Biodiversiteit heeft een wereldwijde én een lokale

advertisement
Biodiversiteit heeft een wereldwijde én een lokale dimensie.
Een oranje zandoogje, een van de vele vlindersoorten die de aarde rijk is.
96 -  CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit
5. Biodiversiteit
Doelstelling: We bekijken de verscheidenheid van het leven op aarde. We proberen te
begrijpen waar deze verscheidenheid vandaan komt en waarom het bewaren ervan zo
belangrijk is voor ons. We richten ons vooral op de situatie in Vlaanderen en geven enkele
simpele tips die we zelf kunnen doen om de biodiversiteit die ons nog rest te bewaren en
misschien wel vooruit te helpen.
5.1 Biodiversiteit, wat is dat?
tuin: p. 75
gras: p. 23
bestuiving: p. 139
veedrinkpoel: p. 73
Bekijken we een ‘klassiek’ voortuintje bij ons in de buurt. We zien
een mooi afgelijnd grasperkje, enkele rozenstruiken, wat viooltjes,…
Op de grens van deze voortuin staat een perfect symmetrisch
geschoren haag. Vergelijken we dit beeld met een ‘wilde’ tuin, met
verschillende gras-  soorten door elkaar die in bloei staan, met
ertussen planten zoals IJzerhard, Gewone berenklauw, Wilde peen,
klaver, paardenbloem, ooievaarsbek,… Waar vlinders en bijen
ongehinderd bloem na bloem bezoeken, krekels hun muziek spelen,
een kikker doortrekt op weg naar zijn favoriete poel,… Hoewel het
eerste tuintje best heel fraai kan ogen, bevat het tweede tuintje
duidelijk meer  natuur. Dit brengt ons meteen bij het begrip
biodiversiteit. Wat betekent dit, biodiversiteit?
Het woord biodiversiteit kunnen we opsplitsen in twee woorden: ‘bio’
–wat ‘leven’ betekent– en ‘diversiteit’ –wat ‘verscheidenheid’
betekent. Met biodiversiteit bedoelen we de verscheidenheid van het
leven op aarde. Als we ons wagen aan een definitie van
biodiversiteit kunnen we deze als volgt formuleren:
Biodiversiteit is de verscheidenheid in erfelijk materiaal, soorten en
ecosystemen in een regio.
dieren: p. 25
planten: p. 3
ecosysteem: p. 87
Denk hierbij aan de miljoenen soorten dieren, planten en micro- 
organismen die er bestaan. Ook binnen een soort zijn er verschillen
–kijk eens naar andere mensen. Denk vooral ook aan de plaats van
die soorten in het ecologische netwerk. Er is een voortdurende
interactie tussen de soorten. Ze kunnen bovendien wederzijds
afhankelijk zijn van elkaar. Dat betekent dat ook weinig ‘aaibare’,
economisch oninteressante of zelfs volkomen onbekende soorten er
toe doen. Als ze verdwijnen, kan dat tot kettingreacties leiden,
waarvan we de gevolgen moeilijk kunnen overzien. Biodiversiteit is
niet alleen de som van alle  ecosystemen, soorten en erfelijk of
genetisch materiaal. Het is eerder de uitzonderlijk rijke
verscheidenheid ervan.
We kunnen biodiversiteit dus bekijken op drie niveaus: de
verscheidenheid aan soorten die voorkomen, de verscheidenheid
aan genen binnen een soort en de unieke leefgemeenschappen die
deze soorten onderling en met hun omgeving vormen
(ecosystemen). Genen zijn de dragers van erfelijk materiaal.
 CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 97
EEN WATERPARTIJ MET WEINIG BIODIVERSITEIT EN EEN MET VEEL BIODIVERSITEIT
Structuurkwaliteit?
Waterkwaliteit?
98 -  CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit
Diversiteit van ecosystemen
ecosysteem: p. 87
niet-levende elementen: p. 87
voedselketen: p. 91
bestuiving: p. 139
Biodiversiteit van ecosystemen slaat op het voorkomen van bossen,
moerassen, graslanden, heiden, duinen, slik en schor, rivieren,
meren, koraalriffen, hooggebergten, woestijnen maar ook steden en
het platteland. In elk van deze ecosystemen bestaan unieke
complexe interacties tussen de organismen zoals planten en dieren,
en de niet-levende componenten zoals zonlicht, lucht, water,
mineralen en voedingsstoffen.
Zonder de grote ecosystemen is geen leven op aarde mogelijk.
Ecosystemen leveren onschatbare diensten waar het gaat om het
onderhoud van de planeet: lucht- en waterzuivering, 
klimaatregeling, zorg voor vruchtbare grond, het ‘rondpompen’ van
voedingsstoffen door de  voedselketen en de bestuiving van
planten. Ecosystemen leveren de mensheid ook onmisbare
producten: water, voedsel, onderdak, brandstof, geneesmiddelen,
bouwmaterialen, transportmiddelen en zo veel meer.
Het spreekt voor zich dat dit alles niet mogelijk is zonder een
voldoende verscheidenheid aan ecosystemen.
Diversiteit van soorten
planten: p. 3
dieren: p. 25
zwammen: p. 11 en 161
Diversiteit van soorten betekent de verscheidenheid van alle
verschillende soorten planten, dieren, zwammen en microorganismen. Soortenrijkdom is zeer belangrijk: het wereldwijde
ecosysteem is gebaseerd op de interactie tussen ontelbare soorten
planten, dieren en micro-organismen. De relaties tussen soorten
hebben dikwijls het kenmerk van wederzijdse afhankelijkheid. Elke
soort speelt zijn eigen rol binnen het ecosysteem waarin hij leeft
(bestuiving, recycleren van voedingsstoffen, bevorderen van
ecologisch evenwicht, enz.). Ook de mens heeft baat bij een grote
soortenrijkdom, denk maar aan voedsel en medicijnen.
Genetische diversiteit
Het is het pakketje erfelijk materiaal (genen) dat ervoor zorgt dat elk
individu verschillend is. Zowel de vader als de moeder leveren elk
hun bijdrage met de helft van hun erfelijk materiaal. Deze genen
bepalen de eigenschappen van de nakomelingen (uiterlijk, sterkte,
aanleg voor ziekten,…). Voor elke nakomeling is de mengeling van
vaders en moeders genen die op deze manier ontstaat anders. Zo is
elke nakomeling uniek (behalve eeneiige meerlingen).
De variatie aan genen binnen een soort noemen we de genetische
diversiteit. Alle soorten hebben –verspreid over de populatie– een
verscheidenheid aan genen nodig. Op die manier behouden ze hun
vermogen tot aanpassing aan een veranderend  milieu. Een gen
dat in het ene milieu zeldzaam aanwezig is, is misschien precies het
gen dat nodig is om een bepaalde eigenschap te leveren die van
levensbelang is als een populatie gedwongen moet uitwijken naar
een ander milieu. Hetzelfde geldt wanneer de milieuomstandigheden
veranderen in de tijd. Stel, een gen zorgt ervoor dat een boom op
een bepaald moment in blad komt. Als dit te vroeg op het jaar
gebeurt, lopen de jonge blaadjes kans te bevriezen. De boom moet
dan heel wat energie investeren in het aanmaken van nieuwe
 CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 99
BIODIVERSITEIT IN SOORTEN
Enkele van de naar schatting 15 miljoen soorten op aarde.
(Foto’s: Marcel Bex).
vliegenzwam
rapunzelklokje
koninginnepage
bijenorchis
rups van een kuifvlinder
zonnedauw
tijgerspin
Amerikaanse eik
klapekster
muurhagedis
fuut
100 -  CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit
klimaat: p. 87
bladeren. Maar als het uitlopen erg laat is geprogrammeerd, verliest
de boom tijd om aan  bladgroenverrichting te doen en nieuwe
energie aan te leggen. Als het klimaat gekenmerkt wordt door lange,
koude winters, is de erfelijke eigenschap om laat uit te lopen gunstig.
Maar als het klimaat opwarmt, wordt de tegenovergestelde
eigenschap gunstiger.
Maar een gen kan niet op zich bestaan. Het heeft een organisme
nodig waarbinnen het kan functioneren. Dit organisme heeft op zijn
beurt andere individuen nodig van dezelfde soort waarmee het zijn
genen kan uitwisselen en doorgeven. Daarom worden soorten vaak
beschouwd als basiseenheid van biodiversiteit. Zoals eerder in de
cursus gezegd, kan een soort uit meerdere populaties bestaan die
elk enigszins verschillen in uiterlijk en gedrag. In een veranderende
wereld kan één populatie de sleuteleigenschappen bezitten
waardoor een soort kan blijven voortbestaan of kan evolueren tot
een nieuwe, beter aangepaste soort.
5.2 Ontstaan van biodiversiteit
De evolutie van nieuwe  soorten vormt de bron van de
biodiversiteit op aarde. Die evolutie gebeurt hoofdzakelijk door
toeval. Elk onderdeel dat we nu in de  natuur waarnemen, is te
beschouwen als een korte momentopname van een lange
evolutiegeschiedenis. Het is het resultaat van allerlei
evolutieprocessen die sinds het ontstaan van het leven op aarde zijn
opgetreden. De strijd op leven en dood tussen individuen van
dezelfde of verschillende soort(en) vormt de evolutionaire ‘motor’
achter de verspreiding van nieuwe erfelijke eigenschappen. Die
leiden mogelijk tot het ontstaan van nieuwe soorten en dus tot meer
biodiversiteit.
De laatste 100 miljoen jaar nam de biodiversiteit sneller toe dan ooit.
Eén van de belangrijkste oorzaken was het uiteenvallen van de
grote continenten Gondwana en Laurazië. Dit was het begin van de
vorming van de afzonderlijke werelddelen zoals wij ze nu kennen.
Op elk continent evolueerden populaties in hun eigen richting en
groeiden ze uit tot verschillende soorten. Er ontstonden op de
verschillende continenten zelfs aparte diergroepen, denk maar aan
de vinken op de Galapagoseilanden.
Het verdwijnen van soorten is een natuurlijk onderdeel van evolutie:
bepaalde minder aangepaste en dus minder succesvolle soorten
verdwijnen, en andere nieuwe soorten verschijnen doorheen de
geologische tijd. Wanneer veel soorten in eenzelfde periode
verdwijnen spreekt men van een massaal uitsterven of massaextinctie. In de geschiedenis van het leven op aarde zijn er vijf
massa-extinctieperioden geweest. Soorten stierven toen massaal
uit, maar elke keer wisten de overlevenden zich zo aan te passen
dat de soortenrijkdom daarna opnieuw kon toenemen. De meest
gekende uitstervingperiode is deze van het Krijt, 65 miljoen jaar
geleden. Toen stierven de dinosauriërs uit. Het beperkte aantal
soorten dat deze periode overleefde kreeg de kans om zijn terrein
sterk uit te breiden en zo, door aanpassingen aan de omgeving, te
evolueren naar nieuwe soorten. Dit verliep over periodes van
honderden generaties.
 CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 101
DE BELANGRIJKSTE ECOSYSTEMEN IN BELGIË
De belangrijkste ecosystemen in België zijn : loof- en naaldbossen, gras-, wei- en akkerlanden, heiden, duinen, vennen en
moerassen, meren en rivieren, de Noordzee en niet te
vergeten de stedelijke omgeving. (Foto’s: Paul Stryckers, Marc
De Vos en Marcel Bex)
102 -  CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit
De afgelopen 200 jaar is de biodiversiteit sterk aan het afnemen.
Soorten sterven uit. Wetenschappers noemen de periode waarin we
nu leven dan ook de zesde massa-extinctie. Voor het eerst in de
geschiedenis van het leven op aarde is deze uitstervingperiode
veroorzaakt door één enkel  organisme, de mens. Dit is ook de
eerste extinctieperiode dat planten massaal uitsterven. Terwijl vorige
extinctiegolven gespreid waren over miljoenen jaren, verliezen we
nu massaal biodiversiteit over een periode van tientallen jaren…
5.3 Waarvoor is biodiversiteit belangrijk?
 Natuur en biodiversiteit verschaffen ons alle noodzakelijke
middelen om te kunnen overleven. De natuur laat ons ademen, eten
en drinken en voorziet in de materialen waarmee wij onszelf een
onderdak bouwen. Een verregaande vernieling van die natuur en
van de biodiversiteit brengt dat allemaal in gevaar.
planten: p. 3
Een eerste product, en misschien wel het belangrijkste dat
biodiversiteit ons biedt, is voedsel. We vinden voedsel in de natuur
of we kweken het in de landbouw. Interessant om te weten is dat
van de 80.000 eetbare planten-  soorten er slechts een dertigtal
instaan voor 90% van de voedselbehoeften van de mens. Slechts
drie gewassen: tarwe, maïs en rijst zorgen voor twee derden van de
globale voedselvoorziening. Een toekomstige vernietigende ziekte
kan deze teelten aantasten. Daarom is het belangrijk biodiversiteit te
behouden en te zorgen dat die 80.000 plantensoorten niet verloren
gaan.
Ook energie halen we uit de natuur; kolen en hout bijvoorbeeld. De
natuur produceert bouwmaterialen of vezels om kledij te maken
(katoen en wol). De natuur levert daarnaast geneesmiddelen:
penicilline uit schimmels en codeïne uit papaver en ga zomaar
verder. Daarenboven bekomen we nog heel wat grondstoffen uit de
natuur om producten te maken, zoals papier.
bos: p. 61
bodem: p. 87
klimaat: p. 87
insecten: p. 45
vleermuizen: p. 39
vogels: p. 35
bestuiving: p. 139
bloemplanten: p. 13
Naast deze producten die de natuur ons rechtstreeks door haar
grote biologische diversiteit levert, zijn er ook nog de belangrijke
rollen die ze vervult in het behoud van leven op aarde. Over de hele
wereld filteren bossen en wouden het bruikbare water steeds weer
opnieuw. Op deze manier beschikken we voortdurend over water om
te drinken, te baden, om onze gewassen te besproeien, enz. Talrijke
 organismen zoals aardwormen, insecten,  bacteriën
recycleren  organisch materiaal en verzekeren de vruchtbaarheid
van  bodems. Wereldwijd halen groene planten koolstofdioxide
(CO2) uit de lucht of uit het water en geven ze zuurstof af. Dit
zuurstofgas hebben bijna alle organismen en uiteraard ook de mens
nodig om te ademen. Door het opnemen van CO2 uit de lucht zijn
bossen belangrijke reservoirs hiervan en spelen ze een sleutelrol bij
het verminderen van wereldwijde  klimaatveranderingen. Natte
gebieden zoals moerassen werken als een spons zodat de kans op
overstromingen kleiner wordt. Ze hebben tevens een
waterzuiverende werking. Vele insecten en sommige vogel- en
vleermuissoorten dragen stuifmeel van bloem naar bloem waardoor
bestuiving bij fruitbomen en andere bloemplanten gebeurt. 
Parasieten en  predators controleren populaties op natuurlijke
wijze. Zo blijft het evenwicht bewaard en ontstaan er geen
 CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 103
HET BELANG VAN BIODIVERSITEIT
De natuur levert ons vele geneeskrachtige kruiden, zoals het vingerhoedskruid.
Van heel wat zeldzame planten in de tropische wouden is de geneeskrachtige
waarde nog ongekend.
Bossen spelen een belangrijke rol in de regulering van zuurstof en water op
aarde. Ze leveren energie, hout, papier,… Ze vormen een geschikt biotoop
voor veel soorten planten en dieren. Bovendien bieden ze de mens een mooie
omgeving om tot rust te komen.
104 -  CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit
insecten: p. 45
vogels: p. 35
zwammen: p. 11 en 161
planten: p. 3
klimaat: p. 87
grote plagen van insecten of andere organismen. Bomen
verschaffen dan weer voedsel en plaats voor vogels, insecten,
andere dieren, zwammen, planten en micro-organismen. De lijst met
voorbeelden is oneindig. Ze toont aan dat de interacties van al de
natuurlijke processen een zeer complex levensweb vormen. Indien
één deel van dit web niet goed functioneert of stilvalt, dan worden de
andere delen aangetast. Hoe groter de verscheidenheid van het
leven is, hoe groter de kans op medisch belangrijke ontdekkingen en
hoe meer kans er is om antwoorden te vinden op globale problemen
zoals klimaatveranderingen.
Ook economisch gezien is het behoud van biodiversiteit van groot
belang. De wereldtop over duurzame ontwikkeling (Johannesburg
2002) gaf aan dat ongeveer 40 % van de globale economie
gebaseerd is op biologische producten en processen.
Daarenboven wordt biodiversiteit gekenmerkt door een belangrijke
non-profit dimensie van onschatbare waarde. Biodiversiteit is mooi,
ontspannend, inspirerend,… Het is een genot om een diversiteit van
bloemen te zien en te ruiken, om naar de zang van verschillende
vogels te luisteren, om de vele kleuren van bomen en planten
doorheen de seizoenen te zien veranderen. Heel wat mensen geven
dan ook aan dat zij de natuur als ‘onthaaster’ nodig hebben om een
evenwicht te vinden in hun jachtig bestaan.
Over het belang van biodiversiteit kunnen we besluiten dat het een
te vaak vergeten of weggemoffelde hoofdrolspeler is in  ecologie
en economie, met belangrijke sociale en culturele gevolgen. Het
thema biodiversiteit is inderdaad nauw verbonden met dat van
duurzame ontwikkeling, dat vertrekt van ecologische, economische
en sociale doelstellingen. Op de wereldtop over duurzame
ontwikkeling in 1992 (Rio de Janeiro) werd een wereldwijd
biodiversiteitsverdrag gesloten (zie verder). Dat verdrag heeft drie
doelen:
• behoud en beheer van biodiversiteit (ecologische dimensie)
• duurzaam gebruik van biodiversiteit (economische dimensie)
• billijke opbrengstdeling van genetische bronnen (sociale
dimensie).
5.4 Situatie in Vlaanderen
ongewervelden: p. 45
Tot op heden zijn er ongeveer 1,7 miljoen levende  soorten
beschreven. Maar er zijn er veel meer die we (nog) niet kennen.
Schattingen van het aantal levende soorten op aarde variëren van 3
tot 100 miljoen. Over het algemeen neemt men aan dat het zo’n 13
tot 15 miljoen soorten zullen zijn. Elke dag worden door biologen
talrijke nieuwe soorten ontdekt, de meeste ervan ongewervelden.
De biodiversiteit is niet gelijk verspreid over de aarde. Aan de
poolgebieden is het minste aantal soorten, rond de evenaar het
meeste. Maar ook binnen deze tendens zijn er verschillen. Op
diverse plaatsen op aarde vinden we gebieden met uitzonderlijk
hoge aantallen bijzondere soorten per hectare. Het bekendste
voorbeeld hiervan is het tropisch regenwoud, maar ook de Alpen
herbergen een groot aantal unieke  organismen. Deze plaatsen
met hoge biodiversiteit die tevens ernstig bedreigd zijn, noemt men
 CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 105
Verdeling van het aantal soorten in Vlaanderen
ongewervelden (74,9%)
zwammen (17,1%)
hogere planten (4,4%)
mossen (1,7%)
vogels (1,4%)
vissen (0,2%)
zoogdieren (0,2%)
amfibieën en reptielen
(0,1%)
De zogenaamde ‘Rode Lijsten’
tonen hoe het gesteld is met
de biodiversiteit in Vlaanderen.
Ze worden opgesteld door het
Instituut voor Natuur- en
Bosonderzoek (www.inbo.be).
• Groen: percentage niet
bedreigde soorten in
Vlaanderen.
• Rood: percentage
bedreigde soorten in
Vlaanderen.
• Zwart: percentage
uitgestorven soorten in
Vlaanderen.
106 -  CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit
‘hotspots’. Wereldwijd selecteerden wetenschappers 25 van deze
‘hotspots’. De meest beschadigde gebieden zijn het MiddellandseZeegebied, de Filippijnen en de regenwouden van Brazilië. De
intacte delen van alle 25 hotspots samen maken nog geen anderhalf
procent uit van het totale aardoppervlak. Toch herbergen ze maar
liefst veertig procent van de endemische soorten en ruim zestig
procent van alle landsoorten op aarde. Endemische soorten komen
slechts op een beperkt grondgebied voor.
algen: p. 11
ongewervelden: p. 45
hogere planten: p. 13
zwammen: p. 11 en 161
gewervelden: p. 29
Geschat wordt dat er 40.000 tot 50.000 soorten zijn in België
(virussen, bacteriën en algen niet meegerekend). Dit is 2,8% van het
wereldtotaal. 80% van die soorten komt (ook) voor in Vlaanderen.
Hiervan zijn 75% ongewervelden (spinnen, insecten e.d.). 24% zijn
hogere planten (varenplanten, naaktzadigen en bloemplanten) en
zwammen. 1% zijn gewervelden (vogels, zoogdieren, amfibieën,
reptielen en vissen).
Rode lijsten
amfibieën: p. 31
vleermuizen: p. 39 en 139
vogels: p. 35
zoogdieren: p. 39
spinnen: p. 45 en 153
mossen: p. 171
Voor 15 soortengroepen (amfibieën, vleermuizen, broedvogels,
zoogdieren, spinnen, libellen, mossen, hogere planten,…) zijn Rode
Lijsten opgesteld. Ze duiden aan welke soorten in de voorbije
decennia zijn uitgestorven of worden bedreigd en daarom extra
bescherming vragen. Daaruit blijkt dat ongeveer 7% van de
onderzochte soorten in Vlaanderen is uitgestorven (319 soorten),
terwijl 20% (met uitsterven) bedreigd is. Voor veel organismen lijkt
deze status te wijten aan de achteruitgang van geschikte 
biotopen. Een positieve noot is dat voor sommige groepen de
snelheid van de achteruitgang gedaald is. Vleermuizen bijvoorbeeld
kenden een sterke terugval na de Tweede Wereldoorlog. Recentelijk
hebben sommige soorten een min of meer stabiele situatie bereikt.
De aantallen zijn echter dermate gedaald dat de populaties nog
steeds zeer kwetsbaar zijn.
5.5 Bedreigingen van biodiversiteit
Het is vaak het verdwijnen van grote zoogdiersoorten dat onze
aandacht trekt. We zijn erg getroffen door het risico van verdwijnen
van ‘charismatische’ dieren als panda's, tijgers en neushoorns. Maar
we zijn er ons veel minder van bewust dat zeer vele, minder
opvallende  soorten snel aan het uitsterven zijn.
Het afnemen van de biodiversiteit is in de meeste gevallen terug te
brengen op de grote bevolkingsaangroei. Er zijn reeds meer dan zes
miljard mensen op onze planeet. Ieder van ons heeft voedsel, water,
medicijnen, kleren, beschutting en ruimte nodig. Daardoor blijft er
minder over voor de andere soorten waarmee we de aarde moeten
delen. Resultaat: soorten sterven uit, en dit is onomkeerbaar!
Hieronder volgen de belangrijkste oorzaken van het verlies van
biodiversiteit. Opmerkelijk hierbij is dat al deze oorzaken te wijten
zijn aan één wezen: de mens.
 CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 107
BEDREIGINGEN VAN BIODIVERSITEIT
Verdwijning en versnippering zijn de belangrijkste oorzaken van het verminderen en
verdwijnen van de biodiversiteit.
Ook exoten vormen een belangrijke bedreiging voor de inlandse biodiversiteit. De
roodwangschildpad, oorspronkelijk afkomstig uit Zuid- en Midden-Amerika en
Zuidoost-Azië, richt een ware slachting aan onder onze inlandse, bedreigde
amfibieën en andere waterdieren. Koop zelf nooit exoten in dierenwinkels of op de
kermis. Als je er toch hebt, zet ze dan zeker nooit uit in de vrije natuur!
108 -  CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit
Verdwijning en versnippering van natuurlijke
gebieden
ecosysteem: p. 87
bos: p. 61
Het proces dat het meest verantwoordelijk is voor het razendsnelle
tempo waarmee de biodiversiteit achteruitgaat, is de vernietiging van
de natuurlijke leefomgeving van planten en dieren. Het is de
hoofdoorzaak van het verlies aan soorten, populaties en 
ecosystemen. Het is meestal een direct gevolg van menselijke
activiteiten en uiteraard van de explosieve bevolkingsaanwas in de
twintigste eeuw. Daardoor is het tempo waarmee natuurgebieden
veranderen in biologisch lege gebieden waarin we leven, werken of
voedsel verbouwen, sterk versneld. Overal ter wereld worden
belangrijke natuurlijke  milieus omgezet in bouwland, stedelijke
agglomeraties of levenloze woestijnen.
Wanneer bossen worden gekapt, mijnen en groeven worden
gegraven, steden en wegen worden gebouwd en moerassen worden
drooggelegd, dan vernielen deze activiteiten de oorspronkelijke
leefgebieden. En zelfs wanneer deze niet helemaal worden vernield,
maar alleen kleiner worden, dan zal er minder voedsel,
nestmogelijkheid en beschutting voorhanden zijn. Als gevolg hiervan
zullen soorten die deze kleinere leefgebieden bewonen met elkaar
(en met mensen) in competitie komen voor de beperkte hulpbronnen
die nog overblijven. Wanneer de populaties kleiner worden, zijn er
bovendien minder paringen en minder nakomelingen. Dat leidt tot
een vermindering van de genetische diversiteit binnen deze
populaties. Kleinere leefgebieden kunnen beschouwd worden als
van elkaar geïsoleerde eilanden. Het gevolg is dat soorten grotere
moeilijkheden ondervinden om van het ene leefgebied naar het
andere te migreren. Er zijn immers minder geschikte verbindingen.
Aantasting van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen heeft niet
alleen ecologische gevolgen, maar ook sociale en economische. Ze
bedreigt het levensonderhoud van grote groepen arme mensen die
daar voor hun levensonderhoud van afhankelijk zijn. Ontbossing is
een van de grootste bedreigingen voor arme bevolkingsgroepen.
Bossen zijn een belangrijke bron van inkomen, energie en voedsel.
Ontbossing heeft een onmiddellijk effect op het levensonderhoud en
de bestaansmiddelen van vele mensen in de directe omgeving van
het bos. Maar ook stadsbewoners hebben van ontbossing te lijden,
door overstromingen bijvoorbeeld. Bossen zijn in staat veel water op
te slaan en langzaam af te geven. Ook de degradatie van droge
ecosystemen –zoals savannes en woestijnen– en van wetlands –
kraamkamers van onder andere vis, schaal-, en schelpdieren– heeft
potentieel grote gevolgen voor arme bevolkingsgroepen in vooral
ontwikkelingslanden. De relatie tussen armoede en verlies van
biodiversiteit is ingewikkeld maar onmiskenbaar. Vandaar dat het
biodiversiteitsverdrag (zie verder) grote aandacht besteedt aan het
combineren van de noodzaak tot armoedebestrijding met de even
noodzakelijke zorg voor de  natuur.
Invoer van exoten
Het invoeren van vreemde (exotische of uitheemse) soorten is de
tweede grootste oorzaak van het verlies aan biodiversiteit. 
Exoten kunnen volledige ecosystemen verstoren en een belangrijke
 CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 109
Een eerste product, en misschien wel het belangrijkste dat biodiversiteit ons biedt, is
voedsel. We vinden voedsel in de natuur of we kweken het in de landbouw.
Interessant om te weten is dat van de 80.000 eetbare plantensoorten er slechts een
dertigtal instaan voor 90% van de voedselbehoeften van de mens. Slechts drie
gewassen: tarwe, maïs en rijst zorgen voor twee derden van de globale
voedselvoorziening. Een toekomstige vernietigende ziekte kan deze teelten
aantasten. Daarom is het belangrijk biodiversiteit te behouden en te zorgen dat die
80.000 plantensoorten niet verloren gaan.
Maïs is een gewas dat veel stikstof (mest) nodig heeft. Daarom is het een geliefde
teeltsoort in de Vlaamse landbouw. Wie maïs teelt kan immers veel bijmesten op
het veld. Dit gaat ten koste van andere teelten zoals graan, vlas,…
Door het toevoegen van mest aan het natuurlijke milieu verdwijnen heel wat soorten
die niet tegen een teveel aan mest kunnen. Bovendien zorgt een teveel aan
bemesting dat er op termijn teveel schadelijke nitraten in ons drinkwater terecht
komen.
110 -  CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit
planten: p. 3
dieren: p. 25
impact hebben op de populaties van  inheemse planten en dieren.
De indringers kunnen inheemse soorten aantasten door ze op te
eten (of hun eieren of jongen), door ze te infecteren, te verdringen,
te verjagen of door ermee te kruisen. Invasies en verspreiding
kunnen op veel verschillende manieren gebeuren: zaden die
vasthaken op de kleding van toeristen, ratten aan boord van
schepen, insecten via de internationale handel in voedsel en hout,
ontelbare aantallen zee-  organismen via ballastwater van grote
schepen. (Ballastwater dient om een goede gewichtsverdeling te
bevorderen in schepen.) De aantallen ingevoerde soorten zullen
zeer waarschijnlijk blijven toenemen omdat internationale handel,
transport en toerisme verder uitbreiden. Voorbeelden van
ingevoerde soorten die hier zeer goed gedijen en inheemse soorten
verdringen zijn: Aziatische grondeekhoorn, Brulkikker (Stierkikker),
Nijlgans, Regenboogforel, Amerikaanse kreeft, Amerikaanse
vogelkers en Amerikaanse eik.
Verdroging, verzuring, vermesting en verontreiniging
Verdroging uit zich in een vermindering van de waterinhoud van de
 bodem, meer bepaald in de waterhoudende lagen. Hierdoor is
minder water beschikbaar voor de natuur. Verdroging wordt
veroorzaakt door een verkeerd beheer van oppervlaktewater, door
grondwaterwinning en door het veranderd landgebruik (de toename
van verharde oppervlakten en de aanplant van naaldbossen).
De algemene waterconsumptie is sinds het begin van de twintigste
eeuw verzevenvoudigd. Zowel huishoudens, de industrie als de
landbouw zijn grote verbruikers. Hierdoor worden onze
grondwaterreserves enorm belast. Het is dus niet verwonderlijk dat
soorten van natte en voedselarme milieus duidelijk achteruit gaan.
Verzuring is het gevolg van verontreinigende stoffen in de lucht,
meer bepaald van stoffen die zuren kunnen vormen. (Denk bij zuur
aan citroen of azijn.) Verzuring kan via neerslag naar beneden vallen
(regen, sneeuw en hagel), maar ook in droge vorm (in gasvorm of
door het neervallen van de deeltjes). De verzurende bestanddelen
kunnen zich afzetten op vegetatie, bodem, gebouwen en
oppervlaktewater. Dit noemt men depositie. De chemische en
fysische reacties van de meeste verzurende deeltjes gebeuren
langzaam. Met de wind kunnen ze zich al gauw over afstanden tot
1000 kilometer verplaatsen, tot in verafgelegen streken en
natuurgebieden. Verzuring is dan ook een grensoverschrijdend
probleem. Bijna de helft van de verzurende depositie in Vlaanderen
is afkomstig van vervuilende bronnen buiten ons gewest.
Omgekeerd slaan vanuit Vlaanderen heel wat verzurende stoffen
neer in de ons omringende gewesten en landen. Uit studies blijkt dat
de milieu-impact van verzuring in België tot de grootste van Europa
behoort.
Brongerichte maatregelen en beleidsinstrumenten (vb. strengere
emissienormen of uitstootnormen) resulteerden in een verminderde
zuurdepositie, maar dit is nog ruim onvoldoende voor de natuur.
(Een brongerichte aanpak gebeurt waar het probleem ontstaat.
Beleidsinstrumenten zijn alles wat de overheid doet om de
uitgestippelde doelstellingen te bereiken.)
 CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 111
EEN KLASSIEKE TUIN MET WEINIG BIODIVERSITEIT
Aquarellen: André Mulders.
112 -  CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit
De oorzaak van verzuring is de verontreiniging van de lucht door de
uitstoot van zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NO en NO2) en
ammoniak (NH3). (SO2 is een eenvoudige verbinding van één
zwavelatoom met twee zuurstofatomen. Het cijfer één wordt niet
geschreven. NO en NO2 en NH3 zijn ook eenvoudige producten. Met
NOx wordt de som van gehaltes aan NO en NO2 bedoeld. Dit zijn
stikstofoxiden, bepaalde verbindingen met zuurstof.)
Waar komen de verzurende stoffen vandaan? Uitstoot van
zwaveldioxide
(SO2)
is
hoofdzakelijk
afkomstig
van
verbrandingsprocessen:
industrie,
elektriciteit,
raffinaderijen,
gebouwenverwarming en dieselmotoren. Uitstoot van stikstofoxiden
(NO en NO2, samen NOx) wordt veroorzaakt door het wegverkeer en
andere verbrandingsprocessen, zoals gebouwenverwarming. De
stikstofoxidenuitstoot van een motorvoertuig dat op benzine rijdt, is
grotendeels afhankelijk van het rijgedrag: ‘sportief’ rijgedrag zorgt
voor een hogere stikstofoxidenproductie. De uitstoot van
stikstofoxide ligt bij een dieselmotor lager dan bij het gebruik van
LPG of benzine. Bij een dieselmotor ontbreekt immers de
vonkontlading; men heeft alleen een hoge temperatuur. Let wel:
dieselmotoren geven dan weer een veel hogere uitstoot van kleine
roet- en stofdeeltjes. Die kunnen tot diep in de menselijke longen
doordringen en er ernstige schade veroorzaken. Voor de uitstoot van
ammoniak (NH3) is vooral de land- en tuinbouw verantwoordelijk
(voor meer dan 90%). Ammoniak ontsnapt uit de stallen en
vervluchtigt van pas bemest land. Het wordt in de lucht omgezet in
een andere stof die, nadat ze op de bodem neerslaat, een
verzurende werking heeft.
zandgronden: p. 55
bos: p. 61
heide: p. 63
paddenstoelen: p. 11
korstmossen: p. 11
vissen: p. 29
amfibieën: p. 31
slakken: p. 43
vogels: p. 35
Wat zijn de gevolgen van verzuring? Vooral op arme bodems, zoals
de zandgronden van de Kempen en een deel van West-Vlaanderen,
speelt de verzuring een negatieve rol. Zandgronden hebben immers
een lage natuurlijke buffer. Ook elders is de natuurlijke
buffercapaciteit van de bodem niet onuitputtelijk. Verzuring speelt
een belangrijke rol in de verstoring van ecosystemen. Bossen,
heiden, vennen en weilanden verliezen aan biodiversiteit. Door het
teveel aan stikstof treedt verruiging op van de natuur: ruigtekruiden –
zoals Kleefkruid– tieren welig en concurreren met minder
competitieve soorten. De hoge stikstofvoorziening zorgt er voor dat
bomen harder groeien, wat echter niet altijd een goed teken is. Ze
worden brozer en gevoeliger voor vorst, schimmel- en
insectenaantasting. In de bodem zelf gaan de verzurende stoffen
aluminium vrijstellen. Dat is giftig voor de wortelharen van bepaalde
boomsoorten. Nitraten die niet door het bosbestand worden
opgenomen, sijpelen van het bodemwater door tot het ondiepe
grondwater. Voorlopig blijft het diepe grondwater (ons drinkwater)
nog buiten schot. Maar als de verzuring blijft toenemen, komt ook dit
in gevaar. Paddenstoelen en korstmossen zijn gevoelig voor
verzuring. Talrijke ecologisch kieskeurige soorten verdwijnen,
tolerante soorten nemen de bovenhand. Ook dieren hebben te
leiden van de verzuring. Dagvlinders verliezen hun waardplanten
(om eitjes op te leggen). Vissen kunnen minder zuurstof uit het water
halen en minder kuit produceren. De eiklompen en eisnoeren van
amfibieën ontwikkelen zich niet. Huisjesslakken en vogels nemen te
weinig kalk op uit hun omgeving om hun huisjes respectievelijk
eierschalen te maken.
 CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 113
EEN NATUURVRIENDELIJKE TUIN MET VEEL BIODIVERSITEIT
Aquarellen: André Mulders.
114 -  CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit
Trouwens, niet alleen de natuur heeft te lijden onder de verzuring.
De verzurende emissies (een ander woord voor uitstoot)
beschadigen ook gebouwen en monumenten. Ze beïnvloeden de
luchtkwaliteit en via het drinkwater kan nitraat grote gevolgen
hebben voor onze gezondheid. In het menselijk lichaam wordt nitraat
immers omgevormd tot het schadelijke nitriet. Daarnaast worden
metalen zoals aluminium, cadmium, lood, zink, arseen en kwik
sneller uitgespoeld in een verzuurde bodem. Als ze via de 
voedselketen in het menselijk lichaam terechtkomen, kunnen ze
gezondheidsproblemen veroorzaken, vooral bij jonge kinderen.
Maar er is ook positief nieuws: de zwaveldioxideconcentraties dalen.
Dit is te danken aan doorgedreven inspanningen van de industrie en
de acties van de overheid om zwavelarme brandstof en het gebruik
van aardgas te promoten. Ook de emissie van ammoniak lijkt sterk
af te nemen door maatregelen van het Mestactieplan zoals de
mestinjectie en de inkrimping van de veestapel. Minder positief zijn
de resultaten over de uitstoot van stikstofoxiden. Onze auto’s zijn,
vooral door de katalysator, stukken milieuvriendelijker, maar het
aantal auto’s deint steeds verder uit. De auto blijft grote druk
uitoefenen op onze luchtkwaliteit.
ecosysteem: p. 87
Verzuring hangt nauw samen met andere milieuproblemen. Het
mestoverschot zorgt voor de uitstoot van ammoniak, een belangrijke
verzurende component. Stikstofoxiden werken niet alleen verzuring
in de hand. Ze liggen ook aan de oorsprong van de vorming van
‘fotochemische zomersmog’, beter bekend als ‘ozon’. De ozon die
we hier bedoelen is schadelijk omdat ze dicht bij de aarde voorkomt,
op leefniveau (in de troposfeer). Voor mensen is een teveel aan
ozon op dit niveau ongezond. Het kan leiden tot luchtwegklachten.
Ozon in een hogere atmosferische laag, de stratosfeer, is
noodzakelijk. Ze beschermt de aarde tegen schadelijk ultraviolette
straling van de zon. De aanwezigheid van zwaveldioxide speelt dan
weer een rol bij de vorming van wintersmog. Daarnaast zijn de
aërosolen (kleine deeltjes) –ze ontstaan uit de reactie van
verzurende componenten– van belang in de concentraties aan fijn
stof in de omgevingslucht. Tenslotte beïnvloedt de aantasting van de
ecosystemen door verzurende neerslag de soortenrijkdom: de
biodiversiteit vermindert aanzienlijk.
Vermesting betekent dat te veel voedingsstoffen of nutriënten in het
milieu terechtkomen: vooral stikstof en fosfor, in mindere mate ook
kalium. Één van de belangrijkste bronnen van deze stoffen is mest.
Maar ook afvalwater, slib en andere reststoffen spelen een rol.
planten: p. 3
bodem: p. 87
Stikstof is een belangrijk onderdeel van eiwitten. Planten nemen
stikstof hoofdzakelijk op onder de vorm van nitraat, maar in deze
vorm wordt het stikstof niet vastgehouden door de bodem. De totale
productie van stikstof in Vlaanderen bedraagt 205 miljoen kg. Er is
slechts ruimte voor 139 miljoen kg. De overschotten spoelen uit en
komen terecht in het oppervlaktewater en het grondwater.
Fosfor is, zoals stikstof, een chemisch element dat onmisbaar is
voor plant, dier en mens. Het is onmisbaar voor de aanmaak van
eiwitten en komt voor in DNA. In tegenstelling tot stikstof wordt
 CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 115
WAT KAN JE ZELF DOEN OM DE BIODIVERSITEIT IN JE TUIN TE VERHOGEN?
•
Gebruik geen gifstoffen! Natuurlijke insectenjagers zoals zangvogels, egels,
spitsmuizen en vleermuizen zullen je dankbaar zijn. Bovendien komt het gif via de
voedselkringloop uiteindelijk toch op je eigen bord terecht.
•
Streekeigen planten trekken veel meer dieren aan dan uitheemse planten.
•
Creëer veel variatie: werk met hoogtes en laagtes, perkjes met kort gemaaide gazon,
perkjes met hogere kruiden, perkjes met struiken, een haag,… Zo creëer je een hoop
kleine biotoopjes waarin veel verschillende soorten planten en dieren zich thuis
voelen.
•
Een vijvertje verhoogt de biodiversiteit in je tuin aanzienlijk. Water brengt leven in de
tuin.
•
Laat dode takken en bladeren achteraan in de tuin liggen, heel wat dieren vinden er
een (winter)schuilplaats in. Vogels zoeken er ’s winters voedsel.
•
Leg een composthoop aan, zo verklein je de afvalberg en zorg je voor je eigen
natuurlijke kringloop.
•
Maak indien mogelijk verbinding met andere tuinen, bijvoorbeeld door een klein gat
te laten in de afsluiting. Zo kunnen dieren migreren van de ene tuin naar de andere.
Eén tuin is zelden groot genoeg voor bijvoorbeeld een egel, hij heeft een groter
leefgebied nodig.
•
Kies niet voor beton, maar voor afzonderlijke tegels of kiezel, die verstoren de
natuurlijke waterhuishouding van je tuin veel minder.
•
…
EN VOORAL: WERK MÉT DE NATUUR, EN NIET ERTEGEN!
116 -  CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit
bodem: p. 87
algen: p. 11
vissen: p. 29
fosfor wel vastgehouden door de bodem, in de vorm van fosfaat.
Hiervan kan 49 miljoen kg op het land afgezet worden in
Vlaanderen. Wanneer de grond verzadigd is, komt ook het fosfaat in
het water terecht. In ruim twee derden van Vlaanderen is het
fosfaatgehalte van de bodem hoog. In ons gewest wordt jaarlijks 85
miljoen kg fosfor geproduceerd.
Een belangrijk gevolg van vermesting is eutrofiëring van
oppervlaktewateren. Eutrofiëring ontstaat door een teveel aan
voeding (fosfor en stikstof) in het water. De algen ‘eten’ deze
voeding op, waardoor ze te sterk groeien en het licht weghouden
van planten op de waterbodem. De planten sterven af. Zo bevat het
water geen zuurstof meer. Gevolg: vissen gaan dood en ook de
algen gaan rotten. Uiteindelijk verandert het water in een groene
massa. Dit is een vaak onderschatte bedreiging.
Met 61% van de netto stikstof- en fosforbelasting in het milieu –
zowel in bodem, water als lucht– is de landbouw de belangrijkste
oorzaak van de vermesting. Vooral de intensieve veehouderij zorgt
voor een stevige aanvoer van nutriënten. De huishoudens dragen
18% bij, de industrie 13% en het verkeer 6%.
Verontreiniging door mensen veroorzaakt kan alle niveaus van
biodiversiteit aantasten (vb. zure regen, olierampen, nucleaire en
andere afval, pesticiden, zware metalen, dioxines). Het leefpatroon
in (vooral) de geïndustrialiseerde wereld bedreigt de biodiversiteit via
water-, lucht- en bodemvervuiling. Denk aan industriële afvalstoffen,
uitlaatgassen,
meststoffen
en
bestrijdingsmiddelen.
De
grondwaterkwaliteit –waaruit 65 % van alle drinkwater in Europa
wordt geput– wordt bedreigd door hoge concentraties nitraten,
pesticiden, zware metalen, koolwaterstoffen en gechloreerde
koolwaterstoffen. Die stoffen vormen een ernstige bedreiging voor
de biodiversiteit en de volksgezondheid. En gezien de tijd die
verontreinigende stoffen nodig hebben om tot de watervoerende
lagen door te dringen, zal het nog vele jaren duren eer de
grondwaterkwaliteit weer verbetert.
Verontreinigingen, in het bijzonder van zware metalen, zijn sterk
verspreid in Vlaanderen. Zware metalen zijn metalen met een
relatief grote dichtheid, zoals lood, kwik, zink, arseen en cadmium.
Ze komen in de natuur voor en zijn vaak nodig voor bepaalde
natuurlijke processen. In hogere concentraties zijn ze meestal giftig.
Zware metalen komen vrij bij de verbranding van fossiele
brandstoffen en bij industriële processen (raffinaderijen en
metaalindustrie). Ook zitten zware metalen bijvoorbeeld in vuurwerk,
verfpigment (cadmium), batterijen, of dakbedekking (zink). De
metalen zijn meestal gebonden aan kleine stofdeeltjes, waardoor ze
makkelijk in de longen doordringen. Als ze op de bodem terecht
komen, kunnen ze doorsijpelen naar het grondwater of afspoelen
naar het oppervlaktewater. De gevolgen van blootstelling aan zware
metalen kunnen ernstig zijn. Ze tasten het immuunsysteem, de
stofwisseling, het zenuwstelsel en de hormoonhuishouding aan. Ook
kunnen ze leiden tot aangeboren afwijkingen en gedragsstoornissen.
Dioxines is een verzamelnaam voor zo’n 210 verschillende
scheikundige stoffen. 17 van die 210 zijn uiterst giftig. Dioxines
 CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 117
TIPS VOOR EEN AMFIBIEVRIENDELIJKE VIJVER
• Koop geen amfibieën in dierenzaken, daarmee importeer je exoten die niet in onze
natuurlijke biotopen thuishoren. Vang ook geen dieren uit andere poelen. Als je een
geschikte vijver en een beetje geduld hebt, vinden padden en kikkers zelf hun weg.
• Zet geen vissen in je vijvertje, die eten de eieren en de larven van de amfibieën op. In een
natuurlijk biotoop hoort dat erbij, maar in je kleine tuinvijvertje dien je een keuze te maken.
• Zorg voor minstens 1 vlakke oever zodat dieren in en uit je vijvertje kunnen kruipen.
• Maar je vijver, zeker aan de oevers, niet te diep. Ondiep water warmt sneller op, daar
houden de koudbloedige amfibieën van. Maak je vijver in het midden 1 à 1,5 meter diep.
• Zorg voor waterplanten in en rond je vijver, zo is er voldoende voedsel en schuilplaats voor
alle waterdieren.
• Zorg ook voor planten rond je vijver, hierin kunnen kikkers en andere dieren zich verschuilen
en de schaduw opzoeken. Zo zorg je niet alleen voor een geschikt vijverbiotoop, maar ook
voor een geschikt land- en jachtbiotoop met kleine landschapselementen.
• Leg eventueel enkele platte stenen aan de oevers, deze warmen snel op en daarom kruipen
amfibieën er graag op of onder.
• Zorg dat er permanent water in je vijvertje staat.
• Een fonteintje zorgt ervoor dat er meer zuurstof in het water komt.
De bruine kikker herken je aan de donkerbruine
vlekken achter zijn ogen. Hij gebruikt het water
enkel om te paren, de rest van het jaar leeft hij op
het land. Daar gaat hij op zoek naar insecten en
andere ongewervelden. Bruine kikkers zijn graag
geziene gasten in de natuurvriendelijke tuin.
118 -  CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit
bodem: p. 87
voedselketen: p. 91
ontstaan als bijproduct bij de verbranding van chloorhoudende
materialen. PVC bijvoorbeeld zit vol chloor, dus bij verbranding
komen veel dioxines vrij. Maar zelfs wie hout verbrandt, blaast
dioxines de lucht in. Dioxines komen op de bodem terecht en via de
voedselketen in ons lichaam. Ze stapelen zich op in onze
lichaamsvetten en de dosis stijgt naarmate we ouder worden.
Recente meetresultaten (voorjaar 2003) toonden dat de
dioxinedepositie in Vlaanderen afneemt. Niet alleen de industrie
heeft schuld aan de dioxine-uitstoot. Particulieren dragen flink wat bij
tot de dioxine-uitstoot, door illegale vuurtjes (25 % van de dioxineuitstoot in Vlaanderen!) of verkeerd gebruik van houtkachel en open
haard (15 %).
Overexploitatie
Overexploitatie (overbejaging, -bevissing, -verzamelen) van een
soort of een populatie kan leiden tot het verdwijnen ervan. Vele van
's werelds natuurlijke rijkdommen worden door de mens sneller
verbruikt dan ze zich op natuurlijke wijze kunnen herstellen.
Commerciële vissoorten zoals Kabeljauw worden overbevist. Andere
soorten zoals dolfijnen en zeeschildpadden sterven vaak ongewild in
kilometerslange drijfnetten. Mensen kopen wilde dieren en planten of
derivaten ervan om ze te gebruiken als huisdier, als rariteit, als
extravagant voedsel of als decoratief voorwerp.
planten: p. 3
dieren: p. 25
bos: p. 61
De mens doet een te groot beroep op natuurlijke hulpbronnen. Alle
planten- en diersoorten hebben tijd nodig om zich te
vermenigvuldigen. Als we sneller kappen dan het bos zich kan
herstellen, zal er op de duur niets van de  flora en  fauna in dat
bos overblijven.
Klimaatverandering
klimaat: p. 87
insecten: p. 45
Het  klimaat is de sleutelfactor in het bestaan van alle
organismen,
natuurlijke
ecosystemen,
landbouwsystemen,
waterhuishouding én zeestromingen. Wereldwijde klimaatveranderingen zullen het leefmilieu op vele plaatsen veranderen.
Voor zijn energiebehoeften verbruikt de mens meer en meer fossiele
brandstoffen, zoals olie en kolen. Op die manier wordt meer en meer
koolstofdioxide in de atmosfeer gejaagd. Koolstofdioxide (of CO2) in
de atmosfeer werkt als een broeikas. Het laat zonlicht en warmte
binnen, maar laat 's nachts de warmte niet meer buiten. Andere
gassen, zoals methaan en stikstofoxide, die ook door de mens in de
atmosfeer worden gejaagd, dragen bij tot de globale opwarming. Als
gevolg hiervan stijgt de gemiddelde jaarlijkse temperatuur op aarde.
Veranderingen in het klimaat zullen de ecosystemen waarin de
mens en vele andere soorten leven, wijzigen. Soorten en populaties
zullen zich moeten aanpassen aan de veranderende
omstandigheden of andere, geschiktere gebieden moeten
veroveren. Zoniet zullen ze onvermijdelijk uitsterven. Andere
soorten, zoals ziekteverwekkers, onkruiden en ongedierte zullen
bloeien en hun actieterrein uitbreiden.
Veel soorten zullen zich naar het noorden verspreiden; ze volgen de
opschuivende klimaatgordels. Dit is in de eerste plaats te merken bij
insecten. Die zijn niet alleen heel gevoelig voor de veranderende
temperatuur, ze zijn ook heel mobiel. Ze volgen dus sneller de
 CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 119
MAAR… NIET ALLEEN DE LEVENDE NATUUR MOET BESCHERMD WORDEN. OOK HET
LEEFGEBIED (MILIEU) VAN PLANTEN EN DIEREN IS BELANGRIJK.
DAAROM DRAAGT EEN ÉCHTE NATUURVRIEND OOK ZORG VOOR HET MILIEU !!!
Zorgen voor een duurzaam energieverbruik:
• Gebruik zo vaak mogelijk alternatieve transportmiddelen (fiets, trein, carpooling,…).
• Spring zuinig om met verwarming: zet ze laag
wanneer je er niet bent; schakel ze uit wanneer je het
huis verlucht; verwarm niet voortdurend het hele huis.
• Vervang oude mazoutketels door milieuvriendelijkere
verwarmingstoestellen.
• Wees zuinig met elektriciteit: gebruik vaatwas-, droogen wasmachines slechts wanneer ze goed vol zitten;
schakel lichten, tv en computer uit wanneer je de
kamer verlaat; beperk het aantal toestellen in ‘standby’ modus.
• Koop toestellen met A-label (er bestaat ook
een A+ en een A++ label).
• Verlicht met spaarlampen.
Meewerken aan een rationeel watergebruik:
• Wees zuinig met water: spaardouchekop; spaarzaam toilet; koop een wasmachine met Alabel,…
• Gebruik hemelwater waar het kan (vb. toilet, wasmachine, tuin,…).
• Vervuil het water minder: gebruik ecologische poetsproducten; ecologische verf; verfafval niet
in riool gieten…
Vervuil zo min mogelijk:
• Zorg ervoor zo weinig mogelijk afval in huis te halen door onverpakte
goederen en retourflessen te kiezen.
• Breng herbruikbare goederen zoals oude meubels, ijskast,… terug naar
de kringwinkel.
• Composteer je afval.
• Sorteer afval dat je niet kunt vermijden. Laat het door de gemeente ophalen of ga ermee naar
het containerpark.
• Voor voertuigwrakken, autobanden en electro-apparaten geldt een aanvaardingsplicht; die kun
je zo weer naar het verkooppunt terugbrengen.
• Neem wat vaker de fiets of ga te voet.
120 -  CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit
opschuivende klimaatgordels dan andere organismen. Door
onderzoekers van het Instituut voor Natuurbehoud werd vastgesteld
dat acht zuidelijke libellensoorten steeds frequenter voorkomen in
ons land (op een totaal van 68 libellensoorten). Andere
libellensoorten gaan erop achteruit. Zo wordt de Speerwaterjuffer in
de Kempen en de Hoge Venen buitenspel gezet.
Niet alle organismen zijn even mobiel als libellen. Bomen
bijvoorbeeld hebben een zekere tijd nodig om mee te verhuizen met
de opschuivende klimaatgordels. Op het einde van de laatste ijstijd
hadden de bomen duizenden jaren tijd om die verhuis te ondergaan.
Vandaag lijkt de opwarming van de aarde sneller te gaan dan ooit.
Nu zouden ze in 100 jaar tijd even ver moeten opschuiven als
destijds in duizend jaar. Zullen ze daarbij tegengehouden worden
door menselijke barrières, of zal de mens ze –bewust of onbewust–
een handje helpen?
Momenteel begint de impact op het klimaat langzaam zichtbaar te
worden. De voorbije eeuw was de warmste eeuw van het
millennium, 1998 het warmste jaar. Volgens ramingen zal de
temperatuur op aarde in het jaar 2100 met 1 tot 4,5 °C zijn gestegen
ten opzichte van 1990, als de huidige trends zich voortzetten. Dat
betekent dat de gemiddelde temperatuur dan veel sneller gestegen
zal zijn dan de afgelopen tienduizend jaar.
klimaat: p. 87
planten: p. 3
vogels: p. 35
ecosysteem: p. 87
De gevolgen van deze veranderingen zijn ingrijpend. Een kleine
stijging kan immers leiden tot een verschuiving van de
klimaatgordels. Maar ze kan ook een zeer belangrijke invloed
hebben op de frequentie en de ernst van extreme fenomenen, zoals
hittegolven, langdurige droogtes, overstromingen, stormen en
verhoogde neerslag. Door de hogere temperaturen zullen ziekten
zoals malaria en gele koorts zich over een groter deel van de wereld
verspreiden. Buien zullen vaak én in veel kortere tijd én in een veel
kleiner gebied vallen. Op andere momenten blijft het juist lang droog.
De klimaatsverandering zal ook gevolgen hebben op de natuurlijke
processen: planten komen eerder in bloei, boomsoorten zullen meer
of net minder zaden kunnen maken door de warmte, vogels kunnen
niet volgen op veranderingen van ecologische processen (zie
verder). Er zijn al verschillende voorbeelden van verandering van
natuurlijke patronen als gevolg van veranderingen in temperatuur en
neerslag. Noord-Spaanse vlinders vliegen elf dagen eerder dan in
1952. New-Yorkse kikkers beginnen tien dagen eerder te roepen
dan aan het begin van de 20e eeuw. Bosplanten komen een maand
vroeger in bloei dan op het einde van de Tweede Wereldoorlog. Veel
planten hebben hun groeiseizoen met drie weken verlengd.
De invloed van klimaatveranderingen zal sterk verschillen van streek
tot streek. Het gebied rond de Middellandse Zee krijgt te kampen
met verregaande verwoestijning, waterschaarste en bosbranden.
Noord-Europa krijgt volgens voorspellingen te maken met meer
warme en vooral natte winters. De wetenschappers voorspellen dat
50 tot 90 % van de gletsjers in de Alpen gesmolten zal zijn tegen het
eind van deze eeuw. Onze noorderburen zullen zich moeten
voorbereiden op regelmatig terugkerende overstromingen.
Ecosystemen die zich niet aan de snelheid van de klimaatverandering kunnen aanpassen, kunnen verdwijnen of veranderen.
 CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 121
WAT KUN JE ZELF DOEN OM HET BROEIKASEFFECT TEGEN TE GAAN?
Ook wij kunnen een steentje bijdragen om het versterkte broeikaseffect terug te dringen. De
huishoudens verbruiken immers ongeveer 30 % van de totale energie in België. En we grijpen
maar al te vaak naar de wagen, wat de uitstoot van CO2 -letterlijk- de hoogte in drijft.
Hier volgen enkele tips:
• Denk aan een goede isolatie van je woning.
• Als je nieuwe huishoudtoestellen koopt, schaf dan een toestel met een A-label of beter nog
A+ of nog zuiniger A++ aan.
• Gebruik zoveel mogelijk spaarlampen.
• Doe onnodig brandende lampen uit.
• Zet de verwarming flink lager (16°C) als je de deur uitgaat.
• Laat toestellen zoals tv, video of computer niet in stand-by staan.
• Laat de vaatwas- en wasmachine slechts draaien wanneer ze vol zijn.
• Maak vaker gebruik van fiets, openbaar vervoer of ga te voet. Als je de auto toch nodig hebt,
bedenk dan eerst of carpoolen mogelijk is.
• Zorg voor een zuinige rijstijl (rustig rijden, niet te hard optrekken en weinig remmen) en een
goed onderhoud van motor en banden.
• Neem het woord ‘allesbrander’ niet letterlijk: wanneer je plastic of rubber verbrandt in je
kachel, stuur je niet alleen CO2 maar ook heel wat giftige gassen, waaronder dioxines, de
lucht in.
WAT KUN JE ZELF DOEN OM DE BIODIVERSITEIT ELDERS EN IN JE EIGEN BUURT
TE BESCHERMEN?
• Koop geen producten waarvoor een groot stuk kostbare
natuur verwoest is, bijvoorbeeld hout afkomstig uit tropische
regenwouden. Gebruik in plaats hiervan FSC-gelabeld hout.
Dit is hout afkomstig uit bossen die op een duurzame
manier beheerd worden.
• Je kunt van je tuin een mininatuurgebiedje maken waar planten en dieren een tijdelijk
onderkomen vinden bij hun verplaatsing van het ene leefgebied naar het andere. Je tuin
kan ook een laatste toevluchtsoord vormen als er in de verre omgeving geen
natuurgebieden meer zijn (vb. stadstuin), Daar kunnen deze organismen overleven tot de
natuur in de buurt weer ruimte krijgt om zich te herstellen.
• Werk niet mee aan de invoer van exoten, zet zelf inheemse planten in je tuin.
• Koop geen dieren die hier niet thuishoren, en als je er toch hebt, laat ze zeker niet los in
de vrije natuur. Breng ze naar een opvangcentrum.
• Breng geen souvenirs van plantaardige of dierlijke oorsprong mee van vakantie.
122 -  CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit
De uitstoot van broeikasgassen per hoofd van de bevolking behoort
in Vlaanderen tot de hoogste ter wereld. De belangrijkste vervuilers
(van broeikasgassen) onder ons zijn de industrie, de energiesector,
de huishoudens, het verkeer en de landbouw. Het blijft een uitdaging
om aan de Kyotonormen te voldoen. Tussen 2008 en 2012 moet
België de uitstoot van CO2 met 7,5 % verminderen ten opzichte van
1990. Onderzoek heeft uitgewezen dat de huidige Europese
maatregelen in het beste geval een reductie van 1,4 % in de hand
kunnen werken.
De 10 belangrijkste oorzaken van het broeikaseffect in Vlaanderen:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
klimaat: p. 87
voedselweb: p. 91
voedselketen: p. 91
industrie: 22 %
elektriciteitscentrales: 22 %
gebouwenverwarming: 19 %
wegverkeer: 15 %
veeteelt: 7 %
raffinaderijen: 5 %
salpeterzuurproductie: 4 %
natuur & landbouw: 3 %
storten van afval: 2 %
gasdistributie: 1 %
Zoals eerder gezegd zullen natuurlijke processen hinder
ondervinden van de opwarming van de aarde. Een van deze
natuurlijke
processen
zijn
ecologische
relaties.
Weersomstandigheden, met name temperatuur en neerslag,
beïnvloeden de jaarlijks terugkerende verschijnselen zoals het
uitkomen van bladeren en bloemen en het geboren worden van
dieren. Een structureel veranderend klimaat kan het natuurlijke
patroon van groei en bloei veranderen. Het meest opmerkelijke
voorbeeld is terug te vinden in de mistiming van de Koolmees.
Doorheen de evolutie is een goed op elkaar afgestemd 
voedselweb ontstaan. Daarbij eten jonge koolmezen de grote rupsen
van de Wintervlinder, die op hun beurt de jonge bladeren van de
Zomereik als voedsel hebben. Het tijdstip van uitlopen van de
bladeren van Zomereik, het uitkomen van de rupsen van
Wintervlinder en het uitkomen van de eieren van Koolmees, wordt
geregeld op drie verschillende manieren. Deze drie manieren
hadden dertig jaar geleden als resultaat dat zowel de rupsen als de
jongen van de Koolmees uitkwamen op het moment dat het meeste
voedsel voorhanden was. Het tijdstip van uitlopen van de bladeren
van Zomereik is afhankelijk van de temperatuur. Om te weten
wanneer ze uit het ei moeten komen, dus wanneer er jonge
zomereikenbladeren aanwezig zijn, hebben de rupsen van de
Wintervlinder een rekenregel ‘ingeprogrammeerd’. Deze ‘rekenregel’
is gebaseerd op de temperatuur en het aantal vorstdagen. Om te
bepalen wanneer de Koolmees haar eieren legt, vertrouwt ze op
signalen uit haar omgeving (zoals daglengte en temperatuur). Bij
Wintervlinder en Koolmees blijken hun ‘rekenregels’ nu niet meer te
kloppen. Daarom hebben de dieren last van ‘mistiming’. Hun
ontwikkeling loopt niet meer synchroon met die van de rest van de
voedselketen. En het belangrijkste: niet meer synchroon met hun
voedsel. De laatste jaren komen de bladeren van Zomereik tien
dagen eerder uit dan dertig jaar geleden.
 CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 123
WAT KAN JE ZELF DOEN?
Je kunt je aansluiten bij een natuurvereniging en meehelpen bij het beheer van
natuurgebieden.
Wie meer wil leren over de natuur kan bij het CVN de cursus Natuurgids volgen.
Deze cursus omvat 30 lessen en 2 stage-opdrachten. Je leert er veel bij over de
natuur en je leert bovendien je liefde voor de natuur aan anderen over te
brengen.
124 -  CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit
De rupsen komen door hun ‘rekenregel’ nu wel veertien dagen
eerder uit dan de bladeren van Zomereik. Dit heeft als gevolg dat
veel rupsen sterven door voedseltekort. De periode dat er veel
rupsen aanwezig zijn (rupsenpiek) is hierdoor ook met negen dagen
vervroegd. De eieren van Koolmees daarentegen komen nog steeds
op hetzelfde moment uit als dertig jaar geleden. Dit komt omdat er
een periode van vijfendertig dagen is tussen het leggen van het
eerste ei en het moment dat de vogel negen tot twaalf hongerige
jongen moet voeden. De temperatuur in het vroege voorjaar (en dus
de signalen voor het leggen van de eieren) is niet veranderd, maar
de temperaturen later in het seizoen wel. Met als gevolg dat de
jongen uit het ei komen als de rupsenpiek bijna voorbij is.
vogeltrek: p. 157
klimaat: p. 87
Er zijn nog andere voorbeelden van ‘mistiming’: Bonte vliegenvanger
overwintert ten zuiden van de Sahara en heeft geen weet van de
vervroegde voorjaar hier bij ons. Als de vrouwtjes op het
gebruikelijke moment aankomen, moeten ze hals over kop broeden.
Daardoor heeft het vrouwtje haast geen tijd om goed aan te sterken
na de lange vlucht. Deze voorbeelden geven aan wat er ons te
wachten staat als het klimaat zal veranderen. Wat er precies zal
gebeuren weten we niet zeker, maar willen we het wel afwachten?
5.6 SAMENGEVAT
Samengevat kunnen we stellen dat er verschillende manieren zijn
waarop de mens de biodiversiteit verstoort:
• we oogsten teveel
• we vernietigen leefomgeving
• we zorgen voor eilandvorming
• we voeren vreemde  soorten in
• we vervuilen het  milieu.
natuur: p. 81
Deze vijf factoren zorgen ervoor dat de  natuur verandert.
Verandering op zich is niet erg. Precies door die continue
verandering, door wat we in de biologie ‘evolutie’ noemen, is de
biodiversiteit van vandaag ontstaan. Maar tot nu toe gebeurde
verandering altijd heel geleidelijk. Nu gaan de veranderingen sneller
dan ooit!
Op wereldvlak worden grote inspanningen gedaan om de
biodiversiteit op aarde te beschermen. Zo was er in 1992 de
milieutop in Rio de Janeiro, ook wel bekend als ‘The Earth Summit’
en officieel als the United Nations Conference on Environment and
Development (UNCED). Het was de grootste milieuconferentie ooit
gehouden. Tijdens deze conferentie werd een groot werkprogramma
voor duurzame ontwikkeling, Agenda 21, aangenomen en werden
drie grote verdragen opgesteld: het biodiversiteitsverdrag, het
klimaatverdrag en het verdrag tegen verwoestijning. De Conventie
over de Biologische Diversiteit is een internationale overeenkomst
op vrijwillige basis. Ze zet de ondertekenende partners ertoe aan
maatregelen te nemen die enerzijds de biodiversiteit bewaren en
duurzaam gebruiken, en anderzijds verzekeren dat de voordelen van
het gebruik van genetische rijkdommen rechtvaardig en evenredig
verdeeld worden.
 CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 125
TOT SLOT
Er zijn nog veel meer dingen die we kunnen doen om de biodiversiteit te beschermen. De
kleine keuzen die ieder van ons elke dag maakt, hebben opgeteld een grote impact. Door deze
keuzen te laten inspireren door duurzaamheid, namelijk het voorzien in onze huidige
behoeften zonder die van de volgende generaties in het gedrang te brengen, kunnen we het
voortbestaan van de biodiversiteit voor onze kinderen, kleinkinderen en voor onszelf
verzekeren. Het leuke aan deze kleine keuzes is daarenboven dat ze niet alleen een
ecologische meerwaarde bieden, maar vaak ook heel wat euro’s besparen. Beter sorteren, een
verminderd water- en energieverbruik, biologisch tuinieren zonder pesticiden, een gezonde
wandeling in de plaats van een autorit,… Dit zijn maar enkele voorbeelden waarbij ecologie,
gezinseconomie en welzijn hand-in-hand gaan. Andere belangrijke keuzes situeren zich binnen
ons consumptiegedrag, reispatroon, bouw- of verbouwgedrag, natuurbeleving, …
Elk van ons kan het verlies van de biodiversiteit tegengaan door oorspronkelijke variëteiten en
inheemse soorten in de tuin aan te planten met de bedoeling de soortenvariëteit te bewaren,
door het gebruik van insecten- en onkruidverdelgers te beperken, door gevarieerde voeding te
kopen om de landbouwers aan te zetten hun producten te variëren, door natuurparken en
reservaten te bezoeken om beter te kunnen begrijpen wat biodiversiteit is, door je omgeving
voor de problematiek van biodiversiteit te sensibiliseren,…
Wens je meer informatie over dingen die je thuis kunt doen om de biodiversiteit te beschermen,
richt je dan tot onderstaande organisaties en overheden. Ze geven handige brochures uit die je
kunt aanvragen of rechtstreeks downloaden van het internet. De onderwerpen gaan van
composteren in vaten en bakken, de ecologische siertuin, ideeën voor energiebewust en veilig
rijden, ideeën voor energiezuinig bouwen en verbouwen, extensieve groendaken, kleinschalige
waterzuivering door plantensystemen tot warmtepompen en zonneboilers.
Je kunt ook informatie krijgen en folders bestellen bij de Vlaamse infolijn: 0800/3.02.01.
Websites en telefoonnummers:
http://www.cedubo.be : Centrum Duurzaam Bouwen vzw, 011/51.70.51.
http://www.dialoog.be : Vormingscentrum Dialoog vzw, 016/23.26.49.
http://www.energiesparen.be : 025/53.46.00.
http://www.ode.be : Organisatie voor Duurzame Energie vzw, 016/23.52.51.
http://www.ovam.be : Openbare Afvalstoffen Maatschappij voor het Vlaamse Gewest,
015/28.42.84.
http://www.velt.be : Vereniging voor Ecologische Leef- en Teeltwijze, 03/281.74.75
http://www.vibe.be : Vlaams Instituut voor Bio-Ecologisch Bouwen en Wonen, 03/239.74.23.
http://www.vlaco.be : Vlaamse compostorganisatie vzw, 015/45.13.74.
126 -  CVN - Centrum Voor Natuur- en milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit
188 landen waaronder de 25 Europese landen hebben deze
Conventie ondertekend (slechts weinig landen, waaronder de
Verenigde Staten hebben de Conventie nog niet bekrachtigd).
Tussen de beslissingen die in het kader van de Conventie genomen
werden, valt onder andere het strategisch plan op (in 2002 in Den
Haag opgenomen) dat een ‘gevoelige vermindering van het verlies
aan biodiversiteit tegen 2010’ voorziet. Dit doel werd aanvaard door
de wereldleiders tijdens de Wereldtop Duurzame Ontwikkeling die in
2002 georganiseerd werd in Johannesburg, Zuid-Afrika.
De Europese Unie gaat nog verder. Ze heeft zich ertoe verbonden
‘tegen 2010 de afname van de biodiversiteit in Europa een halt toe te
roepen’ (zesde communautaire actieprogramma voor het milieu).
Ook ons land heeft het belang van de biodiversiteit voor de
duurzame ontwikkeling erkend. Het regeringsakkoord beschouwt de
biodiversiteit als één van de huidige politieke prioriteiten. Voor de
komende jaren heeft België er zich onder andere toe verbonden de
illegale import van hout te verminderen en invasieve exotische
soorten te bestrijden.
 CVN - Centrum Voor Natuur- en Milieueducatie – Cursus Natuur-In-Zicht – Hoofdstuk Biodiversiteit - 127
Download