Woordenschat woordenlijst Thema 3 : DIEREN EN PLANTEN Les 1 de appelboom bloeien de boterbloem de karper het landschap het riet de sloot het weiland De appelboom is een boom waar appels aan groeien. Bloeien is dat planten en bomen bloemen krijgen. De boterbloem is een klein geel bloemetje dat in het gras groeit De karper is een grote vis, die in de sloot leeft Het landschap is een gebied met natuur Het riet is een soort gras dat bij een sloot groeit. Riet heeft lange dunnen stengels. De sloot is een smal kanaal langs een weiland. Als er teveel water op het weiland staat stroomt het water naar de sloot. Het weiland is een stuk land waar gras op groeit. Daar lopen de koeien, schapen, geiten en paarden. Les 2 de dierentuin de dinosaurus de neushoorn de papegaai de pinguin de struisvogel de vleermuis de vleugel het zoogdier De dierentuin is een park met bijzondere dieren, vaak wilde dieren. Meestal zitten de dieren in hokken of kooien. De dinosaurus is een reusachtige hagedis. De dinosaurussen zijn allang uitgestorven, zij leven nu niet meer. De neushoorn is een groot, dik zoogdier met een grote en een kleine hoorn op zijn neus De papegaai is een grote gekleurde vogel, die in het oerwoud leeft. Hij kan geluiden nadoen en ook leren praten. De pinguin is een vogel, met hele korte pootjes,die rechtop loopt. Hij heeft een zwarte rug en witte buik. Hij vangt vis en kan snel zwemmen. De struisvogel is een groot dier dat niet kan vliegen maar wel heel hard kan rennen. De vleermuis is een klein zoogdier dat ’s nachts vliegt. Vlinders en vogels hebben vleugels, het is een lichaamsdeel waarmee ze kunnen vliegen. Zoogdieren zijn dieren die levende jongen krijgen. De jongen drinken melk bij hun moeder. Woordenschat woordenlijst Thema 5.3: dieren en planten Les 3 de aardbei de druif de duizendpoot de korrel de krekel het kruid de rijst de sprinkhaan De aardbei is een klein rood vruchtje. Het is zacht en zoet De druif is een groen of blauw vruchtje, dat in een tros groeit. Van druiven wordt wijn gemaakt. Een duizendpoot is een klein insect, met heel veel pootjes. De duizendpoot leeft onder stenen en in de grond. De korrel is een klein, hard rond dingetje, Zand, zout en rijst bestaat uit korrels. De krekel is een insect, hij maakt geluid door zijn vleugels tegen elkaar te wrijven, dat heet tjirpen. Kruid is een plant. Je gebruikt kruiden om je eten meer smaak te geven. Rijst is een bepaald soort graan. Rijst bestaat uit langwerpige korrels en het is bruin of wit. De sprinkhaan is een insect die heel ver kan springen. Les 4 de eland gewerveld de jacht de kerstboom het mos het rendier de rendierjager de spar De eland is een groot soort hert met een groot breed gewei op zijn hoofd. Hij leeft in koude landen. Gewerveld betekent dat iets wervels en botten heeft. Gewervelde dieren zijn dieren met botten en wervels, zoals rendieren, elanden, katten en honden. Ook mensen hebben wervels. Op dieren jagen, om de dieren te doden. De kerstboom is een boom met naalden, meestal een spar. Met Kerstmis zetten mensen deze boom in huis en versieren hem met lampjes en versieringen. Het mos is een klein groen plantje dat op de grond groeit. Het is lekker zacht. Het rendier is een bruin dier met een smal gewei op zijn hoofd. Het rendier leeft in koude gebieden. De rendierjager is iemand die op rendieren jaagt. De spar is een boom met naalden, een naaldboom De naalden zijn kort. Een kerstboom is meestal een spar. Woordenschat woordenlijst Thema 5.3: dieren en planten Les 5 de bok de gerst de hoorn het kippenhok mager snuffelen de tarwe trippelen het veulen De bok is een mannetjesgeit Gerst is een bepaald soort graan. Bier wordt gemaakt van gerst. De hoorn is een hard en puntig uitsteeksel op de kop van sommige dieren, zoals geiten of koeien. Het kippenhok is een hok waar kippen in leven. Als je mager bent heb je weinig vet op je lichaam, mager is dus dun. Snuffelen is met je neus ergens langs gaan, het is een speciale manier van ruiken om geuren te herkennen. Honden snuffelen graag. De tarwe is een bepaald soort graan. Van tarwe wordt brood gemaakt. Met kleine pasjes lopen. Het veulen is een jong paard. Les 6 het gebied de koekoek het kompas de schelp de schutkleur de slak de spreeuw de streek Een gebied is een stuk land De koekoek is een vogel die zijn eigen naam roept: “koekoek”. Een vrouwtjeskoekoek legt haar eieren in het nest van andere vogels, die de koekoeksjonkies grootbrengen. Met een kompas kun je te weten komen waar je bent. De wijzer van het kompas wijst altijd naar het noorden. De schelp is een hard omhulsel van een dier, meestal een zeediertje. Schelpen vind je aan het strand. een schutkleur is een kleur die niet opvalt in de omgeving. Dieren met een schutkleur zijn moeilijk te zien. De slak is een insect dat heel langzaam kruipt. Hij draagt zijn huisje op zijn rug. Een spreeuw is een kleine vogel, zwart met witte spikkels. De streek is een gebied.