Richtlijn vrijstellingen AMC

advertisement
Richtlijn toekenning vrijstellingen
Huisartsopleiding AMC-UvA
Juni 2010
Inhoud
Richtlijn toekenning vrijstellingen ..................................................................................... 3
Procedure ............................................................................................................................ 4
1. Indienen van de aanvraag ........................................................................................... 4
De aios dient de .................................................................................................................. 4
Tijdpad ............................................................................................................................... 4
Programma STARtclass ..................................................................................................... 5
Module Spoedeisende Hulpverlening ................................................................................ 6
Module Chronische Ziekten ............................................................................................. 10
Module Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) .................................................................. 15
2
Richtlijn toekenning vrijstellingen
Als belangrijkste criterium geldt dat een verzoek tot vrijstelling voor een stage op basis van
eerdere werkervaring inhoudelijk moet overeenstemmen met de inhoud van de stage
waarvoor vrijstelling wordt gevraagd.
Een vrijstelling wordt dan alleen aangevraagd als de competenties die de aios geacht wordt
tijdens de stage te verwerven, tijdens de eerdere werkervaring redelijkerwijs reeds door
eerdere werkervaring zijn verworven.

Werkervaring die is opgedaan in een niet MSRC/ HVRC erkende instelling, komt niet
in aanmerking voor een vrijstelling, maar kan wel aangewend worden om, bij
aantoonbaar voldoende ervaring, het IOS aan te passen

Werkervaring die aangewend wordt voor de aanvraag van vrijstelling moet altijd zijn
opgedaan in MSRC / HVRC erkende ziekenhuizen of instellingen.
Als hieraan is voldaan geldt:

Alléén SEH ervaring van tenminste 6 maanden kan leiden tot 6 volledige maanden
vrijstelling klinische stage (stagetraject A).

Klinische werkervaring in de interne geneeskunde, kindergeneeskunde of
gynaecologie kan leiden tot vrijstelling van 3 maanden voor stagetraject A. Vanwege
het belang van SEH ervaring is het beleid om niet meer dan 3 maanden vrijstelling te
verlenen, omdat iedere aios tenminste 3 maanden SEH ervaring, ooit, moet hebben
opgedaan.

Ervaring opgedaan in een ander specialisme dan SEH, interne, gynaecologie of
kindergeneeskunde (bijvoorbeeld cardiologie of longziekte) kan op individuele basis
inhoudelijk worden beoordeeld op de vraag of op basis daarvan vrijstelling kan
worden verleend.

Werkervaring als arts (assistent) in de neurologie of interne geneeskunde zal in
vrijwel alle gevallen niet kunnen leiden tot vrijstelling voor de chronische stage.

Werkervaring van tenminste 6 maanden in de GGZ kan leiden tot een vrijstelling van
3 maanden stagetraject B, onderdeel psychiatrische en psychosociale problematiek.

Werkervaring van tenminste 6 maanden verpleeghuisgeneeskunde kan leiden tot een
vrijstelling van 3 maanden in stagetraject B, onderdeel Chronische Complexe
problematiek.
3
Procedure
1. Indienen van de aanvraag
De aios dient de vrijstellingsaanvraag in bij de teamsecretaresse van jaar 1. De
teamsecretaresse verzorgt de administratieve kant, dat wil zeggen het verzamelen van
de formulieren + toebehoren en de correspondentie hierover. De aios krijgt een
ontvangstbevestiging (zie bijlage A).
2. Inhoudelijke toetsing.
De stagecoördinator beoordeelt de aangevraagde vrijstellingen aan de hand van de
opgestelde criteria en formuleert - indien van toepassing - een advies.
Dit resulteert in een voorstel aan de aios over de door te geleiden vrijstellingsaanvraag bij
de HVRC.
3. Voorstel aan de aios.
De aios ontvangt een voorstel over de vrijstellingsaanvraag zoals wij die willen
doorgeleiden naar de HVRC. Dit voorstel kan de volgende vorm hebben:
a. De door te leiden vrijstellingsaanvraag is conform de door de aios ingediende
aanvraag (zie brief bijlage B);
b. De door te leiden vrijstellingsaanvraag komt niet/gedeeltelijk overeen met de
ingediende aanvraag. De aios krijgt het advies de oorspronkelijke
vrijstellingsaanvraag te wijzigen (zie brief bijlage C).
4. Besluitfase
 Indien akkoord ondertekent de aios de aanvraag en wordt deze doorgeleid naar
de HVRC.
 Indien niet akkoord, volgt een gesprek tussen de aios en de stagecoördinator.
Mocht dit niet tot overeenstemming leiden of tot een conflict, dan volgt een
zienswijzegesprek tussen het hoofd huisartsopleiding-aios en hoofd
huisartsopleiding-stagecoördinator. Het hoofd neemt een definitief besluit.
5. Doorgeleiding
De teamsecretaresse dient de vrijstellingsaanvraag in bij de HVRC. De aios ontvangt
bericht over de doorgeleide vrijstellingsaanvraag (zie brief bijlage D).
Tijdpad
Tot 1 juni:
Tot 31 augustus:
1 september:
Tot 14 september:
Tot 14 oktober:
31 oktober:
indienen aanvragen vrijstelling door aios
beoordelen aanvragen door stagecoördinator
voorstel vrijstellingsaanvraag naar aios
uiterlijke termijn reactie van de aios
besluitfase, inclusief eventuele zienswijzegesprekken
Doorgeleiden aanvragen naar HVRC
(HVRC heeft twee maanden de tijd voor beoordeling van de aanvragen. Uiterlijk 31
december zijn de toegekende vrijstellingen bekend.)
4
Programma STARtclass
De onderwerpen die in de STARtclass aan de orde komen zijn:
1) ABCDE Benadering van de Spoedeisende Patiënt, Ziekenhuisreanimatie en ALS-training
2) Airway & Breathing Problemen, Patiënt in Shock, Pijn op de Borst
3) Bewustzijnsstoornissen
4) Letsels van het steun- en bewegingsapparaat (incl. röntgenfoto’s beoordelen)
5) Acute buikklachten inclusief aanvullend beeldvormend onderzoek
6) Acute pediatrische patiënt en acute geriatrische patiënt
7) Toxicologie, brandwonden, verdrinking
8) Chirurgische Vaardigheden
9) ECG’s beoordelen
10) Röntgenfoto’s beoordelen
11) Samenwerking met het SEH-team
12) Toetsen (pré- en posttoets kennis, scenariotoets met behulp van LOTUSpatienten,
oefentoets ‘samenwerken in een team’ aan de hand van een papieren casus, met
mogelijkheid tot aanvragen van aanvullend onderzoek en consultatie van specialisten).
5
Module Spoedeisende Hulpverlening
Omschrijving
De stage en het onderwijs richt zich op het versterken van kennis en vaardigheden
betreffende spoedeisende hulpverlening, waaronder ook traumatologie en kleine
chirurgische ingrepen, zodat de aios in staat is tot snel en adequaat handelen om (verdere)
schade bij de patiënt te beperken. Hoewel werkzaam in een klinische setting wordt de aios
gestimuleerd de vertaling naar de huisartspraktijk te maken.
Competenties
Vakinhoudelijk handelen
- interpreteert de klacht binnen de context: herkent de interpretatie van de hulpvraag
en de klacht zoals die binnen de context van het ziekenhuis plaatsvindt en kan hiervan
een vertaling maken naar de huisartspraktijk.
- past het diagnostisch, therapeutisch en preventief arsenaal van het vakgebied
doelgericht en evidence based toe: handelt snel en adequaat bij spoedeisende
klachten en aandoeningen, traumata en kleine chirurgische ingrepen.
- levert gestructureerde 1e lijnszorg: herkent de overwegingen en het handelen van de
verwijzende huisarts en de eisen van een adequaat verwijsbeleid voor de spoedeisende
hulpafdeling.
Arts-patiëntcommunicatie
- bouwt effectieve behandelrelaties met patiënten op: kan dit in een eenmalig contact
bewerkstelligen, zodanig dat er gehandeld kan worden.
- past communicatietechnieken en – middelen doelgericht toe: kan op een effectieve
manier in korte tijd de juiste informatie achterhalen bij patiënten en hun begeleiders in
acute situaties.
- betrekt de patiënt actief bij de besluitvorming: treedt waar nodig kordaat en medisch
adequaat op en neemt de leiding; kan de informatie over de noodzakelijke behandeling
in een acute situatie adequaat overbrengen aan de patiënt en/of begeleiders.
Samenwerken
- draagt bij aan effectieve multidisciplinaire samenwerking + past samenwerkingsvaardigheden toe: is op de hoogte van het deskundigheidsniveau en werkwijze
(protocollen) van de ketenpartners (huisarts, ambulance, SEH) en stemt de eigen
werkwijze hierop af.
Organiseren
- gebruikt informatietechnologie voor optimale patiëntenzorg: draagt zorg voor
goede interne en externe overdracht van relevante patiëntgegevens; vormt zich een
oordeel over de noodzakelijke gegevens vanuit de verwijzende huisarts naar SEH.
Maatschappelijk handelen
- handelt kostenbewust: onderkent het financiële aspect van onderzoek, behandeling
en medicatie en kiest voor de minst dure opties bij gelijkwaardigheid van alternatieven.
Wetenschap en Onderwijs
- onderbouwt de zorg op wetenschappelijk verantwoorde wijze: is op de hoogte van
de wetenschappelijke grondslag van SEH-protocollen, SEH-richtlijnen en hun
onderbouwing en evalueert deze.
- bevordert deskundigheid van anderen: kan onderwerpen presenteren/uitleg geven
6
aan andere aios, kan de SEH-behandelingswijze vergelijken met de
huisartsgeneeskundige en de verschillen overbrengen aan specialisten e.a.
Professionaliteit
- houdt professionele en persoonlijke rollen in evenwicht: is zich bewust van de in te
nemen rol in een acute situatie; herkent eigen emoties en weet grenzen te stellen.
- werkt systematisch aan verbetering van eigen beroepsmatig functioneren:
evalueert opgetreden incidenten, formuleert verbeterpunten aan de hand daarvan en
werkt zo aan kwaliteitsverbetering ten aanzien van zichzelf en anderen.
Eindtermen
HOOFDTAAK 2
 Categorieën patiënten
Algemene eindterm: De aios is in staat te beschrijven welke categorieën patiënten
speciale aandacht van de huisarts behoeven, en zelfstandig de activiteiten die daar per
categorie uit voortvloeien uit te voeren.
 Categorie ‘patiënten met acute aandoeningen’:
- Een ernstige stoornis in het somatisch functioneren te diagnosticeren en voorlopig te
behandelen;
- Een ernstige stoornis in het psychisch functioneren te diagnosticeren en voorlopig te
behandelen;
- Eerste hulp te bieden bij ongevallen, zowel binnen als buiten het praktijkgebouw;
- Wonden te behandelen en ongecompliceerde wonden te hechten;
- Open te staan voor aanvragen tot het verlenen van acute hulp bij ongevallen thuis, op
straat, gepresenteerd op het spreekuur, of bij andere acute situaties.
 Afzonderlijke klachten en ziekten (ICPC)
A
- Bewustzijnsverlies (A06, A07) *
Algemene eindterm: De aios is in staat de belangrijkste oorzaken van
bewustzijnsverlies te benoemen en onderscheiden en bij bewustzijnsverlies (eerste)
hulp te bieden en doelgericht te verwijzen.
- Allergische reactie nao (A12) *
Algemene eindterm: De aios is in staat verschillende vormen van allergische reacties
te benoemen en te herkennen, zelfstandig een adequaat diagnostisch en therapeutisch
beleid uit te voeren en op indicatie te verwijzen.
- Intoxicaties (A84, A85, A86) *
Algemene eindterm: De aios is in staat exogene intoxicaties te beschrijven, herkennen
en van elkaar te onderscheiden, en hierbij eerste hulp te bieden en doelgericht te
verwijzen.
D
- Acute buikklachten **
Algemene eindterm: De aios is in staat de oorzaken van acute “buik”-problematiek te
benoemen, zelfstandig een adequaat diagnostisch en therapeutisch beleid uit te voeren
en op indicatie te verwijzen.
Specifieke eindterm:
- appendicitis (D88),
- PID (X74),
- EUG (W80),
- Gastro-intestinaal bloedverlies (D14, D15, D16),
- Cholecystitis (D98),
- Nierkoliek/nierstenen (U14, U95)
K
- Angina pectoris (K74) * ***
7
-
-
-
-
L
-
Algemene eindterm: De aios is in staat AP-klachten te beschrijven en herkennen, en
onderscheiden van andere oorzaken van pijn op de borst. De aios is op de hoogte van
de verwijsindicaties en verwijsmogelijkheden van patiënt met AP en kent de
behandelwijze van patiënten met instabiele AP.
Myocardinfarct (K75) * ***
Algemene eindterm: De aios is in staat het MI te beschrijven en herkennen, en in
afwachting van het vervoer naar het ziekenhuis de benodigde therapeutische
maatregelen te nemen. De aios is in staat de nazorg van patiënten met een MI na
ontslag uit het ziekenhuis op zich te nemen.
Hartfalen (K77) * ** #
Algemene eindterm: De aios is in staat de (vroege) symptomen van acuut hartfalen te
beschrijven en herkennen, zelfstandig een adequaat diagnostisch en therapeutisch
beleid uit te voeren en op indicatie te verwijzen.
Transient ischemic attack (TIA) (K89) ***
Algemene eindterm: De aios is in staat een TIA te beschrijven en herkennen, te
onderscheiden van een CVA of andere neurologische uitvalsverschijnselen, en
zelfstandig een adequaat therapeutisch beleid uit te voeren gericht op preventie van
een recidief.
Cerebrovasculair accident (CVA) (K90) * *** #
Algemene eindterm: De aios is in staat de verschijnselen van een CVA te beschrijven
en herkennen, en een weloverwogen keuze te maken tussen spoedverwijzing naar een
kliniek of thuisbehandeling, rekening houdend met de symptomatologie en klinische
toestand van de patiënt, de mogelijkheid tot klinische diagnostiek en therapie in de
regio, en de mogelijkheid tot thuisbehandeling.
Acute traumata bewegingsapparaat (L72 t/m 78) ILP: enkeldistorsie
Algemene eindterm: De aios is in staat acute traumata aan het bewegingsapparaat te
beschrijven en herkennen, met name van mogelijke fracturen, zelfstandig een adequaat
diagnostisch en zo mogelijk therapeutisch beleid uit te voeren en op indicatie te
verwijzen.
N
- Neurotraumatische aandoeningen (N79, N80, N81)
Algemene eindterm: De aios is in staat neurotraumatische aandoeningen te
herkennen, de ernst ervan te bepalen, zelfstandig een adequaat therapeutisch beleid uit
te voeren en op indicatie te verwijzen.
P
- (Acute) psychotische stoornissen (P71-73) * %
Algemene eindterm: De aios is in staat een psychotische stoornis te beschrijven en
herkennen, de indicatie te stellen voor behandeling en verwijzing, en de patiënt en
diens omgeving te begeleiden in samenwerking met andere hulpverleners.
- Suïcide (P77) * %
Algemene eindterm: De aios is in staat suïcidesignalen te herkennen en bespreekbaar
te maken, het suïciderisico in te schatten, bij suïcidedreiging adequaat te interveniëren
en op indicatie te verwijzen.
- Acute en posttraumatische stressstoornis (P82) %
Algemene eindterm: De aios is in staat symptomen horende bij een posttraumatische
stressstoornis te herkennen, de patiënt te begeleiden en in samenspraak met de patiënt
een plan te maken voor behandeling.
R
- Acute dyspnoe (R02) *
Algemene eindterm: De aios is in staat de oorzaken van acute dyspnoe te benoemen,
acute dyspnoe te herkennen en onderscheiden van hyperventilatie, zelfstandig een
adequaat therapeutisch beleid uit te voeren en op indicatie te verwijzen.
- Neusbloeding (R06)
Algemene eindterm: De aios is in staat de oorzaken van neusbloeding te benoemen,
8
-
bij een neusbloeding adequate adviezen te geven, indien deze niet tot het gewenste
resultaat leiden lege artis in te grijpen, en op indicatie te verwijzen.
Pneumothorax (R99.4)
Algemene eindterm: De aios is in staat de symptomen van een pneumothorax te
beschrijven en herkennen, zelfstandig een adequaat diagnostisch beleid uit te voeren,
en op indicatie te verwijzen.
S
- Trauma van de huid (S12 t/m S19)
Algemene eindterm: De aios is in staat traumatische huidtrauma’s te herkennen,
zelfstandig een adequaat therapeutisch beleid uit te voeren, en op indicatie te
verwijzen.
T
- Dehydratie (T11) *
Algemene eindterm: De aios is in staat dehydratie te herkennen, de ernst ervan in te
schatten en de indicatie te stellen voor behandeling in eigen beheer dan wel verwijzing.
U
- Nierkoliek / nierstenen (U14, U95) ILP
Algemene eindterm: De aios is in staat, de oorzaken van nierkoliek en andere
klachten in de nierstreek te benoemen, en zelfstandig dan wel via de specialist een
adequaat diagnostisch en therapeutisch beleid uit te (doen) voeren.
Y
- Zwellingen in het scrotum (Y05) *
Algemene eindterm: De aios is in staat, zwellingen in het scrotum te herkennen en de
belangrijkste oorzaken ervan te benoemen, en zo nodig de indicatie te stellen voor
verder onderzoek.
*
**
***
#
%
Ook in module Korte episoden
Ook in module Middellange epiosden
Ook in module Ziekte- & zorgmanagement
Ook in module Chronische ziekten
Ook in module GGZ
Afstemming ander modules/lijnen
Lijn Arts-patiënt communicatie: adequate communicatie in acute situaties
Lijn Samenwerken & Organiseren: ketenpartners; wetten
Lijn Wetenschap & Onderewijs: wetenschappelijke grondslag SEH-protocollen
Lijn Professionaliteit: omgaan met klachten; persoonlijke rol & eigen emoties.
Module Korte Episoden:
Acute allergische reacties, acute buikklachten, acute perianale klachten, acuut visusverlies,
acute pijn op de borst, acute lage rugpijn, acute schouderklachten, acute neurologische
uitvalsverschijnselen, meningitis, acute pscychiatrische problematiek, acute benauwdheid,
acute urineretentie.
9
Module Chronische Ziekten
Omschrijving
De stage en het onderwijsaanbod in dit blok betreft chronische ziekten die minder frequent
voorkomen in de huisartsenpraktijk en waarmee tijdens de stage ervaring opgedaan kan
worden (neurologische aandoeningen, chronische aandoeningen bewegingsapparaat,
geriatrische onderwerpen). Tevens staat hier samenwerken met verpleeghuisvoorzieningen
centraal; het kennisnemen van behandelmogelijkheden door instellingen waar chronisch
zieken behandeld worden of verblijven.
Competenties
Vakinhoudelijk handelen
- interpreteert de klacht binnen de context: betrekt fysieke en psychische
achtergronden van de patiënt, diens levensfase en gezondheidsgeschiedenis bij de
interpretatie van de klacht en de hulpvraag, stelt de kwaliteit van leven van de patiënt
centraal.
- past het diagnostisch, therapeutisch en preventief arsenaal van het vakgebied
doelgericht en evidence based toe: kan urgentie bepalen en wachttijden inschatten
(onderkent beschikbaarheid zorgvoorzieningen) en prioriteit bepalen bij insturen van
chronisch zieke patiënten
Arts-patiëntcommunicatie
- bouwt effectieve behandelrelaties met patiënten op: houdt in de behandelrelatie met
chronisch zieke patiënt expliciet rekening met het langdurige karakter van het
artspatiënt contact; activeert de patiënt tot meehelpen bij diagnostische en
therapeutisch proces; geeft gevoels reflecties, toont empathie
- betrekt de patiënt actief bij de besluitvorming: verheldert en verwoordt de
hulpvraag, motiveert tot zelfzorg, besteedt aandacht aan vergroting van inzicht en
maakt samen met patiënt en mantelzorgers beleidsafspraken, bespreekt de
uitvoerbaarheid van voorgenomen beleid, maakt weerstand zo nodig bespreekbaar,
onderhoudt contact met de patiënt bij specialistische interventies.
Samenwerken
- draagt bij aan effectieve interdisciplinaire samenwerking: herkent en benoemt de
mate van regiefunctie van de huisarts bij chronisch zieken, benoemt de elementen van
een behandelplan, kent de behandelgebieden van de andere zorgverleners, weet hen
te vinden en hoe hen in te schakelen, evalueert het geheel van zorg rond de patiënt;
- past samenwerkingsvaardigheden toe: werkt met meerdere ketens in de zorg
samen, participeert in transmurale behandeltrajecten (LTA’s), maakt effectief gebruik
van intercollegiale consultatie;
- verwijst doelgericht: houdt zich aan de grenzen van de eigen deskundigheid en die
van het vakgebied, kent de verwijsmogelijkheden in de eigen regio; bewaakt de
continuïteit van zorg en neemt de zorg terug wanneer dit aangewezen is; draagt
informatie over patiënten zorgvuldig over.
Organiseren
- realiseert integrale en doelmatige huisartsenzorg die continu toegankelijk is: draagt bij
aan de beschikbaarheid van zorg in de nabije omgeving van patienten en aan de
bereikbaarheid van de zorg zonder tussenkomst van derden
- past organisatie en management technieken toe: benoemt praktijkorganisatie en
voor- en nadelen van het management op het gebied van transmurale en ketenzorg,
10
-
maakt heldere (werk)afspraken rond chronisch zieken; benoemt een taakverdeling met
praktijkverpleegkundige (maakt een begin hiermee); hanteert fouten als verbeterpunten;
gebruikt ICT adequaat: gebruikt HIS volledig, kent voordelen van EVS en
medicatiebewaking, registreert probleemgericht; ontwerpt kwaliteitsproject voor een
specifieke patiëntengroep of groep gebruikers van bepaalde medicatie, maakt gebruik
van informatie uit HIS.
Maatschappelijk handelen
- handelt volgens wettelijke regelgeving: is op de hoogte van de Wet Voorzieningen
Gehandicapten en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning;
- behartigt belangen van patiënten naar aanleiding van incidenten: herkent en
signaleert incidenten, schat realiteitswaarde van klachten in, kent de instanties en
procedures voor het indienen van klachten over de zorg;
- handelt kostenbewust: neemt financiële overwegingen mee in voorschrijven van
medicatie, bij het doorverwijsbeleid en bij het inschakelen van de zorgketen, benoemt
problemen bij verzoeken om onnodige verwijzing of onderzoek, bepaalt zin of onzin van
aanvullend onderzoek (geen overbodig onderzoek), oefent invloed uit op patiënten om
onnodige verwijzingen te voorkomen.
Wetenschap en onderwijs
- onderbouwt de zorg op wetenschappelijk verantwoorde wijze: zoekt bij chronische
klachten informatie om evidence based beslissingen te kunnen nemen; beoordeelt de
methodologische kwaliteit van huisartsgeneeskundige richtlijnen.
- bevordert deskundigheid van anderen: kan onderwerpen presenteren/uitleg geven
aan andere aios, kan uitleg geven aan assistentes en andere zorgverleners in de eerste
lijn, kan de behandelwijze in de insteling vergelijken met die in de huisartspraktijk en de
verschillen overbrengen aan zorgverleners binnen de instelling.
Professionaliteit
- werkt systematisch aan verbetering van eigen beroepsmatig functioneren: is
zichtbaar op zoek naar kennislacunes, ontdekt persoonlijke thema’s en kwaliteiten, kan
omgaan met grenzen van de geneeskunde, geeft en ontvangt op adequate wijze
feedback.
- gaat bewust om met verschillen in normen en waarden: kent (steeds meer)
verschillen tussen normen en waarden van patiënten, de (eigen) normen en waarden
en die van de beroepsgroep over het omgaan met chronische ziekte.
Eindtermen
HOOFDTAAK 2


-
Categorieën patiënten
Algemene eindterm: De aios is in staat te beschrijven welke categorieën patiënten
speciale aandacht van de huisarts behoeven, en zelfstandig de activiteiten die daar per
categorie uit voortvloeien uit te voeren.
Categorie ‘patiënten met betrekking tot chronisch zieken’:
aandacht te schenken aan wat chronisch ziek zijn betekent voor de levens(loop) van
patiënten en hun naasten.
zich per geval een beeld te vormen van de gevolgen van de chronische ziekte voor het
dagelijks functioneren van de patiënt en diens naasten.
de patiënt en de naasten te steunen bij de verwerking van, en aanpassing aan de
beperkingen die het gevolg zijn van de chronische ziekte.
te beoordelen welke chronisch zieken begeleiding behoeven.
op systematische wijze een begeleidingsplan op te stellen samen met de patiënt en de
naasten bij de begeleiding de ervaringsdeskundigheid, competentie en
autonomiebehoefte van patiënt en naasten te respecteren.
11
-

-
gefaseerd voorlichting te geven over de betreffende aandoening, en in voorkomende
gevallen te wijzen op het bestaan van patiëntenverenigingen en lotgenoten-contactgroepen.
in voorkomende gevallen begeleiding te geven bij gedragsverandering.
zelfhulp en zelfmanagement zo veel mogelijk te stimuleren, rekening houdend met de
individuele mogelijkheden en beperkingen van de patiënt.
in voorkomende gevallen de mantelzorg te ondersteunen met professionele zorg.
zonodig hulpmiddelen en voorzieningen aan te vragen.
maatregelen te nemen tot behoud en verbetering van de validiteit.
samen te werken met medebehandelaars.
de continuïteit van zorg te bewaken, en patiënt en naasten te ondersteunen bij het
management van de zorg.
Categorie ‘patiënten met betrekking tot ouderen:
de specifieke (en vaak atypische) presentatie van symptomen van ziekten bij ouderen
te herkennen.
stoornissen in de gezondheid te onderscheiden van het normale fysiologische verouderingsproces.
in het kader van het bestaan van veranderde fysiologie en multipele pathologie speciale
aandacht te schenken aan het medicijngebruik door ouderen.
speciale aandacht te schenken aan de specifieke psychische en sociale problematiek
van ouderen.
inactiviteit van ouderen te voorkomen, en hun mobiliteit en zelfredzaamheid te
bevorderen.
alert te zijn op bevoogding en infantilisering door de omgeving, en de mogelijkheid tot
zelfhandhaving te bevorderen.
 Afzonderlijke klachten en ziekten (ICPC)
K
 Cerebrovasculair accident (CVA) (K90) * *** #
Algemene eindterm: De aios is in staat de verzorging en revalidatie van de thuis
verblijvende CVA-patiënt in gang te zetten, en afspraken te maken over de coördinatie
daarvan.
L
 Reumatoïde artritis (L88) ** ILP
Algemene eindterm: De aios is in staat klachten, die een reumatoïde artritis (RA) doen
vermoeden te herkennen, zelfstandig een adequaat diagnostisch en therapeutisch
beleid uit te voeren, en op indicatie te verwijzen.
 Osteoporose (L95) # ILP
Algemene eindterm: De aios is in staat osteoporose te beschrijven en herkennen,
zelfstandig een adequaat preventief, diagnostisch en therapeutisch beleid uit te voeren,
en op indicatie te verwijzen.
N
 Multiple sclerose (N86)
Algemene eindterm: De aios is in staat verschijnselen van multiple sclerose te
herkennen, patiënten met verdenking op multiple sclerose doelgericht te verwijzen en
patiënten met multiple sclerose te begeleiden.
 Ziekte van Parkinson en Parkinsonisme (N87)
Algemene eindterm: De aios is in staat de ziekte van Parkinson en Parkinsonisme en
de gevolgen daarvan te beschrijven en herkennen, de patiënt te begeleiden en hierbij
samen te werken met specialisten.
 Epilepsie (N88) *
Algemene eindterm: De aios is in staat de verschillende typen epilepsie te benoemen
en onderscheiden, de consequenties voor de activiteiten in het dagelijkse leven te
benoemen, een epileptische aanval te behandelen en een door de neuroloog ingestelde
12

medicamenteuze behandeling te controleren en ondersteunen.
Aandoeningen perifere zenuwen (N91-94) #
Algemene eindterm: De aios is in staat de verschillende aandoeningen van het
perifere zenuwstelsel te herkennen, en zelfstandig dan wel via de specialist een
adequaat diagnostisch en therapeutisch beleid uit te (doen) voeren.
P
 Dementie (P70) %
Algemene eindterm: De aios is in staat dementie te beschrijven en herkennen,
zelfstandig dan wel via de specialist een adequaat diagnostisch en therapeutisch beleid
uit te (doen) voeren, en de patiënt en diens omgeving te begeleiden in samenwerking
met andere hulpverleners.
 Depressie (P76) % $
Algemene eindterm: De aios is in staat een depressie te beschrijven en herkennen,
zelfstandig een adequaat diagnostisch en therapeutisch beleid uit te voeren en op
indicatie te verwijzen.
S
 Ulcus cruris (S97.1, S97.3) + decubitus (niet separaat benoemd in eindtermen, wel
van belang)
Algemene eindterm: De aios is in staat de oorzaak van een ulcus aan onderbeen of
voet (en decubitus) te benoemen, zelfstandig een adequaat diagnostisch en
therapeutisch beleid uit te voeren, en op indicatie te verwijzen.
U
 Urine-incontinentie (U04)
Algemene eindterm: De aios is in staat, de oorzaken van urine-incontinentie te
benoemen, de verschillende vormen van incontinentie te onderscheiden, en zelfstandig
dan wel via de specialist een adequaat diagnostisch en therapeutisch beleid uit te
(doen) voeren.
X
 Prolaps vaginae / uterus (X87)
Algemene eindterm: De aios is in staat, prolaps van de vagina / descensus van de
uterus te beschrijven en herkennen, de oorzaken ervan te benoemen, de ernst ervan in
te schatten en een verantwoorde keuze te maken tussen behandeling in eigen beheer
of verwijzing.
Y
 Prostaatafwijkingen (Y73, Y85, Y77)
Algemene eindterm: De aios is in staat, de diverse prostaatafwijkingen te beschrijven
en herkennen, zelfstandig dan wel via de specialist een adequaat diagnostisch en
therapeutisch beleid uit te (doen) voeren, en op indicatie te verwijzen.
*
**
***
#
%
$
Ook in module Korte episoden
Ook in module Middellange episoden
Ook in module SEH
Ook in module ziekte- en zorgmanagement
Ook in module GGZ
Ook in module Moeilijk interpreteerbare klachten
13
Afstemming ander modules/lijnen
Lijn Arts-patiënt communicatie:
adequate communicatie in diverse situaties, ook met mantelzorg
Lijn Samenwerken & Organiseren:
ketenpartners; wetten
Lijn Wetenschap & Onderwijs:
wetenschappelijke grondslag behandelprotocollen
Lijn Professionaliteit:
omgaan met klachten; persoonlijke rol & eigen emoties
14
Module Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ)
Omschrijving
De stage en het onderwijs richt zich op psychische aandoeningen – van psychiatrische
ziekten tot psychosociale en verslavingsproblematiek – en gedragsproblematiek waarmee
de huisarts in de dagelijkse praktijk minder vaak geconfronteerd wordt. Het handelen van de
huisarts bij deze problematiek is gericht op het herkennen van de aandoeningen, het gericht
verwijzen voor nadere diagnostiek en behandeling/begeleiding en het motiveren van de
patiënt hiervoor. Het opdoen van kennis betreffende de bij de diverse psychische
problematiek in gebruik zijnde therapeutische interventies en strategieën en de
zorginstellingen van waaruit deze zorg verleend wordt, staat hierbij centraal. Het behouden
en onderhouden van een vertrouwensrelatie met de patiënt teneinde deze te blijven
motiveren voor behandeling en diens medewerking hierin te verkrijgen, vormt een
belangrijke vaardigheid.
Competenties
Vakinhoudelijk handelen
- interpreteert de klacht binnen de context: differentieert psychische aandoeningen en
gedragsproblematiek naar aard en ernst, waaronder onderliggend somatisch lijden, en
beoordeelt de noodzaak van interventie. Het overwegen van de mogelijke aanwezigheid
van zogenaamde ‘dubbele diagnoses’ – psychiatrische stoornis en verslaving – vormt
een extra aandachtspunt.
- past diagnostisch, therapeutisch en preventief arsenaal toe: kent de principes van
de Diagnostic ande Statistical Manual of Mental Disorders.
- levert gestructureerde 1e lijnszorg: bepaalt de plaats en inhoud van de
huisartsgeneeskundige zorgverlening in aansluiting op de gestructureerde psychische
hulpverlening naar aard van de aandoening met speciale aandacht voor de
hulpverlening aan de groep ‘Zorgwekkende Zorgmijders’.
Arts-patiëntcommunicatie
- gaat effectieve behandelrelatie aan: verheldert hulpvra(a)g(en) in complexe setting en
bij complexe problematiek; maakt onderscheid tussen meerdere hulpvragen, klachten,
problemen, doelvragen; gaat soepel om met veranderende hulpvragen; kan grenzen
stellen en, herhaaldelijk, tot noodzakelijke behandeling motiveren; kan
vertrouwensrelatie opbouwen en onderhouden.
- past communicatietechnieken en – middelen doelgericht toe: past bij de
problematiek gebruikelijke, specifieke communicatietechnieken toe (m.n. bij suïcidaliteit,
PTSS, dementie, verslaving, persoonlijkheidsstoornis); voert een gestructureerd consult
(luistert goed, informeert, geeft gevoelsreflecties, toont empathie), rekening houdend
met specifieke kenmerken van psychische aandoeningen of gedragsproblematiek (bijv.:
niet altijd heldere onderscheid tussen gezond en ziek).
- betrekt de patiënt actief bij de besluitvorming: motiveert de patiënt tot
behandeling/begeleiding en waar mogelijk tot gedragsverandering, rekening houdend
met specifieke kenmerken van psychische aandoeningen of gedragsproblematiek (bijv.:
hanteren van subtiele evenwicht tussen patiënt en arts met betrekking tot
zelfbeschikking).
Samenwerken
- draagt bij aan effectieve interdisciplinaire samenwerking: kan organisatie en
werkwijze beschrijven van GGZ-instellingen voorbij de eerste lijn (o.a. crisisdienst,
15
bureau jeugdzorg, vertrouwensarts, Ambulante Geestelijke Zorginstellingen, Instellingen
voor verslavingszorg); kent de samenhang – netwerken - tussen de instellingen in de
GGZ onderling en de Openbare Gezondheidszorg (GG&GD’en); kan samenwerken en
overleggen met alle zorgverleners rond de patiënt met psychische aandoening of
gedragsproblematiek en maakt daar optimaal gebruik van; kent de behandelgebieden
van andere zorgverleners, weet hen te vinden en schakelt deze adequaat en doelgericht
in.
-
past samenwerkingsvaardigheden toe: de aios kan met meerdere ketens in de zorg
samenwerken, kent transmurale behandeltrajecten en kan hierin participeren.
verwijst doelgericht: verwijst patiënten met psychische aandoening of
gedragsproblematiek adequaat, kent de grenzen van de deskundigheid van de huisarts,
weet wat de eigen rol van de huisarts is na verwijzing, kent de verwijsmogelijkheden in
de eigen regio.
Organiseren
- realiseert continue, laagdrempelige zorg: voor patiënten met psychische en
gedragsproblematiek, met name de zeer kwetsbare groepen, en stemt de zorgverlening
af met andere hulpverleners.
- past organisatie- en managementtechnieken toe: kan beschrijven hoe de
samenwerking en afstemming tussen verschillende hulpverleners georganiseerd is ten
behoeve van de individuele zorgverlening aan de patiënt met psychische en/of
gedragsproblematiek.
Maatschappelijk handelen
- bevordert de gezondheid van individuen en groepen: signaleert medische
risicofactoren bij individuele patiënten, legt relatie tussen sociaal-economische
kenmerken en groepen patiënten met psychische aandoeningen of
gedragsproblematiek, herkent epidemiologische aspecten.
- handelt volgens wettelijke regelgeving: past relevante wettelijke regels goed toe
(BOPZ, regels rond dwangbehandeling), gaat adequaat om met gevolgen van
toepassing van wettelijke regelgeving (wachtlijsten, administratieve rompslomp), benut
regels in complexe context waarbij er een delicate balans is tussen zelfsturing door de
patiënt enerzijds en diens behoeften en noden anderzijds (zelfsturing versus
‘bemoeizorg’).
Wetenschap en Onderwijs
- onderbouwt de zorg op wetenschappelijk verantwoorde wijze: zoekt bij psychische
aandoeningen en gedragsproblematiek naar wetenschappelijke technieken om
gegevens te verzamelen teneinde evidencebased beslissingen te kunnen nemen (bijv.:
waarde van vragenlijsten in het diagnostisch en therapeutisch traject).
Professionaliteit
- houdt professionele en persoonlijke rollen in evenwicht: hanteert een respectvolle,
flexibele houding in hulpverlening aan patiënten met psychische aandoening of
gedragsproblematiek.
- gaat bewust om met verschillen in normen en waarden: erkent de relativiteit van de
positie en de expertise van de hulpverlener ten opzichte van patiënten met psychische
problematiek; benoemt het verschil in normen en waarden tussen somatische en
geestelijke gezondheidszorg; hanteert de juiste balans tussen betrokkenheid en distantie
bij deze complexe problematiek.
16
Eindtermen
HOOFDTAAK1



Risicofactoren voor ziekten en preventie
Algemene eindterm: De aios is in staat, risicofactoren voor ziekten en de
basisprincipes en uitgangspunten van preventie in de huisartspraktijk te benoemen, en
deze kennis toe te passen in de hulpverlening.
Specifiek: signaleren van risicofactoren gelegen in psychische conditie, gedrag,
leefgewoonten, sociaal-economische status, leefomgeving.
Consequenties van klachten, ziekten en medische interventies voor het
functioneren van de patiënt
Algemene eindterm: De aios is in staat, de consequenties van klachten, problemen en
ziekten, en de consequenties van medische interventies, voor het dagelijks functioneren
van de patiënt te beschrijven, en deze kennis toe te passen in de hulpverlening.
Specifiek: de consequenties van psychische problemen en stoornissen voor het
dagelijks functioneren van de patiënt te beschrijven; de consequenties van relationele
en sociale problemen voor het dagelijks functioneren van de patiënt te beschrijven; de
consequenties van genoemde ziekten, problemen, stoornissen en interventies voor de
directe leefomgeving van de patiënt te beschrijven en daarbij onderscheid te maken
tussen consequenties op de korte en lange termijn.
Ethische en morele principes
Algemene eindterm: De aios is bereid en in staat, gangbare ethische en morele
principes in de hulpverlening toe te passen.
Specifiek: af te wegen of weigering van noodzakelijke (medische) interventies door een
patiënt of diens verzorger(s) gerechtvaardigd en toelaatbaar is.
HOOFDTAAK 2
 Categorieën patiënten
Algemene eindterm: De aios is in staat te beschrijven welke categorieën patiënten
speciale aandacht van de huisarts behoeven, en zelfstandig de activiteiten die daar per
categorie uit voortvloeien uit te voeren. (m.n. psychiatrisch patiënten, verslaafden,
gedragsstoornissen bij jongeren zoals ADHD).
Acute aandoeningen*: een ernstige stoornis in het psychisch functioneren te
diagnosticeren en voorlopig te behandelen.
 Afzonderlijke klachten en ziekten (ICPC)
P
 Problematisch Alcoholgebruik (P15, P16)
Algemene eindterm: de aios is in staat problematisch alcoholgebruik te signaleren en
bespreekbaar te maken, de gezondheidsrisico's ervan te benoemen, en zelfstandig dan
wel in samenwerking met andere hulpverleners een adequaat therapeutisch beleid uit te
voeren.
 Geneesmiddelen- en drugsmisbruik (P18, P19)
Algemene eindterm: de aios is in staat, misbruik van geneesmiddelen en drugs te
signaleren en bespreekbaar te maken, de gezondheidsrisico's ervan te benoemen, en
zelfstandig dan wel via of in samenwerking met andere hulpverleners een adequaat
therapeutisch beleid uit te (doen) voeren.
 DSM (P43)
Algemene eindterm: de aios kent de principes van het DSM classificatiesysteem en
kan deze hanteren in de patiëntenzorg.
 Dementie (P70) ***
Algemene eindterm: de aios is in staat dementie te beschrijven en herkennen,
zelfstandig dan wel via de specialist een adequaat diagnostisch en therapeutisch beleid
uit te (doen) voeren, en de patiënt en diens omgeving te begeleiden in samenwerking
17








T

met andere hulpverleners.
Schizofrenie en andere psychotische stoornissen (P71-73) * #
Algemene eindterm: de aios is in staat een psychotische stoornis te beschrijven en
herkennen, de indicatie te stellen voor behandeling en verwijzing, en de patiënt en
diens omgeving te begeleiden in samenwerking met andere hulpverleners.
Angststoornissen (P74) **
Algemene eindterm: de aios is in staat angststoornissen te beschrijven en herkennen,
en een verantwoorde keuze te maken tussen behandeling in eigen beheer of verwijzing.
Somatoforme stoornissen (P75)**
Algemene eindterm: de aios is in staat somatoforme stoornissen te beschrijven en
herkennen, een werkbare relatie met de patiënt na te streven, en op indicatie te
verwijzen.
Depressie (P76) ** ***
Algemene eindterm: de aios is in staat een depressie te beschrijven en herkennen,
zelfstandig een adequaat diagnostisch en therapeutisch beleid uit te voeren en op
indicatie te verwijzen.
Suïcide (P77) * #
Algemene eindterm: de aios is in staat suicidesignalen te herkennen en bespreekbaar
te maken, het suiciderisico in te schatten, bij suicidedreiging adequaat te intervenieren
en op indicatie te verwijzen.
Spanningsklachten en surmenage (P78) **
Algemene eindterm: de aios is in staat het surmenagesyndroom te herkennen en de
mogelijke oorzaken te benoemen, en zelfstandig een adequaat diagnostisch en
therapeutisch beleid uit te voeren.
Persoonlijkheidsstoornis (P80)
Algemene eindterm: de aios is in staat patiënten met een persoonlijkheidsstoornis te
herkennen, kan de gevolgen ervan beschrijven en zelfstandig dan wel via
gespecialiseerde hulpverleners een adequaat therapeutisch beleid uit (te doen) voeren.
Acute en posttraumatische stressstoornis (P82) #
Algemene eindterm: de aios is in staat, symptomen horende bij een posttraumatische
stresstoornis te herkenen, de patiënt te begeleiden en in samenspraak met de patiënt
een plan te maken voor behandeling.
Anorexia nervosa en boulimie (T06)
Algemene eindterm: de aios is in staat, anorexia nervosa en boulimie te herkennen en
hun oorzaken te beschrijven, de patiënt te begeleiden en op indicatie te verwijzen.
* ook in module Korte Episoden
** ook in module Moeilijk Interpreteerbare Klachten
*** ook in module Chronische Ziekten
# ook in module SEH
18
Afstemming ander modules/lijnen
Lijn Arts-patiënt communicatie:
opbouwen en onderhouden van een vertrouwensrelatie; bij herhaling motiveren tot
behandeling/begeleiding/ indien mogelijk gedragsverandering; aanleren van bij de
problematiek gebruikelijke en behorende specifieke communicatietechnieken.
Lijn Samenwerken & Organiseren:
kennis van en samenwerking met zorginstellingen in de GGZ, verslavingszorg en de
Openbare Gezondheidszorg; organiseren van continue zorgverlening aan kwetsbare
groepen (Zorgwekkende Zorgmijders); indicaties en beoordelingen in het kader van
dwangbehandelingen (BOPZ).
Lijn Wetenschap & Onderwijs:
wetenschappelijke waarden van vragen- en scoringslijsten in het diagnosticeren en
vervolgen van psychische aandoeningen. (dementie, 4 DKL)
Lijn P:
reflectie op de relativiteit van de hulpverlenerrol bij psychische en gedragsproblemen;
persoonlijke balans tussen betrokkenheid en distantie.
Module Moeilijk Interpreteerbare Klachten:
Diagnostiek van frequent voorkomende psychische problemen als depressie, angststoornis,
slaapstoornissen, spanningsklachten.
Module Ziekte- en zorgmanagement:
Kortdurende gesprekshulp bij psychiatrische en psychosomatische problemen; begeleiding
van chronische psychische problemen en gedragsstoornissen.
19
Bijlage A.
Bevestiging ontvangst aanvraagformulier vrijstelling
De heer/Mevrouw ……………..
…………
…………..
Divisie Klinische Methoden & Public Health
uw kenmerk:
Afdeling Huisartsgeneeskunde/ Huisartsopleiding
ons kenmerk: huisartsopleiding/……../ct
Meibergdreef 15, 1105 AZ Amsterdam
betreft: bevestiging vrijstellingsaanvraag
tel: (020) 566 4706 fax: (020) 691 3548
e-mail secretariaat: [email protected]
Geachte heer/mevrouw,
Hierbij bevestig ik de ontvangst van uw aanvraag voor vrijstelling van (een deel van)
de huisartsopleiding.
De stagecoördinator zal uw aanvraag vrijstelling beoordelen. Na deze beoordeling
ontvangt u de beoordeelde aanvraag vrijstelling ter ondertekening.
Nadat ik uw aanvraag vrijstelling ondertekend retour heb ontvangen, zal ik deze
doorgeleiden naar de HVRC.
Van de HVRC ontvangt u binnen 2 maanden na doorgeleiding de definitieve toe- of
afwijzing van uw vrijstellingsaanvraag.
Met vriendelijke groet,
Drs. Kees van der Post, huisarts
Hoofd Huisartsopleiding AMC-UvA
20
21
Bijlage B.
Voorstel door te geleiden vrijstellingsaanvraag conform ingediende verzoek
De heer/Mevrouw ……………..
…………
…………..
Divisie Klinische Methoden & Public Health
uw kenmerk:
Afdeling Huisartsgeneeskunde/ Huisartsopleiding
ons kenmerk: huisartsopleiding/……../ct
Meibergdreef 15, 1105 AZ Amsterdam
betreft: voorstel vrijstellingsaanvraag
tel: (020) 566 4706 fax: (020) 691 3548
e-mail secretariaat: [email protected]
Geachte heer/ mevrouw…..,
Naar aanleiding van uw vrijstellingsaanvraag stuur ik u het beoordeelde en akkoord
bevonden formulier vrijstelling met het verzoek dit te ondertekenen en vóór 14
september …… retour te zenden aan het secretariaat.
Indien u het onverhoopt toch niet eens bent met de voorgestelde vrijstellingsaanvraag wilt u dan per omgaande contact op nemen met het secretariaat?
Na ontvangst van het door u ondertekende formulier zullen wij dit ter beoordeling
doorsturen aan de HVRC. Van de HVRC ontvangt u bericht of uw aanvraag is
toegekend. Na toekenning door de HVRC bent u verplicht van de vrijstelling gebruik
te maken.
Formeel moet ik u er op wijzen dat, indien u het niet eens bent met de aanvraag die
naar
de HVRC wordt gestuurd, u de mogelijkheid heeft een geschil aanhangig te maken;
alvorens een geschil aanhangig gemaakt kan worden bij de Commissie voor
Geschillen dient mediation te hebben plaatsgevonden. Uw eventuele bezwaar kunt u
schriftelijk richten aan ondergetekende.
Met vriendelijke groet,
Drs. Jip de Jong
22
Stagecoördinator Huisartsopleiding AMC-UvA
23
Bijlage C.
Voorstel door te geleiden vrijstellingsaanvraag niet conform ingediende verzoek
De heer/Mevrouw ……………..
…………
…………..
Divisie Klinische Methoden & Public Health
uw kenmerk:
Afdeling Huisartsgeneeskunde/ Huisartsopleiding
ons kenmerk: huisartsopleiding/……../ct
Meibergdreef 15, 1105 AZ Amsterdam
betreft: voorstel vrijstellingsaanvraag
tel: (020) 566 4706 fax: (020) 691 3548
e-mail secretariaat: [email protected]
Geachte heer/ mevrouw…..,
Naar aanleiding van uw vrijstellingsaanvraag stuur ik u hierbij het beoordeelde
formulier vrijstelling.
Het formulier wijkt af van het door u ingediende formulier. De volgende overwegingen
liggen hieraan ten grondslag.
==========Zie onder voor motivaties ================ sub-bijlages C1 t/m 5
Op grond van bovenstaand is mijn voorstel vrijstelling aan te vragen volgens
bijgevoegd formulier.
Indien u akkoord gaat met dit voorstel, verzoek ik u het formulier te ondertekenen en
vóór 14 september …… retour te zenden aan het secretariaat.
Na ontvangst van het door u ondertekende formulier zullen wij dit ter beoordeling
doorsturen aan de HVRC. Van de HVRC ontvangt u bericht of uw aanvraag is
toegekend. Na toekenning door de HVRC bent u verplicht van de vrijstelling gebruik
te maken.
Indien u het niet eens bent met de voorgestelde vrijstellingsaanvraag wilt u dan per
omgaande contact opnemen met ondergetekende, stagecoördinator van de
huisartsopleiding? In een gesprek kunnen we de vrijstellingsaanvraag dan
bespreken.
Met vriendelijke groet,
24
Drs. Jip de Jong
Stagecoördinator Huisartsopleiding AMC-UvA
25
C1. Aanvraag vrijstelling CCP obv ervaring neurologie
Vooropgesteld: ervaring in de neurologie is zeer zinvol mbt uitoefening van het
huisartsenvak, ook als het gaat om chronische zorg.
De competenties die verworven dienen te worden tijdens de stage chronisch
problematiek zijn echter grotendeels andere dan die worden opgedaan dan op een
afdeling en of polikliniek neurologie. Kern van de stage chronische problematiek is
dat de patiënt benaderd worden vanuit diens leefomgeving. Mensen wonen immers
in een verpleeg of verzorgingshuis. De verschillen met neurologie-ervaring zijn vooral
gelegen in de andere benadering van patiënt en diens problematiek. Neurologie in
het ziekenhuis richt zich primair op diagnostiek en behandeling van de neurologische
klacht. In het verpleeghuis wordt voor een integrale, anticipatoire benadering
gekozen. Hierbij wordt steeds gekeken naar zowel de somatische, als ook de
psychische, de functionele en de sociale component.
Verschillen zitten derhalve geheel of gedeeltelijk op de volgende terreinen: omgaan
met familie, keuzes maken/ afzien van behandeling, palliatieve zorg, polyfarmacie,
revalidatie, omgaan met tekorten, behandelplannen maken, diagnostiek en beleid
cognitieve stoornissen, gewrichtsklachten, valpreventie,
hulpmiddelen,decubituspreventie, organiseren van zinvolle dagvulling, incontinentie,
obstipatie, prolaps en vele andere zaken.
Om genoemde redenen adviseer ik u uw aanvraag voor vrijstellingen te herzien. Ik
adviseer u de aanvraag vrijstelling chronisch complexe problematiek te laten
vervallen.
C2. Aanvraag vrijstelling CCP obv ervaring interne
Vooropgesteld: ervaring in de interne geneeskunde is zeer zinvol mbt uitoefening van
het huisartsenvak, ook als het gaat om chronische complexe problematiek.
De competenties die verworven dienen te worden tijdens de stage chronisch
problematiek zijn echter grotendeels andere dan die worden opgedaan dan op een
afdeling en of polikliniek interne geneeskunde. Kern van de stage chronische
problematiek is dat de patiënt benaderd wordt vanuit diens leefomgeving. Mensen
wonen immers in een verpleeg of verzorgingshuis. De verschillen met ervaring in de
interne geneeskunde zit vooral in de overwegend somatische benadering van de
patiënt. Interne geneeskunde in het ziekenhuis richt zich primair op diagnostiek en
behandeling, en is sterk gericht op aanvullende diagnostiek. In het verpleeghuis
wordt voor een integrale, anticipatoire benadering gekozen. Hierbij wordt steeds
gekeken naar zowel de somatische, als ook de psychische, de functionele en de
sociale component. Aanvullende diagnostiek is meestal niet of nauwelijks ter plekke
aanwezig, en zelden op korte termijn beschikbaar.
Verschillen zitten derhalve geheel of gedeeltelijk op de volgende terreinen: omgaan
met familie, keuzes maken/ afzien van behandeling, palliatieve zorg, omgaan met
tekorten, omgaan met lager geschoold verplegend personeel, revalidatie,
behandelplannen maken, diagnostiek en beleid cognitieve stoornissen, depressie,
26
valpreventie, hulpmiddelen, CVA, decubitus-preventie, organiseren van zinvolle
dagvulling, incontinentie, prolaps en vele andere zaken.
Om genoemde redenen adviseer ik u uw aanvraag voor vrijstellingen te herzien en
de aanvraag voor vrijstelling van de stage chronisch complexe problematiek te laten
vervallen.
C3.
Nog niet geimplemeteerd, niet te versturen in cursusjaar 2011-2012
Aanvraag vrijstelling 6 maanden klinische stage (stagetraject A) obv interne
Vooropgesteld: ervaring in de interne geneeskunde is zeer zinvol mbt uitoefening van
het huisartsenvak, zeker ook als het gaat om acute problematiek. Wat betreft
beroepshouding en het omgaan met ernstige acute problematiek en het opstellen
van een differentiaaldiagnose, is interne een uitstekende voorervaring.
De eisen aan de competentie van aios mbt spoedeisende klachten is sterk
toegenomen. Mede hierom is de STARtclass in het leven geroepen. De STARtclass
is een intensieve cursus van twee weken waarin de aios leert hoe patiënten met
acute klachten en traumaslachtoffers worden behandeld. In de STARtclass wordt
uitgegaan van de ‘ABCDE-benadering’ en worden veel realistische omstandigheden
nagebootst.
Startclass en SEH stage vormen een geheel.
Aios die een volledige vrijstelling van 6 maanden hebben voor de klinische stage
(stagetraject A), kunnen de STARtclass dus niet volgen.
De specifieke competenties die verworven dienen te worden tijdens de SEH stage,
die van belang zijn voor het functioneren als huisarts kunnen echter niet of slechts
ten dele worden verworven binnen de interne geneeskunde. Hierbij kunt u onder
meer denken aan:
- fractuurbehandeling
- grotere en kleinere traumata
- acute ziektes /aandoeningen van het KNO gebied
- acute oogheelkundige ziektes /aandoeningen
- hoofd /hersentrauma
- acute pediatrie
- CVA
- e.v.a
Om genoemde redenen adviseer ik u uw aanvraag voor vrijstelling van 6 maanden
voor de klinische stage te herzien, en van 6 maanden naar 3 maanden terug te
brengen.
27
C4.
Nog niet geimplemeteerd, niet te versturen in cursusjaar 2011-2012
Aanvraag vrijstelling 6 maanden klinische stage (stagetraject A) obv
gynaecologie
Vooropgesteld: ervaring in de gynaecologie is zeer zinvol mbt uitoefening van het
huisartsenvak, zeker ook als het gaat om acute problematiek, stressbestendigheid en
handelend kunnen optreden.
De eisen aan de competentie van aios mbt spoedeisende klachten is sterk
toegenomen. Mede hierom is de STARtclass in het leven geroepen. De STARtclass
is een intensieve cursus van twee weken waarin de aios leert hoe patiënten met
acute klachten en traumaslachtoffers worden behandeld. In de STARtclass wordt
uitgegaan van de ‘ABCDE-benadering’ en worden veel realistische omstandigheden
nagebootst.
STARtclass en SEH stage vormen een geheel.
Aios die een volledige vrijstelling van 6 maanden hebben voor de klinische stage
(stagetraject A), kunnen de STARtclass dus niet volgen.
De specifieke competenties die verworven dienen te worden tijdens de SEH stage,
die van belang zijn voor het functioneren als huisarts kunnen echter niet of slechts
ten dele worden verworven binnen de gynaecologie. Hierbij kunt u onder meer
denken aan:
- fractuurbehandeling
- grotere en kleinere traumata
- acute ziektes /aandoeningen van het KNO gebied
- intoxicaties
- bewustzijnsstoornissen
- acute dyspnoe
- acute cardiale problematiek
- brandwonden
- (near) drowning
- acute oogheelkundige ziektes /aandoeningen
- hoofd /hersentrauma
- acute pediatrie
- acute geriatrie
- CVA
- e.v.a
Om genoemde redenen adviseer ik u uw aanvraag voor vrijstelling van 6 maanden
voor de klinische stage te herzien, en van 6 maanden naar 3 maanden terug te
brengen.
28
C5.
Nog niet geimplemeteerd, niet te versturen in cursusjaar 2011-2012
Aanvraag vrijstelling 6 maanden klinische stage (stagetraject A) obv
kindergeneeskunde
Vooropgesteld: ervaring in de kindergeneeskunde is zeer zinvol mbt uitoefening van
het huisartsenvak, zeker ook als het gaat om acute problematiek,
stressbestendigheid en het opstellen van een differentiaaldiagnose.
De eisen aan de competentie van aios mbt spoedeisende klachten is sterk
toegenomen. Mede hierom is de STARtclass in het leven geroepen. De STARtclass
is een intensieve cursus van twee weken waarin de aios leert hoe patiënten met
acute klachten en traumaslachtoffers worden behandeld. Daarbij wordt uitgegaan
van de ‘ABCDE-benadering’ en worden veel realistische omstandigheden nagebootst.
Startclass en SEH stage vormen een geheel.
Aios die een volledige vrijstelling van 6 maanden hebben voor de klinische stage
(stagetraject A), kunnen de STARtclass dus niet volgen.
De specifieke competenties die verworven dienen te worden tijdens de SEH stage,
die van belang zijn voor het functioneren als huisarts kunnen echter niet of slechts
ten dele worden verworven binnen de kindergeneeskunde. Hierbij kunt u onder meer
denken aan:
- fractuurbehandeling
- grotere en kleinere traumata
- acute ziektes /aandoeningen van het (volwassen) KNO gebied
- acute cardiale problematiek
- acute oogheelkundige ziektes /aandoeningen
- acute geriatrie
- CVA
- e.v.a
Om genoemde redenen adviseer ik u uw aanvraag voor vrijstelling van 6 maanden
voor de klinische stage te herzien, en van 6 maanden naar 3 maanden terug te
brengen.
29
Bijlage D.
Doorgeleiding vrijstellingsaanvraag
De heer/Mevrouw ……………..
…………
…………..
Divisie Klinische Methoden & Public Health
uw kenmerk:
Afdeling Huisartsgeneeskunde/ Huisartsopleiding
ons kenmerk: huisartsopleiding/……../ct
Meibergdreef 15, 1105 AZ Amsterdam
betreft: doorgeleiding vrijstellingsaanvraag
tel: (020) 566 4706 fax: (020) 691 3548
e-mail secretariaat: [email protected]
Beste meneer/mevrouw,
Bijgaand sturen we u een kopie van de aanvraag vrijstellingen zoals we deze hebben
doorgeleid naar de HVRC.
Over enkele weken ontvangt u van de HVRC bericht of uw aanvraag is toegekend. U
bent dan verplicht van deze aan u toegekende vrijstelling gebruik te maken.
Voor de volledigheid wijs ik u er op dat, indien u het niet eens bent met hetgeen wij
aan de HVRC hebben doorgeleid, u de mogelijkheid heeft een geschil aanhangig te
maken; alvorens een geschil aanhangig gemaakt kan worden bij de Commissie voor
Geschillen dient mediation te hebben plaatsgevonden. Uw bezwaar kunt u schriftelijk
richten aan ondergetekende, het hoofd van de huisartsopleiding.
Met vriendelijke groeten
Drs. Kees van der Post, huisarts
Hoof huisartsopleiding AMC-UvA
30
Download