Algemeen Ziekenhuis Sint-Jozef - AZ Sint

advertisement
Barrett
Wat is een Barrett-slokdarm?
Een Barrett-slokdarm is een slokdarm waarvan een deel van het slijmvlies bekleed is met een ander soort
slijmvlies dan bij een gezonde slokdarm. Een Barrett-slokdarm komt vooral voor bij chronische klachten
van brandend maagzuur.
Hoe ontstaat een Barrett-slokdarm?
Een Barrett-slokdarm kan ontstaan als gevolg van een chronische slokdarmontsteking. Deze
slokdarmontsteking wordt veroorzaakt doordat het maagzuur gedurende lange tijd in de slokdarm
terugvloeit (reflux) waardoor de slokdarmwand wordt aangetast. De slokdarmwand is namelijk niet goed
beschermd tegen de inwerking van het agressieve maagzuur, waardoor er uiteindelijk een
slokdarmontsteking (reflux-oesofagitis) ontstaat. Als de slokdarmontsteking langere tijd blijft bestaan, dan
kan in de slokdarmwand een ander soort weefsel (epitheel) gaan groeien. Dit kan zich tot enkele
centimeters beperken maar het kan zich ook tot vrij hoog in de slokdarm doorzetten. Door de chronische
slokdarmontsteking verandert de structuur en de kleur van het weefsel van de slokdarm. Het weefsel van
de slokdarmwand gaat lijken op het weefsel van het maagslijmvlies (‘maagmetaplasie’) en/of
darmslijmvlies (‘intestinale metaplasie’), maar onder de microscoop bekeken blijft het er wel duidelijk
anders uitzien. We spreken enkel in het laatste geval (‘intestinale metaplasie’) van een echte Barrettslokdarm.
Hoe wordt de diagnose gesteld?
Een Barrett-slokdarm kan alleen worden vastgesteld door een endoscopisch onderzoek van de slokdarm
(gastroscopie) inclusief een biopsie, d.w.z. één of meerdere hapjes weefsel uit de wand van de slokdarm
die worden onderzocht onder de microscoop. De biopsie is nodig om te onderzoeken of het daadwerkelijk
om een Barrett-slokdarm gaat en of er al sprake is van ‘onrustige’ (premaligne) cellen.
Klachten en gevolgen
Er bestaan geen klachten die kenmerkend zijn voor een Barrett-slokdarm. Sommige patiënten hebben al
jarenlang last van brandend maagzuur, terwijl anderen volledig klachtenvrij zijn. Ook is het zo dat niet alle
patiënten met klachten van brandend maagzuur een Barrett-slokdarm ontwikkelen. Het is nog onbekend
Algemeen Ziekenhuis Sint-Jozef
www.azsintjozef-malle.be
Oude Liersebaan 4 - 2390 Malle
Het AZ Sint-Jozef maakt deel uit van de groep Emmaüs
tel. 03 380 20 11
fax 03 380 28 90
[email protected]
waarom sommige patiënten met ernstig refluxlijden een Barrett-slokdarm ontwikkelen terwijl bij anderen
dit niet gebeurt.
Een Barrett-slokdarm is een premaligne aandoening. Dit betekent dat mensen met een Barrett-slokdarm
een verhoogde kans (30 tot 50 keer t.o.v. gezonde mensen) hebben om na verloop van tijd
slokdarmkanker te ontwikkelen. Dit risico blijft in absolute cijfers echter nog steeds relatief klein: er zijn
meerdere studies beschikbaar waarbij Barrett-patiënten gedurende vele jaren zijn gevolgd en waaruit blijkt
dat slechts 3 tot 5 % van de patiënten die een Barrett-slokdarm hebben kanker ontwikkelen. Het is niet
bekend waarom bij sommige patiënten met een Barrett-slokdarm kanker ontstaat, terwijl dat bij het
grootste gedeelte van de patiënten niet gebeurt. Regelmatige controle van de slokdarm (endoscopie +
biopsie) wordt daarom aanbevolen bij deze patiënten (zie verder). De evolutie van Barrett (intestinale
metaplasie) naar kanker verloopt namelijk over een tussenstadium dat ‘dysplasie’ (‘verstoorde groei’)
wordt genoemd.
Behandeling
Om uitbreiding van de verandering van weefsel van de slokdarmwand te voorkomen, zal de oorzaak van de
Barrett-slokdarm moeten worden verholpen. Het terugstromen van maagzuur in de slokdarm (reflux) moet worden
bestreden d.m.v. maagzuurremmers die ervoor zorgen dat het maagsap niet zuur meer is. Voedsel en maagsap
kan nog steeds terugstromen in de slokdarm, maar doordat het maagsap veel minder zuur is kan het in de
slokdarm geen ontstekingen meer veroorzaken.
Follow-up en houding bij ontwikkeling van Barrett-slokdarm naar dysplasie en later
slokdarmkanker
Een histologisch bevestigde Barrett-slokdarm (intestinale metaplasie) moet endoscopisch worden
opgevolgd. Er zijn in de wetenschappelijke literatuur richtlijnen gepubliceerd uitgaande van verschillende
scholen betreffende de frequentie van opvolging, waarbij vnl. de lengte van de Barrett invloed heeft op de
opvolgingsfrequentie. Uiteraard zijn er naast de endoscopische bevindingen andere factoren die de
frequentie van opvolging beïnvloeden zoals leeftijd, comorbiditeit, wens van de patiënt, e.d. Meestal is een
jaarlijkse of tweejaarlijkse controle aangewezen.
Bij optreden van dysplasie is er dus in het onderzochte weefselfragment reeds sprake van verstoorde
groei van de cellen. In functie van de graad van dysplasie zal de opvolging en eventuele behandeling
worden bepaald.
Wij opteren om hiervoor de richtlijnen van de American College of Gastroenterology te volgen.
Laaggradige dysplasie:
controle na 6 maanden;
indien geen dysplasie meer: jaarlijkse controle.
Hooggradige dysplasie:
confirmatie door een 2de expert GI-patholoog;
gastroscopie < 3maanden;
therapeutische opties te bespreken: intensieve surveillance (evt. chromo-endoscopie) al dan niet
in combinatie met EMR (endoscopische mucosale resectie, vooral van toepassing indien er
endoscopisch herkenbare onregelmatige mucosa aanwezig is) of andere ablatieve therapieën,
slokdarmresectie …
in geval van “verlies” van dysplasie tijdens de surveillance: behandeling in functie van de
hoogste graad van dysplasie die vroeger werd gevonden.
Algemeen Ziekenhuis Sint-Jozef
www.azsintjozef-malle.be
Oude Liersebaan 4 - 2390 Malle
Het AZ Sint-Jozef maakt deel uit van de groep Emmaüs
tel. 03 380 20 11
fax 03 380 28 90
[email protected]
Download