Beheersing van bacterieziek in aardappelpootgoed Fonds voor Landbouw en Visserij Fonds voor Landbouw en Visserij Beheersing van bacterieziek in aardappelpootgoed Projectverslag 1/4/2014 - 31/3/2015 Plant – Gewasbescherming Het project is een draagvlak voor de keuring van pootgoed in Vlaanderen en een steunpunt voor een duurzame pootgoedsector in Vlaanderen door wetenschappelijke en technische antwoorden te formuleren op de bacterieziek problematiek. Het onderzoek is bij uitbreiding waardevol voor de hele aardappelsector. Het project impliceert diagnostisch onderzoek van bacterieziek voor de veldkeuring van pootgoed en detectie van Dickeya en Pectobacterium in ingevoerde moederpartijen en kwekersmateriaal prebasispootgoed uit Vlaanderen met aanvullende ontwikkeling van moleculaire toetsen. Het bestaat uit twee werkpakketten: Diagnostisch onderzoek en detectie van pectinolytische enterobacteriën voor certificering van pootgoed in Vlaanderen en uitvoer van pootgoed naar derde landen. In dit projectonderdeel wordt de eerstelijnsdiagnostiek verder uitgevoerd. Verbreding van de dienstverlening wordt voorzien door de uitbouw in Inagro van een diagnosedienst voor bacteriële aantasting van aardappel(pootgoed). De labonderzoeken van pootgoedpartijen die worden opgelegd door het keuringsreglement, die door de pootgoedsector worden aangevraagd en die ten behoeve zijn van de uitvoer van pootgoed, zijn ook in dit pakket opgenomen. Het is evident dat bestaande beproefde analysemethoden verder worden toegepast en dat nieuwe ontwikkelingen in identificatie en detectie worden aangebracht, i.h.b. voor de nieuw vastgestelde varianten van Pectobacterium. Genetische typering is het draagvlak voor de ontwikkeling van nieuwe tools voor het opsporen van deze varianten in pootgoed. De impact van Pectobacterium in pootgoed. In dit projectonderdeel wordt dieper ingegaan op de draagwijdte van de nieuwe Pectobacterium varianten die in het pootgoed uit Vlaanderen werden vastgesteld. Door het opstellen van virulentieprofielen wordt de schadelijkheid voor aardappel en andere gewassen getaxeerd. Het is ook aangewezen om aan te tonen welke varianten ontegensprekelijk zwartbenigheid veroorzaken vanuit de poter, m.a.w. welke variant te duchten is en welke minder of niet. Aanvullend hierop wordt de expressie van aantasting nagegaan bij coexistentie van verschillende bacteriële rotters op de poter, al dan niet samen met Colletotrichum coccodes. 2 Werkpakket 1. Diagnostisch onderzoek en detectie van pectinolytische enterobacteriën voor de certificering van pootgoed in Vlaanderen en uitvoer van pootgoed naar derde landen. 1.1. Diagnostisch onderzoek De tijdige en correcte herkenning van bacteriezieke pootgoedplanten is een kritieke component van de visuele inspectie van de vermeerderingspercelen door de keurmeester. Een pootgoedplant met verwelkende en/of zwartbenige stengel(s) als bacterieziek afpunten heeft een aanzienlijke uitwerking op de klasse. Toch is niet elke aardappelplant met zwarte benen bacterieziek en een verwelkende plant zonder zwarte benen kan toch door bacterie aangestoken zijn. Daarom is voor de perceelskeuring een ondersteunende diagnosedienst ingericht. Hierin wordt de oorzaak van aangetaste pootgoedplanten vastgesteld. De monsters worden aangebracht door de keurmeesters of door de pootgoedtelers. De analyse begint met uitkweek van de ziekmaker op voedingsmedium waarna de bacterie of schimmel provisoir wordt geïdentificeerd. De resultaten worden aan de keurmeesters bezorgd die er dan hun bevindingen kunnen aan aftoetsen. Er werden 63 monsters van de vermeerderingspercelen 2014 geanalyseerd (bijlage 1). De resultaten zijn samengevat in figuur 1. Figuur 1. Diagnostisch onderzoek van pootgoed (2008-2014) voor de keuring van de vermeerderingspercelen. In nagenoeg 60% van de monsters van de vermeerderingspercelen 2014 werd bacterieziek bevestigd. In de overige monsters werd de aantasting veroorzaakt door schimmels (Fusarium, Colletotrichum, Rhizoctonia). De bacterieculturen werden tentatief geïdentificeerd als Pectobacterium en Dickeya met een generieke PCR. Van de bacteriezieke monsters was ~20% door een variant van Dickeya aangetast en ~80% door een variant van Pectobacterium. Het diagnostisch onderzoek van pootgoed voor de keuring van de vermeerderingspercelen werd in 2008 structureel aangevat. Sinds dan zijn de aantastingen door Dickeya zowat gehalveerd, ondermeer door de aangescherpte keuringsnorm voor pootgoed in Vlaanderen en minder besmetting in de moederpartijen door de valorisatie van resultaten van labtoetsen in de keuring in Nederland. De aantastingen door Pectobacterium zijn echter behoorlijk toegenomen. Er wordt in het diagnostisch onderzoek nu meer op deze bacteriesoort getoetst dan in het verleden, vooral dan in associatie met 3 schimmelaantasting (Fusarium, Colletotrichum). De toename kan ook te verklaren zijn door (ondermeer) bevorderende weerscondities, nieuwe varianten die beter overleven in en op de poter, die meer versmeren of die zich beter in de plant prolifereren. De toename van Pectobacterium in pootgoed heeft in Nederland een scherper toezicht op de nieuwe varianten veroorzaakt zodat een verbetering van de gezondheid van de ingevoerde moederpartijen kan worden verwacht. Het is echter duidelijk dat pootgoedteelt zonder bacterie de facto onwerkelijk is. De bacterieculturen uit het diagnostisch onderzoek werden nader benoemd in taxon PCR. Er werden 4 Pectobacterium varianten en 2 Dickeya varianten geïdentificeerd in pootgoed van Vlaanderen: P. atrosepticum, P. wasabiae, P. carotovorum ssp. carotovorum, P. carotovorum ssp. brasiliense , D. dianthicola en D. solani (figuur 2). Figuur 2. Identificatie van Dickeya en Pectobacterium varianten uit het diagnostisch onderzoek van pootgoed. Zowat 4/5 van de bacteriële aantastingen werden door Pectobacterium veroorzaakt. P.atrosepticum, oorzaak van de klassieke zwartbenigheid, was ook in 2014 veruit de belangrijkste bacteriële ziekmaker van pootgoed in Vlaanderen. Dat is opmerkelijk aangezien deze bacterie nog amper in Nederlands pootgoed wordt vastgesteld. P.atrosepticum gedijt vooral in wat koeler weer. De eerste helft van het teeltseizoen was echter warmer dan gemiddeld. Bijgevolg zou er nogal wat besmetting in de moederpartijen aanwezig geweest zijn. De analyse toont ook aan dat P. carotovorum ssp. brasiliense zich in het pootgoed heeft geïnstalleerd. Voor de toekomst lijkt deze bacterie wel het belangrijkste knelpunt te worden. De afname van P.wasabiae en varianten van P.c. ssp. carotovorum wijst op weinig bacterieziek in de tweede helft van het teeltseizoen. Zowat 1/5 van de bacteriële aantastingen werden door Dickeya veroorzaakt. Dickeya solani is echter niet de belangrijkste bacteriële agressor in pootgoed geworden. De strenge keuringsnormen hebben de bacterie sterk terug gedrongen. D.solani en D.dianthicola werden nagenoeg in gelijke mate in de monsters vastgesteld en het keuringsreglement blijft best opgaan voor beide Dickeya varianten. De analyse over de jaren toont aan dat de diversiteit van enterobacteriële ziekmakers in pootgoed van Vlaanderen aanzienlijk is. Daarin wordt weinig verandering verwacht. Aangezien elke variant nuances brengt in de pootgoedvermeerdering is diagnostisch onderzoek het meest betrouwbare instrument om bacterieziek te identificeren. 4 1.2. Detectie. Latente infectie van Dickeya en Pectobacterium werd opgespoord in pootgoed van de productie 2014: - 7 monsters van partijen klasse E voor nacontrole Dickeya volgens het keuringsreglement Vlaanderen. - 91 monsters vrijwillige controle van moederpartijen voor eigen vermeerdering, vnl. de partijen van telersnummer 49030. - 115 monsters van ingevoerde moederpartijen en 29 monsters van partijen prebasis pootgoed (families) die voor vermeerdering als basispootgoed werden aangemeld. De analyses werden uitgevoerd op de naveleinden van 100 of 200 poters. Er worden 10 testen uitgevoerd op deelmonsters van 10 of 20 poters. Alleen levensvatbare bacteriecellen worden aangetoond omdat de bacteriën eerst gedurende 72 uur micro-aërofiel worden aangekweekt in pectaatmedium. Een generieke PCR voor Dickeya en een taxon-specifieke PCR voor de belangrijkste Pectobacterium varianten, i.c. Pectobacterium carotovorum ssp. brasiliense en Pectobacterium atrosepticum, werden uitgevoerd. In het diagnostisch onderzoek waren deze varianten oorzaak van ~ 80% van de bacteriële aantastingen. De resultaten zijn opgenomen in bijlage 2A (verplichte en vrijwillige partijkeuring) en in bijlage 2B (ingevoerde moederpartijen en aangemelde families). Doorgaans werden meerdere varianten in een partij poters vastgesteld (figuur 3). In 20/48 (41.7%) partijen werden zowel Dickeya, P.atrosepticum en P.c. ssp. brasiliense aangetoond. Opmerkelijk is ook dat noch Dickeya, noch Pectobacterium atrosepticum als enige ziekmaker aanwezig was. P.c. ssp. brasiliense werd daarentegen in 40/48 (83.3%) partijen gedetecteerd. Figuur 3. Aanwezigheid van verschillende enterobacteriële rotters in monsters van 48 moederpartijen pootgoed De aanwezigheid van latent bacterieziek in moederpartijen voor eigen vermeerdering werd geanalyseerd in december 2014 en in maart 2015. De gemiddelde scores van positieve resultaten op 10 testen zijn opgenomen in onderstaande tabel. De cijfers wijzen op een scherpe afname van bacterieziek tijdens frigobewaring. 5 De resultaten van bepalingen van een monster van 100 (10x10) of van 200 (10x20) knollen van eenzelfde partij poters zijn vermeld in volgende tabel. De cijfers voor de monsters van 200 knollen zijn weliswaar hoger maar de verschillen zijn bescheiden. Een monster van 100 knollen geeft voldoende betrouwbare analyseresultaten. Het grootste risico voor insleep van enterobacteriële rotters (figuur 4) zijn moederpartijen uit Luxemburg. In 6/11 (54.5%) moederpartijen werd latent bacterieziek vastgesteld. Maar ook in Nederlandse moederpartijen werd behoorlijk wat latent bacterieziek vastgesteld (16/83 partijen of 19.3%), wat toch verwonderlijk is gelet op de strengere keuringsnormen en de NAK nacontrole. Het is ook kwalijk dat in 8/29 (27.6%) partijen prebasispootgoed (families) ook latent bacterieziek werd aangetoond. De occasionele aanwezigheid van deze organismen in pre-basis materiaal toont aan dat elke generatie veldvermeerdering besmettingsrisico inhoudt. . Figuur 4. Vaststelling van latent bacterieziek (Dickeya/Pectobacterium) in 115 ingevoerde moederpartijen en in 29 partijen prebasispootgoed (families) voor de vermeerdering in Vlaanderen in 2015. Diepere analyse van de moederpartijen uit Nederland (figuur 5) toonde aan dat besmetting vooral door P.c. ssp. brasiliense wordt veroorzaakt. Dezelfde vaststelling voor de besmetting in de families (figuur 6). 6 Figuur 5. Ventilatie van latent Dickeya/Pectobacterium in moederpartijen pootgoed uit Nederland. Figuur 6. Ventilatie van latent Dickeya/Pectobacterium in families. Het onderzoek over de moleculaire identificatie en detectie van deze bacteriën heeft ook nieuwe methodieken voort gebracht. Taxon-specifieke TaqMan real-time PCR werd ontwikkeld voor de virulente variant P. carotovorum ssp. brasiliense op basis van sequentieverschillen in de virulentiegenen pelY en dspE. De specificiteit is geen 100%, d.w.z. dat occasioneel ook P. carotovorum kan worden opgepikt. Het is maar de vraag of voor deze genetische entiteit een absolute specificiteit haalbaar is. De methodiek werd op 92 praktijkmonsters in samenwerking met NAK gevalideerd zoals in onderstaande tabel samengevat. NAK 1 0 1 47 4 0 5 36 ILVO Er is overeenkomst in 83/92 (90.3%) van de analyseresultaten. De afwijkingen zijn zowel NAK+/ILVOals NAK-/ILVO+. 7 Werkpakket 2. De impact van Pectobacterium in pootgoed In dit projectonderdeel wordt dieper ingegaan op de impact van de ‘nieuwe’ Pectobacterium varianten in de pootgoedteelt. Isolaten van alle varianten van Pectobacterium uit pootgoed werden in een veldproef . 1. Infectiviteit van Pectobacterium carotovorum varianten, i.h.b. van P.c. ssp. brasiliensis, vanuit besmet pootgoed. Uitvoering 15 varianten van Pectobacterium: Besmetting van de poters Telkens 25 poters van het ras Fontane werden in 2 liter celsuspensie van de Pectobacterium variant ondergedompeld en door vacuüminfiltratie (20 minuten in positie low : ~100 mbar) besmet. Van elke bacteriecultuur werd een celsuspensie in pelletbuffer aangemaakt met OD600 = 1. Deze celsuspensie werd 1/5000 verdund in demiwater. Behandeling = 20 ml van de 1/5000 verdunning toegevoegd aan 2 liter demiwater. De celconcentratie is dan ongeveer 2x106 per liter. De proef werd aangelegd op P96. De 25 poters werden manueel in voorgetrokken ruggen geplant. Plantafstand = 50 cm. Tussen elk object werd een rij met 10 negatieve controles geplant. Poters geplant op 23/05. Waarnemingen (figuur 7) Registraties 8 en 14 weken na planten van : - aantal planten - aantal stengels - aantal bacteriezieke stengels. Symptomen: verwelking, stengelnecrose, stengelnatrot. Na de laatste registratie werd een chemische loofvernietiging uitgevoerd en werden 80 uiterlijk gezonde knollen per object verzameld om latente infectie van bacteriële rotters in het naveleinde op te sporen. Er werden 20 taxon PCR testen uitgevoerd per object (4 gepoolde knollen). 8 Figuur 7. Virulentie van Pectobacterium varianten in aardappelstengels na inoculatie van de poter. Ventilatie van de waarnemingen (tabel hieronder) toont aan dat alle varianten van Pectobacterium in meer of mindere mate bacterieziek veroorzaakten in aardappelstengels vanuit een besmette poter. P. atrosepticum was de meest agressieve variant wat zich vertaalt in zowel het relatief aantal bacteriezieke planten als het relatief aantal bacteriezieke stengels. Grote verschillen in virulentie werden waargenomen in P.c. ssp. brasiliense. De isolaten uit paprika (Pcb428) en tomaat (Pcb1392) veroorzaakten beduidend minder bacterieziek uit de poter dan hun soortgenoten uit aardappel. Isolaat Pcb1390 uit Dieffenbachia is daarentegen even schadelijk als de isolaten uit aardappel. Isolaten geïdentificeerd als P.carotovorum (Pc1757 Pc+ / Pcc-) en P.c. ssp. carotovorum (Pcc1816 Pc+ / Pcc+) brachten ook sterk bacterieziek in de stengels, net zoals isolaat P390 uit Zantedeschia. Bacterieziek door P.wasabiae werd niet zo doelmatig langs de poter overgezet. Na 14 weken werden bacteriezieke stengels ook in de niet geïnoculeerde controleplanten waargenomen. Latent bacterieziek werd gescoord in 80 uiterlijk gezonde knollen. De cijfers (+ resultaten op 20 testen voor Pectobacterium taxon PCR) zijn opgenomen in figuur 8. 9 Figuur 8. PCR analyse van uiterlijk gezonde knollen uit de 15 Pectobacterium objecten en de controle objecten. In elk object werden latente infecties van Pectobacterium vastgesteld in het stolooneind van nieuw gevormde knollen. Voor alle varianten zijn er aanwijzingen dat ze ook in de nieuw gevormde knollen aanwezig zijn maar zo nu en dan werden in de knollen ook andere Pectobacterium varianten gedetecteerd dan degene waarmee de poters werden geïnoculeerd. De vermelding Pectobacterium in het keuringsreglement is te verkiezen boven specifieke varianten, ook al zijn deze varianten beduidend agressiever. Als de afgelopen jaren iets hebben geleerd over de enterobacteriële rotters dan is het wel de onvoorspelbaarheid hoe ze zich gedragen. Een zwak virulente variant blijkt dan toch sterke aantasting te veroorzaken en een sterk virulente variant blijkt afgezwakt. 10