Het menselijk lichaam Naam : _______________________________ Schooljaar : 20_____ - 20______ Klas : _____ 1 Ons lichaam Ons lichaam bestaat uit ontzettend veel onderdelen : sommige aan de buitenkant, andere binnenin. Elk van onze lichaamsdelen of organen heeft zo z’n eigen functie, z’n eigen taak in ons lichaam. Onderdelen werken samen in complexe systemen : zo LEEFT ons lichaam. Enkele van die systemen gaan we van dichterbij bekijken : 1. het bewegingsstelsel 2. de spijsvertering 3. de bloedsomloop 4. de ademhaling 5. het zenuwstelsel Hieronder vind je een aantal organen. Elk van die organen behoort bij één van de systemen uit het lijstje hierboven. Schrijf het passende nummer bij elk orgaan of groep van organen. 2 1. Het bewegingsstelsel In het bewegingssysteem werken 2 groepen van organen samen : 1. de ________________________________ die ervoor zorgen dat ons lichaam niet als een slappe zak in elkaar zakt. Zij geven dus ____________ _______________ aan ons lichaam. Maar ze zorgen er ook voor dat kwetsbare organen ______________________ worden. 2. de ________________________________ die ervoor zorgen dat we kunnen bewegen. beenderen Het geraamte of _________________ is de verzameling van alle 1 . De voornaamste beenderen (of botten) : - van het hoofd : 4 1. de _____________________ beschermt de 2 3 ____________________________ - van de romp : 5 2. de _____________________ beschermt 3. de ___________________ _________ en _____________ _____________________ 4. het _____________________ beschermen de 6 - van de ledematen : besc ___________________ 5. de _____________________ 6. de _____________________ 3 gewrichten Een gewricht is de plaats waar ________________________________ samenkomen. De delen van een gewricht : 1. de twee 2. het ________________________________ ________________________________ houdt het vocht op z’n plaats 3. het ________________________________ werkt als smeerolie 4. het ________________________________ beschermt het bot 5. de ________________________________ zorgen ervoor dat de 2 beenderen met elkaar verbonden blijven. Niet alle gewrichten zijn even beweeglijk. Vergelijk deze 2 soorten maar eens … Dit is een schets van een Dit is een schets van een __________________________gewricht __________________________gewricht Noem 2 plaatsen in ons lichaam waar we dit Noem 2 plaatsen in ons lichaam waar we dit soort gewricht vinden : soort gewricht vinden : - de ________________________________ - de ________________________________ - de ________________________________ - de ________________________________ 4 spieren Gewrichten zitten dan wel geniaal in elkaar, maar bewegen kunnen ze niet uit zichzelf. Daarvoor hebben ze de hulp nodig van de _______________________ . 3 soorten spieren : ____________________spieren __________________ zijn met vinden we o.a. in de wand _______________ spieren de ____________spier dit is ook een ___________ vastgehecht aan de van de maag en de spier, maar wel een heel beenderen. darmen, in de wand van bijzondere. bloedvaten, enz. Hierover leren we meer we kunnen _______ zelf we kunnen _______ zelf beslissen wanneer ze beslissen wanneer ze moeten samentrekken. moeten samentrekken. bij “de bloedsomloop”. Elk gewricht heeft minstens 2 spieren nodig : - één om het gewricht te ____________________ - en één om het gewricht terug te ____________________ Een spier werkt namelijk als een elastiek : - je kan er wel mee trekken - maar je kan er niet mee terugduwen In ons lichaam werkt alles samen : beenderen en spieren … - groeien spijsvertering - bevatten bloed bloedsomloop - hebben zuurstof nodig ademhaling - krijgen opdrachten via de hersenen zenuwstelsel 5 6 7 Begrijpend lezen : Waar een wil is, is niet steeds een weg. 1. Geef twee redenen waarom Mehmet niet alleen de stad in kan met zijn rolstoel. 2. Welke andere Vlaamse stad is ook erg onveilig voor rolstoel gebruikers ? 3. Welke uitdrukking gebruikt de schrijver hiervoor (zie vraag 2) 4. Wat kan men doen zodat de verkeersborden niet in de weg zouden staan ? 5. Wat doet de winkelier om Mehmet te helpen ? 6. Geef twee positieve aanpassingen voor rolstoelgebruikers in het straatbeeld. 7. Hoe zegt de schrijver dat de mensen Mehmet heel erg bekijken op straat. 8. Wat zegt Mehmet tegen die mensen ? 9. Hoe heten de mensen bij de orgeldraaier Mehmet ? 10. Welke toeren moet Mehmet in het warenhuis uithalen om tussen de winkelrekken door te geraken ? 8 2. De spijsvertering Om goed te kunnen werken, heeft ons lichaam brandstof nodig. Die brandstof halen we uit ons _______________________ . Het voedsel moet in ons lichaam een hele weg afleggen voor het op de juiste plaats terecht komt. Stappenplan : 1. Onze _______________________ 2. Met onze geven een signaal als we honger hebben. _____________________________ gaan we dan het voedsel waarnemen : we __________________ het met onze ogen we __________________ het met onze neus we kunnen het we kunnen het soms __________________ we het met onze tong __________________ __________________ met onze handen kraken als we erop kauwen 3. Via de mond start het voedsel dan z’n weg door ons lichaam : 1 1. de _______________________ 2. de _______________________ 3. de _______________________ hier wordt het voedsel verteerd 2 4. de 3 _______________________ hier worden de bruikbare delen doorgegeven aan het bloed 5. de 4 5 _______________________ de niet-bruikbare delen worden via deze weg uit het lichaam verwijderd 9 de mond In de mond gaan we eerst het voedsel _______________________ met onze ____________________ . Hierdoor wordt het voedsel in kleinere stukjes verdeeld. Rond de mond zitten 3 grote ____________________________________ . Wat doet het speeksel ? - het zorgt ervoor dat het voedsel vochtig en glad wordt en zo beter door de slokdarm kan - de _______________________ _______________________ . uit het speeksel zetten al een eerste stap om het voedsel te verteren. de slokdarm Nadat we het voedsel hebben doorgeslikt, komt het in de _______________________ terecht. Daar schuift het niet vanzelf doorheen. De wand van de slokdarm bestaat uit _______________________ . Die trekken samen en duwen zo het voedsel stukje voor stukje naar beneden. De slokdarm is ongeveer _____ cm lang. 10 de maag De slokdarm duwt het voedsel voort tot in de De maag bevat vocht dat erg zuur is : het _______________________ . _______________________. Wat gebeurt er in de maag ? - in het bovenste deel van de maag wordt het _____________________ bij het voedsel gevoegd. - de maagwand is een spier die kan samentrekken. Hierdoor wordt het voedsel _____________________ tot een dikke, zachte brij. Dat gebeurt vooral in het onderste deel van de maag. - ook ziektekiemen worden door het maagzuur ____________________. Niet verwonderlijk, want zelfs een stalen plaat brandt weg als je er maagzuur op zou gieten. Het voedsel blijft gemiddeld 3 à 4 uur in de maag. Bij heel vet voedsel kan het wel tot 7 uren duren voor het verteerd is. Dan wordt het doorgestuurd naar ________________________ de dunne darm De dunne darm kan je eigenlijk het verdeelcentrum van het voedsel noemen. Wat verdeelt hij dan ? 1) de ________________________________________ gaan door de wand van de dunne darm heen en komen zo in het bloed terecht de dunne darm is ____m lang. Toch zitten er aan de binnenkant nog ________________________ op om ervoor te zorgen dat er zeker genoeg voedingsstoffen een plaatsje vinden om in het bloed te geraken. 2) de darmvlokken ________________________________________ worden naar de dikke darm gestuurd 11 de dikke darm De hoofdtaak van de dikke darm is om de afvalstoffen : - te verwerken = er worden nog water en de laatste voedingsstoffen uit gehaald - en uit te scheiden : via de ________________________ In ons lichaam werkt alles samen : voedsel … - wordt door onze hersenen gevraagd als we honger hebben zenuwstelsel - wordt door het bloed naar de juiste plaats gebracht bloedsomloop - hebben we nodig om te groeien geraamte, spieren, organen, … 12 WO/ Taal Begrijpend lezen: De spijsvertering gezonde voeding groenten Naam: ……………………… Klas: 5 nr.: ….. /10 Datum: …/…/…….. Lees onderstaand artikel over groenten en beantwoord de vragen op de volgende bladzijde. 13 1. Wat wil dit artikel je meedelen ? (1) ……………………………………………………………………………………….………………………………………………………………………………… 2. Wat is de reden dat verse groenten zo snel hun voedingsstoffen verliezen? Leg volledig uit ! (3) ……………………………………………………………………………………….………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………….………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………….………………………………………………………………………………… 3. Geef 2 voordelen en 1 nadeel over diepvriesgroenten. (3) + : ………………………………………………………………………………….………………………………………………………………………….. + : ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………... - : ………………………………………………………………………………………………………………………………….……………………….. 4. Hoeveel percent voedingswaarde verliezen erwten en wortelen na 10 dagen pluk ? (1) Erwten ? ……………….. % Wortelen ? ……………….. % 5. Hoe ging men te werk met het onderzoek in dit artikel ? Leg kort uit. (1) ……………………………………………………………………………………….………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………….………………………………………………………………………………… 6. Wat is het beste alternatief om vitamineverlies in groenten tegen te gaan ? (1) ……………………………………………………………………………………….……………………………………………………………………………… 14 3. De bloedsomloop Een volwassen persoon heeft ongeveer ____ à ____ liter bloed in zijn lichaam. Het belangrijkste orgaan in de bloedsomloop is ons ________________ . het hart Het hart wordt beschermd door onze ________________________ . Het ligt daar ongeveer in het midden, een klein beetje schuin naar links. De taak van het hart is om _____________________ door heel ons lichaam te pompen. Het hart bestaat uit 4 delen : - bovenaan : ________________________________ ________________________________ - onderaan : ________________________________ ________________________________ de hartslag Ons hart is een ________________ die kan samentrekken en dus beweegt. Die beweging kunnen we voelen aan onze ______________________ . Normaal klopt een hart zo’n 80 à 100 keer per minuut. Hoe snel klopt jouw hart ? ________________________________ Bij elke hartslag gebeuren er 3 dingen : 15 1. Het bloed stroomt binnen in de ______________________ . 2. De boezems trekken samen en het bloed stroomt naar de ______________________ . 3. De hartkleppen gaan dicht, de kamers trekken samen en het bloed wordt naar het ______________________ Dan is er even een gepompt. ______________________ en begint alles terug opnieuw. bloedvaten Bloed vinden we dus niet alleen i ons hart, maar in ons hele lichaam. Het bloed stroomt door bloedvaten. Daarvan heb je 2 soorten : 1) ____________________ deze voeren het bloed van het hart weg 2) ____________________ deze voeren het bloed terug naar het hart Op de schets lijkt het alsof ons lichaam maar 2 slagaders en 2 aders heeft, maar dat klopt natuurlijk niet. Het bloed moet immers naar alle organen in ons lichaam kunnen stromen. Hoe is het dan wel ? 16 de slagader die uit het hart naar het hele lichaam vertrekt, is de _________________ deze vertakt in _______________________ die het __________________________________ bloed naar alle delen van het lichaam brengen de slagaders splitsen zich steeds verder tot _________________ de haarvaten komen weer bij elkaar in de aders brengen het ________________________________ _________________ bloed terug naar het __________ de kleine bloedsomloop Ons hart kan z’n taak maar goed uitvoeren met de hulp van de ______________________, ervoor zorgen dat er want die moeten ______________________ in ons bloed komt. Het bloed dat door ons lichaam heeft gereisd, heeft de zuurstof in ons lichaam achtergelaten. Dit _____________________________ bloed wordt door de rechterkant van ons hart naar de ____________________ De longen geven nu terug gepompt. ____________________ aan het bloed. Dit _____________________________ bloed wordt terug naar het hart gestuurd, maar nu naar de linkerkant. 17 de grote bloedsomloop Als het bloed uit de longen in het hart aankomt heeft het dus terug _________________________ . Die zuurstof moet nu naar alle delen van het lichaam vervoerd worden. Het hart stuurt dit _____________________________ bloed via de slagaders naar ons hele lichaam. Als het bloed in de haarvaten van een orgaan komt, dan haalt dat orgaan ___________________________ Het bloed is nu uit het bloed. _____________________________ geworden en wordt terug naar het hart gestuurd via de aders. de bloedsomloop Het bloed gaat dus 2 keer door ons hart voor het de hele weg heeft afgelegd. Maar het bloed vervoert niet alleen zuurstof … … elk orgaan waar het bloed langskomt gebruikt het bloed ook nog om : 1) er 2) _____________________________ _____________________________ Dat gebeurt in de uit te halen die het nodig heeft af te geven die het niet meer nodig heeft. _____________________________ die we bij elk orgaan vinden. Die stoffen zijn zo fijn dat ze door de wand van de haarvaatjes heen kunnen “kruipen”. 18 In ons lichaam werkt alles samen : bloedsomloop en verteringsstelsel de haarvaatjes van de dunne darm halen voedingsstoffen uit het verteerde voedsel. Die voedingsstoffen worden door het bloed naar andere organen gebracht. bloedsomloop en bewegingsstelsel spieren hebben zuurstof nodig om te kunnen bewegen. In de haarvaatjes bij de spieren geeft het bloed dan ook zuurstof af aan de spieren. 19 4. De ademhaling Je staat er niet bij stil, maar per minuut ademen we zo’n 17 keer in en uit. Maar goed ook ! We kunnen bijvoorbeeld wel een week zonder voedsel, een paar dagen zonder drinken, … maar zonder zuurstof leggen we binnen de 4 minuten het loodje ! De luchtwegen Onze luchtwegen bestaan uit heel wat onderdelen waar de lucht die we in- en uitademen langs komt. 1 2 3 4 1. de ________________________________ 2. de ________________________________ 3. de ________________________________ 4. het 5 6 7 _______________________________ 5. de ________________________________ 6. de ________________________________ 7. de ________________________________ De longblaasjes worden omhuld door : 8 8. het _______________________________ Zo zien onze longen eruit : aan de buitenkant binnenin 20 Het ademhalingstelsel En toch zijn al die onderdelen nog niet voldoende om te kunnen ademen. Onder de longen zit het ________________________________ hebben we nodig om de lucht terug te kunnen Als we ________________________________ (ook wel “diafragma” genoemd) : dat ________________________________ . Daarvoor gebruiken we onze buikspieren. worden onze longen gevuld met lucht en Als we die samentrekken wordt het wordt het ________________________________ ________________________________ naar boven naar beneden geduwd. gedrukt. Dat duwt dan tegen de longen Maar longen zijn geen spieren en aan en zo kunnen we de lucht terug kunnen dus niet zelf terug samentrek- ________________________________. ken om de lucht er terug uit te laten. Dit is wat er gebeurt bij de Maar we kunnen ook de ________________________________________ _______________________________________ samengedrukt door onze spieren tussen de . gebruiken. Dan worden de longen ____________________te gebruiken. Onze borstkas zorgt er trouwens samen met de ruggengraat voor dat onze longen goed _____________________________ worden. 21 De neus De neus is het zintuig van de ____________________ . Maar hij heeft ook belangrijke functies bij het ademhalen : 1) de ____________________ in de neus houden het ____________________ tegen dat in de lucht zit die we inademen 2) het _________________________________ bovenaan in de neus maakt de lucht ook ____________________ Je kan ook door je ____________________ ademhalen, maar dan wordt er minder stof tegengehouden. De luchtpijp Ook in de luchtpijp wordt ____________________ gemaakt dat nog meer stofdeeltjes, maar ook bacteriën tegenhoudt. De trilhaartjes in de luchtpijp duwen de vuile deeltjes terug naar boven naar de keel. Daar slikken we ze in en gaan ze via de slokdarm naar de maag om te verteren. Onderaan vertakt de luchtpijp in 2 luchtpijptakken zodat de ______________________________ lucht naar de beide longen kan gevoerd worden. 22 De longen De luchtpijptakken vertakken zich steeds verder en eindigen in een massa van ______________________________ . De lucht die in de longblaasjes aankomt bevat ______________________________ en die hebben we in ons hele lichaam nodig !!! Rond de longblaasjes zitten haarvaten waar het ____________________ doorheen stroomt. De zuurstofdeeltjes uit de lucht gaan door de longblaasjes heen in het bloed. Ons __________ zorgt ervoor dat die zuurstof in ons hele lichaam terecht komt. Als de zuurstof in het lichaam is achtergelaten, wordt het _________________________________ bloed terug naar de longen gepompt. Daar gaat die lucht terug in de ___________________________________ we die lucht terug en via de luchtpijp gaan ______________________________ . 23 Weetjes … STEM In de keel gaat de lucht doorheen het zitten de _________________________________ _________________________________ . Daarin . Als we uitademen gaan de spiertjes van de stembanden bewegen en kunnen we spreken en zingen. GEEUWEN Als je moe bent, werken je spieren en dus ook je hart minder goed. Er wordt dan ook minder zuurstof rondgebracht. Door te geeuwen komt er extra veel zuurstofrijke lucht in de longen, zodat je spieren terug nieuwe energie kunnen krijgen. SNURKEN Als je neus geblokkeerd is, ga je langs je mond uitademen. Die lucht brengt dan de huig, achteraan in je keel aan het trillen. Daardoor ontstaat het geluid van snurken. DE HIK Als je middenrif zich onverwacht samentrekt, ga je plots uitademen. De stembanden sluiten zich dan ook plotseling en maken hierdoor het hik-geluid. 24 25 26 27 28 5. Het zenuwstelsel Met onze 5 zintuigen kunnen we __________________ __________________ , __________________ , __________________ , en __________________ . In havens, vliegvelden en ruimtevaartcentra wordt op basis van binnengekomen informatie een beslissing genomen. Vaak moet dat snel. Want anders gebeuren er ongelukken. In ons lichaam gaat dat ook zo. De _________________________ zijn de plaats waar alle informatie binnenkomt. Delen van de hersenen verwerken deze informatie en geven een commando aan de juiste spieren dat ze moeten samentrekken . Sommige van die reacties gebeuren ___________________________ zoals de ademhaling en je hartslag. Deze systemen in ons lichaam werken “op automatische piloot”. Of je nu wilt of niet, ze blijven gewoon doorgaan. Ook zijn er bewegingen die zo snel gaan dat je geen tijd hebt om na te denken of je ze wilt of niet. Die bewegingen heten _________________________ . Het zijn eigenlijk automatische reacties van je lichaam. Je pakt bijvoorbeeld een hete pan vast. Voor je het in de gaten hebt, heb je hem al losgelaten. Dankzij die reflex heb je je handen niet erg gebrand. Andere reacties beleven we veel _________________________ . Als we iets echt willen, dan zorgen onze hersenen ervoor dat we dat ook kunnen doen. het centrale zenuwstelsel Overal in ons lichaam lopen hele fijne “draadjes” die de prikkels doorgeven : de _________________________ bestaat uit : de . Ze leiden allemaal naar het centrale zenuwstelsel. Dat _________________________ en het ____________________________ . 29 de hersenen De hersenen zelf zijn een soort grijs-roze pudding die wat lijkt op een heel grote walnoot. De hersenen bestaan uit 2 helften en worden beschermd door je _________________________ . Ze bestaan uit 3 delen : 1. _______________________________________ 2. _______________________________________ 3. _______________________________________ 1 2 3 De buitenste laag van de grote hersenen heet de _________________________. Daar worden alle bewuste zaken geregeld. 'Bewust' wil zeggen dat je weet wat je doet. Elk deel van de grote hersenen heeft z’n eigen taak. 30 het ruggenmerg Het ruggenmerg is een kolom van zenuwweefsel dat door je ___________________________ Deze is verdeeld in 33 loopt. ___________________________ Bij elke wervel komt er een . ______________________________________ naar buiten die de opdracht van de hersenen naar de juiste plaats in ons lichaam stuurt. 31 van prikkel tot reactie Stel, je ogen zien vier pootjes, puntige oortjes en veel haar en je oren horen 'miauw'. Je hersenen gaan met die informatie aan de slag en vinden in je geheugen het woord 'poes'. Pas dan weet je dat wat je ziet en hoort een poes is. Stappenplan : 1. Een van onze ___________________________ vangt een signaal op. 2. De ___________________________ van dat zintuig sturen het signaal door. 3. Het signaal komt aan in het ___________________________ . 4. Daar wordt het doorgestuurd naar de ___________________________ . 5. De hersenen bedenken welke spier er moet reageren en sturen dan een signaal terug door het ___________________________ . 6. En van daar gaat het signaal dan verder naar de ___________________________ die moet bewegen. Een REFLEX-proefje : Bij reflexen gaan de bewegingen zo snel dat je niet de tijd hebt om na te denken. Dan stuurt een schakelcel in het ruggenmerg al meteen een opdracht naar de spieren. Je hersenen ontvangen ook wel een signaal om te beseffen wat er gebeurd is. Maar je hebt dan al lang gereageerd … 32 Een voorbeeld : 1. We ruiken een vieze ___________________________. 2. De ___________________________ van het reukorgaan dit signaal door. 3. Het signaal komt aan in het ___________________________ . 4. Daar wordt het weer verder doorgestuurd naar de ___________________________ . De hersenen bedenken een oplossing : best even de neus dichtknijpen ! 5. Zij sturen dit signaal terug door het ___________________________. 6. Daar wordt de juiste weg gekozen om het signaal door te sturen naar de ___________________________ van onze armen en handen zodat we onze neus kunnen toeknijpen. 33 34 35 36 6. En als je nu ziek wordt … 1. Ik en ziek zijn Ziek zijn betekent voor mij … Ziek zijn … waaraan denk je? Schrijf de dingen die in je opkomen rond de zieke man. Denk eraan … er zijn leuke en minder leuke kanten aan ‘ziek zijn’. 37 2. Als je ziek wordt … 38 39 40 41 3. Een noodgeval In geval van nood zijn er speciale nummers waarop je terecht kan. steeds Wist je dat je vanuit elke telefooncel gratis het nummer 112 kan bellen ? Soms moet je wel even geduld oefenen. Maak hier echter geen misbruik van, je belt immers hulp aan andere mensen in nood. Misplaatste grappen worden zwaar bestraft! Ken jij de telefoonnummers van de volgende hulpdiensten ? ambulance: …………………………………………………. politie: …………………………………………………. brandweer: …………………………………………………. antigifcentrum: …………………………………………………. Welk nummer moet je draaien in de volgende gevallen ? Er wordt gevochten op straat. Iemand steekt met een mes. .................................................................. Je grootmoeder kreeg een hartaanval. .................................................................. De frietketel staat in brand. .................................................................. Je zusje heeft afwasmiddel gedronken. .................................................................. 42 Wat vertel je aan de telefoon wanneer je de hulpdiensten belt ? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ..................................................................................................................................................... ..................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................... 4. Een doktersbezoek spreekuur of afspraak ? Dit is het visitekaartje van Dokter Verbeeck. Bekijk het goed. Los daarna de vragen op de volgende blz. op. Dr. Karel Verbeeck Ziekenliedenstraat 5 2800 Mechelen Tijdens de spreekuren 015/20.27.61 Buiten de spreekuren 0474/26.54.12 Spreekuren: ma: di: wo: do: vr: 10-12 uur 14-16 uur 10.12 uur 16-18 uur 16-20 uur 10-12 uur Of op afspraak ________________________________________________________________ 43 Vraagjes : 1. Deze dokter kan je alleen bezoeken tijdens de spreekuren. 0 waar 0 niet waar 2. Deze dokter heeft ook medicijnen. 0 waar 0 niet waar 3. In het weekend werkt deze dokter niet. 0 waar 0 niet waar 4. Bij deze dokter moet je altijd een afspraak maken. 0 waar 0 niet waar 5. Tijdens de spreekuren moet je naar het nummer 0474/26.54.12 bellen om de dokter te bereiken. 0 waar 0 niet waar 6. Buiten de spreekuren kan je de dokter ook bereiken om een afspraak te maken. 0 waar 0 niet waar 44 Moeilijke woorden bij de dokter : Wat hoort bij elkaar ? angina 0 0 suikerziekte diabetes 0 0 blinde darm ontsteking epilepsie 0 0 zware hoest sinusitis 0 0 vermoeidheidsziekte bronchitis 0 0 zware neusverkoudheid klierkoorts 0 0 vallende ziekte appendicitis 0 0 keelontsteking WACHTDIENST Als je ’s avonds of tijdens het weekend een dokter nodig hebt kan je niet bij je eigen dokter terecht. Je moet dan bellen naar de WACHTDIENST. Het telefoonnummer van de wachtdienst vind je in de plaatselijke kranten of op het internet. Buiten de normale uren naar de dokter gaan is duurder. Als het niet zo dringend is wacht je dus beter tot de volgende morgen of tot na het weekend. TERUGBETALING De kosten voor de dokter worden voor het grootste deel terugbetaald. Dit gebeurt door het ziekenfonds. Een klein deeltje moet de patiënt zelf betalen. 45 Verschillende soorten dokters : Wat doen de volgende dokters ? Neem er eventueel een woordenboek bij ... neuroloog 0 allergieën 0 urinewegen 0 zenuwstelsel 0 kanker dermatoloog 0 astma 0 suikerziekte 0 kanker 0 huidziekten cardioloog 0 gedragsstoornissen 0 aids 0 hartaandoeningen 0 kinderziekten gynaecoloog 0 vrouwendokter 0 huidziekten 0 urinewegen 0 moeilijke kinderen psychiater 0 kanker 0 allergieën 0 geestelijke problemen 0 hartaandoeningen pediater 0 0 0 0 anesthesist 0 0 0 0 moeilijke kinderen geestelijke problemen kinderziektes leveraandoeningen kinderziekten zenuwstelsel verdovingen aids 46 5. Omgaan met geneesmiddelen Verschillende vormen van geneesmiddelen : Zet de volgende woorden bij de juiste uitleg. tablet – bruistablet – capsule – poeder – zalf – druppels – suppo of zetpil – siroop – spuitje – puffer Als je dit geneesmiddel in een glas water doet gaat het bruisen. .......................................... Samengeperst poeder. .......................................... Via een prik komt het geneesmiddel in je lichaam. .......................................... Geneesmiddel dat je moet oplossen in water. .......................................... Geneesmiddel waar je poeder hebt dat in een klein buisje bij mekaar zit. .......................................... Een soort crème die je op de huid moet smeren. .......................................... Een soort spuitbusje waar een geneesmiddel uitkomt in gasvorm. .......................................... Geneesmiddel in een flesje met een buisje waarmee je kan druppelen. .......................................... Vloeibaar geneesmiddel dat je met ene lepel of een maatje inneemt. .......................................... Geneesmiddel dat je in je achterwerk moet stoppen. .......................................... 47 Ga voorzichtig om met medicijnen : Ga naar de dokter als je lange tijd geneesmiddelen gebruikt. Vraag altijd informatie over geneesmiddelen aan de dokter of de apotheker. Bewaar geneesmiddelen op een koele en droge plaats. EXP 12/2019 Controleer of het niet vervallen is. Lees aandachtig de bijsluiter. Kleef een etiket met de belangrijkste informatie op de verpakking. (meestal doet de apotheker dat voor jou wanneer je het medicijn aankoopt) Neem de geneesmiddelen in zoals de dokter heeft voorgeschreven : het juiste moment, de juiste hoeveelheid … Neem pilletjes in met water. Gebruik voor siroop een maatbekertje. Hou rekening met eventuele nevenwerkingen. 48 Ga jij voorzichtig om met medicijnen ? Duid aan of onderstaande uitspraken juist of fout zijn ! Juist Fout Je wil dat een geneesmiddel goed werkt. Daarom neem je elk uur een beetje. Je slikt tabletten door met een glas water. De apotheker kan best zeggen hoe je de geneesmiddelen moet innemen. Je moet nog vlug een tabletje nemen als je vindt dat het eerste niet goed werkt. Het is goed de bijsluiter te lezen voor je een geneesmiddel neemt. Je schrijft best de belangrijkste gegevens op de verpakking. Je mag geneesmiddelen bewaren waar het voor jou het beste past. Je moet geneesmiddelen altijd nemen tot de verpakking leeg is. Vervallen geneesmiddelen breng je best naar de apotheek. Je mag verschillende geneesmiddelen zomaar door elkaar gebruiken. Wanneer je pilletjes op zijn leen je er eentje van een vriendin. 49 50