“Een brug is meer dan een brug” Verkennende studie naar de westelijke stadsbrug Van Stadsontwikkeling, Gemeente Rotterdam Datum 3 oktober 2016 Inhoudsopgave 1 Inleiding 4 1.1 Introductie 4 1.2 Aanleiding 5 1.3 Leeswijzer 5 2 Context 7 2.1 Verstedelijking als gezamenlijke opgave van stad, regio en Rijk 7 2.2 De ruimtelijk-economische ontwikkeling 8 2.3 Veranderingen in het mobiliteitspatroon 8 2.4 Op de oeververbindingen komt alles samen 9 2.5 Bestaande en nieuwe oeververbindingen 9 3 Aanpak 12 3.1 Verschillende scenario’s voor economische groei 12 3.2 Drie effectenstudies: verkeer, leefbaarheid en economie 12 4 De betekenis voor Stad en Haven 16 4.1 Versterken van het binnenstedelijk interactiemilieu (City Lounge) 16 4.1.1 Opgave 16 4.1.2 Bypass HOV Noord-Zuid 18 4.1.3 Een autoluwere binnenstad 19 4.1.4 Leefbaarheid ’s Gravendijkwal 21 4.1.5 Omvang maatschappelijke en economische effecten 22 4.2 Versterken sociaaleconomische ontwikkeling van Zuid (NPRZ) 23 4.2.1 Opgave 23 4.2.2 Kansen voor mensen 24 4.2.3 Aantrekkelijk stedelijk wonen op Zuid 25 4.2.4 Verbinden economische brandpunten 26 4.2.5 Leefbaarheid Pleinweg-Strevelsweg en Dorpsweg-Groene Kruisweg 26 4.2.6 Omvang maatschappelijke en economische effecten 26 4.3 Vormgeven transitie Stadshavens (next economy) 27 4.3.1 Opgave 27 4.3.2 Multimodale bereikbaarheid Stadshavens 28 4.3.3 Nieuwe economische ontwikkelas 28 4.3.4 Omvang maatschappelijke en economische effecten 30 4.4 Synthese 30 Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 2 van 41 5 De betekenis voor Stad en Regio 31 5.1 Vergroten van de agglomeratiekracht door het ontsluiten en regionaal verbinden van 33 economische toplocaties 5.2 Condities scheppen voor verdere binnenstedelijke verdichting en het accommoderen van 34 de behoefte aan stedelijke woonmilieus 5.3 Het vergroten van kansen voor mensen binnen de regio door het verbeteren van de 34 bereikbaarheid van banen en maatschappelijke voorzieningen 5.4 Ontlasting van bestaande knelpunten in het regionale netwerk en opvangen van de regionale mobiliteitsgroei 35 6 De betekenis voor lokale gebiedsontwikkeling 37 6.1 Verbinden van historische kernen Charlois en Delfshaven 37 6.2 Transformatie van de rivieroevers Schiemond en Sluisjesdijk 38 6.3 Waalhaven-Oost en het fruit- en sappencluster M4H 38 7 Conclusies en aanbevelingen 39 7.1 Conclusies 39 7.2 Aanbevelingen 41 Bijlagen In deze verkennende studie verwijzen wij naar een viertal bijlagen met daarin rapportages van de volgende onderzoeken: 1. Maatschappelijke en Economische Effecten Studie, Ecorys (29 september 2016) 2. Verkeersonderzoek Westelijke Stadsbrug Rotterdam, Goudappel Coffeng (28 augustus 2016) 3. Samenvatting verkennend milieuonderzoek, Stadsontwikkeling Rotterdam (25 augustus 2016) 4. Groene baten westelijke stadsbrug Rotterdam, Willie Fikken i.s.m. Ecorys (september 2016) U kunt de rapportages van deze onderzoeken opvragen bij Frank van Wijngaarden via [email protected]. Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 3 van 41 1 Inleiding “Rotterdam groeit. Recente ontwikkelingen als de Markthal, het nieuwe Centraal Station en De Rotterdam hebben de stad nieuw elan gegeven en maken de stad in toenemende mate geliefd bij zowel bewoners als bezoekers. Zet de huidige groeiversnelling door, dan zal de stad rond 2030 een kleine 700.000 inwoners tellen. Vooral de binnenstad is booming. De verdichting die hier in de jaren tachtig is ingezet, zet versneld door.” Paula Verhoeven, directeur Stadsontwikkeling Rotterdam 1.1 Introductie De Zuidelijke Randstad is een belangrijke motor voor de economische ontwikkeling van Nederland (REOS). De economische kracht van een land of regio is direct gerelateerd aan plekken waar stromen van mensen, goederen en informatie samenkomen. Studies van PBL, WRR, RLI en OECD bewijzen dit. De uitdaging voor de Zuidelijke Randstad specifiek is het beter benutten van de agglomeratiekracht. Zodat we de aansluiting met de andere internationale topregio’s houden (OECD). Tot 2030 groeit de Zuidelijke Randstad flink. Er is een forse verstedelijkingsopgave met een duidelijke en gezamenlijke focus op de binnensteden. Tot 2030 is er behoefte aan circa 240.000 woningen in de Zuidelijke Randstad, waarvan meer dan de helft wordt gebouwd in het centraal stedelijk gebied van de metropoolregio. Er is ruimte om deze behoefte te accommoderen op goed bereikbare plekken langs de as Rotterdam-Delft-Den Haag. Op deze wijze versterken we de agglomeratiekracht van de Zuidelijke Randstad. De ontwikkeling van de economie concentreert zich ook grotendeels rondom deze as. De (bevolkings)groei die met deze verstedelijking gepaard gaat, leidt tot een forse mobiliteitstoename. Ov- en fietsgebruik laten een sterke groei zien. Het autogebruik stabiliseert, maar vraagt wel om nieuwe oplossingen in de binnensteden. De intensivering van het centraalstedelijk gebied vergt een schaalsprong van het ov en maakt het noodzakelijk om meer ruimte te bieden aan de groei van het langzaam verkeer. Tegelijkertijd zijn er oplossingen nodig om het autoverkeer te stimuleren minder vaak een route door de stad te kiezen. Dat vermindert geluidhinder, luchtverontreiniging en het gebruik van de openbare ruimte in het stedelijk gebied. De kwaliteit van de leefomgeving in de woongebieden en in het centrum zal hierdoor verbeteren, zelfs bij toename van het aantal inwoners. Het voorliggende rapport is een verkenning naar een nieuwe stadsbrug aan de westkant van Rotterdam. De reden voor deze verkenning is de mogelijke bijdrage die deze brug kan leveren aan de bovengenoemde gezamenlijke opgave van stad, haven, regio en Rijk. De verkenning brengt in beeld wat de effecten van een westelijke stadsbrug zijn op het verkeer, de leefbaarheid en de economie. En wat de betekenis ervan is voor stad en haven, regio en lokale gebiedsontwikkeling. Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 4 van 41 1.2 Aanleiding Op 17 november 2015 heeft het college het besluit genomen om te starten met een formele planstudie en verkenning naar een westelijke brug tussen Delfshaven en Charlois. De directe aanleiding voor het starten van deze studies was de door Rotterdam gesteunde kandidatuur voor de World Expo 2025. In mei 2016 zette het Rijk een streep door de World Expo. Zoals het besluit aangaf, is tegelijkertijd gestart met een verkenning en een planstudie voor de westelijke stadsbrug. De keuze om dit gelijktijdig te doen, werd ingegeven door de tijdsdruk die gepaard ging met de mogelijke kandidatuur voor de World Expo 2025. Om op 1 januari 2025 de brug gereed te hebben, zou na de zomer van 2016 gestart moeten worden met de architectenselectie. Een normaal proces waarbij eerst een verkenning wordt uitgevoerd en daarna pas een planstudie, was vanwege deze planning niet mogelijk. De mogelijke kandidatuur voor de World Expo is uiteindelijk een versneller geweest om te starten met een planstudie en verkenning naar een westelijke stadsbrug. Het Stedelijk Verkeersplan - dat in februari 2016 ter consultatie is vrijgegeven – zet dergelijke nieuwe oeververbindingen als stip op de horizon. Het beter benutten van bestaande oeververbindingen en het creëren van nieuwe oeververbindingen is nodig voor de verdere ontwikkeling van één stad op twee oevers. Een stad waarin de rivier niet langer een barrière vormt, maar een verbinding tussen Noord en Zuid. Een stad waarin mobiliteit ten dienste staat van een gezonde, economisch sterke en aantrekkelijke leefomgeving. Het is daarom niet zozeer de vraag óf er nieuwe oeververbindingen nodig zijn, maar veel meer: wanneer en in welke volgorde. Deze verkenning bevat een verdiepingsslag op stedelijk niveau en een verbreding naar regionaal en lokaal schaalniveau. Figuur 1.1 Locatie van de nieuwe westelijke stadsbrug 1.3 Leeswijzer Deze verkenning bestaat uit zeven hoofdstukken. Hoofdstuk 2 plaatst de urgentie van een nieuwe stedelijke oeververbinding in de context van verstedelijking, economische transitie en verandering van de mobiliteitsbehoefte. Hoofdstuk 3 geeft een nadere toelichting op de aanpak van deze verkenning, de relatie met de planstudie en de onderliggende effectenstudies. In hoofdstuk 4, 5 en 6 beschrijven we de betekenis van een westelijke stadsbrug voor stad en haven, regio en de lokale gebiedsontwikkeling. Hoofdstuk 4 beschrijft de kwantitatieve en kwalitatieve effecten van de brug op drie belangrijke stedelijke opgaven: het versterken van de City Lounge, het Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 5 van 41 versnellen van de sociaaleconomische ontwikkeling op Zuid en het vormgeven van de (economische) transitie in de havengebieden. Vanuit dit stedelijk schaalniveau wordt vervolgens uitgezoomd naar de kansen van de brug voor de regio (hoofdstuk 5) en voor de lokale gebiedsontwikkeling (hoofdstuk 6). Hoofdstuk 7 bevat een samenvatting van de belangrijkste conclusies en aanbevelingen uit deze verkenning. In het kader van de verkenning zijn verschillende deelstudies uitgevoerd naar de verkeerskundige effecten, de effecten op het gebied van lucht en geluid, en de maatschappelijk en economische effecten van een westelijke stadsbrug. Deze deelstudies vormen de belangrijkste bouwstenen voor deze rapportage en zijn opgenomen in de bijlagen. Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 6 van 41 2 Context Een goed functionerend mobiliteitsnetwerk is een randvoorwaarde voor een sterke regio en noodzakelijk om groei te accommoderen. Versterking van de bereikbaarheid van de metropoolregio is dan ook een van de thema’s in het regionaal investeringsprogramma REOS en in het lopende MIRT-onderzoek Bereikbaarheid Rotterdam Den Haag. Er is nu momentum om de concurrentiekracht en aantrekkelijkheid van de Rotterdamse regio in het speelveld van Europese regio’s structureel te verbeteren. Het is noodzakelijk om voldoende te blijven investeren in de duurzame bereikbaarheid en de aantrekkelijkheid van de regio. Er is sprake van een drievoudige urgentie: op het vlak van de economie, de demografie en de bereikbaarheid. Om de betekenis van een nieuwe westelijke stadsbrug te kunnen duiden is het cruciaal om deze in de juiste context te plaatsen. Die context wordt gevormd door de bredere verstedelijkingsopgave, de economische transitie (‘next economy’) en de veranderende mobiliteitsbehoefte waar de stad voor staat. Dit hoofdstuk beschrijft allereerst deze drie elementen (2.1 t/m 2.3) en vervolgens de implicaties daarvan voor de oeververbindingen in de stad (2.4 en 2.5). 2.1 Verstedelijking als gezamenlijke opgave van stad, regio en Rijk Nederlandse steden en stedelijke regio’s staan hoog op internationale ‘lijstjes’ als het gaat om economische kracht, leefbaarheid, creativiteit en talent. Kortom: onze uitgangspositie is goed. Tegelijkertijd wordt duidelijk dat ‘size matters’: stedelijke regio’s zijn in toenemende mate verantwoordelijk voor economische groei, voor nieuwe bronnen van ondernemerschap en innovatie, en voor de leefkwaliteit van een groeiende groep mensen. Daarbij komt dat op nationaal niveau de trek naar de steden langzamerhand zorgt voor een opeenstapeling van opgaven op het gebied van woningbouw, (ov-)bereikbaarheid, grondstofgebruik, leefbaarheid, zorg, welzijn, werk et cetera. Tegelijkertijd worden de steden geconfronteerd met substantieel minder middelen vanuit zowel de gemeente- als de rijkskas. Deze situatie maakt het belangrijk te kiezen voor schaalvergroting en groei in de steden en regio’s waar het verschil voor Nederland wordt gemaakt. Dat kan door gezamenlijk in te zetten op verbindingen tussen knooppunten van kennis en economie. Maar ook door voorzieningen te clusteren en door optimale randvoorwaarden te creëren, zoals digitale technologieën die de vestigingsvoorwaarden in de steden ‘state of the art’ maken. De combinatie van een wereldwijde biljoeneninvestering in verstedelijking en een economie in transitie, maakt dat steden elkaar wereldwijd zullen beconcurreren in het bedenken van ‘slimme oplossingen’. In tegenstelling tot vijftig jaar geleden worden steden niet langer gezien als bron van problemen, maar als levend laboratorium voor oplossingen. Vragen waar we oplossingen voor zoeken, zijn: Hoe behouden we onze ‘competitive advantage’? Hoe benutten we de kracht en het talent van de Nederlandse steden beter? Hoe profiteren we optimaal van onze groei? Hoe benutten we de agglomeratievoordelen, de organisatiekracht en het innovatieve vermogen van steden (individueel en gezamenlijk) beter? Hoe kunnen de Nederlandse steden mee blijven doen in de wereldtop op het gebied van groei, innovatie en leefbaarheid? En waar verdienen we in de toekomst ons geld mee? Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 7 van 41 Daarbij zijn drie elementen van belang: 1. Lerende en innovatieve steden: beter benutten van de (agglomeratie)kracht. 2. Compacte Groene en Gezonde steden: de leefbare stad als woon-, werk en leefplek en als exportproduct. 3. Inclusieve en veilige stad: welvaart voor iedereen. 2.2 De ruimtelijk-economische ontwikkeling Grenzen vervagen tussen wonen, werken en vrije tijd. Cross-overs tussen economische sectoren en economische clusters spotten met de klassieke sectorindeling. Internationaal opererende bedrijven staan naast lokale bedrijven en beïnvloeden elkaar, weerspiegeld in de term ‘glocal business’. Al deze ontwikkelingen leiden tot ruimtelijke ‘ontgrenzing’. Woongebieden worden werkgebieden en vice versa. De ‘next economy’ creëert een paradox: door digitalisering worden activiteiten meer ‘footloose’, maar is de ontmoeting tussen mensen op aangename plekken - de zogenoemde interactiemilieu’s - cruciaal aan het worden. 1 In het OESO-rapport van 1 februari 2016 zijn vier ontwikkelprincipes weergegeven, die aangeven op welke wijze de metropoolregio zichzelf kan versterken. Een van pijlers is het versterken van het systeem voor het dagelijkse vervoer. Vooral het versterken van het openbaarvervoersysteem in de Zuidelijke Randstad, als backbone van een multimodaal vervoersysteem, komt hierbij als opgave naar voren. Pieter Tordoir, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, heeft dit met verschillende onderzoeken onderbouwd. Zijn aanbeveling is om vooral naar het gehele systeem te kijken in plaats van naar ‘aparte lijnen’ in het ov-systeem. Aandacht voor het voor- en natransport (first/last mile) is daarbij belangrijk. Juist het versterken van het gehele ov-systeem draagt bij aan de economische bloei van de metropoolregio. Maurits Schaafsma, planoloog bij de Schiphol Group, concludeerde dat zowel in de Noordvleugel als de Zuidvleugel het ov-systeem meer op stadsgewestelijk schaalniveau moet opereren. Voor een optimale bereikbaarheid van deur tot deur moeten de verschillende ov-systemen meer integreren en meer samenhang krijgen met andere vervoersoplossingen. De organisatie moet daarop aansluiten, een nieuw ‘level of governance’. 2.3 Veranderingen in het mobiliteitspatroon De afgelopen jaren is de mobiliteitstransitie in de stad op stoom geraakt. Het gebruik van de auto in de binnenstad is al jarenlang gelijk en daalt de laatste periode zelfs licht. Tegelijkertijd groeit het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer sterk. De overgang naar meer duurzame vormen van mobiliteit (fiets, openbaar vervoer en schoon vervoer) zet door, maar in welke mate is nu nog moeilijk te voorspellen. Dit hangt onder meer sterk samen met omgevingsfactoren, zoals de economische ontwikkeling in een gebied, de verandering van de bevolkingssamenstelling, de prijsontwikkeling in de mobiliteit en technologische veranderingen. De transitie is het sterkst voel- en merkbaar in de binnenstad en binnen de stadswijken weer sterker dan in gebieden buiten de Ring. 1 Zie http://www.oecd.org/publications/oecd-territorial-reviews-the-metropolitan-region-of-rotterdam-the-haguenetherlands-9789264249387-en.htm Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 8 van 41 Op het gebied van mobiliteit kunnen we steeds inspelen op de energie en de ontwikkelingen van bewoners, partners en stakeholders in de stad en in de regio. De transitie ontstaat vanuit de gewenste ruimtelijke en economische ontwikkeling van stad en regio en we kunnen deze steeds opnieuw aan de tijdsgeest aanpassen. Die aanpassing aan de tijdsgeest kent een aantal vertrekpunten: • Er komen meer woningen binnen het stedelijk gebied; • Er is behoefte aan verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte; • We zitten in een transitie naar de ‘next economy’; • De gezondheid van de Rotterdammer staat voorop; • De transitie naar schone mobiliteit wordt gestimuleerd; • Technologie en informatie zorgen voor effectief, veilig en duurzaam reizen. 2.4 Op de oeververbindingen komt alles samen Het stedelijk en regionaal verkeers- en vervoersysteem van Rotterdam staat onder druk. Nu al zijn en worden knelpunten zichtbaar, bijvoorbeeld rond de metrolijn (en de D- en E-lijn in bijzonder), op de wegen in en rondom de binnenstad en op de Brienenoordcorridor. Het gevolg is een beperkte capaciteit, wat met het oog op de verdichtingsopgave een risico is. Tegelijkertijd staat de robuustheid van het netwerk onder druk. Als we niets doen, ontstaan er problemen in het metronetwerk, het fietsnetwerk en op de bestaande oeververbindingen. Vanaf 2025 gaan de kwaliteitsnormen in het metronetwerk knellen en vanaf 2030 is er sprake van een capaciteitstekort op lijn E, vanaf het assenkruis Beurs tot en met metrostation Wilhelminaplein. Dit zet naar verwachting een flinke rem op de woningbouwontwikkeling. Het (binnen)stedelijk interactiemilieu wordt steeds belangrijker. De toegenomen aantrekkingskracht van Rotterdam leidt tot meer bezoekers, meer bedrijven, meer investeerders en meer bewoners. Dat zorgt voor meer druk op het netwerk in het algemeen en op de bestaande oeververbindingen in het bijzonder. Zonder transformatie van de bestaande oeververbindingen en zonder toevoegingen van nieuwe oeververbindingen kunnen de stedelijke verdichting, de economische vernieuwing en gezonde leefomgeving onvoldoende worden gerealiseerd op de korte en lange termijn (20252040). 2.5 Bestaande en nieuwe oeververbindingen De Rotterdamse denkrichting voor de bestaande en nieuwe oeververbindingen is beschreven in het Stedelijk Verkeersplan. Een belangrijk uitgangspunt daarin is een autoluwere binnenstad. Daarnaast is het versterken van de hoofdstructuur van de stad tussen Noord en Zuid een belangrijk element. De bestaande oeververbindingen voldoen niet meer aan de gewenste ontwikkeling van de transitie van de mobiliteit: ze bieden te weinig ruimte (Erasmusbrug) en er ontbreken modaliteiten (Willemsbrug en Maastunnel). De stad ontwikkelt meerdere economische ontwikkelknopen, waarvoor snelle onderlinge verbindingen essentieel zijn. Aan de oostkant is dat de verbinding tussen Universiteit -- Sportcampus -- Hart van Zuid en aan de westkant is dat de verbinding tussen Merwe- Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 9 van 41 Vierhavens – Sluisjesdijk – Hart van Zuid. Nieuwe multimodale oeververbindingen zijn cruciaal om de gewenste economische en ruimtelijke ontwikkeling richting te geven en te versnellen. Figuur 2.1 Nieuwe multimodale oeververbindingen (bron: Stedelijk Verkeersplan) Kijken we naar de transformatieopgave aan de westkant van de stad, dan zou een nieuwe stadsbrug daar een centrale rol in kunnen spelen. Volgens het Stedelijk Verkeersplan biedt deze brug vijf kansen, die als volgt worden beschreven: 1. Een nieuwe verbinding via de Waalhaven Oostzijde tot aan het Groene Kruisplein biedt veel kansen voor de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Zuid. 2. Een nieuwe westelijke oeververbinding schept ruimte om de verkeersdruk op het Maastunneltracé te verlagen tot circa vijftig procent van het huidige niveau. Dit biedt mogelijkheden voor het versterken van de woonmilieus en het verbeteren van de verblijfskwaliteit. 3. Door een nieuwe oeververbinding aan de westkant van de stad ontstaat meer ruimte voor openbaar vervoer, fiets- en voetgangersvoorzieningen. Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 10 van 41 4. Het verlagen van de verkeersdruk op het Maastunneltracé biedt ruimte om het Erasmus Medisch Centrum beter aan te sluiten op het ruimtelijk netwerk van de binnenstad en de rivier. Ook ontstaan er nieuwe ontwikkelingslocaties rondom het Erasmus MC. 5. De Maastunnel kan op termijn een belangrijk onderdeel vormen van het verbindende ovhoofdnetwerk. Belangrijke bestemmingen als Erasmus MC, Hart van Zuid en de westelijke binnenstad kunnen hierdoor beter worden ontsloten. Figuur 2.2 Lucht in West en Zuid (bron: Stedelijk Verkeersplan) Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 11 van 41 3 Aanpak Deze verkenning maakt deel uit van het planproces voor een mogelijke westelijke stadsbrug in Rotterdam. In een traditioneel planproces wordt eerst een verkenning uitgevoerd voordat een besluit wordt genomen om te starten met een planstudie. De tijdsdruk van een mogelijke World Expo in 2025 maakte een traditioneel planproces onmogelijk. Wachten met het starten van een planstudie tot de resultaten van de verkenning bekend waren, zou automatisch betekenen dat de oplevering van een brug voor 1 januari 2025 niet haalbaar was. De verkenning en planstudie zijn daarom parallel uitgevoerd. Dit hoofdstuk beschrijft de aanpak van de verkenning. 3.1 Verschillende scenario’s voor economische groei In het kader van deze verkenning zijn verschillende effectenstudies uitgevoerd, die in paragraaf 3.3 worden beschreven. Deze studies maken gebruik van verschillende datasets over de groei van het aantal banen en woningen in Rotterdam. Hierbij is gebruikgemaakt van de scenariostudies Welvaart en Leefomgeving (WLO) van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Voor de uitgevoerde basisramingen is aangesloten bij een midden-scenario: een scenario met een gemiddelde economische groei. Dit komt voor Rotterdam neer op een scenario met een groei van 1,5 procent per jaar. Daarnaast is in de economische effectenstudie ook onderzocht hoe de effecten worden beïnvloed als wordt uitgegaan van een scenario met een hoge economische groei (2 procent) en een scenario met een lage economische groei (1 procent). Dit onderzoek is gedaan met behulp van een gevoeligheidsanalyse op hoofdlijnen. Een uitgebreide toelichting op deze datasets is terug te vinden in de onderliggende deelstudies. 3.2 Drie effectenstudies: verkeer, leefbaarheid en economie De effecten van een nieuwe, westelijke stadsbrug zijn onderzocht in drie studies: • een verkeersstudie, uitgevoerd door Goudappel Coffeng; • een verkennend milieuonderzoek (lucht en geluid), uitgevoerd door Stadsontwikkeling Rotterdam; • een studie naar de maatschappelijke en economische effecten, uitgevoerd door Ecorys. De uitkomsten van de verkeersstudie zijn gebruikt als input voor de milieustudie. De uitkomsten van zowel de verkeersstudie als de milieustudie zijn gebruikt als input voor de studie naar de economische effecten. Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 12 van 41 Figuur 3.1 Effectenstudies in relatie tot rapportage verkenning Verkeersstudie In de verkeersstudie zijn drie netwerkvarianten onderzocht. De effecten van deze drie varianten zijn afgezet tegen het referentiemodel met richtjaar 2030. Dit model beschrijft de situatie zoals die zou zijn conform het vastgestelde beleid, maar zonder een westelijke stadsbrug. De varianten zijn ook onderzocht voor een doorkijk (situatie 2035-2040). Het verschil tussen de drie onderzochte netwerkvarianten is dat ze alle drie uitgaan van een ander gebruik van de route Noorderhelling – Stadionpark – Zuidplein – Maastunnel – Centraal Station. • In de benuttingsvariant wordt op de route Noorderhelling-Stadionpark-ZuidpleinMaastunnel-Centraal Station 50 procent van de bestaande autocapaciteit ingeleverd om te benutten voor hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) tussen Noorderhelling en het Centraal Station. In deze variant wordt op de route ook een beperkte mate van vergroening toegepast. • Brugvariant A gaat ook uit van 50 procent reductie van de autocapaciteit op de genoemde route ten bate van hoogwaardig openbaar vervoer tussen Noorderhelling en Centraal Station. Daarnaast wordt in deze variant een nieuwe brug toegevoegd tussen Sluisjesdijk en Schiemond, geschikt voor auto’s, fietsers, voetgangers en bussen. Deze variant onderscheidt zich bovendien van de benuttingsvariant door het toevoegen van extra groen en door mitigerende geluidsmaatregelen (stiller asfalt en stillere spoorconstructies/HOV in het groen). • Ook brugvariant B gaat uit van 50 procent reductie van de autocapaciteit op de genoemde route. Maar in tegenstelling tot de andere varianten wordt deze capaciteitsreductie van het autoverkeer slechts deels benut voor hoogwaardig openbaar vervoer, namelijk van Noorderhelling tot aan het Maastunnelplein. De HOV-lijn loopt vanaf daar verder via een nieuwe brug naar Schiedam. Deze variant gaat net als brugvariant A gepaard met een substantiële investering in groen en met mitigerende geluidsmaatregelen. Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 13 van 41 Figuur 3.2 Drie netwerkvarianten Ø De verkeersstudie is opgenomen in bijlage 2. Verkennend milieuonderzoek Het verkennend milieuonderzoek brengt de verschillen in beeld tussen de effecten van de drie varianten. Deze varianten worden vergeleken met een referentiesituatie zonder nieuw HOV of nieuwe brug met als richtjaar 2030. Onderzocht is welke effecten de varianten hebben op het wegverkeer en daarmee op de geluidniveaus en stofconcentraties langs de wegen. Ook is onderzocht welke invloed deze effecten hebben op de gezondheid van de bewoners van het betreffende gebied. Om te kijken om hoeveel bewoners het gaat, is gekeken naar de maatgevende wegen (de wegen met significant meer of minder auto’s en/of openbaar vervoer). Bij die wegen is in de eerstelijnsbebouwing (dit is veelal de bebouwing binnen 35 meter van de weg) uitgezocht in welke panden woningen aanwezig zijn. Op basis daarvan is het aantal bewoners berekend, uitgaande van gemiddeld 2,3 bewoners per woning. Los daarvan zijn ook andere geluidsgevoelige of kwetsbare functies geïnventariseerd. Naast de lucht- en geluideffecten zijn ook de kansen voor vergroening van groot belang voor de effecten op de leefbaarheid. In een apart onderzoek zijn de baten van de investeringen in de groenstructuur benoemd en gemonetariseerd. De resultaten vormen input voor de maatschappelijke en economische effectenstudie. Ø Ø Het verkennend milieuonderzoek is opgenomen in bijlage 3 Het onderzoek naar de groene baten is opgenomen in bijlage 4 Maatschappelijke en economische effectenstudie (MEES) In de derde effectenstudie zijn de maatschappelijke en economische effecten van een westelijke stadsbrug onderzocht. Vaak wordt hiervoor een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) uitgevoerd. Bij een traditionele MKBA wordt vooral gekeken naar de reistijdwinst en de economische groei als gevolg van infrastructurele maatregelen. Vanwege de complexiteit en de aard van deze opgave is, mede op advies van Ecorys besloten af te wijken van deze systematiek. In plaats daarvan is de maatschappelijke en economische ‘schade’ inzichtelijk gemaakt die zou ontstaan in het geval van ‘niets doen’ (het referentiemodel). In deze zogenaamde maatschappelijke en economische effectenstudie (MEES) draait het om een nadere analyse van de effecten van de Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 14 van 41 komst van een westelijke stadsbrug en de locaties waar die neerslaan. Dit principe is weergeven in het onderstaande schema. Figuur 3.3 Principeschema maatschappelijke en economische effectenstudie Uit deze studie blijkt dat er, als we niet ingrijpen in het bestaande netwerk, op verschillende plekken in het vervoersnetwerk capaciteitsproblemen ontstaan. Dit vormt een rem op de beoogde verdichting en economische ontwikkeling. Ook de sociaal-economische ontwikkeling van de stad en de transitie van de havengebieden worden hiermee vertraagd. Niets doen betekent dus aanzienlijke sociaaleconomische schade. In deze studie is ook onderzocht wat de maatschappelijke en economische ‘schade’ zou zijn bij invoering van de drie netwerkvarianten. Op basis van een gevoeligheidsanalyse is gekeken naar de effecten bij een lagere (1 procent) of een hogere (2 procent) economische groei. Ø De maatschappelijke en economische effectenstudie is opgenomen in bijlage 1. De resultaten van de verschillende effectenstudies zijn gebruikt om de bijdrage van de verschillende netwerkvarianten aan de regionale en stedelijke doelstellingen te kunnen duiden. De betekenis van een westelijke stadsbrug voor de regio, voor stad en haven en voor de lokale gebiedsontwikkeling is beschreven in de volgende hoofdstukken. Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 15 van 41 4 De betekenis voor Stad en Haven Een goed functionerend mobiliteitsnetwerk is een randvoorwaarde voor een sterke stad en het accommoderen van de verwachte groei. Een westelijke stadsbrug draagt bij aan een structuurversterking aan de westkant van de stad. De brug is daarmee van betekenis voor drie prioritaire opgaven in Rotterdam: het versterken van het binnenstedelijk interactiemilieu, het versterken van de sociaaleconomische ontwikkeling van Zuid en het vormgeven van de economische en ruimtelijke transitie in de Stadshavens. In dit hoofdstuk wordt per gebiedsopgave – binnenstad, Zuid en Stadshavens – de potentiële betekenis van de onderzochte maatregelen beschreven. 4.1 Versterken van het binnenstedelijk interactiemilieu (City Lounge) 4.1.1 Opgave Met de Stadsvisie (2007) heeft Rotterdam een duidelijke keuze gemaakt voor het versterken van haar binnenstad. Ingrepen in de binnenstad versterken de Rotterdamse economie, verbeteren de concurrentiepositie van de stad en dragen bij aan een aantrekkelijke woonomgeving. Het belang van een aantrekkelijke binnenstad is het afgelopen decennium toegenomen. In de ‘next economy’ is het binnenstedelijk interactiemilieu een cruciaal brandpunt. Centrale opgaven voor de binnenstad zijn het verder verdichten met nieuwe woningen en het verbeteren van het verblijfsklimaat. Rotterdam becijfert haar woningbouwbehoefte tot 2040 op 51.000 woningen. Een groot deel van deze vraag heeft betrekking op centrumstedelijke en rustig 2 stedelijke woonmilieus. In de binnenstad en centrumring kunnen naar verwachting ruim 20.000 nieuwe woningen worden gerealiseerd (horizon 2040). Daarnaast is een intensivering van het aantal arbeidsplaatsen gaande. Kantoormeters worden intensiever benut en werknemers zijn mobieler. Het perspectief is dat de werkgelegenheid in de binnenstad groeit met zo’n 30.000 banen tot 2040. Realisatie van deze dubbele verdichtingsopgave vereist een goed bereikbare binnenstad. Het Binnenstadsplan (2008) benoemt de ‘magere verblijfskwaliteit’ als achilleshiel van de binnenstad. Vanuit het concept City Lounge wordt geïnvesteerd in een binnenstad die uitnodigt tot ontmoeten en netwerken. Daarbij wordt gezocht naar een nieuwe balans tussen auto, fietser en voetganger. Dit gebeurt ook in het licht van de eerder beschreven mobiliteitstransitie (paragraaf 2.3) naar meer fietsen ov-gebruik. De Witte de Withstraat, Meent en Westersingel laten zien dat deze aanpak werkt. Onderdeel van de opgave is ook het beter verbinden van de binnenstadskwartieren, het uitbreiden van de City Lounge in de stadswijken en het verbinden van de economische motoren Rotterdam Central District (RCD) en EMC, zodat één groot aaneengesloten binnenstedelijk interactiemilieu ontstaat. 2 Grofweg het gebied van de Schie tot en met Oostplein en van de Stadhouderslaan tot en met de Brielselaan Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 16 van 41 Als we niets doen De verdichting van de binnenstad gaat gepaard met een groei van het aantal voetgangers, fietsers en ov-gebruikers. Als we niets doen, ontstaat er een probleem in het metronetwerk. Vanaf 2025 gaan de kwaliteitsnormen voor het gebruik van de metro knellen en vanaf 2030 is er sprake van een capaciteitstekort op lijnen D en E, met name op het assenkruis Beurs tot en met metrostation Wilhelminaplein. Een niet functionerend ov-systeem (met bijbehorende negatieve gevolgen, zoals slechte bereikbaarheid, meer autoverkeer en meer druk op de openbare ruimte) zet een flinke rem op de woningbouwontwikkeling. De veronderstelling is dat er in dat geval in de binnenstad tot 2040 3 circa 7.000 minder woningen zullen worden ontwikkeld. Ook de capaciteit van de fietsinfrastructuur loopt tegen haar grenzen. Op de nu al drukke Erasmusbrug (11.000 fietsers) wordt bijvoorbeeld een groei van het aantal fietsers verwacht naar 17.500 in 2030. De City Lounge vraagt om een autoluwere binnenstad. In het Stedelijk Verkeersplan 2030 (2016) is hiervoor een aantal maatregelen voorgesteld, zoals de aanpak van de Coolsingel, een ander parkeerbeleid en het stimuleren van een modal shift. Met deze maatregelen daalt het aantal autokilometers in de binnenstad met 10 procent ten opzichte van het referentiemodel. Dat is een goed begin. Maar de ruimte voor de auto moet nog verder worden ingeperkt ten bate van een betere leefbaarheid (lucht en geluid), meer ruimte voor voetganger, fiets en ov, en meer groen. Naast een kwaliteitsslag op de Coolsingel is een andere invulling en betekenis van de Maastunnelcorridor van belang. In de Maastunnel rijden nu ruim 58.000 motorvoertuigen per etmaal, wat bij benadering een ‘halve Beneluxtunnel’ is (124.800 motorvoertuigen per etmaal). Ter vergelijking: de stedelijke oeververbindingen Erasmusbrug en Willemsbrug verwerken respectievelijk 33.000 en 20.000 motorvoertuigen. In de huidige situatie rijdt er nog relatief veel autoverkeer door de Maastunnel van buiten de Ruit naar een bestemming in de stad op de andere Maasoever. Voor dit verkeer is de Maastunnel nu de kortste en snelste route. Door een alternatief te bieden in route en modaliteit ontstaat er ruimte om de leefbaarheid op de ’s Gravendijkwal te verbeteren. Dat is nodig, omdat de concentraties NO2 hier nu nog boven de grenswaarden uit komen en de geluidbelasting 4 oploopt tot 70dB. 3 Gebaseerd op de veronderstelling dat het uitblijven van een kwaliteitsslag in het metronetwerk leidt tot een verlaging van 30% vanaf 2025 en van 60% vanaf 2030 van het geraamde aantal te realiseren woningen. 4 Dat zijn geluidswaarden die ruim boven de huidige voorkeursgrenswaarden liggen van 53 dB voor nieuwe woningen en ook boven de huidige, maximale ontheffingswaarde van 68 dB voor bestaande woningen. Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 17 van 41 Figuur 4.1 Oeververbindingen uit balans (intensiteit autoverkeer) 4.1.2 Bypass HOV Noord-Zuid De benuttingsvariant en brugvariant A bieden een effectieve oplossing voor het capaciteitsprobleem 5 op metrolijn D en E in de vorm van een extra HOV-verbinding Noord-Zuid. Deze HOV-lijn door de Maastunnel creëert een snelle en betrouwbare verbinding tussen enerzijds Hart van Zuid en anderzijds RCD en het regionale ov-netwerk. Het is daarmee een bypass voor reizigers die Rotterdam-Centrum en verder (de regio) willen bereiken. Uit onze studie blijkt dat de kwaliteitsindex voor metrolijnen D en E bij de referentie zonder ingrijpen stijgt naar 108. Deze kwaliteitsindex houdt rekening met de verhouding capaciteit/ intensiteit en discomfort. Stijgt de index tot boven de 100, dan verslechteren de betrouwbaarheid en het comfort. Met een nieuwe HOV-lijn door de Maastunnel daalt de kwaliteitsindex weer naar 91 (tabel 4.1). Een nieuwe HOV-lijn door de Maastunnel draagt daarmee substantieel bij aan het capaciteitsvraagstuk van lijnen D en E. Verder blijkt uit onze studie dat er circa 18.000 à 19.000 reizigers op deze nieuwe HOV-lijn worden verwacht. Ook brugvariant B bevat een nieuwe HOV-lijn, maar dan tussen Rotterdam-Zuid en Schiedam. Ook deze lijn draagt bij aan de capaciteitsverbetering op de huidige Noord-Zuidlijn, maar in mindere mate. Het kwaliteitsindexcijfer van metrolijnen D en E komt bij deze variant op 101. De nieuwe OV-lijn naar Schiedam biedt op de E-lijn voor minder reizigers een alternatief. Er worden circa 11.000 dagelijkse reizigers verwacht. Hoewel brugvariant B dus positief bijdraagt, blijft hiermee nog een opgave bestaan voor metrolijnen D en E. Dit neemt niet weg dat er mogelijk ook andere effectieve oplossingen zijn voor het metrovraagstuk die in het kader van deze Verkenning niet zijn onderzocht. 5 Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 18 van 41 Tabel 4.1 Kwaliteitsindex van metrolijn D en E ter hoogte van de Nieuwe Maas Kwaliteitsindex* (Leuvenhaven – Wilhelminaplein) Reizigersaantallen HOV stedelijke rivierkruisingen (per etmaal) Westelijke Stadsbrug Maastunnel Erasmus metrotunnel Huidig Referentie Brug A Brug B 108 Beter Benutten 91 97 91 101 x x x x 11.100 x 55.000 x 72.900 19.000 67.200 18.000 66.800 x 71.500 *Kwaliteitsindex: 100 = 90% van de normcapaciteit in de metro. Boven de 90% verslechtert betrouwbaarheid en comfort. De HOV-lijn door de Maastunnel draagt in grote mate bij aan een goed bereikbare binnenstad: een noodzakelijke voorwaarde voor de beoogde verdichting. Niet alleen de capaciteit van het ov, maar ook de robuustheid van het netwerk is daarbij belangrijk. Een nieuwe verbinding over de Nieuwe Maas maakt het stedelijk HOV-systeem minder kwetsbaar bij calamiteiten. Bijkomend effect van de HOV-lijn door de Maastunnel is de snelle verbinding die ontstaat tussen Hoboken/EMC en RCD, twee economische (groei)motoren van de binnenstad. Daarmee draagt de HOV-lijn bij aan de doelstelling van een betere aanhechting van RCD en EMC bij het binnenstedelijk interactiemilieu. Bovendien verbetert de lijn – indirect – de regionale bereikbaarheid van het EMC en daarmee de ontwikkelpotentie van dit cluster. 4.1.3 Een autoluwere binnenstad Alle onderzochte varianten gaan uit van een halvering van de autocapaciteit op het gehele Maastunneltracé. Dit leidt tot een verschuiving van het autoverkeer in zowel oostelijke als westelijke richting. De benuttingsvariant In de benuttingsvariant is sprake van een verdringing naar buiten met een toename van de verkeersintensiteit op de Ruit (4.000 auto’s naar de Brienenoordbrug en 6.000 naar de Beneluxtunnel). In de binnenstad, in oostelijke richting, worden de Erasmusbrug en Willemsbrug 6 drukker, inclusief de toeleidende wegvakken zoals de Coolsingel. In de benuttingsvariant leidt dit tot een situatie waarbij de druk op de Erasmusbrug en de naastgelegen verkeerspleinen, waaronder het Wilhelminaplein, groter wordt en ook de kans op hinder toeneemt. Hier ontstaat een spanningsveld met de toename van het aantal fietsers over de Erasmusbrug; op de toeleidende wegen en kruispunten zullen afwikkelingsproblemen ontstaan. De benuttingsvariant en de beide brugvarianten leiden tot een lichte toename van de verkeersintensiteit op de Coolsingel, maar deze verkeersintensiteit blijft ver onder het niveau van de huidige situatie (circa 16.000 versus 23.000 motorvoertuigen per etmaal). 6 Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 19 van 41 Daarnaast blijven er in de benuttingsvariant nog steeds circa 35.400 motorvoertuigen per dag door de Maastunnel rijden (tegenover 50.900 in de referentie): de capaciteit halveert, maar de verkeersintensiteit (aantal motorvoertuigen per etmaal) doet dat niet (de afname bedraagt 30 procent). De afwikkelcapaciteit van het autoverkeer, maar ook het ov en fietsverkeer op de naastgelegen verkeerspleinen komen daardoor onder druk te staan. Ook neemt de kans op verkeershinder elders in het netwerk toe. Als gevolg van de verschuivingen van het autoverkeer, zal in de benuttingsvariant per saldo sprake zijn van reistijdverlies voor het autoverkeer, met name in de binnenstad: het verkeer rijdt langzamer en/of moet omrijden. De Maatschappelijke en Economische Effectenstudie Westelijke Stadsbrug (Ecorys, september 2016) waardeert dit reistijdverlies in de benuttingsvariant op -33 miljoen euro. De benuttingsvariant leidt desondanks tot een afname van het aantal autokilometers in de binnenstad met 6 procent ten opzichte van de referentiesituatie. Brugvarianten De brugvarianten leveren een grotere bijdrage aan de doelstelling van een autoluwere binnenstad. Het aantal gereden autokilometers in de binnenstad neemt bij deze varianten substantieel af met 9 procent (ten opzichte van de referentiesituatie). Daarmee ontstaan er betere condities voor de doorontwikkeling van de City Lounge: meer ruimte voor voetganger, fietser en groen en een aangenamere woonomgeving. De brugvarianten voegen daar bovendien een nieuwe stadsbrug aan toe tussen Schiemond en Sluisjesdijk. Deze brug kan een deel van de (ongewenste) verschuivingen van het autoverkeer opvangen: de bestaande stadsbruggen worden niet zwaarder belast en de verkeersintensiteit op de Erasmusburg en Willemsbrug blijven bij benadering gelijk aan de referentiesituatie. Mét brug komt de gewenste halvering van het autoverkeer door de Maastunnel wel tot stand. Er rijden dan nog 29.500 motorvoertuigen door de tunnel. Het saldo van het reistijdverlies en de reistijdwinst voor het autoverkeer in de binnenstad wordt voor beide brugvarianten gewaardeerd op +7 miljoen euro (bron: Ecorys, 2016). De verwachte afname van autoverkeer in de binnenstad is hoofdzakelijk het gevolg van verschuivingen tussen oeververbindingen. Het verkeersmodel laat op het niveau van de stad geen sterke modal shift zien. In de benuttingsvariant wordt de grootste toename van rivierkruisend ovverkeer verwacht: +2 procent ten opzichte van de referentiesituatie. Kanttekening hierbij is dat de maatregelen uit het Stedelijk Verkeersplan al een grote modal shift teweegbrengen (referentie), die door verdere investeringen in het netwerk beter worden gefaciliteerd. Fietsverbindingen Wat betreft de fietsverbindingen bieden de brugvarianten goede mogelijkheden om het netwerk robuuster te maken. Op onder andere het Droogleever Fortuynplein, het Maastunnelplein en bij de aanlandingen van de Erasmusbrug ontstaat ruimte voor een kwaliteitsslag. Deze kruispunten zijn onderdelen van het hoofdroutenetwerk voor fietsers; door deze plekken te verbeteren neemt de robuustheid van het netwerk toe. In de benuttingsvariant blijft de verkeersdruk op een aantal van deze kruispunten hoog en is het perspectief minder gunstig. Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 20 van 41 Figuur 4.2 Nieuwe balans autoverkeer op rivierkruisingen 4.1.4 Leefbaarheid ’s Gravendijkwal De afwaardering van de Maastunnelcorridor leidt in alle varianten tot een halvering van het autoverkeer op de ’s Gravendijkwal op het wegvak Mathenesserlaan – Rochussenstraat. Het aantal motorvoertuigen per etmaal daalt van circa 35.000 naar circa 17.000. Deze halvering van het autoverkeer draagt wezenlijk bij aan het verbeteren van de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit op en rond de ’s Gravendijkwal. Op welke wijze de beoogde effecten – schonere lucht, minder geluid, meer groen en betere oversteekbaarheid – vervolgens het best kunnen worden bereikt, vraagt nadere studie. Op het wegvak Maastunnelmond tot het Drooglever Fortuynplein en de noordelijke helft van het wegvak Droogleever Fortuyn-plein – Rochussenstraat is sprake van een significante afname van de geluidbelasting met meer dan 5 dB. Daar staat tegenover dat er op grote delen van de ’s Gravendijkwal, grofweg tussen Rochussenstraat en West-Kruiskade en ter hoogte van het EMC, geen significante verandering in de geluidbelasting waarneembaar is. Op deze delen blijft de geluidbelasting rond de 67 tot 70 dB liggen. Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 21 van 41 Figuur 4.3 Effecten van brugvariant B en extra geluidsmaatregelen op de geluidbelasting Legend a brugvariant B met maatregelen t.o.v. referentie afname > 5.0 dB afname 1,5-5 dB geen effect toename 1,5 - 5 dB toename > 5 dB Deze beperkte verbetering van de geluidbelasting heeft te maken met de verplaatsing van het autoverkeer van de verdiept liggende hoofdrijbanen naar de parallelwegen op maaiveldniveau. Daarnaast vormt de HOV-lijn in de benuttingsvariant en in brugvariant A een nieuwe bron van geluid. Dat komt doordat deze lijn ingepast wordt in de hoofdrijbanen die voor een groot deel zijn gelegen in de tunnelbak. Tunnelmonden en open tunnelbakken kunnen geluidversterkend werken. Toepassing van stillere wegdektypen en stillere spoorconstructies leidt tot een beperkte verbetering van de situatie. Extra maatregelen kunnen alsnog tot significante geluidsreducties leiden. Daarbij valt te denken aan het verminderen van het autoverkeer op de parallelwegen, stillere auto’s, geluidsabsorberend materieel op de tunnelbakwanden of stiller HOV, zoals een elektrische bus. De halvering van het autoverkeer biedt hiervoor alvast een goede uitgangssituatie. 4.1.5 Omvang maatschappelijke en economische effecten In de Maatschappelijke en Economische Effectenstudie Westelijke Stadsbrug (Ecorys, september 2016) zijn de baten van de onderzochte varianten voor iedere gebiedsopgave gekwantificeerd (horizon 2040). Hieruit blijkt dat de maatschappelijke effecten voor de binnenstad (City Lounge) kunnen oplopen tot circa 450 miljoen euro en de economische effecten tot een verschil van 3.500 banen (ten opzichte van de referentie). Hierbij zijn onder meer ontwikkelwinsten, koopkracht, waardeontwikkeling vastgoed, OZB en leefbaarheidsaspecten (gezondheid, recreatie, sociale cohesie e.d.) in ogenschouw genomen, naast comfort- en reistijdeffecten voor fiets-, ov- en autogebruikers. Met betrekking tot de verdichtingsopgave veronderstelt de MEES een versnelling en kwaliteitsimpuls in de periode tot 2040 als gevolg van de onderzochte investeringen in de oeververbindingen. Anders gezegd: de ontwikkeling wonen/werken zal zonder maatregelen gedeeltelijk niet of met minder kwaliteit tot stand komen. Brugvariant A is het meest effectief (zie bovengenoemde getallen). Brugvariant B volgt op enige afstand met maatschappelijke baten van circa 340 miljoen euro en een economisch effect van circa 2.100 banen. De effecten van de benuttingsvariant zijn beduidend minder met circa 80 miljoen euro aan maatschappelijke baten en een kleine 900 arbeidsplaatsen. Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 22 van 41 Verbetering luchtkwaliteit en geluidbelasting Op stedelijk schaalniveau zijn de milieueffecten van de varianten per saldo positief (minder aan luchtverontreiniging blootgestelde bewoners en minder door geluid belaste bewoners), maar zijn de effecten zonder extra maatregelen beperkt. De stofconcentraties in de lucht komen ruim onder de huidige grenswaarden te liggen, maar dit is vooral het gevolg van de huidige, dalende trend en generieke maatregelen in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Het totaal aantal geluidgehinderden vermindert met niet meer dan 1% tot circa 26.000 geluidgehinderden en op veel punten blijft de geluidbelasting nog boven de huidige voorkeursgrenswaarde liggen. De verschillen tussen de varianten onderling zijn klein. Met aanvullende maatregelen zoals het toepassen van stiller asfalt en stillere spoorconstructies en HOV in het groen, ontstaat een betere situatie. De brugvarianten laten dan een daling zien van het aantal geluidgehinderden van rond de 11% (van 26.000 tot 23.000). Bovendien is er sprake van een significante, positieve geluidbelasting op 85 tot 95 procent van de toetspunten. Op lokaal niveau zijn er nog wel verschillen (positief en negatief) als gevolg van de herverdeling van het wegverkeer, maar globaal geldt voor alle varianten dat de milieusituatie en de gezondheidskwaliteit zowel in de binnenstad als op Rotterdam-Zuid en in Rotterdam-West verbetert, mits er overal extra geluidmaatregelen worden getroffen. Alleen op delen van de ’s Gravendijkwal, Westzeedijk-Vierhavensstraat, Waalhaven Oostzijde en Strevelsweg blijft de geluidbelasting en daarmee de gezondheidskwaliteit min of meer hetzelfde. e Uit: Milieueffectenstudie 3 westelijke stadsbrug 4.2 Versterken sociaaleconomische ontwikkeling van Zuid (NPRZ) 4.2.1 Opgave Rotterdam-Zuid kent een omvangrijke stapeling van sociaaleconomische problemen die voor Nederlandse begrippen ongekend is. Met behulp van het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid (NPRZ) moet Zuid de komende decennia haar achterstanden wegwerken: op indicatoren als werkloosheid, CITO-scores en WOZ-waarden moet Zuid zich in 2030 kunnen meten met het Rotterdamse gemiddelde en in 2040 op gelijk niveau zijn met het G4-gemiddelde. Het NPRZ heeft drie pijlers: talentontwikkeling, economie & arbeid en fysieke kwaliteitsverbetering. Daar horen de volgende doelstellingen bij: Alle jongeren kwalificeren zich op een zo hoog mogelijk niveau (minimaal startkwalificatie) en stromen door naar bestaande en nieuwe banen. Iedereen op Zuid is aan het werk en bouwt aan zijn toekomst. Iedereen wil op Zuid (blijven) wonen. Op Rotterdam-Zuid wil je terugkomen. De westelijke stadsbrug kan een bijdrage leveren aan drie concrete opgaven voor Zuid: het verbeteren van de woningmarkt, het vergroten van de bereikbaarheid van banen en onderwijs, en het versterken van het vestigingsklimaat voor bedrijven. Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 23 van 41 Het verbeteren van de woonkwaliteit is essentieel voor de sociaaleconomische ontwikkeling van Zuid. Selectieve migratie – het wegtrekken van midden en hoger opgeleiden - moet worden tegengegaan door het woningaanbod te verbeteren. De opgave in de stadswijken is het grootst: hier bevinden zich 20.000 woningen van de in totaal 35.000 woningen die op Zuid verbeterd of vervangen moeten worden. In de stadswijken wordt ingezet op het creëren van meer diversiteit in de woningvoorraad en de bevolkingssamenstelling door te verdunnen, woningen toe te voegen voor sociale stijgers en middeninkomens en door de instroom aan de onderkant te reguleren. In Rotterdam is de komende decennia vooral behoefte aan centrumstedelijke, rustig stedelijke en groenstedelijke woonmilieus. Rotterdam-Zuid kan voor een deel in deze vraag voorzien. In Charlois liggen vooral kansen voor rustig stedelijke woonmilieus aan de noordrand van het Zuiderpark, aan de Maasoever (Dokhaven – Maashaven Zuidzijde) en in de kern Oud Charlois. Het arbeidspotentieel van Rotterdam-Zuid kan en moet beter worden benut. De bereikbaarheid van onderwijs en banen zijn daarin bepalende factoren. Op Rotterdam-Zuid is sprake van ‘vervoersarmoede’, zeker wanneer de vergelijking wordt gemaakt met Noord. De bereikbaarheid van onderwijs, maatschappelijke voorzieningen en banen draagt bij aan de woonkwaliteit en het vasthouden van sociale stijgers. De verbetering van het vestigingsklimaat voor bedrijven kan ook worden bereikt met de verbetering van de woonkwaliteit en de aanpak van de vervoersarmoede: deze verbeteringen dragen bij aan de beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel op Zuid. Daarbij verbetert met de bereikbaarheid ook de nabijheid van het arbeidspotentieel op Noord. Een ander aspect van een beter vestigingsklimaat is het versterken van economische brandpunten en sterke sectoren op Zuid door middel van sterkere verbindingen. Als we niets doen De voornaamste urgentie voor Rotterdam-Zuid ligt in het verbeteren van de ov-bereikbaarheid tussen Noord en Zuid. Zonder ingrijpen loopt de enige Noord-Zuid-metrolijn vol: in 2025 ontstaan er kwaliteitsproblemen en in 2030 is er sprake van een capaciteitstekort. Daarnaast is Charlois nu niet ontsloten met hoogwaardig openbaar vervoer. En een Oost-West-HOV-tangent die de economische brandpunten met elkaar verbindt, ontbreekt. Wat betreft het autonetwerk heeft Zuid met name belang bij een ontlasting van de corridor Maastunnel-Pleinweg-Strevelsweg en de corridor Maastunnel-Dorpsweg-Groene Kruisweg. Dit zijn drukke vierstrookswegen met een hoge geluidbelasting, die een barrière vormen tussen de verschillende buurten. 4.2.2 Kansen voor mensen De onderzochte varianten leiden allemaal tot een verbetering van ‘kansen voor mensen’ als het gaat om de bereikbaarheid van onderwijs en banen. De HOV-lijn door de Maastunnel (in de benuttingsvariant en brugvariant A) sorteert daarbij naar verwachting het grootste effect. In de eerste plaats omdat deze nieuwe HOV-lijn het meest bijdraagt aan het terugdringen van het capaciteitsprobleem op de bestaande oeverkruisende HOV-lijn (metro E). Ten tweede omdat bewoners van Charlois hiermee worden verbonden met het stedelijk HOV-netwerk. Met de HOV-lijn Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 24 van 41 door de Maastunnel komen de banen, (zorg)voorzieningen en onderwijsinstellingen in de binnenstad voor de bewoners van Charlois aanzienlijk dichterbij. De HOV-lijn over de westelijke stadsbrug, van Stadionpark naar Schiedam, brengt 69.000 extra banen binnen het bereik van 45 reisminuten. Het gaat om 31.000 banen in Noordwest-Rotterdam en Schiedam, en 38.000 banen rondom de stations van Delft en Den Haag. Ook onderwijsinstellingen op deze as komen door de HOV-lijn voor bewoners van Zuid dichterbij. Deze HOV-lijn draagt daarentegen in mindere mate bij aan het oplossen van het capaciteitsprobleem op de bestaande metrolijn. De westelijke stadsbrug zelf brengt ook meer banen binnen bereik: de bedrijventerreinen Spaanse Polder en Noordwest en werklocaties van Schiedam komen met de nieuwe stadsbrug binnen een bereik van 20 autominuten. 4.2.3 Aantrekkelijk stedelijk wonen op Zuid De HOV-lijn door de Maastunnel geeft naar verwachting een sterke positieve impuls aan de ontwikkeling van aantrekkelijke stedelijke woonmilieus op Zuid en in het bijzonder in Charlois. De nieuwe HOV-lijn creëert een snelle verbinding met het Centraal Station en brengt de grootstedelijke voorzieningen en banen in de binnenstad dichtbij. Ook verbetert de lijn de bereikbaarheid van de banen en voorzieningen in het Hart van Zuid en het Stadionpark. Deze factoren kunnen doorslaggevend zijn in de woonkeuze van veel sociale stijgers. En door het vasthouden van sociale stijgers is er vervolgens een beter perspectief op het aantrekken van nieuwe doelgroepen op Zuid. Ook de HOV-lijn naar Schiedam draagt bij aan de aantrekkelijkheid van Zuid als woonmilieu, omdat banen en (onderwijs)voorzieningen op de (kennis)as Rotterdam - Delft - Den Haag beter binnen bereik komen. Daarbij is een directe verbinding met het toekomstige Rotterdamse Innovation District (RID) in Merwe-Vierhavens heel interessant. Desondanks is de verwachting dat de nabijheid van de Rotterdamse binnenstad voor veel sociale stijgers en nieuwe doelgroepen zwaarder zal wegen in hun woonlocatiekeuze. De westelijke stadsbrug zelf draagt bij aan de leefbaarheid op de corridors Pleinweg-Strevelsweg en Dorpsweg-Groene Kruisweg (zie onder) en creëert een betere uitgangssituatie voor investeringen in ruimtelijke kwaliteit. De uitstraling van deze verkeersaders is sterk bepalend voor het aanzien van de wijk en de beeldvorming over Charlois/Zuid. Het verbeteren van de autobereikbaarheid van(uit) Zuid, en Charlois in het bijzonder, is geen primaire opgave in relatie tot het creëren van aantrekkelijke woonmilieus. Als Rotterdam erin slaagt om het RID tot hét innovatieve maakdistrict van de Zuidelijke Randstad te ontwikkelen, geeft een directe fiets- en autoverbinding met werkgelegenheidsconcentraties in de Stadshavens (RID), Schiedam en Spaanse Polder zeker een impuls aan de aantrekkingskracht van Charlois als woonlocatie voor middelbaar- en hogeropgeleiden. Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 25 van 41 4.2.4 Verbinden economische brandpunten De beide onderzochte HOV-lijnen verbinden de sterke economische locaties op Zuid met elkaar: Stadionpark, Hart van Zuid en Stadshavens (Waalhaven Oost). De HOV-lijn naar Schiedam legt daarbij ook een verbinding met het RID. Hiermee ontstaat een oriëntatie op een nieuwe stadsring met economische brandpunten, waarbij het Noord-versus-Zuid-denken geen rol meer speelt. Zeker wanneer met een oostelijke stadsbrug ook de verbinding met de EUR-campus wordt gemaakt. 4.2.5 Leefbaarheid Pleinweg-Strevelsweg en Dorpsweg-Groene Kruisweg De onderzochte varianten gaan allemaal uit van een forse ingreep op de as Maastunnel - Pleinweg Zuidplein - Strevelsweg: hier krijgt de auto circa de helft minder ruimte ten bate van voornamelijk openbaar vervoer en groen. In de brugvarianten leidt dit tot een daling van de verkeersintensiteit op de Pleinweg van 30 procent ten opzichte van de referentie. Hiermee ontstaat een betere uitgangssituatie voor investeringen in ruimtelijke kwaliteit en het verbeteren van de oversteekbaarheid. Hier wordt overigens wel een spanningsveld geconstateerd. Een nieuwe ov-as is alleen succesvol als het ov hier snel en frequent rijdt (metrokwaliteit). Daar hoort een ruimtelijke inpassing bij die tegenstrijdig kan zijn met ruimtelijke wensen als vergroening en het verbinden van naastgelegen buurten voor voetgangers en fietsers. Dit vraagstuk verdient nader onderzoek. Wat betreft de geluidsbelasting is er een sterke verbetering waarneembaar (een afname van meer dan 5 dB) langs het wegvak Maastunnel-Doklaan en Pleinweg tot de Wolphaertsbocht. Op het resterende deel van de Pleinweg tot het Zuidplein is ook sprake van een significante verbetering (een afname van 1,5 tot 5 dB). Deze resultaten zijn gebaseerd op het toepassen van extra geluidsmaatregelen zoals stillere wegdektypen en stillere spoorconstructies. Op termijn is het downgraden van de Dorpsweg-Groene Kruisweg met name bij de brugvarianten interessant. De leefkwaliteit op de Dorpsweg-Groene Kruisweg kan sterk verbeteren. Met aanvullende geluidsmaatregelen is een afname van de geluidbelasting van 1,5 tot 5 dB haalbaar. 4.2.6 Omvang maatschappelijke en economische effecten Ook de MEES (Ecorys, september 2016) toont aan dat de ontwikkeling van Zuid beter gestalte kan krijgen met de ontwikkeling van de westelijke stadsbrug; de maatschappelijke effecten bedragen naar verwachting tussen de 210 en ruim 280 miljoen euro. Brugvariant A levert daarbij de meeste voordelen op. De omvang van de maatschappelijke effecten is in de benuttingsvariant, met 85 miljoen euro, aanzienlijk kleiner. Dit komt doordat de benuttingsvariant uitgaat van beperktere investeringen in leefbaarheid (groen). Het economische effect van de varianten wordt gewaardeerd op circa 1.100 tot 1.700 extra banen in de brugvarianten A/B en circa 500 extra banen in de benuttingsvariant. Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 26 van 41 4.3 Vormgeven transitie Stadshavens (next economy) 4.3.1 Opgave In de Stadshavens komt een aantal grote opgaven samen. De transitie en groei van de Rotterdamse economie én de stedelijke woningbouwopgave moeten hier voor een groot deel tot stand komen. Rotterdam maakt zich op voor een transitie naar een meer circulaire en digitale economie. Innovatie en ‘ontgrenzing’ zijn daarbij sleutelwoorden. Een belangrijke opgave binnen de Stadshavens is de ontwikkeling van de Merwe-Vierhavens (en RDM) tot Rotterdam Innovation District. Dit moet hét innovatieve maakdistrict van de Zuidelijke Randstad worden. De uitgangspositie is sterk: Rotterdam heeft de grootste en slimste haven van Europa, is een springplank voor talent en heeft de ruimte om een fysiek brandpunt van innovatie, experiment en productie te ontwikkelen. De verbinding tussen haven en stad is daarbij cruciaal. De ontwikkeling van het RID is niet sector-gedreven, maar maakgedreven. De woningbouwopgave in de Stadshavens omvat zo’n 9.000 woningen. Een groot deel hiervan moet landen in de Merwe-Vierhavens, circa 4.800 woningen. Het Merwe-Vierhavensgebied is een van de plekken in de stad waar nog een omvangrijk nieuw stedelijk woonmilieu kan worden gerealiseerd, dat inspeelt op de behoeften van vandaag en morgen. In Waalhaven-Oost liggen daarnaast kansen voor de verdere transformatie naar een cluster van havengerelateerde kennis en dienstverlening. Waalhaven Oostzijde kan zich ontwikkelen tot een stedelijke etalage van de haven. Daarnaast zullen de Waal- en Eemhaven (en het Sappencluster in de Vierhavens) ook van betekenis blijven als locatie voor een vitale traditionele haveneconomie. De Waal- en Eemhaven zetten in op de positie van grootste short sea hub van Europa. Voor al deze opgaven geldt in het algemeen dat een goede multimodale bereikbaarheid van levensbelang is. Verbindingen tussen werkgelegenheid en arbeidspotentieel en tussen economische locaties onderling bepalen voor een groot deel het succes van de Stadshavens als economisch vestigingsmilieu. Connectiviteit is een absolute randvoorwaarde voor groei binnen de ‘next economy’. Voor de omvangrijke woonopgave in de Stadshavens is de aanhechting bij de bestaande stad via fiets- en voetgangersverbindingen van belang. Als we niets doen Voor de opgave Stadshavens is de urgentie van een investering in oeververbindingen minder tastbaar dan voor de andere gebiedsopgaven. Er zijn op de korte en middellange termijn bijvoorbeeld geen capaciteitsproblemen in het auto- of HOV-netwerk te verwachten, zoals dat in de binnenstad en Zuid wel het geval is. Dat neemt niet weg dat de onderzochte maatregelen hier een groot belang dienen. Het Rotterdam Innovation District is de plek waar de nieuwe economie van stad en haven in de praktijk moet worden gebracht. Een goede verbinding met de haveneconomie én goede aansluiting op het ‘innovatie-ecosysteem’ van de MRDH c.q. de Kennisas Zuidelijke Randstad zijn cruciaal. Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 27 van 41 4.3.2 Multimodale bereikbaarheid Stadshavens Brugvariant B draagt het meest bij aan de multimodale bereikbaarheid van het Rotterdam Innovation District en het maritieme dienstencluster in de Waalhaven. Deze variant realiseert een nieuwe auto-, HOV- en langzaamverkeerverbinding. De HOV-verbinding met Schiedam creëert bovendien een snelle ov-verbinding met het regionale netwerk. Berekend is dat de nieuwe HOV-verbinding circa 11.000 reizigers trekt. Om het aantal reizigers te laten groeien is een verdergaande programmatische verdichting nodig bij de haltes langs de gehele tangent. Eén enkele ov-halte op Sluisjesdijk zorgt niet direct voor een veranderd mobiliteitsprofiel van Stadshavens (Waalhaven Oostzijde). Beide brugvarianten hebben voor zowel de noord- als zuidzijde positieve effecten als het gaat om de betrouwbaarheid van het autonetwerk. Bij stremming op het stedelijke- of rijkswegennet is er een extra oeververbinding beschikbaar. Uit de analyses blijkt ook dat de oeververbindingen voor verkeer van/naar de Stadshavens een alternatief vormt voor zowel de Beneluxtunnel als de Maastunnel. De benuttingsvariant daarentegen, leidt tot een kwetsbaarder autonetwerk en draagt in die zin niet bij aan de transformatie van de Stadshavens. Die kwetsbaarheid ontstaat doordat er meer autoverkeer vanuit de Maastunnel naar de Beneluxtunnel en de bijbehorende aansluitingen met de stad wordt gestuurd. Een HOV-verbinding door de Maastunnel, onderdeel van de benuttingsvariant en brugvariant A, heeft geen directe relatie met de bereikbaarheid van de Stadshavens. In indirecte zin is die er wel: deze ingreep heeft een groot positief effect op het bestaande metronetwerk dat de stad met de regio verbindt. Het uitblijven van een dergelijke ingreep zorgt voor een verslechtering van de bereikbaarheid van de hele stad, inclusief Stadshavens. Ontwikkeling van het Rotterdam Innovation District en het maritieme dienstencluster kan met andere woorden worden geremd door een overbelasting van het stedelijk HOV-netwerk. Beide brugvarianten verbeteren de aanhechting van de Stadshavens met de stad doordat er in het hart van Stadshavens een langzaamverkeerverbinding tussen Noord en Zuid tot stand komt. Daar staat tegenover dat het autoverkeer op de Vierhavensstraat en Waalhaven Oostzijde toeneemt, en daarmee ook de geluidsbelasting. Aandacht voor de vormgeving en inpassing van deze wegen is belangrijk, want dit bepaalt of de barrièrewerking tussen naastgelegen gebieden verslechtert of juist verbetert. 4.3.3 Nieuwe economische ontwikkelas De brugvarianten versterken het ontwikkelperspectief van de Stadshavens. De brug verbindt twee sterke economische gebieden met veel ontwikkelpotentie: het innovatieve maakdistrict in de MerweVierhavens en het maritieme dienstencluster in de Waalhaven-Oost. Daarmee raken de haveneconomie en de stedelijke economie sterker met elkaar verbonden. Die noodzaak is er vanuit beide perspectieven: de haveneconomie kan niet zonder de innovatiekracht van de stad en voor de stedelijke economie is de nabijheid van de haven een van de belangrijkste assets. In de transitie naar een meer circulaire en digitale economie hebben ze elkaar nodig. De brug biedt daarnaast kansen voor het (regionaal) positioneren van een nieuwe, sterke economische ontwikkelas. Het gaat daarbij om de verbinding Waalhaven-Oost, RID, Spaanse Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 28 van 41 Polder, Noordwest, Airport RTH, Delft-Zuid en Den Haag. Hiermee ontstaat in feite een westflank van de Kennisas Zuidelijke Randstad, waarbij nadrukkelijk de verbinding tussen haven en stad tot stand komt. De Kennisas Zuidelijke Randstad is overwegend Noord-Zuid georiënteerd, terwijl de haveneconomie West-Oost is georiënteerd. Die twee ontmoeten elkaar in de westflank, waarbij de brug een belangrijke schakelpositie inneemt. Onderdeel en kracht van deze westflank zijn de goede verbindingen tussen banen en werknemers. Het arbeidspotentieel van Rotterdam-Zuid kan van betekenis zijn voor de nieuwe maakindustrie in de Merwe-Vierhavens, en vice versa. Bewoners van het gemengde Merwe-Vierhavens werken op hun beurt weer in de Waalhaven. Daarnaast draagt de brug bij aan het perspectief van Charlois als aantrekkelijke stadswijk voor middelbaar- en hogeropgeleiden die werkzaam zijn in het RID, Schiedam, Delft of Den Haag. Ook geeft de brug - zeker in combinatie met het doortrekken van de Parklane op Zuid - een directe impuls aan de ontwikkeling van Waalhaven-Oost tot maritiem dienstencluster c.q. etalage van de haven. Van de brugvarianten biedt variant B, met een ov-verbinding tussen Zuid en Schiedam, het beste perspectief voor de ontwikkelas. NB: een nieuwe westelijke stadsbrug heeft gevolgen voor de cruiseterminal en voor de wacht- en ligplaatsen van de scheepvaart aan onder andere de Lloydkade. Deze aspecten vragen uiteraard nader onderzoek. Figuur 4.4 Nieuwe economische ontwikkel-as Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 29 van 41 4.3.4 Omvang maatschappelijke en economische effecten De MEES (Ecorys, september 2016) onderschrijft dat de economische en ruimtelijke transitie in de Stadshavens sneller en kwalitatief beter tot stand komt wanneer een westelijke stadsbrug wordt gerealiseerd. De maatschappelijke effecten (of schade, in geval van ‘niets doen’) bedragen tussen de 140 miljoen euro (brugvariant A) en 170 miljoen euro (brugvariant B). De benuttingsvariant leidt per saldo tot negatieve maatschappelijke effecten, omdat de autobereikbaarheid van de 7 Stadshavens hiermee verslechtert. 4.4 Synthese De onderzochte brugvarianten dragen substantieel bij aan de structuurversterking aan de westkant van de stad en daarmee aan drie belangrijke opgaven voor Rotterdam: het versterken van het binnenstedelijk interactiemilieu, het versterken van de sociaaleconomische ontwikkeling van Zuid en het vormgeven van de transitie van Stadshavens. Voor de opgaven in de binnenstad en op Zuid biedt brugvariant A (een HOV-verbinding door de Maastunnel in combinatie met een westelijke stadsbrug) per saldo het beste perspectief. Voor de opgave Stadshavens biedt brugvariant B op de lange termijn het beste perspectief, en kan met brugvariant A (flexibel indeelbare brug) al eerder in de tijd een toekomstbestendige oplossing worden gecreëerd. De benuttingsvariant (een HOV-lijn door de Maastunnel, maar geen nieuwe stadsbrug) leidt op zichzelf niet tot het gewenste verkeersbeeld. Zonder aanvullende maatregelen ontstaat er in deze variant te veel druk op de Maastunnel. Tabel 4.2 Maatschappelijke effecten per gebiedsopgave (verschil met referentie, x miljoen euro) Benuttingsvariant Brugvariant A Brugvariant B City Lounge € 79 € 454 € 337 Zuid € 85 € 282 € 210 Stadshavens € -57 € 143 € 169 Bron: MEES, Ecorys 2016 Tabel 4.3 Economische effecten per gebied (gecreëerde banen in peiljaar 2040) Benuttingsvariant Brugvariant A Brugvariant B City Lounge 860 3.450 2.110 Zuid 515 1.730 1.140 Stadshavens 0 0 0 Bron: MEES, Ecorys 2016 Economische effecten in de vorm van extra banen (per saldo in zichtjaar 2040) zijn hier niet aan de orde, omdat er weliswaar sprake is van een versnelde ontwikkeling maar er per saldo tussen nu en 2040 niet meer programma’s worden gerealiseerd, zo veronderstelt Ecorys in haar analyse. 7 Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 30 van 41 5 De betekenis voor Stad en Regio De Zuidelijke Randstad is een van de drie prioritaire stedelijke regio’s voor de economische ontwikkeling van Nederland (REOS). De regio Rotterdam - Den Haag vormt het economisch hart van deze regio. In Rotterdam komen de haven- en stedelijke economie samen en de stad is daarmee een belangrijke motor voor de nationale economie. Zowel de bevolking als de economie van Rotterdam groeit. Het gaat dus goed met de stad, maar er is nog veel te doen. De agglomeratiekracht moet beter worden benut om te voorkomen dat we de aansluiting met de andere internationale topregio’s verliezen (OESO). Daarbij moet worden ingespeeld op de ‘next economy’ en de eisen die daaraan verbonden zijn voor het vestigings- en innovatieklimaat (Roadmap Next Economy). Rotterdam is in transitie en staat voor de uitdaging om de vernieuwing van de economie, het vergroten van de sociale veerkracht, de demografische groei en de duurzaamheidsopgaven in samenhang vorm te geven. De transitieopgaven hebben grote gevolgen voor het stedelijke mobiliteitssysteem en het Daily Urban System. Het aantal verplaatsingen neemt toe en er vindt een verschuiving plaats in de modal split. Het ov- en fietsgebruik groeien sterk; het autogebruik in de stad blijft ongeveer gelijk en verplaatst zich meer naar de randen van de stad. In de regio is de woningbouwopgave tot 2040 groot: er moeten circa 240.000 woningen bij komen (WBR 2016) en een groot deel hiervan moet gerealiseerd worden in Rotterdam. Zonder aanvullende maatregelen ontstaat er een stedelijk infarct met impact op regionale en nationale schaal. Figuur 5.1: Woningbouwopgave tot 2040 concentreert zich in de steden Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 31 van 41 Een goed functionerend mobiliteitsnetwerk is een randvoorwaarde voor een sterke regio en noodzakelijk om groei te accommoderen. Gezien de omvang van de opgaven zijn grote ingrepen met een structurerende werking noodzakelijk. Dit is nodig om de capaciteit en robuustheid van het netwerk te versterken, om de gewenste woonmilieus en mobiliteitsbehoeften van het groeiende aantal inwoners te faciliteren en om condities te scheppen voor economische en sociale ontwikkeling. Bij dat laatste gaat het bijvoorbeeld om de bereikbaarheid van banen, de ontsluiting van kwetsbare gebieden en impulsen voor gebiedsontwikkeling. Hiervoor zijn forse overheidsinvesteringen nodig. Het verbeteren van de bestaande rivierkruisingen en het realiseren van nieuwe, multimodale oeververbindingen is een van de belangrijkste ingrepen ter versterking van het netwerk. Het is een prioriteit die zowel regionaal als nationaal al langer op de agenda staat. In eerdere onderzoeken is uitgebreid gestudeerd op de knelpunten en ontbrekende schakels. Onder andere in het MIRTonderzoek Rotterdam Vooruit zijn de Brienenoordcorridor en de metro, waaronder de Erasmuscorridor, als knelpunt aangewezen. Op grond van al deze onderzoeken hebben gemeente, regio én Rijk geconcludeerd dat er in Rotterdam een kwaliteitssprong nodig is. Figuur 5.2: knelpunten met groeiende impact In dit hoofdstuk wordt kwalitatief beschouwd hoe de onderzochte netwerkvarianten voor de westkant van de stad aan deze kwaliteitssprong kunnen bijdragen. Achtereenvolgens wordt ingegaan op: het vergroten van de agglomeratiekracht van Rotterdam, door het ontsluiten en regionaal verbinden van economische toplocaties; het scheppen van condities voor verdere binnenstedelijke verdichting en het accommoderen van de behoefte aan stedelijke woonmilieus; Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 32 van 41 - 5.1 het vergroten van kansen voor mensen binnen de regio, door het verbeteren van de bereikbaarheid van banen en maatschappelijke voorzieningen; de ontlasting van bestaande knelpunten in het regionale netwerk en het opvangen van de regionale mobiliteitsgroei. Vergroten van de agglomeratiekracht door het ontsluiten en regionaal verbinden van economische toplocaties De Rotterdamse binnenstad en dan met name het RCD is een van de belangrijkste regionale economische toplocaties. Daarom is de ov-bereikbaarheid van de regio essentieel. Het metronetwerk (Randstadrail) vervult hier, naast de spoorwegen, een grote rol in. Maar om de ov-bereikbaarheid naar het RCD op peil te houden is een kwaliteitsslag in de metrocapaciteit op de oeververbindingen essentieel. De onderzochte netwerkvarianten dragen alle drie bij aan deze opgave. De benuttingsvariant en brugvariant A leveren de grootste bijdrage aan het bestaande metronetwerk. Brugvariant B draagt ook bij aan de ov-opgave, maar in minder mate. Deze variant bedient een andere doelgroep, namelijk reizigers tussen Rotterdam-Zuid en Schiedam, Delft en verder. Omdat brugvariant B Rotterdam-Zuid direct met de ov-knoop Scheidam verbindt, wordt de druk op Rotterdam Centraal ontlast. Het regionale ov-netwerk wordt hiermee robuuster. Stadshavens is een regionale economische toplocatie in ontwikkeling en wordt net als het RCD onderdeel van de kennisas tussen Den Haag en Rotterdam. Voor deze gebiedsontwikkeling is een multimodale ontsluiting van Stadshavens naar zowel de regio als de stedelijke gebieden een belangrijke voorwaarde. Figuur 5.3: kennis-as als economisch kerngebied Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 33 van 41 De benuttingsvariant levert geen directe bijdrage aan de ontwikkeling van Stadshavens en brengt als er geen aanvullende maatregelen worden genomen – risico’s met zich mee voor het autoverkeer. De kans bestaat dat het autoverkeer wordt verdrongen naar het rijkswegennet, waardoor het hoofdwegennet nog zwaarder wordt belast en de aansluitingen kwetsbaarder worden. De brugvarianten dragen daarentegen wel bij aan de ontwikkeling van Stadshavens. Deze zorgen ervoor dat vooral het regionale autoverkeer, dat nu door de (over)belaste Maastunnel rijdt, een alternatief krijgt. Deze herverdeling van de autostromen leidt tot een betrouwbaardere bereikbaarheid van Stadhavens als economische ontwikkellocatie. 5.2 Condities scheppen voor verdere binnenstedelijke verdichting en het accommoderen van de behoefte aan stedelijke woonmilieus De verstedelijkingsopgave van Rotterdam vindt voornamelijk plaats in de binnenstad. Dit is nadrukkelijk ook een regionale opgave. Van het aandeel woningen binnen de categorieën centrumstedelijk en rustig stedelijk wonen, moet een aanzienlijk deel in de Rotterdamse binnenstad en de naastgelegen stadswijken worden gerealiseerd. Deze verdichting is ook van belang om verdere aantasting van het leefklimaat in de randgemeenten en de landschappelijk waardevolle buitengebieden te voorkomen. Uiteraard moeten de randvoorwaarden op het gebied van bereikbaarheid en leefbaarheid hiervoor op orde zijn. Een groot deel van de toekomstige regionale woningopgave (tot circa 2040) kan ook in Stadshavens en in Schiedam landen. De brugvarianten scheppen het fundament waarop deze ontwikkel- en transformatielocaties tot stand kunnen komen. Voor wonen in deze gebieden is een goede verbinding met de regionale en nationale netwerken van belang. Dit geldt zowel voor de auto, als ov en fiets. De brugvarianten voorzien hierin. Ook de aanhechting met de bestaande stad is voor de ontwikkeling van deze nieuwe woonbuurten van groot belang. Ook hieraan dragen de brugvarianten bij. De benuttingsvariant is ten aanzien van deze opgave tweeledig. Enerzijds verbetert de leefkwaliteit rondom bijvoorbeeld de ’s Gravendijkwal en Hoboken, waardoor het centrumstedelijk wonen hier van de binnenstad naar het westen kan uitbreiden. Anderzijds nemen de reistijden voor het autoverkeer door de binnenstad toe en wordt het autonetwerk in relatie tot het rijkswegennet kwetsbaarder. Dit kan een rem zijn op de woningopgave van o.a. woonmilieus aan de westkant van de stad (waaronder Stadshavens). 5.3 Het vergroten van kansen voor mensen binnen de regio door het verbeteren van de bereikbaarheid van banen en maatschappelijke voorzieningen Meedoen aan de maatschappij is van grote invloed op het welzijn en daarmee ook op de gezondheid van mensen. Daarvoor is het nodig dat banen bereikbaar zijn, net als sociale voorzieningen, zoals onderwijs, culturele instellingen, ziekenhuizen en recreatiegebieden. Dit vraagstuk geldt vooral voor de mensen in Zuid: het vergroten van kansen op werk en ontplooiing is juist voor hen cruciaal. De benuttingsvariant en brugvariant A gaan uit van een HOV-uitbreiding van Zuid naar het Centraal Station. Hierdoor zijn functies in Noord (met name in de binnenstad) beter bereikbaar vanuit Zuid. Maar ook de reistijden tussen Zuid en bestemmingen aan de Randstadrail verbeteren. Daarmee verbetert de agglomeratiekracht van Zuid binnen de regio en wordt het aantrekkelijker om te investeren in werkgelegenheid en woningen in Zuid. Mensen in Zuid krijgen daardoor meer kansen. Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 34 van 41 Figuur 5.4: Bereik in 45 minuten reistijd met het openbaar vervoer vanuit Charlois Brugvariant B vergroot duidelijk het ov- en fietsbereik van mensen vanuit Zuid richting de noordwestkant van de regio. Vanuit Zuid komen er 68.000 extra banen binnen bereik in 45 minuten reistijd met het ov. Daarnaast worden ook regionale onderwijs- en kennisinstellingen die gelegen zijn op de kennisas Rotterdam-Delft-Den Haag-Leiden beter aangesloten op de woon- en werkgebieden in Rotterdam. 5.4 Ontlasting van bestaande knelpunten in het regionale netwerk en opvangen van de regionale mobiliteitsgroei Uitbreiding van het aantal oeververbindingen in Rotterdam is noodzakelijk. Dit is geen nieuwe opgave, maar al benoemd in de MIRT-verkenning Rotterdam Vooruit en uitgewerkt in MIRTverkenningen Kwaliteitssprong OV op Zuid en Herontwerp Brienenoord-Algeracorridor. Van belang is dat de betrouwbaarheid van de verschillende netwerken verbetert. Dit geldt voor het autonetwerk, maar ook voor het ov. De afwijkingen in de reistijden op de belangrijkste vervoersverbindingen in de regio moeten kleiner worden. Ook moet de binnenstedelijke groei van wonen, werken en recreëren de druk op het regionale auto- en ov-netwerk niet onevenredig vergroten. Voor de belangrijkste regionale verplaatsingen is keuzevrijheid in alternatieve routes en alternatieve vervoerswijzen steeds belangrijker. Dit vraagt om een robuust mobiliteitssysteem. De benuttingsvariant vergroot de betrouwbaarheid van reizen met het ov op de verbindingen van Zuid naar de binnenstad en het Centraal Station. Deze variant zorgt echter ook voor een verschuiving van het autoverkeer naar andere stedelijke routes en naar de Beneluxtunnel (ongeveer 4.000 motorvoertuigen extra per etmaal) en de Brienenoordbrug (ongeveer 6.000 motorvoertuigen extra per etmaal). Vooral op de vervoersverbindingen naar de Rotterdamse binnenstad neemt de betrouwbaarheid van het reizen met de auto af, omdat het netwerk gevoeliger wordt voor incidenten. De beide brugvarianten verbeteren de betrouwbaarheid van de reistijden van zowel de auto als het ov en de fiets. De extra druk op de Brienenoordbrug is in deze varianten relatief beperkt (ongeveer 2.000 motorvoertuigen extra per etmaal) en op de Beneluxcorridor is zelfs sprake van een kleine afname van 1.000 motorvoertuigen per etmaal. De nieuwe brug trekt zowel verkeer aan met relaties binnen de Ruit als regionaal verkeer met een bestemming aan de ‘directe’ andere kant van de Maas. Er zal geen doorgaand autoverkeer gebruikmaken van de westelijke brug. Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 35 van 41 Reizigers tussen Noord en Zuid krijgen met de westelijke brug een nieuwe alternatieve route en een extra, alternatieve vervoerwijze. De robuustheid van de netwerken en daarmee de bereikbaarheid van stad en regio verbetert. Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 36 van 41 6 De betekenis voor lokale gebiedsontwikkeling Een brug is meer dan een verbinding tussen twee oevers. Voorbeelden uit binnen- en buitenland laten zien dat een brug een aanjager kan zijn voor stedelijke en economische ontwikkeling. Hoe zou de Kop van Zuid eruitzien zonder Erasmusbrug? Hoe zou Katendrecht eruitzien zonder Rijnhavenbrug? Achteraf redeneren is makkelijk, maar op voorhand is het effect moeilijk te voorspellen. Bruggen in steden zijn interessant voor de gebiedsontwikkeling op beide oevers. Zo kan een binnenstad bijvoorbeeld uitbreiden aan de andere kant van de rivier, terwijl de bestaande binnenstad extra floreert omdat de bereikbaarheid verbetert. Waar de Sint Servaasbrug in Maastricht al in de vroege middeleeuwen bepalend was voor het succes van de stad, is de Erasmusbrug een sprekend voorbeeld voor Rotterdam. Toch was er in de vorige hoofdstukken weinig aandacht voor het effect van een westelijke brug op de gebiedsontwikkeling van de oevers. Dit komt met name doordat deze westelijke brug niet is gericht op de binnenstad. De brug heeft echter wel betekenis voor de ontwikkeling van de directe omgeving. Daarbij gaat het op Noord om een deel van Delfshaven en om het fruit- en sappencluster in MerweVierhavens, en op Zuid om Charlois, Sluisjesdijk en Waalhaven-Oost. Dit hoofdstuk gaat nader in op de invloed van de brug op de ontwikkeling van deze gebieden. 6.1 Verbinden van historische kernen Charlois en Delfshaven De historische kernen van Charlois en Delfshaven vormen twee gesloten gebieden. Ze liggen verstopt achter een dijk. Door de barrièrewerking van de Westzeedijk en de Dorpsweg wordt de afstand tot de rivier vergroot. Historisch Delfshaven ligt in de bestaande situatie geïsoleerd van de rivier. Een nieuwe oeververbinding biedt kansen om de verschillende ‘eilanden’ beter met elkaar te verbinden. Voorwaarde is dat de hoofdontsluiting nauwkeurig wordt ingepast. Daarnaast zijn goede, fijnmazige verbindingen nodig voor langzaam verkeer tussen historisch Delfshaven en Schiemond/Lloydkwartier. Ook aan de kant van Charlois zijn goede, fijnmazige verbindingen met de hoofdontsluiting cruciaal voor de aanhechting van de historische kern aan het stedelijk weefsel. Daarbij gaat het om nieuwe fiets- en voetgangersverbindingen tussen Oud-Charlois en Waalhaven Oostzijde. De aanwezigheid van een spoorlijn en dijklichaam vormt hiervoor een complicerende factor. Uit de gesprekken met de gebiedscommissie Delfshaven en de reactie op het Stedelijk Verkeersplan van de gebiedscommissie Charlois blijkt, dat er op lokaal niveau veel draagvlak is voor een nieuwe oeververbinding tussen Charlois en Delfhaven. Wel geven beide commissies aan dat een nauwkeurige inpassing vereist is om knelpunten als gevolg van een nieuwe verbinding te voorkomen. Tegelijkertijd kunnen door deze nieuwe verbinding bestaande knelpunten in Delfshaven – zoals de ’s Gravendijkwal – grondig worden aangepakt en de historische kernen worden verbonden met de rivier. Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 37 van 41 6.2 Transformatie van de rivieroevers Schiemond en Sluisjesdijk Zoals eerder gezegd kan een brug een aanjager zijn van stedelijke en economische ontwikkeling. In het geval van een nieuwe westelijke stadsbrug geldt dat zeker voor de directe omgeving van de noordelijke aanlanding. De brug schept hier mogelijkheden voor transformatie naar hoogwaardige woningbouw en bedrijvigheid. Uit een verkenning blijkt dat ontwikkelingsmogelijkheden bestaan in Schiehaven-Noord. De brug kan deze ontwikkelingen versterken en versnellen. De ontwikkelkansen voor de Sluisjesdijk zijn momenteel nog niet onderzocht. De huidige ontwikkelingen zijn voornamelijk gericht op het behouden van de havenactiviteiten. Een nieuwe brug verhoogt de connectiviteit van het gebied, wat kansen schept voor hoogwaardige bedrijvigheid in de toekomst. Hoe deze transitie eruit ziet, is onbekend en vraagt om een gezamenlijk toekomstperspectief van stad en haven. Met de verdere ontwikkeling van de rivieroevers kan het waterfront worden doorgetrokken naar het westen. Daardoor ontstaan nieuwe oost-westverbindingen tussen de nieuwe brug en de bestaande oeververbindingen. Dit biedt veel kansen voor de verdere vergroening van de aanpalende gebieden en voor het verhogen van de aantrekkelijkheid en de levendigheid van de rivieroevers. Een mogelijk nieuwe verbinding tussen Charloise Hoofd en Katendrecht - over de Maashaven - brengt bovendien de Wilhelminapier binnen handbereik. 6.3 Waalhaven-Oost en het fruit- en sappencluster M4H Een nieuwe westelijke stadsbrug verhoogt de bereikbaarheid van het gebied rondom WaalhavenOost en het fruit- en sappencluster in Merwe-Vierhavens. De brug biedt een nieuwe verbinding vanuit deze gebieden richting de A15 (Groene Kruisweg), de A4 (Vijfsluizen) en de A20 (Tjalklaan). Hiermee wordt de kwetsbaarheid van het netwerk verlaagd en de betrouwbaarheid (robuustheid) verhoogd. Als gevolg van de brug zal echter ook de verkeersintensiteit toenemen in met name de Waalhaven Oostzijde en de Vierhavenstraat. Gezien de beschikbare capaciteit zorgt dit niet voor nieuwe knelpunten in het netwerk. Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 38 van 41 7 Conclusies en aanbevelingen 7.1 Conclusies De opgaven waar Rotterdam voor staat - Rotterdam is in transitie en staat voor de uitdaging om de vernieuwing van de economie, het vergroten van de sociale veerkracht, de demografische groei en de duurzaamheidsopgaven in samenhang vorm te geven. - In dit kader heeft Rotterdam drie prioritaire gebiedsopgaven vastgesteld: het versterken van het binnenstedelijk interactiemilieu, het versterken van de sociaaleconomische ontwikkeling van Zuid en het vormgeven van de economische en ruimtelijke transitie van de Stadshavens. - Deze stedelijke gebiedsopgaven dienen nadrukkelijk ook een regionaal en nationaal belang: ze versterken de agglomeratiekracht van de Zuidelijke Randstad door het verbinden van economische toplocaties, het realiseren van de binnenstedelijke verdichtingsopgave en het benutten van het regionale arbeidspotentieel. De gevolgen daarvan voor de mobiliteit - De transitieopgaven hebben grote gevolgen voor het stedelijke mobiliteitssysteem. Zonder aanvullende maatregelen ontstaat er een stedelijk infarct met impact op regionale en nationale schaal. Gezien de omvang van de opgaven zijn grote ingrepen noodzakelijk met een structurerende werking. - Het verbeteren van de bestaande rivierkruisingen en het realiseren van nieuwe multimodale oeververbindingen behoren tot de belangrijkste ingrepen ter versterking van het netwerk. - Deze ingrepen kunnen op verschillende manieren vormkrijgen. In deze verkenning zijn drie varianten onderzocht: de benuttingsvariant, brugvariant A en brugvariant B. Al deze varianten dragen substantieel bij aan de structuurversterking aan de westkant van de stad en daarmee aan de drie genoemde gebiedsopgaven. Benuttingsvariant: een nieuwe HOV-verbinding door de Maastunnel - De benuttingsvariant voorziet in een HOV-verbinding door de Maastunnel. Deze verbinding biedt een effectieve oplossing voor het naderende capaciteitsprobleem op de metrolijnen D en E (assenkruis Beurs tot en met Wilhelminaplein). Aanpak van dit probleem is een noodzakelijke randvoorwaarde voor het realiseren van de verdichtingsopgave in de binnenstad. - De aanleg van een HOV-lijn op het Maastunneltracé leidt tot een gedeeltelijke verschuiving van het autoverkeer in zowel oostelijke als westelijke richting: naar de Ruit en naar de Erasmusbrug en Willemsbrug, inclusief toeleidende wegvakken. Zonder aanvullende maatregelen leidt dit niet tot het gewenste verkeersbeeld. Er blijft nog relatief veel autoverkeer door de Maastunnel rijden en op het Erasmusbrugtracé worden overbelaste situaties verwacht, zeker in combinatie met de toename van het aantal fietsers. Hierdoor wordt relatief veel autoverkeer geconfronteerd met reistijdverlies. - De benuttingsvariant is om die reden geen interessante optie. Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 39 van 41 Brugvariant A: HOV-verbinding door de Maastunnel en nieuwe westelijke stadsbrug - Brugvariant A combineert de HOV-verbinding door de Maastunnel met een nieuwe westelijke stadsbrug. Deze brug vangt de (ongewenste) verschuivingen van het autoverkeer die de HOV-lijn met zich meebrengt voor een groot deel op. Dat maakt deze variant heel interessant. - Deze variant leidt tot de gewenste halvering van het autoverkeer door de Maastunnel. De bestaande stadsbruggen worden niet zwaarder belast. Er ontstaat een robuuster netwerk voor ov, auto en fiets. En in vergelijking met de benuttingsvariant draagt deze variant beduidend sterker bij aan een autoluwere binnenstad. - Kern van brugvariant A is de bouw van een nieuwe westelijke stadsbrug. Deze brug draagt bij aan de fiets- en autobereikbaarheid van banen voor de bewoners op Zuid (in het Rotterdam Innovation District (RID), Spaanse Polder, Noordwest en Schiedam). De brug verbindt twee sterke economische gebieden met veel ontwikkelpotentie (RID en WaalhavenOost) binnen een bredere, sterke economische west-as. Bovendien creëert de brug kansen voor de koppeling van investeringen in geluidmitigatie en vergroening. De stad profiteert daar substantieel van, in de vorm van een betere gezondheid van Rotterdammers, een betere ruimtelijke kwaliteit van locaties en daarmee een betere woonkwaliteit en economisch vestigingsklimaat. Brugvariant B: HOV-verbinding tot Maastunnelplein en nieuwe westelijke stadsbrug - Ook brugvariant B voorziet in een nieuwe westelijke stadsbrug in combinatie met een nieuwe HOV-lijn. Deze lijn is echter korter dan die in de andere varianten: van Noorderhelling tot het Maastunnelplein. Daardoor doet deze variant minder voor het naderende capaciteitsprobleem op metrolijnen D en E. Deze variant is echter wel waardevol voor de bereikbaarheid van banen en onderwijsinstellingen op de as Schiedam-Delft-Den Haag voor bewoners van Rotterdam Zuid. Daarnaast creëert de genoemde HOV-lijn een sterke OostWesttangent tussen de economische brandpunten op Zuid, waar ook het RID (in MerweVierhavens) op is aangehaakt. Vergelijking tussen brugvariant A en B - Beide brugvarianten zijn interessante opties. Het verschil in waardering tussen variant A en B is afhankelijk van het gekozen perspectief: de binnenstad, Zuid of de Stadshavens. - Voor de ontwikkeling van de binnenstad (versterken City Lounge) schept brugvariant A per saldo de beste randvoorwaarden. De maatschappelijke en economische effecten kunnen hier oplopen tot 450 miljoen euro. - Ook voor de kwaliteitssprong op Zuid creëert brugvariant A het beste perspectief. De maatschappelijke en economische effecten kunnen oplopen tot 280 miljoen euro. Het belangrijkste verschil met brugvariant B is dat de bestaande HOV-verbinding Noord-Zuid in variant A goed blijft functioneren en er een groter effect wordt verwacht op de aantrekkelijkheid van Zuid (en in het bijzonder Charlois) als woonlocatie. En hierdoor ook aantrekkelijk wordt voor nieuwe doelgroepen. - De ruimtelijke en economische transitie van de Stadshavens is ten slotte het meest gebaat bij realisatie van brugvariant B. De maatschappelijke en economische effecten van deze maatregelen hebben naar verwachting een omvang van circa 170 miljoen euro. Met een westelijke stadsbrug én een HOV-lijn naar Schiedam is sprake van een multimodale bereikbaarheid van de Stadshavens als onderdeel van een sterke economische west-as. Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 40 van 41 7.2 Aanbevelingen - - - De urgentie van het capaciteitsvraagstuk in het ov-netwerk tussen beide oevers, dat eerder al in de MIRT-studie Rotterdam Vooruit is genoemd, wordt in deze verkenning herbevestigd. Een HOV-verbinding tussen Zuidplein en Centraal Station via de Maastunnel levert op de korte termijn een substantiële bijdrage aan dit ov-vraagstuk. Betrek deze ovnetwerkversterking en gerelateerde ov-investeringen en maatregelen daarom in de vervolgstudies naar regionale en stedelijke ov-plannen die in MRDH-verband worden uitgevoerd. De westelijke stadsbrug heeft een belangrijke invloed op de ontwikkeling van het kenniscluster bij de haven en in brede zin de havenlogistiek. Daarom heeft het Havenbedrijf de wens om samen met de stad een traject op te starten dat de strategische keuzes (wonen, cruise, ligplaatsen, haven, et cetera) van het gebied onderzoekt, zodat ook daarmee tijdig rekening kan worden gehouden bij de beslissing over een westelijke stadsbrug. Het toekomstperspectief voor de Sluisjesdijk is onduidelijk. De potentie van dit gebied voor stedelijke doeleinden is groot, zeker bij de komst van een westelijke brug. Stel daarom samen met het Havenbedrijf een gebiedsvisie op voor de Sluisjesdijk met daarin de korte- en langetermijnambities. Om de inpassing van een westelijke brug in de toekomst mogelijk te maken is het belangrijk om hiervoor ruimte te reserveren. Neem daarom een ruimtereservering op in de ontwikkeling van Schiehaven-Noord. Westelijke stadsbrug Datum Pagina 5 oktober 2016 41 van 41