De grondleggers van het modernisme: Art Nouveau en avant

advertisement
Enkele grote namen
5-11-2012 10:31:00
De grondleggers van het modernisme: Art Nouveau en
avant –garde 1894-1914
belangrijke les met veel gebouwen die mijlpalen zijn
tussen 1894-1914 zijn creatieve jaren geweest  steeds nieuwe bewegingen. Er wordt
veel uitgevonden dat tijdens en na de WOII ontwikkeld zal worden: in deze tijd ontstaan
heel veel ideeën (abstracte kunst, theorieën psychologie, … en ook architectuur) die veel
invloed gehad hebben op het heden. Het geldt niet enkel voor architectuur maar ook de
wetenschappen. Het is een fascinerende periode en architectuur gaat mee.
Er komen nieuwe grote bewegingen zoals het socialisme. Ze hebben grote invloeden op
de samenleving.
Art Nouveau / Jugenstil / Modern Syle / Liberty / Stile
Floreale
Ontstaat begin jaren 90 vd 19e eeuw als soort bevrijding van de geschiedenis, van het
academisch denken, alle strikte regels. De art nouveau is dus een kwestie van
tijdsgeest, een ontvoogding van het systeem. Er ontstaat een versnelling in de
maatschappij en in de kunsten en de architectuur gaat natuurlijk mee.
Op foto zie je allemaal steden waar de art nouveau gelijk ontstaan maar neemt andere
vormen aan. De art nouveau is meer dan 1 coherente stijl die in de andere landen
anders zou zijn. De architecten hebben allemaal en andere /eigen stijl, ook eigen
ambachten.
foto rechtsboven: meubilair Mackintosh met strakke lijnen
Iedereen heeft een andere manier van werken maar allemaal dezelfde ….
De klanten zijn klanten die veel geld hebben, het ontstaat in steden waar er
opdrachtgevers bereid zijn om erin te geloven en dit te betalen. Zonder klant is het
enkel ontwerpen op papier.
Die elite is aanwezig in die tijd: de jonge elite willen anders leven, willen een nieuwe
architectuur die hun macht/een andere kracht uitstraalt.
Art Nouveau – Victor Horta (1861-1947)
Horta is een van de grondleggers van de beweging. Op foto’s zie je zijn eigen huis (zeker
een bezoek waard!!). Het is het eerste art nouveau gebouw in Brussel, Sint-Gillis.
Deze architectuur is meer dan enkel vormen en materialen, het is in eerste instantie
ruimte en lichtinval. Art nouveau is anders leven  impliceert andere gewoontes, dus
ook andere ruimtes.
Eigen woning: 19de eeuws burgerhuis (alomtegenwoordig in Gent, Brussel, 19e eeuwse
wijken in België). Rijhuis bestaande uit smalle en brede travee (smalle travee: trap;
brede travee = de envillade van 3 kamers: een voorkamer, achterkamer en tussen
kamer – salon, eetkamer. Middelste kamer & trap = donker want geen rechtstreekse
lichtinval. Deze indeling stemde namelijk overeen met een precieze manier van leven.
Verdiepingen: personeel, 1 voor kinderen,..
Horta gooit dit helemaal om en plaatst de trap helemaal in het midden van het huis, in
de meest donkere plaats van het gebouw. Boven de trap komt een glazen koepel
waardoor het hart van het huis verlicht wordt. De trap bestaat uit verschillende korte
vluchten die verdiepingen en tussenverdiepingen gaat bedienen. Hij gaat de
verdiepingen opsplitsen zodat het dynamisch wordt. Tussenverdiepen hebben kamers en
vertrekken die open zijn op de trap. Vroeger: aankomen in hal die deuren en kamers
hebben. Hier alles opengegooid, licht vloeit erin.
Horta speelt ook met materialen; hoe hoger je komt hoe vegetaler het wordt: minder
steen en meer hout. Helemaal bovenaan is er veel licht en is er een spel van spiegels
zodat het licht in heel het huis terecht komt.
Als je in zo’n huis leeft, en je ontvoogd van alle regels van een burgerlijk huis, los van
een bepaalde manier waarop men zich gedraagt in het vertrek, op een bepaalde manier
moet bewegen doorheen de ruimte via deuren.
Horta gebruikt nieuwe materialen (ijzer, gietijzer iets dat we zagen in grote gebouwen)
en gaat ijzer gebruiken als volwaardig materiaal zowel in zijn gevel als in het gebouw
zelf. Hij maakt ook gebruik van verschillende houtsoorten, elektriciteit… Alles wordt
geassocieerd alsof het natuurlijk is.
Hij gaat materialen assembleren op een volledig nieuwe manier: zie trap:
steensoorten met verschillende houtsoorten.
Gevel: bijna een industriële constructie, ze vormen samen een geheel, materialen
duidelijk zichtbaar, vorm laat duidelijk zien waar atelier is enz.
Rond 1890 komen er nieuwe materialen op de markt niet uit de industrieën maar uit de
kolonies, bv. Congo Die exotische houtsoorten komen op de markt in België terecht en
architecten gaan dit gebruiken. Ze hebben warme kleuren, veel nieuwer dus modern.
Deze materialen geven gelegenheid om veel moderner, nieuwer uitzicht te geven.
Hotel van Eetvelde
Van Eetvelde was de rechterhand van Leopold II in Congo. Hij was typisch van de jonge
nieuwe elite en is zo zeer rijk geworden op zeer korte tijd door naar Congo te gaan en
wou dit laten zien. Hij kocht perceel op een hoek zodat iedereen zijn huis kon zien. Horta
heeft het ontworpen. Het is een moeilijk perceel. De gevel is zoals een industrieel
gebouw  ijzeren frame. Ijzeren vakwerkstructuur met enkele vakken die helemaal
beglaasd zijn en ander bekleed met panelen, bv mozaïek (zie ingezoomde foto).
De 2 verdiepingen kragen uit waardoor het gelijkvloers verloren lijkt. Horta gaat de
ruimte helemaal openwerken door een plattegrond en hij gaat de volle breedte van het
huis gebruiken  werkt tussen de 2 muren en werkt met diagonalen zodat je de indruk
krijgt dat het een zeer groot huis is. Binnenkomen: via diagonale trap die de volledige
breedte inneemt
Aankomen in centrale volledig open ruimte die achthoekig is, om van ingang naar de
eerste verdieping te gaan moet men diagonaal rond de centrale ruimte draaien, dan
draait men achthoekig volledige glazen-ijzeren tentstructuur, om het vertrek van de 1e
verdieping te bereiken. In het huis is geen tuin. Horta heeft de natuur en het licht dat
traditioneel van uit de tuin komt, heeft hij naar het midden van het huis gezet boven de
centrale 8-hoek. Decoratie van bloemen en natuur en een glazen dak. De structuur van
het salon is industrieel  ijzeren verticale elementen. Structuur van het plafond
helemaal niet meer uit hout (zoals huizen Brussel) maar kleine industriële gewelven die
op ijzeren balken rusten net zoals in een fabriek. Hij contrasteert die ijzeren industriële
elementen met heel rijke decoratieve elementen zoals parket, mozaïek (de
bloemendecoratie- enz.). Alles vormt een harmonie die geheel nieuw is.
Door te werken met diagonalen centraal in het huis zorgt hij ervoor dat je altijd de 2
gemene muren ziet – bovendien volledige breedte van de woning daar gebruikt.
Volkshuis Brussel  gesloopt in jaren 70.
Een volkshuis is een huis van de socialistische partij waar de arbeiders konden
samenkomen zowel voor culturele gebeurtenissen als voor vergaderingen, beneden
groot café met vergaderzalen voor vakbonden enz. Een soort van kerk voor het sociale
leven maar voor de arbeiders.
Horta wordt gevraagd om het te ontwerpen. Associatie met Horta is betekenisvol: Horta
die vrije architectuur ontwerpt, die los is van het verleden, moet nu volkshuis bouwen
voor socialistische partij – een nieuwe partij - die volledig anders is dan de katholieke
partij die de volledige 19e eeuw gedomineerd hebben  gaan zich er vanaf zetten, ook
architecturaal.
Ligging: op een zeer zichtbare plek.
Conclusie: een stijl die past bij een nieuwe ideologie van een partij die zich als nieuw wil
profileren.
Horta gebruikt industriële materialen (ze werken namelijk ook in fabrieken). Complex
programma: een grote hal leidt naar de trapvertrekken. Boven vindt men een grote
vergaderzaal; er gebeuren veel grote discours van alle socialistische leiders. Het heeft
een ijzeren structuur met een tribune die aan deze structuur hangt.
Art nouveau is dus veel meer dan decoratie!
William Morris (1834-1896) – Arts & Crafts (1888)
Einde 19e eeuw wordt gekenmerkt door 3 zeer belangrijke nieuwe aandachtspunten
1) de sociale kwestie die invloed zal hebben op bepaalde architecten die een sociaal
karakter zullen willen verwerken in hun architectuur; dus een sociale dimensie in
architectuur.
2) Een discussie rond de rol van het ornament: het maakt deel uit van de architectuur,
men stelt zich de vraag over de rol onder meer t.o.v. de traditionele opleiding van de
architect (in Sint Lucas enzo) waar ornamenten steeds deel uitmaken van een bepaalde
stijl.
3) Jaren.. opkomst van nog een nieuw materiaal: beton. Begin jaren 1890 wordt het
gebruikt in de constructie (niet architectuur) maar erna komt ook snel het begrip dat
men dat ook in architectuur kan gebruiken en dat het veel goedkoper is dan metselwerk,
gehouwen steen enz; zien dat er vooral ook nieuwe vormen mee gemaakt kunnen
worden.
Overzicht:
1) sociaal karakter
2) discussie ornamenten
3) het gebruik van beton
 deze 3 hebben ook elkaar beïnvloed.
Belangrijke figuur: William Morris. Brit. Architect maar in eerste instantie stichter van
verenigingen voor arbeiders  sociaal gericht, wil ambachtelijke terug in eer herstellen
in een wereld waar de industrie domineert.
De industrie zal als gevolg ook hebben dat ambachtelijke productietechnieken zullen
verdwijnen en plaats zullen maken voor industriële productie, doordat industriële
productie veel goedkoper is; Tussen deze 2 polen – industriële en ambachtelijke
productie - is er een spanning. Dit geldt zowel voor de kunst, de ornamenten, alsook
heeft het een sociale dimensie, dat wat industrieel geproduceerd is goedkoper is en
arbeiders kunnen enkel wat goedkoop is betalen, en daarom beperkt zijn tot een
omgeving die gegenereerd is door de industrie. Daarom zal Morris een belangrijke
beweging – ‘arts & crafts’ (kunsten en ambachten) – stichten. Soorten vakbonden van
kunstenaars en vakbondlui, die links zijn. Morris is iemand die weinig bouwt maar
probeert ambachtelijke terug in ere te brengen door te produceren van ambachtelijke
producten die goedkoop zijn en de arbeiders dus kunnen aanschaffen.
Er zijn nauwe banden tussen de art & crafts beweging en de Sint Lucas scholen: ze
hebben dezelfde ambachtelijke materialen (absoluut geen industriële producten);
hebben gemeenschappelijk idee van samenwerken dat een soort solidariteit is tussen
kunstenaars en ambachtsmensen. Toch is de ideologische kracht die erachter staat
anders.
In 1885 wordt de socialistische partij in België gesticht.
Een van de huizen die in het ideaal van William Morris gebouwd wordt maar niet door
hem is het Red House gebouwd door Webb: blijven bouwen in de traditie voor de
industrie. Grote daken met steile helling, interieur uit hout  gebouw refereert naar
architectuur van de vroege 16e eeuw, regionaal en ambachtelijk. Dit ideaal gaat herleven
in Engeland, dat juist het meest geïndustrialiseerde land is van de wereld of Europa;
Gaat terug naar een ambachtelijke en op mens gemaakte architectuur. Amper of geen
decoratie zodat de materialen zichtbaar zijn. Ideeën van Pugin blijven leven (hij was wel
radicaal katholiek): het idee van de waarheid van traditionele materialen op een
zichtbare manier laten integreren, laten blijven parallel met ontwikkelingen van de
industrie gemeenschappelijk idee.
Deze ideeën gaan een enorme invloed hebben in de jaren 90 op internationaal niveau.
Henry van de Velde (1863-1957)
Henry van de Velde = schilder (geen architect). Na het lezen van William Morris, na het
ontdekken van de sociale dimensie van de architectuur, krijgt hij een nieuwe roeping (al
zijn schilderijen verbrand) en hij gaat ontwerpen. Opdracht van zijn familie om huis te
bouwen (maar nooit gedaan want kent niets van architectuur). Hij is wel heel creatief.
Met het geld van zijn schoonmoeder ontwerpt hij een woning voor hemzelf en zijn gezin
- het huis bloemenwerf - zonder voorkennis van constructie enzoverder. Het is een huis
waarin men vrij moet kunnen leven. Hij ontwerpt vanuit zijn hart en zonder kennis van
de academies: hij ontwerpt puur een huis waarin hij gelukkig wil zijn. Hij zet in het
midden van het huis de piano van zijn vrouw. Later: cottage-stijl.
Het is een gebouwd in de villawijk in Ukkel
Binnenkomen in hal, het hele huis is langs de hal ontworpen: de trap staat centraal en
hij gaat alle vertrekken rond de hal plaatsen op een zeer ondeskundige manier
(helemaal anders dan de hal van Horta, die pas 3j later komt). Maar wanneer de
aannemer deze plannen ziet weigert hij om dit te bouwen want vond het verschrikkelijk.
Van de Velde bouwt een huis waar liefde centraal staat. Een keuken langs de eetkamer
en niet meer eronder. Totaalkunst van oneindig creatief persoon: alles is door van de
Velde ontworpen; kleren, behangpapier.
Het is een mijlpaal en het huis zal zo belangrijk zijn dat mensen uit heel de wereld het
huis gaan bezoeken omdat het huis een speciale sfeer heeft.
Hoofdzakelijk kunstenaars van Parijs komen het huis bezoeken.
Van de Velde sticht een bedrijf van meubilair en gaat van meet af aan meubilair en
decoratie in zijn gebouw integreren: sticht atelier waar ambachtslui mooie producten
gaan produceren. Zowel sociale, morele als esthetische dimensie is hier aanwezig. Wat
men wenst hier op aarde is gelukkig te zijn. 1 van de dingen die kunnen bijdragen = het
leven in een mooie omgeving. In je dagelijkse leven geconfronteerd worden met
positieve elementen: vreugde, harmonie,…. Maar in jaren 90: meeste van de mensen
zijn arbeiders, en arbeiders zijn verplicht om te leven in een lelijke wereld, van lelijke
fabrieken, lelijke huizen en lelijke objecten die door machines geproduceerd zijn. Hoe
kunnen arbeiders dan gelukkig worden? Geen recht om gelukkig te zijn? Enkel de elite
heeft dat recht? Dit is de vraagstelling van Morris en van de Velde. Dit is de sociale
dimensie. Hij wil het ambachtelijke,…. In het leven van de arbeider brengen. Hoe? Van
de Velde: waarom zijn objecten die door machines geproduceerd worden lelijk? Waarom
zouden machines geen mooie en goedkope objecten leveren? Antwoord: de schoonheid
is tot nu toe het privilege van kunstenaars, en kunstenaars willen niets te maken hebben
met machines. Dat doen mensen die niets weten van kunst. Er is een clash tussen
massaproductie en ambachtelijke productie, clash tussen kunstenaars en industrie. Hij
gaat de 2 verzoenen: hij zegt de kunstenaars moeten de taal van de machines leren. Ze
moeten leren technisch tekenen zodat de machines hun ontwerpen kunnen uitvoeren.
Moeten mooie objecten kunnen ontwerpen die machines moeten kunnen uitvoeren. En
omdat het industrieel geproduceerd is zal de prijs beperkt zijn en zullen arbeiders zich
ook kunnen aanschaffen en gaat hun omgeving beter worden, gaan zij ook gelukkiger
worden. Dit is de definitie van wat wij vandaag design noemen. Design is een industrieel
geproduceerd product maar door een kunstenaar ontworpen. Dit probeerde van de Velde
te implementeren door het stichten van een school, waar niet enkel architecten maar
ook kunstenaars zullen leren industrieel te produceren. Leren experimenteren met
vormen, materialen, kleuren  zal het Bauhaus worden (wordt nog uitgelegd, na WOI).
Hij is dus de oorsprong van het Bauhaus, waar design is ontstaan. Hij bouwt het huis in
95-96. In België geen interesse, in Parijs en beetje, maar in Duitsland is er wel veel
interesse, dus Van de Velde gaat naar Duitsland, Berlijn; In Vielmard gaat hij de 1e
Bauhaus starten. In 1926 komt hij terug naar België: hij sticht Ter Kameren in Brussel.
Een soort Belgisch Bauhaus. Hij sticht in België een nieuwe vorm van onderwijs waar zijn
ideeën aan bod komen. Van de Velde de grootste vijand van Horta. Horta domineerde de
academie van Brussel, de scholen van België;
Het idee van een logo is nieuw in die tijd; ontstaan in de jaren ’20, uitgevonden door
van de Velde. Bv logo van de NMBS is een ovaal.
Charles Rennie Mackintosh (1868-1928)
Glasgow = industriestad in het verre Noorden. In Glasgow wordt ook zeer vroeg een
designschool gesticht met als spilfiguur Charles Rennie Macintosh: Glasgow school of
art; Gebouw heeft uitzicht van een fabriek = abnormaal voor een school van kunsten,
absoluut revolutionair. Geen fronton met zuilen en decoratie, glasramen, sculpturen,
nissen, naakte allegorieën. Dit is een doos met een gang klaslokalen en raampartijen net
zoals een fabriek. Revolutionair: voor het beeld van een school in de stad maar ook de
leerlingen die niet naar een tempel maar naar een fabriek gaan om de stijl te leren.
Gereduceerd tot de essentie, alle vormen zijn zuiver, recht, geen decoratie. Helemaal
bevrijd van het verleden en van alle stijlen. Dit is modern. Later bibliotheek bijgemaakt,
het is bijna ambachtelijk: zou een bib uit de middeleeuwen kunnen zijn.
In jaren 1890 ook materialen uit Indonesië enzoverder, maar heel belangrijk is de
invloed van Japen (zie bv houtconstructie in bib kunstschool)  door materialen te
importeren komen er grote invloeden uit andere landen, vooral Japan. We hebben gezien
hoe belangrijk de transformaties van de stad waren en dat blijft een groot probleem voor
architecten en stedenbouwkundige die eigenlijk steeds in polarisatie zijn tussen stad en
platteland. In die tijd: ofwel woon je in de stad, ofwel in het platteland. Beiden hebben
zowel voordelen als nadelen.
Ebenezer Howard (1850-1928)
Ebenezer Howard stelt zich de vraag: zou er geen 3e weg kunnen zijn? Waarom zou men
niet op een stedelijke manier kunnen wonen – met alle voordelen van de stad – maar op
het platteland – contact met schoonheid, natuur.
Zie tekening: de 3 magneten  town, country - alle voor- en nadelen opgesomd - en het
town-country.
Voordelen stad: goede mobiliteit, nieuwe technologieën, hygiëne, comfortabele huizen,
+ voordelen van platteland: lage prijzen, schoonheid, zuiver en gezond leven, natuur,…
worden samengebracht. Ontstaan idee van de tuinstad/garden city.
Dit idee ontstaat in zijn publicatie in 1898 : to-morrow. Hij kijkt naar de toekomst, vrede
 utopie. Bijna weer een andere manier om arbeider gelukkig te maken. In betere
omstandigheden leven en werken.
Zijn utopie. De rela reform = geen oppervlakkige hervorming, en vredevol).
Hij ontwikkelt de tuinsteden op een theoretische manier. Hij ontwerpt een systeem: een
kern, de stad met 58000 inwoners die beperkt is in vorm en capaciteit die in de natuur
staat. Rond de kern komen 6 satellietsteden met elk een capaciteit van 32000 inwoners;
Het systeem bevat dan 250 000 inwoners. Dit systeem kan zich telkens herhalen.
Tussen de kern en de tuinsteden is er natuur. De verschillende kernen zijn onderling
verbonden via goede verbindingsmiddelen, nl treinen & elektrische tramverbindingen.
Elke stad is dan gevormd door een aantal ringen, en voor elke ring gaat hij een bepaalde
functie bepalen: industrie, huizen, andere functies. Op theoretisch niveau gepland tot op
het niveau van uitvoering; stadsplanning  absoluut nieuwe manier van denken.
Denken in termen van functies: ander plaatsen voor landbouw, wonen, industrie, dit
wordt heel duidelijk gescheiden. NIEUW. Wordt absoluut bepalend in de 20e eeuw (zie
alvast le Corbusier). in termen van netwerken. Absoluut een breuk met het wilde
liberalisme. Hij denkt ook in termen van coöperatieven, sociale infrastructuren.
Coöperatieve vorm van eigendom, die socialistische vorm is van eigendom. Geen
eigenaar, maar collectieve vorm van eigendom, waarvoor iedereen verantwoordelijk is.
Alternatief van privé-eigendom en liberaal systeem.
Howard geen architect, maar ook geen utopist. Hij geeft lezingen doorheen heel Europa
en de staten. Hij stelt zich de vraag: wat voor vorm van architectuur past bij dit
systeem? Hij weet het zelf niet want hij is geen architect, gaat zich associëren met een
Britse architect Unwin.
Raymond Unwin (1863-1940)
Gaat eerste tuinstad bouwen op basis van het planningssysteem van Howard. Hij schrijft
een boekje ‘town planning in practice…’.
Men gaat de tuinsteden op mensenmaat ifv de planning van Howard, gaat men tekenen
als een Engels dorp. Dit is een traditioneel dorp voor arbeiders, niet voor de
middeleeuwse families. Telkens heeft elk huisje een tuin en er is een variatie in de
huizen. Een straat is geen doorgang met rijhuizen maar voortuintjes, openingen in de
straat, pleintjes in de straat als rustpunt.
Tuinstadbeweging
Schat van een Engels dorp.
Eerste tuinstad gebouwd in Latchworth: het zijn Engelse cottage met rieten daken en
voortuinen. Centraal spoorwegstation. Omlijning van stadje 1903. 3600 inwoners.
Letchworth wordt het prototype van de tuinstad. De tuinstad zal een model worden op
wereldniveau: een model van randsteden voor arbeiders met een coöperatief model
waar geen speculatie meer is, buiten de stad met een goede relatie met de natuur. Men
heeft overal ter wereld tuinsteden gebouwd. Rond de woonwijken komt een groene
gordel die rond de stad ligt. De volgende stad bevindt zich op de volgende halte van de
spoorweg. Dit is precies wat een rage gaat zijn rond 1900.
De ambachtelijke huizen passen om in de natuur gebouwd te worden.
Cottages
De cottage –stijl = een landelijke stijl. Deze stijl wordt o.a. toegepast in badplaatsen. Elke
badplaats gaat een eigen stratenpatroon ontwikkelen met huizen in de cottage-stijl. Tijdschrift: le
cottage. De cottage wordt modern leven  de rijken hadden cottage huizen voor vakantie, huis in
natuur waar men aan sport gaat doen; andere relatie met je eigen lichaam: fietsen is nieuw, het
gaan sporten is ook ontstaan in de jaren 1890. Bv De Haan en Westende, beiden een eigen
karakter, stratenpatroon willekeurig in de vorm van de tuinen. De badplaatsen zijn volledig
getransformeerd door de 2 wereldoorlogen en speculaties uit jaren 60 – 70 -… Dit heeft grote
gevolgen bij de wederopbouw na de WOI. Als men naar de oude foto kijkt ziet men dat de villa’s 2
stijlen hebben:
-gotisch, stijl va de West-Vlaamse boerderijk  Sint Lucasscholen.
-Stijl van de West-Vlaamse boerderij, landelijke stijl werd er ook gebouwd – die later onze
fermette wordt.
Wereldtentoonstelling – Parijs 1900
De tour du monde  1 plek waar men gebouwen uit andere continenten overgebracht had.
Gebouwen waar Japanners , Chinezen rondliepen. De mensen in Parijs in 1900 hadden
panoramische droom in zowel tijd als ruimte te kunnen springen. Ook exotische architectuur
kunnen zien. Dit is een nieuwe beschaving  in Parijs kon men springen in de ruimte over
continenten, in een teletijdsmachine gaan, … Het idee van we stappen in een nieuwe wereld, in
een nieuwe eeuw die universeel is. Het is een nieuwe beschaving. De koning van Belgie koopt de
Chinese toren en laat die plaatsen in zijn tuin (in laken). Het Westen domineert de wereld.
Alles samenvattend  wereldtentoonstelling Parijs. In 2000 ging men milleniumgebouwen
bouwen. In 1900 hetzelfde: we gaan naar een nieuwe eeuw. De lange 19de eeuw gaat door tot
1914 WOI. In 1900 is er een wereldtentoonstelling; fascinerend moment want al de verschillende
stromingen kwamen er samen. Synthese:

linksboven: verschillende paviljoens in eigen nationale stijl

rechtsboven: vieux Paris, gereconstrueerde wijken uit de 15 de eeuw, tijd en ruimte aan
de 2 oevers van dezelfde rivier. 2 verschillende wijken aan ander oevers;

onderaan in het midden: bozar-stijl met stenen gevel in klassieke franse stijl, en
ijzeren structuur die niet zichtbaar is. Zelfde architect die triomfboog jubelpark
gebouwd heeft.

onderaan links: art nouveau, metrolijnen nieuwe vorm van mobiliteit en om die
aantrekkelijk te maken is het in art nouveau uit ijzer en gietijzer met nieuwe vormen
mogelijk dankzij nieuwe materialen. Door Dimard ontworpen, de Art Nouveau architect
in 19e E.

onderaan rechts: gebouwen uit andere continenten halen en bouwen in Parijs
de volgende namen moeten we kennen. Wat belangrijk is: de ongelofelijke bruisende creativiteit
die niet beperkt is tot de architectuur maar ook in de beeldende kunsten, muziek, literatuur
aanwezig is.
Antoni Gaudi (1852-1926)
Gaudi gaat een zeer organische architectuur ontwerpen die meer mineraal is.
CASA MILA

staat op een hoek van een blok in Barcelona. Het is een plattegrond die zeer organisch
is. het is bijna een celstructuur. huis voor de lokale elite, er is geen sociale
bekommernis aanwezig.

Schuine hoek aan een blok in Barcelona; Ziet eruit als een soort grot. Geen enkele
kamer heeft een rechte hoek, het zijn bijna cellen.

SAGRADA FAMILIA

de structuren van de gotische kathedraal worden op een andere manier verwerkt en
ontwikkeld adhv het berekenen van parabolen en kettingbogen. Hij neemt de krachten
van de gewelven over in schuine structuren. Door het dwarsplaatsen van zuilen ….

Men blijft nog steeds kerken bouwen, en de bouw van kerken heeft een belangrijke
betekenis. Deze kathedraal in teken van Catalaanse nationalisme. Gaudi heeft
voltooiing gebouw niet gezien.
Hendrik Berlage (1856-1926)
We zijn in Nederland en Berlage gaat de moderniteit in Nederland brengen. In Nederland was er in
die tijd geen industrie, en geen bouwboom zoals in België. Ook geen vergelijkbare sociale politiek
zoals in België; Nederland leefde voornamelijk van handel. er is een heel anders economisch
systeem en Nederland is en blijft een zeer traditionele maatschappij waar een grote spanning is
tussen katholieken en protestanten (hoofdzakelijk calvinisten). Architectuur droeg bij aan de
uitstraling van die 2 identiteiten. men moet al wachten tot de eeuwwisseling om iets anders te zien
dan de protestanten die bouwen in de stijl van de gouden eeuw en de katholieke die bouwen in de
klassieke stijl om te laten zien dat ze terug willen naar de middeleeuwen, god eren.
Bv katholieken bouwden gotisch. Er is ook een 3e weg. De richting van een architectuur zonder
stijl. Een architectuur die gewoon modern zou worden. In 1896 krijgt Berlage een opdracht ‘de
beurs van Amsterdam’ het is de belangrijkste gebouw van de stad. Het ontwerp van een beurs in
Nederlandse stijl, in baksteen een academisch Hollands gebouw. Berlage: de foto eronder is
gebouwd, hij heeft zich ontvoogd van de gangbare stijl. Totaal contrast met rijhuizen die heel smal
en hoog zijn, hier een groot gebouw dat zich horizontaal uitstrekt en een volledig blok in beslag
neemt. Materiaal is nog altijd baksteen, maar de vormen zijn definitief anders. De toren: een
moderne toren, bijna zonder decoratie, 1 groot volume  typische Nederlandse toren. De beurs is
de plaatst waar de wereldeconomie samenkomt. De gevel bevat ook geen decoratie: muren
helemaal vlak. Foto rechts onder: interieur van de beurs = bijna een fabriek  andere beurzen
met interieurs met veel decoratie: rijk, allegorieën sculpturen, goed, … zoals de opera. Dit is leeg,
als het ware nog erg calvinistisch. De essentie, alle decoratie weg. 1 grote kap die volledig
geïntegreerd is in de structuur. Dit is een functionele ruimte, geen showruimte meer. Imposant
o.w.v de monumentale vormen, ruimte.
Wiener Secession (1897-) Wiener Werkstätte (1903-)
In Wenen rond 1900 is ook een plek waar het bruist van ideeën. Er is een nieuwe generatie van
kunstenaars en architecten die het anders zien en maken nieuwe stroming  wiener secession
(afscheiding).

Ze gaan zich afscheiden van alle ‘sissie’stijlen: rococo,…

Ze maken iets helemaal anders;
Ze bouwen op de ring van wenen een paviljoen van de secessionen. Het is een plaats waar ze hun
kunst en producten gaat tentoonstellen.
De wiener Werkstätte zijn ateliers waar men ambachtelijk produceert.
Architecten die ook alles gaan ontwerpen in hun huis tot het bestek toe. Dit alles wordt
tentoongesteld in het paviljoentje van de vrijheid. Volledig dicht. Geen ramen, het licht
komt vanboven binnen want kunst hang aan de muren. Zeer monumentaal, ziet er ook
uit als een Egyptische tempel. Muren zonder ornament, decoratie (geen sculptuur,..).
Ornament hangt erboven.
Jozef Hoffman - Kunst, tijd en kunst van vrijheid
De architectuur met jozef hoffman gaat een abstracte richting aannemen. Alles moet orde zijn
(huis voor depressieve vrouwen). De vrouwen gingen naar een gebouw waar alles vlak was, waar
alles hetzelfde was, er was niets waar hun evenwicht verstoord werd. Zo konden ze hun eigen
evenwicht terug herstellen. Een architect ontwerpt een gebouw met artsen, psychologen  is
nieuw
postsparkasse: het lijkt een fabriek, is lokettenzaal met betonnen structuur en glazen koepel, een
vorm van moderniteit maar past erbij hoe de bank zich wil profileren.
Sanatorium: wit en licht, totaal neutrale architectuur, waar niets onverwacht is dat hen zou
kunnen storen.
Stokkerhuis in Brussel: werelderfgoed. Het is een paleis aan de tervurenlaan en het is volledig
ontworpen door een architect voor een bankier (zelfs het speelgoed van de kinderen).
Totaalkunstwerk. Het heeft niets meer te maken met de art nouveau van Horta.
In 1905  een jaar na Art Nouveau van Horta enzoverder, al allemaal gepasseerd, in
dezelfde stad. Snelle evolutie. Nog steeds een kasteel. bv ramen die erboven uitsteken
vormen kantelen. Maar 1 polygonale vorm, de rest is allemaal haaks.
Het gebouw is ook een revolutie, grote witte marmeren muren. De ramen staan tegen de
kroonlijst. De randen zijn met koper verwerkt -> legt nadruk op volumes. De torens zijn
opstapeling van blokken  gebouw is absoluut een revolutie.
esthetiek van strakke lijnen (geen boog meer te zien ; anti-Horta).
Een cruciaal moment gebeurt 3 jaar later in 1908
Adolf Loos (1870-1933)
Er verschijnt een boekje ‘ornament en misdaad’. Geschreven door Adolf Loos, een schakelfiguur. Hij is
naar de VS geweest dus we zien de invloed van de VS in Europa (en niet andersom zoals in de 19de eeuw).
Loos beschouwt architectuur die een bepaalde graad bereikt, totaal verlost moet zijn van alle vormen, alle
ornamenten. Hij beschouwt ornament als een eerste stadium van een ontwerp of een degeneratie?????.
Cultuur is gebonden aan het terugdringen van ornament.
Looshaus: Loos dient een bouwvoorstel in bij de stad (middelste foto onderaan -> bozarstijl) . Het is een
gebouw die in de juiste stijl was voor de stad (frontons, kroonlijsten..) dus Loos krijgt toestemming om te
bouwen maar hij bouwt er een ander huis op (foto linksonder). Het is een vlak gebouw waar de
bovenverdiepingen simpel zijn aangelegd met marmer zonder enige vorm van decoratie. Er ontstaat een
debat rond het gebouw, maar het gebouw mag uiteindelijk blijven als er bloembakken voor de ramen
gezet werden. Een mijlpaal want Loos legt echt de nadruk op de vorm -> nieuwe relatie tussen vorm en
functie; hij zegt dat de vorm het gevolg is van de functie. De schoonheid van een gebouw is het gevolg van
het gebruik en dat de schoonheid niets te maken heeft met het gebruik van ornament.
Om mooie architectuur te bouwen moet men de regels van de stijlen kennen (Griekse ordes -> verwijzing
naar de eerste les). Loos verwerpt dit en zegt dat zijn architectuur nog steeds schoon is , maar gaat het
anders definiëren. Form follows function. Een derde grote punt van verandering die een invloed heeft
gehad op de architectuur en vooral de constructie is het gewapend beton.
Gewapend beton - François Hennebique
Gewapend beton laat nieuwe vorm van architectuur toe
Het is een materiaal dat ter plekke gegoten wordt (beton kan zowel trekkracht als drukkracht opnemen
 ijzer en gietijzer enkel drukkracht) ; het verandert dus het hele bouwproces. Men kan de componenten
voor het materiaal ter plekke brengen terwijl het materiaal ter plekke gemaakt wordt en bekisten. Dit
genereert een totaal nieuwe vorm van architectuur. Het bestaan van beton gaat terug tot 1849 gebruikt
voor bloembakken; bevatten ijzer. Hij neemt er een octrooi op in 1869 en zo gaat het beton verder
ontwikkelen.
François Hennebique gaat het idee hebben om de wapeningsstaven op een zeer bepaalde plaats in de
betonnen balk te plaatsen; plaats het precies waar de trekkracht zich bevindt  système Hennebique. De
staven zijn boven of onder geplaatst naar gelang de trekkracht. Zijn systeem is makkelijk herkenbaar
want de hoekranden zijn polygonaal. Hennebique gaat een bedrijf stichten in Frankrijk, er werken
ingenieurs die plannen tekenen.
foto rechtsonder: ingenieurs op de werf. Het beton is nog niet gegoten dus de ingenieurs komen de
wapening inspecteren.
Henneque bouwt een eigen huis in de omgeving van Parijs (foto rechtsboven). Het huis is verlost van alle
vormen van stijl, maar het is een catalogus van wat men allemaal met beton kan doen en niet met
traditionele bouwstijl(open hoeken, veel ramen, uitrkaging,…).
gewapend beton
Hennebique gaat snel ingenieurs overtuigen. Geen gespecialiseerde bouwvakkers nodig als men werkt
met beton (bv timmerman) + bouw met beton is veel sneller.
De vraag van in hoeverre men het materiaal mag gebruiken en of men het nieuwe materiaal mag laten
zien rijst opnieuw op (dezelfde vragen als bij ijzer en staal  deze vragen zijn typisch voor een nieuw
materiaal). De zichtbaarheid is in het begin heel cruciaal en men beschouwt het niet als een volwaardig
materiaal dus laat men het niet zien.
Niemand heeft probleem om beton te gebruiken voor bruggen en fabrieken, maar wel voor huizen en
zeker kerken.
Saint-Jean de Montmartre: kerk aan de voet van heuvel van Mont-Martre. De eerste kerk uit gewapend
beton gemaakt door Baudot.
Anatole de Baudot was een leerling van Violet Le Duc, iemand die gevormd en getraind was in gotische
structuren (hij wist hoe luchtbogen structureel werkte). Hij gaat gotisch denken maar in beton. Het heeft
voordelen: gebouw veel sneller gebouwd, beton is gegoten, bekisting kan herbruikt worden van travee tot
travee, zeer modulair. Baudot probeert in de kerk toch de gotische esthetiek te vertalen met beton en
betonnen gewelven. Een ander voordeel is dat beton veel minder materiaal gebruikt en dus goedkoper is;
zie je aan de sectie van de dragende elementen. Dit heeft gevolgen op de ruimtelijke perceptie en
lichtinval. Ook rond deze kerk komt een debat door gebruik van beton in kerken. Uiteindelijk wordt beton
HET bouwmateriaal van het interbellum. Dit heeft als gevolg; nieuwe vormen, nieuwe esthetiek, nieuwe
ontwerpmethoden  revolutie voor architectuur.
veel architecten gaan hun ontwerpwijze aanpassen
Auguste Perret (1874-1954)
1903 appartementsgebouw, 1905 garage: 2 gebouwen met structuur volledig uit beton wat toelaat om
andere vormen te genereren. Het is een nieuwe generatie/variant op het thema van het
appartementsgebouw van Parijs. Type appartement met verschillende bouwlagen en gezinnen boven
elkaar. August Perret ontwerpt en heel ander vorm: gevel met polygonale U-vorm, geïntegreerde
balkons, het laat toe meer vertrekken te hebben die in de gevel verwerkt zijn. Centraal een rationeel plan
van 3 kamers met erachter de circulatie. Hij combineert dit met andere materialen (beton is zichtbaar
voor hoofdstructuur wat gevuld wordt met bouwkeramiek, een nieuw materiaal dat industrieel
geproduceerd wordt). De mensen gaan er anders in wonen.
De garage is een nieuwe typologie die ontstaan is met de auto, dus is een gebouw dat geen andere
referentie heeft (refereert niet zoals het appartement naar Houseman). In de garage moeten auto’s
kunnen rijden, veel ateliers voor onderhoud van de auto’s, veel licht is noodzakelijk. De garage ziet er nu
nog steeds modern uit, het is een gebouw dat helemaal functioneel is. Het zou vandaag ook nog zo
gebouwd kunnen worden. De structuur is heel duidelijk, heel functioneel met betonnen elementen die
zichtbaar zijn en met de vlakken ertussen gevuld met glas en raamwerk. In het midden komt een
abstracte compositie volledig uit glas waarbij hij speelt met verschillende kleuren en verschillende
texturen van glas.
Frank Lloyd Wright
In deze context:
1908-1909: we zijn aan de ander kant van de oceaan in de VS waar Frank Lloyd Wright een echte
Amerikaanse architectuur gaat ontwerpen. Geen architectuur met skyscrapers, maar een architectuur
voor privé-huizen. Hij gaat zoeken naar een stijl die de geest van de nieuwe wereld moest belichamen,
eens stijl die echt Amerikaans zou zijn. Een nieuwe vorm van wonen en leven. Hij is ook gevormd
geweest door Sullivan (ontwerpers van skyscrapers). Daarna zoekt hij een eigen stijl; bestudeert de
Belgische en Japanse stijl. Hij gaat het landschap rond Chicago bezetten met prairiestijl. Het zijn huizen
met 2 bouwlagen. Het is een zeer horizontaal gebouw met horizontale krachtwerking door uitkragingen.
Robie House  Zodra je voorbij de down-town bent zie je een heel horizontale stad. Horizontale
krachtlijnen, o.a. d.m.v. uitkragingen, mogelijk gemaakt door beton.
Terug naar Europa
Werkbund (1907-)
Er komt een nieuwe esthetiek, design: het produceren van industriële producten – in machines – maar
het zijn objecten die ontworpen zijn door architecten of kunstenaars. De werkbund is in Duitsland
waar de architecten gaan samenwerken met de industrie. Een van de avant-garde is de
AEG, een fabriek die elektrische machines maakt. Het is niet enkel technologie, maar er
is iets meer. Het moeten mooie objecten zijn. Ze gaan samenwerken met enkele
architecten zoals Peter Berens.
foto linksboven: AEG fabriek ziet eruit als een tempel; referentie naar zuilen met erboven een polygonaal
fronton, horizontale voegen. Het wordt vertaald in een veel abstractere vorm en speelt met de
eigenschappen van de nieuwe materialen. De ‘zuilen’ zijn massief en dragende elementen, ze zijn lichtjes
schuin dat een overkraging genereert. Het zorgt ervoor dat het gebouw licht is, zorgt ook voor een
schaduwlijn. Het gebouw heeft grote ijzeren structuur zodat ramen gebruikt kunnen worden. Ook het
idee van een logo is hier van toepassing. Het logo wordt een signatuur op het object zelf. Op de AEG
fabriek bevindt het zich op de fronton bovenaan. Duitsland is een geïndustrialiseerd land en een aantal
architecten gaan verder werken op de relatie tussen industrie en architectuur. Een ervan is Walter
Gropius. Hij ontwerpt met Adolf Meyer de Fagus fabriek, het gebouw plaatst zich in hetzelfde
denkproces als het AEG fabriek in Berlijn. De structuur is hier volledig uit beton en men gaat de
eigenschappen van beton toepassen waardoor er open hoeken kunnen voorkomen ( ijzerstructuur met
zuilen bij AEG). De structuur van het gebouw is leesbaar in het volume zelf. Het genereert andere vormen
van ruimtes; andere lichtinval, relatie van binnen en buiten. Van voor ziet men een ‘knipoog’ naar de
academische architectuur; de hoofdingang is nog monumentaal met een trappartij. Ook is er een luifel en
decoratie. In de as van de ingang staat een klok die de tijd van de fabriek regelt. De tijd is ook veranderd
tijdens de Industriële Revolutie; het is niet enkel de tijd van de spoorwegen die op tijd komen, maar ook
de tijd van het industrieel produceren, van de bouwwerf waar bouwmaterialen op tijd op de werf moeten
zijn. De Duitse architecten gaan verder nadenken over de relatie tussen kunst en industrie. Ze gaan
denken over een architectuur die toepasbaar zou zijn voor alle typologieën en niet enkel tot de wereld
van de fabrieken.
Eugène Hénard (1849-1923)
foto rechtsboven: volledig getekend a.d.h.v. Hennebique betonstructuur. De technologie bepaalt hoe de
moderne stad een moderne samenleving zal zijn. Eugène Hénard ontwikkelt een methode om dit
rationeel aan te pakken, het is geen utopie.
architecten die voor en tijdens WOI actief zijn en denken over de architectuur
Tony Garnier
(geen familie van de ander garnier)
Tony Garnier krijgt academische opleiding, maar hij gaat denken over een ideale industriestad, een stad
met hoogovens, een grote haven. Hij gaat daar 16 jaar lang aan werken, werken aan een ideale stad die
zowel technisch gericht zou zijn, maar ook met een nieuwe vorm van samenleving. Het is dus niet alleen
een stad die op architecturaal en stedenbouwkundig vlak getekend wordt maar ook op sociaal vlak.
De stad met alle aspecten van de stad die in zijn project aanwezig zouden zijn. Hij tekent 164 grote
tekeningen. Alles is met de hand getekend (is ook een rode draad in het verhaal  tekenen blijft de basis
van een ontwerp, maar de technieken, de renderings zijn verschillend)
Garnier leeft in de wereld waar een vliegtuig is ontstaan, men gaat meer in perspectief tekenen vanuit de
lucht.
Hij onderscheidt wonen, werken en ontspanning (anticipeert op iets wat Le Corbusier later ook zal doen).
Er zijn verschillende zones in zijn stad voor 35000 inwoners ( Howard met zijn tuinsteden). Hij
ontwerpt een orthogonale stad (alle straten hebben haakse kruisingen). Wat hij doet is dat zijn
architectuur niet in de hoogte is, een stad zonder skyscrapers. Het is een alternatief t.o.v. Amerikaans
model. Het zijn betonnen huizen met 1,2 of 3 bouwlagen maar nooit hoger. Zijn industriële stad past een
nieuwe esthetiek toe, de esthetiek van beton.
foto rechtsonder: grote klok in midden van de stad ( kerk). De klok regelt de uren voor de 3
verschillende functies  planning in ruimte en tijd. Het is een vorm van denken dat zich in het
interbellum gaat ontwikkelen. Het gaat een fundament zijn van de moderne architectuur.
Hij kan een synthese ontwerpen van de stad, maar ook van de individuele huizen.
foto van grote haven
foto linksboven: stuwdam die elektriciteit produceert
Zijn tekeningen zijn tot op de detail uitgewerkt en er zijn zelfs plannen van verschillende huizen. Hij stelt
zijn tekeningen tentoon en iedereen lacht hem uit en het is pas na WOI in 1920 dat men het werk van
Garnier zal herkennen. Hij wordt dan een officiële stadsarchitect in Lyon waar hij betonnen structuren
gaat zetten.
Italiaanse Futuristen / Fututismo
Voor WOI, men vind een groepje architecten in Italië die ook de tijd in zijn architectuur probeert te
integreren. Futuristen; ze kijken naar de toekomst, aan deze beweging nemen architecten en kunstenaars
deel. De kunstenaars proberen de dynamiek van de beweging in hun schilderijen te brengen. De
dynamiek van moderne beweging, van een industriële wereld.
Het zijn zeer jonge architecten met een andere visie. Ze zijn geïnspireerd door VS met hun skyscrapers. Ze
proberen er een andere dynamiek aan te geven. Ze tekenen perspectieftekeningen met kleuren, van
steden die leeg zijn.
BV Antonio Sant’lia  de nieuwe stad = futurisme. Het zijn grote appartementsgebouwen waar de liften
bepalend zijn. In perspectief tekent men grote open ruimten die losstaat van typologie. Het is en
zoektocht naar een nieuwe stijl en nieuwe vormen voor een nieuwe stedelijke beschaving. Het is
creativiteit. Men stelt zich de vraag of het een utopie is of niet (utopie is ook een rode draad). Men kan het
beschouwen als utopie want het is niet uitgevoerd zoals Boulé. Er zit een nieuwe vorm van poëzie achter.
We hebben het einde van de lange 19de eeuw bereikt. Het was een periode waar het bruist.
Opeens ontstaat er iets verschrikkelijk; WOI
Het is een oorlog die 4 jaar lang gaat duren, het is een industriële oorlog. Men gaat op een industrieel
vernieuwde manier vernielen (gassen, vliegtuigen,…)
Het leven heeft bijna geen prijs meer, er vallen 100000 doden, de steden worden van de kaart geveegd.
Hoe kunnen ze nog in een nieuwe stad geloven.
Dit was de uitdaging waarmee mensen geconfronteerd werden. Hoe kan je aan toekomst denken als er
oorlog is, aan een nieuwe samenleving en stadsontwikkeling. Vele doen het aan de hand van kunst.
Sommige architecten gaan denken aan nieuwe samenleving.
Bruno Taut tekent een aantal utopieën. Mensen wonen in de bergen, weg van de oorlog. De mensen
leven in kristallen. Het is een glazen stad, een kristallen stad. Het is een kunst die aansluit bij het
expressionisme.
Veel kunstenaars en architecten sterven in de loopgraven.
EINDE LANGE 19E EEUW.
Download