Wat is een organisme? Wanneer is iets levend, dood of levenloos? Er zijn 7 levensverschijnselen waar levende wezens aan voldoen. ◦ 3 hebben te maken met het opnemen en afgeven van stoffen ◦ 2 hebben te maken met het reageren op de omgeving ◦ 2 hebben te maken met zorgen voor nakomelingen Waarnemen ◦ Vragen stellen, kijken. Vastleggen ◦ Tekenen of schrijven? ◦ Een beeld zegt 1000 woorden Voortgang ◦ Ontwikkeling Schematisch of natuurgetrouw? Lengte- of dwarsdoorsnede? Natuurgetrouw: ◦ Bij een natuurgetrouwe tekening, teken je zo nauwkeurig mogelijk alle delen. Schematisch: ◦ Bij een schematische tekening teken je alleen de belangrijkste kenmerken. De komkommer In de lengte door gesneden = een doorsnede van de lange kant Dwars door gesneden = een doorsnede van de korte kant 1) Teken groot, maar niet TE groot. 2) Teken met potlood. NOOIT met pen 3) Niet inkleuren/arceren ◦ Gebruik NOOIT viltstiften om te kleuren. 4) Niet schetsen, gebruik duidelijke lijnen -> Niet teveel gummen! 5) Benoem de onderdelen die je kent. 6) Naam tekenaar, klas, datum, wat teken je ◦ Deze en alle andere informatie over de tekening schrijf je onder elkaar in de linkerbovenhoek! 7) Soort tekening: schematisch/natuurgetrouw? Lengte- of dwarsdoorsnede? Het gaat om je inzet! Als je vindt dat je niet mooi kunt tekenen doe dan toch je best. Inzet = erg belangrijk 1) Je maakt 2 tekeningen. ◦ 1 natuurgetrouwe tekening van de buitenkant van de appel ◦ 1 schematische tekening van de lengte doorsnede van de appel 2) Benoem de onderdelen op elke tekening (als deze te zien zijn): ◦ schil, vruchtvlees, klokhuis, pitten, steel, kroontje 3) Controleer of je de tekenregels hebt gevolgd!!!!! 4) Lever je tekeningen in. Gegevens kun je overzichtelijk noteren in een tabel of grafiek Een tabel heeft kolommen en rijen Een grafiek heeft 2 assen. Een x-as en een yas ◦ De horizontale as is de x-as ◦ De verticale as is de y-as Op de x-as noteren we de periode waarin we gemeten hebben Op de y-as noteren we de resultaten dat we gemeten hebben Organismen vertonen levensverschijnselen ◦ Welke levensverschijnselen zijn er ook al weer? Het aantal centimeters die je per jaar groeit noemen we de groeisnelheid Een periode van snelle groei noemen we de groeispurt Veranderingen die plaatsvinden door groei noemen we ontwikkeling. Ontwikkeling is het optreden van veranderingen in de bouw van een organisme Sommige dieren lijken bij de geboorte op het volwassen dier ◦ Ze ontwikkelen zich in het ei of in de baarmoeder ◦ Na de geboorte vindt voornamelijk groei plaats Sommige dieren lijken bij de geboorte helemaal niet op het volwassen dier ◦ Deze dieren noemen we larven Tijdens hun leven maken ze een gedaanteverwisseling mee; de metamorfose ◦ Het volwassen dier noemen we een imago Alle stadia van groei en ontwikkeling noemen we een levenscyclus Noemen we lichamelijke ontwikkeling Er vindt ook geestelijke ontwikkeling plaats We herkennen ook verschillende levensfasen Duurt gemiddeld anderhalf jaar Geheel afhankelijk van de mensen om zich heen Leren lopen, zwemmen, fietsen Het leren bewegen heet Motorische ontwikkeling Veel aandacht voor grove motoriek. ◦ Dit zijn bewegingen die op een gegeven moment automatisch gaan (lopen, dingen vast pakken, etc) Leren fietsen, tekenen, met andere kinderen spelen. Fijne motoriek: knippen, schrijven, tekenen. Dit zijn bewegingen waarbij veel aandacht en concentratie nodig is Leren rekenen, schrijven, lezen Tijdens de puberteit (niet de pubertijd!) vinden er sterke lichamelijke ontwikkelingen plaats ◦ Voortplantingsorganen gaan functioneren ◦ Gevoelens worden veel heftiger ◦ Relaties worden anders Leren geheel zelfstandig te worden Is geheel zelfstandig Kan denken aan gezinsuitbreiding Hebben op een gegeven moment weer hulp nodig Lichamelijke kwalen en ongemakken De levensfasen duren niet bij iedereen even lang! De leeftijden die jullie net gezien hebben zijn gemiddelden. De meeste mensen voldoen hier aan, maar er zijn altijd uitzonderingen! Zelfregulatie is nodig om het organisme in stand te houden. ◦ Voeden, bewegen, ademhalen Zelforganisatie is dat organismen zelf kunnen groeien en dat alle organen de correcte functies vertonen Interactie is dat organismen op elkaar reageren of op hun omgeving. Reproductie is dat organismen zorgen voor meer organismen (nakomelingen) door zich voort te planten Variatie is dat er verschillen zijn binnen dezelfde soort. Door dat er verschillen in uiterlijk zijn binnen soorten vindt er selectie plaats. De organismen die het beste zijn aangepast aan de omgeving die overleven. Uiteindelijk kan dit lijden tot evolutie, omdat er een nieuwe soort ontstaan is. ◦ LET OP: Dit is een heel langzaam proces! Hier gaat duizenden jaren over heen In veel beroepen komt biologie terug. Welke?