THEORIE IN EEN NOTENDOP AMV voor volwassenen Academie voor muziek & woord Wilrijk AMV Theorie voor volwassenen 2 1.1. BEGRIPPEN Ritme: de steeds wisselende opeenvolging van kortere en langere tonen. Metrum of maat: verdeling van de tijd in gelijke eenheden (tellen), op basis van het accent. Tel: de eenheid van het metrum. Tempo: de snelheid waarmee de tellen elkaar opvolgen. Noot: een geschreven symbool dat de uitvoerder vertelt hoe lang een bepaalde toonhoogte moet worden aangehouden. 1.2. NOTENWAARDEN AMV Theorie voor volwassenen Er zijn verschillende notenwaarden. Vergelijk bijvoorbeeld de hele noot met een taart. Om kwartnoten te krijgen, snijd je de taart in vier gelijke stukken. Voor achtste noten snijd je ze in achten, enzovoort. 3 Noten kunnen bestaan uit drie onderdelen: een kop, een stok en een vlagje. De achtste noot heeft alle drie deze onderdelen. Het stokje kan omhoog (aan de rechterkant van de noot) of omlaag (aan de linkerkant van de noot) wijzen, afhankelijk van de plaats op de notenbalk (het maakt dus niets uit voor de waarde van de noot). onder de noot si steeltjes omhoog vanaf de noot si steeltjes omlaag In plaats van vlagjes kunnen achtste noten en kleinere notenwaarden verbonden worden door een streep. Dit gebeurt om het geheel overzichtelijker te maken. 1.3. RUSTEN AMV Theorie voor volwassenen Als je een rust ziet in een muziekstuk, hoef je niets te doen, behalve te blijven tellen. Dat laatste is heel belangrijk, want anders geraak je uit de maat. 4 1.4. PUNT en KOPPELTEKEN Soms wil je de duur van een noot verlengen. Er zijn twee manieren om een noot langer te maken: een koppelteken gebruiken of punteren. - Een koppelteken verbindt opeenvolgende noten met dezelfde toonhoogte tot één noot, in plaats van twee aparte. De waarde van die noot is dus de optelsom van die twee noten. Als er achter een noot een punt staat, dan geeft dat punt aan dat de waarde van de noot wordt vermeerderd met de helft ervan. AMV Theorie voor volwassenen - 5 1.5. OVERZICHT AMV Theorie voor volwassenen Hieronder vind je een overzicht van de meest gebruikte ritmische figuren in onze AMVcursus. 6 7 AMV Theorie voor volwassenen 8 AMV Theorie voor volwassenen 2.1. MATEN en MAATSTREPEN Een maat is een gedeelte dat tussen twee maatstrepen staat. Maatstrepen zijn verticale strepen die lopen van de bovenste tot de onderste lijn van de notenbalk. Maten volgen elkaar op, het hele muziekstuk lang, en iedere maat bevat zoveel tellen als aangegeven door het bovenste getal van het maatcijfer. maat maatstreep dubbele maatstreep 2.2. CADANS en MAATCIJFER Om muziek te laten klinken heb je tijd nodig. Zonder tijd geen muziek. Zoals je een uur kunt verdelen in minuten, zo kun je muziek verdelen in maten. Dat doe je met behulp van het accent. De eerste tel van een maat heeft altijd het accent. Zo kun je horen wanneer een nieuwe maat begint. Een maat ontstaat doordat de ene tel wel accent heeft en de volgende tel of tellen niet. Een maat bevat dus altijd tenminste twee tellen. Bij meer dan 3 tellen is er vaak nog een nevenaccent halverwege. We spreken van zware ( v ) en lichte ( ı ) tellen – bij meer dan 3 tellen zijn er ook halfzware (υ) tellen. VB: 2/4 v EEN ı twee 3/4 v EEN ı twee ı drie 4/4 v EEN ı twee ı (υ) v EEN ı twee 6/8 DRIE ı vier AMV Theorie voor volwassenen In het begin van een muziekstuk staan, vlak na de sleutel, twee getallen boven elkaar. Die twee getallen geven de maatsoort aan. Dit is het maatcijfer. 9 Het maatcijfer geeft twee dingen aan: - het bovenste getal = het aantal tellen per maat het onderste getal = de waarde van één tel (4 = 4de noot, 8 = 8 ste noot, enz.) 2.3. TYPES MAATSOORTEN 1. Enkelvoudige maatsoorten (A-figuren) Deze maatsoorten moeten voldoen aan deze criteria: - Elke tel wordt in twee gelijke delen verdeeld. - De noot die één tel duurt is een ongepunteerde noot. - Het bovenste getal in het maatcijfer is niet deelbaar door 3, tenzij het 3 is. 2. Samengestelde maatsoorten (B-figuren) Deze maatsoorten moeten voldoen aan deze criteria: - Elke tel wordt in 3 gelijke delen verdeeld. - De noot die één tel duurt is een gepunteerde noot. - Het bovenste getal in het maatcijfer is deelbaar door 3, maar niet gelijk aan 3. 3. Onregelmatig samengestelde maatsoorten OVERZICHT Enkelvoudig Samengesteld Onregelmatig samengesteld 2/8 2/4 2/2 C 6/16 6/8 6/4 5/16 5/8 5/4 3/8 3/4 3/2 9/16 9/8 9/4 7/16 7/8 7/4 4/8 4/4 4/2 12/16 12/8 12/4 C AMV Theorie voor volwassenen Deze maatsoorten worden ook wel asymmetrische maatsoorten genoemd. Ze bevatten meestal vijf of zeven tellen. Als een muziekstuk in een asymmetrische maatsoort staat, voelen de accenten behoorlijk anders aan dan bij muziek met een enkelvoudige of een regelmatig samengestelde maatsoort. 1 0 3.1. SYNCOPE 1. Wat is een syncope? Accenten in een melodie klinken normaal gesproken op dezelfde plek als de bijbehorende maataccenten. In de vierkwartsmaat is dat de 1ste (en de 3de) tel. Een accent in de melodie kan echter ook op een heel andere plaats terecht komen. Als een accent in een melodie op een andere plaats klinkt dan zou moeten, dan spreek je van “syncope”. Een syncope wordt vaak veroorzaakt door een verschuiving van de eigenlijke accenten naar een vroeger tijdstip. Zo kan een toon ruim vóór de tel beginnen en krijgt daardoor extra nadruk, valt op. Bijvoorbeeld: een toon die eigenlijk op de 1e tel hoort te beginnen, klinkt al op de 4e tel, dat is dus een hele tel eerder. Dit soort syncopes zijn in notenschrift makkelijk te noteren. 2. Notatie Hieronder staan in het eerste ritme geen syncopes, in het tweede wel. De tonen ervaar je in het onderste voorbeeld als syncopes, omdat accenten een halve tel eerder klinken dan volgens het maatschema zou moeten. AMV Theorie voor volwassenen Hieronder zie je twee ritmes. In het eerste ritme staan geen syncopes, in het tweede ritme wel. Deze tonen ervaar je daar als syncopes, omdat accenten een hele tel eerder klinken dan volgens het maatschema zou moeten. In het tweede voorbeeld vind je de 1ste syncope in de 1e maat op de 4e tel; de 2e syncope in de 2e maat op de 2e tel. 1 1 3.2. OPMAAT Een OPMAAT is een onvolledige maat bij het begin van een muziekstuk. De opmaat vormt samen met de laatste maat van het muziekstuk een volledige maat. OPMAAT + LAATSTE MAAT = 1 VOLLEDIGE MAAT VB: Normaal gezien zitten er in een vierkwartsmaat 4 tellen in elke maat. Maar een opmaat breekt met die regel. De eerste maat in het voorbeeld heeft maar één tel, waar het er vier zouden moeten zijn. Alle volgende maten hebben netjes vier tellen per maat, zoals je in de vierkwartsmaat mag verwachten, tot we aan het einde komen, waar je plots weer een maat ziet verschijnen die niet volledig is. De laatste maat is het complement van de opmaat: de laatste drie tellen zijn te beschouwen als de restant van die eerste maat. De laatste maat repareert wat er mis leek te zijn in de eerste maat, waardoor de regel van vier tellen blijft gehandhaafd. 3.3. ANTIMETRISCHE FIGUREN Een andere antimetrische figuur is de duool. Een duool wordt gebruikt als de componist twee noten wil plaatsen waar er normaal drie horen. In een samengestelde maatsoort kan je een gepunteerde kwartnoot in twee gelijke delen verdelen met een duool, dus twee achtste noten in plaats van drie. AMV Theorie voor volwassenen Een triool is een set van drie noten die samen even lang duren als normaal gezien twee van die noten. Dus om een kwartnoot in drie gelijke delen te verdelen, schrijf je een triool van achtste noten. 1 2 Tempo en dynamiek zijn als muzikale leestekens: ze geven aan of je je bij het spelen van een muzikale zin boos of blij of droevig zou moeten voelen. Ze helpen je als uitvoerder om het verhaal van de componist aan het publiek over te brengen. 4.1. TEMPO Tempo betekent letterlijk ‘tijd’. Als er over het tempo van een muziekstuk gesproken wordt, gaat het over de snelheid waarmee het stuk gespeeld wordt. Oefenen met een metronoom is de beste manier om een strak metrum te leren vasthouden tijdens het spelen van een stuk. Een componist kan met behulp van een metronoomaanduiding precies aangeven hoe snel een stuk gespeeld moet worden. Bijvoorbeeld: ♩= 96, betekent dat er 96 kwartnoten per minuut moeten worden gespeeld. Naast een exact metronoomcijfer, zijn er Italiaanse woorden die gebruikt worden om een minder precieze tempoaanduiding te formuleren. Deze staan meestal bij het begin van een muziekstuk (zie Italiaanse woordenlijst). VB: moderato – allegro – largo 4.2. DYNAMIEK Dynamische aanduidingen hebben betrekking op de geluidssterkte van een stuk. Net als tempoaanduidingen worden dynamische aanduidingen door componisten gebruikt om aan te geven hoe ze willen dat hun muziek aanvoelt: rustig of luid, vrolijk of droevig … (zie Italiaanse woordenlijst). AMV Theorie voor volwassenen VB: dolce – agitato – giocoso 1 3 5.1. NOTENBALK Noten en rusten worden geschreven op een notenbalk. De notenbalk bestaat uit vijf lijnen, met vier tussenruimten. Noten en rusten worden geschreven op en tussen de lijnen. Welke toonhoogten precies worden bedoeld met iedere lijn en tussenruimte, hangt af van de sleutel die aan het begin van elke notenbalk staat. 5.2. SLEUTELS In het begin van de notenbalk staat telkens een sleutel. Iedere sleutel is verbonden met een bereik van toonhoogten die met noten op en tussen de lijnen van de notenbalk worden aangeduid. In principe is de vioolsleutel voor de hogere tonen en de bassleutel voor de lagere tonen bedoeld. Voor sommige instrumenten met een groot bereik, zoals een piano, worden beide notenbalken op elkaar gestapeld, de vioolsleutel boven en de bassleutel onder (de twee notenbalken worden verbonden met een accolade). Het resultaat wordt dan ook wel de elflijnige notenbalk genoemd. VB: AMV Theorie voor volwassenen VB: 1 4 De centrale do van de piano bevindt zich precies tussen viool- en bassleutel in, niet op één van de notenbalken, wel op een hulplijn. Hulplijnen zijn lijntjes die boven of onder een notenbalk worden getekend om noten buiten het directe bereik van de notenbalk te kunnen schrijven. Voor sommige instrumenten is het noodzakelijk dat je nog andere sleutels ontcijferd krijgt, bv. de utsleutel of dosleutel. Deze sleutel is verplaatsbaar en kan op iedere lijn van de notenbalk geschreven worden. De centrale do bevindt zich bij deze sleutel op de lijn die midden door de sleutel loopt. Afhankelijk van de plaats van de utsleutel wordt deze sleutel bv. altsleutel of tenorsleutel genoemd. AMV Theorie voor volwassenen VB: 1 5 6.1. STAMTONEN De noten do, re, mi, fa, sol, la en si zijn de stamtonen. Dit zijn de tonen die corresponderen met de witte toetsen van de piano. Oorspronkelijk waren dit de enige tonen waarmee muziek werd gemaakt. De tonen die bij de zwarte toetsen horen, werden pas later ‘ontdekt’. De witte toetsen van het toetsenbord kregen de namen van de stamtonen, en dit zijn precies de noten van de toonladder van do groot, die begint op do. Veel later werd ontdekt dat met vijf extra tonen het octaaf in twaalf gelijke delen kon verdeeld worden, volgens de theorieën van Pythagoras. Deze 5 tonen komen overeen met de zwarte toetsen. Bij moderne pianoklavieren is het verschil in toonhoogte tussen twee naast elkaar liggende toetsen, zwart of wit, overal gelijk, namelijk een halve toon. Ook bij een gitaar zitten de fretten (dwarsstaafjes) op de hals op zodanige afstand van elkaar dat het verschil in toonhoogte tussen twee fretten overal een halve toon is. In de westerse muziek is de halve toon het kleinste verschil tussen twee toonhoogten, tenminste wat de notatie betreft (de toonhoogte wordt immers bepaald door de frequentie van de trilling en kan continu variëren, daarom zijn er binnen de halve toon nog vele microtonale stappen mogelijk). Bv. de witte do-toets en de ernaast gelegen zwarte do #-toets de witte si-toets en de ernaast gelegen witte do-toets De westerse muzieknotatie kent alleen een verdeling van het octaaf in twaalf gelijke stappen. In oosterse muziek daarentegen worden ook kwarttonen gebruikt. AMV Theorie voor volwassenen 6.2. HELE en HALVE TONEN 1 6 Een hele toon is logischerwijs het toonhoogteverschil tussen twee toetsen die van elkaar worden gescheiden door één tussenliggende toets, of op gitaar twee fretten met één fret ertussen. Bv. de witte do-toets en de witte re-toets de zwarte si b-toets en de witte do-toets Hele en halve tonen zijn de bouwstenen van de intervallen of toonafstanden. Het is heel belangrijk om het verschil tussen hele en halve tonen te kennen om goed met toonladders en akkoorden overweg te kunnen. 6.3. WIJZIGINGSTEKENS Om de tonen aan te duiden die bij de zwarte toetsen horen, de afgeleide tonen, worden wijzigingstekens gebruikt. Wijzigingstekens verhogen of verlagen een stamtoon met een halve toon. Ze worden vóór de noot geplaatst, op dezelfde hoogte als de noot. Er zijn drie soorten: - kruis mol herstellingsteken # b VB: Een kruis verhoogt de noot met een halve toon, een mol verlaagt de noot met een halve toon. VB: AMV Theorie voor volwassenen Af en toe kom je een dubbelkruis (X) of een dubbelmol (bb) tegen. Een dubbelkruis verhoogt een stamtoon met 2x een halve toon, een dubbelmol verlaagt een stamtoon met 2x een halve toon. 1 7 Toepassingsregels : 1. Het wijzigingsteken staat vlak voor de noot : het geldt voor die toonhoogte voor heel de maat. 2. Het wijzigingsteken staat achter de sleutel : het geldt voor die toonhoogte voor heel de notenbalk. 3. Het herstellingsteken kan zowel verhogen als verlagen. 6.4. ENHARMONIE Elke zwarte toets op de piano heeft twee namen. Je kunt hem benoemen als de verhoogde versie van zijn linker buurman, of als de verlaagde versie van zijn rechter buurman. Mi b en re # zijn in feite dezelfde toon. do re fa#/sol b mi fa sol fa b mi # la si do Ook witte toetsen krijgen soms een andere naam. De fa-toets wordt soms aangeduid als een mi # en omgekeerd wordt de mi-toets wel eens aangeduid als een fa b. Al deze verschijnselen worden enharmonie genoemd. 6.5. LETTERBENAMINGEN De letterbenaming van de klanken is afkomstig van de Grieken. Ze is de oudst gekende benaming. AMV Theorie voor volwassenen re#/mi b 1 8 Onderstaande benamingen worden nog vaak gebruikt in de klassieke muziekliteratuur : la si do re mi fa sol A B C D E F G la # si # do # re # mi # fa # sol # Ais Bis Cis Dis Eis Fis Gis la b si b do b re b mi b fa b sol b As Bes Ces Des Es Fes Ges Tegenwoordig, en zeker in de moderne muziek, worden enkel de letterbenamingen gebruikt, al dan niet aangevuld met wijzigingstekens. la si do re mi fa sol A B C D E F G la # si # do # re # mi # fa # sol # A# B# C# D# E# F# G# la b si b do b re b mi b fa b sol b Ab Bb Cb Db Eb Fb Gb Hoe noteren? - Noot: letter (+ # of b) - Toonladder/toonaard: groot: letter (+ # of b) Toonaard: klein: letter (+ # of b) + m(in) Vb: Noot fa = F Noot si b = Bb Toonaard fa groot = F Toonaard si b groot = Bb Toonaard fa klein = Fm(in) Toonaard si b klein = Bbm(in) Voor GROOT en KLEIN zegt men als volgt in het Nederlands : groot klein Duits : dur moll Engels : major minor Frans : Italiaans : majeur maggiore mineur minore AMV Theorie voor volwassenen Akkoord: 1 9 Je wilt een lied zingen, maar het lukt niet omdat je er niet bij kunt. Het lied gaat te laag of te hoog. Dan is de oplossing het lied in zijn geheel hoger of lager te zetten. Dit heet transponeren. Een voorbeeld: de omvang van een melodie beperkt zich van do tot sol. Je wilt echter een hoogte van fa tot do. De hele melodie moet je in dat geval een kwart hoger zetten. Dit is de te transponeren melodie: Werk op de volgende manier: 1. Bepaal eerst de toonaard aan de hand van de tonica en de voortekening. Bovenstaande melodie heeft geen voortekening, en staat dus in do groot. 2. Bepaal nu de nieuwe toonaard. Je wilt van do-sol naar fa-do, dat is dus een kwart hoger dan do groot : fa groot. 3. Plaats de juiste voortekening van de nieuwe toonaard, in dit geval één mol (fa groot). 4. Tenslotte, verhoog alle tonen met een kwart. Dit is de getransponeerde melodie: Bij het transponeren kunnen toevallige wijzigingstekens soms problemen opleveren. Toevallige wijzigingstekens bepalen niet de toonaard en noteer je dus niet vooraan de notenbalk. Het gaat slechts om een kortdurende afwijking. Blijf daarom bij deze toevallige wijzigingstekens altijd uitgaan van de oorspronkelijke ladder. Stel de afwijking van daar uit vast. Een voorbeeld: In do groot is de vierde toon van de ladder een fa. Komt er toch een fa # voor, dan is dit een toevallig verhoogde vierde toon (½ hoger dan fa) . Transponeer je nu de melodie naar fa groot, dan hoort de vierde toon van de ladder een si b te zijn. Dat betekent dat de toevallig verhoogde vierde toon een si moet worden (½ hoger dan si b) en niet een si #! AMV Theorie voor volwassenen Opgelet: toevallige wijzigingstekens en transpositie! 2 0 AMV Theorie voor volwassenen In het voorbeeld hierboven kan je het verschil zien tussen het toevallige wijzigingsteken in do groot en in fa groot: een kruis wordt een herstellingsteken. Opnieuw een kruis schrijven zou de toon nog eens een keer verhogen van si tot si #. Toevallige wijzigingstekens eisen altijd je speciale aandacht! 2 1 8.1. WAT IS EEN TOONAFSTAND? Een interval is de onderlinge afstand tussen twee tonen (= toonhoogteverschil). Klinken deze tonen gelijktijdig, dan spreken we van een harmonisch interval. In dat geval worden ze boven elkaar genoteerd. Klinken ze na elkaar, dan noemen we het interval melodisch. Ieder interval kan zowel harmonisch als melodisch voorkomen. VB: De naamgeving van de intervallen, in de westerse muziek, vloeit voort uit de onderlinge afstanden van de stamtonen binnen de diatonische toonladder. De afstand tussen twee tonen bepaalt de grootte en de naam van het interval. Deze afstand kan zowel in intervalnamen als in aantallen hele of halve toonafstanden worden uitgedrukt. De naam van een interval is altijd gebaseerd op het interval tussen de stamtonen van beide tonen. Twee verschillende intervallen kunnen dus enharmonisch gelijk aan elkaar zijn (bijvoorbeeld de kleine terts fa – la b en de vergrote secunde fa – sol # ), maar omdat ze niet dezelfde stamtonen hebben worden beide intervallen nooit met dezelfde naam aangeduid. AMV Theorie voor volwassenen Bij de traditionele naamgeving gebruikt men de Latijnse rangtelwoorden: prime, secunde, terts, kwart, kwint, sext, septiem, octaaf, none, decime, undecime, duodecime, tredecime enzovoort. Om heel precies aan te geven hoe groot het interval is, worden de aanduidingen klein, groot, rein, vergroot of verkleind er nog aan toegevoegd. 2 2 8.2. NAAM dezelfde noten, geen verschil prime (1) 2 naasteenliggende noten secunde (2) 3 naasteenliggende noten terts (3) 4 naasteenliggende noten kwart (4) 5 naasteenliggende noten kwint (5) 6 naasteenliggende noten sext (6) 7 naasteenliggende noten septiem (7) 8 naasteenliggende noten octaaf (8) 8.3. INHOUD en HOEDANIGHEID Naast de naam van de toonafstand, moeten we ook de inhoud ervan vinden. Dit is het totaal van alle hele en halve tonen die erin zitten. De afstand tussen 2 opeenvolgende noten is niet altijd gelijk: Er zijn hele tonen en halve tonen. De halve tonen liggen tussen mi-fa en si-do. De hele tonen liggen tussen de andere noten. AMV Theorie voor volwassenen Opmerking : de afstand blijft in stijgende en dalende richting dezelfde. 2 3 Tenslotte bepaalt de inhoud van de toonafstand of deze klein, rein of groot (en bij uitbreiding: vergroot of verkleind) is. We spreken dan van de hoedanigheid van de toonafstand. 1. Overzicht van de inhoud en hoedanigheid van de toonafstanden prime rein 0 t. kwint rein 3 ½ t. secunde klein ½ t. sext klein 4 t. groot 1 t. groot 4 ½ t. klein 1 ½ t. klein 5 t. groot 2 t. groot 5 ½ t. rein 2 ½ t. rein 6 t. terts kwart septiem octaaf 2. Werkwijze 1) Vul de toonafstand op : noteer de tussennoten. 2) Noteer de naam: kwart 4) Schrijf de totale inhoud op. 2 ½ t. 5) Klein ? Rein ? Groot ? reine kwart Volledige antwoord: N: kwart (naam) I: 2 ½ t. (inhoud) H: rein (hoedanigheid) 2 ½ t. AMV Theorie voor volwassenen 3) Duid de hele en de halve tonen aan. 2 4 8.4. OPMERKINGEN 1. Toonafstanden met wijzigingstekens Ga op dezelfde manier tewerk als bij de gewone toonafstanden, maar let op : 1) # en b verhogen en verlagen de noot met een ½ toon. vb. 2) Als beide noten hetzelfde wijzigingsteken dragen, blijft de afstand dezelfde als bij de niet gewijzigde noten. VB: 2. Vergrote en verkleinde toonafstanden Als de inhoud van de toonafstand niet overeenkomt met de inhoud in de tabel, is de toonafstand verkleind of vergroot. klein of rein – ½ t. = verkleind groot of rein + ½ t. = vergroot VB: N: kwart I: 2 t. H: verkleind (2 ½ t. – ½ t.) N: terts I: 2 t. H: groot AMV Theorie voor volwassenen N: kwart I: 3 t. H: vergroot (2 ½ t. + ½ t.) 2 5 8.4. CONSONANTIE EN DISSONANTIE De muziektheorie maakt onderscheid tussen dissonante en consonante intervallen. • Volkomen consonant: alle reine intervallen. • Onvolkomen consonant: alle grote en kleine tertsen en sexten. • Dissonant: de overige intervallen. AMV Theorie voor volwassenen Hierbij dient te worden opgemerkt dat wat 'consonant' is en wat 'dissonant' is in de loop der eeuwen nogal gewijzigd is, en dat de perceptie van 'welluidendheid' of consonantie in diverse culturen verschillend ervaren wordt. Zo was bijvoorbeeld de grote terts in vroeger tijden een dissonant ervaren interval. Tegenwoordig worden ook de 'dissonante' intervallen niet altijd meer als zodanig ervaren. In de jazz bijvoorbeeld wordt ook veelvuldig gebruik gemaakt van de dissonante intervallen zonder dat men deze als dissonant ervaart. 2 6 9.1. DE VOLGORDE VAN KRUISEN EN MOLLEN Om niet voor iedere noot die vanwege de toonaard verhoogd of verlaagd is een wijzigingsteken te hoeven schrijven, worden de vaste wijzigingstekens die bij een toonaard horen vooraan bij de sleutel genoteerd. Ze gelden dan voor het hele muziekstuk. Zoals de noten, hebben ook de kruisen en de mollen een bepaalde volgorde. Deze volgorde noemen we de voortekening. VOLGORDE van de KRUISEN Opmerkingen: - De volgorde van de mollen is de omgekeerde van die van de kruisen. De voortekening wordt vlak na de solsleutel geplaatst en is geldig voor de duur van één notenbalk. Zij wordt dus elke regel herhaald. De wijzigingstekens gelden voor elke noot van de voortekening, zowel de hoge als de lage. AMV Theorie voor volwassenen VOLGORDE van de MOLLEN 2 7 9.2. DE KWINTENCIRKEL EN VARIANT 1. Definitie Rechtsom kijkend ligt de volgende hoger gedachte toon steeds een kwint verder. Met evenveel recht zou het een kwartencirkel kunnen heten als de cirkel linksom doorlopen wordt en de dan volgende toon hoger gedacht wordt. AMV Theorie voor volwassenen De kwintencirkel is een voorstelling om de samenhang tussen de toonaarden duidelijk te maken. Twee toonsoorten zijn het nauwst verwant als zij een kwint uit elkaar liggen. Zij hebben dan 6 van de 7 tonen met elkaar gemeen en de resterende tonen verschillen slechts een halve toon in hoogte. Deze verwantschap leidt tot een ordening van de toonsoorten in een reeks, de kwintenreeks, waarin de opeenvolgende toonsoorten een kwint uiteen liggen. Door de uiteinden van de kwintenreeks enharmonisch met elkaar te wisselen ontstaat de kwintencirkel. 2 8 2. Eigenschappen De kwintencirkel heeft de volgende eigenschappen: In de rechtse richting komt er voor iedere volgende toonaard een verhoging bij, dus een kruis erbij of een mol eraf. In de linkse richting komt er voor iedere volgende toonaard een verlaging bij, dus een mol meer of een kruis minder. 3. Gebruik De kwintencirkel kan gebruikt worden om te zien hoeveel kruisen of mollen er in een muziekstuk gebruikt worden. Een wijsje in de do groot heeft geen kruisen en geen mollen. Wordt het wijsje in sol groot gezet, dan krijgt het een kruis. Wordt het in de toonaard re groot gezet, dan krijgt het twee kruisen. In de linkse richting krijgt het wijsje er mollen bij. De cirkel is onder meer handig wanneer iemand een bestaand muziekstuk snel wil omzetten in een andere toonsoort. Omgekeerd is de kwintencirkel ook handig om, aan de hand van het aantal mollen of kruisen van een gegeven muziekstuk, vast te stellen in welke toonaard het stuk staat. 4. Variant om makkelijk te memoriseren DOb SOLb REb LAb MIb SIb FA DO SOL RE LA MI SI FA# DO# 7b 6b 5b 4b 3b 2b 1b 0 1# 2# 3# 4# 5# 6# 7# lab mib sib fa do sol re la mi si fa# do# sol# re# la# AMV Theorie voor volwassenen Makkelijker in gebruik dan de kwintencirkel, is de “kwintenlat”. 2 9 9.3. TOONAARD en VOORTEKENING 1. De naam van de toonaard zoeken a. mollen als voortekening de voorlaatste mol = de naam van de toonaard VB: 3 b voorlaatste b = mi b, dus mi b groot b. kruisen als voortekening het laatste kruis + ½ toon = de naam van de toonaard vb. 4 re + ½ toon = mi, dus mi groot c. 2 uitzonderingen geen voortekening 1 b aan de sleutel do groot fa groot 2. De voortekening zoeken a. grondnoot is een natuurlijke noot (niet verhoogd of verlaagd) : Neem de naam van de toonladder, daal een ½ toon en je vindt het laatste # van de voortekening. VB: re groot : daal een ½ toon vanaf re en je komt op do #. Dit is het laatste # van de voortekening. behalve in do groot : niets aan de sleutel fa groot : 1 b aan de sleutel AMV Theorie voor volwassenen kruisen als voortekening 3 0 b. grondnoot is een verlaagde noot : mollen als voortekening Tel de voortekening tot de naam van de toonladder en voeg er de volgende mol bij. VB: is de naam la b groot, dan tel je tot la b en voegt er 1 mol bij (si b, mi b, la b en re b) grote tertstl. kleine tertstl. letter gr. ttl. letter kl. ttl. 0 1b 2b 3b 4b 5b 6b 7b 1# 2# 3# 4# 5# 6# 7# Do groot Fa groot Si b groot Mi b groot La b groot Re b groot Sol b groot Do b groot Sol groot Re groot La groot Mi groot Si groot Fa # groot Do # groot La klein Re klein Sol klein Do klein Fa klein Si b klein Mi b klein La b klein Mi klein Si klein Fa # klein Do # klein Sol # klein Re # klein La # klein C F Bb Eb Ab Db Gb Cb G D A E B F# C# Am Dm Gm Cm Fm Bbm Ebm Abm Em Bm F#m C#m G#m D#m A#m AMV Theorie voor volwassenen voortekening Uit de bovenstaande regels en hulpmiddeltjes kan je het volgende afleiden: 3 1 10.1. TETRACHORDEN Onder tetrachord wordt verstaan: de helft van een toonladder. Het woord is afkomstig uit het oudgrieks en betekent: vier tonen. Men verdeelt de toonladder dus in twee groepen van elk vier tonen, en beide tetrachorden worden door een hele toon gescheiden. 1. Vier types tetrachorden Tetrachorden bestaan dus uit 4 opeenvolgende noten en worden steeds in stijgende richting geschreven. Ze komen als volgt voor: 1. groot tetrachord Inhoud: 1 – 1 – ½ VB: 2. klein tetrachord Inhoud: 1 – ½ – 1 VB: 3. antiek tetrachord VB: 4. harmonisch tetrachord Inhoud: ½ – 1 ½ – ½ VB: AMV Theorie voor volwassenen Inhoud: ½ – 1 – 1 3 2 2. Tetrachord + tetrachord = toonladder 1. 2. 3. 4. VB: Grote tertstoonladder = Kleine ttl. antieke wijze = Kleine ttl. harmonische wijze = Kleine ttl. melodische wijze = groot tetrachord + groot tetrachord klein tetrachord + antiek tetrachord klein tetrachord + harmonisch tetrachord klein tetrachord + groot tetrachord grote ttl. kl. ttl., antiek kl. ttl., harm. kl. ttl., mel. Gewoonlijk domineert in een muziekstuk één bepaalde toon. In deze toon lossen zich telkens weer de melodische, harmonische en zelfs ritmische spanningen op. Tevens maken zich vanuit deze toon telkens weer nieuwe muzikale spanningen los. Zo'n toon is als het ware de alfa en de omega van het muziekwerk en wordt tonica genoemd: het tooncentrum waaromheen zich alle muzikale gebeurtenissen afspelen. Vrijwel alle muzikale composities eindigen in een tonica. Ook in de onmiddellijke nabijheid van het begin van een muziekstuk kan vrijwel altijd de tonica aangetroffen worden. Tonaliteit is het verschijnsel dat de toontrappen van een muziekwerk die niet de tonica zijn, ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de tonica in een vaste relatie staan. Iedere toontrap heeft zijn eigen functie: spanning verwekken, spanning voorbereiden, de oplossing van een spanning voorbereiden, de oplossing afwenden enzovoort. Verreweg de meeste muziek die we kennen is in deze zin tonaal: alle Westerse muziek (met uitzondering van bepaalde stromingen in de muziek van de twintigste eeuw), Arabische muziek, muziek uit India en het Verre Oosten enzovoort. AMV Theorie voor volwassenen 10.2. TOONTRAPPEN of GRADEN 3 3 De reeks noten van de lage do tot en met de hoge do noemt men de toonladder van do. Elke noot van de toonladder noemt men een toontrap (of graad). Er zijn 8 noten dus ook 8 toontrappen. Ze worden aangeduid met Romeinse cijfers. I II III IV V VI VII VIII VIII VII VI V IV III II I Toontrapbenamingen I II III IV V VI VII VIII grondnoot bovengrondnoot middelnoot onderbeheersende noot beheersende noot bovenbeheersende noot leidtoon octaafnoot tonica mediant subdominant dominant 10.3. DE GROTE TERTSTOONLADDER (MAJEUR) Alle grote tertstoonladders passen in dit schema : 1 toon 1 toon ½ toon 1 toon 1 toon 1 toon VB: de grote tertstoonladder van do of de toonladder van do groot ½ toon AMV Theorie voor volwassenen GROTE TERTS 3 4 10.4. DE KLEINE TERTSTOONLADDER (MINEUR) De kleine tertstoonladders verschijnen op 3 verschillende wijzen (wendingen) : A. De antieke of natuurlijke wijze - Halve tonen tussen II-III en V-VI Geen spanning tussen VII en VIII omdat de afstand een hele toon is. Daarom wordt de 7de toontrap ondergrondnoot genoemd i.p.v. leidtoon. KLEINE TERTS 1 toon ½ toon 1 toon 1 toon ½ toon 1 toon 1 toon 1 toon 1 ½ toon 1 toon VB: de antieke wijze van la klein, re klein en mi klein B. De harmonische wijze - De 7de toontrap wordt met een ½ toon verhoogd. 1 ½ toon (= vergrote secunde) tussen VI-VII. Halve tonen tussen II-III, V-VI en VII-VIII. 1 toon ½ toon 1 toon 1 toon VB: de harmonische wijze van la klein, re klein en mi klein AMV Theorie voor volwassenen KLEINE TERTS 3 5 C. De melodische wijze - De 6de en de 7de toontrap worden met een ½ toon verhoogd. Halve tonen : tussen II-III en VII-VIII KLEINE TERTS 1 toon ½ toon 1 toon 1 toon 1 toon 1 toon ½ toon VB: de melodische wijze van la klein, re klein en mi klein 10.5. CHROMATISCHE TOONLADDER en TETRACHORD Een chromatische toonladder heeft 12 tonen en bestaat enkel uit halve tonen. Chromatische toonladder van do Chromatisch tetrachord op do 1. Noteer het grote tetrachord (∩ ∩ V). Schrijf de hele tonen ver uit elkaar en de halve tonen dicht bij elkaar. 2. Noteer de chromatische tussennoten. AMV Theorie voor volwassenen 1. Noteer de toonladder van do. Schrijf de hele tonen ver uit elkaar en de halve tonen dicht bij elkaar. 2. Vul de hele tonen op met chromatische halve tonen. Gebruik klimmend verhogingstekens en dalend verlagingstekens. 3 6 10.5. PARALLELTOONAARDEN De kleine toonaarden en de grote toonaarden zijn paralleltoonaarden. Paralleltoonaarden hebben dezelfde voortekening aan de sleutel. Het enige verschil is dat een kleine toonaard een andere tonica heeft dan zijn parallelle grote toonaard. De tonica’s van beide toonaarden liggen een kleine terts uit elkaar. VB VB Je zoekt de parallelle kleine tertstoonladder ? Daal een kleine terts vanaf de grondnoot van de grote tertstoonladder. do groot kleine terts lager = la klein fa groot kleine terts lager = re klein Je zoekt de parallelle grote tertstoonladder ? Stijg een kleine terts vanaf de grondnoot van de kleine tertstoonladder. do klein kleine terts hoger = mi b groot mi klein kleine terts hoger = sol groot Opmerking: als je de kwintencirkel/-lat probleemloos kan noteren, vind je ook snel de paralleltoonaarden terug. AMV Theorie voor volwassenen 3 7 Een akkoord is, simpel gesteld, een combinatie van drie of meer noten die tegelijk gespeeld worden. In onze Westerse muziek zijn akkoorden stapelingen van tertsen: iedere noot in het akkoord ligt een terts verwijderd van de volgende of de vorige. VB: 2 tertsenstapelingen, één van lijnnoten en één van tussenlijnnoten 11.1. DRIEKLANKEN □ 1. Grondtoon, terts en kwint De term drieklank wordt gebruikt voor akkoorden die 3 tonen bevatten die op tertsafstand van elkaar liggen. De onderste toon van een drieklank wordt grondtoon genoemd. De grondtoon is de basis van het akkoord en bepaalt de functie van het akkoord in de harmonische samenhang of toonaard. Een akkoord draagt ook de naam van zijn grondtoon. VB: C-akkoord F-akkoord VB: grondtoon en terts van de drieklanken C en F De terts is een zeer belangrijke toon in het akkoord. De terts, die groot of klein is ten opzichte van de grondtoon, bepaalt immers of je te maken hebt met een groot of een klein akkoord. Een majeur akkoord heeft een grote terts, een mineur akkoord heeft een kleine terts. AMV Theorie voor volwassenen De tweede toon van een drieklank is de terts. De terts van een akkoord wordt zo genoemd omdat hij een terts vormt met de grondtoon van het akkoord. 3 8 De derde en laatste noot van een drieklank is de kwint. De kwint van een akkoord wordt zo genoemd omdat hij een kwint vormt met de grondtoon van het akkoord. VB: De grondtoon en de kwint van de drieklanken C en F De toonafstanden die een drieklank vormen zijn altijd prime, terts en kwint. Het is de terts die bepaalt welke hoedanigheid de drieklank heeft. □ 2. Grote drieklanken Een grote drieklank bevat een grondtoon, een grote terts (2 tonen) en een reine kwint (3 ½ toon). De intervalmethode: Je kan de juiste noten van de drieklank zoeken door de tonen uit te tellen volgens deze formule: 2 t. 2 t. 1 ½ t. 1 ½ t. 2 t. 2 t. 1 ½ t. 1 ½ t. 2 t. 1½t 2 t. 1½t Dit patroon is voor iedere grote drieklank hetzelfde, ongeacht de grondtoon. De toonladdermethode Een grote drieklank heeft een grote terts en is daarmee een majeur akkoord. Een andere methode om een grote drieklank te bouwen is dus door de eerste, de derde en de vijfde trap van een grote tertstoonladder te nemen. AMV Theorie voor volwassenen Grondtoon + 2 tonen + 1 ½ toon 3 9 Als gevraagd wordt de grote drieklank op fa te schrijven, dan schrijf je eerst de voortekening van fa groot. Vervolgens schrijf je een drieklank met de fa als grondtoon. C F D G Bb Eb □ 3. Kleine drieklanken Een kleine drieklank bevat een grondtoon, een kleine terts (1 ½ toon) en een reine kwint (3 ½ toon). De intervalmethode: Je kan de juiste noten van de drieklank zoeken door de tonen uit te tellen volgens deze formule: Grondtoon + 1 ½ toon + 2 tonen 1 ½ t. 2 t. 1 ½ t. 1 ½ t. 2 t. 1 ½ t. 2 t. 2 t. 1 ½ t. 1 ½ t. 2 t. 2 t. Een kleine drieklank heeft een kleine terts en is dus een mineur akkoord. De andere manier om een kleine drieklank te bouwen is dus door de eerste, de derde en de vijfde trap van de kleine tertstoonladder te nemen. Voor de kleine drieklank op fa schrijf je eerst de voortekening van fa klein. Dan schrijf je een drieklank met de fa als grondtoon. Cmin Fmin Dmin F#min Bbmin Em AMV Theorie voor volwassenen De toonladdermethode 4 0 □ 4. Vergrote drieklanken Een vergrote drieklank is een drieklank met een grote terts (2 t.) en een vergrote kwint (4 t.) Een vergrote drieklank bestaat dus uit twee gestapelde grote tertsen. Intervalmethode grondtoon + 2 tonen + 2 tonen 2 t. 2 t. 2 t. 2 t. 2 t. 2 t. Toonladdermethode Een vergrote drieklank heeft een grote terts en is daarom een majeur akkoord. Om de vergrote drieklank te bouwen begin je met de eerste, derde en vijfde trap uit de majeurtoonladder te nemen. Vervolgens verhoog je de vijfde trap met een wijzigingsteken. C+ Caug G+ Gaug Eb+ Ebaug □ 5. Verkleinde drieklanken Een verkleinde drieklank is een drieklank met een kleine terts (1 ½ t.) en een verkleinde kwint (3 t.) Een verkleinde drieklank bestaat dus uit twee gestapelde kleine tertsen. grondtoon + 1 ½ toon + 1 ½ toon 1 ½ t. 1 ½ t. 1 ½ t. 1 ½ t. 1 ½ t. 1 ½ t. Toonladdermethode Een verkleinde drieklank heeft een kleine terts en is daarom een mineur akkoord. AMV Theorie voor volwassenen Intervalmethode 4 1 Om de verkleinde drieklank te bouwen, neem je de eerste, derde en vijfde trap uit de mineurtoonladder. Vervolgens verlaag je de vijfde trap met een wijzigingsteken. C° Cdim G° Gdim F#° F#dim □ 6. Samenvatting drieklanken Intervalmethode: Grote drieklank: Kleine drieklank: Vergrote drieklank: Verkleinde drieklank: grote terts (2 t.) + kleine terts (1 ½ t.) kleine terts (1 ½ t.) + grote terts (2 t.) grote terts (2 t.) + grote terts (2 t.) kleine terts (1 ½ t.) + kleine terts (1 ½ t.) Toonladdermethode: Grote drieklank: Kleine drieklank: Vergrote drieklank: Verkleinde drieklank: grote tertstoonladder 1 – 3 – 5 kleine tertstoonladder 1 – 3 – 5 grote tertstoonladder 1 – 3 – 5↑ kleine tertstoonladder 1 – 3 – 5↓ 11.2. SEPTIEMAKKOORDEN □ 1. Groot septiemakkoord Een groot septiemakkoord bestaat uit een grote drieklank en een grote septiem. Om een groot septiemakkoord op do te bouwen, noteer je eerst de grote drieklank van do. Vervolgens zet je er nog een grote septiem bovenop. Deze ligt een grote terts boven de kwint van de grote drieklank. AMV Theorie voor volwassenen Als je op een drieklank nog een terts stapelt, onstaat er een septiemakkoord. Deze akkoorden worden zo genoemd omdat de vierde toon een septiem vormt met de grondtoon. 4 2 De toonladdermethode werkt ook voor septiemakkoorden: voor een groot septiemakkoord neem je de eerste, derde, vijfde en zevende trap van de majeur toonladder. Cmaj7 Gmaj7 Bbmaj7 □ 2. Klein septiemakkoord Een klein septiemakkoord bestaat uit een kleine drieklank en een kleine septiem. Om een kleine septiemakkoord op do te bouwen, noteer je eerst de kleine drieklank van do. Vervolgens zet je er nog een kleine septiem bovenop. Deze ligt een kleine terts boven de kwint van de kleine drieklank. Cmin7 Gmin7 Bbmin7 De toonladdermethode werkt ook voor septiemakkoorden: voor een klein septiemakkoord neem je de eerste, derde, vijfde en zevende trap van de mineur toonladder. □ 3. Dominant septiemakkoord Het dominant septiemakkoord bestaat uit een grote drieklank en een kleine septiem. C7 G7 Bb7 Voor een dominant septiemakkoord volgens de toonladdermethode neem je de eerste, derde, vijfde en zevende trap uit de majeur toonladder. Vervolgens verlaag je de zevende trap met een wijzigingsteken. AMV Theorie voor volwassenen Om een dominant septiemakkoord op do te bouwen, noteer je eerst de grote drieklank van do. Vervolgens bouw je er nog een kleine septiem bovenop. Deze ligt een kleine terts boven de kwint van de grote drieklank. 4 3 □ 6. Samenvatting septiemakkoorden Intervalmethode: Groot septiemakkoord: grote drieklank + grote terts (2 t.) Klein septiemakkoord: kleine drieklank + kleine terts (1 ½ t.) Dominant septiemakkoord: grote drieklank + kleine terts (1 ½ t.) Toonladdermethode: Groot septiemakkoord: grote tertstoonladder 1 – 3 – 5 – 7 Klein septiemakkoord: kleine tertstoonladder 1 – 3 – 5 – 7 Dominant septiemakkoord: grote tertstoonladder 1 – 3 – 5 – 7 ↓ 11.3. OMKERINGEN Soms is een drieklank geen stapeling van tertsen! Tot nu toe kwam alleen de grondligging van akkoorden ter sprake. Bij een grondligging is de laagste toon van het akkoord de grondtoon. Maar er bestaan ook akkoorden waarvan de laagste toon niet de grondtoon is: de omkeringen. Eerste omkering: als niet de grondtoon, maar de terts de laagste toon is, spreken we van de eerste omkering of de terts-sextligging van de drieklank. Grondligging C D Bb Eerste omkering C/E D/F# Bb/D Tweede omkering C/G D/A Bb/F AMV Theorie voor volwassenen Tweede omkering: als de kwint van de drieklank de laagste toon van het akkoord is, spreken we van de tweede omkering of kwart-sextligging. 4 4 11.4. AFKORTINGEN EN SYMBOLEN VOOR AKKOORDEN Drieklanken Grondligging Groot Klein Vergroot Verkleind Septiemakkoorden Groot Klein Dominant C Cmin C+ C° Cm Caug Cdim Cmaj7 Cmin7 C7 Eerste omkering Tweede omkering C/E Cmin/Eb C/G Cmin/G C△ 12.1. AANVERWANTE TOONAARDEN DOb SOLb REb LAb MIb SIb FA DO SOL RE LA MI SI FA# DO# 7b 6b 5b 4b 3b 2b 1b 0 1# 2# 3# 4# 5# 6# 7# lab mib sib fa do sol re la mi si fa# do# sol# re# la# Op de volgende bladzijde vind je terug welke 4 toonaarden het meest verwant zijn met de hoofdtoonaard. AMV Theorie voor volwassenen Als je spreekt over de aanverwante toonaarden van een hoofdtoonaard, dan moet je op zoek gaan naar de 4 toonaarden die er het meeste op lijken. Deze toonaarden vind je gemakkelijk terug in de kwintencirkel/-lat. 4 5 1. de toonaard die een kwint hoger ligt SOL VB: sol groot – re groot RE 2. de toonaard die een kwint lager ligt DO VB: sol groot – do groot SOL 3. de toonaard die parallel is SOL mi VB: sol groot – mi klein sol SOL 4. de toonaard die gelijknamig is VB: sol groot – sol klein Werkwijze bij grote tertstoonaarden: VB: la groot la - Rechts: Links: Boven: Onder: + reine kwint (3 ½ toon) – reine kwint gelijknamige kleine tertstoonaard parallelle kleine tertstoonaard RE LA MI 2# 3# 4# fa# 3# Werkwijze bij kleine tertstoonaarden: SI b Rechts: + reine kwint (3 ½ toon) Links: Boven: – reine kwint parallelle kleine tertstoonaard Onder: 2b do sol re 3b 2b 1b SOL 1# gelijknamige kleine tertstoonaard AMV Theorie voor volwassenen VB: sol klein 4 6 12.2. MODULATIE Soms verandert een muziekstuk tijdelijk van toonaard. Dat wordt modulatie genoemd. Het is zeer gebruikelijk in klassieke muziek. De voortekening blijft gedurende het hele stuk hetzelfde, maar aan de akkoorden die gebruikt worden, kan je zien dat er feitelijk een andere toonaard heerst. Als je dus in een muziekstuk ineens veel akkoorden tegenkomt die je niet kan thuisbrengen in de toonaard, dan is het stuk gemoduleerd naar een andere toonaard. Veel toevallige wijzigingstekens zijn signalen dat de muziek is gemoduleerd. AMV Theorie voor volwassenen Moduleren gaat gewoonlijk als volgt: de componist wil van de ene toonaard naar de andere, bvb. van do groot naar re groot. Hij zoekt nu een akkoord, dat zowel in do groot als re groot voorkomt. Hij componeert nu zijn fragment in do groot zodanig dat hij terechtkomt bij dat akkoord. Nu behoort dat akkoord nog bij de toonaard van do, maar precies op dat moment gaat de componist dat akkoord behandelen alsof het in re groot thuishoort, wat het in wezen ook doen kan en dus nu ook doen gaat. Vanaf dat moment staat de muziek in re groot. Het akkoord dat in een modulatie centraal staat - met het ene been in de oorspronkelijke en met het andere been in de nieuwe toonaard, noemt men het spilakkoord. 4 7 pp p mp mf f ff = = = = = = pianissimo piano mezzo piano mezzo forte forte fortissimo crescendo, cresc. decrescendo, decresc. diminuendo, dim. = = = = = = zeer zacht zacht half zacht half sterk sterk zeer sterk = = = luider worden zachter worden zachter worden allegro allegretto andante lento presto largo a tempo rallentando, rall. ritenuto = = = = = = = = = levendig iets minder levendig gaande langzaam zeer snel breed terug het begintempo vertragen vertragen moderato vivo vivace adagio grave = = = = = matig levendig levendig rustig zwaar AMV Theorie voor volwassenen 13.1. L1volw 4 8 13.2. L2volw cantabile deciso energico scherzando dolce poco a poco commodo risoluto mesto giocoso tranquillo ben ritmico stringendo piu = = = = = = = = = = = = = = zangerig beslist vastberaden schertsend zacht, lieflijk beetje bij beetje gemakkelijk beslist, energiek droevig vrolijk rustig goed geritmeerd dringend meer semplice larghetto maestoso pastorale agitato mosso = = = = = = eenvoudig iets minder breed statig landelijk onrustig bewogen accelerando, acc. portato marcato = = = versnellen gedragen nadrukkelijk molto senza subito meno = = = = veel zonder plots minder AMV Theorie voor volwassenen 13.3. L3volw 4 9 1 dubbele maatstreep einde van een muziekstuk. 2 herhalingsteken herhaal alles wat ertussen staat verbindt 2 noten van dezelfde 3 koppelteken toonhoogte met elkaar verlengt de noot met de helft van 4 punt haar waarde herhalen vanaf het begin tot aan D.C. al fine het woordje ‘fine’ 5 Da Capo al fine herhalen vanaf het eerste teken tot aan het woordje ‘fine’ 6 verzendingsteken 7 accent of klemteken de noot wordt extra benadrukt 8 fermate de noot of rust wordt langer aangehouden 9 staccato de noot kort zingen of spelen bindboog AMV Theorie voor volwassenen 10 de noten onder de bindboog gebonden zingen 5 0