De generieke activiteiten van de ziekenhuisapotheker Generieke activiteiten van de ziekenhuisapotheker Het vakgebied van de Ziekenhuisfarmacie omvat de specialistische farmaceutische zorg voor patiënten die een behandelrelatie hebben met een medisch specialist in het ziekenhuis. De verschillende patiëntpopulaties en farmacotherapeutische mogelijkheden enerzijds en de benodigde productkennis anderzijds maken het vakgebied erg breed. Bovendien is er een onophoudelijke en explosieve groei van beschikbare kennis. Een en ander maakt het onmogelijk om het totale vakgebied tot in alle finesses te beheersen. Hieronder worden de generieke activiteiten beschreven, geordend aan de hand van de verschillende taakgebieden. 1. Farmaceutische patiëntenzorg a. Begeleiding farmacotherapie Begeleiding van de farmacotherapie houdt in zowel het optreden als farmacotherapeutisch en farmaceutisch behandelaar voor individuele patiënten als het handelen als consulent voor medisch specialisten en andere zorgverleners. In beide gevallen is het doel de vaststelling, begeleiding en bewaking van effectieve, veilige, doelmatige en patiëntvriendelijke farmacotherapie en farmaceutische zorg. De ziekenhuisapotheker: a. Treedt op als farmacotherapeutisch/farmaceutisch behandelaar in de farmaceutische patiëntenzorg bij patiëntenbesprekingen, visites individuele consulten en andere klinische en poliklinische activiteiten. b. Levert individuele Farmaceutische Patiëntenzorg aan de patiënt, d.w.z. door - bij voorkeur samen met de patiënt - de zorgbehoefte te inventariseren en op basis daarvan zorg te leveren. c. Voert adequate medicatiebewaking, voorlichting en medicatiebegeleiding uit ten behoeve van individuele patiënten, ondersteund door onder andere een Farmaceutisch Patiënten Dossier, clinical rules en medicatie review. d. Realiseert de continuïteit in de farmacotherapeutische/farmaceutische behandeling van een patiënt o.a. door de gegevens omtrent opname- en ontslagmedicatie en extramurale c.q. poliklinische medicatie over te dragen aan andere zorgverleners en/of de patiënt. e. Beoordeelt, registreert en meldt geneesmiddel gerelateerde problemen aan de bevoegde instanties en bepaalt of actie ondernomen moet worden om deze te voorkomen of te verminderen. f. Organiseert specialistisch farmaceutische zorg ovoor individuele patiënten, in samenspraak met andere zorgverleners buiten het ziekenhuis. g. Ondersteunt bij en geeft instructies over het toedieningsgereed maken en toedienen van geneesmiddelen. h. Bespreekt medisch-farmaceutische informatie, ervaringen van patiënten met geneesmiddelen en therapietrouw met patiënten en eventueel familie. b. Geneesmiddelbereiding en farmaceutische analyse Geneesmiddelbereiding en analyse bestaan uit: het leveren van een bijdrage aan de farmacotherapie/farmaceutische zorg door het opstellen van voorschriften, het bereiden van geneesmiddelen, het beoordelen van bereidingen op kwaliteit, het opstellen en uitvoeren van keuring van apotheekbereidingen en daarvoor benodigde middelen. In het generieke deel zijn de eindtermen toegespitst op de individuele bereidingen, het ‘Voor Toediening Gereed Maken’ (VTGM) en oriëntatie op de voorraadbereiding. Voorraadbereidingen maken deel uit van de differentiatie ‘Bereidingen’. De ziekenhuisapotheker: a. Beoordeelt de farmacotherapeutische relevantie van een bereiding. b. Stelt bereidingsvoorschriften op voor individuele bereidingen en daarvoor het opstellen en onderhouden van productdossiers. c. Bereidt geneesmiddelen en maakt deze toediengereed ten behoeve van zowel de individuele patiënt. d. Ontwerpt beoordeelt bereidingsprocessen voor individuele bereidingen, zowel niet-steriel als aseptisch en valideert en implementeert deze processen. e. Beoordeelt de kwaliteit van individuele bereidingen aan de hand van opgestelde specificaties en bepaalt of de bereidingen al dan niet vrij gegeven kunnen worden voor gebruik. f. Stelt vast aan welke specificaties middelen die nodig zijn om de individuele bereidingen en VTGMhandelingen uit te voeren (zoals grondstoffen, hulpstoffen, verpakkingsmaterialen, apparatuur en omgevingscondities) dienen te voldoen, beoordeelt of de middelen aan deze specificaties voldoen en geeft ze vrij voor gebruik. De generieke activiteiten van de ziekenhuisapotheker g. Ontwerpt, valideert en impelmenteert keuringsvoorschriften voor grondstoffen, primaire verpakkingsmaterialen en voor, door of onder verantwoordelijkheid van de apotheek uitgevoerde individuele bereidingen en houdt toezicht op de uitvoering ervan. h. Ontwerpt, valideert en impelmenteert analytische bepalingen voor individuele bereidingen en houdt toezicht op de uitvoering ervan. i. Interpreteert het wettelijk kader waarbinnen deze activiteiten dienen plaats te vinden en vertaalt dit naar de eigen praktijk. j. Is op de hoogte van de organisatieprincipes en de werkwijzen van de bereidingsafdeling, met betrekking tot voorraadbereidingen. k. Is op de hoogte van de organisatieprincipes en de werkwijzen van het laboratorium farmaceutische kwaliteitscontrole, met betrekking tot de keuring van voorraadbereidingen. c. Laboratoriumonderzoek TDM / toxicologie (bioanalyse) Laboratoriumonderzoek TDM / toxicologie omvat het uitvoeren van bio analytische bepalingen van xenobiotica in lichaamsvloeistoffen, het interpreteren van resultaten en het geven van een behandeladvies. Tevens vindt oriëntatie plaats op de differentiatie ‘Laboratorium’. De ziekenhuisapotheker: a. Houdt toezicht op de uitvoering van bio analytische bepalingen ter begeleiding van de farmacotherapie alsmede in het kader van toxicologie. b. Geeft een gericht behandeladvies aan de medisch specialist op basis van de resultaten van bio analytisch onderzoek. c. Geeft op individueel niveau gevraagd en ongevraagd advies aan medisch specialisten en andere zorgverleners m.b.t. het verrichten van kwalitatief en kwantitatief onderzoek naar xenobiotica in lichaamsvloeistoffen. d. Is op de hoogte van de organisatieprincipes en werkwijzen van het bio analyse laboratorium 2. Medicatieveiligheid en kwaliteitszorg Kwaliteitsmanagement omvat het vaststellen van het kwaliteitsbeleid, het opzetten, invoeren en onderhouden van een kwaliteitssysteem en het afhandelen van kwaliteitstekortkomingen en klachten. De ziekenhuisapotheker: a. Stelt het kwaliteitsbeleid en de kwaliteitsdoelstellingen voor de ziekenhuis- en poliklinische apotheek vast, rekening houdend met wet- en regelgeving, het beleid van de instelling en van de beroepsgroep, evalueert deze periodiek en stelt indien nodig bij. b. Zet een gedocumenteerd kwaliteitssysteem op, voert het in, onderhoudt het en evalueert het regelmatig op doelmatigheid en doeltreffendheid en stelt het bij (Plan-Do-Check-Act-cyclus). c. Signaleert kwaliteitstekortkomingen en klachten en handelt ze volgens een vastgelegde procedure. d. Zet risico analyses op en voert ze uit. 3. Bedrijfsvoering en geneesmiddelmanagement a. Algemene aspecten Onder bedrijfsvoering wordt verstaan: het leiding geven, bedrijfsvoering en beheer, personeel en organisatie, commissiewerk, ICT, communicatie intern en extern. De ziekenhuisapotheker: a. Vertaalt relevante wet- en regelgeving naar de praktijk van apotheken van het ziekenhuis. b. Beheert ruimten en voorzieningen. c. Zet een beheerssysteem op voor documenten, archieven en geautomatiseerde systemen. d. Geeft leiding aan een apotheekafdeling of aandachtsgebied / portefeuille. e. Formuleert een beleidsplan voor een apotheekafdeling of aandachtsgebied / portefeuille en stelt een jaarplan op, voert dit uit en evalueert het. f. Onderhoudt contacten betreffende het beleid en beheer van de apotheek zowel binnen als buiten de ziekenhuisorganisatie. g. Participeert in commissies binnen het ziekenhuis. h. Gebruikt de ICT-applicaties binnen de apotheek en het ziekenhuis effectief. i. Richt de apotheekorganisatie in op basis van het beleidsplan van het ziekenhuis en van de apotheek. j. Voert een personeelsbeleid. k. Beoordeelt een overeenkomst voor het tegen betaling uitvoeren van diensten voor derden c.q. voor het leveren van geneesmiddelen aan derden. l. Is op de hoogte van de financiering van de gezondheidszorg. De generieke activiteiten van de ziekenhuisapotheker b. Medicatiebeleid Algemeen medicatiebeleid bestaat uit (niet individu gebonden) advisering, beleidsvoering op het gebied van medicatieveiligheid en het opstellen van zorgprotocollen. De ziekenhuisapotheker: a. Ontwikkelt, voert uit en evalueert beleid met betrekking tot specialistische farmaceutische patiëntenzorg, met als doel het leveren van effectieve, veilige, doelmatige en patiëntgerichte farmaceutische zorg. Middelen hierbij zijn onder andere het opstellen, implementeren en borgen van farmaceutische zorgprotocollen, een medicatieveiligheidsmanagementsysteem en specialistische farmaceutische zorg thuis. b. Ontwikkelt, voert uit, ondersteunt anderen en evalueert in het kader van transmurale farmacie regionaal farmacotherapeutisch beleid om een farmacotherapeutisch zorgcontinuüm te realiseren, in samenwerking met onder andere medische specialisten, openbare apothekers en huisartsen c. Stelt in samenwerking met medisch specialisten en andere zorgverleners vast welke geneesmiddelen tot het standaardassortiment van het ziekenhuis of specialisme behoren en draagt zorg voor regelmatige actualisering hiervan op basis van inhoudelijke richtlijnen en doelmatigheid. d. Kent farmaceutische zorgpaden en kan deze onderhouden. c. Distributie en verwerving Verwerving en Distributie omvat het voorbereiden en maken van contractafspraken met leveranciers, voorraad- en assortimentsbeheer in de apotheek en decentrale locaties in het ziekenhuis, distributie naar afdelingen, externe klanten en individuele terhandstelling met bijbehorende kwaliteitsbewaking. Onder assortimentsbeheer wordt verstaan: het opstellen, beheren, aanvullen en controleren van het geneesmiddelenassortiment waarbij samenwerking, heldere communicatie, het maken van afspraken en het verzamelen van relevante informatie belangrijke taken zijn. De ziekenhuisapotheker: a. Komt tot een verantwoorde keuze van leveranciers op basis van gestructureerde beoordeling en gedocumenteerde ervaring. b. Beoordeelt contractafspraken met leveranciers van geneesmiddelen en ziet toe op de uitvoering daarvan. Beheert de geneesmiddelenvoorraad in de apotheek en op de afdelingen, zodanig dat de geneesmiddelen tot en met het moment van toediening aan de patiënt voldoen aan de relevante kwaliteitseisen. c. Zet een voorraadsysteem op en onderhoudt dit, zodat geneesmiddelen die tot het assortiment behoren tijdig en doelmatig beschikbaar zijn en maakt hierover eenduidige afspraken met medische specialisten en andere zorgverleners. d. Levert geneesmiddelen zowel op naam van een patiënt als ten behoeve van de afdelingsvoorraden af met informatie die voorziet in effectief, veilig, verantwoord en doelmatig gebruik. e. Beoordeelt of geneesmiddelen en andere artikelen die zijn teruggekomen van de afdelingen geschikt zijn voor (her)gebruik. f. Is op de hoogte van de aanbestedingsprocedure ten aanzien van in te kopen geneesmiddelen en diensten. 4. Onderwijs, onderzoek en innovatie Onderwijs ontwikkelen en geven, wetenschappelijk onderzoek uitvoeren en literatuur lezen, interpreteren en toepassen op eigen praktijk, nascholing selecteren en volgen. De ziekenhuisapotheker: a. Ontwikkelt en geeft onderwijsmodules (inclusief de toetsing ervan) aan relevante doelgroepen zoals apotheekmedewerkers, specialisten, arts-assistenten, verpleegkundigen en patiënten. b. Faciliteert en ondersteunt klinisch geneesmiddelonderzoek dat in het ziekenhuis wordt uitgevoerd. c. Houdt relevante medische en farmaceutische literatuur bij, interpreteert en beoordeelt dit en toetst hieraan het eigen professioneel handelen. d. Bepaalt de persoonlijke behoefte aan nascholing, selecteert en volgt geschikte nascholing zodat de kennis voor de beroepspraktijk op niveau blijft. e. Zet zelfstandig wetenschappelijk onderzoek op, voert dit uit, interpreteert de resultaten en publiceert hierover.