Prof. mr. C.J. Loonstra www.sociaalrecht.noordhoff.nl 978 90 01 83398 5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv Actuele rechtspraak Rechtspraak Hoge Raad vanaf 2013 In dit document zijn alle belangrijke arresten van de Hoge Raad zoals gepubliceerd vanaf JAR 2013 opgenomen. HR 14 december 2012, JAR 2013/17 Jellema /Stichting – Van der Ploeg Twee vragen staan centraal: 1 Met wie heeft Van der Ploeg een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (2 jaar) gesloten, met Jellema persoonlijk en/of met de Stichting? 2 Is Van der Ploeg, na op 23 mei voorwaardelijk op staande voet te zijn ontslagen, op 31 mei terecht op staande voet ontslagen? Wat betreft 1: Per 1 mei 2008 een mondelinge arbeidsovereenkomst met Jellema. Op 6 juni is door Jellema een bedrag gestort onder vermelding ‘loon mei’. Van der Ploeg werkte toen al volop. Stichting is eerst op 27 mei opgericht. Uit het feit dat Van der Ploeg in juni een arbeidsovereenkomst met Stichting is aangegaan (schriftelijk en ondertekend) kan niet worden afgeleid dat arbeidsovereenkomst met Jellema rechtsgeldig is beëindigd. Hooguit is er zowel een arbeidsovereenkomst met Jellema als met Stichting. Wat betreft 2: Eerst voorwaardelijk ontslag op staande voet (oosv) op 23 augustus: grond ‘verbergen en achterhouden van gevoelige documenten e.d. en het niet willen afgeven van deze documenten’. Uiterlijk tot 25 aug de tijd om deze documenten alsnog in te leveren. Gebeurt. Brief 31 augustus: oosv toch gehandhaafd. Grond: Van der Ploeg heeft gesprekken met diverse ouders gevoerd voor eigen zorgboerderij. Hof: oosv is niet onverwijld gegeven omdat bij de (voorwaardelijke) opzegging op 23 augustus niet is meegedeeld en Van der Ploeg er onder die omstandigheden van mocht uitgaan dat met het voldoen aan de voorwaarde op 23 augustus het oosv van de baan zou zijn. Dus, aldus hof: ontslag onregelmatig gegeven ex 677 lid 1; Jellema is daarmee schadeplichtig geworden. Van der Ploeg heeft zich ook wel op 681 gebaseerd maar heeft schadevergoeding enkel op 677/680 gebaseerd. Vordering gematigd ex lid 5 tot een loonaanspraak over drie maanden. Redenen: Van der Ploeg was slechts korte tijd in dienst en zij heeft geen concrete voor bewijslevering vatbare feiten en omstandigheden aangevoerd met betrekking tot de door haar gestelde schade. Hoofdstukken Sociaal Recht | 1 Prof. mr. C.J. Loonstra www.sociaalrecht.noordhoff.nl 978 90 01 83398 5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv In cassatie door Jellema/Stichting enkel oosv aan de orde gesteld. HR: Hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd getreden nu Van der Ploeg niet heeft aangevoerd dat de ontslagreden op 31 augustus haar niet onverwijld is medegedeeld. Bovendien heeft hof niet (kenbaar) beoordeeld of de in de ontslagbrief vermelde redenen als dringende redenen zijn aan te merken. Hoge Raad 21 december 2012, JAR 2013/34 ABN AMRO-Hagens 81 RO Hagens is op 12 juni 2006 op staande voet ontslagen wegens 1) het niet bereikbaar zijn voor controle door de arbodienst en 2) overtreding van de gedragsregels tijdens arbeidsongeschiktheid zoals deze in de cao zijn neergelegd. Hagens heeft de vernietigbaarheid van de opzegging ingeroepen. KG door Hagens met toewijzing vordering doorbetaling van het loon groot ca. euro 11.000. In hoger beroep is dit vonnis vernietigd en is de loonvordering van Hagens alsnog afgewezen. Voorwaardelijke ontbinding met ingang van 1 november. In bodemprocedure vordert ABN AMRO veroordeling van Hagens tot terugbetaling van genoemd bedrag van euro 11.000. Vordering toegewezen. Hagens gaat in hoger beroep. Vordering: oosv is nietig. Hagens heeft zich 24 mei 2006 ziek gemeld; zij verbleef toen bij haar zus in Hilversum en niet in haar woonplaats Breda. Verpleegadres niet doorgegeven (hoewel dat wel moest). Hagens is op 6 juni thuisgekomen en vond een stapel brieven van Werkgever en arbodienst. Onder meer brief ABN AMRO van 31 mei: op 1 juni naar bedrijfsarts en op 2 juni naar haar employability-adviseur. Als aan oproep geen gehoor wordt gegeven ‘zal het salaris worden stopgezet’. Na thuiskomst op 7 juni een brief aan arbodienst gezonden met verduidelijking situatie en mededeling dat zij telefonisch geen contact met arbodienst kon krijgen. Daarop telefoonnummer en mailadres gegeven voor bereikbaarheid. Op 7 juni is Hagens wederom naar familie in Hilversum vertrokken. Op diezelfde dag heeft ABN AMRO Hagens per koerier opgeroepen om op 8 juni op het hoofdkantoor bij Thijssen te verschijnen. Gewezen op stopzetting loon en mededeling dat Hagens ernstig rekening dient te houden met oosv. Op 8 juni niet verschenen. Opnieuw oproep per koerier: 12 juni met mededeling: oosv indien zij niet zou verschijnen en/of geen acceptabele verklaring zou kunnen geven voor haar afwezigheid. Op 12 juni heeft Hagens telefonisch contact met Thijssen gezocht: ik kom niet (afspraak huisarts). Wat precies tijdens dit gesprek is betoogd door beide partijen, wordt niet duidelijk. In ieder geval: geen oproep meer zich bij bedrijfsarts te melden na reactie Hagens op 7 juni. Hof: oosv ten onrechte verleend. Kernoverweging is 4.10 waarin het hof – volgens de AG- alle omstandigheden van het geval het gewogen. Hoezeer ABN AMRO bevoegd was tot opschorting van de betaling van het loon, zijn de gronden voor het oosv niet ernstig genoeg. Van werkgever had gevergd kunnen worden Hagens opnieuw door de arbodienst te laten oproepen. In cassatie: hof heeft uit het oog verloren dat het herhaaldelijk niet voldoen aan een op zichzelf redelijke opdracht van de werkgever in beginsel een dringende reden voor ontslag vormt (HR 20 juni 2003, JAR 2003/179 (Wickel/Klene). AG: Hoofdstukken Sociaal Recht | 2 Prof. mr. C.J. Loonstra www.sociaalrecht.noordhoff.nl 978 90 01 83398 5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv ‘De juistheid van deze regel ontslaat het hof niet van de verplichting alle omstandigheden van het geval in zijn beoordeling te betrekken, nog daargelaten of, en zo ja, in hoeverre, het hof de redenen voor ontslag aan deze regel heeft getoetst of heeft moeten toetsen.’ Hoge Raad 21 december 2012, JAR 2013/35 Werknemer/Achmea 81 RO Regiomanager van Achmea met oosv vanwege seksuele intimidatie. Instelling onderzoekscommissie na melding seksueel intimiderende en grensoverschrijdende bejegeningen jegens ondergeschikten. Oosv met verwijzing naar conclusie van onderzoekscommissie (aannemelijk is dat gepleegde gedragingen die in grove tot zeer grove mate grensoverschrijdend zijn geweest), waarbij van belang is dat eerder een berisping over zelfde thema is gegeven. Vordering: onterecht oosv, ontslag onregelmatig (4 maanden) en koo met materiële en immateriële schadevergoeding. Ktr: bewijs oosv niet geleverd omdat verslag gebaseerd is op anonieme verklaringen. Vervolgens bewijslevering mbt 21 punten die zijn ontleend aan rapport commissie. Conclusie: bewijs niet geleverd en derhalve geen terecht oosv. Vordering onregelmatigheid toegewezen. Vervolgens: oosv ten onrechte gegeven, dus opzegging is kennelijk onredelijk. 75.000 materieel en 3.000 immaterieel. Hof: Grief dat bewijsopdracht oosv onpraktisch en onredelijk is en zich tot de kern had moeten beperken (te weten de grensoverschrijdende en intimiderende gedragingen van werknemer) faalt. Dat vloeit nu eenmaal voor uit het feit dat het rapport van de cie in algemene zin als reden voor het oosv is gegeven. Grief dat ktr ten onrechte heeft geoordeeld dat oosv onterecht was, faalt eveneens. Ondanks het feit dat het gedrag van werknemer als grensoverschrijdend kan worden aangemerkt, is dit gedrag niet zodanig laakbaar dat voor Interpolis een dringende reden bestond. Grief tegen toewijzing wettelijke schadevergoeding ex 680 (matiging vanwege misdraging werknemer) faalt eveneens. Geen oosv – automatisch schadeplichtig. 4 maanden loon als schadevergoeding is in de gegeven omstandigheden niet bovenmatig. Grief tegen oordeel koo slaagt. Bewijslast rust op werknemer; ktr heeft hem geen bewijsopdracht gegeven. Vervolgens een redenering die ertoe leidt dat het hof op grond van de in eerste aanleg afgelegde getuigenverklaringen tot zijn oordeel over de gestelde kennelijk onredelijk ontslag (koo) kan komen en dat nadere bewijslevering in hoger beroep niet nodig is. Voor zover werknemer anders heeft bedoeld, is het hof van oordeel dat het in algemene bewoordingen gestelde bewijsaanbod onvoldoende specifiek is. Werknemer heeft ten onrechte nagelaten voldoende concreet aan te geven op welke van zijn uiteenlopende stellingen zijn bewijsaanbod betrekking heeft en wie daarover een verklaring zouden kunnen afleggen. Als hij in hoger beroep getuigen had willen laten horen Hoofdstukken Sociaal Recht | 3 Prof. mr. C.J. Loonstra www.sociaalrecht.noordhoff.nl 978 90 01 83398 5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv die ook in eerste aanleg zijn gehoord, had hij moeten aangeven in hoeverre deze getuigen meer of anders kunnen verklaren dan zij al hebben gedaan. Resultaat: de voor het ontslag gegeven reden is niet aan te merken als een valse of voorgewende reden. Ook niet koo omdat Interpolis geen beleid voert met betrekking tot seksuele intimidatie; voorts niet dat hem het recht op wederhoor is onthouden. Werknemer heeft niet gesteld, noch is gebleken waartoe een in zijn ogen adequate gelegenheid tot wederhoor zou hebben geleid. Hoge Raad 21 december 2012, JAR 2013/37 Werkneemster/Aldi Art. 81 RO Appel/cassatie 685. Ontbinding op grond van dringende reden, na oosv en een kg waarin Aldi onder dwangsom wordt veroordeeld werkneemster toe te laten tot haar werkzaamheden alsmede het loon. Werkneemster in hoger beroep: schending van zulke fundamentele rechtsbeginselen dat niet van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak kan worden gesproken. Gesteld: beginsel van hoor en wederhoor is geschonden omdat de kantonrechter de in de pleitaantekeningen van Aldi opgenomen schema’s niet buiten beschouwing heeft gelaten en/of pas in de beschikking een beslissing heeft genomen op het bezwaar van werknemer tegen toelating van de schema’s. Wel ontvankelijk maar beroep verworpen. Schema’s geven reeds bekende feiten en standpunten van partijen weer. De gegeven waarop deze overzichten zijn gebaseerd, zijn al eerder ter beschikking gesteld aan werknemer. Ook bezwaar tegen horen door kantonrechter van plv-filiaalhouder en hoofd personeel en administratie. Hof: 685 is een eenvoudige, op een spoedige beslissing gerichte verzoekschriftenprocedure, waarin de rechter beslist zonder aan de wettelijke bewijsregels te zijn gebonden. Het oordeel van de kantonrechter is niet in overwegende mate op de verklaring van H gebaseerd (anders dan in HR 25 mei 2007, JAR 2007, NJ 2007, 294). Hij heeft ook weinig meer of anders verklaard dan in de schriftelijke verklaring in het inleidende verzoekschrift. Hoge Raad 18 januari 2013, JAR 2013/54 Stichting Terra/Dijkema Art. 81 RO Wegens ziekte geheel en gedeeltelijk arbeidsongeschikte docent waarvan de arbeidsovereenkomst uiteindelijk wordt opgezegd. Vordering ex 681, toegewezen. Terra heeft niet als goed werkgever er rekening mee gehouden dat mogelijk niet alle werknemers subjectief in staat zijn de last van alle wijzigingen te dragen. Daarin is zij tekort geschoten. Ook heeft Terra tekortgeschoten in het voldaan aan het re-integratieverplichtingen, zo ook in het tweede spoor. Zie ook overweging 10.4: ‘Het voorgaande brengt met zich mee dat het hof geen reden ziet in te gaan op het bij herhaling gedane aanbod van Terra om alsnog te bewijzen dat zij aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan. Terra gaat immers uit van een onjuiste inhoud van die verplichtingen en daarmee is dat aanbod niet op de juiste situatie toegesneden. Andere oordelen van UWV (namelijk dat Terra wel aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan) en Hoofdstukken Sociaal Recht | 4 Prof. mr. C.J. Loonstra www.sociaalrecht.noordhoff.nl 978 90 01 83398 5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv het feit dat Dijkema een WIA-uitkering heeft gekregen, doen daaraan niet af. Het komt voor rekening van Terra dat zij op het oordeel van UWV heeft vertrouwd (HR 23 juni 2000, NJ 2000, 585). (Overigens is Dijkema in het kader van het deskundigenoordeel UWV niet is gehoord). Voor schadevergoeding 681, zie rechtsoverweging 14 e.v. Terra: aanknopen bij loonsanctie ingeval van schending re-integratieverplichtingen. Hof: niet genoeg. ‘Alle goede en kwade kansen afwegend acht het hof in dit geval, gelet op alle omstandigheden, voor de materiële schade een vergoeding redelijk in de vorm van een aanvulling tot 100% op de WIA-uitkering gedurende de eerste vier jaar, is euro 72.170 (XYZ leidde tot 72.000!). Geen rekening gehouden met arbeidsongeschiktheidsverzekering gesloten door wn zelf. 500 euro immaterieel. Hoge Raad 8 februari 2013, JAR 2013/72 Van Schaik/RBS -ABN AMRO ART. 81 RO. Inzagerecht WBP. ABNAMRO heeft geweigerd een drietal gegevens te verstrekken. Art. 35 lid 1 geeft betrokkene een inzagerecht in zijn persoonsgegevens zoals door werkgever opgeslagen. Het inzagerecht is niet onbeperkt, zie art. 43e: persoonlijke gedachten van medewerkers van de verantwoordelijke zijn van inzagerecht uitgesloten. HR in eerdere arresten (Dexia): strekt zich niet uit tot interne notities die de persoonlijke gedachten van medewerkers van verantwoordelijken bevatten en die uitsluitend bedoeld zijn voor intern overleg en beraad. In Dexia: ‘Het hof heeft voornoemde notities (die bij derden of werknemer zijn opgevraagd) terecht onderscheiden van interne notities die de persoonlijke gedachten van medewerkers van Dexia bevatten en die uitsluitend zijn bedoeld voor intern overleg en beraad, omdat het bij laatstgenoemde notities veel minder vanzelfsprekend is dat deze bedoeld zijn om tezamen met andere persoonsgegevens in een bestand te worden opgenomen.’ Hof: deze uitzondering geldt ook als de persoonlijke aantekeningen/gedachten met andere werknemers worden gedeeld. Dergelijke gegevens zijn niet bedoeld om in een bestand te worden opgenomen (art. 1 onder c W bescherming persoonsgegevens). Hof maakt (terecht, aldus A-G) onderscheid tussen interne notities die de persoonlijke gedachten van medewerkers van de verantwoordelijke bevatten en die uitsluitend zijn bedoeld voor intern overleg en het definitieve op basis van bedoelde notities van de eerste categorie. Hoge Raad 1 maart 2013, JAR 2013/90 Erka mp/Faber Vlag gen Art. 81 RO. Reorganisatieontslag van 23 werknemers. Sociaal plan waarin wordt voorzien in eenmalige vergoeding gebaseerd op een fictieve aanvulling op grond van de WW. Erkamp (59 jaar) ontving euro 13.400 na 38-jarig dienstverband (is nog geen vijf maanden brutoloon). Daarop 681-vordering door Erkamp. Ktr. vordering afgewezen omdat door Erkamp niet gesteld is dat sprake is van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat de nadelige gevolgen van de opzegging geheel of ten dele voor rekening van Faber dienen te komen. In hoger Hoofdstukken Sociaal Recht | 5 Prof. mr. C.J. Loonstra www.sociaalrecht.noordhoff.nl 978 90 01 83398 5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv beroep: Faber in strijd met afspiegelingsbeginsel gehandeld (voor het eerst gesteld). Standpunt wordt door hof afgewezen. Wel koo op basis van het gevolgencriterium. Zie dan r.o. 3.12: ‘Bij de bepaling van de Erkamp toekomende schadevergoeding dient het hof alle omstandigheden ten tijde van het ontslag in aanmerking te nemen. Dat zijn aan de zijde van Erkamp de hiervoor onder 3.11 genoemde omstandigheden en aan de zijde van Faber het feit dat zij genoodzaakt was tot reorganiseren. Die omstandigheden in aanmerking nemende, begroot het hof de Erkamp toekomende schadevergoeding op euro 25.000 bruto. Zijn vordering is tot dat bedrag toewijsbaar.’ Cassatiemiddel: ‘Het hof had tenminste nader moeten toelichten waarom het inkomensverlies van Erkamp geen rol speelt in de uiteindelijk te maken belangenafweging, aldus het onderdeel.’ A-G Spier: Het hof heeft het door Uw Raad voorgeschreven procédé keurig gevolgd… Anders dan Erkamp kennelijk meent, heeft hij geen aanspraak op vergoeding van alle schade, alleen al niet omdat dat ertoe zou leiden dat werkgevers praktisch gesproken niet van werknemers af zouden kunnen komen, zelfs niet in situaties waarin een reorganisatie onvermijdelijk is.’ Ook: ‘De klachten zijn m.i. volstrekt kansloos…’ Hoge Raad 15 maart 2013, JAR 2013/109 Westbroek/Sticht ing Haaglanden Art. 81 RO. Vervolg op HR 3 september 2010, JAR 2010/251 Hof 14 april 2009: oosv niet rechtsgeldig verleend. ‘hield u uw stoel omhoog’ met de vraag: moet ik die op je hoofd gooien? Was ‘een stoel optillen’ en ‘hard bij de keel pakken’ bleek niet juist, maar wel fysiek contact. Kan beslist niet door de beugel maar rechtvaardigt geen oosv. Toewijzing gefixeerde schadevergoeding. Wat betreft 681 de geïntegreerde toets met als conclusie koo en toepassing kantonrechtersformule (Euro 51.400). Oordeel Oosv houdt stand, 681-vordering niet. Verwijzingshof: opnieuw beoordelen of sprake is van koo en indien ja, welke schadevergoeding aan de orde is. Hof vindt gedragingen van werknemer zodanig dat zij opzegging niet kennelijk onredelijk maken, vooral omdat die gedragingen op een bewuste keuze berusten. Cassatiemiddel tevergeefs voorgesteld In zijn conclusie wijst A-G Spier erop dat het hof op basis van dezelfde feiten een ander oordeel had kunnen vellen. Hoge Raad 3 mei 2013, JAR 2013/140 Van der Meulen/Taxicentrale Wolters Bij arbeidsomvang van minder dan 15 uur en de tijdstippen waarop de arbeid moet worden verricht zijn niet vastgelegd dan wel indien de omvang van de arbeid niet of niet eenduidig is vastgelegd: voor iedere oproep ten minste loon over drie uur betalen (628a). Taxichauffeur met arbeidsomvang van 12 uur per week zonder werktijden. Vast: schoolroute van 1 uur, voorts één keer per maand een weekenddienst en één Hoofdstukken Sociaal Recht | 6 Prof. mr. C.J. Loonstra www.sociaalrecht.noordhoff.nl 978 90 01 83398 5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv keer avonddienst. Daarnaast wisselend opgeroepen voor andere ritten (ofwel de dag ervoor via een rooster dan wel op de dag zelf telefonisch). Deze ritten sloten wel of niet aan op het begin of einde van schoolritten. Ritten die elkaar opvolgden met een onderbreking van minder dan 15 minuten, werden als één aaneengesloten periode beschouwd. Kantonrechter: bij schoolroutes sprake van een duidelijk arbeidspatroon, 628a niet van toepassing. Voor ritten op één dag, dan over de totaal daarmee gemoeide tijd recht op ten minste 3 uur. Wetgever: 628a bedoeld om partijen aan te sporen tot duidelijke afspraken te komen. Hof: wat betreft schoolroutes aansluiten oordeel kantonrechter; dus betaling op basis van de werkelijke rittijden, ook al duurden deze schooldiensten korter dan 3 uur. Voor een verlengde schooldienst (ritten die minder dan 15 minuten volgden op of voorafgingen aan een schooldienst) 3 uur loon, ook als deze korter dan 3 uur heeft geduurd. Grief tegen oordeel kantonrechter over losse taxiritten slaagt. Maar dat betekent volgens hof niet dat voor iedere rit, niet zijnde een (verlengde) schooldienst, onafhankelijk van de tussen de ritten gelegen tijd, steeds ten minste 3 uur moet worden betaald, zoals Van der Meulen stelt. Redelijke wetsuitleg. Dat zou bijvoorbeeld betekenen dat 18 uur loon moet worden betaald bij een concrete werktijd van 7.30 uur en een beschikbaarheid van 12 uur en 35 minuten.. Als rit 1 korter dan 3 uur duurde en rit 2 begon voordat de 3 uur voorbij waren, dan 3 uur plus de langere tijd die rit 2 duurde. Als tussen twee ritten meer dan 3 uur zaten, dan telt iedere rit op zichzelf voor drie uur. HR: over elke afzonderlijke periode van arbeid heeft werknemer recht op loon voor de periode van minimaal 3 uur. Die uitleg strookt bovendien met de bedoeling van de wetgever om de situatie na een werkonderbreking die niet bestaat in een reguliere werkpauze, aan te merken als een nieuwe periode van arbeid die aanspraak geeft op de door 628a gegarandeerde beloning. Dubbele beloning is dus mogelijk. Hoge Raad 31 mei 2013, JAR 2013/160 Dirks/Osendarp -Jenovries BV Art. 81 RO Dirks en Jenovries zijn eind oktober 2008 in onderhandeling getreden over het aangaan van een arbeidsovereenkomst en een participatie van Dirks in de aandelen in Jenovries. In januari 2009 heeft Jenovries aan haar relaties bekend gemaakt dat zij het voornemen had met Dirks te gaan samenwerken, waarbij hij met ingang van 1 februari 2009 als directeur in dienst zou treden en dat beoogd werd dat Dirks op een latere datum aandeelhouder zou worden. Op 28 januari heeft Osendarp een document arbeidsovereenkomst bij Dirks thuis bezorgd. Datum indiensttreding, functie, proeftijd staan erin. In art. 4 is het bedrag van salaris niet ingevuld. Op 4 februari 2009 heeft gesprek tussen partijen plaatsgevonden waarbij Jenovries heeft meegedeeld dat zij de relatie met Dirks niet wilde voortzetten. Dirks stelt loonvordering in op basis van een door hem gestelde arbeidsovereenkomst. Hoofdstukken Sociaal Recht | 7 Prof. mr. C.J. Loonstra www.sociaalrecht.noordhoff.nl 978 90 01 83398 5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv Ktr.: geen arbeidsovereenkomst omdat nog geen overeenstemming bestond over het door Dirks bij Jenovries te verdienen salaris. In hoger beroep stelt Dirks: tussen pp is afgesproken dat hij een maandsalaris zou verdienen van euro 5.445 bruto, het salaris dat hij bij zijn toenmalige werkgever verdiende. Subsidiair beroept hij zich op art. 7:618 BW: indien geen loon is vastgesteld, heeft werknemer aanspraak op loon dat ten tijde van het sluiten van de overeenkomst voor arbeid als gebruikelijk was. Stelling Jenovries: partijen hebben weliswaar onderhandeld over aangaan arbeidsovereenkomst, maar zij hebben geen overeenstemming bereikt. De gebrachte arbeidsovereenkomst was een concept. Omdat pp het nog niet eens waren over de hoogte van het salaris is in dat concept geen bedrag ingevuld. Hof: lezing Jenovries vooralsnog weinig overtuigend. Het zou op de weg van Jenovries hebben gelegen, uit de doeken te doen hoe de onderhandelingen dan wel zijn gelopen. J. wist wat D bij zijn vorige werkgever verdiende en niet wordt aannemelijk waarom D met een lager bedrag genoegen zou nemen. Daarom comparitie gelast. Wat betreft 7:618 oordeelt het hof: voor aanspraak op gebruik loon kan pas plaats zijn als vast staat dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Daarvan kan thans nog niet worden uitgegaan. Eindarrest: Voor de beantwoording van de vraag wat tussen partijen heeft te gelden komt het aan op de zin die zij over en weer aan hun gedragingen en uitlatingen redelijkerwijs mogen toekennen. Anders dan Dirks stelt heeft hij in de gegeven omstandigheden niet gerechtvaardigd erop mogen vertrouwen dat Jenovries instemde met het door hem genoemde salaris. Het ontbreken van overeenstemming op het voor het aannemen van het bestaan van een arbeidsovereenkomst essentiële onderdeel van de beloning leidt ertoe dat niet kan worden aangenomen dat zodanige arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Janovries heeft echter wel de onderhandelingen over een arbeidsovereenkomst onrechtmatig afgebroken en handelde daarom onrechtmatig door zich op 4 februari terug te trekken uit die onderhandelingen. Bij afgebroken onderhandelingen heeft te gelden dat ieder van de onderhandelende partijen vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen van de overeenkomst of in verband met andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Hoge Raad 21 juni 2013, JAR 2013/180 Kwik-Fit/werknemer Filiaalmanager, onder meer verantwoordelijk voor (het opmaken van) de kas. Oosv naar aanleiding van opnamen met geheime camera. Selectie getoond aan werknemer. Grondslag: omdat uit audit-onderzoek is gebleken dat u stelselmatig diverse diensten heeft geleverd welke u met klanten heeft afgerekend maar waarvan u geen factuur heeft gemaakt. In bovenstaande zaken heeft u de opbrengst hiervan niet aan Kwik-Fit afgedragen, maar in eigen zak gestoken. In kg is loondoorbetalingsvordering toegewezen: oosv niet onverwijld gegeven. Voorwaardelijke ontbinding zonder vergoeding. Werknemer switch toegepast. Werkgever in conventie schade ex 661 gevorderd. Werknemer in reconventie schadevergoeding gevorderd ogv onregelmatigheid opzegging en koo. Hoofdstukken Sociaal Recht | 8 Prof. mr. C.J. Loonstra www.sociaalrecht.noordhoff.nl 978 90 01 83398 5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv In eerste aanleg conventie toegewezen, reconventie afgewezen. Hof: vordering ex 661 afgewezen. Niet bewezen dat werknemer werkgever schade heeft toegebracht en indien al wel dan geen opzet of bewuste roekeloosheid. Vordering werknemer: hof verwijst eerst naar HR 1-9-2006, JAR 2006/228: als feitencomplex slechts voor een deel komt vast te staan, kan oosv toch terecht zijn gegeven indien 1) het gedeelte dat vaststaat op zichzelf een oosv rechtvaardigt, 2) wg heeft gesteld en ook aannemelijk is dat hij werknemer ook oosv zou hebben ontslagen indien hij niet meer grond zou hebben dan in rechte is komen vast te staan en 3) dit laatste voor de werknemer duidelijk moet zijn geweest. Uit (niet overgelegde) beelden blijkt niet dat werknemer de opbrengsten van de facturen die niet aanstonds zijn opgemaakt, in eigen zak heeft gestoken. Andere grond op basis van JAR 2006/228 afgewezen, discussie over verzamelfacturen niet relevant nu dit niet ten grondslag aan oosv is gelegd. Gefixeerde schadevergoeding toegewezen. Koo: werknemer somt zijn arbeidsverleden na oosv op en baseert zijn vordering schadevergoeding daarop. Hof wijst erop dat feiten en omstandigheden na ontslag geen rol spelen, behoudens voor zover zij aanwijzingen opleveren voor hetgeen ten tijde van het ontslag kon worden verwacht. Op basis van Rutten/Breed-motivering een schadevergoeding van aanvulling WW-periode van 26 maanden minus 4 maanden = is 22 maanden aanvulling. Door HR aanvaard. Hoge Raad 28 juni 2013, JAR 2013/196 Pengel-Curacao, rechtsopvolger van de Nederlandse Antillen Pengel krijgt functie van hoofd afdeling algemene en juridische zaken te Den Haag. Tevens gefunctioneerd als plaatsvervangend directeur van het Kabinet Ned. Antillen. Bovendien is Pengel als werknemer aangemeld bij de Stichting Het Antillenhuis, ten behoeve van deelneming aan de pensioenregeling van het ABP. In akte Stichting staat dat dienstverband Stichting behoudens pensioen geen enkele invloed heeft op materiële rechtspositie van werknemer. Later wordt dienstverband door Nederlandse Antillen opgezegd. Wie is werkgever: Nederlandse Antillen, Stichting of beide? In geschil is niet dat een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen en dat daarop Nederlands recht van toepassing is. Hof is van oordeel dat dienstverband met St geen zelfstandige betekenis heeft en het lot moet delen van het dienstverband met de Nederlandse Antillen. In cassatie: een arbeidsovereenkomst kan niet eindigen doordat een arbeidsovereenkomst wordt beëindigd waaraan die arbeidsovereenkomst is gelieerd (hoofdarbeidsovereenkomst en accessoire arbeidsovereenkomst). Wanneer tussen pp een arbeidsovereenkomst is gesloten, zijn daarop de regels voor ontslagbescherming van titel 7.10 BW van toepassing. Geen succes. Hoge Raad 12 juli 2013, JAR 2013/197 Medisch specialist Slotervaartziekenhuis. Dood patiënte, non-actiefstelling en ontbindingsverzoek bij Scheidsgerecht Gezondheidszorg. Tijdens mondelinge zitting: voorstel tot houden van onderzoek naar de mogelijkheden tot herstel van Hoofdstukken Sociaal Recht | 9 Prof. mr. C.J. Loonstra www.sociaalrecht.noordhoff.nl 978 90 01 83398 5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv het vertrouwen in het functioneren van werknemer. Laatste gaat onder protest akkoord met samenstelling (met name) en opdracht commissie. Op 14 juni 2009 rapport, op 15 juni toegezonden aan pp, 16 juni voortzetting mondelinge behandeling. Vordering werknemer bij civiele rechter tot vernietiging van arbitraal vonnis: vonnis in strijd met openbare orde en goede zeden tot stand gekomen, als bedoeld in art. 1065 lid 1 onder e Rv. Rb. Utrecht vonnis vernietigd (1065 vraag terughoudendheid van de rechter). De regels van goede procesorde en de fundamentele beginselen van het procesrecht (beginsel van gelijke behandeling) is in zodanig mate geschonden dat vonnis moet worden vernietigd. Op grond van onderzoeksrapport is het scheidsgerecht tot zijn oordeel gekomen. Hof heeft vonnis rechtbank vernietigd en vordering werknemer alsnog afgewezen. Hof oordeelde dat Scheidsgerecht een eigen, zelfstandig oordeel heeft geveld over mogelijkheden herstel vertrouwen. HR casseert oordeel hof. Hoge Raad 12 juli 2013, AR 201 3-0552 en ECLI CA1976 Het hof oordeelt als volgt. Er is onvoldoende bewijs voor het verwijt dat werknemer in de billen van dame 1 heeft geknepen, maar staat, mede gelet op zijn eigen verklaring, wel vast dat hij de klaagsters regelmatig heeft gezoend. Het mag zo zijn dat werknemer geen seksuele intenties heeft gehad doch slechts genegenheid wilde tonen, maar ongewenste zoenen op het werk zijn, buiten gelegenheden als verjaardagen, recepties en andere bijzondere gebeurtenissen waar in de regel ook anderen aanwezig zijn, naar hun aard wel een vorm van fysiek gedrag met een seksuele connotatie, welk gedrag, zeker wanneer die zoenen afkomstig zijn van een leidinggevende (hetgeen werknemer als toezichthouder was), het gevolg kan hebben dat de ongewilde ontvanger zich op het werk onvrij of zelfs onveilig gaat voelen. Er is derhalve wel degelijk sprake van seksuele intimidatie als bedoeld in artikel 7:646 lid 8 BW. Het voorgaande neemt evenwel niet weg dat de sanctie van ontslag op staande voet een ultimum remedium is. Niet ieder grensoverschrijdend gedrag rechtvaardigt inzet van dat zware middel. In de onderhavige zaak rekent het hof het werkgever dat toen manager P&O op de hoogte werd gebracht van ‘rumours’ over het gedrag van werknemer, hij werknemer niet heeft gewaarschuwd, doch onmiddellijk zonder nadere toelichting van zijn toezichthoudende functie heeft ontheven. Werknemer had toen verstaan moeten worden dat hij onmiddellijk moest stoppen met zijn ongewenste gedrag. Voorts is gebleken dat binnen werkgever ondanks de omvang van het bedrijf, in het kader van arbeidsomstandighedenbeleid of ter preventie van ongewenst gedrag geen werk is gemaakt van het stellen van heldere gedragsregels die uitdrukkelijk en bij herhaling aan haar werknemers kenbaar zijn gemaakt. Zij heeft geen contactpersoon voor klachten aangesteld en beschikte niet over een klachtenprotocol. Dergelijke maatregelen kunnen ongewenst gedrag voorkomen, bevorderen dat zulk gedrag eerder wordt gecorrigeerd en maken medewerksters zoals de klaagsters weerbaarder tegen ongewenst gedrag. Het hof sluit voorts niet uit dat de klaagsters met een mildere sanctie voor werknemer hadden kunnen leven wanneer hun klacht op een andere wijze was behandeld en afgedaan, temeer omdat al was besloten dat werknemer niet meer hun leidinggevende zou zijn. Bij dit alles komt dat het gaat om een oudere Hoofdstukken Sociaal Recht | 10 Prof. mr. C.J. Loonstra www.sociaalrecht.noordhoff.nl 978 90 01 83398 5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv werknemer (62 jaar) en een onberispelijk dienstverband van ruim 15 jaar. Het ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig. HR 9 augustus 2013, JAR 2013/233 30%-regeling (onbelaste vergoeding) ten behoeve van in het buitenland wonende werknemers die vanwege hun deskundigheid door Nederlandse werkgevers worden aangetrokken. Die 30% (forfaitair) is er vanwege de extraterritoriale kosten die deze werknemer geacht wordt te maken, maar werkt in veel gevallen als een loonsubsidie. Met ingang van 1 januari 2012 is het 150kilometercriterium ingevoerd: de 30%-regeling is niet van toepassing als de betreffende in het buitenland wonende werknemer 250 of minder kilometer van de Nederlandse grens woont. Extra territoriale kosten kunnen bij minder dan 150 km nog steeds worden verrekend, maar dan wel op grond van de daadwerkelijk gemaakte kosten en aantoonbaar. In casu is de vraag of deze nieuwe regeling in strijd is met art. 45 VWEU. Prejudiciële vragen aan het HvJ EU: is sprake van gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld en zo ja, objectieve rechtvaardigingsgrond? HR 6 september 20 13, JAR 2013/249 (ECN) Procedure van oud werknemers van ECN (slapers en gepensioneerden) vanwege eenzijdige wijziging ECN inzake indexering (van onvoorwaardelijk in voorwaardelijk). Betoogd wordt onder andere (maar door HR verworpen) dat, omdat de rechtsverhouding tussen partijen bij het einde van de arbeidsovereenkomst is ‘uitgewerkt’, wijziging in het geheel niet mogelijk is. HR: die rechtsverhouding wordt met gewijzigde hoedanigheid van partijen voortgezet in de pensioenovereenkomst. HR 25 oktober 2013, JAR 2013/281 (Semedo/Rotterdam) Cassatie over oordeel hof dat niet gegriefd tegen het oordeel van de kantonrechter over de vorderingen ex 677/4 en 681 BW. Klacht is dat wel degelijk tegen dit oordeel een grief is geformuleerd. Uitleg grieven is in beginsel voorbehouden aan de feitenrechter en kan daarom in cassatie enkel op begrijpelijkheid worden getoetst (niet op juistheid). Lezing hof onbegrijpelijk omdat Rotterdam de stellingen/grieven van Semedo op gelijke wijze heeft uitgelegd als Semedo (maar wel bestreden). HR 25 oktober 2013, JAR 2013/282 (Klitsie/APG) Onjuist gegeven beschikking tot het verstrekken van een werkloosheidsuitkering (wachtgeld) door USZO namens APG die geen werkgever van Klitsie meer is (krachtens overgang van onderneming was dat Vesteda) en gebaseerd op een onjuiste ontslagdatum. Vordering tot onverschuldigde betaling van wachtgeld toegewezen, met inbegrip van de loonheffing. Hof in r.o. 4.6.7.2: wanneer evenwel sprake is geweest van periodieke betalingen die naar hun aard bestemd zijn om (grotendeels) te worden verbruikt voor de dagelijkse kosten van het levensonderhoud zoals bij wachtgeld in de regel het geval, kan volledige Hoofdstukken Sociaal Recht | 11 Prof. mr. C.J. Loonstra www.sociaalrecht.noordhoff.nl 978 90 01 83398 5 © 2014 Noordhoff Uitgevers bv toewijzing van een vordering uit onverschuldigde betaling onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn (…) In de gegeven omstandigheden, in het bijzonder gezien de aan Klitsie toegewezen aanspraak op Vesteda voor onder meer de periode waarop de aanspraak van APG ook ziet, kan toewijzing van de vordering tot terugbetaling van de onverschuldigd gedane uitkeringen als zodanig niet als onaanvaardbaar worden geoordeeld. Brutobedrag wachtgeld wordt toegewezen. Klitsie kan het terug te betalen brutobedrag, derhalve inclusief de loonbelastingcomponent voorts inderdaad in het kader van de belastingaangifte verwerken als ‘negatief loon’. HR 81 RO. HR 8 november 2013, JAR 2013/300 (Delta Lloyd) De Pensioenfondsroute: het pensioenreglement en daarmee de pensioenovereenkomst van werknemers, slapers en pensioengerechtigden worden niet door de werkgever gewijzigd maar door het (ondernemings)pensioenfonds. De criteria in art. 7:613 BW en art. 19 PW (dat een soortgelijke inhoud heeft als 613) zijn niet van toepassing omdat het niet de werkgever is die wijzigt. Gevolg is dat getoetst wordt aan misbruik (van statutaire) bevoegdheid en bij de besluitvorming moet het fonds een evenwichtige belangenafweging in acht nemen. Hof A’dam paste deze laatste toets toe (waardoor het zwaarwichtig belang niet aan de orde kwam). HR casseert op basis van 81 RO. HR 22 november 2013, JAR 2014/14 (Vakbonden/Vebidak) Uitleg cao-bepaling inzake vergoeding van reisuren. cao-norm met uitleg op grond van bewoordingen naar objectieve maatstaven. HR lijkt Atw als objectieve maatstaf te gebruiken bij de uitleg van genoemde cao-bepaling. Toevoeging: de wijze waarop wg gebruik maakt van genoemde bepaling kan leiden tot strijd met goed werkgeverschap of eisen van redelijkheid en billijkheid, indien deze voor de werknemers in een onevenredige mate leidt tot reistijd die niet op de voet van dat artikel voor vergoeding in aanmerking komt. HR 6 december 2013, JAR 2014/15 (Alleyn/Zadkine) Werknemer stelt dat zijn ontslag in het kader van een reorganisatie binnen het onderwijs kennelijk onredelijk is en eist schadevergoeding. Hof: ontslagbesluit is niet van toepassing en dus ook niet de criteria die daarin staan bij het gegeven bedrijfseconomisch ontslag. Hij oordeelt vervolgens dat de collectief gemaakte afspraken tussen werkgevers en werknemers correct door Zadkine zijn gevolgd en dat er geen sprake is van kennelijk onredelijke opzegging. HR doet af op 81a RO. Hoofdstukken Sociaal Recht | 12