gxdownloads-boe002626d01

advertisement
Directoraat-Generaal Milieubeheer
Directie Klimaatverandering en Industrie
Programma Nationaal Klimaatbeleid
Rijnstraat 8
Postbus 20951
2500 EZ Den Haag
Aan de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Interne postcode 650
www.vrom.nl
Vragen van het lid Thieme (PvdD) over een accijnsheffing op vlees
Datum
Kenmerk
KvI2007087934
Uw brief
Uw kenmerk
23 augustus 2007
2060723610
Geachte Voorzitter,
Hierbij zend ik u mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Financiën de antwoorden op de vragen van
het lid Thieme (PvdD) over een accijnsheffing op vlees (ingezonden 23 augustus 2007).
Vraag 1
Kent u het bericht «Niet alleen accijns op olie en tabak, maar ook op vlees»? 1
Antwoord
Ja
Vraag 2
Deelt u de mening van de onderzoekers van het CE dat de vleesconsumptie in de beleidsplannen van het
kabinet bij het hanteren van het «de vervuiler betaalt principe» stelselmatig buiten schot blijft? Zo ja, op
welke wijze wilt u alsnog vleesconsumptie meenemen in uw klimaat- en milieubeleid? Zo neen, waarom
niet? Waar blijkt uit dat u wel degelijk de negatieve aspecten van vleesconsumptie op het milieu en klimaat
meeneemt in uw beleidsplannen?
Vraag 3
Deelt u de mening van de onderzoekers van het CE dat de bijdrage van vleesconsumptie aan de
klimaatverandering en de afnemende biodiversiteit zeer fors is? Zo ja, op welke wijze wilt u deze bijdrage
verminderen en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet?
Vraag 4
Erkent u de resultaten in het rapport van het Milieu en Natuur Planbureau (MNP)2 dat stelt dat het
beperken van de vleesconsumptie een van de weinige maatregelen is om op korte termijn direct effect te
hebben en de achteruitgang van biodiversiteit in de wereld te remmen? Zo ja, op welke wijze gaat u deze
bevindingen meenemen in uw beleid voor de komende vier jaar en binnen welke termijn? Zo neen,
waarom niet en op basis waarvan wilt u de resultaten van het MNP weerspreken of naast u neerleggen?
Antwoord op vragen 2, 3 en 4
Er is nog sprake van kennishiaten waardoor het onzeker is of en hoe het vervuiler betaalt principe
succesvol kan worden toegepast op vleesconsumptie c.q. de vleesketen.
Met de onderzoekers van het CE en het MNP ben ik van mening dat vleesconsumptie een aanmerkelijke
bijdrage levert aan de uitstoot van broeikasgasemissies en het afnemen van biodiversiteit.
Eén van de grootste drukfactoren voor het verlies van biodiversiteit is veranderd landgebruik, zoals
omzetting van natuur- in landbouwgebieden. Voor de productie van vlees is landbouwareaal voor veevoer
benodigd en dit areaal neemt bijvoorbeeld in Zuid-Amerika steeds meer toe. Over de
duurzaamheidsaspecten van de productie van soja voor toepassingen in diervoerders, biobrandstoffen en
humane voedingsmiddelen is reeds eerder middels een brief met de Tweede Kamer gecommuniceerd
(Tweede Kamer, 2006–2007, 30 800 XIV, nr. 106). Hierin is o.a. de inzet van het Rijk en het Nederlandse
bedrijfsleven voor de verduurzaming van de sojaproductie uiteengezet. Het Rijk zet onder meer in op:
 continuering van de dialoog van de Nederlandse regering met relevante stakeholders, zoals met
overheden in de teeltgebieden, NGO’s, het bedrijfsleven;
 ondersteuning aan de Round Table on Responsible Soy (RTRS);
 ondersteuning van onderzoek;
 opbouw van expertise van de sojateelt in Argentinië en ondersteuning aan het Argentijnse
landbouwministerie;
 inbreng in internationale fora.
1
2
De Volkskrant, 21 augustus 2007
MNP-rapport "Cross-Roads of Life on Earth: Exploring means to meet the 2010 Biodiversity Target
Ministerie van VROM KvI2007087934
Pagina 2/5
Concrete stappen tot het beperken van de vleesconsumptie vergen vooraleerst een goed inzicht in de
handelingsperspectieven, milieu- en andere maatschappelijke effecten van vervangingsstrategieën en de
voor realisatie benodigde beleidsinstrumenten. In dit verband verwijs ik naar mijn antwoord op vragen van
het lid Thieme van uw Kamer over het uitgeven van extra dierrechten (TK 2006-2007, 2060721350) waarin
ik aangeef een onderzoek te starten naar de milieueffecten van vervangingsstrategieën voor vlees en de
mogelijkheden tot implementatie van deze vervangingsstrategieën. Naar verwachting zullen
vervangingsstrategieën onderling verschillen wat betreft de milieu- en andere maatschappelijke effecten.
Het kan resulteren in kleinere porties, overgang naar zuivel of plantaardige eiwitbronnen, overstappen op
goedkoper vlees en nog veel andere varianten. Als uit de resultaten blijkt dat deze strategieën bijdragen tot
een transitie naar de consumptie van plantaardige eiwitten met aanmerkelijke positieve maatschappelijke
effecten en instrumenteerbaar zijn, zal het kabinet overwegen of en zo ja hoe het zo'n verandering wil
stimuleren.
Vraag 5
Deelt u de mening van de onderzoekers van het CE dat een consumentenheffing op vlees recht doet aan
het «de vervuiler betaalt principe» dat door deze regering in het beleidsplan is opgenomen? Zo ja, op
welke wijze wilt u deze heffing invoeren en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet? Hoe kunt u
verantwoorden dat op andere terreinen wel heffingen worden gepland (zoals bijvoorbeeld de
kilometerheffing), terwijl een heffing op vlees minstens zo effectief is?
Vraag 7
Is het waar dat elk Europees land accijns kan inzetten om het gebruik van bepaalde consumptiegoederen
af te remmen? Zo ja, bent u voornemens een accijnsheffing op vlees in te voeren? Zo neen, bent u
voornemens de mogelijkheden voor het heffen van accijns op vlees te onderzoeken en deze resultaten te
gebruiken voor toekomstig beleid?
Vraag 8
Kunt u aangeven of u een verhoging van de heffing op vlees naar het 19% BTW tarief of een vergelijkbare
accijns een effectieve methode vindt om de vleesconsumptie af te remmen? Zo ja, op welke wijze wilt u
deze heffing invoeren en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet? Wat is wel een goede methode om
de vleesconsumptie te verminderen?
Antwoord op vragen 5, 7 en 8
In het antwoord op vraag 2 heb ik aangegeven dat er nog kennishiaten zijn voor de beantwoording van de
vraag of het ”de vervuiler betaalt principe” succesvol kan worden toegepast op de vleesconsumptie. Hierbij
wijs ik erop dat bij uw Kamer in behandeling is het burgerinitiatief van Milieudefensie “Stop fout vlees”.
Zoals u bekend is, heeft de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan het Centraal
Planbureau en aan het Milieu- en Natuurplanbureau gevraagd een doorrekening te maken van het voorstel
van Milieudefensie. De resultaten van die onderzoeken worden eind september 2007 verwacht.
Afrondende besluitvorming door de Tweede Kamer over het burgerinitiatief is voorzien in de loop van
oktober 2007. Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, vergen concrete stappen tot het beperken
van de vleesconsumptie goed inzicht in de keuzemogelijkheden en effecten van vervangingsstrategieën en
beleidsinstrumenten, waaronder ook een heffing op vlees. Daarbij heb ik aangegeven dat, indien de
resultaten van het op te starten onderzoek daar aanleiding toe geven, het kabinet zal overwegen of en zo
ja hoe het een transitie naar de consumptie van plantaardige eiwitten wil stimuleren.
Voor het antwoord op de vraag of een lidstaat van de Europese Unie een accijns op bepaalde consumptiegoederen kan inzetten, verwijs ik kortheidshalve naar brieven van de toenmalige minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan de Tweede Kamer: “Consumentenheffing ter financiering van
Ministerie van VROM KvI2007087934
Pagina 3/5
destructiekosten” (TK 2003-2004, 29200 XIV, nr. 8) en “Toekomst van de intensieve veehouderij in
Nederland”, (TK 2003-2004, 28973,.nr. 2). Daarin is geconcludeerd dat invoering van een heffing op vlees
stuit op handelspolitieke, fiscaal-juridische en administratieve bezwaren. Deze bezwaren gelden nog
steeds. Voor wat betreft de vraag naar een mogelijke BTW-differentiatie verwijs ik kortheidshalve naar de
brief over “BTW-tariefdifferentiatie” (Financiën, 0200109, niet-dossierstuk 2001-2002, van 12 maart 2002)
van de toenmalige Staatssecretaris van Financiën. Het kabinet heeft thans dan ook geen voornemens tot
invoering van een heffing op vlees; het wacht de uitkomsten van de hiervoor bedoelde onderzoeken en de
behandeling van het burgerinitiatief in de Tweede Kamer af.
Dat op andere terreinen wel heffingen worden gepland heeft vooral te maken met de inpasbaarheid van
heffingen in het fiscale stelsel en de fraudegevoeligheid, de houdbaarheid bij toetsing ervan aan het
Europese staatssteunkader en de ermee gepaard gaande administratieve lasten, zomede met het
maatschappelijk draagvlak voor een heffing.
Op de vraag wat een goede methode is om tot vermindering van de vleesconsumptie te komen, zal ik
ingaan zodra de resultaten van het onderzoek naar de milieueffecten van vervangingsstrategieën voor
vlees bekend zijn.
Vraag 6
Deelt u de mening van de onderzoekers van het CE dat een afname van de consumptie van vlees met 9%
een reductie van CO2 oplevert welke gelijk is aan de verwachte reductie na de invoering van de
kilometerheffing? Zo ja, bent u voornemens in te zetten op een reductie van de vleesconsumptie in
Nederland van minstens 9%? Zo neen, waarom niet? Hoe verhoudt zich dit tot de ambitieuze en
noodzakelijke klimaatdoelen die het kabinet zich heeft gesteld?
Antwoord
De onzekerheden bij het maken van dergelijke berekeningen zijn groot en verschillende ervaren
onderzoekers kunnen in zo'n situatie tot uiteenlopende berekeningen komen, die door voortschrijdend
inzicht steeds meer op een lijn komen. In voorlopige berekeningen van het MNP heeft 9% minder
vleesconsumptie ruim 30% minder invloed op de daling van de uitstoot van broeikasgassen dan de
onderzoekers van het CE aangeven. Dit neemt niet weg dat de geraamde omvang van de uitstoot relevant
is. Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen 2 t/m 4.
Vraag 9
Kunt u aangeven of u de mening deelt van de onderzoekers van het CE dat een reductie van de
vleesconsumptie een bijdrage kan leveren aan een gezondere samenleving? Zo ja, op welke wijze wilt u
zich hiervoor inzetten? Zo neen, waarom niet? Kunt u aangeven waarom u de mening van de
onderzoekers in twijfel trekt als zij stellen dat de dierlijke eiwit-consumptie hoger is dan strikt genomen
gezond?
Antwoord
Ik deel de mening van de onderzoekers niet zonder meer. Het beleid met betrekking tot gezonde voeding
is gebaseerd op de Richtlijnen Goede Voeding van de Gezondheidsraad. Hierin wordt benadrukt dat de
totale voeding centraal moet staan en niet afzonderlijke producten. Wat betreft gezondheid wordt geen
onderscheid gemaakt tussen dierlijk en plantaardig eiwit. Als eiwitbron kan vlees worden gegeten maar
ook vis of bijvoorbeeld een vleesvervanger. Vlees past, mits met mate gegeten, in een gezond
voedingspatroon.
Ministerie van VROM KvI2007087934
Pagina 4/5
In antwoord op de kamervragen van het lid Thieme (PvdD) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (nr. 2078, ingezonden 1 juni 2007) is reeds
gedetailleerd ingegaan op de inzet van deze departementen m.b.t. een gezonde samenstelling van
producten. Stimulering van innovaties op dit gebied kan niet los worden gezien van een ontwikkeling
richting duurzaam geproduceerde eiwitten, plantaardig dan wel dierlijk. Hierbij verwijs ik dan ook naar deze
antwoorden.
Hoogachtend,
de Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
dr. Jacqueline Cramer
Ministerie van VROM KvI2007087934
Pagina 5/5
Download