Preek over Heid. Catechismus zondag 45 (vr/ antw. 116 – 119) Liturgie 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Votum Groet Psalm: 27:5 Apost. Gel. Psalm: 130:3 Schriftlezing: Psalm 123 en Luk.11:1-13 Gebed Te behandelen stof Zondag 45, vraag en antwoord 116-11 (van het gebed) Vraag 116: Waarom is het gebed de Christenen nodig? Antwoord: Omdat dit het voornaamste stuk der dankbaarheid is, ’t welk God van ons vordert a, en dat God Zijn genade en de heilige Geest alleen aan diegenen geven wil, die Hem met hartelijke zuchten zonder ophouden daarom bidden en daarvoor danken b.. a. Ps. 50 : 14; b. Matth. 7 : 7; Luk.11 : 9, 13; 1 Thess. 5 : 17 Vraag 117: Wat behoort tot zulk een gebed, dat God aangenaam is en door Hem verhoord wordt? Antwoord: Ten eerste, dat wij alleen de enige ware God die Zich in Zijn Woord ons geopenbaard heeft a , om al hetgeen dat Hij ons geboden heeft te bidden b van harte aanroepen. C,Ten andere, dat wij onze nood en ellendigheid. recht en grondig kennen d, opdat wij ons voor het aangezicht van Zijn majesteit verootmoedigen e,Ten derde, dat wij deze vaste grond hebben f, dat Hij ons gebed, niettegenstaande wij zulks onwaardig zijn, om der wille van Christus zeker wil verhoren g, gelijk Hij ons in Zijn Woord beloofd heeft h. a. Openb. 19 : 10; Joh. 4 : 22-24; b. Rom. 8 : 26; 1 Joh. 5 : 14; Jak, 1 : 5; c. Joh. 4 : 24; Ps. 145 : 18; d. 2 Kron. 20 : 12. e, Ps. 2 : 11 en 34 : 19 ; Jes. 66 : 2; f.. Rom. 10: 14;. Jak 1 : 6; g. Joh. 14 : 13 en 16 : 23; Dan. 9 : 18; h. Matth. 7 : 8; Ps. 27 : 8. Vraag 118: Wat heeft ons God bevolen van Hem te bidden? Antwoord: Alle geestelijke en lichamelijke nooddruft a welke de Heere Christus begrepen heeft in het gebed, dat Hij ons Zelf geleerd heeft. a. Jak. 1 : 17; Matth. 6 : 33. Vraag 119: Hoe luidt dat gebed? . Antwoord: a Onze Vader, die in de hemelen zijt; 1. Uw naam worde geheiligd. 2. Uw koninkrijk kome. 3. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde. 4. Geef ons heden ons dagelijks brood. 5. En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren. 6. En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want van U is het koninkrijk, en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.. 1 a. Matth. 6 : 9-13; Luk.11 : 2, 3, 4. 9. 10. 11. 12. 13. 14. Inzameling der gaven Ps. 66: 2, 8, 10 Prediking Psalm: 86:6 Dankgebed Psalm: Gezang E : 1, 10. 15. Zegenbede Preek Verdeling van de preek: 1. Dat wij bidden moeten 2. Hoe wij bidden zullen 3. Wat wij bidden mogen Vanavond worden wij geroepen om de eerste zondag HC te behandelen van het hoofdstuk van de dankbaarheid HC, over het gebed/ het Onze Vader. Hoe treffend is het, dat de Heidelberger eindigt met het gebed als het voornaamste stuk van de dankbaarheid en met het Onze Vader, om ons te oefenen in de aanbidding van onze God. Vgl. Ps. 50 : 14. Ik denk aan het gebed dat Guido Gezelle dichtte: Over Jezus, onze grote Voorbidder Gij badt op enen berg alleen, En... Jesu, ik en vind er geen Waar 'k hoog genoeg kan klimmen Om U alleen te vinden: De wereld wil mij achterna, Alwaar ik ga of sta Of ooit mijn ogen sla; En arm als ik en is er geen; Geen een, Die nood hebbe en niet klagen kan; Die honger, en niet vragen kan; Die pijne, en niet gewagen kan, Hoe zeer het doet! o leert mij, armen dwaas, hoe dat ik bidden moet! Dat mag ook vanavond, gemeente, ons gebed wel zijn. De HC wil ons leren bidden om te kunnen bidden. Een gebed om het rechte bidden. 1. Dat wij bidden moeten Het eerste dat onze Catechismus (zondag 45) daarover zegt, is, dat het gebed een nodige zaak is. Door het gebed geeft onze God ons teerkost op onze levensweg. Net zo min als een pasgeborene groeien kan, als die niet 2 aanhoudend vraagt om voedsel, net zo min kan er sprake zijn van geestelijke wasdom/ groei, als wij niet dagelijks bij God bedelen om voedsel. Niet zodra geeft God ons een nieuw hart, of Hij geeft ons ook een mond om te bidden. Bidden is een spontane uiting van een mond die Gods lof zingt. ‘Mijn stem is tot God, en ik roep; mijn stem is tot God; en Hij zal het oor tot mij neigen’ (Ps. 77 : 2). Niet voor niets is het gebed wel genoemd: de ademhaling van het christenleven. Bidden is soms niet meer dan een zucht slaken (och, Heere), een schreeuw om leven (o, God). Maar ook zo stijgt het gebed omhoog en dringt het door lucht en wolken tot voor Gods troon. Het is aanbidding van God in de hoge. Bidden is geen ‘sensitivity-training’ (een gesprek voeren met zichzelf). Een echt gebed is vrucht van het geloof. Het is ook wel genoemd: spreken met God en levensnoodzakelijk als het voornaamste stuk van de dankbaarheid; God vraagt dat van ons (aldus antwoord 116 HC). We gaan in ons bidden eigenlijk op audiëntie bij God. Ik denk aan Esther die de geloofsmoed had om tot de troon van koning Ahasveros te gaan en zijn gouden scepter kreeg toegereikt. Zo ontvangt de gelovige bidder de gouden scepter van de allergenadigste God toegereikt. Zie Esther 5 : 2. J. Calvijn schrijft: ‘Het gebed is een zekere samenspreking der mensen met God, waardoor zij het heiligdom van de hemel binnengegaan zijnde, Hem over Zijn beloften in eigen Persoon aanspreken.’ Wij keren ons in ons bidden met al onze noden en vreugden tot God. Hij zal het oor tot ons neigen. Als het goed is, doen wij dat vol aanbidding en ontzag en in kinderlijk vertrouwen. Vgl. Ps. 145 : 18 Van de aartsvader Izak lezen we (Gen. 24:63), dat hij bij het vallen van de avond uitging in het veld om te bidden (te mediteren). Hij zal daarbij zeker ook gedacht hebben aan de knecht van vader Abraham die erop uitgestuurd was om een vrouw voor hem te zoeken. En wat lezen we dan: Izak was uitgegaan om te bidden in het veld. En toen hij opstond, hief hij zijn ogen op en zag toe en ziet, de kamelen kwamen. Met op een van die dieren zijn bruid Rebekka. Hoe nodig is voor ons het gebed. God zorgt voor de Zijnen. Maar dat gaat in de regel niet buiten het gebed om. God vordert/ eist het van ons. Ook als ons hart leeg is, koud en ongevoelig, moeten wij het gebed niet nalaten. Juist dan niet. Er zijn mensen die alleen naar de kerk gaan en alleen bidden, als zij er behoefte aan hebben. Helaas, hoe gemakkelijk laten zij het er bij zitten, als ze te druk zijn met andere dingen. 3 Maar nee, God geeft ons een bevel om te bidden. Bidt (te allen tijde), zonder ophouden (1 Thess.5:17). Zie ook Matth. 7 : 7; Luk.11 : 9, 13. 1 Er zullen vanavond wel mensen in de kerk zijn, die denken: Wat voor zin heeft bidden eigenlijk? Er verandert daardoor immers niets. Want God volvoert Zijn raad toch wel, ook zonder ons. Is Hij niet onveranderlijk in Zijn Wezen en werken? De raad des Heeren zal bestaan. Ja, maar wij moeten van onze God niet een starre, onbeweeglijke en onverbiddelijke God maken. Want leest u dan nu nog maar eens, wat antwoord 116 HC zegt., nl. ‘dat God Zijn genade en de heilige Geest alleen aan diegenen geven wil, die Hem met hartelijke zuchten zonder ophouden daarom bidden en daarvoor danken.’ In de weg van veel gebeden vervult de Heere Zijn raad. Zie ook Luk.11:13. Augustinus zei ooit: ‘Geloof eerst, begrijp daarna..; want indien u niet gelooft, zult u niet begrijpen.’ Doet u maar wat antwoord 116 HC ons aanbeveelt: God om Zijn genade en de heilige Geest bidden en danken met hartelijk zuchten en zonder ophouden. Het gebed is wel eens het elfde gebod genoemd. God geeft gebed. Maar Hij eist het ook. En als ik niet kan bidden zoals het behoort, dan bid ik wel om de Geest van de gebeden, ‘Die voor ons wil bidden met onuitsprekelijke zuchtingen’ (Rom. 8:26 slot). Een engelse vertaling vertaalt ‘onuitsprekelijk’ met: too deep for words. Doe maar zoals Jezus’ discipelen die hun Meester vaak in stille nachten hadden zien bidden. Zij vroegen: ‘Heere, leer ons bidden’ (Luk. 11 : 1). Daarna leerde Jezus hen het Onze Vader.’ Op de wiekslag van het geloof nader ik ‘tot Gods altaren, tot God, mijn God, de bron van vreugd’ (Ps. 43 : 4a ber.). Maar dan nu het tweede: 2. Hoe wij bidden zullen Niet elk gebed is de Heere aangenaam. Van Kaïn en Abel lezen we, dat zij beiden offerden. Maar het offer van de een werd verworpen, het offer van de ander aangenomen. En wat zegt Gods Woord? ‘U ontvangt niet, omdat u kwalijk bidt’ (Jak. 4 : 3). Vgl. Jes. 29 : 13). Helaas, hoeveel vormelijkheid en dodelijke sleur is er in veler gebedsleven. Iemand schreef: ‘Goed bidden zit niet in een welsprekende tong, maar in een welgesteld hart.’ De Heidelberger vraagt verder in vraag 117: Wat behoort tot zulk een gebed, dat God aangenaam is en door Hem verhoord wordt? En dan worden er drie dingen genoemd: a) een degelijke basis van schriftuurlijke kennis van God; b) een grondige kennis van onszelf ter verootmoediging; c) een vast geloof in de verhoring van ons gebed om Christus’ wil. De afbeelding stelt de Christen van Bunyans Christenreis voor, kloppend aan de Enge Poort. 1 4 a) Een degelijke basis van schriftuurlijke kennis van God. Wie God niet kent zoals Zijn Woord ons Hem openbaart, kan niet recht bidden. Hij heeft geen goede verwachtingen in zijn gebeden. Hij overvraagt de Heere of bidt zonder te hopen. We bidden alleen naar Gods Woord, als we ook rechte verwachting hebben van dat Woord. Vgl. Joh. 4 : 22-24; Rom. 8 : 26; Jak, 1 : 5; 1 Joh. 5 : 14; Openb. 19 : 10. J. Calvijn schrijft: ‘Door het geloof worden de schatten uitgegraven, die door het Evangelie des Heeren aangewezen zijn en die ons geloof aanschouwd heeft.’ Wij behoeven toch niet te bidden tot een onbekende God? Vgl. Hand.17 : 23. Nu, wat hebt u te verwachten van de God van de Bijbel? Hij wil zeker niet, dat u voor eeuwig omkomt. Hij overtreft alle verwachtingen van een moe getobd en uitgeteerd mensenkind dat geen uitkomst ziet en toch niet anders kan dan alles van Hem verwachten.2 b) Een grondige kennis van onszelf ter verootmoediging. Wij behoren – aldus antwoord 117 – onze nood en ellendigheid recht en grondig te kennen en ons voor Gods majesteit te verootmoedigen, onder het welverdiende oordeel van God. Vgl. 2 Kron. 20 : 12. ‘Een vernederd en verslagen hart veracht God niet.’ ‘De Heere is nabij de gebrokenen van harte; en Hij behoudt de verslagenen van geest’ (Ps. 34 : 19). Maar wat hoog is voor Hem, is Hem een gruwel. Abraham smeekte God om het behoud van Sodom en bleef tot het uiterste aanhouden bij God, hoewel hij wist, dat hij stof en as was. Zie Gen. 18 : 23vv. En waar blijven wij, als we God onder ogen komen? Augustinus bad eens: ‘Heere, bekeer mij, maar niet nu.’ Lange tijd kon hij van de zonde geen afscheid nemen. Vgl. Ps. 2 : 11 en 34 : 19 ; Jes. 66 : 2. Daarmee in overeenstemming behoort ook de houding van ons lichaam te zijn in onze gebeden. In de Bijbel komen we biddende mensen tegen van wie hun lichaam drie verschillende gestalten kon aannemen. Hetzij: α) als die van een dichter die zegt: ‘Al ’t aardrijk smeek’ U, neergebogen’ (Ps. 66 : 2 ber.); of β) als van de dichter die zingt: ‘Wat blijdschap smaakt mijn ziel, wanneer ik voor U kniel’ (Ps. 126 : 8);.of γ) als van de dichter die zegt: ‘Mijn beĕ met opgeheven handen, klimm’ voor Uw heilig aangezicht’ (Ps. 141 : 2a ber.). De afbeelding is die van een oude vrouw, lezend in de Bijbel, geschilderd (niet door Rembrandt vermoedelijk, maar) door een leerling van Rembrandt, de Leidenaar Gerrit Dou (1613-1675). 2 5 Welke houding u bij uw bidden ook aanneemt, laat het de houding zijn, die getuigt van de hoogste eerbied en het diepste ontzag. Zo past het ons tegenover de majesteitelijke God. c) Een vast geloof in de zekere verhoring van ons gebed om Christus’ wil. Niettegenstaande wij zulks onwaardig zijn. Zoals beloofd in Gods Woord. Aldus antwoord 117 HC. Ware boetvaardigheid en geloof gaan altijd hand in hand, ook in het gebed. Bidden mag gepaard gaan met vast vertrouwen. Wie twijfelt, is als een baar der zee (Jak. 1 : 6). ‘Wie tot God komt, moet geloven, dat Hij is en een Beloner is van degenen, die Hem zoeken.’ (Hebr. 11 : 6). Vgl. Ps. 27 : 8; Dan. 9 : 18; Matth. 7 : 8; Joh. 14 : 13 en 16 : 23. Zulk gelovig bidden, gemeente, kan er alleen bij ons zijn, als we het oog gericht hebben op de overste Leidsman en Voleinder van het geloof, Jezus Christus (Hebr. 12 : 2a). Zie en houd in gedachten, hoe Hij Zich in de hof van Gethsemané op het diepst vernederde, toen Hij Zijn Vader smeekte, om indien mogelijk de beker van het lijden aan Hem te laten voorbijgaan, doch niet gelijk Hij wilde, maar gelijk God wilde (Matth. 26 : 39). Hoor en vergeet nooit, hoe Hij aan Zijn vloekhout riep: ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’ (Matth 27 : 46b slot). Weet u waar u nu deze geweldige Voorbidder kunt vinden? Aan de rechterhand van Zijn Vader in de hemel. Daar is Hij als Uw schuldovernemende Borg bezig t.w.v. het faillissement van uw leven uw zaken te regelen. In Zijn verzoeningswerk ligt genoeg reddingskracht voor heel de wereld. Gelooft u dat? ‘Dit is de vrijmoedigheid, die wij tot Hem hebben, dat zo wij iets bidden naar Zijn wil, Hij ons verhoort.’ Zie Rom. 10: 14;. 1 Joh. 5:14. Iemand van u zegt wellicht: ‘Ik weet niet van gebedsverhoringen. Mijn gebeden komen nooit verder dan het plafond van mijn bidvertrek. De hemel zwijgt’. Wilt u dan nog een ogenblik luisteren naar wat Maarten Luther hierover zegt: ‘Ik verkreeg soms meer dan ik gevraagd had, al liet God mij wel eens even wachten.’ Wachtenstijd is geen verloren tijd. God geeft wat wij nodig hebben te Zijner tijd (letterlijk). Wij moeten ons klokje dus gelijk zetten op Gods klok. Nogmaals een woord van Luther: ‘Als God altijd deed, wat wij begeren, zou Hij onze gevangene zijn.’ Misschien is het waar, dat er eigenlijk geen onverhoorde gebeden zijn. Kunnen we niet beter zeggen: God verhoort op Zijn tijd en wijze? Een oude Griekse dichter bad: ‘Koning Jupiter, schenk ons het beste, wanneer wij het wensen en wanneer wij het niet wensen en weer het kwade van ons af, ook wanneer wij het vragen.’ Maar ik noem dat een heidens gebed. Ik hoor liever van Thomas van Aquino die een droom had en in die droom zei God: ‘Thomas, u hebt goed van Mij gesproken; vraag wat u wilt en Ik zal het u geven.’ En wat antwoordde Thomas: ‘Heere, geef mij niets, niets dan alleen Uzelf.’ Zo mag het. Zo is het goed. 3. Wat wij bidden mogen. 6 En dan nu nog onze derde gedachte. Wat zegt antwoord 118 op de vraag wat God ons bevolen heeft van Hem te bidden? Dus niet: wat staat er allemaal niet op uw verlanglijstje bij God? Welnu, het antwoord is te vinden in het Onze Vader, het gebed dat Christus ons Zelf heeft geleerd (Matth. 6 : 9 -13; Luk.11 : 2, 3, 4). Kort gezegd: alle geestelijke en lichamelijke nooddruft (= behoeften). Zie Jak. 1 : 17; Matth. 6 : 33. God in de hemel weet als geen ander wat ik voor mijn geestelijk en lichamelijk leven nodig heb. Dat Christus ons het Onze Vader heeft geleerd, hoeft niet te betekenen, dat we nooit een ander (bijv. vrij) gebed mogen bidden. Het betekent wel, dat we vrijmoedig Onze Vader tegen God mogen zeggen. Dat hoeft niet uit te sluiten, dat we God ook met Zijn heerlijke verbondsnaam Heere mogen aanspreken. En al hebben we persoonlijk nog niet de diepte van Gods Vaderschap ingeleefd, dan nog mogen we er ons in oefenen om te bidden: Onze Vader… Over het gebed van het Onze Vader (zie HC vr. en antw.118) gaat het nu verder in het slotgedeelte van de HC. Ik laat het deze keer bij een paar aanmoedigingen. Het Onze Vader begint met 3x uw. Een gebed dat niet gericht is op de verheerlijking van God, schiet aan zijn doel voorbij. Let erop, dat het woordje ‘ik/ mij’ in het OV niet voorkomt. Ik kom in dit volmaakte gebed alleen in het meervoud (ons) samen met anderen voor; mijn gezin, uw zieke buurman, de vluchteling aan het andere eind van de wereld, de kerk wereldwijd, enz. enz. William Carey heeft eens gezegd: ‘Expect great things from God; attempt great things for God’ (verwacht grote dingen van God; onderneem grote dingen voor God). Carey was eind 18 eeuw de eerste zendeling in India; hij opende de ogen in Engeland voor de roeping om zending te bedrijven. Hij is de vader van de protestantse zending genoemd (1761 – 1834). Laat elke vader/ moeder in het gezin een ware voorbidder zijn voor allen die aan tafel zijn, ook voor de gast. Oude gerimpelde handen kunnen zegenende zijn, als het maar biddende handen zijn. Een mens leeft geen dag te veel en geen dag te weinig. Juist in deze dagen wordt er op zondag een enorme drukte verwacht in Utrecht en Zeeland i.v.m. de tour van wielrijders. Kerkdiensten moeten wijken of worden verzet. Als u bidt, vraag God dan om bekering van ons volk, bekering van alle sportverdwazing en zondagsontheiliging. 7 Voor alle bidders: ‘In de aangename tijd heb Ik u verhoord, en in de dag der zaligheid heb Ik u geholpen. Ziet, nu is het de welaangename tijd, ziet, nu is het de dag der zaligheid (2 Kor. 6 : 2) . Amen. 8