Leerdoel(en) - Edurep Delen

advertisement
1ste klas
Carrousel practicum
Waarnemen doe je zo!
Hoe werkt een carrousel practicum?
Bij een carrousel practicum doe je een aantal verschillende practicum proefjes in 1 of meerdere
lessen. Je werkt in groepjes van 2 personen. Je voert je practicum uit. Schrijf de resultaten in je
schrift. Vervolgens ga je door naar het volgende practicum. De spullen blijven staan en jij en je
partner verplaatsen. Op deze manier rouleer je net zolang totdat je alle proefjes gedaan hebt.
Planning
Bij een carrousel practicum start je altijd met het maken van een planning. Als je weet hoeveel
practica je moet doen, welke vragen je uit het werkboek moet maken, of je een verslag moet
inleveren, wanneer je dat moet inleveren en je weet hoeveel lessen je de tijd hebt kun je een
planning maken.
Start met het opschrijven van de data van de lessen die je hebt voor het doen van het practicum in
de tabel. Plan dan eerst het doorlezen van de hoofdstukken uit je boek en de aantekeningen uit je
schrift waar de practica over gaan. Zet daar achter de practica die je in de les wil doen en welke
opgave je uit het werkboek dan af wil hebben.
Maak de volgende practica over waarnemen:
Pract. 1. + 2. - zintuigen en prikkels
Pract. 3. + 4. - zien
Pract. 5. + 6. - horen
Pract. 7. + 8. - ruiken en proeven
Pract. 9. - hersenen
Maak de volgende opdrachten uit je werkboek (Nectar werkboek 1A):
3.1 – vraag 4, 5, 6, 8, 9, 10
3.2 – vraag 2, 3, 5, 7, 10, 11, 12
3.3 – vraag 3, 4, 5, 7, 9
3.4 – vraag 2, 4, 6, 7, 8, 9
3.5 – vraag 4, 5, 6
Leer hoofdstuk:
3.1 t/m 3.5
Doe dit samen met je partner en doe dit als volgt:
- je leest allebei bijvoorbeeld hoofdstuk 3.1 helemaal door.
- Vervolgens noteer je de tussenkopjes van de verschillende paragrafen in je schrift, bv “welke
zintuigen heb je”
- Doe het boek dicht en vertel aan je partner wat je hebt gelezen over welke zintuigen je hebt. Je
partner vult aan daar waar nodig. Bij het volgende tussen kopje uit je schrift verteld je partner
aan jou wat hij/zij gelezen heeft en vul jij de info aan als het nodig is.
Als je alles gedaan hebt, de vragen, het leren en de practica, dan kun je door alle test jezelf te maken,
kijken of je klaar bent voor het proefwerk. In de ELO kun je de antwoorden van de vragen vinden.
Let op! Zorg dat iedereen van het groepje de antwoorden in zijn/haar schrift heeft staan. Je hebt
deze informatie nodig bij een eindopdracht die je in de klas moet maken. Je mag je eigen schrift er bij
houden, geen kopieën van een ander schrift.
1
gemaakt door AB, 05-07-2014
Mijn planning
Maak je planning in deze tabel.
Les
Datum
In de klas of
thuis
Leren
Opgave
Practicum
1
Eindopdracht
Tip:
Halverwege kun je een planning altijd bijstellen, je moet alleen wel de inleverdatum van je
eindopdracht in de gaten houden. Deze staat namelijk altijd vast en kan niet verschoven worden.
2
gemaakt door AB, 05-07-2014
Practicum 1.
Warm of koud?
Leerdoel(en):
-
Het begrip prikkel kennen en begrijpen
Kunnen uitleggen hoe een zintuig een prikkel om in een impuls, impulsen gaan via zenuwen naar de
hersenen. Daar word je je bewust van je waarneming.
Weten wat de drempelwaarde is en deze kunnen uitleggen. Weten dat de drempelwaarde kan
verschillen door gewenning.
Theoretisch kader
Een persoon heeft gemerkt dat hij ’s winters het water van het zwembad heerlijk
warm vindt, terwijl het water op een warme zomerdag veel kouder aanvoelt. Hij
wil wel eens weten hoe dat komt.
Onderzoeksvraag
Waardoor neem je water van dezelfde temperatuur de ene keer als koud waar en
de andere keer als warm?
Hypothese
Lees de 3.1 blz. 61 t/m 64 uit je boek goed door. Schrijf een hypothese en gebruik
hiervoor de informatie uit je boek. Gebruik de woorden prikkel, impuls, zenuwen,
hersenen en gevoelszenuw in je verhaal.
Materiaal:
- bekerglas met koud water
- bekerglas met warm water
- bekerglas met lauw water
- stopwatch
Onderzoeksopzet
1. Zet de bekers naast elkaar neer. Links koud, in het midden lauw en rechts
warm.
2. Stop twee vingers van je linkerhand in het koude water en twee vingers van je
rechterhand in het warme water. Houd de vingers een halve minuut in het
water.
3. Na een halve minuut stop je je vingers (van beide handen) tegelijk in het lauwe
water van beker 2.
Meetwaarden/
Resultaten
Schrijf op hoe het water van het middelste bakje aan voelt
- voor .............................
- voor .............................
Conclusie
Kijk naar de onderzoeksvraag, je hypothese en de resultaten van je onderzoek.
Leg nu uit aan de hand van je resultaten wat het antwoord is op je
onderzoeksvraag. Vermeld vervolgens of je hypothese klopt of niet.
Bewijsvoering/
discussie
Leg nu uit hoe het komt dat de persoon op een winterdag het zwemwater warmer
aanvoelt dan op een warme zomerdag. Gebruik daarbij je resultaten en de
informatie over prikkels uit hoofdstuk 3.1
3
gemaakt door AB, 05-07-2014
Practicum 2.
Tastzintuigen?
Leerdoel(en):
-
Weten welke 4 type zintuigen in de huid zitten.
Kunnen uitleggen dat er niet overal in de huid evenveel zintuigcellen liggen.
Kunnen uitleggen waar de huid het gevoeligst is en hoe dat komt.
Theoretisch kader
Onderzoeksvraag
Over je hele lichaam liggen tastzintuigjes. Ze zijn echter niet helemaal gelijk
verdeeld over je lichaam. Sommige delen van je lichaam zijn gevoeliger dan
andere.
In welk deel van je hand zitten de tastzintuigjes het dichtst bij elkaar?
Hypothese
Lees de 3.1 blz. 61 t/m 64 uit je boek. Schrijf een hypothese en gebruik hiervoor de
informatie uit je boek. Verwijs naar tekst uit je boek om je hypothese te
onderbouwen.
Onderzoeksopzet
Je werkt in een groepje van 2 personen. Buig de punten van de paperclip 1 mm van
elkaar. Meer de afstand tussen de punten met je liniaal.
- Zet de punten van de paperclip voorzichtig tegen de vingertop van de linker
wijsvinger van de proefpersoon. Noteer in de tabel of de proefpersoon 1 punt
voelt of 2 punten.
- Zet de paperclip punten nu op de palm van de linkerhand en noteer weer in de
tabel hoeveel punten de proefpersoon voelt. Doe dit ook op de huid boven op
de hand en noteer dit weer in de tabel.
- Herhaal de stappen waarbij je de punten van de paperclip achtereenvolgens 2,
4 , 6 , 8 en 10 mm uit elkaar buigt. Noteer alle gegevens in de tabel .
Meetwaarden/
Resultaten
Schrijf je resultaten overzichtelijk op in een tabel en zet de resultaten daarna in een
grafiek.
Conclusie
Kijk naar de onderzoeksvraag, je hypothese en de resultaten van je onderzoek.
Leg nu uit aan de hand van je resultaten wat het antwoord is op je
onderzoeksvraag. Vermeld vervolgens of je hypothese klopt of niet.
Bewijsvoering/
discussie
-
4
gemaakt door AB, 05-07-2014
Practicum 3.
Staafjes, kegeltjes en het netvlies
Leerdoel(en):
-
Je kunt uitleggen dat het netvlies kegeltjes en staafjes heeft. Het netvlies zet de prikkel licht om in een
impuls. De gaat via de oogzenuw naar de hersenen.
Het verschil tussen staafjes en kegeltjes kennen.
Weten waar de staafjes en de kegeltjes op het netvlies zitten.
Theoretisch
kader
Onderzoeksvraag
Hypothese
Het gedeelte van je oog waarmee je kunt zien heet het netvlies. Daarin zitten een
groot aantal zintuigcellen. Die kunnen niet allemaal hetzelfde waarnemen.
Er zijn staafjes die gevoelig zijn voor kleine verschillen van donker en licht. Ze
kunnen geen kleuren waarnemen. Als alleen de staafjes werken, bijvoorbeeld als
het schemerig is, zie je alles als bij een zwart/wit foto.
Kleuren kun je zien met de kegeltjes. Ze werken alleen als er voldoende licht is.
Zitten er overal op het netvlies evenveel staafjes en kegeltjes?
Ik verwacht dat de proef persoon de kaartjes eerst ziet in zwart/wit en daarna de
juiste kleur pas zal kunnen zien.
Dit verwacht ik, omdat mensen met kegeltjes kleuren kunnen zien en met de
staafjes zwart/wit. De meeste kegeltjes liggen dichtst bij elkaar in de buurt van de
gele vlek in het midden van het oog. De staafjes zijn meer verdeeld over het
netvlies.
Materiaal:
- 4x kaartjes van minimaal 20x20 cm in de kleuren groen, rood, blauw en geel.
- Klein voorwerp, bv een puntensluiper, gum, enz.
- Liniaal
Onderzoeksopzet
Deze proef doe je met 2 personen.
1. Laat de proefpersoon aan de linkerkant van een tweepersoons tafel gaan zitten
met zijn/haar ellebogen onder het hoofd.
2. Leg in de hoek van de tafel een klein voorwerp waar de proefpersoon naar
moet kijken.
3. De proefpersoon moet het linker oog dicht houden en met het rechteroog strak
naar het voorwerp kijken. Het is erg belangrijk dat er geen bewegingen
gemaakt worden met het hoofd en het oog!!
4. Schuif dan langzaam een gekleurd kaartje van rechts naar links langs de
achterkant van de bank. Op een bepaald moment ziet de proefpersoon het
kaartje, maar nog niet de kleur. Noteer op welke afstand dat is.
5. Schuif dan het kaartje verder tot de proefpersoon de juiste kleur van het kaartje
ziet. Noteer weer de afstand.
6. Herhaal dit voor alle 4 kleuren.
5
gemaakt door AB, 05-07-2014
Meetwaarden/
Resultaten
Zet alle afstanden in een tabel.
In de tabel zet je verticaal de 4 kleuren onder elkaar en horizontaal zet je in de
eerste kolom “afstand waarop kaartje gezien werd in cm”, in de tweede kolom
“afstand waarop de juiste kleur gezien werd in cm”
Conclusie
Kijk naar de onderzoeksvraag, je hypothese en de resultaten van je onderzoek.
Leg nu uit aan de hand van je resultaten wat het antwoord is op je
onderzoeksvraag. Vermeld vervolgens of je hypothese klopt of niet.
Bewijsvoering/
discussie
We weten nu waar ongeveer het gebied zit waar de kegeltjes liggen op het
netvlies. Is het nu ook mogelijk om te weten te komen hoe de kegeltjes voor de
verschillende kleuren verspreid zitten over het netvlies. Kan bepaald worden welke
kleur het eerst vanuit de ooghoeken waargenomen kan worden.
6
gemaakt door AB, 05-07-2014
Practicum 4.
Blinde vlek?
Leerdoel(en):
-
De bouw van het oog.
Hoe en waar gaan impulsen vanuit het oog naar de hersenen .
Theoretisch kader
Onderzoeksvraag
Hypothese
Lees hoofdstuk 3.2 uit je boek. Beschrijf de werking van je oog. Gebruik in je uitleg
de volgende woorden: Harde oogvlies, vaatvlies, netvlies, lens, oogzenuw, gele vlek
en blinde vlek.
Zitten er op de plek waar de oogzenuw het oog verlaat ook staafjes en kegeltjes?
Ik verwacht dat er op de plaats van de oogbol ook staafjes en kegeltjes zitten. De
staafjes en kegeltjes zitten op netvlies. Het netvlies zit overal aan de binnenkant
van het oog.
Materiaal:
- Liniaal
- Wit papier A4
Onderzoeksopzet
Werk in een tweetal.
1. Zet op papier een stip en een kruis. De afstand tussen die twee moet ongeveer
7 cm zijn.
2. Ga met je rechteroog recht voor de stip zitten. Sluit je linker oog.
3. Beweeg je hoofd langzaam naar het papier toe. Beweeg je oog niet. Blijf strak
naar de stip kijken.
4. Op een bepaalde afstand zie je ineens het kruis niet meer.
5. Beweeg nog dichterbij. Komt het kruis weer te voorschijn?
Let op: zodra je met je oog beweegt, wordt het kruisje direct weer zichtbaar.
Meetwaarden/
Resultaten
Conclusie
Bewijsvoering/
discussie
Schrijf je waarneming op wat er met het kruisje gebeurt als je je hoofd beweegt.
Kijk naar de onderzoeksvraag, de hypothese en de resultaten van je onderzoek.
Leg nu uit aan de hand van je resultaten wat het antwoord is op je
onderzoeksvraag. Vermeld vervolgens of je hypothese klopt of niet.
Verklaar aan de hand van de theorie je conclusie.
7
gemaakt door AB, 05-07-2014
Practicum 5.
Hoe goed kun jij horen?
Leerdoel(en):
-
Kennis van de bouw van het oor.
Waar en wanneer ontstaat schade aan het oor.
Theoretisch kader
Onderzoeksvraag
Hypothese
Een onzichtbaar signaal bereikt je oor en ij hoort het als geluid. Niet in je oor, maar
op de plek waar het vandaan kwam. Wonderlijk! Hoe werkt dat toch? En wanneer
loop je schade op?
Zoek informatie op over de bouw van het oor. Zoek vervolgens op tussen welke
toonhoogtes de mens kan horen en als je een bepaalde toonhoogte niet meer kunt
horen wat is er dan in het oor beschadigd.
Tussen welke frequenties hoor ik en heb ik een gehoorbeschadiging?
Ik verwacht dat de mens toonhoogtes kan horen tussen de 20 en de 20.000 Hertz.
Als je gehoorbeschadiging hebt waardoor je de toonhoogtes niet meer kunt horen,
dan is je trommelvlies beschadigt.
Omdat ik nog jong ben en nog niet bij erg harde concerten ben geweest , verwacht
ik dat ik nog kan horen tussen de 20 en de 20.000 Hertz.
Materiaal:
- Computer met internet.
- Koptelefoon.
Onderzoeksopzet
1. Ga naar de site “oorcheck”
2. Lees de verschillende onderdelen door.
3. Doe de oorcheck!
Meetwaarden/
Resultaten
Zoek informatie over de bouw van het oor en wat er beschadigt is als je
gehoorbeschadiging hebt opgelopen. Doe de gehoortest en noteer je resultaten.
Conclusie
Kijk naar de onderzoeksvragen, de hypothese en de resultaten van je onderzoek.
Leg nu uit aan de hand van je resultaten wat het antwoord is op je
onderzoeksvragen. Vermeld vervolgens of je hypothese klopt of niet.
Bewijsvoering/
discussie
Verklaar aan de hand van de theorie je conclusie.
8
gemaakt door AB, 05-07-2014
Practicum 6.
Waar komt het geluid vandaan?
Leerdoel(en):
-
Kennis van de bouw van het oor.
Hoe werken hersenen en oren samen. Kunnen uitleggen waarom dat van belang is.
Theoretisch kader
Onderzoeksvraag
Hypothese
Je hebt je oren om mee te horen. Maar naast alleen geluid herkennen, kunnen we
ook horen waar het geluid vandaan komt. Hiervoor heb je wel je beide oren nodig.
Als geluid van rechts komt, is het geluid sneller bij je rechter oor dan bij je linker
oor. Door dit minieme verschil, berekenen je hersenen dat het geluid van rechts
kwam.
Kan iemand zonder fouten te maken aangeven van welke kant geluid komt?
Ik verwacht dat ............................., omdat ............................................
Materiaal:
- Plastic tuinslang
- 2x plastic trechter
- pen of spatel
Onderzoeksopzet
Meetwaarden/
Resultaten
Conclusie
Bewijsvoering/
discussie
1. Neem de slang met de twee trechter en zoek het streepje op dat precies in het
midden op de slang is getekend.
2. De proefpersoon houd beide trechters tegen zijn oren aangedrukt waarbij de
slang achter zijn rug langs gaat.
3. Tik nu met een spateltje rechts, links of op het midden van de slang bij het
streepje. De proef persoon moet aangeven waar het geluid vandaan komt,
links rechts of vanuit het midden. Dit moet al lukken bij 1 á 2 cm vanaf het
midden.
4. Test de proefpersoon 10 X en noteer waar jij getikt hebt en wat de
proefpersoon aangeeft waar het geluid vandaan komt.
Noteer de resultaten in een tabel en in een grafiek.
Kijk naar de onderzoeksvragen, de hypothese en de resultaten van je onderzoek.
Leg nu uit aan de hand van je resultaten wat het antwoord is op je
onderzoeksvragen. Vermeld vervolgens of je hypothese klopt of niet.
Verklaar aan de hand van de theorie je conclusie.
9
gemaakt door AB, 05-07-2014
Practicum 7.
Smaak?
Leerdoel(en):
-
Kennis van de bouw van de tong
Weten waar de verschillende smaakgebieden van de tong zitten.
Theoretisch kader
Onderzoeksvraag
Hypothese
Onderzoeksopzet
Proeven doe je met je tong. In de tong zitten smaakknopjes. Die bevatten
zintuigcellen doe gevoelig zijn voor bepaalde smaken. Met je tong kun je alleen
waarnemen of iets zoet, zout, zuur of bitter is. Andere "smaken" neem je waar met
de neus.
Met welke delen van de tong kun je zuur, zoet, zout en bitter proeven?
Ik verwacht dat ............................., omdat ............................................
Materiaal:
- Blinddoek
- Wattenstaafjes
- 4 verschillende oplossingen
zoet - water waarin suiker opgelost is
zout - water waarin zout opgelost is
zuur - het sap van een uitgeperste citroen of met water verdunde azijn
bitter – sap met grapefruit erin
1. Blinddoek de proefpersoon.
2. Doop een wattenstaafje in de vloeistof. Gebruik voor iedere vloeistof een
ander wattenstaafje.
3. Raak met het wattenstaafje een bepaalde plaats aan op de tong van de
proefpersoon. Het is belangrijk dat de proefpersoon de tong
"buitenboord" houdt, anders verspreidt de vloeistof zich over de hele tong.
4. Doe dit voor de 4 verschillende oplossingen.
Meetwaarden/
Resultaten
Conclusie
Bewijsvoering/
discussie
Noteer de resultaten in een tabel.
Kijk naar de onderzoeksvragen, de hypothese en de resultaten van je onderzoek.
Leg nu uit aan de hand van je resultaten wat het antwoord is op je
onderzoeksvragen. Vermeld vervolgens of je hypothese klopt of niet.
Verklaar aan de hand van de theorie je conclusie.
10
gemaakt door AB, 05-07-2014
Practicum 8.
Proeven met je neus?
Leerdoel(en):
-
Kennis van de bouw van de tong
Kunnen uitleggen waarom de tong en de neus samen zorgen dat je beter kunt proeven.
Theoretisch
kader
Onderzoeksvraag
Hypothese
Smaak en reuk hebben van alles met elkaar te maken. Je kunt bepaalde stoffen
beter proeven als je ze ook kunt ruiken. Sommige stoffen kun je niet met je tong
proeven, je "proeft" ze alleen als je ze ruikt. Als je zo'n stof op je tong doet terwijl
je de neus dichtknijpt, proef je niets.
Ruiken doe je met het neusslijmvlies in je neus. Daar zitten zintuigcellen die op
verschillende geuren reageren. Proeven doe je met je tong. In de tong zitten
smaakknopjes. Die bevatten zintuigcellen doe gevoelig zijn voor bepaalde smaken.
Met je tong kun je alleen waarnemen of iets zoet, zout, zuur of bitter is. Andere
"smaken" neem je waar met de neus.
Kun je de smaken vanille, amandel en pepermunt proeven met je neus dicht?
Schrijf een hypothese. Gebruik de informatie uit je boek en uit het theoretisch
kader. “Ik verwacht ................. , omdat ....................”
Materiaal:
- reageerbuisjes met de smaakstoffen vanille, amandel en pepermunt
- blinddoek
- wattenstaafjes
- stopwatch
Onderzoeksopzet
1. Blinddoek de proefpersoon en laat hem/haar zijn neus dicht knijpen.
2. Eerst doe je de test met de verschillende smaakstoffen, zonder dat de
proefpersoon de neus mag gebruiken. Proefpersoon knijpt zijn neus dicht en
steekt de tong uit.
3. Doe met behulp van een wattenstaafje een klein beetje van het testmateriaal
op de voorkant van de tong. Druk de stopwatch in.
4. Laat de proefpersoon zeggen wat hij of zij proeft. Als de persoon het goede
antwoord geeft dan stop je de tijd. Als de proefpersoon het verkeerde
antwoord geeft, vertel je hem/haar dat en laat je de stopwatch doorlopen.
Maximaal 1 minuut raden. Herhaal dit proces voor alle smaken.
- Laat de proefpersoon de test opnieuw doen, maar nu met de neus open.
- Zet de gegevens in een tabel.
11
gemaakt door AB, 05-07-2014
Noteer de resultaten in een tabel.
aantal seconden met aantal seconden met
de neus dicht
de neus open
wat is getest
Meetwaarden/
Resultaten
vanille
amandel
pepermunt
Conclusie
Bewijsvoering/
discussie
Kijk naar de onderzoeksvragen, de hypothese en de resultaten van je onderzoek.
Leg nu uit aan de hand van je resultaten wat het antwoord is op je
onderzoeksvragen. Vermeld vervolgens of je hypothese klopt of niet.
Verklaar aan de hand van de theorie je conclusie.
12
gemaakt door AB, 05-07-2014
Practicum 9.
Hoe werkt je geheugen?
Leerdoel(en):
-
Kennis van de hersenen.
Kunnen uitleggen waar het geheugencentrum zit in de hersenen.
Theoretisch
kader
Lees 3.5 uit je boek en leg uit hoe de hersenen werken. Doe dit aan de hand van
het voorbeeld “je voelt dat het kouder wordt en je trekt een trui aan”.
Zoek uit wat het verschil is tussen het kortetermijngeheugen en het
langetermijngeheugen. Schrijf dat op.
Voor een proefwerk moet je er voor zorgen dat de informatie in je
langetermijngeheugen komt. Er zijn verschillende manieren om woordjes voor een
taal te leren. Door gebruik te maken van plaatjes? Alleen lezen of ook opschrijven?
Onderzoeksvraag
Op welke manier kan ik het beste woordjes leren.
Werkt het gebruik van ezelsbruggetjes bij het leren van Franse woordjes?
Hypothese
Schrijf een hypothese. Gebruik de informatie uit je boek en uit het theoretisch
kader. “Ik verwacht ................. , omdat ....................”
Onderzoeksopzet
Meetwaarden/
Resultaten
Conclusie
Bewijsvoering/
discussie
Bedenk zelf een aantal testjes om er achter te komen hoe je het beste kunt leren.
Maak een aantal testen en probeer het uit bij elkaar. Kijk hoeveel je 10 minuten na
het leren nog weet en hoeveel de volgende les.
Noteer de resultaten in een tabel.
Kijk naar de onderzoeksvragen, de hypothese en de resultaten van je onderzoek.
Leg nu uit aan de hand van je resultaten wat het antwoord is op je
onderzoeksvragen. Vermeld vervolgens of je hypothese klopt of niet.
Verklaar aan de hand van de theorie je conclusie.
13
gemaakt door AB, 05-07-2014
14
gemaakt door AB, 05-07-2014
Download