Sitebespreking sen. Daardoor wordt het mogelijk om inzicht te krijgen in de evolutionaire geschiedenis, niet alleen van soorten, maar ook van populaties. George Brouwers G.L.L.M. Brouwers, Heusdensebaan 10, 5061 PR Oisterwijk, e-mail [email protected] Nieuws van de webmaster van de Nederlandse Geologische Vereniging www.geo.uu.nl/ngv/geonieuws/ geonieuws.htm Het onderdeel NGV-Geonieuws van onze website bevat momenteel tegen de 500 artikelen allemaal van de hand van prof. dr. A.J. (Tom) van Loon. NGV-Geonieuws is niet alleen voor onze leden aantrekkelijk, maar ook voor de wereld der wetenschap. www.kennislink.nl/web/ show?id=100542 In januari 2003 vroeg Kennislink of de NGV toe wilde treden tot hun groep kennispartners. Februari daaropvolgend werd artikel 299 (Vulkanisme na opsmelting aardmantel door inslag hemellichaam mogelijk oorzaak massa-uitstervingen) voor de eerste keer - bewerkt - door Kennislink overgenomen. Veel artikelen zijn gevolgd alsmede een doorlinking naar een aantal andere artikelen uit NGV-Geonieuws. www.aese.org/ Begin dit jaar is door AESE, Association of Earth Sience Editors, gevraagd of zij de artikelen uit NGVGeonieuws, na in het Engels te hebben vertaald, op hun website mogen opnemen. Uiteraard met de bronverwijzing: ‘Source: the electronic geological journal NGV-Geonieuws from the Dutch Geological Society, author prof. dr. A.J. (Tom) van Loon.’ http://www.scienceguide.nl/ Mei 2004. SienceGuide brengt nieuws voor Hoger Onderwijs en Wetenschap. Ook zij hebben de weg naar NGV-Geonieuws gevonden en resp. 17 mei artikel 447 (El Niño van 350.000 jaar geleden terug te vinden in koralen) en 14 juni 459 (Ompolingen van aardmagnetisch veld vinden niet overal even snel plaats), bewerkt, overgenomen. Ook hier met bron-vermelding NGVGeonieuws. Al met al prima ontwikkelingen. Voor Tom van Loon die ons alles belangeloos aanlevert en voor de Nederlandse Geologische Vereniging die op allerlei fronten een steeds betere image krijgt. Grondboor & Hamer nr. 5 2004 Het laatste nieuws is dat ons lid drs. Herman Zevenberg, sedimentoloog, onze website van een nieuw jasje gaat voorzien en vervolgens een aantal onderdelen meer gezicht gaat geven en begeleiden. Dit alles in nauwe samenwerking met de webmaster George Brouwers. Als hij in de toekomst te kennen geeft het rustiger aan te gaan doen of te willen stoppen staat Herman klaar het geheel direct over te nemen. Dat een geoloog met een prima eigen website (www.fossiel.net/) en veel werkervaring als automatiseerder/webmaster bij de gemeente Amsterdam afdeling accountancy zich hiertoe bereid heeft verklaart is van niet te onderschatten belang voor de Nederlandse Geologische Vereniging. Om met de tijd mee te gaan is op advies van Herman de domeinnaam www.geologischevereniging.nl vastgelegd voor de Nederlandse Geologische Vereniging. Er is gekozen voor een tekst die vanzelfsprekend is. Het resultaat is dat men bij het zoeken op de eerste plaats bij ons terecht komt. Regionale Geologie www.regional-geology.nl Homepage van Paul Floor Wie kan er en mooi fossiel zo maar ergens laten liggen? Paul Floor niet. Dat betekent dus al gauw gebrek aan opslag-ruimte. Een mogelijk antwoord is dan specialisatie. De meeste verzamelaars / amateur-paleontologen kiezen dan iets wat hun aanspreekt: een bepaalde diergroep of familie. Anderen kiezen voor een beperkt (aantal) gebied(en). Dat deed Paul Floor: de Kanaalkust, de Eifel Ardennen en de Drôme-Provençale. Waarom iemand kiest voor regionale geologie blijkt al uit de introductietekst van de (overigens vrijwel geheel Engels-talige) site. Belangstelling en liefde voor de natuur, de landschappelijke geschiedenis, de stratigrafie en natuurlijk fossielen. Daarbij biedt juist de regionale geologie bij uitstek mogelijkheden om de verzamelde fossielen in hun onderlinge verband te plaat- 112 De vaste indeling van de site bestaat uit een titelbalk, een navigatieframe met knoppen en het eigenlijke tekst / informatiedeel. Het kleurgebruik is vrij origineel: het zijn de standaardkleuren van de Michelin kaarten, waaruit een licht Francofiele afwijking blijkt. De titels van de knoppen spreken voor zichzelf. Via ‘the Regions’ komt men bij een geologische kaart van Europa. Door de cursor daarover te schuiven verschijnen de bekende ‘handjes’ en wie daarop klikt krijgt informatie over de betreffende regio. Daarbij zijn ook links die wijzen naar sites elders op het www. In zulke gevallen is dat duidelijk aangegeven, ze openen ook in een nieuw venster. ‘Fieldwork’ en ‘Collecting’ proberen de lezer iets te leren, maar ook een boodschap over te brengen: teveel mensen verzamelen op weinig duurzame wijze. Gebieden worden daardoor aangetast en gesloten. Waardevolle gegevens en fossielen gaan verloren. Het hoofdstuk ‘collecting’ is gedeeltelijk nog in de maak. Dat ‘duurzaam’ verzamelen ook hele mooie fossielen op kan leveren blijkt wel door eens te kijken wat zich verbergt achter de knop ‘pictures’. De knoppen ‘Timescale’ en ‘Palaentology’ geven vooral ondersteunende informatie, die in de toekomst nog aangevuld zal worden. Onder ‘Search’ bevindt zich een zoekmachientje waarmee gezocht kan worden binnen de website en de rest spreekt eigenlijk voor zich. O ja, één ding nog in het uitrolmenuutje, zit ook nog een link naar een quiz waarmee de lezer zijn kennis over de website kan toetsen. De uitslag wordt automatisch gegenereerd. Als men in de ons ten dienste staande handboeken en publicaties de beschrijving leest van de Rode oostzeekwartsporfieren (hierna als ROP aangeduid) valt het op dat deze beschrijvingen vaak slechts enkele regels omvatten. Vreemd is dit niet omdat het gesteente ogenschijnlijk eenvoudig van samenstelling is en weinig variatie vertoont. Toch is ROP niet zo’n simpel en saai gesteente, als vele zwerfsteenverzamelaars denken. Veertig jaar verzamelen van noordelijke zwerfstenen bracht me tot de stelling dat ROP een fraai, vormenrijk en zeer interessant gesteente is. De afgebeelde fotoreeks met beschrijvingen toont dit ook aan. Met name nummer 8 is een bijzonder gesteente. Hier wordt dan ook uitvoerig op ingegaan. Rode oostzeekwartsporfier Niet simpel en saai, maar vormenrijk en fraai Jelle de Jong J.A. de Jong, Reidingweg 5, 9203 KR Drachten, [email protected] Beschrijvingen door anderen Verschillende auteurs hebben een drietal kenmerken van de ROP-en op meer of minder uitvoerig besproken. Deze drie kenmerken zijn: chloriet en epidoot; xenolieten en kwartseerstelingen. Chloriet en epidoot De aanwezigheid van deze mineralen is door bijna alle in de literatuurlijst genoemde auteurs beschreven als vlekken/vlekjes of nesten/nestjes. Xenolieten Xenolieten zijn fragmenten van een ander gesteente in een stollingsgesteente. Smed (2002) noemt het veelvuldig voorkomen van insluitsels van fijnkorrelige basalt. Zandstra (1988) vond insluitsels van leptiet, gneis en fijnkorrelige diabaas in het gewone type. In het fluïdale type constateerde hij naast de zojuist genoemde insluitsels tevens de ook door Hesemann (1975) genoemde brokstukken van een oudere Oostzeekwartsporfier. Van de beide in Zandstra (1999) beschreven stenen vertoont het massieve type (door Zandstra in 1988 het gewone type genoemd) ‘een donkere xenoliet omringd door een zeer smalle lichtrode reactierand’. Het ignimbritische type (door Zandstra in 1988 het fluïdale type genoemd) bevat ‘enkele donkere xenolieten’. Kleur en vorm van kwartseerstelingen De kleur van de kwartsen wordt door de verschillende auteurs aangeduid 1 Onder corrosie van kwarts wordt verstaan de magmatische corrosie. Dat wil zeggen dat de kwartskristallen door vloeibaar magma werden aangetast. 113 als grijs, donkergrijs, rookgrijs, donker- of bruingrijs en rookbruin. Zandstra (1988) merkt terecht op dat de kleur van de kwarts in de verweringskorst vaak lichter lijkt. Dit verschijnsel zien we bij meerdere kwartsporfieren. Het wordt veroorzaakt door botsingen, waardoor de kwarts beschadigd wordt. Om de juiste kleur te kunnen vaststellen dient men een stukje van de steen af te slaan om een vers breukvlak te krijgen. Als men dit doet bij ROP zal blijken dat de kleur van de kwarts nooit (licht)grijs is, maar kan variëren van donkergrijs tot donkerrookbruin. Wat betreft de vorm van de kwartsen is het opvallend dat Hesemann (1975) en Smed (2002) de kristalvorm van de kwartsen niet vermelden. Dit is opmerkelijk, omdat dit voor ROP een belangrijk determinatiekenmerk is. Vooral bij het determineren van de typen die van het normale patroon afwijken is onder meer de vorm van de kwarts essentieel. Zandstra (1988) vermeldt terecht ‘zeer hoekige (ook splintervormige) kwartseerstelingen. ‘Niet zelden is de kwarts sterk gecorrodeerd1 en vertoont uithollingen of er resteren splintervormige resten’. Ook de beide in Zandstra (1999) afgebeelde exemplaren bevatten ‘onregelmatig hoekige, donkere kwarts’ en deze zijn ‘zeer onregelmatig van vorm, deels splintervormig; vele exemplaren bevatten met grondmassa gevulde corrosieholten’(Zandstra 1999, afb. 12 en afb. 29b). Dit was het massieve type (Zandstra 1000, foto nr. 105). Het ignimbritische type (Zandstra 1999, foto nr. 106) bevat ‘weinig zeer kleine eerstelingen van onregelmatig hoekige, vaak splintervormige donkere kwarts, die meestal sterk gecorrodeerd en uitgehold of gebroken zijn’. Typen Het is merkwaardig dat noch Hellinga (1974; 1980), noch van der Lijn (jaartal), noch Smed (2002) melding maken van het feit dat er van ROP meerdere typen bestaan die qua uiterlijk en samenstelling aanmerkelijk van elkaar verschillen. Hesemann (1975) volstaat met de opmerking ‘soms is een duidelijke fluïdale structuur te zien’. Pas in Zandstra (1988; 1999) wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de diverse typen. In een onderzoek naar de invloed van ‘Schrapnellgeschiebe’ op de uitkomst van Hesemanntellingen onderscheidde Zandstra (1993) 13 duidelijk van elkaar te onderscheiden ROP-typen. In dit onderzoek ging het om 123 stenen van ROP. Ongeveer de helft behoorde tot het massieve type. Daarnaast kwamen er nog 12 min of meer afwijkende typen voor. Schrapnellgeschiebe zijn zwerfstenen die alle afkomstig zijn van een en hetzelfde gesteenteblok dat dichtbij de vindplaats als zwerfsteen in vele stukken uit elkaar is gevallen, door welke oorzaak dan ook. Het spreekt vanzelf dat als er een groot aantal van dit gesteentetype in een telling terecht komt, de uitkomst hierdoor sterk kan worden beïnvloed. De ‘reeksenmethode’ Sommige typen van een bepaald gesteente kunnen dermate sterk van het hoofdtype afwijken dat ze nauwelijks meer als lid van de desbetreffende familie worden herkend. Een manier om een op het eerste gezicht onherkenbaar (gids)gesteente toch als zodanig ‘thuis te brengen’ is de zogenaamde ‘reeksenmethode’. De ‘reeksenmethode’ houdt in dat men een duidelijk en onomstreden exemplaar van een bepaald gidsgesteente neerlegt. Hiernaast legt men een iets afwijkend type maar onmiskenbaar een familielid. Vervolgens een nog meer van het hoofdtype afwijkend exemplaar, maar overeenkomst vertonend met nummer twee en zo verder. Het aantal in de reeks hangt uiteraard af van het aantal exemplaren dat men hiervan in bezit heeft. Kijkend naar de meest rechtse van Grondboor & Hamer nr. 5 2004 Korte beschrijving van de fotoreeks 1 t/m 8 Uit deze fotoreeks blijkt dat ROP een levendig en kleur- en vormenrijk gesteente is. Schaal: Alle nummeretiketten hebben een doorsnede van 1 cm. Nr. 1. Vindplaats Nijbeets Vrijwel dichte grondmassa met slieren van iets grovere textuur. Kwartsen rookbruin, een enkele helder als glas. Kwartsen sterk gecorrodeerd. De lichtrode kaliveldspaateerstelingen zijn vrij onopvallend. Vrijwel geen insluitsels. Nr. 2. Vindplaats Schoonloo Grondmassa bruin, iets fluïdaal. Een enkele glashelder (!) kwartsje. Donkere insluitsels, met gele reactierand. Het insluitsel links van het midden bestaat uit een lichtgrijze grondmassa, met daarin afgeronde partijen van aplitische samenstelling. Het insluitsel is omgeven door een sterk fluïdale grondmassa. Hetzelfde geldt voor het insluitsel in de onderrand. Nr. 3. Vindplaats Damsdorf, SleeswijkHolstein Ignimbritische grondmassa. Niet erg talrijk zijn de rookbruine kwartsen. Het driehoekige insluitsel ongeveer in het midden van de steen en het grijze, ovale exemplaar er rechtsboven zijn fijn-ofitisch. Nr. 4. Vindplaats Damsdorf, SleeswijkHolstein Evenals in nr. 3 zijn ook hier de donkere insluitsels fijn-ofitisch. Het merendeel van de kwartsen is hier helder en doorschijnend, maar ook rookbruine exemplaren komen voor. Nr. 5. Vindplaats Buinen Van deze steen zijn drie foto’s opgenomen: één van het polijstvlak, één van de verweringskorst en een detailopname van een insluitsel van een oudere Oostzeekwartsporfier, zoals reeds genoemd bij de behandeling van de xenolieten. Sterk fluïdale grondmassa met veel insluitsels. Iets boven het midden van de foto van de verweringskorst zit een insluitsel van zo’n oudere Oostzeekwartsporfier’. Nr. 6. Vindplaats Exloo Lichtgrijsbruine grondmassa, grijze en bruine kwartsen met corrosieverschijnselen. Rode veldspaateerstelingen van 1–3 millimeter vallen in het verweringsvlak op. Donkerder gekleurde slieren met kwartsbandjes. Nr. 7. Vindplaats Schoonloo Lichtgekleurd, sterk fluïdaal type, kwartsen donkergrijs, gecorrodeerd. Middenboven Grondboor & Hamer nr. 5 2004 114 bevindt zich een insluitsel van kwartsporfier. De slier boven het nummeretiket bevat zeer fijn verdeelde kwarts en microsferolieten (radiaalstralige aggregaten). Nr. 8. Vindplaats Schoonloo Toen ik steen 8 vond (Schoonloo 1983) dacht ik niet direct aan ROP. Het is duidelijk een vulkanisch gesteente dat vrijwel uitsluitend uit insluitsels bestaat, met hiertussen slechts weinig fluïdale grondmassa. Bekijkt men fotoreeks 1 t/m 8 dan wordt het zeer aannemelijk dat nr. 8 tot de ROP-familie behoort, al lijkt het qua habitus meer op een agglomeraatlava. Zandstra heeft de steen bekeken op 28 augustus 2000. Dat we deze steen toch Rode oostzeekwartsporfier noemen stoelt op: – de vorm, kleur en corrosie van de kwartsen; deze zijn typerend voor ROP. – de insluitsels en de ignimbritische structuur. Een goede beschrijving geven van deze steen is nauwelijks mogelijk. De hoofdmoot is een sterk fluïdale, ignimbritische massa met een grote diversiteit aan elementen die nauwelijks te beschrijven is. De schoonheid hiervan is ongekend. In deze massa liggen een aantal brokstukken als insluitsel. Bovenin een met microsferolieten bezaaid groenig insluitsel met rode kaliveldspaten en heldere gecorrodeerde kwartsen. Hetzelfde groenige materiaal komt ook elders als slieren voor. Rechts tegen de rand ligt een min of meer driehoekig roodbruin brokstuk met een kern met microsferolieten. Dit deel is dooraderd met uiterst fijne kwartsfiguurtjes. Linksonder ligt een stuk van een bruine fluïdale kwartsporfier. Een andere sterke aanwijzing dat nr. 8 tot de ROP-groep behoort is de vindplaats, namelijk de zandzuigerij (voorheen groeve Vos) bij Schoonloo. In 1976 deed Zandstra in deze groeve een Hesemanntelling. Gegevens: Telling nr. 153; coördinaten: 245.77/546.50; aantal gidsgesteenten: 234; Hesemannformule: 8110. Van alle gidsgesteenten in deze telling was 83% van oostbaltische oorsprong en van de 234 behoorden er 35 tot de Rode oostzeekwartsporfieren (= 15%). Wie bij steen nr. 8 aan een agglomeraatlava uit Småland denkt moet zich realiseren dat in deze telling slechts 9 van de 234 stenen (= 4%) uit Småland afkomstig waren. Dit gekoppeld aan het feit dat we in bijna 900 tellingen, waaronder vele met 60 – 90 % Smålandgesteenten, slechts een enkele keer een Småland-agglomeraatlava vonden, maakt de kans wel erg klein dat steen nr. 8 uit deze regio afkomstig is. 115 de reeks (dus de meest afwijkende van het oorspronkelijke gesteente) dan is deze niet meer als lid van van het betreffende gidsgesteente te herkennen. De gehele reeks beziend is er echter wel de gelijkenis met de eerste van de reeks (het onomstreden hoofdtype). Deze‘ reeksenmethode’ is van groot belang in dit artikel. De nu volgende fotoreeks laat zien hoe zo’n reeks er uit kan zien. Conclusies Gebleken is dat er van Rode oostzeekwartsporfier meerdere typen en varianten bestaan, die niet in alle handboeken over noordelijke gidsgesteenten zijn beschreven. Hoewel alle ROP-en porfieren worden genoemd, zijn sommige typen eigenlijk ignimbrieten, andere typen lijken meer op agglomeraatlava’s. Vooral de kleur en de aard van de kwartsen en de insluitsels geven belangrijke informatie bij de determinatie van potentiële Rode oostzeekwartsporfieren. Literatuurlijst Hellinga, W.Tj en v.d.Heide, G.D., 1974. Zwerfstenen. Strengholt, Naarden: p.149. Hellinga, W.Tj., 1980. Elseviers Zwerfstenengids. Elsevier, Amsterdam/Brussel: p. 136. Hesemann, J., 1975 Kristalline Geschiebe der nordischen Vereisungen. Geologisches Landesamt Nordrhein-Westphalen, Krefeld: p. 136. Lijn, P.v.d., 1963. Het Keienboek, 5e druk. W.J.Thieme&Cie, Zutphen: p. 109. Skupin, K, Speetzen, E. en Zandstra, J.G., 1993. Die Eiszeit in Nordwestdeutschland. Zur Vereisungsgeschichte der Westfälischen Bucht und angrenzender Gebiete. Sonderheft Geol. Landesamt Nordrhein-Westfalen, Krefeld: p. 95–98. Smed, P. , 2002. Steine aus dem Norden, 2e druk. Gebrüder Borntraeger, Berlin/Stuttgart: p. 108. Zandstra, J.G., 1988. Noordelijke kristallijne gidsgesteenten. Brill, Leiden.: p. 169-173. Zandstra, J.G., 1999. Platenatlas van noordelijke kristallijne gidsgesteenten. Backhuys Publishers, Leiden.: p. 166. Grondboor & Hamer nr. 5 2004