Een betrokken stakeholder: een factor van belang Voor een goed werkende governance is het belangrijk om de stakeholders bij uw zorgorganisatie te kennen en om ze te betrekken bij het beleid van uw zorgorganisatie. De Zorgbrede Governancecode 2010 (de “ZbGc”) verplicht u ook om een beleid voor de dialoog met de belanghebbenden op te stellen. In dit artikel krijgt u een handreiking hoe u dit doet én hoe u invulling aan het beleid kan geven. Elke zorginstelling die ooit een fusie aanmeldde bij de NZa weet hoe belangrijk het is de stakeholders of belanghebbenden bij de zorginstelling in beeld te hebben. U moet immers bij de fusiemelding aangeven wie die belanghebbenden zijn én hoe u ze heeft betrokken bij het fusietraject. Maar ook buiten het speelveld van fusies zijn de stakeholders bij de zorginstelling een factor van belang. Bijvoorbeeld voor het goed functioneren van governance. Een aanbieder van zorg is immers een maatschappelijke onderneming. En wel een onderneming met een bijzondere hoofddoelstelling: het bieden van verantwoorde zorg. Om die reden is in de ZbGc de positie van belanghebbenden bij een zorginstelling expliciet benoemd. Met de toegenomen aandacht voor governance, is het verstandig ook weer eens te kijken naar de manier waarop uw zorgorganisatie omgaat met haar belanghebbenden. Wie zijn de belanghebbenden bij een zorgorganisatie? Allereerst is het goed onderscheid te maken tussen interne en externe belanghebbenden. Bij de interne belanghebbenden denk je vanzelfsprekend aan een cliëntenraad als vertegenwoordiger van de cliënten of patiënten. Maar denk daarnaast ook aan: De ondernemingsraad; Of als die er niet is: de personeelsvereniging; Ouder- verwantenraad; Verpleegkundige adviesraad; Verzorgende adviesraad; Medische staf; etc. Voorbeelden van externe belanghebbenden zijn: Gemeentes binnen het verzorgingsgebied van de zorgorganisatie; Toezichthouders (bijv. IGZ, NZa, ACM); College Sanering Zorginstellingen of het Waarborgfonds voor de Zorgsector; Ministerie van VWS; Patiënten- of cliëntenvertegenwoordigingen, of patiëntenverenigingen; Andere zorgorganisaties of zorgaanbieders; Zorgverzekeraars; Banken of andere financiers. Op grond van artikel 2.2. lid 1 van de ZbGc stelt het bestuur vast wie de interne en externe belanghebbenden zijn. Maar hoe doet u dat? Vaststellen wie de belanghebbenden zijn: hoe doe je dat? Het vaststellen wie de interne belanghebbenden zijn, is meestal niet het probleem. Alleen al door de wettelijke regels van medezeggenschap, zoals die bijvoorbeeld gelden voor de cliëntenraden en ondernemingsraden zal de zorgorganisatie deze interne belanghebbenden duidelijk in het vizier hebben. Lastiger is het om de externe belanghebbenden in kaart te brengen. De zorgorganisatie bekijkt hiervoor van welke partij, werkzaam in het verzorgingsgebied van de zorgorganisatie, de belangen/of doelstellingen rechtstreeks betrokken zijn bij haar beleid. Ook betrekt de zorgorganisatie haar maatschappelijke doelstelling bij deze analyse. De maatschappelijke doelstelling van een verslavingskliniek zal een andere zijn dan die van een verzorgingstehuis. Dit betekent dat ook de kring van externe belanghebbenden, die door het beleid van de zorgorganisatie geraakt worden, een andere kan zijn. De inventarisatie wie die externe belanghebbenden zijn, gebeurt gedeeltelijk op het niveau van samenwerkingsverbanden of organisaties. De reden hiervoor is dat het niet in alle gevallen mogelijk is om op individueel niveau met de externe belanghebbenden te overleggen. Daarom adviseert de toelichting bij de ZbGc, te bekijken welke partij kan gelden als belangenvertegenwoordiger: welke organisatie is representatief voor een groep belanghebbenden bij de zorgorganisatie? Een dialysekliniek zou dan bijvoorbeeld uit kunnen komen bij de Nierpatiënten Vereniging Nederland die zelf weer diverse leden kent. Mogelijk is één daarvan in de regio van de dialysekliniek actief en kan die worden aangemerkt als representatief voor diens patiënten. De vormgeving van de belangenvertegenwoordiging is overigens vrij. Het zou ook een internetpanel kunnen zijn, bijvoorbeeld bij gebrek aan een actieve patiëntenvereniging. Het beleid voor de dialoog met belanghebbenden: wat staat er in? Op grond van artikel 2.2 lid 1 van de ZbGc stelt het bestuur een beleid vast voor de dialoog met de belanghebbenden van de zorgorganisatie. Vanwege het belang dat de ZbGc hecht aan een goede relatie met belanghebbenden, is in de code bepaald dat de raad van toezicht van de zorgorganisatie dit beleid goedkeurt. In het beleidsplan staat in ieder geval: Wie de belanghebbenden bij de zorgorganisatie zijn; Hoe vorm wordt gegeven aan het overleg met de belanghebbenden over het voorgenomen beleid en de uitvoering daarvan door de zorgorganisatie; Op welke manier informatie wordt verstrekt aan de belanghebbenden over de gang van zaken en het gevoerde beleid van de zorgorganisatie; Welke informatie beschikbaar wordt gemaakt; Op welke wijze de belanghebbenden worden betrokken bij de vorming van het beleid; en Hoe de belanghebbenden worden betrokken bij de uitvoering van het beleid door de zorgorganisatie. Met alle recente transities in de zorg, is het belangrijk de kring van externe belanghebbenden nog eens onder de loep te nemen. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat de gemeenten in het verzorgingsgebied van uw zorgorganisatie door de transities een belangrijker rol zijn gaan spelen, en daarom moeten worden aangemerkt als externe belanghebbenden. Wij adviseren regelmatig te onderzoeken of de gemaakte inventarisatie van externe belanghebbenden nog actueel is én dit met uw raad van toezicht te bespreken. Het beleid voor de dialoog is vastgelegd, en dan…? Voor een goed werkende governance binnen uw zorgorganisatie is het van belang dat het beleid ook daadwerkelijk leidt tot een dialoog met de belanghebbenden, zoals beoogd door de ZbGc. Hoe kan de zorgorganisatie immers een beleid vormgeven dat het belang van de cliënt en diens gerechtvaardigde wensen en behoeften bij de zorgverlening centraal stelt, als het geen gesprek voert met organisaties die de belangen van de cliënten behartigen? De maatschappelijke inbedding en het vertrouwen in de zorgorganisatie zijn gebaat bij een regelmatige en open dialoog met uw belanghebbenden. Om over het draagvlak voor de besluitvorming nog maar te zwijgen. Een belangrijke taak dus voor het bestuur om de belanghebbenden te zien als een factor om rekening mee te houden. De ZbGc geeft in ieder geval een lijstje met onderwerpen waarover met de belanghebbenden moet worden gesproken: De vaststelling of wijziging van de missie, doelstelling of grondslag van de zorgorganisatie; De hoofdlijnen van het strategisch beleid van de zorgorganisatie als maatschappelijke onderneming; Het overdragen van de zeggenschap over de zorgorganisatie of over een belangrijk onderdeel daarvan en over besluiten tot fusie of tot het aangaan of verbreken van een duurzame samenwerking met een (zorg-)organisatie; De opheffing of een belangrijke inkrimping, dan wel belangrijke uitbreiding van de werkzaamheden van de zorgorganisatie; De besluiten tot concentratie of deconcentratie van de zorgorganisatie respectievelijk structurele sluiting van afdelingen, dependances of locaties; De systematische bewaking, beheersing of verbetering van de kwaliteit van de te verlenen zorg. De ZbGc voorziet dat het per belanghebbende kan verschillen wie waarover wordt geraadpleegd. Het beleid kan dus onderscheid maken per (groep) belanghebbenden. Voor zover het de cliëntenraad betreft, sluit deze lijst aan bij de onderwerpen waarover advies moet worden gevraagd en die zijn opgenomen in de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen. Wij raden aan om die wettelijke eisen mee te nemen in uw beleid voor de dialoog met de cliëntenraad. Lees hier meer over in dit artikel. Het is vanzelfsprekend dat in het beleid voor de dialoog met de interne belanghebbenden de wettelijke spelregels zoals die zijn opgenomen in de Wet op de Ondernemingsraden worden meegenomen, als er bij uw zorgorganisatie een ondernemingsraad is geïnstalleerd. Informeren en raadplegen De ZbGc spreekt over het “informeren” en “raadplegen” van belanghebbenden. Dit laatste impliceert niet dat er tot overeenstemming moet worden gekomen. Het verantwoordelijke orgaan binnen de zorgorganisatie, vaak het bestuur, beslist immers. Raadplegen houdt wel in dat het bevoegde orgaan kennis kan nemen van de wensen en behoeften van de belanghebbenden. Dat bevordert een belangenafweging en daarmee een zorgvuldige besluitvorming. De verplichting om te informeren en te raadplegen doet geen afbreuk aan de wettelijke of soms contractuele rechten die aan die bepaalde groepen belanghebbenden zijn toegekend, zoals de ondernemingsraad, cliëntenraad of medische staf (in een convenant). Dit betekent dat als u de ondernemingsraad in een overlegvergadering heeft geïnformeerd over het strategisch beleid, u ook heeft voldaan aan uw verplichting onder de ZbGc. Denk bij het informeren en raadplegen overigens ook aan de contracten die u heeft gesloten met zorgverzekeraars of financiers. Vaak wordt in die contracten toestemming van die stakeholders vereist voordat u bepaalde besluiten kan uitvoeren. Het bestuur legt verantwoording af over het gevoerde beleid Als sluitstuk van de verplichtingen wat betreft het informeren en raadplegen van belanghebbenden, verplicht de ZbGc het bestuur van de zorgorganisatie om jaarlijks verantwoording af te leggen over het door de zorgorganisatie gevoerde beleid. Dit gebeurt in het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording. Het is wenselijk om niet alleen de overheid en de relevante toezichthouders te informeren door deponering van dit jaardocument. Artikel 2.3 ZbGc geeft daarom aan dat ook aan alle belanghebbenden en overige belangstellenden verantwoording moet worden afgelegd. Dit kan gebeuren door het Jaardocument op de website van de zorgorganisatie beschikbaar te stellen, maar bijvoorbeeld ook door het houden van een jaarlijkse bijeenkomst met belanghebbenden. Betrokkenheid van belanghebbenden is belangrijk maar soms niet altijd wenselijk of mogelijk Het kan natuurlijk voorkomen dat het bestuur, met goedkeuring van de raad van toezicht, beslissingen moet nemen die concurrentiegevoelig zijn. In zulke gevallen is het niet denkbaar om andere concurrerende zorgaanbieders, die eerder wél als externe belanghebbenden zijn aangemerkt, hierover te informeren, laat staan te raadplegen. Ook is denkbaar dat het bestuur beslissingen moet nemen die dermate acuut zijn dat een zorgvuldige consultatie van de externe belanghebbenden niet kan worden afgewacht. In zulke gevallen biedt de ZbGc uitkomst door middel van het “pas toe of leg uit” principe. Belangrijk is dat het bestuur zich rekenschap heeft gegeven van het feit dat informeren en/of raadplegen hier niet wenselijk of mogelijk was en dat dit wordt vastgelegd in notulen of andere documenten. Bovendien raden wij aan dit te bespreken met de raad van toezicht. En vanzelfsprekend zal het afwijken van de ZbGc in de jaarlijkse verantwoording aan de orde moeten komen. Voor wat betreft de interne belanghebbenden, zoals de cliëntenraad en de ondernemingsraad, raden wij aan altijd de wettelijke spelregels van medezeggenschap te volgen. Meer informatie: Betrokkenheid van belanghebbenden is onderdeel van de governance in uw zorgorganisatie. Wilt u weten hoe het met de governance in uw zorgorganisatie gesteld is? Doe de Governance in Control Scan. Auteur: Fenna van Dijk 020 5506 680 [email protected]