1 2 Inhoud 1. Voorwoord .......................................................................................................................................... 3 2. Inleiding .............................................................................................................................................. 4 3. Aard en omvang van seksueel misbruik van jongens ......................................................................... 6 4. Gevolgen ............................................................................................................................................ 7 4.1.Gevolgen en de karakterstructuren .............................................................................................. 8 4.2. Lichamelijke klachten als gevolg van seksueel misbruik ............................................................. 9 5. Signaleren en bespreekbaar maken ................................................................................................. 11 6. De therapie ....................................................................................................................................... 13 6.1. Aanraken of niet aanraken in de therapeutische setting ........................................................... 16 7 De therapeut...................................................................................................................................... 18 7.1 De sekse van de hulpverlener .................................................................................................... 18 7.2. Tegenoverdracht ....................................................................................................................... 19 8. Tot slot.............................................................................................................................................. 21 Bijlage 1: DSM IV criteria PTSS ........................................................................................................... 22 Bijlage 2: Signalenlijst........................................................................................................................... 23 Geraadpleegde literatuur ...................................................................................................................... 25 3 1. Voorwoord De Toren!! Aan het begin van dit project 'werkstuk BodyMind' besloot ik een Tarotkaart te trekken. Het was de Toren: een kaart die door velen als bedreigend ervaren wordt. Maar ik weet inmiddels dat de kaart juist een nieuw begin in luidt. Niet negatief maar wel een nieuw begin dat ingrijpende gevolgen heeft. Ik probeer deze kaart dan ook te zien als een hint naar het betekenis geven aan de ingrijpende ervaringen waarover deze verhandeling gaat. Uiteindelijk is toch het doel van 'verwerking van seksueel misbruik': het geven van betekenis aan de ervaringen. Het Tarotspel lag op de salontafel van Rob en Antoinette die me zo ruimhartig dagenlang een rustige kamer aanboden om deze verhandeling te voltooien. Het onderwerp dat ik koos voor deze verhandeling is nauw gelieerd aan mijn parttime job voor het Expertisecentrum Kindermishandeling in Utrecht. Sinds 1993 werk ik bij instanties die zich bezig houden met de aanpak van seksueel misbruik en kindermishandeling. (De jaren '93 – '98 specifiek gericht op mannen met seksueel-misbruikervaring.) Tijdens mijn opleiding tot lichaamsgericht therapeut bleek dat vele medestudenten niet of weinig wisten van het thema. Vooroordelen en misvattingen kwamen in gesprekken naar voren. Toen dan ook aan het einde van mijn opleiding bij BodyMind bleek dat de eindwerkstukken van groeps- en jaargenoten gretig door anderen gelezen werden, besloot ik mijn werkstuk over 'mannen met seksueel-misbruikervaring' te schrijven. Zo hoop ik het onderwerp wat meer onder de aandacht te brengen, de kennis wat te vergroten en wat angst, vooroordeel of misverstanden uit de wereld te helpen. Ik heb het niet kunnen laten om diverse aanbevelingen te doen. Zo is deze verhandeling naast een verplichting ook nog evangelisatiewerk geworden!! Tenslotte is dit de plaats om Peter John Schouten bijzonder te bedanken voor onze samenwerking. Ik ben blij met de ervaring die ik opdeed in de verwerkingsgroepen voor mannen met seksueel-misbruikervaring, die we samen organiseerden. Ik heb ook voor deze verhandeling veel gehad aan zijn privé-colleges die hij met zoveel plezier tijdens voorbereiding, evaluatie en pauzes van de weekenden steeds weer aan mij gaf. Peter John: let's keep up the good work!! 4 2. Inleiding In deze verhandeling ga ik het hebben over seksueel misbruik. Inmiddels schrikken we niet echt meer van berichten in de media over seksueel misbruik. We schudden ons hoofd en we vinden het vreselijk, maar de impact die het ooit had heeft het niet meer. Het gebeurt. En toch zijn er nuanceverschillen in de bekendheid met het thema. De schrik wordt groter naarmate het kind jonger is bijvoorbeeld, of wanneer de pleger een vrouw is. En helaas is te constateren dat ook nog het seksueel misbruik van jongens en mannen de wenkbrauwen hoger doet optrekken dan het misbruik bij vrouwen en meisjes. In de laatste pakweg 15 jaar hebben met name de vrouwen aandacht gevraagd voor hun misbruikervaringen. Hulpverlening kwam op gang en ook de reguliere hulpverleningsinstanties kwamen met een hulpaanbod. Maar meer en meer blijken ook mannen nu in hun jeugd misbruikt te zijn, en is een hulpaanbod nodig. Wat verstaan we onder 'seksueel misbruik'? Het is goed om daarvan een definitie te geven, zodat er geen misverstanden ontstaan. Seksueel misbruik in dit kader is: "Seksuele contacten van personen met een jongen onder de zestien jaar, die plaatsvinden tegen zijn zin of waarbij de jongen het gevoel heeft (gehad) de seksuele contacten niet te kunnen weigeren en die op latere leeftijd als negatief en onvrijwillig worden benoemd." 1 Veel mannen doorbreken pas op latere leeftijd het stilzwijgen over het misbruik. En dan vaak nog in de marge van een hulpvraag over primaire klachten, zoals overspannenheid, burnout of verslavingsproblematiek. Het doorbreken van de stilte botst vaak met de interne én het maatschappelijke beeld van mannelijkheid. Met name het toegeven aan het 'slachtoffer zijn' is voor een man een stap. Juist dit maakt dat het voor de therapeut goed is om juist bij mannen een mogelijk misbruikverleden niet bij voorbaat uit te sluiten. Daarbij heb je het dan meteen ook over de rol van de hulpverlener en zijn of haar eigen achtergrond. In deze verhandeling zal ik aandacht besteden aan de feiten van het vóórkomen van misbruik bij jongens, aan de mogelijkheden van het signaleren van misbruik (en de (on-)zin van signalenlijsten). Verder besteed ik aandacht aan de gevolgen van het misbruik op latere leeftijd, en dan in het kader van deze verhandeling met name de lichamelijke gevolgen of (psycho-)somatische klachten. Het is goed hier te benadrukken dat de gevolgen van seksueel misbruik op korte termijn buiten het bestek van deze verhandeling liggen; zo ook de hulpverlening aan jongens die recentelijk zijn misbruikt. Nadrukkelijk bespreek ik de klachten van mannen met seksueel-misbruikervaringen in hun jeugd. Korte-termijngevolgen van misbruik vallen buiten dit onderwerp. Casus: Roland is seksueel misbruikt door twee oudere broers: zowel afzonderlijk als gezamenlijk. Soms werd ook een jongere broer bij het misbruik betrokken, Achteraf vindt hij het misbruik met zijn iets oudere broer het ergst, omdat hij met deze broer slecht kon opschieten: Ik had en heb meer dubbele gevoelens naar hem. Het misbruik bestaat uit aftrekken en orale seks, begint op zijn zevende en duurt tot ongeveer zijn veertiende jaar. ….. Ik werd heel passief, at verschrikkelijk vel, sprak weinig, deed helemaal niets en was enorm geïsoleerd. Toen ik twintig was wilde ik dood. Omdat deze verhandeling is geschreven voor een therapeuten opleiding, zal ik uiteraard ook verder ingaan op de therapie. Een (overigens bestaand) behandelingsmodel zal ik 1 naar Dr. S. Dijkstra, in Bij stukjes en beetjes. Utrecht, TransAct, 1996, pag. 12. 5 presenteren, en proberen te voorzien van lichaamsgerichte invalshoeken. Ik zal aandacht besteden aan het bespreekbaar maken van het onderwerp, met name in de intake. Tenslotte zal ik nog ingaan op de therapeut zelf: de invloed van de sekse en de tegenoverdrachtelijke valkuilen. En dan nog dit: ik vermijd te spreken over 'slachtoffers' omdat het slachtofferschap slechts één aspect is van de misbruikervaringen. Mannen in dit kader alleen maar slachtoffers noemen zou uitsluiten dat zij van dat slachtofferschap kunnen loskomen en betekenis kunnen geven aan hun ervaringen. 6 3. Aard en omvang van seksueel misbruik van jongens De Volkskrant op 17 januari 1998 schrijft: "Toen begin jaren tachtig de stilte rond seksueel misbruik van vrouwen werd doorbroken, bestond het idee dat vrouwen het slachtoffer waren en de mannen de dader. Jongens laten toch niet iets tegen hun zin gebeuren? Mannen vinden seks toch altijd lekker? Pas in het begin van de jaren negentig kwamen de eerste mannen met hun verhaal naar buiten. Nu blijkt dat één op de vijf misbruikte kinderen een jongen is."2 De vraag rijst of seksueel misbruik van jongens zo verschilt met seksueel misbruik van meisjes. Er zijn overeenkomsten: over het algemeen er is geen brute aanrander of verkrachter die op onbewaakte ogenblikken tevoorschijn komt en de ander zijn wil op legt. De pleger is meestal een vertrouwenspersoon. Iemand die aanzien, vertrouwen in het gezin heeft, en bij de jongen. Het is vaak een goede vriend van de ouders, een oom, een onderwijzer, een sporttrainer, een broer of de vader. Soms de moeder, een oudere zus, een tante… Maar er zijn ook verschillen met het misbruik bij meisjes: Jongens worden vaker dan meisjes buiten het gezin misbruikt. Vaker dus door een onderwijzer, pastoor, voetbaltrainer of scoutingleider. Naar mate de jongen ouder wordt lijkt het risico om misbruikt te worden af te nemen. (Onderzoeken lijken aan te tonen dat op jonge leeftijd (peuter en kleuter) het risico voor jongens of meisjes gelijk is.) Wanneer het misbruik plaatsvindt binnen het gezin kan de vader of de moeder de pleger zijn. Geschat wordt dat 20% van het misbruik gepleegd wordt door vrouwen, soms onder dwang van de man, maar zeker ook op eigen initiatief. Misbruik buiten het gezin vindt over het algemeen plaats door een man. Misbruik van jongens gaat met meer geweld en minder strelingen gepaard. Bij het misbruik zijn de handelingen meer genitaal en anaal gericht: anale penetratie en passieve of orale coïtus komen veel voor. Door stimulatie kunnen jongens tijdens het misbruik, ondanks walging, angst en machteloosheid een erectie krijgen en zelfs ejaculeren. Omdat de relatie tussen jongen en pleger vaak bekend is, en zelfs door de buitenwereld gekenmerkt wordt als een vertrouwensrelatie, is het misbruik vaak niet incidenteel en kan langere tijd onopgemerkt blijven door de directe omstanders. Wanneer het misbruik niet incidenteel is, zie je dat de pleger zijn relatie met de jongen uitbouwt tot een situatie waarin de jongen meer en meer 'in de val' van het misbruik loopt. Grootschalig onderzoek naar seksueel misbruik in Nederland is recent niet gedaan. Uit de weinige onderzoeken die in Nederland zijn gedaan (en uit extrapolaties van onderzoeken uit de Verenigde Staten) komt de volgende schatting: één op de vier of vijf misbruikte kinderen is een jongen. Deze schatting lijkt overeen te komen met de registratiecijfers van de Adviesen Meldpunten Kindermishandeling waarbij circa 25% van de gevallen van seksueel misbruik het een jongen betreft.3 Omgerekend naar de totale Nederlandse bevolking kun je zeggen dat de schatting is dat drie tot vier procent van alle jongens seksueel misbruikt is in hun jeugd. 2 3 E. Visser in de Volkskrant, 17 januari 1998. Registratiecijfers AMK 2000, Utrecht, NIZW, 2001; Registratiecijfers AMK 2001, Utrecht, NIZW, 2002 7 4. Gevolgen Seksueel misbruik heeft bij jongens en mannen, net als bij vrouwen en meisjes, een traumatische uitwerking. We zien angst, depressie, laag zelfbeeld, psychosomatische klachten, dissociatie, verslavingsproblematiek, automutilatie, problemen met het stellen en omgaan met grenzen en met het aangaan van intimiteit. Specifieke problemen en gevolgen die mannen ervaren, hebben te maken met de botsing van het slachtofferschap aan de ene kant en de min of meer traditionele beelden van mannelijkheid aan de andere kant. Maatschappelijke normen over mannelijkheid duiden in de richting van kracht, zelfstandigheid, stoerheid, onkwetsbaarheid, assertiviteit. Slachtofferschap is daarmee geen goede combinatie, want dan spreken we over zwakheid, hulpeloosheid, zieligheid, niet weerbaar zijn. Uiteraard (gelukkig?!) zijn deze mannelijkheidcoderingen aan veranderingen onderhevig, maar laten we niet onderschatten welke rol deze coderingen nog spelen in onze samenleving en dus in deze problematiek. Mannelijke slachtoffers twijfelen snel aan de onvrijwilligheid van de seksuele handelingen. Mannen hebben nou eenmaal vaak het initiatief tot seksueel contact; ze zijn nieuwsgierig naar seksuele mogelijkheden. De norm is toch een beetje: geboden kansen laat je niet schieten. Dat geeft verwarring op het moment dat je misbruikt wordt. Die verwarring komt mooi naar voren bij uitspraken van kinderen: "mijn vader zit aan me", zegt een meisje voor de Kindertelefoon. "Ik ga met mijn tante naar bed en daar zit ik mee", zegt een jongen. Verder is er vaak verwarring over de seksuele voorkeur. Wanneer je tegen je zin in seks hebt met een vrouw, rammelt dat aan je heteroseksualiteit. Net zo goed als je je misschien gaat afvragen of je homo bent als je door een man (die er misschien niet eens flikkerig uitzag!!) bent benaderd en misbruikt. De ervaringen, en vaak ook eerste seksuele ervaringen, mengen zich met schuld en schaamte, twijfel, angst, verwarring. Wanneer het lijf van de jongen tijdens het misbruik reageerde door een erectie en/of een ejaculatie, versterkt dat al deze gevoelens en verwarring. Een erectie is zichtbaar: hoe kun je dan volhouden dat het tegen je zin was? Sommige plegers maken er juist (daarom?) veel werk van om seksuele opwinding bij jongens op te wekken. Misbruik door een vrouw wordt schaamtevoller ervaren en achteraf is er vaak de neiging het misbruik te herdefiniëren als een spannend avontuurtje: 'op een ouwe fiets moet je het leren'.. Misbruik door een ouder of ouderfiguren hebben een grote invloed op het latere leven: de negatieve ervaring met de eerste mannelijke of vrouwelijke rolmodellen beïnvloeden het gedrag op latere leeftijd. Door veel van het bovenstaande spelen de thema’s schaamte en schuld: veel mannen schamen zich bijzonder dat zij zich hebben laten misbruiken, en niet beter voor zich zijn opgekomen. Zij voelen zich snel schuldig aan het misbruik, juist omdat ze in hun ogen te weinig gedaan hebben om het te vookomen. Verder noemt veel literatuur als gevolgen: - Negatief zelfbeeld - Schuld- en schaamtegevoelens - Depressie - Psychiatrische problematiek - Isolement 8 - Angst voor intieme en/of vriendschappelijke relaties Seksuele problemen: verwarring over seksuele identiteit; seksverslaving Overcompensatie door extra benadrukken van de mannenrol (macht, controle, machogedrag) Achterwege laten van mannelijk gedrag (bekwamen in typisch vrouwelijk gedrag: hulpvaardigheid, empathie) Eetproblematiek Middelengebruik en verslaving Verstoord lichaamsbeeld/lichaamsperceptie Bovenstaand rijtje wil ik verder nog uitbreiden met het volgende: mannen die zijn misbruikt kunnen nog al eens de neiging hebben op latere leeftijd de misbruiksituatie opnieuw op te zoeken. Ze kiezen dan een (seks-)partner die doet denken aan de pleger van destijds, of een (seks-)locatie die doet denken aan destijds, of een vorm van seks die herinnert aan het misbruik. Het lijkt erop dat mannen dit doen als een (vaak onbewuste) zoektocht naar een identieke situatie waarin de oudere wél grenzen aangeeft en de grenzen van de jongen níét overgaat. Om de opsomming verder te complementeren stip ik nog het volgende aan: onverwerkte misbruik kan tot gevolg hebben dat het slachtoffer zelf grensoverschrijdend (seksueel) gedrag vertoont. Kán, zeg ik met nadruk. Niet alle slachtoffers zijn zomaar potentiële daders en niet alle daders waren ooit slachtoffer. Tenslotte: de ervaring van het ondergaan van seksueel misbruik is traumatiserend te noemen. Daarom verwijs ik in dit kader ook naar de DSM IV-criteria voor posttraumatische stress-stoornissen (zie Bijlage 1). 4.1.Gevolgen en de karakterstructuren Het lijkt op zijn plaats om in dit kader in te gaan op de invloed van het misbruik op het ontstaan van de karakterstructuren uit de bio-energetica.4 Zoals hierboven beschreven is, zijn de gevolgen van het seksuele misbruik nogal divers. Een duidelijk verband tussen het seksuele misbruik en de socialisatie als man bepaalt wel een deel van de psychologische gevolgen. Maar door de verdere diversiteit aan gevolgen lijkt de invloed van het misbruik op de vorming van de typische kenmerken van de karakterstructuren niet aantoonbaar. Met andere woorden: de ervaring van seksueel misbruik maakt niet dat per definitie een specifiek (pre-genitale) karakterstructuur ontstaat. In de diverse trainingen 'Verwerking van seksueel misbruik' die ik tot nu toe organiseerde en/of gegeven heb, zag ik steeds weer een qua karakterstructuren heterogene groep. Casus: Anton is in zijn gehele jeugd klein gehouden door zijn moeder. Zijn moeder is een ziekelijk, vaak bedlegerige vrouw die 'haar' Anton regelmatig vraagt bij haar te komen liggen en haar dijen op te warmen. Anton wil graag voor zijn moeder zorgen en kan geen nee zeggen. Iedere keer weer voldoet hij aan moeders wensen en wrijft met zijn buik over haar dijen. Dat hij daarbij erecties krijgt vindt hijzelf verschrikkelijk maar moeder lacht hem er juist voor uit: Je denkt zeker dat je al een man bent? Nou je bent nog maar een jongen hoor… Anton komt op 34-jarige leeftijd in therapie met spanningsklachten: nek en schouders zijn verkrampt. Anton heeft de neiging zichzelf te verwaarlozen en heeft geen relatie. 4 Theorie en achtergrond van deze karakterstructuren veronderstel ik als bekend. De pregenitale karakters schizoiditeit, oraliteit en masochisme, en de genitale karakters psychopathie en rigiditeit worden uitstekend beschreven in Els Kikke's boek "Loskomen" (Amsterdam, Bres, 2003) 9 Ik stel hier dat de invloed van het misbruik op de ontwikkeling naar een specifieke pregenitale karakterstructuur niet doorslaggevend is. Uiteraard zal in de dynamiek van het gezin de ervaring van het misbruik (al dan niet binnen dat gezin) een versterkende rol spelen op reeds bestaande voorwaarden voor 'ontstaan' van karakterkenmerken, maar niet doorslaggevend bepalen welke structuren er bij de jongen zich zullen ontwikkelen. Anders is dat mijns inziens voor de vorming van de karakterstructuren uit de genitale fase. Zodra de ouder of de ouderfiguur de (ontluikende) seksualiteit van het kind aangrijpt om te komen met grensoverschrijdend seksueel gedrag, zal het kind concluderen: Als ik seksueel levendig ben, raak jij opgewonden en doe je me pijn. Angst voor seksualiteit en de overtuiging dat seksualiteit schadelijk is, kunnen daar de gevolgen van zijn. En dat is dan weer een bodem voor het ontstaan van rigiditeit of psychopathie in het karakter van de jongen. 4.2. Lichamelijke klachten als gevolg van seksueel misbruik De meest genoemde lichamelijke klachten zijn: Spanningsklachten: bovenrug en nek Algemeen: De nek bestaat uit zeven halswervels. Door de openingen van de wervels lopen spieren en zenuwbanen.De wervels zijn met elkaar verbonden door ligamenten en ertussen liggen veerkrachtige tussenwervelschijven. Door de beperkte buigzaamheid van het gebied ontstaan veel van de nek- en rugklachten. Een foute beweging of een te grote spanning op één deel van het gebied kan een effect hebben op de rest van de onderdelen in dit gebied. De meeste rug- en nekpijn wordt aangeduid met de term: niet specifiek. Dit omdat er geen duidelijke pathologische reden is aan te wijzen voor de pijn. Wel kunnen we constateren dat een voortdurende aanspanning van de spieren als gevolg van stress of angst op den duur tot klachten zal leiden. Er kan langzaam of plotseling pijn ontstaan, vaak gepaard met stijfheid. Er kan contactpijn zijn of pijn bij specifieke bewegingen. Soms is de pijn op één plaats gelokaliseerd. Impotentie Algemeen: Bij impotentie kan een man geen erectie krijgen of een erectie in stand houden. Lichamelijke oorzaken zouden kunnen zijn: een tekort aan testosteron, overmatig gebruik van alcohol, medicijngebruik. Impotentie kan het gevolg zijn van operaties in ruggenmerg of onderbuikgebied. Over het algemeen is impotentie echter niet het gevolg van een lichamelijke aandoening, maar stress- en/of angstgerelateerd. Hoofdpijn Algemeen: Hoofdpijn kan in veel gevallen een verschijnsel zijn dat bij een ander ziektebeeld hoort. Zijn die mogelijkheden uitgesloten dan kunnen we spreken over migraine of over spanningshoofdpijn. Migraine gaat gepaard met andere symptomen als misselijkheid en een gestoord gezichtsvermogen. Wetenschappelijk is nog niet aangetoond waarom sommige mensen wel en andere niet vatbaar zijn voor migraine. Wel is duidelijk dat bij het krijgen van een aanval enkele factoren een rol spelen: familiaire aanleg; de aanvang van menstruatie; het eten van bepaalde voedingsmiddelen; stress én tegenstrijdig genoeg ontspanning ná stress. De pijn en andere gevolgen lijken veroorzaakt te worden door de manier waarop de slagaders die naar de hersenen lopen reageren op de genoemde factoren. Bij migraine is er een abnormale verwijding van de bloedvaten waardoor de druk in de hersenen een hoofdpijn veroorzaakt. Dit verschijnsel heeft de voorkeur op te treden bij ontspanning na een tijd verkrampt hard werken. Vaak treedt dit verschijnsel op in het vrije weekend of in begin van de 10 vakantie. Door de pulsatie in de bloedvaten ontstaat de zo kenmerkende bonzende hoofdpijn. Door de hogere druk in de schedel treden ook verschijnselen van misselijkheid bij de hoofdpijn op. Hyperventilatie Algemeen: In ons bloed bestaat een zeker evenwicht tussen zuurstof en kooldioxide. Zuurstof is een bouwstof en kooldioxide een afvalstof van onze ademhaling. Als iemand hyperventileert geeft hij teveel kooldioxide af en neemt teveel zuurstof op. Het evenwicht O2 en CO2 is verstoord, en dat leidt tot bepaalde sensaties. Er kunnen zich duizelingen voordoen, doofheid, tintelingen in mond en handen, kramp in handen en voeten, wegrakingen. Angst en paniek zijn erg kenmerkend: er is ook het gevoel te stikken. Vaak gaat het einde van het verloop van een aanval ook met hoofdpijn gepaard. Pathologisch/lichamelijke oorzaken zijn tot nu toe niet bekend. Hyperventilatie is daarmee vooral een psychosomatisch verschijnsel. Deze meestvoorkomende klachten zijn niet specifiek voor mannen met seksueelmisbruikervaring maar zijn meer algemeen stressgerelateerd. In het hoofdstuk over de therapie zal ik daarom niet specifiek op de aanpak van deze klachten ingaan. Verwerking van het seksuele misbruik –zo mogen we aannemen- staat in dit kader op de voorgrond. Het is te verwachten dat de klachten daarmee zullen afnemen. Wetenschappelijk wordt steeds meer en steeds nauwkeuriger onderzoek gedaan naar de effecten van geweld en trauma's op de (kinder-)hersenen, en welke gevolgen dat dan weer heeft voor de latere leeftijd. Aanhoudende productie van stresshormonen maakt dat het hart sneller klopt, de bloeddruk hoger is en er meer impulsiviteit is. Als deze kinderen ouder worden vraagt dat zijn tol. In de VS is bv. geconstateerd dat hoge bloeddruk onder zwarte mannen niet genetische bepaald is, zoals steeds werd gedacht, maar een gevolg van het opgroeien in een meer gewelddadig milieu. Het wachten is op meer en toegankelijker literatuur over dit subonderwerp. Naast de genoemde (veelal stressgerelateerde) lichamelijke gevolgen, komt als gevolg van het misbruik verwaarlozing van het lichaam regelmatig voor. Die verwaarlozing kan vervolgens weer leiden tot allerlei lichamelijke klachten. 11 5. Signaleren en bespreekbaar maken Dat mannen in een intake of andere eerste gesprekken niet meteen komen met hun verhaal over hun negatieve seksuele ervaringen, lijkt me voor de hand liggend. Seksualiteit blijkt voor veel cliënten die zich aanmelden voor therapeutische hulpverlening een gevoelig onderwerp. Mannelijke cliënten melden zich zelden bij een therapeut met seksuele moeilijkheden als aanmeldingsklacht. En de therapeut dient zich in de eerste plaats aan te sluiten bij waar de cliënt mee komt, alsmede te erkennen dat het voor de cliënt lastig is om dit gevoelige onderwerp bespreekbaar te maken. In de intakefase is het van belang seksualiteit en seksuele problematiek niet te isoleren. Zorg dat vragen naar seksualiteit ingebed is in vragen over jeugd, opvoeding, relatie, ingrijpende belevenissen. Maar wanneer signaleert de therapeut ervaringen van seksueel misbruik bij cliënten? De therapeut kan letten op de hulpvraag, gedragingen, gedachten en gevoelens van de cliënt, die wellicht samenhang hebben met seksueel misbruik. Uit literatuur en uit de praktijk kan een flinke opsomming aan signalen worden samengesteld. In Bijlage 2 treft een uitgebreide signalenlijst aan. Hier noem ik: - Negatief zelfbeeld - Concentratieproblemen - Minderwaardigheidsgevoelens - Gevoelens van geïsoleerd zijn of 'anders'-zijn - Niet op je gemak voelen in sociale situaties - Moeite hebben met vertrouwen van hetzij mannen, hetzij vrouwen - Extreme gevoelens, van schuld, schaamte, onzekerheid - Moeite met het behouden van vriendschappen (met mannen) - Verwarring over seksuele voorkeur - Problemen met het krijgen van intieme relaties - Nachtmerries en andere slaapproblemen - Dwangmatig seksueel gedrag Op bewegingsniveau kennen we nog de volgende signalen: - Angst voor aanraking - Ogen niet durven sluiten - Vermijden van oogcontact - Zich klein maken - Stem niet durven gebruiken - Vervelend vinden om het lichaam te laten trillen - Niets 'zien' maar alles in je opnemen Toch heeft zo'n opsomming maar beperkt waarde. Veel signalen kunnen evenzogoed wijzen op andere problematiek en een andere achtergrond hebben. Voor wie bekend is met de signalen van de karakterstructuren uit de bio-energetica zal diverse genoemde signalen ook in die rij kunnen plaatsen. Het is aan de therapeut om in verder contact met de cliënt er achter te komen, of er sprake is van seksueel-misbruikervaring. Ondanks de beperkte waarde is het voor de therapeut aan te raden de signalen te kennen, en te zien als een mogelijke verwijzing naar misbruik, zonder direct conclusies te trekken. Sowieso dient de therapeut de mogelijkheid van een misbruikverleden als optie in zijn systeem van denken en voelen te hebben. Daarnaast –om de zaken nog gecompiceerder te maken- moet de therapeut er ook op bedacht zijn dat veel mannen in de loop der tijd een meester geworden zijn in het 12 camoufleren van hun misbruikverleden en dan ook een juist a-specifiek gedrag of aspecifieke signalen kunnen vertonen, Concluderend kan ik stellen, dat de beste manier om erachter te komen of er sprake is van seksueel misbruik bij mannelijke cliënten, is er standaard bij de intake naar vragen. Zorg dat de vraag is ingebed in een context. De therapeut kan de lading die de vraag heeft verkleinen door binnen een reeks vragen naar relaties, gezin van oorsprong en jeugd, te vragen naar eventuele negatieve seksuele ervaringen. Veel mannen kijken op hun ervaringen niet terug als zijnde 'seksueel misbruik'. Zeker als er aan de verwerking ervan nog niet is begonnen. Door te spreken over negatieve seksuele ervaringen voorkomt de intaker misverstanden die kunnen ontstaan doordat de cliënt moeite heeft zijn ervaring al dan niet als 'misbruik' te bestempelen. Je kunt je ook afvragen of een mannelijke cliënt in eerste instantie zijn ervaringen als 'negatief' zal bestempelen. We zagen immers al dat mannen vanuit hun mannelijkheidcoderingen verward aan kunnen kijken tegen de ervaringen; misschien zelfs in eerste instantie geneigd zijn om ontkennend te reageren als gesproken wordt van gedwongen of onvrijwillige handelingen. Die termen druisen nl. nogal in tegen hoe mannen tegen zichzelf willen aan kijken. Vanuit die constateringen noem ik de volgende aanbevelingen5 - Vermijd formuleringen die de ervaringen al bij voorbaat labelen als iets dat niet gewenst was, niet gewild, gedwongen Vermijd formuleringen die de emotionele betekenis van de ervaringen al bij voorbaat labelen als vervelend, pijnlijk, of vernederend; Gebruik formuleringen die aansluiten op het concrete gedragsniveau: in neutrale termen. Maar wanneer het thema 'seksueel misbruik' in een intake van een mannelijke cliënt speelt, is er meer nodig dan het juist formuleren van de vragen. Het is ook nodig dat de therapeut nalaat de ervaringen te stigmatiseren. Dat vraagt een open houding, en niet alleen in figuurlijke zin. Heel wat therapeuten gaan letterlijk met de armen of de benen gekruist zitten zodra het thema 'seksueel misbruik' op tafel komt. Het kan zijn dat de therapeut het onderwerp niet 'dragen' kan. De kans bestaat dat dan de cliënt de zorgrol in deze setting overneemt. In een volgend hoofdstuk zal ik nog wat dieper ingaan om de tegenoverdracht en secundaire traumatisering. Tenslotte nog dit: tijdens een intake is het aan te raden, op je gevoel af te gaan, lef te hebben. Als een man vrijwel niet over seks spreekt, laat dan een lichtje branden in je achterhoofd, door te vragen over zijn relaties….. Of wanneer een man nogal stoer doet over de 'vrouwtjes': idemdito. Het is goed om daar een antenne voor te ontwikkelen en niet te bang te zijn om het onderwerp –met in achtneming van al het bovenstaande- aan te kaarten. Casus: Manfred is van zijn zevende tot zijn dertiende regelmatig misbruikt door zijn vader. Vader vond hem geen echte vent maar een mietje. 's Nachts komt vader bij hem liggen en zijn penis te strelen. Zijn penis wordt dan stijf en als vader wil neuken en Manfred huilt en smeekt om op te houden, zegt vader: maar je hebt een stijve, dus je wilt dit ook graag. Manfred komt op latere leeftijd in instellingen omdat hij 'doordraait'. Hij probeert diverse malen zijn ervaringen te bespreken maar hij wordt niet geloofd. In individuele therapie bespreekt de therapeut het misbruik met Manfred tot in de kleinste details. Hierdoor krijgt hij meer vat op en inzicht in zijn gevoelens. 5 uit: Met andere woorden. J. Beelen. Utrecht, Transact, 1995. 13 6. De therapie Als in de intake seksueel misbruik naar voren is gekomen, volgt –met wederzijdse toestemming- de therapie. Peter John Schouten, psychodrama-therapeut, ontwikkelde vanuit zijn jarenlange ervaring met het werken met mannelijke cliënten met seksueel-misbruikervaring (FIOM, AMW, TransAct) een therapiemodel.6 Dit model, dat ik met veel genoegen hier voor het eerst op schrift stel, valt onder te verdelen in vier stadia: 1e fase - Het in contact komen met de problematiek. In de fase kan de cliënt zich realiseren dat er misbruik heeft plaatsgevonden, hier woorden aangeven, de details naar boven halen, de context verder onderzoeken, lijnen ontdekken, etc. Kortom: contact maken met de hele constellatie van de problematiek. Zoals ik al in het voorgaande beschreven heb, is dit vaak een bijzonder moeilijk proces. Drempel na drempel moet worden genomen en de cliënt moet vaak zichzelf en zijn beelden als het ware herdefiniëren. In de woorden van Schouten: de cliënt moet leren constateren dat hij met de pleger een intieme relatie heeft. Of dat nu leuk is of niet: die relatie is er. Er is –om het te chargeren- sprake van 'een verkering die nog niet is uitgemaakt'. Cliënt en pleger zitten nog aan elkaar vast door de ervaringen uit het verleden. Of zelfs door het feit dat de één slachtoffer is en de ander 'pleger', en de dynamiek daar tussen. Belangrijk in deze fase is het terughalen van de details van de herinnering: waar gebeurde het, wat gebeurde er precies, onder welke omstandigheden, wie wisten er nog meer van, etc. Van de therapeut vraagt dat specifiek door te vragen. Casus uit een groep: Mient is op zeer jeugdige leeftijd door familieleden misbruikt. Met name de anale verkrachtingen vervullen Mient met schaamte. Mient kan slecht over zijn ervaringen praten en heeft de neiging het uitsluitend te hebben over “dat wat gebeurd is”. Hij kan daarover -en over de effecten op zijn verdere leven- uitweiden in abstracte verhandelingen. De drempel om concreet naar de details van het misbruik te gaan lijkt voor Mient nog (te) hoog. Oefening: Mient stelt zijn familie van destijds op. Enkel de constellatie van het gezin fysiek vormgeven in de ruimte is voor hem op dit moment het maximaal haalbare. Door het neerzetten van broers, zussen en ouders maakt hij contact met de situatie waarin het misbruik plaatsvond: de broers die ‘speels’ meededen; de zussen die niets deden dan troosten; moeder die de andere kant opkeek, vader de hoofdrol speelt. 2e fase - Doorstroming/catharsis Als de cliënt contact heeft met de ervaring en de details daarvan, kunnen de gevoelens die daarbij horen worden onderzocht. En dat zijn niet alleen de gevoelens van onmacht, kwaadheid en pijn. Vaak is er in de ervaring ook een element van positieve gevoelens: aandacht, lichamelijk genot of lust, contact. In deze fase kan de cliënt komen met die belevingen, ze uitspreken, opnieuw doorleven, en zo komen tot een herschikking van de emoties. Hier begint voor de cliënt het 'terug in beheer nemen van het verhaal'. Over het algemeen kun je stellen dat cliënten het beheer over hun eigen ervaringen verloren hebben. Ze ervaren daarin de invloed van de ander, de pleger nog heel sterk. Door de emoties en gevoelens rondom de ervaring te uiten, te beleven en uit te spreken, krijgt de cliënt de kans het beheer weer terug te nemen. Of anders gezegd: hij krijgt de kans 6 Gesprekken met P.J. Schouten, 2001-2003; zie zijn internetsite http://www.seksueelmisbruik.info/ 14 om de verkering weer uit te maken. Issue hier is 'macht'. Vanuit het machtsverschil dat ervaren is tijdens het misbruik, was de cliënt geneigd te blijven 'gehoorzamen' of is het moeilijk weerstand te bieden. In de catharsis kan –met alle emoties van dien- de cliënt die macht weer terug nemen of nu wél in opstand komen en weerstand bieden. Het slachtofferschap kan worden afgelegd en het daderschap worden teruggegeven aan de dader. Casus uit een groep: Harrie groeide op zonder vader of broers/zussen. Samen met zijn moeder die een bijzonder dominante rol speelt. Moeder wast tot ver in de puberteit Harrie in bad, waarbij veel tijd en aandacht voor zijn penis. Harrie schaamt zich voor zijn erecties daarbij, maar kan geen ‘nee’ zeggen. Moeder staat voor hem ondanks alles op een voetstuk. Schoorvoetend kan hij nu op 50-jarige leeftijd zeggen dat zijn moeder hem misbruikt heeft. Iedere keer echter als hij dat zo benoemt, komen er tegenargumenten en begrip voor moeder die het ook niet makkelijk heeft gehad, ook een heel strenge vader en moeder heeft gehad, en zich van haar eerste echtgenoot moest prostitueren. Harrie wil erg graag gaan staan voor een ‘nee’ tegen zijn moeder maar vindt daarvoor nog geen weg. Oefening: Door middel van ademwerk en lichaamswerk bouwt Harrie energie op. Een groepslid speelt de rol van zijn moeder die naar zijn kruis grijpt en zegt moeders woorden: “kom op met je pikkie”. Een ander groepslid ondersteunt Harrie om niet af te dwalen van ‘nee’. Na veel terugvallen in ‘och dat mens bedoelde het niet zo kwaad’ etc., en het opnieuw opbouwen van energie, kan Harrie diverse malen een krachtig ‘nee’ laten horen. Het werkt voor hem als een opening naar een nieuwe horizon, nog erg angstig maar er zijn nu nieuwe mogelijkheden. 3e fase - Integratie Tijdens het integreren van de catharsis is het voor de cliënt belangrijk ook in de relatie met de therapeut te ervaren dat hij de macht terug in handen heeft. De therapeut is niet directief meer maar neemt op een gepaste wijze afstand. Je zou kunnen zeggen dat de therapeut hier meer een coachende rol krijgt. Hij kan vanuit zijn expertise bewaken of er geen terugval naar een eerdere fase is, de cliënt desgevraagd van adviezen dienen, werkvormen aanreiken die het integreren bevorderen. Casus uit een groep: Karel is door zijn pianoleraar jarenlang misbruikt. Lang heeft Karel gedacht dat ze een ‘relatie’ hadden. Maar langzaamaan, door te durven kijken naar zijn huidige obsessief seksueel handelen (jeugd met mannenprostitutie, geen relatie seksueel bevredigend vinden, steeds weer ‘de baan’ op gaan, etc.), is Karel steeds meer kwaad geworden op die leraar omdat die met zijn smoesjes en goed praten, hem in de misbruiksituatie bleef trekken. Omdat het leek op een relatie, voelde Karel zich ook steeds medeplichtig. Karel heeft stappen gezet in het uitwerken van het daderschap en het slachtofferschap, maar een vaag gevoel van schuld blijft. Oefening: Hij vraagt in de groep om nog één oefening: de schuld teruggeven. Karel wil dat graag kracht bij zetten. In samenspraak met de leiding wordt de volgende oefening bedacht: de groep maakt met armen en benen een nauwe gang van Karel naar de ‘leraar’ (groepslid). Karel kruipt over de vloer met een symbool voor de schuld in zijn handen. De ‘gang’ maakt het door duwen en drukken een moeizame weg. Als Karel eindelijk aan de andere kant van de ‘gang’ hijgend de schuld heeft teruggegeven, valt hij de groepsleden één voor één om de hals ‘om te bedanken’. 4e fase - Betekenis geven Het geven van betekenis aan negatieve of zelfs traumatische ervaringen is een individueel proces. Deze fase is ondenkbaar zonder het doorlopen van de vorige fasen. Het misbruik moet een 'plaats' gekregen hebben: inzichten zijn opgedaan, besluiten genomen en waarschijnlijk is er over het misbruik ook contact gemaakt met anderen dan de therapeut. Sommige cliënten gaan inzien dat door de inzet en het proces in de therapie wijsheid is opgedaan. Cliënten zien dat de ervaringen en het doorwerken daarvan hun keuzevrijheid heeft gebracht in het hier en nu. Cliënten kunnen blij en trots zijn op het feit dat ze de kracht hebben, of hebben opgedaan, om te komen met wat hun dwars zit. Kortom: betekenis geven aan de ervaringen en het doorwerken daarvan is een persoonlijk, individueel proces. Het kan zijn dat in deze fase contact gemaakt wordt met spiritualiteit. 15 De therapeut kan dan vanuit zijn of haar ervaringen, en met zijn of haar eigen 'wijsheid' fungeren als een voorbeeld of raadgever. Na het afleggen van het slachtofferschap en het retourneren van de aandelen 'daderschap' is er ruimte om nieuwe dingen aan te nemen. Schouten: met volle handen kun je niet iets nieuws aanpakken. Casus uit een groep: Johan is in zijn jeugd op een dag door een man op het strand meegenomen en misbruikt. In het verwerkingsweekend heeft hij dit verhaal uitgebreid gebracht en er mee gewerkt. Oefening: Tijdens de ochtend van de laatste dag doet de groep de Nadabrahma-meditatie. Tijdens de fase van ‘geven en nemen’, is Johan in tranen. In de ochtendsessie vertelt hij: ik heb heel lang alleen maar aan dat geven gedacht. En dat zo beleefd. Ik had iets weggeven, ik moest steeds maar blijven weggeven. Voor mij was er niets te nemen. Tot ik vanochtend tijdens de meditatie opeens besefte dat ik niet zo intens met mezelf aan het werk zou zijn als ik niet misbruikt was. En dát kon ik nemen: dat was voor míj… De genoemde fasen in een model: In de beschrijving van de fasen beschreef ik al enkele rollen die de therapeut zou kunnen spelen. In het model is er ruimte voor nog meer rollen: De deskundige: met name bij het ter sprake brengen van het probleem is het voor de mannelijke cliënt van belang iemand tegenover zich hebben die weet waarover het gaat. De therapeut kan laten blijken dat hij of zij er meer over gelezen heeft, het vaker tegenkomt, de ins en outs kent. Dit stelt de cliënt gerust. De instructeur: "kom maar, ik help je op weg en ik bescherm je als het nodig is" kan de therapeut in deze fase uitdragen. De cliënt ziet als een berg op tegen het 'doorwerken' van zijn ervaringen en heeft een vertrouwde, haast positief-vaderlijke hand nodig. Een duwtje in de rug en een afscherming bij 'te veel'. De verpleegkundige: ja het doet pijn, ik weet het. De therapeut erkent de moeite en de pijn die gevoeld wordt. Maar toch moet hier een knoop doorgehakt worden: hier moet de mannelijke cliënt als een ridder met zijn zwaard doorstoten tot de kern en zo een ommekeer bewerkstelligen. Daarmee pakt hij macht terug en de 'pleeg' weet hoeveel moeite dat kost. De coach: nu de cliënt de macht terug heeft kan op een afstand de cliënt de ruimte gegeven worden om ook in het therapeutische proces meer zelf de leiding in handen te nemen. De meester: bij het zoeken en vinden van betekenis van het gebeurde kan de therapeut vanuit zijn wijsheid en eigen ervaring vertellen en adviseren. Het lijkt me dat de technieken en werkvormen die de therapeut gewoon is te gebruiken, binnen dit model toe te passen zijn. De specifieke voordelen van (lichaamsgerichte) therapeutische technieken botsen niet bovengenoemde fasering. Het lijkt ook niet zo te zijn dat de diverse fasen elk op hun beurt vragen om een specifieke techniek. Ik denk wel dat het 16 goed is wanneer, met name in de catharsisfase, ervaringsgericht gewerkt wordt. Psychodrama en Gestalt-technieken lijken hier voor de hand liggend. De fasering lijkt me ook niet in strijd met een aanpak gebaseerd op geconstateerde tendensen van karakterstructuren. Doorheen alle fasen, of de rollen die de therapeut speelt, kan de specifiek op een karakterstructuur gebaseerde insteek blijven. Met andere woorden: mijn inziens maakt het in deze vorm niet uit welke karakterelementen er spelen. De therapeut kan dit model hanteren én de therapie afstemmen op de karakterstructuur. Daarnaast lijkt het goed om hier te letten op ook de lichamelijke uitdrukking van de doorstroming. Lichamelijke reacties op en aanpassingen aan zich herhalende prettige of pijnlijke reacties, leiden tot een 'lichaamsstructuur'. De aanpassingen kunnen leiden tot typische individuele kenmerken van het lijf (verhardingen of slapte in spieren en gestel). Deze kenmerken worden dragers van betekenis, zonder dat het individu altijd door heeft wat de betekenis is. In het therapeutisch proces is het daarom voor de hand liggend om de kenmerken van het lichaam aan te spreken. Als we constateren dat stress en negatieve ervaringen hun weg vinden in het lichaam en zich daar ook in uitdrukken, dan zouden we eveneens kunnen zeggen dat het verwerken van die stress en ervaringen ook lichaamsgericht dient te worden aangepakt. Veel therapie werkt echter niet lichaamsgericht. Ook niet alle potentiële mannelijke cliënten zien het voordeel ervan. Niettemin lijkt lichaamsgerichte therapie in een toenemende behoefte te voorzien. Mannen lopen soms vast in cognitieve, reguliere therapie en zijn 'uitgepraat'. Met lichaamsgerichte technieken vinden zij weer mogelijkheden om aan de slag te gaan. Deze vorm van hulpverlening betreft bij uitstek de eigen persoonlijke ervaringen. Cliënten leren zich beter te realiseren wat ze nu eigenlijk voelen. Kortom: lichaamsgericht werken met mannelijke cliënten met seksueel-misbruikervaringen lijkt een uitstekende manier om de negatieve ervaringen te verwerken. 6.1. Aanraken of niet aanraken in de therapeutische setting Aanraken is het eerste contact dat we als mens ervaren. Aanraken is essentieel in de wording tot sociaal wezen. In de aanraking komt een relaterend mens tot leven. Veel negatieve ervaringen ontstaan doordat mensen te weinig, teveel of zonder respect worden aangeraakt. Daarmee mist de aanraking wederzijdsheid en wordt contact hoe dan ook vervormd of afgesneden. In de lichaamsgerichte therapie staat communicatie en contact centraal. Integratie van lichamelijkheid, gevoelens, het denken en het gedrag wordt nagestreefd. Daarmee is de aanraking binnen de therapie niet weg te denken: lichamelijk contact is zelfs een professionele interventiemogelijkheid. Dit lichamelijk contact kan diverse doelen dienen: - Door de aanraking kan de cliënt zich meer gewaar zijn van delen van zijn lijf - Door de aanraking kan de cliënt het contact maken (en zijn reactie daarop) onderzoeken - In het proces van aanraken kan de cliënt zoeken en 'spelen' met het stellen van grenzen Om te voorkomen dat er discussie of klachten ontstaan over de aanraking in de therapie dienen een aantal ethische regels in acht te worden genomen:7 7 volgens G. Cassiers in GESTALT, Tijdschrift voor Gestalt-therapie,, jg. 8, najaar 2001. 17 'Wat is de context? Is er een relationele basis voor aanraking? Is het procesbevorderend voor de cliënt op dit moment? Ben ik me als therapeut bewust van de aard van de aanraking (strelend, troostend, erotisch, agressief, seksueel getint)? Geeft de cliënt toelating om aangeraakt te worden?' Duidelijk is uiteraard dat het lichamelijke contact of de aanraking in deze context nooit bedoeld kan zijn om aan de behoeftevervulling van de therapeut te voldoen, maar slechts om de cliënt te helpen gewaarzijn te vergroten op lichamelijk contact, op de eigen lichamelijke kenmerken of op zijn reactiepatroon op aanrakingen. Het is goed voor te stellen dat bij mannen met seksueel misbruikervaring de aanraking en het lichamelijk contact angst of weerzin oproept. Mannelijke cliënten met seksueel-misbruikervaring kunnen daarentegen ook sterk erotiserend gedrag vertonen. Wanneer de cliënt binnen de therapie het initiatief zou nemen tot erotisch of seksueel contact, is het de therapeut die moet weten hoe hier mee om te gaan en ook dit in goede banen te leiden. Van de therapeut mag verwacht worden dat hij of zij zich zo professioneel opstelt, dat de boodschap is: ik geef om je, ik respecteer en waardeer je wensen maar ik ben alleen als therapeut voor je beschikbaar. De cliënt zal immers op zoek zijn naar erkenning van zijn wens tot intimiteit op het belevingsniveau van een kind dat een relatie zoekt met een betrouwbare volwassene. De therapeut moet zich realiseren dat aanraken dan wel een krachtig middel is in de therapie maar ook risico's kent. Hij of zij moet bereid zijn de verantwoordelijkheid te dragen voor de belevingen en interpretaties van de cliënt. Daarom is het van belang in de therapeutische setting duidelijk te maken en te houden waartoe de aanrakingen dienen. Binnen de afspraken die worden gemaakt tussen cliënt en therapeut dient de consensus over de aanraking een heldere plaats in te nemen. Pas dan kan de contactvolle aanraking leven brengen, processen op gang brengen, structuren zichtbaar maken en niet verwerkte situaties worden afgerond. 18 7 De therapeut De therapeut die geconfronteerd wordt met mannelijke cliënten met seksueelmisbruikervaring, wordt ook geconfronteerd met zijn eigen referentiekader. Over het algemeen is er onvoldoende specifieke kennis voorhanden. De erkenning hiervan is een stap richting cliënt. Het is voor de therapeut goed zich te realiseren, hoe hij of zij nadenkt over: - De eigen socialisatie: welke coderingen heb ik meegekregen, wat zijn mijn opvattingen over mannenrollen, vrouwenrollen en rolpatronen. Hoe open of gesloten ben ik als het gaat om seksualiteit. Waar zijn mijn grenzen? Hoe ga ik om met macht en controle? - De opleiding: Wat weet ik van het onderwerp? Ben ik bereid meer kennis op te doen, of plaats ik seksueel misbruik in een voor mij al bekend kader? Weet ik waar ik informatie kan verkrijgen en verzamelen? Hoe kijk ik aan tegen seksueel misbruik? - De context: heb ik ondersteuning voor mezelf geregeld: supervisie, intervisie, leertherapie. Kan ik collega's consulteren? Hoe denkt de beroepsvereniging over dit onderwerp? Kan ik daar terecht voor meer informatie, of weet ik andere specifiek deskundigen die een relatie kunnen leggen tussen mijn gekozen therapeutische principes en het omgaan met (mannelijke) cliënten met seksueel-misbruikervaring? - De praktijk: sta ik open voor cliënten met seksueel-misbruikervaring? Hoe ga ik om met intimiteit en seksualiteit in de therapeutische setting? Heb ik voldoende bedding om de verhalen van de cliënt te dragen? Heb ik eventueel doorverwijsadressen? 7.1 De sekse van de hulpverlener De sekse van de hulpverlener heeft invloed op het contact tussen cliënt en hulpverlener. Het is goed om zich dat te realiseren. De dynamiek die speelt in het contact tussen man-vrouw en tussen man-man speelt een rol, en het zou goed zijn wanneer de therapeut zich daarvan bewust is. Mannelijke therapeut – mannelijke cliënt Mannen 'onder elkaar' hebben de neiging om elkaars autonomie te bevestigen. Beide hebben geleerd onafhankelijk, daadkrachtig en zelfstandig te opereren. Deze autonomie kan het isolement, dat na misbruik sowieso op de loer ligt, versterken. De herkenning van de manier waarop tegen seksualiteit en intimiteit aangekeken wordt zal in dit contact groter zijn dan in een vrouw-mancontact. Dit heeft voordelen. Nadeel is dat het contact in de therapie mannenstereotiep gaat verlopen. Daarmee wordt de mannelijke therapeut dus ook geconfronteerd met zijn eigen mannelijke identiteit. En –zoals al eerder gezegd- het is goed om daar bewust mee om te gaan. Het kan eventueel zelfs benoemd worden en ingezet als therapeutisch middel. Vrouwelijke therapeut – mannelijke cliënt Vanuit de mannelijkheidcodering is de vraag naar hulp niet vanzelfsprekend. Een man zoekt niet snel hulp en zal eerder geneigd zijn 'het zelf uit te zoeken'. In principe is dit een krachtig aspect van het man zijn. Maar dit aspect kan botsen met de vrouwelijke socialisatie waarin het ondersteunen, helpen en verzorgen positief gelabeld wordt. In de hulpverleningsrelatie kan dan zorg en hulp als betuttelend en bedreigend worden ervaren door de mannelijke cliënt. Therapie wordt daarmee bemoeilijkt. Vrouwelijke therapeuten zouden zich moeten realiseren of de 'zorg' die zij aan te bieden hebben, aansluit bij de behoefte van de man en niet botsen met zijn autonomie-gevoelens. Bij deze nog een maatschappelijk aspect: het kan zijn dat de mannelijke cliënt al dan niet bewust afstand houdt van een vrouwelijke therapeut omdat seksueel misbruik een 'vrouwenzaak' is. Deze mannen hebben dan het gevoel dat ze moeten strijden om erkenning 19 van hún misbruikervaring, of zijn boos dat de vrouwen het slachtofferschap geclaimd hebben. Ook hier wordt erkenning van de vrouwelijke therapeut gevraagd en het kunnen omgaan met die gevoelens van de cliënt. Tot slot over de sekse: de pleger van het seksuele misbruik kan de sekse hebben van de therapeut. De sekse van de therapeut kan dus de cliënt triggeren, wat betreft degene(n) die hem misbruikten. Mede daarom is het van belang te weten welke rol de sekse in de therapeutische setting speelt. 7.2. Tegenoverdracht In gesprekken en therapie over seksueel misbruik kunnen afschuwelijk angstige en pijnlijke verhalen naar voren komen. Therapeuten kunnen soms even geschokt zijn als hun cliënten. De kracht van de emoties die los komen als gesproken wordt over trauma's kan zo groot zijn dat ze wel effect moeten hebben op de therapeut. Het kan zijn dat bij de hulpverlener eigen traumatische ervaringen naar voren komen; het kan ook zijn dat de therapeut zich 'over-identificeert' met de cliënt. Het kan echter ook zijn dat vanuit de tegenoverdracht er een reactie is van afstand nemen of het probleem onder tafel schuiven. In het volgende model zijn tegenoverdrachtreacties geïnventariseerd. Hulpverleningskruis8 Overidentificatie actief Afstand nemen ‘redden’ professionele façade voor cliënt spreken de cliënt willen redden verwijzen het onmogelijke nastreven cliënten categoriseren machteloos somber, moedeloos roddelen over cliënten zelf slachtoffer voelen agressief behandelen cynisch andere baan willen bagatelliseren ‘blaming the victim’ passief Tegenoverdracht geschiedt wanneer de hulpverlener aan de wensen en behoeften van de cliënt tegemoet komt ómdat het in haakt op de eigen (verborgen) behoefte of wensen. De hulpverlener kan dan twee kanten uit: de cliënt naar zich toe halen (identificeren) of van zich af duwen (afstand nemen). Als we dit in termen van ouder-kindrelatie definiëren: de bezorgde ouder spelen of de bestraffende. Tegenoverdracht maakt de therapeut onvrij: er komt twijfel, onzekerheid, irritatie. De tegenoverdracht kan gestopt worden door deze uit te spreken: de therapeut kan vertellen wat hij achterhoudt aan verwarring, bezorgdheid, twijfel. Daarmee scheidt hij of zij wat van hem of haar is en wat van de cliënt. 8 Uit: Over geweld en kwetsbaarheid in gezinsrelaties. M. Groen, Amsterdam, Van Gennep, 1998, blz. 144 20 Veel voorkomende tegenoverdracht bij het omgaan met mannen seksueel-misbruikervaring is: Overdracht van de cliënt: Zich schuldig voelen Tegenoverdracht Minachting, afkeuring, irritatie, terechtwijzing, zichzelf idealiseren Stoer doen, manipuleren, verleiden , bedreigen Meegaan, identificeren, redden, afstand houden, afwijzen, ingaan op de verleiding of uitnodiging, koesteren van seksuele gevoelens of fantasieën Zwijgen, schamen, ontkennen Vermijden, afleiden, bagatelliseren, minimaliseren Aanbevelingen in dit kader: Zorg voor voldoende feedback in de vorm van supervisie, intervisie. Alleen al even je verhaal over een sessie kwijt aan een collega geeft al weer meer ruimte en zicht op je eigen inbreng. Houdt je verslaglegging scherp en gedetailleerd, en houdt daarin bij op welke wijze je emotioneel reageert Varieer in het soort cliënten: wanneer je alleen maar cliënten hebt met seksueelmisbruikervaring, is de kans groter dat je in tegenoverdracht terecht komt. 21 8. Tot slot In de vorige hoofdstukken zijn aspecten van het thema ‘mannen met seksueelmisbruikervaring’ niet meer dan aangestipt. In vogelvlucht passeren aard, gevolgen en hulpverlening. Ik merk dat ik verre van volledig ben. Er is nog veel meer te zeggen, te exploreren en uit te diepen. Ik zie dat ik bij voorbeeld geen enkele aandacht heb gegeven aan de pijn of isolement van partners van mannen met seksueel-misbruikervaring. Ook is blijven liggen het complex van het daderschap en dadertherapie. Ik heb me (helaas) moeten concentreren op het thema sec. Niettemin hoop ik dat in de kern heb duidelijk kunnen maken dat: - er meer mannen zijn met seksueel-misbruikervaring dan gewoonlijk wordt gedacht - het goed is dat in het achterhoofd te houden bij de intake van een mannelijke cliënt - het goed is om te realiseren dat het voor mannen niet makkelijk is om met de ervaring voor de dag te komen Als die drie dingen in alle nuances bij de lezer zijn overgekomen, ben ik al tevreden en is mijn opzet geslaagd. 22 Bijlage 1: DSM IV criteria PTSS9 Symptomen en criteria posttraumatische stress-stoornis (DSM-IV) A. De betrokkene is blootgesteld aan een traumatische ervaring waarbij beide van de volgende van toepassing zijn: 1. Betrokkene heeft ondervonden, is getuige geweest van of werd geconfronteerd met een of meer gebeurtenissen die een feitelijke of dreigende dood of een ernstige verwonding met zich meebracht, of die een bedreiging vormde voor de fysieke integriteit van betrokkene of van andere 2. Tot de reacties van betrokkene behoorde intense angst, hulpeloosheid of afschuw. NB.: Bij kinderen kan dit zich in plaats ervan uiten in chaotisch of geagiteerd gedrag. B. De traumatische ervaring wordt voortdurend herbeleefd op één (of meer) van de volgende manieren: 1.) recidiverende en zich opdringende onaangename herinneringen aan de gebeurtenis, met inbegrip van voorstellingen, gedachten en waarnemingen. N.B.: Bij jonge kinderen kan dit zich uiten in de vorm van terugkerende spelletjes waarin de thema's of aspecten van het trauma worden uitgedrukt. 2.) recidiverende akelige dromen over de gebeurtenis. N.B.: Bij kinderen kunnen angstdromen zonder herkenbare inhoud voorkomen. 3.) handelen of voelen alsof de traumatische gebeurtenis opnieuw plaatsvindt (hiertoe behoren ook het gevoel van het opnieuw te beleven, illusies, hallucinaties en dissociatieve episodes met flashbacks, met inbegrip van die welke voorkomen bij het ontwaken of tijdens intoxicatie). N.B. Bij jonge kinderen kunnen trauma specifieke heeropvoedingsproblemen voorkomen. 4.) intens psychisch lijden bij blootstelling aan interne of externe stimuli die een aspect van de traumatische gebeurtenis symboliseren of erop lijken. 5.) fysiologische reacties bij blootstelling aan interne of externe stimuli die een aspect van de traumatische gebeurtenis symboliseren of erop lijken. C. Aanhoudend vermijden van prikkels die bij het trauma hoorden of afstomping van de algemene reactiviteit (niet aanwezig voor het trauma) zoals blijkt uit drie (of meer) van de volgende: 1.) pogingen gedachten, gevoelens of gesprekken horend bij het trauma te vermijden. 2.) pogingen activiteiten, plaatsen of mensen die herinneringen oproepen aan het trauma te vermijden. 3.) onvermogen zich een belangrijk aspect van het trauma te herinneren. 4.) duidelijk verminderde belangstelling voor of deelneming aan belangrijke activiteiten. 5.) gevoelens van onthechting of vervreemding van anderen. 6.) beperkt uiten van affect (bijvoorbeeld niet in staat gevoelens van liefde te hebben). 7.) gevoel een beperkte toekomst te hebben (bijvoorbeeld verwacht geen carrière te zullen maken, geen huwelijk, geen kinderen, of geen normale levensverwachtingen). D. Aanhoudende symptomen van verhoogde prikkelbaarheid (niet aanwezig voor het trauma) zoals blijkt uit twee (of meer) van de volgende: 1.) moeite met inslapen of doorslapen 2.) prikkelbaarheid of woede-uitbarstingen 3.) moeite met concentreren 4.) overmatige waakzaamheid 5.) overdreven schrikreacties E. Duur van de stoornis (symptomen B, C en D) langer dan 1 maand. F. De stoornis veroorzaakt in significante mate lijden of beperkingen in sociaal of beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere terreinen 9 Van: http://www.crisisnet.nl (Instituut voor Psychotrauma) 23 Bijlage 2: Signalenlijst10 Signalen die bij mannelijke cliënten mogelijk wijzen op seksueel-misbruikervaringen Een nuancering vooraf: signalenlijsten hebben slechts een beperkte waarde. Veel signalen kunnen verwijzen naar seksueel-misbruikervaringen, maar kunnen evenzogoed een andere achtergrond hebben. Maar ook kunnen signalen ontbreken of miniem aanwezig, terwijl er wel degelijk sprake is van vroegere seksueelmisbruikervaringen. De beperkte waarde van signalenlijsten wordt bij mannelijke cliënten verder versterkt. Allereerst omdat veel van de hier genoemde signalen verwijzen naar gedrag dat door veel mensen als 'normaal mannelijk' gedrag wordt beleefd. Ten tweede roepen veel van de beschreven signalen geen 'slachtofferbeeld' op. Het verdient daarom aanbeveling om altijd vragen te stellen naar eventuele misbruikervaringen, ook als signalen ontbreken. Een signalenlijst kan nooit als definitieve checklist dienen. In de intake van mannelijke cliënten zou altijd standaard naar seksueel-misbruikervaringen gevraagd moeten worden. angst angst en/of verwarring paniekaanvallen fobieën somatiseren hypochondrische reacties gevoelens van hulpeloosheid en machteloosheid zich als kind vaak bang voelen nachtmerries en flashbacks zelfbeeld laag zelfbeeld gevoel minder of slecht te zijn het gevoel abnormaal te zijn walgen van zichzelf en het eigen lichaam overpresteren/onderpresteren schaamte en schuld, vanwege dingen die je gedaan of nagelaten heb depressiviteit, neerslachtigheid gedachten aan of wens tot zelfmoord dissociatie gevoelens van verdoving of vervreemding van zichzelf gevoelloosheid pijn niet kunnen voelen gevoelens van vervreemding ten opzichte van de omgeving geheugenproblemen soms handelen als een automaat of zich handelingen/gebeurtenissen niet kunnen herinneren zich (delen van) de jeugd niet kunnen herinneren zich (delen van) het misbruik niet kunnen herinneren 'splitsing' in de beleving van het misbruik, bijvoorbeeld alleen de gebeurtenissen herinneren en niet het gevoel, tijdens het misbruik het gevoel hebben het lichaam te 'verlaten' gespleten of meervoudige persoonlijkheden hebben seksualiteit dwangmatig seksueel gedrag, bijvoorbeeld: dwangmatig masturberen, dwangmatig participeren in seksuele activiteit, 06-sekslijn-verslaving sterke gerichtheid op seksualiteit afkeer of vermijden van seksualiteit seksualiserend taalgebruik verbinden van seksualiteit met agressie verleidend gedrag seksuele disfuncties: impotentie, pijn aan de geslachtsdelen tijdens het vrijen, vroegtijdige zaadlozing, uitblijven van zaadlozing en orgasme zich prostitueren mannelijke identiteit verwarring/twijfel over mannelijke identiteit 10 integraal overgenomen uit: Beelen, J., Met andere woorden, Utrecht, TransAct, 1996 (pag. 51) 24 het gevoel geen echte jongen/man te zijn seksuele identiteit verwarring/twijfel over seksuele voorkeur angst voor homoseksualiteit bang om homoseksueel te zijn of het te worden agressie naar homoseksualiteit relaties en vriendschappen sociale vervreemding; zich geïsoleerd en alleen voelen het moeilijk vinden om intieme relaties aan te gaan danwel te behouden moeite hebben om vertrouwen te hebben in zichzelf of anderen de behoefte om gedrag en gevoelens van anderen en zichzelf te beheersen dwangmatig 'zorgen' voor andere beschermend gedrag relaties aangaan waarin je opnieuw misbruikt wordt relaties hebben (gehad) waarin misbruik/geweld plaatsvond agressie en geweld angst voor geweld angst om (seksueel) gewelddadig te worden verhoogde prikkelbaarheid woede-uitbarstingen plegergedrag een verleden hebben met gewelddadig gedrag crimineel gedrag, in aanraking geweest met politie en justitie zelfdestructief of risicovol gedrag automutilatie verslaving middelenverslaving, aan bijvoorbeeld drugs, drank .verslaving zoals seksueel acting out, dwangmatig dingen kopen, overwerken eetproblemen (bulimia, anorexia) lichaamsbeeld en -beleving onrealistische en negatief beeld van het eigen lichaam vervreemd voelen van het eigen lichaam dwangmatige netheid of het tegenovergestelde preoccupatie met eigen lichamelijke kracht het niet prettig vinden om aangeraakt te worden fysieke en psychosomatische klachten psychosomatische klachten zoals buikpijn, maagklachten, klachten aan de urinewegen, hoofdpijn, rugpijn, gespannen en stijve spieren slapeloosheid en andere slaapproblemen hulpverleningsverleden bijvoorbeeld veel hulpverleningscontacten gehad hebben/geprobeerd hebben, de indruk wekken aan het 'shoppen' te zijn 25 Geraadpleegde literatuur - Beelen, J., Met andere woorden. Bespreekbaar maken van seksueel-misbruikervaringen van mannelijke cliënten, Utrecht, Transact, 1996* - Cassiers, G., in Gestalt, Het proces van aanraken, Gestalt-therapie, en lichaamsgericht werken, in Tijdschrift voor Gestalttherapie, Jg. 8, najaar 2001 - Dijkstra, S. Met vallen en opstaan. Hoe mannen en vrouwen betekenis geven aan geweldservaringen uit hun kindertijd, Delft, Eduron, 2000 (dissertatie) - Dijkstra, S., Bij stukjes en beetjes. Mannen die als kind seksueel misbruikt zijn, Utrecht, TransAct, 1996* - Haneveld, G.T., Medisch Gezondheidsboek, Ede, Zomer en Keuning, 1982 - Kikke, E., Loskomen. Teruggaan naar wie wij in wezen zijn, Amsterdam, Bres, 2003 - Kotulak, R., Inside the brain. Revolutionary discoveries of how the mind works, Kansas USA, Andrews McMeel Publishing, 1997 - Lawick, J. van en M. Groen, Intieme oorlog. Over geweld en kwetsbaarheid in gezinsrelaties, Amsterdam, Van Gennep, 1998 - Linden, P. van der, Het erkende lichaam. Over lichaamsgerichte therapie voor jongens en mannen doe seksueel misbruikt zijn, Utrecht, TransAct, 2002* - Loo, J. van der Loo, Mannen en intake, Utrecht, TransAct, 1994 - Perquin, L. en A. Pesso, Pesso-psychotherapie bij de behandeling van de gevolgen van seksueel misbruik, internet-artikel z.j. - TransAct, Factsheet Seksueel misbruik bij mannen, Utrecht, TransAct, 2003* * Aanbevolen voor wie verder wil lezen, alsmede - de folder ‘Uit de schaduw’ van FIOM - de folder ‘Seksueel misbruik van kinderen’ van NISSO en Ministerie van Justitie