Zwaartekrachtsgolven: de zoektocht naar rimpelingen in de ruimtetijd In 1915 formuleerde Albert Einstein zijn algemene relativiteitstheorie, die zwaartekracht beschrijft als kromming van de ruimtetijd en voorspelt dat rimpelingen in de ruimtetijd zich als een golfbeweging kunnen voortplanten: zwaartekrachtsgolven. Een eeuw later zijn er detectoren in aanbouw om deze golven eindelijk rechtstreeks waar te nemen, met het potentieel om ons begrip van de aard van de zwaartekracht en het heelal in zijn geheel op een ongekende manier te toetsen. 408 I n 1687 publiceerde Isaac Newton zijn beroemde theorie over de zwaartekracht. Volgens Newton was gravitatie een kracht die alle massa’s op elkaar uitoefenen, met een sterkte die evenredig is met het product van de massa’s en omgekeerd evenredig met het kwadraat van de afstand. Newtons theorie kon de banen van planeten, hun manen en van Chris Van Den Broeck promoveerde in 2005 aan de Pennsylvania State University in de VS met een proefschrift over fundamentele en fenomenologische aspecten van zwarte gaten en neutronensterren. Vervolgens was hij als postdoc verbonden aan de Cardiff University in Wales, waar hij werkte op data-analysetechnieken voor de Virgo- en LIGO-detectoren. Sinds 2009 is hij een Senior Scientist bij Nikhef, waar hij zich onder meer toespitst op het ontwikkelen van tests van algemene relativiteitstheorie aan de hand van zwaartekrachtsgolven. [email protected] Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde kometen met grote nauwkeurigheid beschrijven. Toch vonden vele van Newtons tijdgenoten – met name de Nederlandse natuurkundige Christiaan Huygens – dat er iets schortte. Newtons theorie bood geen verklaring voor hoe de zwaartekracht wordt overgedragen van de ene massa op de andere, op willekeurig grote afstanden: er was geen fysisch medium waarin de zwaartekracht zich voortplantte. Bovendien is de Newtoniaanse zwaartekracht instantaan: een verandering in de beweging van een enkele massa zorgt onmiddellijk en zonder vertraging voor een verandering van de kracht op alle andere massa’s in het Heelal. Omwille van het enorme empirische succes van Newtons theorie werden de bezwaren in de daaropvolgende eeuwen langzamerhand vergeten, tot Einstein in 1905 zijn speciale relativiteitstheorie formuleerde. Die stelt dat de natuurwetten hetzelfde zijn voor alle inertiële waarnemers en dat het licht voor alle waarnemers met dezelfde snelheid beweegt. Als gevolg daarvan is er een nauwe relatie tussen ruimte november 2011 Chris Van Den Broeck en tijd – men spreekt van de ruimtetijd. Daarnaast kan informatie hoogstens met de lichtsnelheid worden overgedragen. De vraag die zich nu stelde was: hoe past zwaartekracht in dit plaatje? Volgens Newton werd de zwaartekracht instantaan overgedragen, maar dat zou in strijd zijn met het feit dat de lichtsnelheid de absolute snelheidslimiet is. Tien jaar na speciale relativiteit formuleerde Einstein zijn eigen theorie over de zwaartekracht, de algemene relativiteitstheorie. In deze theorie zorgt de aanwezigheid van materie voor een kromming van de ruimte (of de ruimtetijd). Inertiële waarnemers volgen banen die zich schikken naar deze kromming: gravitatie is geen kracht, maar een neveneffect van de gekromde ruimtetijd. Wanneer een materieverdeling zich herschikt, verandert de ruimtetijdkromming, en volgens de algemene relativiteitstheorie kan dat alleen maar met een eindige snelheid: de lichtsnelheid. Dit gaat gepaard met een golfbeweging in de kromming: zwaartekrachtsgolven. Zwaartekracht is dus toch niet instantaan en ze heeft een medium waarin Najaarsvergadering Subatomaire Fysica De najaarsvergadering van de NNV-sectie Subatomaire Fysica zal dit jaar plaatsvinden op 4 november in Lunteren. Alle natuurkundigen met een interesse in astro-, kern-, deeltjes- en astrodeeltjesfysica zijn welkom op de dag die gevuld is met een breed scala aan voordrachten. Er zijn presentaties van promovendi in parallelsessies en vier plenaire voordrachten, waaronder drie overzichtsverhalen over verschillende delen van het vakgebied, waaronder de auteur van dit artikel en een externe spreker: Diederik Samsom (PvdA). Het programma: www.nikhef.nl/pub/conferences/NNV. Contactpersoon: Ivo van Vulpen ([email protected]) ze zich als een periodieke vervorming kan voortplanten: de ruimtetijd zelf ! Zwaartekrachtsgolven Om de aard van zwaartekrachtsgolven beter te begrijpen, kan men het volgende eenvoudige gedachtenexperiment uitvoeren. Stel je voor dat twee puntmassa’s ergens in de ruimte hangen, ver van de invloed van sterren en planeten, en geen versnelling ondergaan. Als er een zwaartekrachtsgolf langskomt, zal de afstand tussen de massa’s periodiek groter en dan weer kleiner worden. Dit roept meteen de vraag op of zwaartekrachtsgolven wel detecteerbaar zijn. Als je een meetlat gebruikt om de afstandsveranderingen tussen de massa’s te meten, zal die meetlat zelf ook niet op dezelfde manier korter en langer worden, zodat je tenslotte helemaal niets meet? Het antwoord op deze laatste vraag is nee en de reden is dat zwaartekracht niet het enige is dat in het experiment een rol speelt. De atomen in de meetlat ondergaan ook een elektromagnetische interactie: in tegenstelling tot de inertiële beweging van de puntmassa’s wordt hún beweging niet alleen beïnvloed door de variabele kromming van de ruimtetijd. Afhankelijk van de samenstelling van de meetlat kan ze bijvoorbeeld erg rigide zijn, zodat de zwaartekrachtsgolf er nauwelijks invloed op heeft. In werkelijkheid is een meetlat helemaal niet voldoende om zwaartekrachtsgolven te detecteren. Dat komt omdat zwaartekracht in het algemeen slechts uiterst zwak koppelt met materie; daarover zo dadelijk meer. Bovendien komt er heel wat bij kijken om sterke rimpelingen in de ruimtetijd te veroorzaken. Wanneer een materieverdeling een verandering ondergaat, hangt de sterkte van de uitgezonden golven af van de tweede tijdafgeleide van het zogenaamde quadrupoolmoment (een maat voor de asymmetrie van de materieverdeling) en ze is omgekeerd evenredig met de afstand. Om ook maar enige hoop te hebben om zwaartekrachtsgolven rechtstreeks waar te nemen, zijn er astrofysische bronnen nodig die uiterst asymmetrisch zijn en zeer snel veranderen. Gedurende de eerste halve eeuw na het formuleren van algemene relativiteit, doorstond de theorie een hele reeks waarnemingen en experimentele tests. De beroemdste is de periheliumprecessie van de baan van de planeet Mercurius, die niet kan worden verklaard binnen de Newtoniaanse theorie maar met grote nauwkeurigheid kan worden berekend vanuit de algemene relativiteitstheorie. Een ander voorbeeld is de afbuiging van het licht van verafgelegen sterren door de Zon. Wat lange tijd ontbrak was een empirische aanwijzing voor het allerbelangrijkste aspect van de theorie: de dynamica van de ruimtetijd. Een eerste indirecte aanwijzing kwam in 1974 met de ontdekking door Hulse en Taylor van de eerste dubbele pulsar. Dit zijn twee neutronensterren – overblijfsels van supernova’s waarin de druk zo hoog is dat protonen en elektronen combineren tot neutronen – die om elkaar heen draaien (figuur 1). Hulse en Taylor merkten op dat de baanparameters van het systeem veranderden in de tijd – zo werd de omwentelingsperiode steeds korter met Figuur 1 Schematische voorstelling van de Hulse-Taylor dubbele pulsar, die zwaartekrachtsgolven uitzendt (voorgesteld door het golvende raster); de paarse gloed stelt de elektromagnetische straling en deeltjes voor die langs de magnetische polen van het object uitgezonden worden. een uiterst klein, maar meetbaar ritme. Deze veranderingen konden perfect worden verklaard als je aannam dat het systeem energie en impulsmoment verliest door het uitzenden van zwaartekrachtsgolven. Sindsdien zijn er nog andere dubbele pulsars ontdekt waaraan kon worden gemeten. Hulse en Taylor kregen in 1993 de Nobelprijs voor hun werk. De Hulse-Taylor en gelijkaardige dubbele pulsars tonen weliswaar aan dat zwaartekrachtsgolven bijna zeker bestaan, maar ze bieden nog steeds niet de mogelijkheid om de algemene relativiteitstheorie te testen in het regime van uiterst sterke velden en relativistische snelheden. De typische baansnelheid van de Hulse-Taylorpulsar is v/c = 1,5 · 10-3. Hoe ‘algemeen-relativistisch’ een systeem is, kan worden geschat door zijn ‘compactheid’: GM/(c2 R), met M de totale massa en R de afstand tussen de componenten. De Hulse-Taylor pulsar heeft een compactheid van slechts 2,2 · 10-6. Een grotere compactheid en grotere baansnelheden treden op bij dubbele neutronensterren en dubbele zwarte gaten die reeds zoveel energie hebben verloren door het uitzenden van zwaartekrachtsgolven, dat ze op het punt staan samen te smelten tot een enkel object. Op dat moment heeft men v/c = 0,4 en GM/(c2 R) = 0,2. Dergelijke objecten moeten we zoeken buiten ons eigen melkwegstelsel, waar hun banen niet kunnen worden onderzocht via elektromagnetische straling, enkel door hun zwaartekrachtsgolven. Dit soort systemen kan alleen worden bestudeerd via rechtstreekse detectie van zwaartekrachtsgolven. november 2011 Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde 409 den gelanceerd rond de tijd dat ET met zijn waarnemingen begint. Bronnen van zwaartekrachtsgolven Figuur 2 De Virgo-detector nabij Pisa in Italië. Hij bestaat uit een interferometer met 3 km armlengte. Rechtsreekse detectie 410 Sinds iets meer dan een decennium werkt men aan de ontwikkeling van grote laser-interferometers. Een interferometer bestaat uit twee kilometerslange armen waarin laserstralen heen en weer gaan. De laserstralen worden gecombineerd waar de armen samenkomen, zodat er een interferentiepatroon ontstaat. Wanneer er een zwaartekrachtsgolf langskomt, wordt periodiek de ene arm langer en de andere korter. Doordat het laserlicht nu een verschillende tijd nodig heeft om de ene arm te overbruggen vergeleken bij de andere, verandert het interferentiepatroon. Dit laat toe om relatieve lengteverschillen te detecteren kleiner dan ΔL/L = 10-23, wat voor de bestaande grote interferometers overeenkomt met een absoluut lengteverschil dat 100,000 keer kleiner is dan de diameter van een proton! De grootste interferometers zijn de twee Amerikaanse LIGO-detectors in de VS, in Livingston, Lousiana en Hanford, Washington, met een armlengte van 4 km elk. Daarnaast is er de Virgodetector in Cascina, nabij Pisa in Italië, een samenwerking tussen Frankrijk, Italië, Nederland en Polen (figuur 2). Nabij Hannover in Duitsland staat ook de Duits-Britse GEO600 met 600 meter armlengte. Deze laatste interferometer is eerder bedoeld voor verder onderzoek naar betere technologieën voor gebruik in precisie-interferometrie. De LIGO- en Virgo-interferometers zijn reeds een aantal jaren actief, maar ondergaan momenteel een upgrade naar Advanced LIGO en Advanced Virgo. Tegelijkertijd zal er Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde wellicht worden gebouwd aan LCGT, een vergelijkbare detector in Japan. De eerste rechtstreekse ontdekking van zwaartekrachtsgolven wordt verwacht rond 2015. De Advanced LIGO- en Virgo-detectors zullen ons een eerste blik geven op de processen die zich afspelen bij extreem sterke en snel evoluerende gravitationele velden. Ondertussen worden er plannen gemaakt voor nog meer nauwkeurige observatoria, zoals de Einstein Telescope (ET). Deze laatste zal bestaan uit minstens 3 interferometers met 10 km armlengte en wordt 10 keer gevoeliger dan Advanced Virgo en LIGO. De verwachting is dat de ET ongeveer 105 botsende neutronensterren per jaar zal zien en vergelijkbare aantallen botsende zwarte gaten, samen met andere bronnen. Het conceptuele ontwerp werd onlangs afgerond en als alles goed gaat kan ET operationeel zijn rond 2025. Tenslotte zijn er plannen voor interferometers in de ruimte. Een ontwerp dat in detail is bestudeerd heet LISA (Laser Interferometer Space Antenna). LISA zou bestaan uit drie sondes in een baan om de Zon, op een onderlinge afstand van 5 miljoen km, die laserstralen uitwisselen. De banen kunnen zodanig worden gekozen dat de sondes een driehoeksformatie aanhouden. Door haar veel grotere afmetingen zal LISA gevoelig zijn voor signalen met een veel grotere golflengte. Onder de mogelijke bronnen zijn samensmeltingen van supermassieve zwarte gaten met massa’s tussen een miljoen en een miljard zonnemassa’s. Een versie van LISA zou kunnen wor- november 2011 Zoals reeds vermeld, zullen dubbele neutronensterren en zwarte gaten die op het punt staan te botsen, belangrijke bronnen zijn voor een rechtstreekse detectie. Maar er zijn ook nog andere bronnen die in aanmerking komen. Supernova’s zijn explosies waarbij de buitenste lagen van een ster worden weggeblazen, terwijl de kern implodeert tot een neutronenster of een zwart gat. Als dit proces voldoende asymmetrisch is, dan worden er gedurende ongeveer 10 milliseconden zwaartekrachtsgolven uitgezonden. Voor supernova’s in de Melkweg is het verwachte effect op de lengte van de detectorarmen van de orde 10-23. Als zo’n supernova afgaat aan de andere kant van het centrum van de Melkweg, dan is ze mogelijk niet te zien via het uitgezonden licht of andere elektromagnetische straling, alleen via zwaartekrachtsgolven en neutrino's. Echter, astrofysische voorspellingen zeggen dat we in de Melkweg slechts ongeveer 1 supernova per 50 jaar kunnen verwachten. Afzonderlijke neutronensterren kunnen ook bronnen zijn van zwaartekrachtstraling. Er wordt verwacht dat de meeste neutronensterren licht asymmetrisch zijn. De asymmetrieën worden veroorzaakt door ‘sterbevingen’, die ervoor zorgen dat materie van de korst zich herschikt. Samen met de snelle rotatie (van enkele tientallen tot duizenden omwentelingen per seconde) zorgt dit voor golven met een rek van ~10-27. Op het eerste gezicht lijkt dit veel te klein vergeleken met de gevoeligheid van de detectoren, maar de signalen blijven continu op dezelfde frequentie en kunnen gedurende lange tijd (maanden, een jaar) worden geanalyseerd. Op die manier kunnen ze eventueel toch nog worden gedetecteerd. Als dat gebeurt, kan alleen al de typische amplitude van de signalen ons iets vertellen over de structuur van de korst van een neutronenster. Er zijn overigens nog andere manieren waarop een neutronenster asymmetrisch kan worden, bijvoorbeeld door de accretie van materiaal onttrokken aan een normale ster waarrond ze in een baan zou kunnen zijn. Plotse veranderingen in de massaverdeling van een neutronenster zouden ons via de uitgezonden zwaartekrachtsgolven veel kunnen leren over het inwendige, waarover momenteel bijzonder weinig bekend is. Er is ook de mogelijkheid van strange quark sterren, waarbij het inwendige vooral bestaat uit deeltjes die een ‘strange’ quark in zich hebben, in plaats van alleen maar de ‘up’- en ‘down’-quarks die voorkomen in protonen en neutronen. Zwaartekrachtsgolven bieden een unieke mogelijkheid om dit soort vragen te helpen beantwoorden. Als het gaat om de dynamica van de ruimtetijd zelf, zal vooral het samensmelten van dubbele zwarte gaten ons een schat aan informatie opleveren: zwarte gaten bestaan uit alleen maar ruimtetijd en we hoeven ons geen zorgen te maken over de vaak rommelige complicaties die materie met zich meebrengt. Het proces kan worden ingedeeld in drie fases. In een eerste fase spiraliseren de zwarte gaten naar elkaar toe omwille van energieverlies door zwaartekrachtstraling. Als de banen oorspronkelijk elliptisch waren, dan zorgt verlies van impulsmoment er ook voor dat ze meer en meer cirkelvormig worden. Deze fase is theoretisch vrij goed begrepen: hoewel het tweelichamenprobleem in de algemene relativiteitstheorie geen analytische oplossing heeft, kan het zeer goed benaderd worden via storingsrekenen. De spiraaldans gaat door tot er een zogenaamde laatste stabiele baan wordt bereikt. Dan komen we in de tweede fase terecht, waarbij de zwarte gaten met relativistische snelheden naar elkaar toe vallen en versmelten. Deze fase is een stuk moeilijker te beschrijven op papier, maar grote computersimulaties hebben ons ondertussen heel wat inzicht gegeven. Na de versmelting blijft er een enkel zwart gat over. In de derde en laatste fase zal dit zwarte gat ‘nagalmen’ tot het tot rust is gekomen. Om een idee te krijgen van de rijke dynamica die we in de signalen zullen terugzien, concentreren we ons even op de eerste fase, wanneer de gaten naar elkaar toe spiraleren. De meeste zwarte gaten hebben spin, wat betekent dat ze om hun eigen as draaien en daarbij een soort draaikolk in de ruimtetijd veroorzaken. Via deze draaikolken beïnvloeden ze niet alleen de oriëntatie van elkaars spins, maar ook hun banen. Hierdoor ondergaan Figuur 3 Een numerieke simulatie van de zwaartekrachtsgolven uitgezonden door botsende zwarte gaten. De kleuren geven de sterkte van de ruimtetijdkromming weer. de banen een ingewikkelde precessiebeweging (in sterke tegenstelling tot Newtongravitatie, waar de baan in een vlak zou blijven) en in extreme gevallen zelfs een tuimelende beweging, in de signalen terug te vinden als een modulatie van frequentie en amplitude. Het rechtstreeks waarnemen van dergelijke signalen wordt de ultieme test van de algemene relativiteitstheorie. Het heelal bekeken door een nieuwe bril Een belangrijk doel van het onderzoek naar gravitatiegolven is kosmologie, de studie van het heelal in zijn geheel. Bijna alle materie in het heelal is onzichtbaar en vooralsnog van onbekende aard: donkere materie. Daarnaast is de uitdijing van het heelal aan het versnellen, mogelijk onder invloed van donkere energie, een merkwaardige vorm van energie die een positieve dichtheid maar een negatieve druk heeft. De eigenschappen van al deze bijdragen tot de energiedichtheid van het heelal kunnen worden bestudeerd door te kijken naar de invloed die ze hebben gehad op de evolutie van de kromming, van de oerknal tot nu. Signalen van samensmeltende neutronensterren en zwarte gaten voelen deze veranderende kromming terwijl ze zich voortplanten van de bron naar de waarnemer en kunnen ons op die manier nieuwe inzichten geven over de samenstelling van het heelal. Tenslotte is er de mogelijkheid van primordiale zwaartekrachtsgolven. Deze zijn een beetje te vergelijken met de (elektromagnetische) kosmische achtergrondstraling, die ongeveer 400.000 jaar na de oerknal is ontstaan. Echter, in tegenstelling tot deze elektromagnetische achtergrond, hebben primordiale zwaartekrachtsgolven hun oorsprong vlak na de oerknal zelf, toen het heelal nog microscopisch klein was. De waarneming van deze primordiale golven opent de mogelijkheid om rechtstreeks empirisch inzicht te verkrijgen in quantumgravitatie, het gedrag van zwaartekracht in omstandigheden waar quantummechanica een cruciale rol speelt. Ook op deze manier kunnen zwaartekrachtsgolven bijdragen tot nieuwe inzichten in de meest fundamentele aspecten van het Universum, zowel op de grootste als de kleinste lengteschalen. november 2011 Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde 411