stress, de ‘allostatische last’ begrensd; bij niet-beheerste stress blijft het lichaam belast en dat leidt op termijn tot uitputting van het stresssysteem. De lichamelijke gevolgen daarvan zijn: verhoogde bloeddruk, verhoogde bloedlipiden waarden (cholesterol), een verhoogd risico op diabetes, aderverkalking, hart- en vaatziekten en een vergrote kans op een hartaanval. Maar de mens heeft niet één stresssysteem. Pas sinds kort wordt de betekenis duidelijk van een tweede stresssysteem, het ‘Unruhe-Stresssystem’ (Default Mode Network). Dit systeem komt in werking als een diffuse, brede en vlakke waakzaamheid opgeroepen wordt. De wetenschap kwam dit tweede stresssysteem op het spoor toen neurobiologen zich afvroegen 3 wat er in de hersenen gebeurde als mensen niet voor concrete taken geplaatst werden. De hersenen bleven tot hun verbazing actief. Ook zonder concrete taakopdracht bleken mensen in de werksituatie voortdurend attent, ook al wisten ze niet waarop ze bedacht moeten zijn en waar ze aan toe waren. Bauer geeft aan dat zo’n diffuse arbeidssituatie wijdverbreid is. Door een hoge toevoer van diverse prikkels en impulsen is de structuur en de gerichtheid van aandacht radicaal veranderd. Aandacht wordt verdeeld over meerdere processen en taken – beeldschermen, telefoons, e-mails, contacten met collega’s en klanten - die het onmogelijk maken zich een bepaalde taak te concentreren. Multitasking fragmenteert de arbeid en vormt een belemmering voor het succesvol uitvoeren van één taak. Er zijn sterke aanwijzingen dat een voortdurende overactivering van het onrust-stresssysteem niet alleen concentratie en waarnemingsvermogen ruïneert, maar ook psychische ziektes, waaronder dementie, teweegbrengt. Stress is onderdeel van het arbeidsleven, en bij het succesvol verrichten van taken kan dat leiden tot trots en waardering. Het wordt anders als mensen permanent stress oplopen. Mensen proberen dan vaak uit plichtsgevoel hun werk te blijven doen. Dat leidt tot fouten, voert tot uitputting. Ze raken opgebrand, en dat brengt soms emotionele uitbarstingen teweeg: de gedupeerden storten emotioneel in of slaan van zich af.6 Bij het burn-out syndroom is er sprake van aanhoudende emotionele uitputting, emotionele aversie of cynisme tegenover de arbeidsomgeving (mensen en werk) en ook efficiëntieverlies, ook al wordt er qua tijd meer gewerkt. Er is in de twintigste eeuw veel onderzoek gedaan naar het burn-out-syndroom. Wat lang ontbrak waren modellen waarmee kenmerken van de concrete arbeidssituatie verbonden konden worden met concrete, objectiveerbare gezondheidsstoringen. Bauer geeft aan dat er intussen internationaal erkende stressmodellen ontwikkeld zijn die een doorbraak betekenen in het onderzoek naar ‘arbeitsbedingter Gesundheitsstörungen’. Deze modellen gaan stuk voor stuk uit van de arbeidsplaats en de daar te leveren arbeidsprestatie, en niet van de individuele persoonlijkheidskenmerken van afzonderlijke werknemers.7 In zijn overzicht van internationale burn-out-onderzoek stuit Bauer op een zestal arbeidsgerelateerde factoren die in hun samenhang van belang zijn voor psychische gezondheid: de arbeidsbelasting (work load), de mogelijkheid om het arbeidsproces te beïnvloeden (control), beloning en waardering (reward), arbeidsklimaat en collegialiteit (community), transparantie en rechtvaardigheid (fairness) en de zin en de waarde van de arbeid (values). Wordt daar op termijn niet aan voldaan, haken mensen emotioneel af. 4 Flexibele arbeidsvoorwaarden als onderdeel van baanonzekerheid vormen daarbij een extra belastingsfactor. Een burn-out syndroom leidt niet automatisch tot depressies. Burn-out is een doorgangsstation naar depressie, het vergroot het risico in een depressie te geraken met twee of drie keer. Depressies gaan gepaard met een permanent verlies aan lust en levensvreugde, verlies aan zelfwaardering, tot opkomst van schuldgevoelens en zelfmoordgedachten. Neo-liberalisme Er is dus een groot maatschappelijk belang op bedrijfsniveau stress tegen te gaan. Bauer levert een heel palet aan mogelijke maatregelen. Maar die staan haaks op dertig jaar neoliberalisme. Talloze maatregelen zijn door moderne managers gepresenteerd als onvermijdelijk en onontkoombaar, als uitdrukking van de geest van de tijd, als product van internationalisering, en vooral als consequentie van de afnemende macht van de overheid. In die neo-liberale optiek diende een terugtredende overheid nog slechts te zorgen voor vermindering van bureaucratische lasten en verlaging van arbeidskosten. Dat ging nog niet eens zozeer om de netto-lonen, maar om lagere sociale premies en lagere pensioenen. In het onderwijs en de zorg werden de lump sum financiering geïntroduceerd en werden taken losgekoppeld van de formatie en rechtspositie van het personeel. Er moest – zo was de redenering – ‘ruimte’ komen voor investeringen. Ter wille van een grotere kapitaalopbrengst werden lonen gematigd, vut-regelingen ontmanteld, de aow verdaagd en rechtsposities opgeruimd. De neoliberale PvdA-verkiezingsleuze ‘sterk en sociaal’ drukt dat heel precies uit: alleen door het kapitaal te accommoderen zou sociale zekerheid blijvend kunnen worden gefinancierd. Bauer wijst op het fnuikende gevolg van internationale arbeidsconcurrentie: omdat de arbeidskosten onderdeel uitmaken van de prijs, dreigt een soort globale concurrentie in slechtere arbeidsvoorwaarden. Dat haalt de gezondheid van werkende mensen wereldwijd onderuit.8 Taylor probeerde de arbeid zo te organiseren dat mensen elke controle over het arbeidsproces kwijt waren. Dat gold zowel voor het arbeidstempo als de sequentie van arbeidshandelingen. De lopende band belichaamde dat het meest duidelijk. Onder invloed van de targets die het internationaal financierkapitaal het bedrijfsleven oplegt signaleert Bauer een duidelijk streven naar re-taylorisatie van de arbeid, een hernieuwd streven invloed van werknemers op de arbeidsorganisatie uit te schakelen. Dat geldt niet alleen in de industrie, maar ook voor de door de overheid gedomineerde sectoren als verpleging en de zorgsector. Het belang van 5 werknemers en van de maatschappij om re-taylorisatie tegen te gaan is groot: ‘De gevolgen voor de gezondheid van werknemers zijn, zoals de cijfers laten zien, catastrofaal’.9 Flex tegengaan? Flexwerk is niet alleen een kwestie van een hoge arbeidsbelasting, een slechte rechtspositie en een laag loon, het ontbreekt de flexwerker ook aan betrokkenheid bij de arbeidsorganisatie. Nederland is koploper in Europa als het gaat om tijdelijke arbeidscontracten, oproepcontracten, flexcontracten, nulurencontracten, outsourcing van kantinepersoneel en schoonmakers, payrolling, kortom allerlei nieuwe vormen van ‘contracting’, en de opkomst van onvrijwillige zzp-ers. Er zijn nieuwe afhankelijkheden gecreëerd die mensen immuun hebben gemaakt voor politieke of andere collectieve acties.10 Het gaat tenslotte om ‘vrije arbeid’. Het mantra van de ‘eigen verantwoordelijkheid’ maakt dat mensen de schuld voor ellende bij zichzelf zoeken en dat het Malieveld leeg blijft.11 We lijken terug te zijn bij de lethargie uit de 19e eeuw. Ook de anti-depressiva doen hun werk, stompen gevoelens af en houden mensen kalm. Dat is een heel andere voorstelling van zaken als die waarbij uit internationaal vergelijkend onderzoek naar voren komt dat Nederlanders met de Denen en Finnen tot de gelukkigste mensen op aard behoren. Is het paternalistisch om te denken dat mensen niet tevreden zouden zijn met hun onzekere arbeidsbestaan? En leidde die onzekerheid niet tot creativiteit, tot het pakken van nieuwe kansen, tot dynamiek van mensen die in zichzelf investeren, hun sollicitatievaardigheden vergroten en vooral mobiel zijn? Het opstel Moderne bestaanszekerheid van Paul de Beer (S&D 2012) illustreert deze gedachtegang en is tevens een voorbeeld van het negeren van de machtsdimensie van arbeidsverhoudingen. Hij schrijft: ‘moderne burgers ontlenen hun bestaanszekerheid niet meer aan cao-afspraken of wetgeving, maar aan hun eigen inzet en capaciteiten. Sterker nog, die collectieve regelingen belemmeren in toenemende mate de vrije ontplooiing van het individu’.12 De goedopgeleide ICT-er – het voorbeeld van De Beer - legt de nadruk op de vrijheid en zelfstandigheid van de flexibele werker, gebaseerd op vertrouwen in eigen kracht en deskundigheid. De Beer meent dat de sociaaldemocratie zich moet bevrijden van het verwijt dat ze ‘met instrumenten uit de twintigste eeuw de problemen van de eenentwintigste eeuw te lijf gaat’. Flex vergt een tomeloze arbeidsinzet, levert minder inkomen op, gaat gepaard met een slechte rechtspositie, en leidt tot een passantenbestaan in een bedrijf. Het is navrant dat de Duitse 6 arbeidssocioloog uitgerekend dezelfde ICT-er opvoert om het tegendeel van het betoog van De Beer te demonstreren. Sinds 2004 is ook in Duitsland de mogelijkheid van tijdelijk werk ingevoerd, en sindsdien wordt er niemand meer vast aangenomen. Deze ICT-er werkt flexibel en geeft aan wat dat voor hem betekent. Hij schrijft: “Ich bekomme im Vergleich zu meinem Kollegen ein Drittel weniger Lohn, fünf Tage weniger Urlaub, keine Boni, halb so hohe Zuschläge, keine Essenszuschläge, keine Altersvorzorge, keine Betriebsrente, keine Lohnerhöhungen, keinen Parkplatz und darf nicht an firmeninterne Feiern […] teilnehmen – und das bei teilweise bessere Qualifikation. Von der psychischen Belastung will ich gar nicht sprechen, diese ist furchtbar, denn man fühlt sich als Mensch zweiter Klasse. Man hat ja auch alle Grund dazu. Wohin soll diese Entwicklung denn noch führen? Welche Ausweg sollte ich denn finden? Wat raten Sie mir? Ich bin mittlerweise sehr, sehr, ratlos‘.13 Bauer onderstreept dat flexwerkers in voortdurende angst en onzekerheid leven over de eigen arbeidsplek.14 Ook in Nederland – zo blijkt uit recente cijfers uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden - is de teleurstelling over de ‘verworvenheden’ van de flexibiliteit groot. De druk van de baanonzekerheid onder werkenden tussen de 26 en 35 jaar is zo groot dat het aantal gevallen van burn-out sterk is toegenomen. Van 10% over de periode 1991 tot en met 2004, 11% in 2007 naar 13% in 2012.15 En dat geldt meer voor hoog- dan voor laagopgeleiden. Ingroei in werk doet een beroep op mensen, kost extra energie, maar het lukt steeds minder om dat om te zetten in een vast contract. Vooral voor hoogopgeleiden is afhankelijkheid een harde confrontatie met de werkelijkheid die zij zich heel anders voorgesteld hadden. Ook voor laagopgeleiden is het moeilijk, zij beschikken in hun werk al over bijzonder weinig autonomie en ervaren hoe moeilijk het is werk te houden. Indammen van werkdruk Er is alle belang om re-taylorisatie van de arbeid tegen te gaan. Het vermeende korte termijn belang van bedrijven ondergraaft de rechtspositie van werknemers, legt druk op de arbeidsprestatie, negeert de inbreng van werknemers, ondermijnt de collegialiteit en daarmee de betrokkenheid bij het bedrijf. Deze ‘bedrijfsefficiëntie’ leidt tot afwenteling van gezondheidskosten op de maatschappij. Ondernemersorganisaties – zo maakt Bauer duidelijk - negeren deze effecten. En het is dus aan de sociaal-democratie en vooral aan de vakbeweging hier een duidelijke lijn te trekken. De Wet Werk en Zekerheid van minister Asscher doet hier een aantal stappen in de goede richting door de aanspraak op een vast 7 contract van drie naar twee jaar te verkorten, de ontslagbescherming bij payrolling beter te regelen en de 0-urencontracten aan banden te leggen en in de zorg te verbieden. Het is een eerste, voorzichtige poging na dertig jaar deregulering de koers te wenden. Ook in Duitsland ligt er een grote opgave, al is in de industriële traditie van dat land de ontvankelijkheid voor het belang van een duurzame band tussen werknemers en bedrijf groter dan in Nederland. Recentelijk kondigde het autobedrijf BMW ‘het recht op onbereikbaarheid’ van werknemers af. Ze hoeven ’s avonds hun telefoon en e-mails niet te beantwoorden. De autofabrikant wil voorkomen dat mensen niet aan de ontspanning van de vrije tijd toekomen. Herstellen van de werkdruk in de avonduren is belangrijk om te voorkomen dat de energie opraakt.16 Er was serieus op dit thema ingezet door de Duitse vakbeweging. Ook dat is een eerste begin. Bauer is helder over het belang van het nieuwe arbeidsvraagstuk voor de vakbeweging: ‘Hoe meer de vakbonden bereid zijn om de begrijpelijke angst voor bemoeienis met psychische vraagstukken achter zich te laten en de strijd voor de psychische gezondheid op de arbeidsplaats tot hun zaak maken, des te sterker moeten de in dit boek benoemde kwalitatieve aspecten van de arbeid onderdeel worden van de focus van de vakbond’.17 Bertus Mulder 1 Inleiding van Irene Houtman voor de werkgroep Arbeid van de WBS d.d. 3 september 2013, ‘Ontwikkelingen in Kwaliteit van de Arbeid in Nederland en Europa, sheet 8, op basis van onderzoek van Eurostat. 2 Seymour Melman, After Capitalism. From Managerialism to Workplace Democracy, New York, 2001, p. 13: ‘In exchange for al wage, workers acquiesce to the employers’s decisions on the organization of work, division of labor, work time, standards of work performance and compensation’. 3 Vgl. Bertus Mulder, Het hart van de sociaal-democratie. Over het belang van Arbeid en Zeggenschap, Den Haag, 2012, p. 173. 4 Joachim Bauer, Arbeit. Warum unser Glück von ihr abhängt und wie sie uns krank macht, München, 2013, p. 81. 5 Joachim Bauer, p. 33. 6 Joachim Bauer, p. 88. 7 Joachim Bauer, p. 96. 8 Joachim Bauer, p. 56. 9 Joachim Bauer, p. 193. 10 Voor ‘contracting’ zie Frans Becker en Menno Hurenkamp, De Gelukkige Onderneming. Arbeidsverhoudingen in de 21ste eeuw, Amsterdam, 2014, p. 8/9. 11 Jurre van den Berg, Later is al lang begonnen, in: Frans Becker en Menno Hurenkamp (red), De Gelukkige Onderneming, p. 105. 12 Paul de Beer, Moderne bestaanszekerheid, S&D 2011, p 102-109. 13 Klaus Dörre, Die neue Landnahme. Dynamik und Grenzen des Finanzmarktkapitalismus, in SoziologieKapitalismus – Kritik, Eine Debatte, Frankfurt am Main, 2009, p. 21. 1414 Joachim Bauer, p. 62. 15 Irene Houtman, Ontwikkelingen in Kwaliteit van de Arbeid in Nederland en Europa, sheet 12, onder verwijzing naar de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) 2010, 2011 en 2012. 8 16 17 Eppo Köning, Over mailen en bellen na werktijd is weinig geregeld, NRC 18 februari 2014. Joachim Bauer, p. 193. 9