TELL-US Jan Mulder Stormpolderdijk 11b 2921 LK Krimpen aan den Ijssel Nederland Tel. 0031 – 624471882 [email protected] www.tell-us.tv _________________________________________________________________________________ Definitie: Ervarend leren is te omschrijven als: het creëren van een specifieke situatie die de jongere in staat stelt concrete ervaringen op te doen op grond waarvan hij/zij gemotiveerd wordt en in staat gesteld wordt om tot reflectie op de eigen situatie te komen. Een goede combinatie tussen concrete ervaringen en de reflectie hierop leidt tot nieuwe leerprocessen die uiteindelijk de jongere autonomie doen verwerven, waar hij/zij een nieuw toekomstperspectief krijgt (Ruikes, 1994). In deze definitie vinden we een aantal elementen die we hieronder toelichten: specifieke situatie: in het buitenland of bijzondere situatie zoals schip, vaak geïsoleerd (afgelegen gebieden, afgesloten gebieden, zoals schip), in ieder geval niet hetzelfde als de thuissituatie; een situatie die uitdagingen biedt en tot leren dwingt; duidelijke structuur. Er is sprake van een fysieke omgeving die tot actie dwingt, er is een duidelijk programma, en er is een duidelijke dagstructuur. concrete ervaringen: gekoppeld aan concrete activiteiten. In alle gevallen is sprake van outdooractiviteiten: fysieke activiteiten en werk. Leven in een andere situatie; andere normen en waarden, andere verwachtingen, duidelijke structuur Actief: jongeren worden in een nieuwe situatie gebracht die voor hen onbekend is, waarin ze taken/opdrachten krijgen die ze vaak nog nooit hebben gedaan. Uitdagend: de activiteiten appeleren sterk aan de zucht naar spanning, het uitproberen van het onbekende en creativiteit bij de jongeren. Leren uit ervaring staat centraal: jongeren leren probleemoplossingsvaardigheden en hun eigen handelen te verbeteren. motivatie: wordt verschillend mee omgegaan in projecten; een minimale motivatie vooraf is vereist . Vaak komt dit aan de orde in een brief die de jongeren moeten schrijven, waarin ze aangeven, waarom ze aan een project deelnemen en wat ze willen leren. De motivatie kan een positieve of negatieve zijn. reflectie: spreken en nadenken over huidige situatie, hoe gaat het nu, hoe ging het vroeger, waar zitten verschillen in, wat wil ik. Om dit duidelijk te krijgen worden gestructureerde gesprekken met de jeugdigen gevoerd. De aandacht is gericht op vier leefgebieden: persoonlijke ontwikkeling, gezinssituatie, school/werksituatie en de vrijetijdssituatie Intensief: gedurende de projectfase wordt er veel van de jongere gevraagd, zowel fysiek als psychosociaal. De indringendheid van de werkwijze leidt er toe dat de vicieuze cirkel waarin de jongere zich bevindt doorbroken wordt. Eigen verantwoordelijkheid en keuzes maken: "Ik ben verantwoordelijk voor mijn leven"; het dwingen om keuzes te maken (Zelfbepaling of Locus of Control) Gericht op toekomst en maatschappelijke integratie: het gaat erom dat jongeren binnen de grenzen van hun persoonlijke en maatschappelijke mogelijkheden invulling te geven aan hun eigen toekomst. Pagina 2 van 12 ___________________________________________________________________________ De ervaringsleercyclus is gebaseerd op de leercyclus van Kolb (1984): Toelichting van de diverse stappen: Concrete ervaringen (wat zie ik, wat maak ik mee, wat ervaar ik in de huidige situatie). Observatie en reflectie (wat roept het bij me op, wat vind ik ervan, wat wil ik ermee). Vorming van abstracte begrippen en generalisatie (hoe kan ik de ervaringen en mijn gedachten erover gebruiken en hoe kan ik ze dusdanig abstraheren of in een model onderbrengen die bruikbaar is voor mijn (toekomstig) handelen). Toetsen van de begrippen in de nieuwe situatie. (wat levert de nieuwe aanpak in de praktijk op). In feite is deze cyclus op elke gewenst onderdeel te starten, afhankelijk van de leerstijl van de betrokkene. Bij jeugdigen in de jeugdzorg is bekend dat het starten met concrete ervaringen, dat wil zeggen het aan den lijve ondervinden van situaties en interacties met anderen, het meest effectief is om de leercyclus in gang te zetten. Dit is het basismodel voor elk project ervarend leren. Voor projecten ervarend leren is deze cyclus te concretiseren in het volgende model: Ontwikkelen toekomst plan: Wat wil je het komende jaar Creëren ? Pagina 3 van 12 ___________________________________________________________________________ Evaluatie Actie Realiteit (start situatie) Visie (wat wil ik gaan bereiken) Leren plan Toelichting: 0. Jongeren worden in een specifieke situatie gebracht waarin ze concrete leermomenten krijgen aangeboden 1. Ze komen in een situatie van onbekendheid, waarin ze nieuwe ervaringen opdoen 2. In gestructureerde gesprekken reflecteren ze over die ervaringen, in relatie tot de doelstelling waarmee ze het project zijn gestart en hun ideeën over de toekomst 3. Op grond van de reflectie-activiteiten maken de jongeren keuzes en stellen een plan op voor hun toekomstig gedrag, hun relatie tot anderen (ouders, familie, vrienden), hun daginvulling (school, werk) en de vrijetijdssituatie. 4. De jongere past het geleerde toe in een nieuwe situatie, waarmee de cyclus opnieuw start. Kenmerken In buitenlandse publicaties komen de volgende kenmerken van het ervarend leren naar voren. In de literatuur is veelal sprake van: wilderness of adventure therapy. M. Gass verwoordt de volgende specifieke kenmerken voor het ervarend leren: de cliënt is deelnemer in plaats van kijker in projecten activiteiten vragen om motivatie van de cliënt in de vorm van energie, betrokkenheid en verantwoordelijkheid de activiteiten zijn echt en betekenisvol voor de cliënt in die zin dat ze natuurlijke consequenties hebben voor de cliënt reflectie wordt gezien als kritisch element in het proces de veranderingen moeten zowel in huidige als toekomstige situatie van de cliënt relevant zijn voor hen en hun omgeving. Pagina 4 van 12 ___________________________________________________________________________ In het algemeen spreken we over een activerende methodiek in plaats van de veelal binnen de jeugdzorg gerealiseerde compenserende methodieken (dit zijn methodieken waarin weinig verantwoordelijkheid bij de cliënt wordt gelegd en oplossingen steeds opnieuw worden aangedragen om tot antwoorden op de problemen te komen). Kimball and Bacon (1989) noemen de volgende variabelen in adventure therapy die bijdragen aan effectiviteit, succes, "mastery" en persoonlijke empowerment: de groep waarin de activiteiten gedaan worden nadruk ligt op concrete acties en ervaringen de natuurlijke omgeving transfer van het leerproces (aandachtspunt: verschil in leer- en feitelijke situatie) de rol van de instructeur/begeleider (moet beschikken over technische vaardigheden, goede beoordelingsgave en persoonlijke ervaringen) nadruk op mogelijkheden i.p.v. onmogelijkheden en pathologie Door Nadler en Luckner (1992) zijn de kenmerkende elementen als volgt weergegeven: De jongere ervaart een situatie van onevenwichtigheid of crisis, omdat hij geplaatst is in een nieuwe setting (die stress veroorzaakt) en een coöperatieve omgeving (die steun biedt), waarin ze blootgesteld zijn aan unieke probleem oplossingssituaties, die leiden tot concreet leren en gevoelens van succes die vergroot worden door abstract leren tijdens reflectie die de generalisatie en transfer naar toekomstige uitdagingen in een andere setting (stress) en omgeving (steun) bevordert. Dezelfde auteurs hebben een model ontwikkeld dat een duidelijke beschrijving geeft van de veranderingsprocessen: Fase 1 7 weken Opdoen van ervaringen zoals die zijn gepland en worden uitgevoerd in een gestructureerde omgeving. Deze omgeving is een lerende omgeving, die jongeren dwingen hun gedachten en gevoelens bloot te leggen. Deze fase is ook te omschrijven als de acceptatie fase van gezag en erkenning van autoriteiten. Fase 2 14 weken Structuurfase de geboden structuur kunnen hanteren en toepassen, en structuur integreren in het eigen dagelijks leven, uitbreiden van eigen structuur en continueren van geboden structuur. De jongeren worden zich steeds meer bewust van hun gevoelens en gedachten en gedragingen. Via gesprekken, reflectie en analyse wordt geprobeerd die veranderingen verder inhoud en vorm te geven. De jongeren krijgen inzicht in hun gedrag, doordat ze er rechtstreeks mee geconfronteerd worden: wat was jouw rol in wat er gebeurde, wat kun jij doen om het te veranderen. Pagina 5 van 12 ___________________________________________________________________________ Fase 3 14 weken Vertrouwensfase de jongere laat zien in het voorgaande geleerd te hebben dat hij verantwoordelijk is voor zijn leven en dat van zijn leefomgeving. In deze fase kan de jongere door normale onderhandeling zijn wensen en mogelijkheden bespreken en daar uit voortkomende afspraken toepassen accepteren en respecteren Er is herkenning bij de jongeren dat gedrag en gevoelens en gedachten een deel van henzelf zijn. Ook nu worden jongeren direct geconfronteerd met hun gedrag. Dit is het keuzemoment, jongeren kunnen wel of niet afstand nemen van hun oude gedrag. En ze kunnen kiezen om gebruik te maken van het nieuwe gedrag dat ze geleerd hebben. De leiding stuurt dit proces: hoe ga je dit aanpakken? waarom doe je dat zo? Weet je wat de voordelen en de nadelen zijn? Fase 4 4 weken Als er een keuze is gemaakt, nu krijgt de jongere ook de gelegenheid om met het nieuwe gedrag te experimenteren. Er worden oefensituaties aangedragen, waarin jongeren met hun nieuwe gedrag om kunnen gaan. De jongeren weten dat ze gesteund worden door hun begeleider en dat die hen ook zal accepteren als het mis gaat. Dit is ook de loswekings fase van het vertrouwde project en voorbereiding op terug keer naar Nederland. Transfer: Transfer of generalisatie. Hier wordt duidelijk of jongeren in staat zijn om het nieuw verworven gedrag vast te houden en toe te passen in de praktijk. In deze fase kan de jongere ook ervaren dat zijn nieuwe gedrag effectief is. Het is de fase waarin de jongere voorbereidingen maakt voor zijn/haar terug keer. In de voorgaande fases moet de nabegeleiding vorm hebben gekregen en het traject na het project voorbereid zijn en klaar staan voor instappen van de jongere. Transfer betekent letterlijk overdracht. In het ervarend leren betekent transfer hoe het geleerde in een specifieke situatie overgedragen kan worden naar een andere (nieuwe) situatie. Met andere woorden hoe zijn de nieuwe gedragen geïnternaliseerd en hoe is de reikwijdte van het nieuwe gedrag. Of specifieker: het gedrag en het inzicht in het eigen gedrag dat jongeren in vrij korte tijd onder hoge druk in het project leren, wordt dat vastgehouden in een situatie waarin ze weer in Nederland zijn, terug in de oude situatie, bij de oude gezinsleden en de oude vriendenkring. Transfer is moeilijk. Misschien wel het moeilijkste onderdeel van het ervarend leren. Transfer kan met recht een kritische succesfactor worden genoemd bij de evaluatie van projecten ervarend leren. Immers het gaat erom of het aangeleerde gedrag beklijfd en cliënten het kunnen toepassen in hun dagelijkse praktijk. Er zitten vaak grote verschillen tussen het project ervarend leren en het echte leven, dus de cliënt moet een grote kloof overbruggen bij de transfer. Pagina 6 van 12 ___________________________________________________________________________ Vormen van transfer In de literatuur zijn verschillende vormen van transfer bekend. Wij onderscheiden hier drie vormen: specifieke transfer non-specifieke transfer transfer door gebruik van metaforen Specifieke transfer Hier gaat het om leren van vaardigheden voor gebruik in een bijna gelijke situatie. Een eenvoudig voorbeeld is: het leren typen op een typemachine om een computer te kunnen gebruiken. Hier wordt de geleerde vaardigheid op dezelfde manier in een vergelijkbare situatie gebruikt. Een kleine kloof tussen leersituaties maakt transfer gemakkelijk. Non-specifieke transfer Hier gaat het om het leren van principes of gedrag om ze in een andere situatie toe te passen. Bijvoorbeeld: hoe je problemen in een klassituatie kunt oplossen biedt mogelijkheden om ze ook in een werksituatie op te lossen. Gedrag of principes worden in een heel andere situatie gebruikt, maar met hetzelfde doel. Een grote kloof tussen leersituaties maakt transfer moeilijker. Transfer door gebruik van metaforen Deze vorm van transfer draagt er toe bij de kloof tussen schijnbaar verschillende leersituaties weer te verkleinen. Een metafoor is een object, idee of een beschrijving dat gebruikt wordt voor of in plaats van een ander object, idee of beschrijving, om te wijzen om de vergelijkbaarheid tussen deze twee situaties. Door gebruik van metaforen is het mogelijk om twee ogenschijnlijk verschillende leersituaties dichter bij elkaar te brengen. Ook hier weer een voorbeeld: het beklimmen van een berg is als het afsluiten van een project, doet het stap voor stap. Belangrijk bij metafore transfer is dat de cliënt degene is die de metaforen benoemt. Het moet gaan om zaken die hem aanspreken. Bij ervarend leren is er veelal sprake van non-specifieke en metafore transfer. In de literatuur vinden we een overzicht van transferproblemen, die in de volgende categorieën zijn te onderscheiden: De toepassings- of trainingssituatie (thuis) en de leersituatie (het project ervaringsleren) zijn niet gelijk; de toepassingsituatie is veel complexer. Pagina 7 van 12 ___________________________________________________________________________ De leerervaring is te kort van duur en intensiteit. De deelnemers worden tijdens het transferproces niet begeleid. Het vakantiegevoel blokkeert de transfermotivatie. Er wordt in de toepassingssituatie te weinig geoefend met de opgedane ervaringen. Er is weinig structuur in het gehele transferproces c.q. de nabegeleiding. De volgende oplossingen zijn mogelijk: duidelijke doelstellingen en afspraken over de verwachtingen evenwichtige samenstelling van de groepen intensieve training en nabegeleiding rollenspelen als transfermethoden thematische structurering. Deze oplossingen leiden tot het volgende kader voor de invulling van de transferfase: Het verschil in de toepassings- en leersituatie moet niet onderschat worden. Tijdens de projectfase zal er doelgericht moeten worden gewerkt naar de nabegeleidingsfase. Dat is mogelijk door in de projectuitvoering een concreet toekomstplan op te zetten waarbij situaties expliciet worden onderscheiden en benoemd, en door de afspraken vast te leggen in een contract. Daarbij moet ook duidelijk zijn welke wederzijdse verwachtingen er zijn. Indien de leerervaring te kort van duur en intensiteit is geweest, moet het mogelijk gemaakt worden een kort herhalingsproject in het nabegeleidingsprogramma in te bouwen. De nabegeleiding moet een duidelijke structuur hebben, de thema's die de jongeren in hun actieplan hebben aangedragen zijn de leidraad voor de acties die de jongere samen met zijn begeleider onderneemt. Er moet sprake zijn van oefening van de opgedane leerervaringen in de nabegeleidingfase. De nabegeleiding moet gegarandeerd zijn. Zoals ook geldt voor de projectfase, is hier de taakstelling en attitude van de begeleiders erg belangrijk. Reflectie Een ander kenmerkend element in project ervarend leren is reflectie over de opgedane ervaringen. Reflectie is een belangrijke brug tussen project en transfer. Nadenken over waar je mee bezig bent en welke keuzes je kunt maken is een belangrijk onderdeel van de werkwijze. Zoals al eerder aangegeven dwingt de gehele situatie de jongere stil te staan zij zichzelf en zijn leven. De indringende gesprekken die met de jongeren plaatsvinden leggen bijzonder sterke nadruk op het reflectievermogen van de jongeren. Reflectie wordt ook wel reviewing genoemd in de theorie van het ervarend leren. In feite zijn er zes technieken om reflectie op te roepen. Deze technieken zijn in de loop van de afgelopen vijftig jaar ontwikkeld (bij een aantal vormen zijn de Engelse namen toegevoegd, omdat deze erg ingeburgerd zijn in de vakliteratuur). Pagina 8 van 12 ___________________________________________________________________________ Spreken voor de ervaring Deze vorm van reflectie vindt meer toepassing. De begeleider geeft direct feedback op het gedrag van de cliënt. Hij zegt wat goed ging, wat niet goed ging, hoe ze zaken kunnen veranderen. Bijvoorbeeld: Jullie hebben geleerd om samen te werken. Jullie communicatie is slecht, iedereen praat maar niemand luistert. Je zou meer voordeel van deze activiteit hebben gehad als een van jullie de leiding had genomen. De begeleider geeft dus waardevolle informatie voor de deelnemers, waar ze in een volgende situatie ook iets aan hebben. Frontloading Hierbij gaat het om tevoren vragen meegeven aan de deelnemers of aandachtspunten benoemen die kunnen bijdragen aan het lerend effect van een activiteit. Deze vorm voorziet in de mogelijkheid dat cliënten al gedurende de ervaring veranderen in plaats van achteraf tijdens de discussie. Deze methode wordt steeds meer gebruikt. Een verre gaande vorm van frontloading is het geven van instructies of opdrachten. Bijvoorbeeld bij de solobivak, waarin de deelnemers materiaal meekrijgen en de opdracht krijgen een hut te bouwen. Framing Deze vorm duidt erop dat de uit te voeren activiteit in een context geplaatst wordt. Dit kan zijn het echte leven, bijvoorbeeld uitgaande van het levensverhaal van een jeugdige. Maar het kan ook om fantasie gaan. Sagen of mythen uit de omgeving, waarbinnen de deelnemers een rol krijgen. Ook kan er een combinatie gezocht worden. Steeds is aan de orde dat er een vergelijking wordt gezocht tussen het echte leven van de cliënt en de ervaringen die ze gaan opdoen. Indirecte frontloading Dit is de meest recent ontwikkelde vorm, waarbij er niet sprake is van gerichte opdrachten, maar meer van algemene opdrachten, waarbij de deelnemer zelf zoekt naar een verband met de activiteit en de ervaring. Reflectie is een onvermijdelijk onderdeel van projecten ervarend leren en wel om de volgende redenen (zie Greenaway): het voegt waarde toe aan de ervaringen die zijn opgedaan het voorkomt dat individuen of groepen blijven "hangen" in een bepaalde situatie het helpt doelen te verduidelijken het zet de aandacht op nieuwe perspectieven het verhoogt het vermogen tot observatie en bewustwording het laat zien dat we zorg hebben voor anderen en hun ervaring het versterkt het vermogen om jezelf te uiten (gedachten en gevoelens) het gebruikt en zet de aandacht op de succesmomenten het geven van steun empowerment Pagina 9 van 12 ___________________________________________________________________________ Organisatie van de projecten De aanpak in diverse projecten is divers, we onderscheiden de volgende vormen: ervaringsleertochten (een paar dagen tot een paar weken in binnen- en buiteland) groep woonwerkprojecten (in bedrijven, in binnen en buitenland) individueel woonwerkprojecten voor groepen time-out/motiveringstraject ( groep) gezinsprojecten arbeidstrainingen projecten losse projecten of gekoppeld aan residentiële behandeling scheepvaartprojecten activiteitendagen (klimmen, ropetechnieken, etc.) Een samenhang is aan te brengen op grond van de doelstellingen die de projecten hebben. Priest onderscheidt de volgende vier vormen: Recreatieve programma’s. Dit type programma is gericht op verandering van gevoelens door nadruk op actie. Het is ontspannend, geeft energie en actief. Dit type programma kan ervarend leren gebruiken om clienten gelukkig te maken en contact of samenwerking te bevorderen. Deze programma’s hebben een hoog fun-gehalte, de activiteiten ‘spreken voor zichzelf’, waardoor weinig reflectie en support nodig is. Educatieve programma’s. Dit type programma is gericht op verandering in denken door bewustworden en kennis. Er ligt een sterke nadruk op reflectie. Educatieve programma’s kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden voor teambuilding of samenwerking. Een minimale vorm van kennis over reflectie is nodig. Ontwikkelingsgericht programma’s (basishulpverlening). Deze programma’s richten op verandering in gedrag door verhogen van functioneel gedrag. Integratie en transfer zijn centrale elementen. Activiteiten passen binnen de cultuur van de clienten. Voor de begeleiding is een minimum aan directe frontloading en isomorfic framing skills vereist. Veranderingsgerichte programma’s (intensieve hulpverlening). Deze programma’s richten op vermindering van weerstand of ontkenning en vragen om continuïteit en support. Er worden originele activiteiten gecreëerd die voldoen aan de unieke behoeften van de cliënt. De begeleiders moeten beschikken over gespecialiseerde faciliteringstechnieken. Pagina 10 van 12 ___________________________________________________________________________ In een model van Duindam e.a. (1996) brengen we niveau en werkwijze samen: Niveau Werkwijzen (basis) Hulpverlenend (intensief) Afspraken maken Frontloading Sturend begeleiden Toespitsen Transfer Beschermen Afspraken maken Frontloading Follow-up Observeren beoordelen Formuleren tussendoelen Instrueren Evalueren Groeps bewustzijn ontwikkelen De opbouw van projecten is in het algemeen als volgt te omschrijven: voorbereiding project/trainingsfase (hierin vinden de activiteiten plaats) transferfase/nazorg: hoe vindt de inbedding van het geleerde in het dagelijks leven plaats Vaak is het zo dat project en transferfase niet echt te onderscheiden zijn, omdat sommige instellingen in hun aanpak deze twee aspecten meer geïntegreerd hebben. In projectbeschrijvingen wordt de doelgroep veelal gekenmerkt door: leeftijd: 10 - 14 jaar leeftijd 15 – 18 jaar jongeren met een psychiatrisch component waarbij de aandoening niet overheerst jongens en meisjes (soms zelfs aparte programma’s voor meiden in kader meidenhulpverlening) multiproblemproblematiek (vier leefgebieden) langduriger problematiek vaak is er sprake van een residentiële behandeling of is een residentiële behandeling geïndiceerd vaak is er sprake van een strafmaatregel de huidige hulpverlening heeft geen antwoord meer (alhoewel je meer en meer kunt constateren dat dit door verbetering van de indicatiestelling minder aan de orde is Pagina 11 van 12 ___________________________________________________________________________ Onderzoeksresultaten Hieronder presenteren we een aantal resultaten van evaluatie-onderzoek naar projecten ervarend leren. In dezelfde publicaties geven Kimball en Bacon een overzicht van onderzoek naar de effectiviteit en de werkbare elementen; de volgende conclusies zijn te trekken: projecten verhogen het zelfvertouwen (self-confidence; self-concept) projecten versterken interne locus of control versterking ego en zelfvertrouwen verhoging assertiviteit positieve invloed op sociale vaardigheden verhoging interpersoonlijke competentie vermindering agressie verhoging zelfcontrole vermindering afweer en verhoging sociale acceptatie versterking fysieke fitheid verbetering schoolse vaardigheden minder recidivisme dan bij traditionele vormen van hulpverlening. Pagina 12 van 12 ___________________________________________________________________________ Literatuur Bergh, P.M. van den en E.M. Scholte: Overlevingstrektocht als begeleidingsmiddel: het empirisch onderzoek. In: W. Hellinckx (red.): Kwaliteit in de hulpverlening met betrekking tot kinderen met psychosociale problemen. Leuven/Amersfoort, Acco, 1996, 225-227 Duindam, T., Glas, M. , en J. van der Ploeg: De Sprong Wagen. Activerende hulpverlening in de jeugdzorg. Utrecht, NIZW, 1996. Dijk, A.G. van, en N.C. Hilhorst: Eindrapportage overall-evaluatie experimenten ervaringsleren in de jeugdhulpverlening. Amsterdam: Van Dijk, Van Soomeren en Partners, 1992. Gageldonk, A. van, en A. Bartels: Evaluatieonderzoek in de jeugdhulpverlening. Leiden, COJ, 1990. Gass, M.A.: Foundations of adventure therapy. In: M. Gass (ed.): Adventure therapy: Therapeutic applications of Adventure programming. Association for experiential education, 1993. Kimball, R.O. en St. Bacon: the willderness challenge model. In: Lyman, R.D., PrenticeDunn, S and Gabel, S.: Residential and inpatient treatment of children and adolescents. Plenum Publishing Corporation, 1989; ook gepubliceerd in het boek van Gass, zie Gass, 1993. Kolb, D.A.: Experiential learning. Experience as the source of learning and development. Englewood Cliffs N.J., Prentice-Hall, 1984. Nadler, R.S. and J.L. Luckner: Processing the adventure experience. Theory and practice. Dubuque, Kendall/Hunt publishing company, 1992 Ruikes, Th.J.M.: Ervaren en leren. Theorie en praktijk van het ervaringsleren voor jeugdhulpverlening, jeugdbescherming en jeugdwerk. Utrecht, SWP, 1994 Priest, S. en K.A. Klint: Experiential Program Evalution (in print) Vries, D. de en E.M. Scholte: Overlevingstrektocht als begeleidingsmiddel: voettrektochten doelstellingen. In: W. Hellinckx (red.): Kwaliteit in de hulpverlening met betrekking tot kinderen met psychosociale problemen. Leuven/Amersfoort, Acco, 1996, 225-227.