Aan Het hoofdbestuur van de VNG Postbus 30435 2500 GK Den Haag Alkmaar, Geacht hoofdbestuur, Op 30 augustus 2013 heeft het bestuur van de VPPG een brief gestuurd over het feit dat de VNG verkondigde dat de VPPG een neveninstelling van een lokale partij of een met een lokale partij verbonden instelling is. Het gevolg hiervan was dat veel lokale groeperingen geen lid werden van de beroepsvereniging. Het VPPG bestuur wilde weten of die ambtelijke opvatting gedeeld werd door het hoofdbestuur. Op 5 oktober 2013 volgde een brief van de voorzitter mevr. J. Kriens van de directieraad. Tot onze niet geringe verbazing staat in de eerste zin van die brief dat het bestuur van de VNG weliswaar nog een besluit moet nemen maar dat het bestuur niet anders kan dan het standpunt van de directievoorzitter over te nemen. Ook bleek dat mevr. Kriens niet goed op de hoogte was van de afspraken die namens de directie gemaakt waren met de VPPG. Wij konden niet geloven dat het algemeen bestuur een standpunt klakkeloos zou overnemen wat in strijd is met de werkelijkheid. Mevr. Kriens schreef onder andere dat de VPPG betrokken is bij de kandidaatstelling van hun leden voor het college of de gemeenteraad. In juni 2014 is er een wijziging van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Daarin is in artikel 13 derde lid bepaald dat indien een raadslid in verband met de uitoefening van de functie lid is van een beroepsvereniging, vergoedt de gemeente de contributie van die beroepsvereniging. De toelichting, waaraan ook de VNG zich verbonden heeft, is overduidelijk. Lid worden is de vrije keuze van betrokkene, maar als hij of zij lid wordt van zo’n vereniging, is de vergoeding geen discretionaire bevoegdheid van het bestuursorgaan: wie kan aantonen dat hij of zij lid is, krijgt de contributie vergoed. Met het opnemen van een juridische grondslag worden politieke discussies in individuele gevallen voorkomen. Nu is voor een ieder duidelijk dat deze vergoeding onderdeel is van de bestuurskosten, niet van de onkostenvergoeding. Hier is geen wegingsmoment voor het bestuursorgaan. In strijd met deze toelichting heeft de VNG organisatie, zonder een besluit van het algemeen bestuur, weer gemeend om de gemeenten te adviseren om de VPPG niet te erkennen als een beroepsvereniging. De argumenten die gebruikt worden raken ook nu weer kant noch wal. Na een aantal reacties van ons bestuur heeft uw informatiebalie ambtelijke ondersteuning gekregen van BZK. In eerste instantie schaarde de minister Plasterk zich achter zijn ambtelijke organisatie. Tegen die opvattingen heeft de VPPG bezwaar gemaakt. Op 26 augustus 2016 was de hoorzitting en de beslissing op bezwaar volgde op 16 september. De minister geeft in zijn beslissing aan dat de eerste brief slechts een persoonlijke mening was en niet een publiekrechtelijke bevoegdheid waartegen bezwaar kan worden gemaakt. Dit betekent, aldus de minister, dat de VNG en de gemeenten zich niet kunnen beroepen op zijn persoonlijke mening. De gemeente moet vaststellen of de gevraagde vergoeding van de contributie betrekking heeft op, zoals de toelichting op 1 genoemd artikel stelt, “een landelijke beroepsvereniging met professionaliseringsoogmerk”. Zodra hiervan sprake is, is de gemeente verplicht de contributie te vergoeden. Gebleken is overigens dat er gemeenten zijn die de VPPG als beroepsvereniging aanmerken en de contributie voor hun rekening nemen. Statutair kan de VPPG als beroepsvereniging worden aangemerkt. Het uiteindelijke oordeel laat de minister nog steeds aan de gemeente. Aldus zijn brief. Op 20 mei 2016 heeft de voorzitter en de secretaris van de VPPG een gesprek gehad met uw voorzitter de heer van Zanen. Aan hem is duidelijk gemaakt, en met documentatie onderbouwd, hoe de VPPG denkt over de wijze waarop de VNG het werk van de onafhankelijke beroepsvereniging ondergraaft. Het bestuur kan niet aan de indruk ontkomen dat er in grote mate sprake is van partijdigheid. Dat blijkt onder andere uit de opvatting van de VNG dat de VPPG te vergelijken is met een landelijke politieke partij en dus lokaal actie voert tegen de landelijke partijen. De VNG weet heel goed dat de VPPG al vele jaren strijd voert voor verbetering van de positie van raadsleden van lokale groeperingen. Niet alleen bevordering van hun vakbekwaamheid via opleidingen maar ook voor gelijke kansen ex artikel 4 van de Grondwet. Onze leden zijn veelkleurig. Daarom heeft de VPPG al bijna 30 jaar niet tot doel hun leden politiek te scholen en te vormen. De VPPG heeft, evenals de door de landelijke partijen gedomineerde Raadslid.Nu, tot doel de facilitaire belangen van hun leden te behartigen bij BZK en de Staten generaal. Opgemerkt wordt dat het vreemd is dat leden van de landelijke politieke partijen actief zijn in beroepsverenigingen. Het is een vorm van belangenverstrengeling. Immers de landelijke verenigingen bepalen de wetten en besluiten via de leden in het kabinet en de Staten Generaal, krijgen ruime subsidies voor het faciliteren en hebben de ‘eerste overheid’ al decennia lang ernstig verwaarloosd. In het rapport van de VNG commissie Gemeentewet en Grondwet (2007) zijn onder andere een aantal voorstellen gedaan ter versterking van de lokale autonomie. Die voorstellen zijn kernpunten van de VPPG activiteiten. Voor de VPPG betekent autonomie een hoge mate van zelfstandigheid en onafhankelijkheid. Dat dit nog ver weg is blijkt uit het rapport van de UvT (2010) met als titel:”Lokale kiezers:Lokale keuzes?”. Het bestuur van de VPPG verzoekt het hoofdbestuur te zorgen voor een gelijke behandeling als Raadslid.Nu en om bij alle gemeenten kenbaar te maken dat de VPPG een beroepsvereniging is met professionaliseringsoogmerk zoals bedoeld is in artikel 13 derde lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. In afwachting van uw reactie, met vriendelijke groet,, namens het bestuur van de VPPG, Ing. A.J.G. Zinken, voorzitter H. Bakhtali secretaris 2