6A1 Stofwisseling Regulatie van de genexpressie. Mutaties. Genetische modificaties. Genexpressie • De mens heeft ongeveer 30.000 genen die alle in bijna elke lichaamscel aanwezig zijn. • Slechts een klein aantal genen is nodig in een bepaalde cel. • Genexpressie: het tot uiting komen van een gen • Alle andere genen zijn geblokkeerd Enzyminductie. Induceren = op gang brengen. • Lactose toevoegen = de inductor • Veroorzaakt toename van bacterie-eiwitten = het enzym B-galactosidase. Soorten genen. • Structuurgen: info voor eiwitsynthese vorming mRNA + tRNA + rRNA. • Promotor: afb 67 plaats waar het RNApolymerase kan binden. • Operator: plaats waar de repressor zich kan binden. • Regulatorgen: produceren repressoren. Blokkering van genen. • Genen zijn afgedekt door eiwitten: • Repressormolecuul is gebonden aan operator • RNA-polymerase kan dan niet binden aan promotor • Transcriptie wordt daardoor verhinderd • Het gen kan dus niet afgelezen worden. De repressor blokkeert de operator. De repressor is geblokeerd geen eiwitsynthese Lactose blokkeert de repressor dus opheffing repressie door inductor = lacose in dit geval De operator is vrij mRNA synthese eiwitsynthese Blokkeren van de repressor. • Inductor: het substraat blokkeert de repressor. • Co-repressor: eiwitten zorgt ervoor dat een repressor juist kan binden. • Een repressor kan dus actief of inactief zijn. Mastergenen. • Sturen vele genen tegelijk aan. • Genen inschakelen of juist uitschakelen. • Bij embryonale ontwikkeling. • Bijv. Specialiseren tot spiercellen? Actine en myosine: andere specifieke eiwitten NIET DNA bevat ‘overbodige’ stukken • De functie van deze ‘introns’ is onduidelijk. • Ze worden eruit geknipt. De introns worden uit het mRNA geknipt. RNA-interferentie. RNA speelt een rol bij regulatie van de genexpressie. En ‘dicer’ knipt korte stukjes = micro RNA (miRNA). miRNA bindt aan een eiwit miRNA-eiwitcomplex. Dit eiwitcomplex blokkeert de translatie en breekt doel-m_RNA af Huiswerk opdracht 8 en 9. • Overerven van bloedgroepen • IA = bloedeiwit A IB = bloedeiwit B i = géén bloedeiwit • Noteer het genotype van iemand met bloedgroep A, AB en ‘O’ = nul. • Kan een vader met bloedgroep AB een kind krijgen met bloedgroep nul? Leg uit. Geslachtschromosomen. • Vrouwen hebben 2 X-chromosomen XX. • Mannen hebben ook een Y-chromosoom XY • Leg uit waarom er ongeveer evenveel jongens als meisjes geboren worden. • Op geslachtchromosomen liggen ook genen: • Kleuren zien: XK Kleurenblind: Xk Op het Y-chromosoom ligt niets: Y• Kunnen kleurenziende ouders een kleurenblinde zoon of dochter krijgen? Mutaties. • Plotselinge verandering van het DNA. • Mutaties zijn erfelijk. • Broomuracil is een mutagene stof. • Punt-mutatie. Mutaties. • Vooral effectief in geslachtscellen. • Er ontstaat een ander M-RNA. • Één ander aminozuur hoeft geen effect te hebben. • Wel als het bv in het actieve centrum van een enzym zit. • Het gen in het homologe chromosoom kan de werking van een defect gen overnemen. • De meeste mutaties zijn recessief. Mutagene straling. • UV-straling verbreekt verbindingen. • 2 T-nucleotiden gaan een binding aan. • Repair-enzymen kunnen deze schade herstellen • Radioactieve straling is mutageen. Chromosoom-mutatie. • Een of meer genen worden losgeknipt en in een ander chromosoom geplakt. • Transposons = verplaatst DNA. Genoom mutatie • Een chemisch stof voorkomt de verdeling van de chromosomen tijdens de mitose. • Normale cel = 2N. • Deze cel heeft 4N. • Bv graan en tomaat. Non-disjunctie • Bij de kerndeling komt een chromosoom teveel in een dochtercel. • Bv syndroom van Down. Biotechnologie. • Veredeling : door kruisingen en selectie van planten gunstige eigenschappen combineren. • Weefselkweken: gebruikt voor het produceren van medicijnen, insecticiden. • Fokken en kloneren van dieren: sneller gunstige eigenschappen combineren. • Pseudogenen: veranderde of verdubbelde niet-functionele genen, kunnen door kleine veranderingen in nieuwe genen veranderen. JUNK-DNA • Chromosomen bevatten grote delen DNA die waarschijnlijk geen functie hebben (boek) • Echter: Volkskrant 07-09-2012 • Minstens 80 % DNA tussen de genen verricht cruciaal werk: Internationaal Onderzoekscentrum Encode • 4 miljoen schakelaartjes die genen aflezen en controleren waaronder 70.000 promotors • 400.000 “versterkers” die activiteit verafgelegen controleren • Onderzoekers: welk schakelaartje is bij welke ziekte defect? Restrictie-enzymen. Of ook wel restrictie-endonucleasen genoemd) • Enzym dat DNA door midden knipt (afkomstig van bacteriën) • Alleen bij één specifieke basenvolgorde (= de restrictie = beperking) • Bv A-A-G-C-T-T T-T- C-G-A-A • Het uiteinde is enkelstrengs DNA. Enkelstrengs uiteinden Sticky ends Restrictie-enym • DNA is universeel. • Het restrictie-enzym werkt ook op virus-DNA • Ook hier krijg je ‘sticky ends’. • Je kunt kikker-DNA en bacterie-DNA aan elkaar plakken. DNA-ligase = plakenzym Vreemd DNA in een bactie bouwen. De bacterie gaat dan bijvoorbeeld insuline maken. PLASMIDE blauw resistentie tegen ampiciline beige resistentie tegen tetracycline Selectie + Recombineren van losse fragmenten DNA. Je krijgt 3 mogelijkheden: dus 3 typen recombinant-DNA: • Alleen vreemd DNA. • Alleen plasmides aan elkaar. • Vreemd DNA en plasmide aan elkaar. Selecteren van de goede combinatie • Een bacterie zonder plasmide of alleen vreemd DNA, sterft na toevoegen ampicilline • Alleen bacteriën zonder vreemd DNA sterven niet in tetracycline. Genetische modificaties • Bacteriën maken insuline. • Gemodificeerde zalmen groeien sneller en beter bestand tegen kou. • Andere toepassing restrictieenzymen: DNA-profiel. DNA-profiel. Fragmenten scheiden door electroforese Kleine fragmenten bewegen sneller dan grote Ontstaan bandenpatroon dat uniek is RNA-virussen (retrovirussen) • RNA-virussen injecteren hun RNA in de gastheercel. • RNA-virus bevat reverse transciptase • Het enzym reverse transcriptase maakt van enkelstrengs RNA dubbelstrengs DNA • Fragment DNA wordt ingebouwd in DNA gastheercel • Nieuwe retrovirussen ontstaan Reverse transcriptase en genetische manipulatie. • Een m-RNA voor bv insuline wordt geïsoleerd (in vitro controle). • Reverse-transcriptase maakt hier DNA van. • Dit DNA wordt ingebouwd in een bacterie. • De bacterie produceert insuline. Anti-sense DNA Een kopie van gen met ziekteverwekkend enzym Kopie gemaakt van origineel Stikstofbasen kopie echter in omgekeerde volgorde Transcriptie vindt plaats bij beide genen Er ontstaat dubbelstrengs-mRNA Er kan daarna géén translatie plaatsvinden en dus uitgeschakeld TOEPASSING ANTI-SENSE DNA • Bloementeelt kleurstoffen uitschakelen • Bij mensen: onderzoek met deze techniek ter bestrijding van • Kanker • Auto-immuunziekten zoals MS • Ziekten veroozaakt door virussen (aids) • Ziekte van Alzheimer Modificatie van de RNA-interferentie. siNA’s = short interferring RNA gene silencing bv bij poliovirussen en krachtige remming aidsvirus