3 De eerste wet van Newton el aan de nek en/ Een whiplash is een typisch lets auto die langs een van den tten of rug voor inzi fd krijgt daarachter wordt aangereden. Het hoo kan daarbij een bij een slag naar achteren. Er s en structuren beschadiging aan zachte weefsel tot klachten ing leid in de nek optreden, die aan n op korte telle hers fers geeft. De meeste slachtof blijvende ook kan h plas termijn, maar een whi pijnlijke een is h plas whi Een last veroorzaken. . ton New van wet te eers de illustratie van 3.1 De eerste wet van Newton Ook zonder whiplash krijg je in het dagelijkse leven voortdurend te maken met de eerste wet van Newton. • Als je rechtstaat in een bus die bruusk vertrekt, vlieg je naar achteren. •Misschien zag je ooit de demonstratie waarbij een tafelkleed snel onder een servies wordt weggetrokken. • Je kunt met één hand een blaadje van de wc-rol trekken, als je dat doet met een snelle beweging. In elk van die voorbeelden is het systeem (jij, servies, wc-rol) in rust en tracht het in rust te blijven. © Scania • Als je in een bus zit die plots remt, vlieg je naar voren. • Bij een crashtest houdt de gordel de dummy op de zetel, maar armen, benen en hoofd bewegen naar voren. • Een hamerkop kun je vastzetten door de steel op de grond te kloppen. • Een vrachtwagen die een bocht neemt, kan in die bocht zijn lading verliezen. In elk van die voorbeelden heeft het systeem (jij, de dummy, de hamerkop, de lading) een bepaalde snelheid (grootte en richting) en tracht het die te behouden. + WET Die wet noemt men ook de wet van de traagheid, omdat een voorwerp zich lijkt te verzetten tegen een verandering van bewegingstoestand. Een voorwerp komt niet vanzelf in beweging of tot rust, of buigt niet uit zichzelf af. Daarvoor is er een ‘uitwendige invloed’ nodig. In het 3e jaar leerde je reeds dat we zo’n uitwendige invloed kracht noemen. De eerste wet van Newton zegt hoe een systeem beweegt als de resulterende kracht erop nul is. Als er op een voorwerp geen (resulterende) kracht wordt uitgeoefend, behoudt het zijn bewegingstoestand: •is het voorwerp in rust, dan blijft het in rust; •beweegt het voorwerp, dan blijft het bewegen met constante snelheid en in dezelfde richting en zin. Dat is de eerste wet van Newton. Een systeem waarop geen resulterende kracht werkt, voert dus een eenparige rechtlijnige beweging (ERB) uit. Die beweging, die je reeds leerde kennen in het derde jaar, bekijken we in de volgende paragraaf. Omdat op een voorwerp op aarde altijd de zwaartekracht werkt (en meestal ook wrijving), kun je die wet op aarde niet aantonen. In de ruimte lukt dat wel: als er geen zwaartekracht is, kan een ruimtetuig blijven voortbewegen zonder dat de motoren werken. In de beschreven experimenten, bv. het blad onder het glas wegtrekken, werkt de kracht gedurende zo een korte tijd dat ze nauwelijks effect heeft. 29 Om de bestuurder en passagier te beschermen, zijn hedendaagse wagens uitgerust met airbags. Zo’n airbag vervangt de gordel niet, maar vangt de ‘knik’ van het hoofd op bij een frontaal ongeval, zodat bv. letsels aan de nekwervels voorkomen kunnen worden. De airbag is een dunne opgeplooide zak die in het stuurwiel of dashbord opgeborgen zit. De ‘crash’-sensor registreert wanneer de bag moet opgeblazen worden. Er bestaan verschillende types van deze sensoren, maar allemaal steunen ze op de wet van de traagheid. Een veel gebruikt type werkt als volgt: in een buisje zit een stalen bol die door een magneet wordt vastgehouden. Bij een frontale botsing komt de knikker los van de magneet (wet van de traagheid) en vliegt tegen een schakelaar. Daardoor wordt een elektrisch circuit gesloten en de ontsteking geactiveerd. Door de ontsteking gebeurt er een chemische reactie tussen NaN3 en KNO3 en ontstaat N2-gas waardoor de airbag in ongeveer 0,03 s wordt opgeblazen. Het omhulsel van de airbag haalt hierbij een snelheid tot 300 km/h! bewegingsrichting Onmiddellijk daarna ontsnapt het gas uit de kleine poriën in de bag, zodat de bestuurder terug vrij kan bewegen. Het poeder dat ontsnapt, is meestal talk en gebruikt men om de airbag in samengevouwen vorm soepel te houden. K INE M ATICA E N DY NAM ICA Praktische toepassing: de airbag 30 ] Kinematica en dynamica 3.2 De eenparige rechtlijnige beweging (ERB) t.o.v. de x-as vx 3.2.1 Definitie Bij grote verkeersdrukte op de autosnelweg geeft de wegenpolitie opdracht tot blokrijden. Hierbij rijden alle wagens met een constante snelheid. t t1 + DEFINITIE Een systeem voert in het tijdsinterval [t1; t2] een eenparige beweging (EB) uit t.o.v. de x-as als de snelheid vx constant is. De vx(t)-grafiek is in dat interval een horizontale rechte. 3.2.2 Eigenschappen We bewijzen volgende eigenschappen voor een voorwerp dat een EB uitvoert t.o.v. de x-as. De versnelling ax is nul 7 Dat volgt onmiddellijk uit de definitie: vx(t) = cte De versnelling is ax(t) = dvx =0 dt Je kunt een EB dus beschouwen als een bijzonder geval van een EVB met ax = 0. Voor de positie x op het ogenblik t geldt x = xo + vx · (t – to) 7 We vertrekken van de formule voor x(t) van een EVB Dikwijls kiezen we het begintijdstip to gelijk aan 0 s. Dan geldt x = xo + vx · t x = xo + vxo · (t – to) + ax · (t – to)2 2 Vermits ax = 0 en vx = cte = vxo is x = xo + vx · (t – to) x (1) Dat is een eerstegraadsfunctie. De x(t)-grafiek is een schuine rechte: y=m·x+q x0 t0 t2 t 31 7 De gemiddelde snelheid vx,g is dezelfde voor elk tijdsinterval Δt en is gelijk aan vx De gemiddelde snelheid in een tijdsinterval Δt is Δx Δt x2 – x1 = t2 – t1 vx,g = K INE M ATICA E N DY NAM ICA Dit kun je ook vaststellen met een fietscomputer: als je gedurende een bepaalde tijd met een constante snelheid van 20 km/h fietst, is je gemiddelde snelheid in dat tijdsinterval ook 20 km/h. Invullen van (1) geeft vx,g = xo + vx · (t2 – to) – [xo + vx · (t1 – to)] t2 – t1 Dat uitwerken geeft vx,g = vx (2) 7 Voor de verplaatsing Δx in een tijdsinterval Δt geldt Δx = vx · Δt Uit vx,g = Δx (definitie) volgt Δt Δx = vx,g · Δt Dan geldt volgens (2) Δx = vx · Δt Maak ook dit jaar een formularium met alle geziene definities en eigenschappen. 50 km/h 50 km/h De verplaatsing Δx in een interval Δt is dus recht evenredig met Δt. In gelijke tijdsintervallen verandert de positie met dezelfde waarde. 50 km/h 50 km/h 50 km/h 50 km/h x OEFENING Tijdens de Ronde van Frankrijk heeft een kopgroep op een bepaald ogenblik een voorsprong van 2,00 km op een groepje achtervolgers met daarin gele trui Chris Froome. De kopgroep rijdt aan 48,0 km/h, de achtervolgers aan 54,0 km/h. Het parcours is een lange rechte weg. a) Na hoeveel tijd halen de achtervolgers de kopgroep in? b) De kopgroep bevindt zich op dat ogenblik op 12,0 km van de aankomst. Halen de achtervolgers de kopgroep in voor de streep? Zo nee, hoeveel m komen ze te kort? 32 ] Kinematica en dynamica Oplossing: a) We kiezen de x-as zoals in de figuur en leggen de oorsprong waar de groep achtervolgers zich bevindt bij aanvang van de achtervolging. achtervolgers kopgroep 12,00 km 0 2,00 km x Beide groepen voeren een ERB uit. De bewegingsvergelijking van de kopgroep is xk(t) = xo + vx ∙ (t - to) = 2,00 km + 48,0 km/h ∙ (t - 0 s) = 2,00 ∙ 103 m + 13,3 m/s ∙ t De bewegingsvergelijking van de groep achtervolgers is xa(t) = xo + vx ∙ (t - to) = 0 km + 54,0 km/h ∙ (t - 0 s) = 15,0 m/s ∙ t Het tijdstip waarop de achtervolgers de kopgroep inhalen, noemen we ti. Op dat ogenblik is de positie x dezelfde voor beide groepen: xk(t i) = xa(t i) 2,00 ∙ 103 m + 13,3 m/s ∙ t i = 15,0 m/s ∙ t i Daaruit ti berekenen geeft t i = 118 ∙ 101 s = 19,7 min Het is niet nodig de eenheden om te zetten: de eenheid km valt weg en je verkrijgt de tijdsduur onmiddellijk in uur. b) We berekenen de tijdsduur die de kopgroep nodig heeft om de finish te bereiken. Uit vx = Δx Δx 12,0 km volgt ∆t = = 0,250 h = 0,25 ∙ 60 min = 15,0 min = Δt v x 48,0 km/h De kopgroep bereikt de streep na 15,0 min. De achtervolgers hebben 19,7 min nodig om de groep in te halen. Ze komen dus bijna 5 min te kort. De achtervolgers bevonden zich op 14,0 km van de meet bij aanvang van de achtervolging. Als de kopgroep de meet bereikt, hebben ze 15,0 min achtervolgd aan 54,0 km/h. In die tijdsduur is: ∆x = vx ∙ ∆t = 15,0 m/s ∙ 15,0 min = 15,0 m/s ∙ 900 s = 135 ∙ 102 m = 13,5 km Ze komen 14,0 km - 13,5 km = 0,5 km te kort. WAT JE NA DIT HOOFDSTUK MOET KENNEN EN KUNNEN: ■ de 1e wet van Newton formuleren, toelichten en illustreren met voorbeelden uit het dagelijkse leven ❏ ■ de definitie geven van een ERB t.o.v. de x-as en de geziene eigenschappen bewijzen ❏ ■ oefeningen op de EB t.o.v. de x-as oplossen 4 De kromlijnige beweging In het dagelijkse leven voeren de meeste systemen, zoals bv. een skischansspringer, geen rechtlijnige maar een kromlijnige beweging uit, waarbij het systeem versnelt, vertraagt, afbuigt. In dat geval werkt op het systeem een kracht, zoniet zou het een eenparige rechtlijnige beweging uitvoeren. In dit hoofdstuk beschrijven we de kromlijnige beweging. Voor de eenvoud beperken we ons tot tweedimensionale kromlijnige bewegingen, d.w.z. bewegingen in een vlak. Het (x, y)-assenstelsel kiezen we in dat vlak. 4.1 Positie- en verplaatsingsvector + DEFINITIE De positie van het systeem op een tijdstip t geven we weer met de positievector (of plaatsvector) → r. y y P → ex en → ey zijn respectievelijk de eenheidsvectoren volgens de x- en de y-as ry ey P r 4 ey x rx e x fig. a In drie dimensies wordt de positie van het voorwerp op het ogenblik t bepaald door drie coördinaten: x, y en z. r x 3 ex fig. b r heeft componenten rx en ry (fig. a). De vector → De componenten rx en ry op een ogenblik t zijn gelijk aan de coördinaten x en y van het punt P waar het systeem zich op dat tijdstip bevindt. 34 ] Kinematica en dynamica Voorbeeld: De plaatsvector → r heeft als componenten rx = +3 ry = +4 In fig. b heeft P als coördinaten x=3 y=4 Als het systeem een baan beschrijft in het (x, y)-vlak, verandert de richting en/of de grootte van de r . We bekijken de beweging van het systeem van het tijdstip t1 tot t2. vector → Op het tijdstip t1 is de positievector → r1, op tijdstip t2 is die vector → r2. y 1 1 2 ∆ r1 ∆ = r2 + (–r1) 2 – r1 r2 r2 x + DEFINITIE De afgelegde weg Δs is de afstand die het systeem in die tijd langs de baan aflegt. Δs is een getal en is altijd positief. De verplaatsing Δ→ r =→ r2 - → r1 = → r2 + (–→ r1). Dat is een vector die wijst van punt 1 naar punt 2. Als het tijdsinterval Δt klein is, is de grootte van Δ→ r ongeveer gelijk aan de afgelegde weg Δs. De vector Δ→ r geeft dan bij benadering de richting, zin en afgelegde weg weer als het systeem van 1 naar 2 beweegt. Voor de componenten van de vector Δ→ r geldt Δ→ r = → r2 – → r1 = (x2 – x1; y2 – y1) = (Δx; Δy) (zie appendix) De componenten van Δ→ r komen dus overeen met de verplaatsing Δx en Δy t.o.v. respectievelijk de x- en de y-as, zoals vroeger gedefinieerd. In nevenstaande figuur is Δx positief en Δy negatief. y ∆ ∆ ∆ x 35 4.2 De snelheidsvector + DEFINITIE Gemiddelde snelheid K INE M ATICA E N DY NAM ICA 7 De gemiddelde snelheid → vg in een tijdsinterval Δt definiëren we als ∆r vg = ∆t Dat is een vector met de richting en de zin van Δ→ r , vermits Δt positief is. Is de vector → vg = Δ→ r /Δt groter of kleiner dan de vector Δ→ r ? Je kunt die twee verschillende grootheden niet vergelijken, zoals je ook niet kunt zeggen wat het grootst is: 15 s of 20 kg. De lengte van de vector → vg hangt af van de schaal y 1 ∆ 2 ∆ die je gebruikt voor de snelheid! (bv. 1 cm = 2 m/s). 1 vg = ∆ ∆ 2 x Als Δt klein is, is de grootte van de verplaatsingsvector ongeveer gelijk aan de afgelegde weg: vg ≈ Δs Δt Dat is de gemiddelde snelheid van het systeem (in tijdsinterval Δt) zoals die gebruikt wordt in het dagelijkse leven. Voor de componenten van de vector → vg geldt ∆r→ ⎛ ∆ x ∆ y ⎞ =⎜ ; ⎟ → vg = ∆t ⎝ ∆t ∆t ⎠ (zie appendix) = (vx,g; vy,g) De componenten van → vg komen dus overeen met de gemiddelde snelheid vx,g en vy,g t.o.v. respectievelijk de x- en de y-as, zoals vroeger gedefinieerd. In onderstaande figuur is vx,g positief en vy,g negatief. y 1 vy,g vg 2 vx,g x 36 ] Kinematica en dynamica 7 + DEFINITIE Ogenblikkelijke snelheid De ogenblikkelijke snelheid → v is gedefinieerd als → v = lim ∆→ r ∆t →0 ∆t = dr→ dt y y 1 P vg vy v 2 x Dat de snelheidsvector raakt aan de baan leerde je al in het 3e jaar. v vx Om de snelheid → v in punt 1 te bepalen, laten we punt 2 (tijdstip t2) naderen tot punt 1 (tijdstip t1). De snelheid → v is de limietvector. De vector → v raakt aan de baan en wijst in de zin van de beweging. Dat geldt algemeen. Δt (s) grootte van ∆→ r (m) vg (m/s) 0,40 3,305 8,756 0,20 1,758 8,790 0,10 0,880 8,799 0,02 0,176 8,802 0s 0m v(t) Voor de componenten van de vector → v geldt → ⎛∆ x ∆ y⎞ ∆→ r = lim ⎜ ; ⎟ ∆t →0 ∆t ∆t →0 ⎝∆t ∆t ⎠ v = lim ⎛ ∆y ⎞ ∆x ; lim = ⎜lim ⎟ ⎝∆t→0 ∆t ∆t→0 ∆t ⎠ ⎛dx dy ⎞ = ⎜ ; ⎟ = (vx ; v y ) ⎝ dt dt ⎠ Let op het correct gebruik van de vectorpijltjes! → v is de snelheids­ vector, v is de grootte van de vector. De groottte van de snelheid → v De componenten van → v komen dus overeen met de ogenblikkelijke snelheid vx en vy t.o.v. respectievelijk de x- en de y-as, zoals vroeger gedefinieerd. Voor de grootte van → v geldt noemt men ook de baansnelheid. v = vx2 + v y2 x 37 4.3 De versnellingsvector + DEFINITIE Gemiddelde versnelling De gemiddelde versnelling → ag in een tijdsinterval Δt definiëren we als a→g = Waarom heeft → ag dezelfde richting en zin als ∆→ v? K INE M ATICA E N DY NAM ICA 7 ∆→ v ∆t → = v2 - → v1 ∆t → = v2 + (-→ v1 ) ∆t Dat is een vector met de richting en zin van Δ→ v. y ∆ 1 v1 vg v1 2 v2 v2 = v2 – v1 – v1 v2 x In de figuur zie je dat de vector → ag naar de binnenkant van de baan wijst. Dat geldt algemeen. y ag = ∆ ∆ 1 ay,g 2 ax,g x Voor de componenten van → ag geldt → → v (v2 − v1 ) ∆→ = ∆t ∆t ⎛ vx2 − vx1 v y2 − v y1 ⎞ ; =⎜ ⎟ ∆t ⎠ ⎝ ∆t a→g = ⎛ ∆vx ∆v y ⎞ ; =⎜ ⎟ ⎝ ∆t ∆t ⎠ = (ax,g ; ay,g ) De componenten van → ag komen dus overeen met de gemiddelde versnelling ax,g en ay,g t.o.v. respectievelijk de x- en de y-as, zoals vroeger gedefinieerd. 38 ] Kinematica en dynamica 7 + Ogenblikkelijke versnelling De ogenblikkelijke versnelling → a definiëren we als ∆→ v d→ v = ∆t →0 ∆t dt a→ = lim y a 1 ay P 2 ax x Om de versnelling in punt P te verkrijgen, bepalen we de gemiddelde versnelling → ag in het interval [t1; t2] rond P en laten we ∆t naar nul gaan. De versnelling → a is de limietvector. De vector → a wijst naar de binnenkant van de baan. Dat geldt algemeen. Voor de componenten van de vector → a geldt → ⎛ ∆vx ∆v y ⎞ ⎛ ∆vx ∆v y ⎞ ⎛ dvx dv y ⎞ ∆→ v ; lim = lim ⎜ ; ⎟ =⎜ ; ⎟ = ⎜ lim ⎟ = (ax ; ay ) ∆ ∆ t → 0 t → 0 ∆t → 0 ∆t ∆t → 0 ⎝ ∆t ∆t ∆t ⎠ ⎝ dt dt ⎠ ∆t ⎠ ⎝ a = lim De componenten van → a komen dus overeen met de ogenblikkelijke versnelling ax en ay t.o.v. respectievelijk de x- en de y-as, zoals vroeger gedefinieerd. In bovenstaande figuur zijn ax en ay positief. De grootte van een vector is altijd positief! Voor de grootte van → a geldt + a = ax2 + ay2 De positievector → r heeft als componenten (x, y). De snelheidsvector → v raakt aan de baan, wijst in de zin van beweging en heeft als componenten vx = dy dx en v y = . dt dt Voor de grootte van de snelheid geldt: v = v x2 + v y2 De versnellingsvector → a wijst naar de binnenkant van de baan en heeft als componenten dvx dv y ax = dt en ay = dt . Voor de grootte van de versnelling geldt: a = a x2 + a y2 39 4.4 Het frenetstelsel K INE M ATICA E N DY NAM ICA Het frenetstelsel is een assenstelsel dat hoort bij het punt waar het voorwerp zich op dat ogenblik bevindt. Het bestaat uit een t-as (tangentiële as) en een n-as (normaalas). De t-as raakt aan de baan in dat punt en wijst in de zin van de beweging. De t-as valt samen met de snelheidsvector → v in dat punt. De n-as staat loodrecht op de t-as en wijst naar de binnenkant van de baan. y y n n an → a P → a P at → v t t x x In het frenetstelsel heeft de vector → a de componenten at en an. De component at is de tangentiële versnelling en geeft aan hoe de grootte van de snelheid → v van het systeem rond punt P verandert: als at > 0 neemt de snelheid rond P toe als at = 0 blijft de grootte van de snelheid rond P constant als at < 0 neemt de snelheid rond P af De component an is de normaalversnelling en geeft aan hoe de richting van de snelheid → v van het systeem rond punt P verandert: als an > 0 verandert de bewegingsrichting van het systeem rond P: het systeem buigt af als an = 0 verandert de bewegingsrichting van het systeem rond P niet: het systeem beweegt daar rechtlijnig Waarom kan de component an niet negatief zijn? + Voor de grootte van de versnelling geldt a = at2 + an2 De tangentiële versnelling at in een punt geeft informatie over de verandering van de grootte van de snelheid rond dat punt. De normaalversnelling an in een punt geeft informatie over de verandering van de richting van de snelheid rond dat punt. 40 ] Kinematica en dynamica - OEFENING Een auto rijdt in het ravijn en maakt een kromlijnige beweging in het (x, y)-vlak. Om de 0,10 s werd de x- en de y-positie bepaald (zie tabel). t(s) y (m) 40 30 20 10 0 Je kunt die functies opstellen door met bv. je grafisch rekentoestel een functiefit te doen voor de (x, t)- en de (y, t)-waarden. Verder zul je zien dat deze beweging een horizontale worp is. 0 5 10 15 20 25 30 0,00 0,10 0,20 0,30 0,40 0,50 0,60 0,70 0,80 0,90 1,00 1,10 1,20 1,30 1,40 1,50 1,60 1,70 x (m) 1,80 1,90 35 2,00 2,10 2,20 2,30 2,40 2,50 2,60 x(m) 0,00 1,20 2,40 3,60 4,80 6,00 7,20 8,40 9,60 10,80 12,00 13,20 14,40 15,60 16,80 18,00 19,20 20,40 21,60 22,80 24,00 25,20 26,40 27,60 28,80 30,00 31,20 Na analyse blijkt dat beweging t.o.v. de x-as gegeven wordt door x = 12,00 (m/s) · t De beweging t.o.v. de y-as wordt gegeven door y = -4,90 (m/s2) · t2 + 35,00 (m) Bepaal de positie, de snelheid → v, de versnelling → a , de componenten at en an op t = 1,00 s. Bepaal eveneens het soort beweging t.o.v. de x- en de y-as. y(m) 35,00 34,95 34,80 34,56 34,22 33,78 33,24 32,60 31,86 31,03 30,10 29,07 27,94 26,72 25,40 23,98 22,46 20,84 19,12 17,31 15,40 13,39 11,28 9,08 6,78 4,38 1,88 41 De x-coördinaat op t = 1,00 s is x = 12,00 m/s · 1,00 s = 12,0 m 40 y (m) P 30,1 K INE M ATICA E N DY NAM ICA Oplossing a) De beweging t.o.v. de x-as wordt gegeven door x = 12,00 m/s · t De beweging t.o.v. de y-as wordt gegeven door y = -4,90 m/s2 · t2 + 35,00 m De y-coördinaat op t = 1,00 s is y = -4,90 m/s2 · (1,00 s)2 + 35,00 m = 30,1 m Op het ogenblik t = 1,00 s is het voorwerp in punt P (12,0 m; 30,1 m). b)De snelheid → v heeft componenten vx en vy. Voor vx geldt dx d vx = = (12,00 m/s · t) = 12,00 m/s dt dt De snelheid t.o.v. de x-as is constant. De snelheid vx op t = 1,00 s is vx = 12,00 m/s Je kunt vx en vy ook benaderen met de tabel door ∆x/∆t en ∆y/∆t te bepalen voor een klein interval rond 1,00 s. Bv. ∆y (29,07 m – 31,08 m) = ∆t (1,10 s – 0,90 s) = -9,8 m/s 20 → r 10 0 0 10 12,0 20 Voor de y-component geldt vy = dy d = (-4,90 m/s2 · t2 + 35,00 m) = -9,80 m/s2 · t dt dt De snelheid vy op t = 1,00 s is vy = -9,80 m/s2 · 1,00 s = -9,80 m/s De snelheidsvector → v in het punt P heeft als componenten (+ 12,00 m/s; -9,80 m/s). De grootte van de vector → v is v = v x2 + v y2 = 15, 5 m/s Als je die vector tekent, zie je dat hij aan de baan raakt. 30 x (m) 35 42 ] Kinematica en dynamica 40 y (m) 35 Denk eraan dat je een eenvoudige schaal kiest om vx en vy te kunnen tekenen. 2 cm ↔ 10 m/s vx = 12,00 m/s P 30 → v m –9,80 – s = vy 25 2 cm ↔ 10 m/s 20 15 10 5 0 0 5 10 15 20 25 30 x (m) 35 c) De versnelling → a heeft componenten ax en ay. Voor ax geldt x (m) 35 dvx d ax = dt = dt (12,00 m/s) = 0 m/s2 Voor ay geldt dvy d ay = dt = dt (-9,80 m/s2 · t) = -9,80 m/s2 De versnellingsvector → a in het punt P heeft als componenten (0 m/s2; -9,80 m/s2). De grootte van de vector is a = ax2 + ay2 = 9,80 m/s2 Als je → a tekent, zie je dat die vector naar de binnenkant van de baan en verticaal naar beneden wijst. y (m) 40 35 P 30 Denk eraan dat je een bruikbare schaal kiest om ax en ay te kunnen tekenen. 3 cm ↔ 10 m/s2 25 20 → a 15 3 cm ↔ 10 m/s2 10 5 0 0 5 10 15 20 25 30 35 x (m) 43 d)We bepalen de componenten at en an grafisch door de vector → a te projecteren in het frenetstelsel van dat punt. Voor de component at vind je at = + 6,20 m/s2 De tangentiële component at is positief. Dat betekent dat de snelheid van de auto rond het tijdstip 1,00 s toeneemt. y (m) 40 K INE M ATICA E N DY NAM ICA Je moet dan wel werken in een orthonormaal assenstelsel! 35 P 30 3 cm ↔ 10 m/s2 at an 25 t 20 n 15 → a 10 5 0 0 5 10 15 e)Uita = at2 + an2 volgt an = a2 − at2 2 2 = (9,80 m/s2 ) − (6,20 m/s2 ) = 7,59 m/ s2 20 25 30 x (m) 35 44 ] Kinematica en dynamica f) De snelheid t.o.v. de x-as wordt gegeven door vx = 12,00 m/s Vermits de snelheid constant is, voert het systeem een EB uit t.o.v. de x-as. De snelheid t.o.v. de y-as wordt gegeven door y (m) vy = -9,80 m/s2 · t 40 Dat is een eerstegraadsfunctie; de snelheid verandert lineair met de tijd. Het systeem voert dus een EVB uit t.o.v. de y-as. 35 30 25 20 15 10 5 0 0 5 10 15 20 25 30 x (m) 35 WAT JE NA DIT HOOFDSTUK MOET KENNEN EN KUNNEN: ■ de definitie en kenmerken geven van de vectoren positie, verplaatsing, gemiddelde en ogenblikkelijke snelheid, gemiddelde en ogenblikkelijke versnelling en die zowel wiskundig als grafisch bepalen ■ de definitie geven van het frenetstelsel ■ de componenten van de geziene vectoren bepalen (op x-as, y-as, t-as, n-as) en de betekenis ervan geven ■ oefeningen op vectoren en de kromlijnige beweging oplossen