B Categorie 7 kommagetallen, breuken, procenten Voorbeelden per eigenschap A. Welk getal ligt het dichtst bij 0,035? 1 3 1 30 0,04 0,0035 1 1 ken ik, namelijk 0,3333 en is daar 3 30 een tiende deel van dus 0,0333. De getallen van groot naar klein zijn: 1 = 0,3333 3 0,0400 1 = 0,0333 30 0,0035 Het gevraagde getal is een kommagetal. Het kommagetal van Het dichst bij 0,0035 ligt 1 = 0,0333 30 B. Zet op volgorde van groot naar klein: 0,3 3 7 2 5 1 3 3 7 2 4 = =0,4 5 10 1 =0,3333 3 daarbij is: 0,3= 3 10 3 3 1 1 is groter dan , omdat meer is dan , 7 10 7 10 3 30 2 4 28 = is groter dan = = , 7 70 5 10 70 3 9 1 7 = is groter dan = 7 21 3 21 dus 3 7 3 is het grootst. De getallen van groot naar klein zijn: 7 2 4 = =0,4 5 10 1 =0,3333 3 0,3= 3 10 Een andere manier is om van alle getallen kommagetallen te maken: 3 1 30 = =0,42 daarmee volgt van groot naar klein: 7 10 7 3 1 30 = =0,42 7 10 7 2 4 = =0,4 5 10 1 =0,3333 3 0,3= 3 10 Dit schatten leg ik aan de klas als volgt uit: Probeer je uitleg uit op je buur C. Rond het getal in het venster af op honderdsten nauwkeurig. 575.29649 De Amerikaanse notatie schrijft een punt voor een komma. Het getal is dus 575,29649 Afronden op honderdsten doe je door te kijken naar het 1 ste cijfer kleiner dan de honderdsten, dus de 6: 575,29649 Cijfers van 0 t/m 4 laat je gewoon weg en bij cijfers van 5 t/m 9 tel je er eentje op. De 6 “rond je naar boven af” door bij de 29 honderdsten er 1 op te tellen. Afgerond op honderdsten nauwkeurig: 575,30 D. Rond af op twee cijfers achter de komma: 5,005 = 5,005 =5,01 34,64268 = 34,64268 = 34,64 0,995 = 0,995 = 1,00 13,004721 = 13,004721 = 13,00 Deze eigenschap leg ik aan de klas alsvolgt uit: Probeer je uitleg uit op je buur Controlevragen A. Welk getal ligt het verst af van verschil: 1 ? Licht je antwoord duidelijk toe. 8 0,127 0,12 0,1265 3 16 0,002 0,005 0,0015 0,0625 3 1 ligt het verst af van , namelijk 0,0625 16 8 B. Waar of niet waar? 0,7 > 3 5 waar 8,99 > 8 4 1 100 1 < 4,10 9 0,42 > 3 7 waar Niet waar Nee, omdat 21 21 < 50 49 Oefenvragen 1 6 2 9 1 5 1 8 0,046 0,43 9 20 17 40 1. Welk getal ligt het dichtst bij 0,17? 2. Wat is meer 17% van € 205 of 3. Schrijf van klein naar groot: 0,45 4. Waarom rond je 5,49 en 5,52 af tot 5,5 als je tot 1 decimaal afrondt en tot 5 resp. 6 als je op helen afrondt? 5. Rond af op een geheel getal: 0,91234 12,345 123,09 23,45 1 deel van € 210? 6 2 5 3 7 Toetsvragen A. Zet op volgorde van klein naar groot. Licht je antwoord duidelijk toe. 0,19 3 20 0,2 1 6 21 als kommagetal. Rond hierbij af op twee decimalen achter de komma. 49 B. Schrijf de breuk C. Welk getal ligt het dichtst bij 0,4? Licht je antwoord duidelijk toe. 0,04 D. 0,44 7 20 0,395 Rond af op een geheel getal: 7,6 5,48 E. 12,551 1,4999 Waar of niet waar? 30% van € 31.284,11 > 70% van € 31.284,11 < 1 deel van € 31.284,11 3 2 deel van € 31.284,11 3 65% van € 31.284,11 > 5 deel van € 31.284,11 8 90% van € 31.284,11 > 6 deel van € 31.284,11 7