Handreiking Gevaarlijke stoffen voor de arbocatalogus

advertisement
Handreiking Gevaarlijke stoffen
voor de arbocatalogus
© Mei 2009, AWVN / MKB-Nederland
DEXIS Arbeid, M. Fleuren
Werkgeversvereniging AWVN, drs. J.L.L. Schaeffer
MKB-Nederland, W.H.L. Peters en drs. I.S.A Larmoyeur
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 1
Inhoudsopgave
Leeswijzer
3
1 Domein
2 Leidraad
3 Arborisico’s ten gevolge van gevaarlijke stoffen
4 Wetgeving gevaarlijke stoffen
5 Beoordeling van het risico van stoffen
6 Publicaties en links
4
7
17
28
35
40
Bijlage 1 Oplossingenregister
42
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 2
Leeswijzer
Deze handreiking geeft uitleg over het onderwerp gevaarlijke stoffen en de wijze waarop u dit
thema in een arbocatalogus kunt behandelen. U treft achtergrondinformatie aan die u in uw
arbocatalogus kunt gebruiken, en krijgt advies over de manier waarop u het thema gevaarlijke
stoffen in de arbocatalogus kunt opnemen.
Hoofdstuk 1 omschrijft wat onder ‘gevaarlijke stoffen’ wordt verstaan.
Hoofdstuk 2 geeft een leidraad voor het behandelen van gevaarlijke stoffen in de arbocatalogus.
Hoofdstuk 3 beschrijft de arborisico’s die kunnen worden veroorzaakt door gevaarlijke stoffen.
Hoofdstuk 4 bevat de wet- en regelgeving over gevaarlijke stoffen.
Hoofdstuk 5 geeft tools voor het beoordelen van de risico’s van stoffen op de werkplek.
Hoofdstuk 6 bevat een overzicht van relevante publicaties en links.
Bijlage 1 bevat voorbeelden van concrete oplossingen voor arborisico’s die samenhangen met
gevaarlijke stoffen.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 3
1 Domein
1.1 Wat is een stof?
Gevaarlijke stoffen zijn stoffen die door hun eigenschappen een veiligheids- of
gezondheidsrisico opleveren.
In deze handreiking bedoelen we met ‘stoffen’:
► zowel enkelvoudige stoffen als preparaten of producten die uit meerdere stoffen zijn
samengesteld;
► alle verschijningsvormen: gassen, dampen, nevel, rook, stofwolken, vloeistoffen of vaste
stoffen;
► echte ‘producten’ zoals we die uit de verpakking halen;
► maar ook producten die (soms onbedoeld) tijdens productieprocessen ontstaan, bijvoorbeeld
rook van een dieselmotor, dampen die vrijkomen bij sealen, tonerstof en ozon uit de
laserprinter en metaaldamp bij het lassen.
In de volksmond wordt het woord ‘stof’ anders gebruikt dan in de wereld van de chemie en de
wetgeving. In technische zin bestaat een stof uit één bestanddeel (enkelvoudige stof), terwijl de
volksmond met de term ‘stoffen’ zowel enkelvoudige stoffen bedoelt als mengsels van allerlei
stoffen. Dergelijke mengsels worden in de wet ‘preparaten’ genoemd en in de dagelijkse
praktijk ook wel aangeduid als ‘producten’.
1.2 Stoffen in uw branche
Er zijn vele duizenden verschillende stoffen waar werknemers tijdens het werk mee in
aanraking kunnen komen. Ook in branches waar werken met stoffen niet direct de
hoofdactiviteit is, kunnen wel degelijk risico’s aan de orde zijn. Denk bijvoorbeeld aan
schoonmaakmiddelen, ontkalker, chloor, afbijtmiddel, ovenreiniger, thinner of andere
oplosmiddelen, bestrijdingsmiddelen, middelen voor ongediertebestrijding, toner, brandstoffen,
spuitbussen e.d. Deze producten worden in vrijwel ieder bedrijf gebruikt. Of dit ook tot risico’s
leidt, is afhankelijk van de manier waarop en de intensiteit waarmee deze stoffen worden
gebruikt.
1.3 Reikwijdte van de handreiking
De handreiking is bedoeld voor uiteenlopende branches die in hun arbocatalogus het thema
gevaarlijke stoffen willen opnemen.
Gevaarlijke stoffen vormen een zeer breed thema, met uiteenlopende werksituaties en risico’s.
Tussen branches bestaan grote verschillen: de aard van de stoffenproblematiek verschilt en ook
de kennis die in de branche al aanwezig is. Bij het opstellen van deze handreiking zijn keuzes
gemaakt met betrekking tot de uitgebreidheid en moeilijkheidsgraad van de informatie. De
aangeboden informatie zal voor sommigen dus te diep gaan en voor anderen weer te
oppervlakkig zijn. Als zich in de branche zeer complexe stoffenrisico’s voordoen, zijn wij
ervan uitgegaan dat de branche over voldoende expertise beschikt om zelf oplossingen in de
arbocatalogus op te nemen. In deze handreiking hebben wij ons daarom beperkt tot de situaties
waarin er geen extreem hoge risico’s bestaan en die in de Arbowet aan de orde komen.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 4
De handreiking gaat niet in op:
► biologische agentia (stoffen van biologische oorsprong of levende micro-organismen);
► geneesmiddelen en radioactieve stoffen (we gaan ervan uit dat deze worden gebruikt in
situaties waar voldoende expertise bestaat om zelf invulling te geven aan de arbocatalogus);
► maatregelen die gelden voor bedrijven die vallen onder het besluit ‘risico op zware
ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn’ (BRZO; zie artikel 6 van de Arbowet
en afdeling 2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit artikelen 2.2 t/m 2.5h) (De handreiking
dekt niet alle aspecten die in de betreffende situaties aan de orde zijn. Voor deze situaties
zijn bedrijven verplicht een aanvullende risico-inventarisatie en evaluatie (ARIE) op te
stellen en maatwerkmaatregelen te nemen. Dergelijke bedrijven zullen daarvoor voldoende
deskundigheid in huis hebben.);
► maatregelen die gelden in geval er sprake is van een explosieve atmosfeer in de zin van
ATmosphère EXplosible (ATEX);
► milieuaspecten (REACH <http://www.senternovem.nl/REACH/Helpdesk/Index.asp>) en
eisen voor vervoerders van gevaarlijke stoffen (Zie ook ‘De Arbowet en andere wetten over
stoffenrisico’s’).
Er zijn dus meer aandachtspunten op het gebied van stoffen dan in deze handreiking worden
behandeld. Om alle aspecten van het stoffengebruik goed te regelen zijn daarom aanvullende
maatregelen noodzakelijk die niet in deze handreiking worden behandeld. Speciale aandacht
vraagt de recent ingevoerde wetgeving Registratie, Evalulatie, Autorisatie en beperking van
CHemische stoffen (REACH <http://www.senternovem.nl/REACH/Helpdesk/Index.asp>).
1.4 De Arbowet en andere wetten over stoffenrisico’s
Het opslaan of werken met stoffen op de werkplek kan arbo- en milieurisico’s veroorzaken. Dit
kunnen risico’s met zeer beperkte effecten zijn, maar ook risico’s met enorme gevolgen
(rampen). Met name ter voorkoming van rampen is er op dit terrein vrij veel (internationale)
wetgeving beschikbaar. Bij het ontwikkelen van een arbocatalogus vraagt het aandachtsgebied
‘stoffen’ zodoende om een afbakening.
In de wetgeving is onderscheid gemaakt naar:
► milieuwetgeving (gericht op bescherming van de algemene bevolking en het leefmilieu) en
► arbowetgeving (gericht op bescherming van de werkende mens).
Deze leidraad gaat uit van de arbowetgeving, maar er zijn veel raakvlakken met de
milieuwetgeving en ook met de Warenwet.
Het is belangrijk om rekening te houden met (en gebruik te maken van) de volgende wetten
anders dan de Arbowet:
► de Europese regelgeving REACH: de stoffendossiers bevatten informatie over de gevaren
die mensen lopen als ze aan stoffen worden blootgesteld, en over de daarmee
samenhangende beschermende maatregelen;
► de Wet milieubeheer <http://wetten.overheid.nl/BWBR0003245> en de Wet vervoer
gevaarlijke stoffen, met bepalingen ten aanzien van het vervoer en de verpakking van
gevaarlijke stoffen; inmiddels wordt deze wetgeving geleidelijk vervangen door nieuwe
wetgeving (REACH en EU-GHS);
► de Wet milieubeheer, met bepalingen over het hanteren, opslaan en afvoeren van
afvalstoffen;
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 5
► specifieke juridische bepalingen over geneesmiddelen, radioactieve stoffen en
bestrijdingsmiddelen, onder meer in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden; voor
deze stoffen gelden bijzondere vereisten die niet in de Arbowet zijn opgenomen;
► de Warenwet <http://wetten.overheid.nl/BWBR0001969>, die ervoor moeten zorgen dat
stoffen die in producten zijn verwerkt, niet tot onaanvaardbare risico’s leiden.
Bovengenoemde wetgeving is dus primair gericht op het beschermen van het milieu. Het gaat
dan om de veiligheid van omwonenden, consumenten en anderen die niet beroepsmatig aan
stoffen worden blootgesteld. Deze wetten verplichten producenten en leveranciers tot het
beschikbaar stellen van voldoende informatie over de betreffende stoffen. Daarvan gaat tevens
een beschermende werking uit voor de werkende mens.
Het is cruciaal dat bedrijven die stoffen gebruiken of verhandelen, zich in REACH verdiepen.
Zij moeten namelijk melden hoe zij die stoffen behandelen. Als ze dit niet doen, mogen ze de
betreffende stoffen in de toekomst niet meer gebruiken of verhandelen. Raadpleeg de REACHwebsite <http://www.senternovem.nl/REACH/Helpdesk/Index.asp> om te bepalen of dit voor u
van toepassing is.
Daarnaast is het belangrijk te weten dat REACH-producenten verplicht zijn per stof een dossier
aan te maken. Daarin moeten zij de gevaren van de stoffen beschrijven, en ook de maatregelen
die bij specifieke toepassingen vereist zijn. U kunt in deze dossiers dus bruikbare informatie
vinden wanneer u de gevaren van de stoffen wilt vaststellen en u wilt nagaan wat de vereiste
beschermende maatregelen zijn bij toepassing van die stoffen in uw branche.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 6
2 Leidraad
Als stoffen een gezondheidsrisico of gevaar vormen voor medewerkers in een branche, dan kan
de branche ervoor kiezen oplossingen voor een veilig gebruik van stoffen op te nemen in de
arbocatalogus. In deze paragraaf is in stappen beschreven hoe u dit zou kunnen aanpakken.




Stap 2.1: Inventariseer welke stoffen de branche gebruikt
Stap 2.2: Selecteer de bedrijfsprocessen en de daarbij gebruikte gevaarlijke stoffen die u in
de arbocatalogus wilt opnemen
Stap 2.3: Stel vast welke grenswaarden in de branche gelden
Stap 2.3: Verzamel of ontwikkel effectieve oplossingen
2.1 Inventariseer welke stoffen de branche gebruikt
De eerste stap heeft tot doel inzicht te krijgen in de bedrijfsprocessen of werksituaties in de
branche waarbij medewerkers in aanraking kunnen komen met risico’s van stoffen.
U kunt daarbij de volgende bronnen raadplegen:
► de brancheleden zelf: u kunt bijvoorbeeld actief inventariseren wat zij hierover in hun
risico-inventarisaties en -evaltuaties (RI&E’s) hebben staan;
► branche-inventarisaties uit het verleden, die bijvoorbeeld zijn opgesteld in het kader van de
arboconvenanten of de Versterking Arbeidsomstandighedenbeleid Stoffen (VASt) van het
ministerie van Sociale Zaken en Werkgelenheid (SZW);
► geaggregeerde gegevens uit een branche-RI&E-instrument: als veel bedrijven in de branche
een branche-RI&E-instrument gebruiken, is misschien zichtbaar (of zichtbaar te maken)
welke arborisico’s vaak in de RI&E’s voorkomen;
► branche- of sectorrapporten van de Arbeidsinspectie waarin de stoffenproblematiek wordt
beschreven;
► informatie van arbodiensten die in de branche actief zijn;
► informatie van andere sectoren of branches met vergelijkbare bedrijfsprocessen of
werksituaties;
► informatie van (koepels van) stoffenleveranciers of -producenten over het gebruik van
stoffen in de branche (REACH); betrek de leveranciers en producenten vanaf de start in het
project; u zult hen nodig hebben bij het achterhalen van stoffeninformatie en het vinden van
oplossingen;
► registraties van beroepsziekten of bedrijfsongevallen: zijn deze bekend in verband met
stoffen in de sector (Nederlands Centrum voor Beroepsziekten
<http://www.beroepsziekten.nl>, verzekeraars)?
► informatie bij onderwijs- of onderzoeksinstituten die mogelijk binnen de branche specifiek
onderzoek hebben gedaan op het terrein van stoffen.
Welke informatie inventariseren?
Bij het in kaart brengen van de stoffenrisico’s in de branche is het belangrijk vooraf zorgvuldig
te bepalen welke informatie u over de risico’s moet verzamelen. Wat moet u weten om straks
een selectie te maken van de meest relevante stoffen waarvoor u oplossingen wilt opnemen in
de arbocatalogus? Denk goed na over de structuur van de inventarisatie.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 7
De beste ingang om de risico’s gestructureerd in kaart te brengen is het bedrijfsproces (de
werksituatie) waarbij gevaarlijke stoffen worden gebruikt. U inventariseert daarbij:
► welke bedrijfsprocessen (werksituaties) er in de sector zijn waarbij stoffen kunnen
vrijkomen;
► welke stoffen daarbij vrij kunnen komen;
► welke gevaren deze stoffen kunnen opleveren (zie hiervoor de site van het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) <http://www.rivm.nl/rvs/gevaar/index.jsp>);
► hoe groot de kans is dat medewerkers met de stof in aanraking komen. Dit laatste is meestal
bepalend voor het feitelijke risico dat aanwezig is.
Het onderstaande (voorbeeld)formulier kan bij de inventarisatie behulpzaam zijn:
Bedrijfsproces/
werksituatie
Aandeel
medewerkers
Stoffen
Veiligheidsen/of
gezondheidsgevaren
Lassen
15%
Lasrook
Longaandoening
bij inademing
15%
Lasgassen,
acetyleen in
combinatie met
zuurstof
Explosierisico en
brand
20%
Oplosmiddelen
5%
Oplosmiddelen
Spuiten
Isocyanaten
Opslag
20%
Brandgevaarlijke, zeer
giftige en
corrosieve
stoffen
Afval verwerken
10%
Giftige stoffen,
restant in
afvalverpakking
en
poetsmateriaal
Ernst van
het effect
Mate van
blootstelling
Kans
dat het
gebeurt
Aanzienlijk
letsel
Voortdurend
Goed
mogelijk
F+, O, E
Ramp
Voortdurend
Onwaarschijnlijk
Brand en explosie
F+
Zeer ernstig
Voortdurend
Organisch
psychosyndroom
(OPS)
Overgevoelig-heid
Xn
Zeer ernstig
Dagelijks
Onwaarschijnlijk
Goed
mogelijk
Xi
Aanzienlijk
letsel
Dagelijks
Goed
mogelijk
F+, T+, C
Zeer ernstig
Maandelijks
Onwaarschijnlijk
T
Aanzienlijk
blijvend
letstel
Dagelijks
Ongewoon,
maar
mogelijk
Brand en
explosie,
vrijkomen van
giftige en
schadelijke
stoffen
Inademing en
huidcontact met
giftige stoffen
Gevarensymbolen,
R- en Szinnen
n.v.t.
Toelichting op het formulier
► Bedrijfsproces/werksituatie: werkzaamheden of een verzameling van werkzaamheden
waarbij stoffen kunnen vrijkomen.
► Aandeel medewerkers: het aandeel van de medewerkers dat aan de genoemde stoffen
blootstaat; als dit stofrisico veel medewerkers in de branche kan ‘raken’ is dit belangrijker
dan wanneer er maar weinig medewerkers aan dit stofrisico blootstaan.
► Stoffen: omschrijving van de stof of groep van stoffen.
► Veiligheids- en/of gezondheidsgevaren: het type gevaar van de stof of stoffen.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 8
► Gevarensymbolen, R- en S-zinnen: de indeling van de stof volgens de etikettering (R: Risk:
omschrijving van het gevaar, S: Safety: veiligheidsaanbevelingen) of het
veiligheidsinformatieblad.
►
De Fine en Kinney-risicobeoordeling werkt als volgt. U berekent de risicoscore volgens de
formule Ernst (E) x Blootstelling (B) x Waarschijnlijkheid (W). De waarden voor E, B en W
zijn:
E (ernst van het effect)
B (blootstelling)
W (waarschijnlijkheid, kans)
100 catastrofaal, vele doden
10 voortdurend
10 kan worden verwacht, bijna zeker
40 ramp, verscheidene doden
6 dagelijks tijdens de werkuren
6 goed mogelijk
15 zeer ernstig, één dode
3 wekelijks of incidenteel
3 ongewoon, maar mogelijk
7 aanzienlijk blijvend letsel
2 maandelijks
0,5 onwaarschijnlijk
3 tijdelijke arbeidsongeschiktheid
1 enkele malen per jaar
0,2 vrijwel onmogelijk
1 betekenisvol, EHBO vereist
0,5 zeer zelden
0,1 bijna niet denkbaar
In dit geval dus:
Bedrijfsproces/
werksituatie
Stoffen
Ernst van
het effect
Kans dat
het gebeurt
Risicobeoordeling
7
Mate van
blootstellin
g
10
Lassen
Lasrook
6
420
Lasgassen,
acetyleen in
combinatie met
zuurstof
100
10
0,5
500
Spuiten
Oplosmiddelen
Oplosmiddelen
Isocyanaten
15
15
7
10
6
6
0,5
6
6
75
540
252
Opslag
Brandgevaarlijke,
zeer giftige en
corrosieve stoffen
Giftige stoffen,
restant in
afvalverpakking en
poetsmateriaal
15
2
0,5
15
7
6
3
126
Afval verwerken
In dit voorbeeld zijn de oplosmiddelen bij het spuiten en de lasrook en lasgassen bij het lassen
dus de voornaamste aandachtspunten.
Als u de blootstelling en de risico’s meer gedetailleerd in kaart wilt brengen, dan zijn er
rekenmodellen beschikbaar die u kunt gebruiken om de risico’s onderling te vergelijken. U
moet hiervoor wel eerst informatie invoeren over de eigenschappen van de stoffen, de manier
waarop deze worden toegepast en eigenschappen van de werksituaties. Bij de berekeningen
wordt dan rekening gehouden met de stofeigenschappen én met de eigenschappen van de
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 9
werksituatie. Een zeer geschikt hulpmiddel hierbij is de Stoffenmanager
<www.stoffenmanager.nl> die is ontwikkeld in het kader van het project VASt
<http://www.arbo.nl/stoffencentrum>.
Op Europees niveau zijn algemene instructies beschikbaar voor de risicobeoordeling. Veel van
de in Nederland gehanteerde instrumenten zijn hierop gebaseerd (zie bijlage 2, pagina 113 van
het document Praktische richtsnoeren van niet-bindende aard
<http://osha.europa.eu/fop/netherlands/nl/legislation/PDFdownloads/2261-NL.pdf>).
2.2 Selecteer de bedrijfsprocessen
Na de inventarisatie heeft u zicht op de omvang van de stoffenproblematiek in uw sector. U
weet welke bedrijfsprocessen of stoffen daarin een rol spelen en u kent de ernst van de risico’s.
Voor welke stoffen of werksituaties gaat u nu oplossingen in de arbocatalogus opnemen? Dat is
afhankelijk van uw ambitie (hoe gedetailleerd wilt u zijn en hoe ver wilt u gaan?), de
haalbaarheid (hoeveelheid tijd en geld hebt u ter beschikking?) en omgevingsfactoren (welke
wensen hebben leden en vakbonden?).
Als u niet voor alles een oplossing kunt of wilt aanbieden, zult u keuzes moeten maken. Maar
hoe doet u dat?
Hiervoor zijn twee scenario’s beschikbaar:
► selectie op basis van bedrijfsprocessen, aan de hand van vooraf vastgestelde criteria (2.2.1);
► selectie op basis van stofeigenschappen (2.2.2).
2.2.1 Selectie van stoffen of bedrijfsprocessen aan de hand van vooraf bepaalde criteria
Op basis van een inventarisatie van gebruik van stoffen in de sector kunt u een selectie maken
van de bedrijfsprocessen (werksituaties) en/of stoffen die u in de arbocatalogus opneemt. Om
prioriteiten te stellen heeft u selectiecriteria nodig. Deze criteria hangen nauw samen met de
motieven van de branche om een arbocatalogus te maken. Wilt u bijvoorbeeld alle risico’s
opnemen of wilt u zich juist concentreren op een aantal prioriteiten? Maak met betrokken
partijen (veelal vakbonden en vertegenwoordigers van brancheleden) vooraf afspraken welke
criteria u hierbij hanteert. Dit helpt om snel keuzes te maken en voorkomt discussie achteraf.
Een (niet uitputtend) overzicht van voorbeelden van selectiecriteria die voor u van belang
kunnen zijn:
► De beleidsregels voor bepaalde stoffen zijn moeilijk te hanteren (behoefte aan maatwerk).
► De betreffende stoffen zijn buitengewoon gevaarlijk en kunnen dus een ernstig effect
veroorzaken (zie ‘Hoe medewerkers gevaren kunnen herkennen’).
► De betreffende stoffen worden veel gebruikt en er is een grote kans om ermee in contact te
komen (zie ‘Beoordeling van het risico van stoffen’).
► Veel medewerkers in de sector lopen gevaar of ondervinden hinder.
► Veel werkgevers hebben moeite met het beheersen van het risico.
► De betreffende stoffen of werksituaties kunnen een imagoprobleem veroorzaken of liggen
politiek gevoelig.
► Het gaat om ‘vergeten’ gevaarlijke of hinderlijke stoffen; voor de andere gevaarlijke stoffen
hebben brancheleden al voldoende geregeld.
Het ligt voor de hand om in de arbocatalogus te beginnen bij de gevaarlijkste stoffen. Dat heeft
de wetgever in eerste instantie ook gedaan: voor stoffen die kankerverwekkend zijn, die acuut
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 10
tot vergiftiging leiden of die rampen kunnen veroorzaken door explosie, brand of verspreiding
van een gifwolk bevat de wetgeving gedetailleerdere voorschriften.
Het risico wordt echter niet alleen bepaald door de gevaarlijke eigenschappen van stoffen. Ook
de mate van blootstelling of de kans dat de stof vrijkomt zijn bepalend voor het risico. Wordt er
veel gewerkt met de stof (in welke hoeveelheid, hoe lang, hoe vaak, door hoeveel mensen)? En
wordt de stof bij gebruik over de omgeving verspreid of wordt de stof alleen in een gesloten
proces verwerkt?
De branche wil misschien juist voorkomen dat alle aandacht in de arbocatalogus uitgaat naar
enkele zeer gevaarlijke stoffen. De brancheleden gebruiken die stoffen waarschijnlijk al heel
gecontroleerd. Aandacht in de catalogus voor die ‘bekende’ problemen zou ten koste kunnen
gaan van aandacht voor stoffen die weliswaar op zichzelf minder gevaarlijk zijn, maar waar wel
heel veel mensen aan worden blootgesteld. Op basis van een goede inventarisatie en selectie
kunt u dit effect voorkomen.
2.2.2 Selectie op basis van stofeigenschappen
De hierboven geschetste aanpak gaat uit van het bedrijfsproces of de werksituatie. Dat
veronderstelt dat in de praktijk voldoende kennis beschikbaar is over de gevaren van specifieke
bedrijfsprocessen of werksituaties. Maar dat is niet altijd het geval. Ook kan het zijn dat de
sector zeer veel verschillende werkzaamheden kent. Dan is deze aanpak eveneens minder
vruchtbaar.
In zo’n geval kunt u overwegen om eerst in kaart te brengen welke stoffen de branche gebruikt
en welke daarvan gevaarlijke eigenschappen hebben. Vervolgens kunt u prioriteit geven aan de
‘gevaarlijkste’ stoffen. Voor die stoffen zoekt u dan uit waar ze worden toegepast en welke
risico’s in die situaties kunnen optreden. Als u de gevaarlijkste categorie heeft verwerkt, gaat u
verder met de volgende gevarencategorie enzovoorts.
Een voorbeeld van een prioritering op basis van gevaarlijke eigenschappen zou kunnen zijn:
► prioriteit 1: producten of stoffen die zijn ingedeeld in de categorie ‘zeer vergiftig’ en/of
‘zeer licht ontvlambaar’ en/of ‘explosief’;
► prioriteit 2: producten of stoffen die zijn ingedeeld in de categorie ‘vergiftig’ en/of ‘licht
ontvlambaar’ en/of ‘bijtend/corrosief’;
► prioriteit 3: producten of stoffen die in de overige gevarencategorieën zijn ingedeeld.
Let op! Deze indeling is louter gebaseerd op gevaarlijke eigenschappen. In welke hoeveelheden
de sector de betreffende stoffen gebruikt blijft dus buiten beschouwing, evenals de mate waarin
mensen met de stof in contact komen (blootstelling).
Bovendien is de indeling op basis van de gevarencategorie zeer grofmazig. Om dit specifieker
te maken kunt u de risico’s ook ordenen op basis van de R-zinnen. Die geven scherper aan met
welke risico’s u rekening moet houden.
Met de Stoffenmanager <www.stoffenmanager.nl> kunt u een nog specifiekere analyse maken.
Daarbij wordt ook rekening gehouden met de mate waarin medewerkers aan de stof worden
blootgesteld. De Stoffenmanager vereist wel dat u vooraf veel gegevens verzamelt en
analyseert.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 11
2.3 Vaststellen welke grenswaarden in de sector gelden
Voor gevaarlijke stoffen gelden zogeheten grenswaarden. Dit zijn de hoeveelheden van een stof
die in de lucht van de werkomgeving aanwezig mogen zijn. Daarnaast bestaan er ook
grenswaarden voor de hoeveelheden van een stof die in het lichaam aanwezig mogen zijn
(zogeheten ‘biologische grenswaarden’), bijvoorbeeld het gehalte lood in het bloed.
De definitie van grenswaarde luidt: een grenswaarde is de gemiddelde concentratie, gedurende
een referentieperiode (tijd), van een enkelvoudige stof of een mengsel met een vaste
samenstelling die het risico op gezondheidsschade doeltreffend beheerst, voor zover bekend
met de huidige stand van de wetenschap, ook indien de blootstelling wordt herhaald gedurende
een heel arbeidsleven (bron: leidraad SER). Wanneer deze grenswaarden worden overschreden,
dan moeten bedrijven maatregelen treffen om de blootstelling van medewerkers aan deze stof te
verminderen.
Sinds 2007 wordt onderscheid gemaakt tussen wettelijke grenswaarden enerzijds en door
werkgevers en werknemersvertegenwoordigers samen vast te stellen private grenswaarden
anderzijds.
2.3.1 Wettelijke grenswaarden
De overheid stelt voor een beperkt aantal gevaarlijke stoffen de grenswaarden vast. Deze zijn
terug te vinden in de nieuwe Arbeidsomstandighedenregeling
<http://wetten.overheid.nl/BWBR0008587>.
In bijlage XIII <http://wetten.overheid.nl/BWBR0008587/BijlageXIII> staan onder A de
grenswaarden van ongeveer 120 niet-kankerverwekkende stoffen en onder B de grenswaarden
van ongeveer 50 kankerverwekkende stoffen.
Voor huidblootstelling zijn er geen wettelijke grenswaarden. Als een stof gevaarlijk is bij
huidcontact, dan moet de werkgever maatregelen nemen die huidcontact voorkomen.
2.3.2 Private grenswaarden
Als er geen wettelijke grenswaarden zijn, dan moet een gebruiker deze zelf bepalen
(‘bedrijfsnorm’). Deze worden dan afgeleid uit onderzoeken of bijvoorbeeld van normen in het
buitenland. Uit artikel 4.3 van het Arbobesluit valt af te leiden dat de private grenswaarde op
een zodanig niveau moet worden vastgesteld dat er geen schade kan ontstaan aan de gezondheid
van de werknemer. Behulpzaam hierbij zijn:
► de leidraad van de SER <www.veiligwerkenmetchemischestoffen.nl>; deze leidraad is
leidend in Nederland;
► de databank grenswaarden van de SER
<http://www.ser.nl/nl/taken/adviserende/grenswaarden.aspx>;
► gegevens over risico’s en veilig gebruik van stoffen die beschikbaar zullen komen in het
kader van REACH (helpdesk REACH <www.helpdesk-reach.nl>);
► oude grenswaarden (oude MAC-waarden) (zie de databank grenswaarden van de SER
<http://www.ser.nl/nl/taken/adviserende/grenswaarden.aspx>).
Als alternatief voor het bepalen van grenswaarden mag u ook kiezen voor een ‘veilige
werkwijze’. Een veilige werkwijze leidt tot een zodanig lage blootstelling dat de stof altijd
beneden de grenswaarde blijft. De leidraad van de SER biedt ook ondersteuning bij het vinden
van deze veilige werkwijzen. Een veilige werkwijze die is afgeleid uit de leidraad van de SER,
heeft de goedkeuring van de Arbeidsinspectie.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 12
Als er geen wettelijke grenswaarde is, moeten bedrijven die dus zelf vaststellen. Het kan
praktisch zijn dat in brancheverband te doen. U kunt de aldus ontwikkelde grenswaarden (of
veilige werkwijzen) vervolgens in de arbocatalogus opnemen.
2.4 Verzamelen of ontwikkelen van effectieve oplossingen





2.4.1 Eisen aan oplossingen
2.4.2 Toegankelijkheid van oplossingen
2.4.3 Het verzamelen van oplossingen
2.4.4 Het selecteren van oplossingen
2.4.5 Het ontwikkelen van oplossingen
2.4.1 Eisen aan oplossingen
In de stappen inventariseren en selecteren is bepaald voor welke stoffen of processen u een
oplossing moet vinden. In de stap vaststellen van grenswaarden is bepaald tot welk niveau de
oplossing moet beschermen: de oplossing moet ervoor zorgen dat de stof onder de grenswaarde
blijft. De volgende stap is het vinden of ontwikkelen van oplossingen die hiervoor kunnen
zorgen.
In Nederland geldt de verplichting om te streven naar oplossingen aan de bron. Maatregelen die
meerdere medewerkers beschermen (collectieve bescherming bieden) hebben voorrang boven
maatregelen die de individuele medewerker beschermen (zoals persoonlijke
beschermingsmiddelen). Praktisch houdt dit in dat u bij het zoeken naar oplossingen altijd eerst
moet kijken naar maatregelen die de risicobron wegnemen. Pas als dat redelijkerwijs niet
mogelijk is, kunt u uitwijken naar andere maatregelen. Dit wordt de arbeidshygiënische
strategie genoemd.
Formeel gezien zijn oplossingen dus pas helemaal goed als ze het probleem aan de bron
aanpakken. Omdat dit in de ene situatie wel haalbaar is, maar in de andere niet, horen ook
oplossingen die niet geheel voldoen aan de arbeidshygiënische strategie thuis in de
arbocatalogus. De gebruiker moet zelf bepalen of een bronaanpak in zijn situatie haalbaar is of
dat hij moet uitwijken naar een oplossing die ‘lager in de hiërarchie’ staat. Het moet de
gebruiker dan wel duidelijk zijn dat hij in dat geval eerst moet onderbouwen waarom een
‘betere’ oplossing redelijkerwijs niet van hem kan worden gevraagd.
Een voorbeeld uit de meubelindustrie. Als je de wet strikt neemt, zou je moeten afspreken geen
hout meer te gebruiken vanwege de houtstofblootstelling (bronbestrijding). Dat kun je
redelijkerwijs niet vergen. Het gebruik van een specifieke plaatselijke afzuiging bij het
handmatig schuren van houten meubelen voorkomt de blootstelling aan houtstof niet helemaal,
maar is mogelijk de best haalbare oplossing. Deze oplossing hoort dus thuis in een
arbocatalogus. Het gebruik van adembescherming kan dan aanvullend ook een ‘doeltreffende’
maatregel zijn om het restrisico te bestrijden.
Oplossingen mogen niet strijdig zijn met de wet. De eisen die zijn verwoord in de Arbowet, het
Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling, zijn bepalend. Een
oplossing moet dus altijd zorgen dat het risico onder de grenswaarde blijft. De Arbeidsinspectie
toetst of de oplossingen in de arbocatalogus aan deze eisen voldoen.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 13
2.4.2 Toegankelijkheid van oplossingen
Een afzonderlijke eis is dat oplossingen in de arbocatalogus toegankelijk moeten zijn voor
iedereen. Toegankelijk betekent enerzijds dat de samensteller van de arbocatalogus oog heeft
voor de moeilijkheidsgraad van de aangeboden informatie en anderzijds dat hij ervoor zorgt dat
de gebruikers de gezochte informatie eenvoudig kunnen vinden.
Het is essentieel vooraf goed na te denken over wie de beoogde gebruikers van de
arbocatalogus zijn. De doelgroep bepaalt immers hoe de informatie eruit moet zien en via welke
ingangen je die kunt vinden. De doelgroep is bijvoorbeeld bepalend voor de taal die u gebruikt
(hoe deskundig zijn gebruikers?) en hoe u de informatie opbouwt (volgens welke logica zoekt
een gebruiker?).
Wat de logica betreft: gebruikers kunnen heel verschillend aankijken tegen het vraagstuk
gevaarlijke stoffen. Arboprofessionals denken vaak vanuit de volgordes en thema’s die in de
wet- en regelgeving zijn opgenomen, chemici vanuit de indeling van stoffen of stoffengroepen
en medewerkers vanuit de werksituatie (‘welke werkzaamheden ben ik aan het doen?’). U moet
oplossingen in de arbocatalogus zodanig beschrijven dat eindgebruikers alle mogelijke
kenmerken (‘trefwoorden’) kunnen vinden.
Het is handig om voor het beschrijven van oplossingen en werkwijzen in de arbocatalogus een
vast format af te spreken. Wij adviseren in ieder geval op te nemen:
► de naam van de oplossing;
► de naam van de stof of het product (let wel: productnamen kunnen veranderen, dus veel
onderhoud!);
► het CAS-nummer van de stof of het nummer dat de fabrikant aan zijn product koppelt (let
wel: de productnummers van fabrikanten kunnen veranderen, dit vergt dus veel
onderhoud!);
► het bedrijfsproces of de werksituatie waarin de stof wordt gebruikt en waarop de oplossing
betrekking heeft (bijvoorbeeld ‘lassen’, ‘verven of lakken’, ‘vloerreiniging’, ‘desinfecteren’,
‘schuren’, ‘veilig opslaan’, ‘hanteren van gevaarlijk afval’, enzovoorts);
► het artikel van het Arbobesluit of de Arboregeling waarop de oplossing betrekking heeft;
► het niveau van de arbeidshygiënische strategie waarop de oplossing zich richt (vervanging
van de stof of het proces, voorkomen van emissie, afschermen van de bron, afzuiging en
ventilatie, afschermen van de werkplek, organisatorische maatregelen, persoonlijke
beschermingsmiddelen, voorlichting en instructie, (periodiek) medisch onderzoek);
► het type risico of de blootstellingsroute waarop de oplossing zich richt (brand of explosie,
inademing, huidcontact, contact met ogen, veilige opslag, veilige verpakking en
etikettering);
► trefwoorden die van het bovenstaande zijn afgeleid, bijvoorbeeld ‘huidproblemen’,
‘stofafzuiging’, ‘stofmaskers’, ‘EHBO’, ‘afval’, e.d. Dit zijn woorden die niet direct in de
titel van de oplossing zijn opgenomen, maar die worden toegevoegd zodat de gebruikers de
oplossing gemakkelijk kunnen vinden. Dit is bijvoorbeeld zinvol als er voor hetzelfde
verschijnsel meerdere benamingen zijn, zoals ‘huidaandoeningen’, ‘eczeem’, ‘huidirritatie’
en ‘huidschade’.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 14
2.4.3 Het verzamelen van oplossingen
U kunt oplossingen gericht verzamelen door:
► een gerichte onderzoek onder brancheleden (format toezenden met een toelichting of
instructie);
► het overnemen van oplossingen uit arbocatalogi <http://www.arboportaal.nl/content/szwgoedgekeurde-arbocatalogi> van sectoren die een vergelijkbare problematiek hebben;
► het overnemen van oplossingen of goede praktijken uit algemeen geaccepteerde literatuur
en normen (onder andere beleidsregels en Arbo-informatiebladen, maar ook materiaal dat in
de afgelopen jaren is ontwikkeld in het kader van het VASt-programma
<http://arboportaal.nl/stoffencentrum/praktijkvoorbeelden/praktijkvoorbeelden-2>).
Bedenk vooraf goed welke informatie u nodig heeft om een goede omschrijving van de
oplossing te geven. Gebruik daarvoor de velden van het format voor oplossingen (zie het
oplossingenregister in bijlage 1).
De ervaring leert dat het schriftelijk vragen om oplossingen in te sturen vaak niet het gewenste
resultaat oplevert. Voor veel bedrijven zijn oplossingen zo vanzelfsprekend, dat zij ze niet als
‘oplossing’ herkennen en dus niet reageren. Het is meestal veel effectiever om te bellen of langs
te gaan. Stel hiervoor een werkgroep samen van mensen uit de praktijk en laat deze groep de
oplossingen zoeken in de branche.
2.4.4 Het selecteren van oplossingen
Als u oplossingen heeft verzameld, moet u eerst nagaan of deze voldoen aan de eisen – dat wil
zeggen: dat de oplossing ervoor zorgen dat de stoffen de grenswaarden niet bereiken, dan wel
dat de werkwijze gegarandeerd veilig is. Dit kan op twee manieren:
► Er zijn voldoende metingen uitgevoerd waaruit blijkt dat met deze maatregelen de
blootstelling onder de grenswaarde blijft.
► Een gevalideerd rekenmodel heeft bewezen dat kans op overschrijding van de grenswaarde
zeer klein is (hiervoor is de Stoffenmanager <www.stoffenmanager.nl> vanaf versie 3.5
geschikt).
De tweede stap is dat sociale partners de ‘status’ van een oplossing vaststellen. Als sociale
partners afspreken een oplossing in de arbocatalogus op te nemen, dan worden bedrijven in de
sector geacht minimaal deze maatregel (of een betere) te treffen als zij te maken hebben met
desbetreffend risico.
In twee gevallen kan het lastig zijn om hierover overeenstemming te bereiken:
► De voorgestelde oplossing brengt grote bezwaren met zich mee voor (een deel van)
bedrijven in de sector. De vraag is dan of redelijkerwijs verwacht kan worden dat de hele
sector de oplossing toepast of dat ook een maatregel lager in de arbeidshygiënische strategie
kan volstaan.
► De oplossing voldoet (nog) niet aan de vereisten (of het is nog niet aangetoond dat deze
veiligheid garandeert), maar is wel beter dan de huidige praktijk.
Het is de bedoeling dat sociale partners afspreken welke oplossingen in de arbocatalogus
worden opgenomen. Als er geen overeenstemming is over de maatregel of de maatregel is nog
niet bewezen veilig, dan kunnen de partners ervoor kiezen de oplossing vooralsnog niet op te
nemen als ‘bindende afspraak’, maar als een ‘goede praktijk’.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 15
Zo ontstaan oplossingen op verschillende niveaus:
1. maatregelen en veilige werkwijzen waarover sociale partners overeenstemming hebben
bereikt en die de veiligheid conform wettelijke eisen waarborgen;
2. oplossingen die garanderen dat het risico onder de grenswaarde blijft (veilige werkwijzen),
maar die niet bindend zijn voorgeschreven of waarover de sociale partners geen
overeenstemming hebben bereikt;
3. oplossingen waarvan niet bewezen is dat zij geheel veilig zijn of die niet voldoen aan het
vereiste van ‘bronaanpak’, maar die in specifieke situaties een goede bijdrage kunnen
vormen.
Formeel behoort alleen type 1 tot de arbocatalogus; 2 en 3 zijn aanvullingen op de formele
arbocatalogus (goede praktijken).
De vraag voor sociale partners is uiteindelijk bij ieder stoffenrisico:
► Biedt de arbocatalogus een goede weergave van denkbare oplossingen, op de verschillende
niveaus van de arbeidshygiënische strategie?
► Bieden die oplossingen voldoende bescherming?
► Kunnen bedrijven uit de branche de oplossingen redelijkerwijs toepassen?
2.4.5 Het ontwikkelen van oplossingen
Na het verzamelen van oplossingen kan de conclusie zijn dat voor sommige risico’s nog geen
oplossingen gevonden zijn of alleen oplossingen die niet geheel aan de eisen voldoen. Hoe
worden deze witte vlekken opgevuld?
► Voor oplossingen die goed lijken, maar waarvan dit nog niet is aangetoond, worden
metingen gedaan of wordt een gevalideerd rekenmodel toegepast. Doel is aan te tonen dat
de blootstelling onder de grenswaarde blijft als een bedrijf de maatregel toepast.
► Voor risico’s waarvoor nog geen goede praktijkoplossingen zijn gevonden, wordt bekeken
wat de best haalbare oplossing is die bekend is. Uiteraard wordt ook bekeken of hiervoor
een nieuwe oplossing is te verzinnen. Dit vergt de nodige deskundigheid en veelal een
aanzienlijke (financiële) inspanning. Door op sectorniveau samen te werken hoeft niet ieder
bedrijf zelf het wiel uit te vinden, maar kan de ontwikkeling van oplossingen collectief
worden gefinancierd.
In het onderdeel ‘oplossingenregister’ (bijlage 1) treft u voorbeelden aan van oplossingen die in
een arbocatalogus kunnen voorkomen. U kunt de daarin beschreven velden gebruiken om uw
sectorspecifieke oplossingen te beschrijven. Let wel, dit zijn louter voorbeelden en nog geen
gevalideerde oplossingen voor uw sector!
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 16
3 Arborisico’s ten gevolge van gevaarlijke stoffen
Dit deel van de handreiking geeft een overzicht van de gevaren die verbonden zijn aan stoffen.
Aan welke gevaren moet u denken? En ook: hoe kunt u inschatten of een stof ernstige of
minder ernstige gevaarlijke eigenschappen heeft?
De wetgeving maakt onderscheid tussen:
► de milieuwetgeving (gericht op bescherming van de algemene bevolking of directe
omgeving);
► de arbowetgeving (gericht op bescherming van de werkende mens).
Deze handreiking richt zich op gevaren die stoffen kunnen veroorzaken voor werknemers. Op
de milieurisico’s en de milieuwetgeving gaan we hier niet dieper in, maar het is van belang te
weten dat er raakvlakken zijn die bij het inrichten van de arbocatalogus een rol kunnen spelen
(zie ‘De Arbowet en andere wetten over stoffenrisico’s’).
Veilige stoffen bestaan eigenlijk niet. De ene stof heeft sterkere eigenschappen dan de andere.
Sommige stoffen zijn alleen gevaarlijk bij contact met een grote hoeveelheid, bij andere kan al
een zeer kleine hoeveelheid risico veroorzaken. Zelfs water kan schadelijk zijn voor de
gezondheid!
Om het risico voor de werknemer te bepalen, bekijken we twee dingen:
► Welke gevaarlijke eigenschappen heeft de stof?
► In welke mate kan de werknemer ermee in contact komen (de blootstelling)? Daarbij kijken
we zowel naar de hoeveelheid als de frequentie waarmee de werknemer in contact (kan)
komen met die stof.


3.1 Herkennen van gevaren
3.2 Wanneer zijn de risico’s van stoffen voldoende beheerst?
Paragraaf 3.1 geeft uitleg over het beoordelen van de gevaarlijke eigenschappen.
Paragraaf 3.2 omschrijft aan welke eisen een werkgever moet voldoen om arborisico’s ten
gevolge van gevaarlijke stoffen te beheersen.
3.1 Herkennen van gevaren
Stoffen kunnen de volgende gevaren veroorzaken:
► brand of explosie;
► verdringing van zuurstof uit een ruimte, met risico op verstikking;
► gezondheidseffecten bij inademing;
► lokale gezondheidseffecten bij contact met de huid;
► gezondheidseffecten na opname via de huid;
► gezondheidseffecten na inname via de mond;
Er bestaat bovendien het risico dat stoffen met elkaar in aanraking komen en er dan chemische
reacties ontstaan met bovengenoemde gevaren tot gevolg.




3.1.1 Hoe medewerkers gevaren kunnen herkennen
3.1.2 Veiligheidsgevaren van stoffen
3.1.3 Gezondheuidsgevaren van stoffen
3.1.4 Gevaren beoordelen als informatie ontbreekt
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 17
3.1.1 Hoe medewerkers gevaren kunnen herkennen
Etiketten en veiligheidsinformatiebladen
Of een medewerker met een gevaarlijke stof te maken heeft, ziet hij:
► op het etiket van de verpakking;
► in het veiligheidsinformatieblad dat door de leverancier wordt geleverd.
Het symbool op de verpakking en zogenoemde R- en S-zinnen (‘Risk’ en ‘Safety’) geven in één
oogopslag aan met welke gevaren een medewerker rekening moet houden. Voor de betekenis
van symbolen en het soort gevaren dat ze aangeven, verwijzen we naar ‘Veiligheidsgevaren van
stoffen’ en ‘Gezondheidsgevaren van stoffen’.
De Wet Milieubeheer en de EU-richtlijnen EU-GHS regelen de indeling in gevarenklassen en
toekenning van de waarschuwingszinnen (vroeger R- en S-zinnen en tegenwoordig H-, P- en
EUH-zinnen) op etiketten en in veiligheidsinformatiebladen. Omdat producenten verplicht zijn
deze indeling aan te houden voor elke gevaarlijke stof die ze op de markt brengen, kan deze
indeling goed dienst doen om na te gaan welke stoffen het gevaarlijkst zijn.
Een nieuw systeem van indelen en etiketteren
Vanaf 2009 wordt geleidelijk een nieuw systeem voor de etikettering van stoffen ingevoerd. De
nieuwe standaard zal wereldwijd gelden. Zie hiervoor GHS (Global Harmonised System)
<http://www.ghshelpdesk.nl/aspx/get.aspx?xdl=/views/ghs/xdl/page&ItmIdt=183140&SitIdt=223&VarIdt=91>.
De komende jaren kunt u dus zowel oude als nieuwe symbolen en waarschuwingszinnen
tegenkomen op etiketten en in veiligheidsinformatiebladen. Hieronder staat een tabel met de
oude en nieuwe symbolen. Let wel: u kunt ze niet één op één vertalen. De betekenis van de
symbolen in het nieuwe systeem wijkt af van die in het oude. Zie voor nadere uitleg de website
van SenterNovem-RIVM <www.ghs-helpdesk.nl>.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 18
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 19
3.1.2 Veiligheidsgevaren van stoffen
Deze paragraaf geeft aan welke veiligheidsgevaren aan stoffen kunnen kleven en hoe u deze op
het etiket of in een veiligheidsinformatieblad kunt herkennen.
Veiligheidsgevaren: brand, explosie en reacties van stoffen onderling
Stoffen verschillen in het gemak waarmee zij kunnen ontbranden en de heftigheid waarmee dit
gepaard gaat:
► Er zijn stoffen die bij kamertemperatuur spontaan kunnen ontbranden.
► Stoffen kunnen met elkaar reageren. Daardoor kan er veel warmte en brand ontstaan. In
contact met andere producten (zoals met water!) vormen ze soms brandbare (of giftige)
gassen.
Verder zijn er ook stoffen die een brand sterk bevorderen.
► Mengsels van gassen of dampen, maar ook nevels en stofwolken kunnen exploderen. Denk
daarbij aan stofexplosies (bijvoorbeeld van houtstof), maar ook aan exploderen van een
dampwolk van bijvoorbeeld benzine.
► Een extra aandachtspunt zijn producten die gewoonlijk onder druk worden opgeslagen
(gasflessen, spuitbussen); bij brand kunnen zij extra explosierisico’s met zich meebrengen.
► Tot slot kunnen sommige stoffen de zuurstof uit een ruimte verdrijven. Dan dreigt
verstikking van de aanwezige personen. Dit gevaar treedt op in besloten ruimtes (waar geen
of weinig ventilatie is, zoals in tanks, putten of silo’s) of in kelders. Dit geldt bijvoorbeeld
voor kooldioxide of een ander gas dat zwaarder is dan lucht: als het in een kelder wordt
opgeslagen, kan het daar de zuurstof verdrijven.
Op het etiket worden deze gevaren als volgt aangeduid:
Categorie
Symbool
Aanduiding
Betekent
Ontplofbaar
E
Stoffen en preparaten in vaste, vloeibare, pasta- of
gelatineachtige toestand, die ook zonder de inwerking
van zuurstof in de lucht kunnen reageren. Hierbij
ontstaat warmte en ontwikkelen zich snel gassen.
Onder bepaalde voorwaarden kunnen deze stoffen
ontploffen, snel explosief verbranden of door verhitting
bij gedeeltelijke afsluiting ontploffen.
Oxiderend
O
Stoffen en preparaten die sterk reageren bij aanraking
met andere (met name ontvlambare) stoffen. Bij zulke
reacties komt veel warmte vrij, hetgeen brand of
explosie kan veroorzaken of bevorderen.
Zeer
licht
ontvlambaar
F+
Stoffen en preparaten in vloeibare toestand met een
uiterst laag vlampunt en een laag kookpunt, alsmede
gasvormige stoffen en preparaten die bij normale
temperatuur en druk kunnen ontbranden als ze aan de
lucht worden blootgesteld.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 20
Licht
ontvlambaar
Ontvlambaar
-
F
Stoffen en preparaten die:
1. als ze bij normale temperatuur aan de lucht
worden blootgesteld, zonder toevoer van energie
in temperatuur kunnen stijgen en ten slotte
kunnen ontbranden;
2. in vaste toestand, door kortstondige inwerking van
een ontstekingsbron, gemakkelijk kunnen
ontbranden en na verwijdering van de
ontstekingsbron blijven branden of gloeien;
3. in vloeibare toestand een zeer laag vlampunt
hebben, of
4. 4) bij aanraking met water of vochtige lucht in een
gevaarlijke hoeveelheid zeer licht ontvlambare
gassen ontwikkelen.
-
Vloeibare stoffen en preparaten met een laag
vlampunt.
Explosiegevaar en ATEX
Als er sprake is van verneveling of verdamping van grote hoeveelheden stoffen met een E-, F+of F-symbool, moet u rekening houden met explosiegevaar. Dit geldt ook voor stofwolken van
een organisch materiaal dat tot stofexplosies kan leiden. In dergelijke gevallen zijn de
ATmosphère EXplosible- of ATEX-richtlijnen
<http://www.euronorm.net/content/getfile.php?public=true&fileID=1085157246-51cc08e40001-478ee7d12f3e45aff7f779e516bd4f4f> van toepassing. In die gevallen is een aanvullende
risicobeoordeling noodzakelijk om te bepalen hoe u het risico kunt verminderen.
Explosiegevaar kan zich ook voordoen in delen van installaties, zoals transportleidingen,
afzuigsystemen, e.d.
3.1.3 Gezondheidsgevaren van stoffen
Stoffen kunnen op zeer verschillende manieren een gezondheidseffect veroorzaken. De ene stof
geeft bijvoorbeeld een direct effect op de huid, terwijl een andere stof door de huid wordt
opgenomen en ergens anders in het lichaam een effect heeft. De producent heeft onderzocht
langs welke route stoffen een effect kunnen veroorzaken en bij welke hoeveelheid dit tot schade
leidt. Op basis van deze onderzoeken worden stoffen ingedeeld in gevarencategorieën. Daarbij
wordt gekeken naar:
► Toxische eigenschappen: bij welke hoeveelheid opgenomen stof zijn er
gezondheidseffecten en zijn die dan ernstig of minder ernstig? Daarbij worden vragen
gesteld als:
 Is een kleine hoeveelheid al direct dodelijk of treedt het dodelijke effect alleen op bij
grote opname?
 Kan de stof zich opstapelen in het lichaam?
 Welke organen worden aangetast?
 Heeft de stof invloed op de voortplanting?
 Kan de stof bij borstvoeding overgaan van moeder op kind en zodoende schade
aanrichten?
 Kan de stof kanker veroorzaken?
 Kan de stof overgevoeligheid veroorzaken?
 Enzovoorts.
► Bij contact met de huid of ogen: bij welke hoeveelheid geeft de stof effecten (van jeuk tot
onherstelbare schade) en in welke mate gebeurt dat?
► Kan de stof door de huid worden opgenomen en zodoende schade in het lichaam
veroorzaken?
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 21
Deze gevaren worden onderverdeeld in de volgende categorieën en uitgedrukt met de volgende
symbolen:
Categorie
Aanduiding
Betekent
Zeer vergiftig
Symbool
T+
Stoffen en preparaten die – als iemand ze in een
zeer geringe hoeveelheid inademt of via de mond
of huid opneemt – ernstige acute of chronische
aandoeningen kunnen veroorzaken of dodelijk
kunnen zijn.
Vergiftig
T
Stoffen en preparaten die – als iemand ze in een
geringe hoeveelheid inademt of via de mond of
huid opneemt – ernstige acute of chronische
aandoeningen kunnen veroorzaken of dodelijk
kunnen zijn.
Schadelijk
Xn
Stoffen en preparaten die – als iemand ze
inademt of via de mond of huid opneemt – acute
of chronische aandoeningen kunnen veroorzaken
of dodelijk kunnen zijn.
Bijtend
C
Stoffen en preparaten die bij aanraking met
levende weefsels (zoals huid en ogen) daarop
een vernietigende werking kunnen uitoefenen.
Irriterend
Xi
Niet-bijtende stoffen en preparaten die bij directe,
langdurige of herhaalde aanraking met de huid of
de slijmvliezen een ontsteking kunnen
veroorzaken.
Sensibiliserend
R 42 en/of
R 43
Stoffen en preparaten die bij inademing of bij
opneming via de huid aanleiding kunnen geven
tot een zodanige reactie van hypersensibilisatie,
dat latere blootstelling aan de stof of het
preparaat karakteristieke nadelige effecten
veroorzaakt.
Xi
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 22
Kankerverwekkend
T of Xn
Stoffen en preparaten die bij inademing of bij
opneming via de mond of huid kanker kunnen
veroorzaken of de frequentie van kanker kunnen
doen toenemen.
Mutageen
T of Xn
Stoffen en preparaten die bij inademing of bij
opneming via de mond of huid erfelijke
genetische afwijkingen kunnen veroorzaken of de
frequentie van deze afwijkingen kunnen doen
toenemen.
Voor de
voortplanting
vergiftig
T of Xn
Stoffen en preparaten die bij inademing of bij
opneming via de mond of huid bij het nageslacht
niet-erfelijke afwijkingen kunnen veroorzaken,
en/of aantasting van de mannelijke of vrouwelijke
voortplantingsfuncties of -vermogens, dan wel de
frequentie van deze afwijkingen of aantasting
kunnen doen toenemen.
Bij gezondheidseffecten is het van belang onderscheid te maken tussen acute effecten (die
vrijwel direct optreden) en effecten op de lange termijn.
Bij acute effecten is het effect direct merkbaar. Hier is voor iedereen duidelijk dat bescherming
vereist is en ook dat EHBO-maatregelen goed geregeld moeten zijn.
Bij effecten op de lange termijn is dit besef er vaak minder. Het kost dan ook meer moeite om
maatregelen te nemen voor een effect dat (mogelijk) later gaat optreden.
De wetgeving besteedt extra aandacht aan de bescherming tegen een aantal bijzondere effecten:
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 23
Acute effecten
Het gaat hier om het vrijwel direct merkbare effect van contact met of opname van de stof in
welke vorm dan ook.
► Sommige stoffen veroorzaken directe irritatie; lichte vormen daarvan zijn bijvoorbeeld:
prikkende ogen, stank, benauwdheid, prikkeling van de luchtwegen, prikkeling van de huid.
► Sterke zuren of basen etsen de huid (brandwonden) of ogen met soms onomkeerbare
schade.
► Sommige stoffen leiden bij inademing tot directe aantasting van de longen, waardoor
bijvoorbeeld longoedeem kan ontstaan en verstikking dreigt.
► Sommige stoffen hebben bij inademing of opname via de mond of huid een licht effect,
bijvoorbeeld een vorm van bedwelming (denk aan alcohol). Eigenlijk is dit de voorbode van
een schadelijk effect dat zal optreden als het lichaam nog meer van die stof opneemt.
► Sommige stoffen zijn dermate giftig, dat zij al bij geringe hoeveelheden bij huidcontact,
opname door de mond of bij inademing tot een acute vergiftiging leiden en bepaalde
organen zeer zwaar beschadigen.
► Een bijzonder gevaar is verstikking die kan optreden in ruimtes waarin te weinig zuurstof
aanwezig is. Zuurstof kan worden verdrongen door andere gassen. Denk daarbij aan
besloten ruimtes zoals tanks, silo’s en riolen.
Langetermijneffecten
Bij langetermijneffecten van stoffen moeten we denken aan:
► het ontstaan van stoflongen door opstapeling van stof in de longen (metaaldamp, lasrook,
kwarts, asbest, kolenstof, e.d.);
► de vergiftiging of aantasting van organen door langdurige overbelasting (denk aan
leverschade door alcohol, nierschade ten gevolge van kwik, aantasting van het zenuwstelsel
door oplosmiddelen, enzovoorts);
► het ontstaan van overgevoeligheid, met als gevolg huidreacties of schade aan de longen;
hierbij kan het jaren goed gaan, totdat iemand plotseling overgevoelig is geraakt en zelfs de
kleinste hoeveelheden niet meer kan verdragen, met uitslag, andere huidreacties of
kortademigheid als gevolg; als mensen dan toch doorgaan met hun werk, gaat hun
longfunctie sneller achteruit; dit treedt bijvoorbeeld op bij blootstelling aan sommige
harsen, isocyanaten en cosmetica, maar ook bij sommige biologische stoffen.
Bijzondere effecten: mutageen, carcinogeen of reprotoxisch
De wetgeving besteedt extra aandacht aan een aantal ernstige effecten van stoffen. Dit betreft:
► mutagene stoffen: stoffen die bij opname schade aan het erfelijk materiaal veroorzaken of
bevorderen;
► kankerverwekkende (carcinogene) stoffen: stoffen waarvan is aangetoond dat zij kanker
kunnen veroorzaken, zoals asbest;
► reprotoxische stoffen (voor de voortplanting vergiftige stoffen): stoffen die schade
toebrengen aan de voortplanting; daarbij gaat het om schade aan het kind (tijdens de
zwangerschap of via de borstvoeding) of aan het vermogen tot voortplanting (bijvoorbeeld
onvruchtbaarheid of zwangerschaponderbreking), zowel bij de man als bij de vrouw.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 24
3.1.4 Gevaren beoordelen als informatie ontbreekt
Gevaren in kaart brengen
Voor een product dat kant-en-klaar door een bedrijf wordt ‘geleverd’, is informatie over
gevaren dus beschikbaar. Maar dat is niet altijd het geval. Zo zijn er stoffen die zijn verwerkt in
materialen en daaruit onbedoeld vrijkomen en stoffen die vrijkomen bij bedrijfsprocessen.
Daarvan is het gevaar lastiger te bepalen.
Om te beoordelen of stoffen een gevaar vormen voor werknemers kunt u de volgende routine
volgen:
Stap 1 – Is het een stof (of een product) waarvoor een veiligheidsinformatieblad (VIB) of een
material safety data sheet (MSDS) beschikbaar is?
Ja  De gevaren zijn bekend.
Nee  Ga naar stap 2.
Stap 2 – Kan de leverancier of producent van de stof of de ontwerper van het productieproces
informatie geven over gevaren van stoffen die vrijkomen?
Ja  Beoordeel (met een deskundige) in hoeverre de gevaren voorzorgsmaatregelen vereisen.
Nee Ga naar stap 3.
Stap 3 – Is de samenstelling van de stoffen die vrijkomen bekend?
Ja  Beoordeel (met een deskundige) in hoeverre voorzorgsmaatregelen vereist zijn om
gezondheidsrisico’s of veiligheidsrisico’s tegen te gaan.
Nee  Maak (met een deskundige) een beoordeling van de samenstelling van stoffen die vrij
kunnen komen en bekijk vervolgens (met een deskundige) welke grenswaarden en
voorzorgsmaatregelen vereist zijn.
Informatie vinden
Verschillende branches hebben een overzicht gemaakt van alle producten die in de branche
worden gebruikt of geleverd, en de gevaren daarvan. De informatie is verzameld in een
database. Voorbeelden zijn te vinden op de site van Arbouw
<http://www.arbouw.nl/werkgever/tools/> (zoeken op PISA) en op de site van de Nederlandse
Vereniging van Groothandelaren in de Tandheelkundige Branche (VGT
<http://www.vgt.nl/#/wetgeving_producten/vib/>) (zoeken op veiligheidsinformatiebladen of
dentale stoffenmanager).
In het kader van REACH zal in de komende jaren meer informatie worden ontsloten over de
gevaren van stoffen en een veilige werkwijze voor gebruik. Dat gebeurt in dossiers per stof.
Daardoor zal de informatie straks gemakkelijker te vinden zijn. Zie hiervoor de helpdesk van
REACH <www.helpdesk-REACH.nl>.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 25
3.2 Wanneer zijn de risico’s van stoffen voldoende beheerst?
Bij het gebruik van gevaarlijke stoffen heeft iedere werkgever de plicht om de risico’s in kaart
te brengen (de risico-inventarisatie en -evaluatie, RI&E). Op basis van deze beoordeling bepaalt
de werkgever hoe hij de werkzaamheden zodanig vorm kan geven, dat deze de gezondheid en
veiligheid van de werknemers niet schaden. Dit is de algemene verplichting die de werkgever
vanuit de Arbowet opgelegd krijgt. In praktische zin betekent dit dat de werkgever de volgende
stappen onderneemt:
1. Breng in kaart welke stoffen worden gebruikt of kunnen vrijkomen.
2. Breng in kaart welke gevaarlijke eigenschappen de stoffen hebben.
3. Stel vast welke grenswaarden voor de stoffen gelden.
4. Breng in kaart welke blootstelling en veiligheidsrisico’s kunnen optreden.
5. Neem maatregelen die ervoor zorgen dat de risico’s zo klein mogelijk zijn en in ieder geval
de blootstelling minder is dan de grenswaarde.
Het risico is voldoende beheerst als:
► de gemiddelde blootstelling in een bepaald tijdsbestek onder de grenswaarde blijft;
► de kans dat er een ongeval gebeurt, zo klein mogelijk is en het effect van het ongeval
eveneens (bijvoorbeeld: geen sterk giftige of bijtende middelen gebruiken als het ook met
minder agressieve stoffen kan; de hoeveelheid gevaarlijke stof zo klein mogelijk maken; de
gevaarlijke installatie scheiden van de werkruimte; beschermende kleding dragen; een
automatische blusinstallatie of nooddouche laten aanleggen, etc.).
De arbeidshygiënische strategie (bronaanpak)
Bij het nemen van maatregelen moet de werkgever de bronaanpak of arbeidshygiënische
strategie hanteren.
Maatregelen die collectief – dus groepen werknemers – beschermen, hebben altijd de voorkeur
boven maatregelen die het individu beschermen. Dat wil zeggen dat u bij het kiezen van
oplossingen deze volgorde moet aanhouden:
1. Probeer eerst een alternatief te vinden voor de gevaarlijke stof.
2. Als dat niet kan:
3. Richt het gebruik zodanig in, dat de stof niet kan vrijkomen of in zo klein mogelijke
hoeveelheden (gesloten proces, afschermen van de bron, kleine hoeveelheden toepassen).
4. Neem maatregelen die ervoor zorgen dat vrijgekomen stoffen zo min mogelijk bij de
medewerkers kunnen komen (plaatselijke afzuiging en ventilatievoorzieningen die de
stoffen afzuigen, afzonderlijke opslagruimtes, e.d.).
5. Scherm medewerkers van de stof af door aparte werkruimtes, maar ook door taakroulatie
toe te passen, waardoor de belasting per persoon vermindert.
6. Verstrek persoonlijke beschermingsmiddelen (filtermaskers, handschoenen, e.d.).
Deze volgorde is verplicht, dat wil zeggen dat u pas een maatregel van een lager niveau mag
kiezen als u redelijkerwijs geen andere maatregelen kunt treffen. Persoonlijke
beschermingsmiddelen gelden niet als doeltreffende maatregelen, maar als tijdelijke of
noodmaatregel. Praktisch betekent dit dat u voor situaties waarin persoonlijke
beschermingsmiddelen worden gebruikt, steeds verder moet zoeken naar maatregelen die het
risico verder verkleinen.
In de praktijk is het lastig te bepalen of de genomen maatregelen voldoende zijn. Daarbij is met
name de vraag van belang wat er redelijkerwijs van de werkgever kan worden gevergd.
Bijvoorbeeld: als medewerkers incidenteel een bijtende stof gebruiken, kunt u dan volstaan met
het verstrekken van persoonlijke beschermingsmiddelen, moet u een alternatieve stof zoeken of
moet u het proces automatiseren zodat de medewerker niet met de stof in aanraking kan
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 26
komen? Hierbij is bepalend wat in de sector (of vergelijkbare sectoren) in een dergelijke situatie
gebruikelijk is. Dit legt u vast in de arbocatalogus.
Daarbij moet u nagaan wat volgens de stand van de wetenschap en de techniek mogelijk is.
Vervolgens bepaalt u wat binnen de sector als minimum beschermingsniveau redelijkerwijs
verwacht mag worden. In het voorbeeld: als een groot deel van de sector al tot automatisering is
overgegaan, kan voor dit proces ‘redelijkerwijs’ een geautomatiseerd proces worden gevergd.
Stoffen die carcinogeen of mutageen zijn, kennen in principe geen ‘veilige blootstelling’.
Daarom is hier het redelijkerwijsprincipe niet van toepassing. Als er mogelijkheden zijn om de
belasting tot een minimum te reduceren, dan moet u deze benutten .
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 27
4 Wetgeving gevaarlijke stoffen
In dit onderdeel treft u informatie aan over de arbowetgeving met betrekking tot het veilig gebruik van stoffen.
U krijgt inzicht in de manier waarop de wetgeving is opgebouwd. We omschrijven kort wat er in de wetgeving
wordt geregeld. Om het overzichtelijk te houden hebben we de exacte wetsteksten weggelaten. Voor meer
informatie kunt u op de hyperlinks in de tekst klikken.
Behalve met de Arbowet moet u ook terdege rekening houden met andere wetgeving op het gebied van
stoffen (zie ‘De Arbowet en andere wetten over stoffenrisico’s’.



4.1 De opbouw van de arbowetgeving
4.2 Het verband tussen arbowetgeving en arbocatalogus
4.3 De inhoud van de arbowetgeving over stoffenrisico’s
4.1 De opbouw van de arbowetgeving
De arbocatalogus vormt een aanvulling op de arbowet- en regelgeving. Het geheel van de
wettelijke bepaling op het gebied van arbeidsomstandigheden bestaat uit drie componenten:
► de Arbowet;
► het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit);
► de Arbeidsomstandighedenregeling (Arboregeling).
Deze regels zijn algemeen bindend voor iedere Nederlandse werksituatie.
Daarnaast zijn er beleidsregels die aangeven hoe je concreet invulling kunt geven aan
maatregelen om aan de wet te voldoen. Deze regels hebben geen wettelijke status, maar bij de
handhaving worden ze wel gebruikt om te toetsen of de genomen maatregelen doeltreffend zijn.
De afspraken in de arbocatalogus kunnen in de plaats treden van deze beleidsregels.
De volgende pagina’s geven kort aan wat er in de arbowet- en regelgeving is te vinden op het
gebied van de bescherming tegen gevaarlijke stoffen. Uit dit overzicht kunt u afleiden waarop
de arbocatalogus moet aansluiten. Uit hoofde van de leesbaarheid is het overzicht zo compact
mogelijk gehouden: het is met name bedoeld als ‘leeswijzer’. Voor de concrete informatie
verwijzen we naar de site www.wetten.nl <www.wetten.nl>.
De arbocatalogus is gericht op arbeidsomstandigheden. Naast de arbowetgeving zijn er nog
diverse andere wetten en regels die met name milieurisico’s van stoffen moet tegengaan. Daar
gaan we hier niet dieper op in. Bij het opstellen van een arbocatalogus is het evenwel belangrijk
te weten wat in andere wetgeving over stoffen is geregeld (zie ‘De Arbowet en andere wetten
over stoffenrisico’s’.
4.2 Het verband tussen arbowetgeving en arbocatalogus
Het doel van de arbocatalogus is het aanreiken van de middelen waarmee de sector invulling
kan geven aan de doelen van de arbowetgeving. Op sommige gebieden heeft de wetgever dat al
voor een belangrijk deel gedaan.
Grote risico’s
Voor grote risico’s, zoals risico’s op zware ongevallen, risico’s in winningsindustrieën en
risico’s met explosieven, vuurwerk en asbest, zijn zeer specifieke eisen gedefinieerd.
Organisaties die met deze arborisico’s te maken hebben, moeten over de nodige deskundigheid
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 28
beschikken en bepalen in de regel zelf hoe zij de organisatie van het werk met de wettelijke
eisen in overeenstemming brengen (maatwerk). Via milieuwetgeving en vergunningverlening is
extra controle hierop gewaarborgd.
Risico op ernstige schade
Voor een aantal werksituaties waarin ernstige schade kan optreden, bevat de wet concrete
maatregelen. Dit zijn met name situaties die een groot en acuut gevaar opleveren (brand,
explosie, vergiftiging, verstikking en bedwelming in besloten ruimtes) en situaties waarin
stoffen worden gebruikt die ernstige gezondheidsschade kunnen toebrengen (zoals mutagene en
kankerverwekkende stoffen, stoffen die schadelijk zijn voor de voortplanting en vluchtige
organische oplosmiddelen). Tot deze laatste categorie behoort ook een aantal stoffen die in
principe zijn verboden (zoals loodwit, asbest en zandsteen).
Gevaarlijke stoffen
Voor maatregelen tegen gevaarlijke stoffen die niet in de voornoemde categorieën vallen, biedt
de wetgeving maar beperkt houvast. De wet geeft globaal aan wat het doel is, maar laat – meer
dan bij de grote gevaren – open hoe u dit doel bereikt. Juist voor deze categorie arborisico’s zult
u in een arbocatalogus oplossingen moeten uitwerken.
4.3 De inhoud van de arbowetgeving over stoffenrisico’s




4.3.1 Stoffen in de Arbowet
4.3.2 Stoffen in het Arbobesluit
4.3.3 Stoffen in de Arboregeling
4.3.4 Stoffen in de arbobeleidsregels
4.3.1. Stoffen in de Arbowet
De Arbowet <http://wetten.overheid.nl/BWBR0010346/> is de basis voor vereisten op het
gebied van preventie van arborisico’s. In de Arbowet is in algemene bewoordingen aangegeven
dat werknemers geen nadelige invloed mogen ondervinden van arbeidsomstandigheden,
waaronder gevaarlijke stoffen op de werkplek.
De Arbowet werkt deze algemene doelstelling niet nader uit. Op het gebied van gevaarlijke
stoffen is in de Arbowet wel één specifiek artikel opgenomen, namelijk artikel 6. Dit artikel
gaat over bescherming tegen zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Maar
ook dit artikel verwijst slechts naar nadere regels op dit terrein. Deze zijn uitgewerkt in het
Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling.
4.3.2 Stoffen in het Arbobesluit
Het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit
<http://wetten.overheid.nl/BWBR0008498/Hoofdstuk4/>) maakt concreet welke doelen u moet
nastreven om veilig werken met stoffen mogelijk te maken. Daarnaast geeft het besluit voor een
belangrijk deel ook al aan hoe u de maatregelen moet vormgeven.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 29
Onderstaand de concrete wettekst van artikel 4.1c. die uitdrukt wat de bedoeling is:.
Artikel 4.1c. Beperken van blootstelling; algemene preventieve maatregelen
In alle gevallen waarin arbeid wordt verricht waarbij werknemers worden of kunnen worden
blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, wordt, in het kader van artikel 3 van de wet, de
blootstelling van werknemers aan gevaarlijke stoffen voorkomen of geminimaliseerd door:
a. het ontwerp en de organisatie van de arbeidssystemen op de werkplek;
b. gebruik te maken van adequate arbeidsmiddelen;
c. gebruik te maken van adequate voorzieningen bij het uitvoeren van reparatie- of
onderhoudswerkzaamheden;
d. het aantal werknemers dat wordt of kan worden blootgesteld, te minimaliseren;
e. de mate en duur van de blootstelling te minimaliseren;
f. de grootst mogelijke zorgvuldigheid, ordelijkheid en zindelijkheid in acht te nemen;
g. de hoeveelheid gevaarlijke stoffen op de werkplek zo veel mogelijk te beperken;
h. passende werkmethoden in te voeren, met inbegrip van regelingen voor de veilige
behandeling, opslag en vervoer op de werkplek van gevaarlijke stoffen en van afvalstoffen
die gevaarlijke stoffen bevatten;
i. op de verpakking van een gevaarlijke stof opvallend en goed leesbaar de naam van de stof
en een aanduiding van de aard van het gevaar of de gevaren, verbonden aan die stof te
vermelden;
j. arbeid slechts te laten verrichten door personen die in een zodanige lichamelijke en
geestelijke toestand verkeren en op het gebied van die arbeid over een zodanige basiskennis
beschikken, dat zij voldoende in staat zijn de daaraan verbonden gevaren te onderkennen en
te voorkomen;
k. te zorgen dat op plaatsen waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, niet wordt gerookt,
gegeten, gedronken, geslapen of voedsel wordt bewaard.
In het Arbobesluit treft u verder zowel algemeen geldende richtlijnen aan als richtlijnen voor
specifieke omstandigheden.
Algemeen geldende richtlijnen
Voor alle omstandigheden waarin gevaarlijke stoffen voorkomen, werkt het Arbobesluit
algemene maatregelen uit die u moet treffen in situaties waarin gevaarlijke stoffen tot risico’s
kunnen leiden. Het besluit omschrijft dus wat u in uw stoffenbeleid moet regelen.
In algemene zin komt dit neer op:
► inventariseren – De werkgever zorgt ervoor dat hij de gevaren van de gebruikte stoffen
kent, hun aard, de mate van blootstelling en de grenswaarden waaraan deze stoffen moeten
voldoen.
► maatregelen – De werkgever is verplicht de aanwezigheid van en blootstelling aan
gevaarlijke stoffen zo laag mogelijk te houden. Daarbij neemt hij waar mogelijk
maatregelen aan de bron (arbeidshygiënische strategie).
► kennis en instructie – Alle medewerkers moeten kennis nemen van de gevaren en de
vereiste beschermingsmaatregelen.
► periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO) – Waar nodig regelt de werkgever
een periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek.
Specifieke omstandigheden
Het Arbobesluit kent enkele specifieke omstandigheden waarvoor speciale wettelijke
regelingen gelden. Het besluit bevat:
► de criteria om te bepalen of er sprake is van een situatie met ‘verhoogd risico op zware
ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn’; bovendien staat er in welke speciale
maatregelen u moet treffen in geval van ‘risico op zware ongevallen’;
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 30
► de vereisten voor werkplekken waar een explosieve atmosfeer kan voorkomen;
► de vereisten voor werkplekken waar een atmosfeer kan voorkomen met gevaar voor
verstikking, bedwelming, vergiftiging of brand;
► speciale vereisten voor het werken met stoffen of processen die schadelijk kunnen zijn voor
de voortplanting of die kanker kunnen verwekken, en voor het werken met asbest of
explosiegevaarlijke producten (zoals instabiele stoffen, vuurwerk en explosieven);
► een algemeen verbod op het werken met specifieke gevaarlijke stoffen (zoals loodwit,
zandsteen, benzeen en vluchtige organische oplosmiddelen bij toepassing in binnenruimtes);
► speciale vereisten en verboden voor het werken met stoffen door jeugdigen, zwangeren of
vrouwen die borstvoeding geven, en thuiswerkers;
► uitzonderingen, vrijstellingen en specifieke vereisten voor het werken in bijzondere
omstandigheden en sectoren, zoals in tankschepen, zeeschepen, luchtvaartuigen,
winningsindustrieën, defensie, justitiële inrichtingen en onderwijsinstellingen.
4.3.3 Stoffen in de Arboregeling
De Arbeidsomstandighedenregeling (Arboregeling
<http://wetten.overheid.nl/BWBR0008587/volledig/#Hoofdstuk4 >) geeft nadere specificaties
voor een aantal punten uit het Arbobesluit en de Arbowet. Zo staat in de Arboregeling:
► aan welke precieze wettelijke grenswaarden een werkgever moet voldoen;
► hoe de gevaaraanduidingen op borden eruit moeten zien;
► onder welke omstandigheden en in welke hoeveelheden medewerkers in binnensituaties met
organische oplosmiddelen mogen werken;
► hoe je de hoeveelheid asbest precies moet meten.
4.3.4 Stoffen in de arbobeleidsregels
De beleidsregels <http://wetten.overheid.nl/BWBR0013042/volledig/#Hoofdstuk2_Paragraaf4>
geven specifieke aanwijzingen voor de wijze waarop u de wettelijke verplichtingen kunt
invullen. Ze zijn niet algemeen bindend, maar dienen wel als referentiekader om vast te stellen
of maatregelen als doeltreffend worden beschouwd. Bij de handhaving wordt dus bekeken of
een werkgever deze regels toepast.
Het is niet de bedoeling dat u deze beleidsregels opneemt in de arbocatalogus. De gedachte is
dat de branche vervangende regels opstelt, die beter zijn toegesneden op uw praktijk in uw
sector.
Een deel van de beleidsregels richt zich op heel specifieke werkzaamheden of specifieke
sectoren. Daarnaast zijn er beleidsregels die van toepassing zijn op veel of alle sectoren
(‘algemeen geldend’)
Onderstaand de thema’s die in beleidsregels vervat zijn. Als u op de titel klikt krijgt u een korte
uitleg te zien waar de betreffende beleidsregel over gaat.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 31
Algemene regels
Zwangerschap en borstvoeding
► Aanwijzingen voor de aard en het tijdstip van de voorlichting aan zwangere werknemers en
vrouwen die borstvoeding geven.
► Een overzicht van de stoffen waaraan zij niet mogen worden blootgesteld.
Hygiëne, orde en netheid, werkwijze
► Nadere aanwijzingen voor de werkwijze en de hygiëne in werksituaties waarin
medewerkers met gevaarlijke stoffen werken.
Verpakking en etikettering
► Nadere aanwijzingen voor de wijze waarop gevaarlijke stoffen op de werkplek moeten zijn
verpakt en geëtiketteerd.
Grenswaarden
► De bepaling dat maatregelen pas doeltreffend zijn als de blootstelling daarmee ten minste
onder de grenswaarde blijft.
► Een overzicht van de stoffen op de werkplek die niet in contact mogen komen met de huid
of de ogen.
Meten van stoffen
► Voorschriften voor het meten van gevaarlijke stoffen.
Persoonlijke adembeschermingsmiddelen
► Aanwijzingen voor het gebruik van persoonlijke adembeschermingsmiddelen bij het werken
met gevaarlijke stoffen en in het bijzonder kankerverwekkende stoffen.
Persoonlijke beschermingsmiddelen
► Aanwijzing voor het beoordelen van de geschiktheid van persoonlijke
beschermingsmiddelen.
Thuiswerk
► Aanwijzingen voor maatregelen bij thuiswerk met gevaarlijke stoffen.
Regels voor specifieke stoffen met ernstige gezondheidsrisico’s
Kankerverwekkende stoffen
► Eisen aan maatregelen ter voorkoming van blootstelling aan kankerverwekkende stoffen
(waaronder voorkomen van huidcontact of contact met ogen).
Mutagene of kankerverwekkende stoffen
► Aanwijzingen voor de informatieverstrekking over en het afbakenen van werkplekken voor
het werken met mutagene of kankerverwekkende stoffen.
Rook van lassen, gutsen, plasmasnijden en solderen
► Doeltreffende maatregelen bij blootstelling aan rook van lassen, gutsen, plasmasnijden en
solderen van metaal.
Roetmetingen bij dieselmotoren
► Doeltreffende maatregelen bij het uitvoeren van roetmetingen bij dieselmotoren.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 32
Asbest
► Aanvullende aanwijzingen voor asbestwerkzaamheden, waaronder eisen aan
adembescherming, hygiënische voorzieningen, het meten en beoordelen van aanwezigheid
van asbest, melden van werkzaamheden met asbest en verpakken en transporteren van
materiaal met asbest.
Kwarts
► Doeltreffende maatregelen bij werkzaamheden in de bouw waarbij blootstelling aan kwarts
kan optreden.
Zandsteen
► Eisen en beschermende maatregelen bij het werken met zandsteen.
Cytostatica
► Doeltreffende maatregelen bij het werken met cytostatica.
Regels voor specifieke stoffen met ernstige veiligheidsrisico’s
Installaties met risico op zware ongevallen, arbeidsveiligheidsrapport
► Nadere aanwijzingen voor de wijze waarop werkgevers kunnen nagaan voor welke situaties
zij een arbeidsveiligheidsrapport moet opstellen.
Besloten ruimtes, atmosfeer met kans op brand, explosie, verstikking of vergiftiging
► Nadere aanwijzingen voor de wijze waarop de werkgever kan vaststellen of in een ruimte
kans bestaat op brand, bedwelming, verstikking of vergiftiging.
► Nadere aanwijzingen voor de (nood)maatregelen die zij in zulke situaties moeten treffen.
Gascilinders
► Voorschriften voor veilig werken met gascilinders.
Natriumhypochloriet
► Voorschriften voor het veilig verladen van natriumhypochloriet.
Stoffen die brand- en explosiegevaar veroorzaken
► Aanwijzingen over te treffen maatregelen ter voorkoming van ongewilde gebeurtenissen bij
het werken met stoffen die brand- of explosiegevaar veroorzaken (aarding, statische
oplading, ontstekingsbronnen, opwarming, noodmaatregelen).
Verfspuitcabines
► Specifieke maatregelen in verband met brand en explosie in verfspuitcabines.
Kooldioxide of vloeibare stikstof
► Specifieke aanwijzingen ter voorkoming van verstikking of bedwelming bij het werken met
kooldioxide of vloeibare stikstof.
Regels voor specifieke sectoren
Kappersbedrijven
► Specifieke eisen ten aanzien van maatregelen bij kappersbedrijven.
Verontreinigde grond, verontreinigd water
► Criteria en eisen bij het werken met verontreinigde grond en verontreinigd water.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 33
Inhalatieanesthetica in ziekenhuizen
► Eisen aan het werken met inhalatieanesthetica in ziekenhuizen.
Zwembadinrichtingen
► Specifieke aanwijzingen voor het werken met gevaarlijke stoffen in zweminrichtingen.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 34
5 Beoordeling van het risico van stoffen


5.1 Wat houdt het beoordelen van risico’s van stoffen in?
5.2 Instrumenten voor de risicobeoordeling van stoffen
5.1 Wat houdt het beoordelen van risico’s van stoffen in?
Als we de gevaarlijke eigenschappen van stoffen kennen, is vervolgens de vraag in welke mate
medewerkers ook in contact kunnen komen met de stof (inademen, op de huid krijgen, in de
ogen krijgen, inslikken). We noemen dit de blootstelling.
Als er weinig contact mogelijk is of er worden kleine hoeveelheden van de stof gebruikt, dan
zal het risico minder relevant zijn. Daarom wordt bij het onderzoek naar maatregelen in een
specifieke werksituatie rekening gehouden met:
► Welke hoeveelheid van de stof wordt gebruikt of is aanwezig?
► In welke vorm komt de stof in de werksituatie voor (in zuivere vorm of gemengd met of
opgenomen in een samengesteld product; in vloeibare vorm, als een gas, als damp of rook,
als vast materiaal in fijne deeltjes of in brokken)? Dit heeft invloed op de mate waarin een
stof kan worden verspreid.
► Wat is de blootstellingsroute (hoe komen medewerkers in contact met de stof: door
inademing of door huidcontact)?
► In welke mate wordt de stof op de werkplek verspreid (is het een geheel gesloten proces of
wordt de stof vrij door de ruimte verspreid; is er groot verdampingsoppervlak of klein;
wordt een product verwarmd, enz.)?
► Is de blootstelling veelvuldig of langdurig, of slechts incidenteel of kortdurend?
► Zijn er veel of weinig mensen die in aanraking kunnen komen?
De uiteindelijke vraag is in hoeverre grenswaarden overschreden (kunnen) worden. Om dit te
bepalen kunnen werkgevers in de meeste gevallen metingen laten doen. Dit moet volgens een
specifieke methode gebeuren en daarvoor is specialistische kennis vereist (van een
arbeidshygiënist). Richtlijnen voor het beoordelen van risico’s kunt u vinden in de Europese
Praktische richtsnoeren van niet-bindende aard
<http://osha.europa.eu/fop/netherlands/nl/legislation/PDFdownloads/2261-NL.pdf>.
U kunt de blootstelling nog op een andere manier in kaart te brengen, door gebruik te maken
van een berekeningsmodel. Daarbij wordt uitgegaan van algemeen geaccepteerde aannames
over hoe een stof zich over de werkplek kan verspreiden (gelet op de eigenschappen en
werkwijze). In de berekening kunnen beschermende maatregelen worden verdisconteerd. Voor
iedere maatregel bevat het model een aanname met betrekking tot de mate waarin deze de
blootstelling vermindert. Onder andere in de Stoffenmanager <www.stoffenmanager.nl> is een
dergelijk berekeningsmodel opgenomen.
Maak bij het beoordelen van blootstelling aan stoffen onderscheid tussen:
► ‘normale omstandigheden’ (bij het slijpen van metaal komt altijd stof vrij, bij het
schoonmaken met oplosmiddel komt damp vrij, enzovoorts);
► ‘ongewilde gebeurtenissen’ (ongevallen: bij het schoonspuiten kan de medewerker
materiaal in zijn ogen krijgen, bij het vullen van een installatie kunnen er spatten van het
materiaal op zijn handen komen en als een verpakking lek raakt, kunnen onbedoeld
materialen bij elkaar komen en gaan reageren).
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 35
Voor ‘normale omstandigheden’ wordt een beoordeling gemaakt van de gemiddelde
blootstelling die er bij het werk optreedt (arbeidshygiëne). Deze gemiddelde blootstelling wordt
getoetst aan de grenswaarde. Let erop dat u in de risicobeoordeling ook schoonmaak- en
onderhoudswerk als normale omstandigheid meeneemt.
Bij ‘ongewilde gebeurtenissen’ wordt vooral gekeken naar de kans dat het een keer misgaat
(veiligheidskunde) en de ernst van het effect dat dan kan optreden. In de wetgeving zijn
hiervoor geen normen aangegeven, maar voornamelijk concrete voorschriften over hoe de
werkgever het bedrijf moet inrichten om deze gevaren tegen te gaan.
5.2 Instrumenten voor de risicobeoordeling van stoffen
In deze paragraaf treft u algemeen geaccepteerde instrumenten aan die u kunt toepassen bij het
beoordelen van risico’s van gevaarlijke stoffen in de werkomgeving.
►
►
►
►
►
►
Beoordelingstool 1 : NEN 689
Beoordelingstool 2 : DOHSBase
Beoordelingstool 3 : De Stoffenmanager (2008)
Beoordelingstool 4 : De Verbetercheck Lasrook (2008)
Beoordelingstool 5 : De Verbetercheck Oplosmiddelen (2008)
Overige tools
Tool 1
NEN 689
Doelstelling
Het nauwkeurig in kaart brengen van het niveau waarop medewerkers aan
gevaarlijke stoffen worden blootgesteld.
Te gebruiken
door
Deskundigen (arbeidshygiënisten, veiligheidskundigen).
Vindplaats
Nederlands Normalisatie Instituut
<www2.nen.nl>.
Kwalificatie
Een uitgebreide beschrijving van de wijze waarop een meetprogramma moet
worden ingericht om betrouwbare schattingen te maken van de blootstelling aan
stoffen in de lucht.
Extra info
De Arbeidsinspectie erkent meetresultaten als ‘betrouwbaar’ als ze volgens
deze norm tot stand zijn gekomen. Dit protocol is het recept waarmee
deskundigen metingen uitvoeren.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 36
Tool 2
DOHSBase
Doelstelling


Het selecteren van de meetmethode of het meetinstrument waarmee een
stof kan worden gemeten.
DOHSBase is tevens een register van (internationale) grenswaarden.
Te gebruiken
door
Deskundigen (arbeidshygiënisten, veiligheidskundigen).
Vindplaats
De site van DOHSBase <www.dohsbase.nl>.
Kwalificatie


De Nederlandse standaard voor het vinden van een meetmethode voor
stoffen.
Ook is hier voor veel stoffen een grenswaarde te vinden die in Nederland of
in het buitenland wordt gehanteerd.
Tool 3
De Stoffenmanager (2008)
Doelstelling


Berekenen of bij het gebruik van een stof in een bepaalde werksituatie een
gezondheidsrisico te verwachten is.
Het berekenen van het effect van een bepaalde beschermende maatregel.
Te gebruiken
door
Deskundigen (arbeidshygiënisten, veiligheidskundigen).
Vindplaats


Kwalificatie
De Nederlandse Arbeidsinspectie erkent alleen dit rekenmodel om betrouwbaar
te berekenen of in een specifieke situatie de grenswaarde van een stof kan
worden overschreden. Als de kans daarop kleiner is dan 90%, dan accepteert
de Arbeidsinspectie de werkwijze als ‘veilig’.
Extra info




Arboportaal <www.arboportaal.nl>;
De Stoffenmanager <www.stoffenmanager.nl>.
Alleen versie 3.5 of hoger is geaccepteerd, eerdere versies werken met een
rekenmodel dat niet toereikend is.
Het rekenmodel kan alleen worden toegepast op vaste stoffen, vloeistoffen
en dampen, niet op gassen.
De methode is bewerkelijk: er zijn veel basisgegevens nodig om een
berekening uit te voeren. Voor sommige branches is er een
branchespecifieke stoffenmanager ontwikkeld, waarin veel basisgegevens
al beschikbaar zijn gemaakt. In dat geval is de berekening minder
tijdrovend.
Naast deze rekenmodule biedt de Stoffenmanager ook andere
functionaliteiten om het stoffenbeleid in te richten, zoals het maken van een
register van de in het bedrijf gebruikte stoffen.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 37
Tool 4
De Verbetercheck Lasrook (2008)
Doelstelling


Berekenen of bij het lassen in een bepaalde werksituatie is te verwachten
dat de lasrook tot een gezondheidsrisico leidt.
Het berekenen van het effect van een bepaalde beschermende maatregel.
Te gebruiken
door
Iedereen.
Vindplaats
De site Vijf*beter <www.5xbeter.nl>.
Kwalificatie
De Nederlandse Arbeidsinspectie vindt dit een betrouwbare methode om te
berekenen of in een specifieke situatie de grenswaarde van lasrook kan worden
overschreden.
Extra info
U berekent de blootstelling, maar kunt ook bekijken welk effect bepaalde
beschermende maatregelen in uw situatie kunnen hebben.
Tool 5
De Verbetercheck Oplosmiddelen (2008)
Doelstelling


Berekenen of bij het werken met oplosmiddelen in een bepaalde werksituatie
een gezondheidsrisico te verwachten is.
Het berekenen van het effect van een bepaalde beschermende maatregel.
Te gebruiken
door
Iedereen.
Vindplaats
De site Vijf*beter <www.5xbeter.nl>.
Kwalificatie
De Nederlandse Arbeidsinspectie vindt dit een betrouwbare methode om te
berekenen of in een specifieke situatie de grenswaarde voor oplosmiddelen kan
worden overschreden.
Extra info
U berekent de blootstelling, maar kunt ook bekijken welk effect bepaalde
beschermende maatregelen in uw situatie kunnen hebben.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 38
5.2.6 Overige tools
Verscheidene branches hebben instrumenten ontwikkeld die u kunt gebruiken voor een
risicobeoordeling. Deze instrumenten houden rekening met de eigenschappen van stoffen en
kunnen dan voor concrete werksituaties voorspellen hoe hoog de blootstelling is. Deze waarden
kunt u dan vergelijken met de grenswaarde. Zie bijvoorbeeld de site Arboportaal
<http://arboportaal.nl/stoffencentrum/instrumenten/stoffenmanager-1>.
De Stoffenmanager is in verschillende sectoren branchespecifiek ingericht voor de daar
aanwezige bedrijfsprocessen. Zie bijvoorbeeld de site van Arbouw <www.arbouw.nl>.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 39
6 Publicaties en links
Titels van publicaties over gevaarlijke stoffen
Arbo-informatiebladen
<http://www.sdu.nl/klanten/uitgaven/businessinformation/veiligheidenchemie/ai-atc.jsp>
► AI-03 Asbest.
► AI-05: Veilig werken in besloten ruimten, 4de druk.
► AI-06: Werken met kankerverwekkende stoffen en processen.
► AI-12 Zwangerschap en arbeid, 4de druk.
► AI-18: Laboratoria, 4de druk.
► AI-19: Industriële verfverwerking, 3de herziene druk.
► AI-22: Werken met verontreinigende grond/grondwater, 3de druk.
► AI-23 Toxische stoffen in de houtwerkende industrie, 2de herziene druk.
► AI-25: Preventie van zware ongevallen door gevaarlijke stoffen.
► AI-26 Veiligheidsinformatiebladen en werkpleketikettering, 4de druk.
► AI-28: Veilig werken met bestrijdingsmiddelen, 3de druk.
► AI-31: Gezondheidsrisico's van gevaarlijke stoffen, 2de herziene druk.
► AI-34: Veilig werken in een explosieve atmosfeer, 2de druk.
► AI-34: Veilig werken in een explosieve atmosfeer, 2de druk.
► AI-49: Beleid persoonlijke beschermingsmiddelen.
Links naar internetsites met informatie over gevaarlijke stoffen
1 Informatie over wetgeving stoffen
► Arbowet <http://wetten.overheid.nl/BWBR0010346/>
► Arbobesluit <http://wetten.overheid.nl/BWBR0008498/Hoofdstuk4/>
► Arbeidsomstandighedenregeling
<http://wetten.overheid.nl/BWBR0008587/volledig/#Hoofdstuk4>
► Beleidsregels Arbo
<http://wetten.overheid.nl/BWBR0013042/volledig/#Hoofdstuk2_Paragraaf4>
► REACH <http://www.senternovem.nl/REACH/Helpdesk/Index.asp>
► EU-GHS <www.ghs-helpdesk.nl>
► Wet Milieubeheer <http://wetten.overheid.nl/BWBR0003245/>
► Warenwet <http://wetten.overheid.nl/BWBR0001969/>
► ATEX <http://www.euronorm.net/content/getfile.php?public=true&fileID=108515724651cc08e4-0001-478ee7d12f3e45aff7f779e516bd4f4f>
► PGS 15 veilige opslag
<http://www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl/publicaties/PGS15.html>
2 Stoffeninformatie, risicobeoordeling en grenswaarden
► Wettelijke grenswaarden
<http://wetten.overheid.nl/BWBR0008587/Hoofdstuk4/Paragraaf44/>
► Databank grenswaarden SER <http://www.ser.nl/nl/taken/adviserende/grenswaarden.aspx>
► Leidraad SER <http://www.veiligwerkenmetchemischestoffen.nl/default.aspx> veilig werk
met gevaarlijke stoffen (grenswaarden)
► Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
<http://www.rivm.nl/rvs/gevaar/index.jsp>
► REACH helpdesk <www.helpdesk-reach.nl>
► Stoffencentrum <http://www.arboportaal.nl/stoffencentrum>
► Stoffenmanager <http://www.stoffenmanager.nl>
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 40
3 Maatregelen en oplossingen
► Praktijkvoorbeelden Stoffencentrum en VASt
<http://www.arboportaal.nl/stoffencentrum/praktijkvoorbeelden/praktijkvoorbeelden-2>
► EU praktische richtsnoeren voor veilig werken met stoffen
<http://osha.europa.eu/fop/netherlands/nl/legislation/PDFdownloads/2261-NL.pdf>
► Voorbeelden van arbocatalogi <http://www.arbo.nl/content/szw-goedgekeurdearbocatalogi>
► Voorbeeld van oplossingen in de metaalbranche <http://www.5xbeter.nl/> (tabblad 2,
oplossingen)
► Voorbeeld van oplossingen in de bouwnijverheid <http://www.arbouw.nl/werkgever/tools/>
► Veilig werken met persoonlijke beschermingsmiddelen
<http://home.szw.nl/index.cfm?menu_item_id=13750&hoofdmenu_item_id=13825&rubrie
k_item=391923&rubriek_id=391817&set_id=2595&doctype_id=6&link_id=23046>
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 41
Bijlage 1 Oplossingenregister
In deze bijlage treft u voorbeelden aan van het soort oplossingen waar u aan kunt denken bij het
ontwikkelen van oplossingen die passend zijn voor uw branche. Het zijn dus voorbeelden en
geen ‘oplossingen’ die u één op één kunt overnemen. U zult namelijk altijd moeten nagaan of
deze oplossingen passen bij de werkprocessen in uw branche. Ook moet u beoordelen of deze
maatregelen voldoende doeltreffend zijn voor de werksituaties in uw branche. Gebruik deze
voorbeelden dus ter inspiratie.
Inmiddels hebben diverse branches arbocatalogi <http://www.arbo.nl/content/szwgoedgekeurde-arbocatalogi> ontwikkeld waarin u nog andere voorbeelden kunt vinden. Ook in
het kader van het VASt-programma
<http://arboportaal.nl/stoffencentrum/praktijkvoorbeelden/praktijkvoorbeelden-2> zijn diverse
goede voorbeelden ontwikkeld.
►
►
►
►
►
►
►
►
1 Vervangen van kwartshoudende inbedmassa
2 Opslag in brandveilige kast
3 Aanpassen van verpakkingseenheden
4 Flexibele puntafzuiging
5 Push-pullafzuigsysteem
6 Planning van vervuilende werkzaamheden
7 Praktische voorlichting en instructie gevaarlijke stoffen
8 Centraal stofzuigsysteem
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 42
Algemene gegevens
Naam
Beschrijving
Aard
Relatie wetgeving
Stof-/productnamen
CAS-nummers
Trefwoorden
Beoogde effecten
Arbo-effect
Efficiency-effect
Andere voordelen
Mogelijke nadelen
Kenmerken
Oplossing voor
Bron
Specificaties
Implementatie
Invoeringstermijn
Benodigde
inspanning
Succes- en
faalfactoren
1 Vervangen van kwartshoudende inbedmassa
In plaats van kwartshoudende inbedmassa wordt een kwartsvrije inbedmassa
toegepast.
Bronaanpak, eliminatie van de gevaarlijke component.
Arbeidsomstandighedenbesluit art, 4.1c lid h.
Kwarts.
14808-60-7.
Eliminatie, vervangen, kwarts, Quartz, inbedden, uitbreken, stof.
Vervanging van het kwartshoudend materiaal elimineert het risico van blootstelling
aan een kankerverwekkende stof geheel. De vervangende stof brengt wel andere
risico’s met zich mee (sterk geurend oplosmiddel), maar deze zijn van een veel
lagere orde.
 Bij het gebruik van kwartshoudende inbedmassa hoort een strikt
schoonmaakregime en moet een zeer sterke afzuiginstallatie worden toegepast.
Als de stof is vervangen, is een minder stringent schoonmaakregime toereikend.
 Het gebruik van het nieuwe materiaal leidt wel tot een iets langere procestijd in
de gietafdeling.
 Een besparing is te verwachten in de nabewerking, omdat de nieuwe
inbedmassa tot een minder ruw eindproduct leidt (minder slijp- en polijstwerk).
 De installatie voor afzuiging kan veel lichter worden uitgevoerd.
 Minder schoonmaakkosten.
 Lagere energielasten.
 Er is een iets langere procestijd nodig.
 Er bestaat een iets hoger risico op breuk, waardoor het product opnieuw
gemaakt moet worden.
 De oventemperatuur moet iets lager worden ingesteld.
Inbedmassa voor gouden gietstukken.
De alternatieven voor inbedmassa’s zijn te vinden op de site van de Nederlandse
Vereniging van Groothandelaren in de Tandheelkundige branche <www.VGT.nl>.
In plaats van de kwartshoudende inbedmassa is een alternatief product ontwikkeld
dat onder diverse merknamen op de markt beschikbaar is. De kwaliteit van
alternatieven voor kwartshoudende inbedmassa zijn inmiddels betrouwbaar
bevonden.
Twee maanden.
 Niet alle gietmodellen zijn geschikt voor een kwartsvrije inbedmassa. Mogelijk
moet u het gietmodel laten aanpassen.
 Daarnaast vraagt de verwerking enige oefening van uw medewerkers.
 Omdat de standtijd in de gietafdeling langer wordt, kan een aanpassing in de
productieplanning noodzakelijk zijn (grotere batch); daarentegen kunt u de
capaciteit van de nabewerking inkrimpen.
 Omdat er een iets grotere kans is op breuk, is het van belang medewerkers
hierop voor te bereiden en de voordelen van het materiaal toe te lichten. Anders
zullen zij snel de indruk krijgen dat het nieuwe materiaal ‘niet werkt’. Maak ruimte
om de medewerkers een dag te laten experimenteren met het materiaal en laat
een andere gebruiker van dit nieuwe materiaal vertellen over zijn ervaringen (en
aanloopproblemen).
 Mogelijk is het gewenst in grotere batches te werken. Hiervoor moet op de
gietafdeling voldoende ruimte zijn.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 43
Algemene gegevens
Naam
Beschrijving
Aard
Relatie wetgeving
Stof-/productnamen
CAS-nummers
Trefwoorden
Beoogde effecten
Arbo-effect
Efficiency-effect
Mogelijke nadelen
Kenmerken
Oplossing voor
Bron
Link naar andere
bronnen
Specificaties
Implementatie
Invoeringstermijn
Benodigde
inspanning
Succes- en
faalfactoren
2 Opslag in brandveilige kast
Een speciale brandveilige kast voor gevaarlijke stoffen voorkomt dat gevaarlijke
stoffen her en der in de werkruimte worden opgeslagen.
Afscherming, opslag.
Arbeidsomstandighedenbesluit art, 4.1c lid h.
Diverse.
Diverse.
Opslag, brandgevaar, brandbare stoffen, brandveiligheid, opslagkast, stoffenkast,
ontvlambare stoffen.
Door gevaarlijke stoffen in een brandveilige kast op te slaan voorkomt u dat deze
brand veroorzaken of bij brand aanvullende risico’s veroorzaken. Als stoffen
onderling chemische reacties kunnen aangaan, verhindert u dat door de kast te
compartimenteren. Ventilatie van de kast zorgt ervoor dat de gevaarlijke stoffen zich
niet onnodig in de werkruimte verspreiden.
Bij goed gebruik van de kast weet iedereen de gevaarlijke stoffen altijd direct te
vinden.
 De kast moet op de buitenlucht worden geventileerd.
 De kast is zwaar en dus niet eenvoudig te verplaatsen.
Onveilig opslaan van gevaarlijke stoffen.
VROM PGS 15, normen EN-14470-1 of
NEN-EN-14470-1.
Publicatiereeks gevaarlijke stoffen
<http://www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl/publicaties/PGS15.html>.
Het opslaan van beperkte hoeveelheden gevaarlijke stoffen in een speciaal daarvoor
bestemde brandveilige kast die voldoet aan de norm EN-14470-1 of NEN-EN-144701.
Direct.
Investering van ca. € 2500.




De kast moet op een centrale plaats staan.
De deuren moeten steeds worden gesloten.
De medewerkers moeten de stoffen steeds gedisciplineerd in de kast opbergen,
en niet ergens anders.
- Ze mogen in deze kast geen ongevaarlijke stoffen opslaan.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 44
Algemene gegevens
Naam oplossing
Beschrijving
Aard
Stof-/productnamen
CAS-nummers
Trefwoorden
Beoogde effecten
Arbo-effect
Efficiency-effect
Andere voordelen
Mogelijke nadelen
Kenmerken
Oplossing voor
Bron
Link naar andere
bronnen
Specificaties
Implementatie
Invoeringstermijn
Benodigde
inspanning
Succes- en
faalfactoren
3 Aanpassen van verpakkingseenheden
Door stoffen in een andere (bijvoorbeeld kleinere) verpakking te kopen voorkomt u
dat medewerkers stoffen moeten overhevelen of uitstorten.
 Bronaanpak.
 Techniek.
Divers.
Divers.
Inkoop, verpakking, stofbestrijding, afwegen, overhevelen, verpakkingseenheid.
Deze maatregel kan het risico tot vrijwel nul verminderen.
 Minder handelingen.
 Minder verlies van materiaal.
Deze maatregel kan er ook voor zorgen dat de fysieke belasting afneemt, doordat de
medewerkers met kleinere verpakkingseenheden werken.
De aanschaf van de stof in andere verpakkingseenheden is per eenheid duurder.
Situaties waarin stoffen worden overgeheveld, afgewogen, of in stofvorm of als
vloeistof worden toegevoegd aan het productieproces.
Niet bekend.
Niet bekend.
Voor sommige situaties kan de stof in kant-en-klare gebruikshoeveelheden worden
gekocht. Ze komen in de plaats van grootverpakking, waaruit de medewerkers
kleinere eenheden moeten overhevelen en afwegen.
Ook kunt u in sommige gevallen een verpakking kiezen die de medewerkers niet
hoeven te verwijderen, maar die in het productieproces meegaat. Zo wordt
voorkomen dat de stof vrij komt.
Kan per direct.
 Acceptatie van een hogere prijs.
 In sommige gevallen moet u de leverancier speciaal verzoeken in andere
eenheid of verpakkingsvorm te leveren.
Bij het afwegen van de meerkosten moet u een goede analyse maken van alle
kosten die verbonden zijn aan de oude verpakkingsvorm, inclusief alle maatregelen
die u feitelijk moet nemen om hetzelfde beschermingsniveau te bereiken.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 45
Algemene gegevens
Naam oplossing
Beschrijving
Aard
Relatie wetgeving
Stof-/productnamen
CAS-nummers
Foto
Trefwoorden
Beoogde effecten
Arbo-effect
Efficiency-effect
Andere voordelen
Mogelijke nadelen
Kenmerken
Oplossing voor
Bron
Link naar andere
bronnen
Implementatie
Invoeringstermijn
Benodigde
inspanning
Succes- en
faalfactoren
4 Flexibele puntafzuiging
Afzuiginstallatie met meerdere flexibele afzuigarmen en met variabele koppelstukken
en vormen van afzuigmonden.
 Bronafzuiging.
 - Technisch.
Arbeidsomstandighedenbesluit art. 4.4.
Lasrook.
Geen.
Puntafzuiging, flexibele afzuiging, lasrook, stof, variabele werkplek, constructiewerk.
Doordat u afzuigmonden veel dichter bij het werk kunt plaatsen, zal de blootstelling
naar verwachting geheel onder de grenswaarde blijven. Zoals met iedere
puntafzuiging is wel vereist dat de medewerkers de mogelijkheden ook benutten en
de afzuigmonden zo dicht mogelijk bij het laswerk plaatsen.
Door het flexibele karakter van de afzuigarmen kost de werkvoorbereiding minder tijd
dan bij een niet-flexibele puntafzuiging. De medewerker hoeft het werk niet te
onderbreken om de puntafzuiger te verplaatsen.
Geen.
Geen.
Bij het lassen of polijsten van constructies met lassen op meerdere plaatsen kan de
medewerker nu in één keer de installatie klaar zetten, zodat hij gewoon met het werk
kan doorgaan als de installatie eenmaal is geplaatst.
Er zijn diverse leveranciers van afzuiginstallaties en lasbenodigdheden die dit
afzuigsysteem leveren.
Voor een beoordeling van de effectiviteit van lasrookoplossingen zie Vijf*beter
<www.5xbeter.nl>.
Enkele weken.
Kosten van de installatie en de energielasten. Let op de energiekosten (elektriciteit
en warmte), de aanvullende geluidsbelasting en de flexibiliteit van de afzuigarmen.
Bespreek met de gebruikers de keuze van het type armen en de positie.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 46
Algemene gegevens
Naam oplossing
Beschrijving
Aard
Stof-/productnamen
CAS-nummers
Trefwoorden
Beoogde effecten
Arbo-effect
Efficiency-effect
Andere voordelen
Mogelijke nadelen
Kenmerken
Oplossing voor
Bron
Link naar andere
bronnen
Implementatie
Invoeringstermijn
Benodigde
inspanning
Succes- en
faalfactoren
5 Push-pullafzuigsysteem
Bij werk waar over een groot oppervlak stoffen (oplosmiddelen bijvoorbeeld) vrij
kunnen komen, wordt niet alleen via een afzuigwand lucht weggezogen, maar ook
lucht ingeblazen om de vervuilde lucht in de richting van de afzuiging te bewegen.
 Afscherming via afzuiging.
 Techniek.
Divers.
Divers.
Luchtbeweging, afzuiginstallatie, push-pull, luchtinblaas, constructies, groot
oppervlak, uitdampen, baden, afzuiging.
Deze methode kan een aanzienlijke vermindering van de belasting geven. Het is
sterk afhankelijk van de concrete situatie of u hiermee voldoende waarborgt dat de
grenswaarden niet worden overschreden.
Onbekend.
Onbekend.
 Er kan een tochtstroom voelbaar zijn.
 Energiekosten. Let op: veel van deze systemen werken met grote hoeveelheden
lucht. Om energie te besparen werken ze soms met het recirculeren van
afgezogen lucht. Let er daarbij op dat de gerecirculeerde lucht schoon is. Niet
alle stoffen worden door de gebruikte filtersystemen effectief verwijderd. Bij
sommige stoffen is recirculeren verboden. Laat de leverancier hierover garanties
geven voor de stoffen die u toepast.
Processen waarbij damp, nevel of stof vrijkomt over een relatief groot oppervlak,
zoals bij ontvettingsbaden, spuiten, schuren e.d.
Wordt door verschillende leveranciers geleverd.
Voor beoordeling van risico’s en maatregelen zie ook Vijf*beter <www.5xbeter.nl>.
Enkele weken.
De investering in een relatief kostbare installatie.
Het rendement kan lager uitvallen als er sprake is van snelle bewegingen, sterke
luchtstroming en veel obstakels in de stroom van de luchtbeweging.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 47
Algemene gegevens
Naam oplossing
Beschrijving
Aard
Stof-/productnamen
CAS-nummers
Trefwoorden
Beoogde effecten
Arbo-effect
Efficiency-effect
Andere voordelen
Mogelijke nadelen
Kenmerken
Oplossing voor
Link naar andere
bronnen
Implementatie
Invoeringstermijn
Benodigde
inspanning
Succes- en
faalfactoren
6 Planning van vervuilende werkzaamheden
Werkzaamheden waarbij oplosmiddelhoudende verf wordt toegepast, worden bij
toerbeurt door twee personen aan het einde van de werkdag verricht, als de andere
werknemers niet meer in de werkruimte aanwezig zijn.
 Plaats in de arbeidshygiënische strategie: afscherming.
 Organisatie.
Divers, oplosmiddelen, verf, koolwaterstoffen.
Divers.
Organisatorische oplossing, planning, organische oplosmiddelen, verfspuiten,
stankoverlast, verspreiding, koolwaterstoffen, OPS.
Er worden minder medewerkers gelijktijdig blootgesteld.
De belasting wordt verdeeld over meerdere personen.
Doordat de medewerkers bij toerbeurt werken, leren zij allemaal spuitwerk te
doen en is het bedrijf flexibeler.
 Doordat alle spuitwerk wordt opgespaard, kan dit efficiënter worden gedaan.
Geen.
 Doordat het werk wordt opgespaard, neemt de doorlooptijd van producten toe.
 Er moet voldoende ruimte zijn om de werkstukken tijdelijk op te slaan.
 Er moet een BHV’er aanwezig zijn buiten de reguliere werktijden.
Let op: omdat het werk wordt opgespaard, wordt er in korte tijd meer tegelijk
gespoten. Als er geen adequate voorzieningen zijn, kan door deze maatregel de
concentratie oplosmiddel tijdens het spuitwerk dus extra hoog zijn. Zorg voor
voldoende voorzieningen om te voorkomen dat medewerkers die het spuitwerk
verrichten, blootstaan aan te hoge concentraties oplosmiddelhoudende verf. Ook
moet u voorkoen dat de concentratie oplosmiddel zo hoog wordt, dat brand en
explosierisico’s dreigen. Bij grote partijen zijn voldoende ventilatie en een aparte,
geventileerde uitdampruimte vereist!



Situaties waarin medewerkers vervuilende werkzaamheden verrichten in een ruimte
waarin ze ook andere werkzaamheden doen. Dit is natuurlijk een noodmaatregel
voor situaties waarin het om financiële redenen niet mogelijk is het spuitwerk in een
speciale werkruimte te verrichten. Dit is vooral van toepassing als de hoeveelheid
spuitwerk relatief gering is en investeren in betere oplossingen derhalve niet mogelijk
is. Overweeg ook om dit werk uit te besteden.
Voor een berekening van de belasting met oplosmiddelen zie de
oplosmiddelencheck op Vijf*beter <www.5xbeter.nl>.
Drie weken.
Deze oplossing vraagt aanvullende planning en bereidheid van medewerkers om
buiten reguliere werktijden te werken.
 Geef goede uitleg over het nut van deze maatregel en waarom het niet mogelijk
is te investeren in structurele oplossingen.
 Als er ruimtegebrek is of als u last minute levert, is ‘opsparen’ geen optie.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 48
Algemene gegevens
Naam oplossing
Beschrijving
Aard
Stof-/productnamen
CAS-nummers
Trefwoorden
Beoogde effecten
Arbo-effect
Efficiency-effect
Andere voordelen
Mogelijke nadelen
Kenmerken
Oplossing voor
Bron
Link naar andere
bronnen
Specificaties
Implementatie
Invoeringstermijn
Benodigde
inspanning
Succes- en
faalfactoren
7 Praktische voorlichting en instructie gevaarlijke stoffen
De leidinggevende geeft ten minste eenmaal per jaar uitleg over de volgende
aspecten:
 Welke gevaren hebben de stoffen waarmee je werkt en waar kun je de
informatie daarover vinden (uitleg over etiketten, veiligheidsinformatiebladen en
eventuele werkplekinstructiekaarten)?
 Welke veiligheidsmaatregelen zijn getroffen en hoe moet je daar veilig mee
werken (indien van toepassing: praktisch voordoen hoe je persoonlijke
beschermingsmiddelen moet gebruiken en onderhouden).
 Indien van toepassing: welke risico’s voor de voortplanting en zwangerschap zijn
er en hoe ga je daar mee om?
 Indien van toepassing: welke medische onderzoeken biedt het bedrijf aan,
waarom en hoe maak je daar gebruik van?
 Indien van toepassing: welke stoffen mogen alleen door speciaal aangewezen
medewerkers worden toegepast (en dus nooit door anderen)?
 Hoe zijn de EHBO en BHV geregeld en wat moet je doen en vooral niet doen als
er een ongeval met stoffen gebeurt?
 Waar kun je terecht voor meer informatie en hoe doe je dat?
Hiervoor is voor iedere afdeling een map ‘stoffeninformatie’ samengesteld, met
gerichte informatie over de daar aanwezige stoffen en veilige werkwijzen.
 Plaats in de arbeidshygiënische strategie: persoonlijke bescherming.
 Gedragsbeïnvloeding.
Divers.
Divers.
Voorlichting, medewerkersinstructie, informatievoorziening, werkplekinstructie,
toolboxmeeting.
Dit is een verplichte ondersteunende maatregel die medewerkers en hun collega’s
beschermt tegen onnodige risico’s door onveilig gedrag.
Geen.
Verhoogt de betrokkenheid.
Geen.
Alle situaties waarin de technische maatregelen niet voldoende zijn om uit te sluiten
dat medewerkers bij bedoeld of bij foutief handelen blootgesteld worden aan
gevaarlijke stoffen (beheersen van restrisico’s).
Nader in te vullen door de branche/organisatie.
Nader in te vullen door de branche/organisatie (bijvoorbeeld branchespecifieke
stoffeninformatie of Stoffenmanager <www.stoffenmanager.nl>).
Nader in te vullen door de branche/organisatie.
 Opstellen van map stoffeninformatie: enkele weken.
 De informatieoverdracht zelf kan in een gebruikelijk werkoverleg gebeuren.
Relatief laag:
 investeren in het samenstellen van een instructiemap;
 tijd van de leidinggevende;
 tijd in het werkoverleg.
Als er veel wijzigingen in de arbeidssituatie optreden, is het arbeidsintensief om de
informatie up-to-date te houden. Wijs hiervoor iemand aan.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 49
Algemene gegevens
Naam oplossing
Beschrijving
Aard
Stof-/productnamen
CAS-nummers
Trefwoorden
Beoogde effecten
Arbo-effect
Efficiency-effect
Andere voordelen
Mogelijke nadelen
Kenmerken
Oplossing voor
Bron
Link naar andere
bronnen
Specificaties
Implementatie
Invoeringstermijn
Benodigde
inspanning
Succes- en
faalfactoren
8 Centraal stofzuigsysteem
Een stofzuigsysteem in de productieruimtes aanbrengen met aansluitpunten door de
gehele werkruimte.
 Bronaanpak.
 Techniek.
Divers, vaste stoffen.
Divers.
Schoonmaak, stofvrij houden, stofzuiger, housekeeping, bezemwagen, stofreiniging.
Deze maatregel kan het risico zeer aanzienlijk verminderen.
Schoonmaken gaat sneller.
Deze maatregel kan er ook voor zorgen dat er minder fysieke belasting is, doordat
de medewerkers geen schoonmaakapparatuur (industriële stofzuigers, afvalzakken)
hoeven te verplaatsten.
Onbekend.
Situaties waarin stof in de werkruimte wordt verspreid en de medewekers regelmatig
met bezems, stofzuigers, veegwagens en perslucht ‘schoonmaken’.
Diverse leveranciers.
Niet bekend.
Een groot deel van de stofbelasting wordt veroorzaakt doordat medewerkers met
bezems, perslucht en stofzuigers met onvoldoende filtering de werkruimtes (en
werkkleding) schoonmaken. Door een centrale stofzuiginstallatie te installeren met
koppelpunten nabij de werkplekken waar veel stof ontstaat, kan iedereen ter plekke
het stof opzuigen.
Enkele maanden
 De installaties hebben een hoge aanschafprijs.
 Energielasten.
Met perslucht krijg je verontreinigingen erg snel en grondig weg en dus is dat een erg
geliefde schoonmaakmethode. Maar hij is wel ongezond. Zorg er daarom voor dat de
stofzuiginstallatie voldoende zuigkracht heeft en zorg voor voldoende koppelpunten
en hulpstukken, zodat iedereen er gemakkelijk gebruik van kan maken en de
installatie effectief is.
“Handreiking Gevaarlijke stoffen” van AWVN en MKB-Nederland op www.DeArbocatalogus.nl - 50
Download