Veilig in de baarmoeder Bron: http://www.anjapiranja.nl/bellypaint.html Op welke wijze kan een ongeboren kind in Nederland tegen prenatale kindermishandeling worden beschermd en in hoeverre verdient dit aanpassing? Auteur: Administratienummer: Begeleiding: Scriptie: Opleiding: Afstudeerrichting: Universiteit: Lotte Brons 205846 Mevrouw mr. Heerkens Masterscriptie jeugd- en familierecht Master Rechtsgeleerdheid Privaatrecht Tilburg University Inhoudsopgave Voorwoord 4 Lijst van afkortingen 5 Inleiding Probleemstelling Vraagstelling per hoofdstuk Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie 6 6 6 7 Hoofdstuk 1 Rechtspositie ongeboren vrucht §1.1 Inleiding §1.2 Verloop ontwikkeling ongeboren kind §1.2.1 Het germinale stadium: bevruchting tot twee weken §1.2.2 Het embryonale stadium: twee tot acht weken §1.2.3 Het foetale stadium: acht weken tot de geboorte §1.3 Beschermwaardigheid ongeboren kind §1.4 Europese en internationale verdragen §1.4.1 Artikel 2 EVRM §1.4.2 Artikel 3 EVRM §1.4.3 Artikel 8 EVRM §1.4.4 IVRK §1.4.5 UVRM §1.5 Conclusie 8 8 8 8 8 9 9 12 12 13 13 14 14 15 Hoofdstuk 2 Prenatale kindermishandeling §2.1 Inleiding §2.2 Prenatale kindermishandeling §2.2.1 Drugs en medicijnen §2.2.2 Alcohol §2.2.3 Agressiviteit van partner §2.2.4 Roken §2.2.5 Cafeïne §2.2.6 Zorg ontwijken §2.2.7 Psychiatrische aandoeningen §2.3 Onverantwoord ouderschap §2.4 Verenigd Koninkrijk §2.5 Conclusie 16 16 16 16 17 17 18 19 19 20 20 23 24 Hoofdstuk 3 Prenatale kinderbeschermingsmaatregelen §3.1 Inleiding §3.2 Prenatale ondertoezichtstelling §3.3 Gedwongen opname §3.4 Aanvullende en preventieve maatregelen §3.4.1 Beschermingsmaatregelen §3.4.2 Preventieve maatregelen §3.5 Conclusie 25 25 25 27 29 29 30 32 2 Hoofdstuk 4 Rechtsvergelijking §4.1 Inleiding §4.2 Noorwegen §4.2.1 Rechtspositie ongeboren kind in Noorwegen §4.2.2 Prenatale kinderbescherming in Noorwegen §4.3 Duitsland §4.3.1 Rechtspositie ongeboren kind in Duitsland §4.3.2 Prenatale kinderbescherming in Duitsland §4.4 Conclusie 33 33 33 33 34 35 35 36 37 Hoofdstuk 5 Conclusies en aanbevelingen §5.1 Inleiding §5.2 Conclusies §5.3 Aanbevelingen 38 38 38 40 Literatuurlijst 43 3 Voorwoord Voor u ligt mijn masterscriptie waaraan ik het afgelopen jaar intensief heb gewerkt. Tijdens mijn opleiding HBO-Rechten volgde ik de minor Jeugd en Gezin, waarbij ik in aanraking kwam met het vak Jeugdrecht, waardoor ik rechten ben gaan studeren. Bij dit vak kwam ook naar voren wat er kan gebeuren als een vrouw alcohol gebruikt tijdens haar zwangerschap. Het Foetaal Alcohol Syndroom kwam ter sprake en dit liet een onuitwisbare indruk achter. Ik vond het zorgwekkend om te zien hoe beschadigd een kind ter wereld kan komen door een dergelijk fenomeen. Op dat moment vroeg ik mij af of daaraan iets kan worden gedaan. Ik wilde hier meer over leren en toen ik aan de master Rechtsgeleerdheid accent Privaatrecht begon, was mij snel duidelijk dat ik hier mijn scriptie over wilde schrijven. Mijn doel bij het schrijven van deze scriptie was om een inhoudelijk sterke scriptie te schrijven die niet alleen interessant is, maar ook leerzaam en die misschien zelfs een leidraad voor de toekomst kan zijn. Tijdens mijn scriptie ben ik door verschillende docenten begeleid, namelijk: mevrouw mr. Smits, mevrouw mr. De Kort en mevrouw mr. Heerkens. Achtereenvolgens hebben zij bijgedragen aan mijn scriptie en daarvoor wil ik ze ook bedanken. Daarnaast wil ik mevrouw mr. Smits succes wensen met haar onderzoek en mevrouw mr. De Kort wil ik succes wensen met haar nieuwe baan. Bedankt voor jullie steun het afgelopen jaar. Tot slot wil ik de heer Brons bedanken voor zijn advies. Lotte Brons 15 oktober 2013 4 Lijst van afkortingen BW DES EHRM EU EVRM FAS Gw HR IVRK Jo. RIBW RvdK SIRE Sr UVRM WAZ Wet Bopz Burgerlijk Wetboek Diëthylstilbestrol Europees Hof voor de Rechten van de Mens Europese Unie Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden Foetaal Alcohol Syndroom Grondwet Hoge Raad der Nederlanden Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind Juncto Regionale instelling voor beschermd wonen Raad voor de Kinderbescherming Stichting Ideële Reclame Wetboek van Strafrecht Universele Verklaring van de Rechten van de Mens Wet Afbreking Zwangerschap Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen 5 Inleiding Deze scriptie gaat over prenatale kindermishandeling en het beschermen van ongeboren kinderen tegen schadelijke handelingen, zoals alcohol- en drugsgebruik door de zwangere moeder. In Nederland bestaat er de mogelijkheid om ongeboren kinderen te beschermen tegen prenatale kindermishandeling. In het geval van ongeboren kinderen kan dit bijvoorbeeld door een prenatale ondertoezichtstelling, maar de moeder kan ook in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst worden indien dit in het belang van het ongeboren kind is.1 Vrouwen geven zelf aan dat dit soort hulpverlening stress oplevert.2 Wellicht levert dit ook stress op voor het ongeboren kind. Het is bekend dat stress tijdens een zwangerschap niet goed is, dus vraag ik mij af of er naast de huidige mogelijkheden tot prenatale kinderbescherming andere vormen van prenatale kinderbescherming gerealiseerd moeten worden.3 Het is namelijk ook in het belang van het ongeboren kind dat de zwangerschap zo voorspoedig mogelijk verloopt en dit houdt mijns inziens ook in dat prenatale kinderbeschermingsmaatregelen niet meer stress moeten opwekken voor het kind, dan waaraan het al wordt blootgesteld. Als uit deze scriptie blijkt dat de huidige varianten van prenatale kinderbescherming aan herziening toe zijn, zullen ook vernieuwende ideeën hieromtrent aan bod komen. Om de vraag of de huidige prenatale kinderbeschermingsmaatregelen aan herziening toe zijn te beantwoorden, beschrijf ik de huidige rechtspositie van het ongeboren kind in Nederland en wanneer er sprake is van prenatale kindermishandeling. Vervolgens geef ik aan welke vormen van prenatale kinderbescherming er op dit moment in ons land zijn en maak ik een rechtsvergelijking met Noorwegen en Duitsland om te zien hoe het ongeboren kind daar beschermd wordt en ik beoordeel of wij dit kunnen toepassen in Nederland. Probleemstelling De hiervoor vermelde overwegingen hebben geleid tot de volgende probleemstelling: Op welke wijze kan een ongeboren kind in Nederland tegen prenatale kindermishandeling worden beschermd en in hoeverre verdient dit aanpassing? Vraagstelling per hoofdstuk Inleiding Hoofdstuk 1 Rechtspositie ongeboren kind Vanaf wanneer en in welke gevallen is in Nederland een ongeboren kind beschermwaardig? o Hoe verloopt de ontwikkeling van het ongeboren kind? o Wat is het juridisch kader wat betreft de rechtspositie van het ongeboren kind, op basis van onder andere artikel 1:2 BW, EVRM en Nederlandse jurisprudentie? Hoe is de beschermwaardigheid van het ongeboren kind in het Verenigd Koninkrijk geregeld in wetten en verdragen en wat is de lijn in de Europese jurisprudentie? Hoofdstuk 2 Prenatale kindermishandeling Wanneer is sprake van prenatale kindermishandeling en wat zijn de gevaren? o Wanneer is er sprake van onverantwoord ouderschap? Wanneer is er in andere landen binnen Europa sprake van prenatale kindermishandeling en onverantwoord ouderschap volgens verdragen en jurisprudentie? 1 Vlaardingerbroek 2009, p. 297-298, Enkelaar 2009, p. 4-9. Boonekamp 2012, p. 263. 3 Mulder 2001, p. 119- 126. 2 6 Hoofdstuk 3 Prenatale kinderbeschermingsmaatregelen Welke prenatale kinderbeschermingsmaatregelen zijn er? o Hoe ver gaat de bescherming en wat houdt dit in voor het ongeboren kind? o Hoe wordt de oplegging van deze maatregelen ten uitvoer gelegd? o Zijn er alternatieven voor de huidige prenatale kinderbeschermingsmaatregelen en het ten uitvoer leggen van een dergelijke maatregel? Wat gebeurt er na de geboorte van het tijdens de zwangerschap beschermde kind? o Wordt het kind meteen uit huis geplaatst of onder toezicht gesteld? o Maakt goed gedrag van de moeder naarmate de zwangerschap vordert een verschil? Hoe kan er preventief worden opgetreden tegen prenatale kinderbescherming? Hoofdstuk 4 Rechtsvergelijking Wat is de rechtspositie van het ongeboren kind in Noorwegen en Duitsland? Bestaat er prenatale kinderbescherming zoals in Nederland? o Zo ja, wanneer is er sprake van prenatale kindermishandeling, hoe wordt het kind daartegen beschermd en kan dit ook in Nederland toegepast worden? o Zo nee, waarom niet? Hoofdstuk 5 Conclusies en aanbevelingen Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie Uiteraard is het voor een scriptie van belang om wetenschappelijk, maar ook maatschappelijk relevant te zijn. Zoals in de aanleiding ook al naar voren kwam, zal mijn scriptie draaien om het toetsen van het huidige prenatale kinderbeschermingssysteem en kijken of deze aan vernieuwing toe is. Als blijkt dat herziening, vervanging dan wel aanvulling nodig is, zullen ook ideeën hiervoor aan bod komen. Het lijkt mij van groot belang dat wanneer een maatregel wordt opgelegd om een ongeboren kind te beschermen, er wordt gekeken naar mogelijke aanpassingen of alternatieven zodat een maatregel minder of in ieder geval zo min mogelijk stress oplevert voor het ongeboren kind en zijn moeder. Het gaat daarbij wellicht om kleine aanpassingen die zorgen voor een verschuiving naar minder stressgevoelige oplossingen of om een complete verandering van het systeem. Het is door de steeds grotere invloed van Europa in Nederland, en daarmee ook de Europese invloed op de Nederlandse wetgeving, van belang om ook de Europese verdragen aan te halen die op dit onderwerp van toepassing zijn. Ook is het verstandig om te kijken hoe de bescherming van ongeboren kinderen is geregeld in andere landen van de Europese Unie (EU), namelijk Noorwegen en Duitsland. Deze landen zullen in het laatste hoofdstuk van deze scriptie onderwerp van rechtsvergelijking zijn. Wellicht dat in Noorwegen en Duitsland heel andere maatregelen worden gehanteerd, die ook in Nederland toegepast kunnen worden. De wetenschappelijke relevantie blijkt uit het feit dat wanneer de hoofdvraag beantwoord wordt, het huidige prenatale kinderbeschermingssysteem is getoetst en het daardoor duidelijk wordt in hoeverre het systeem verbeterd kan worden. De onderzoeksvraag die hieruit voortvloeit is wat mij betreft dan ook wetenschappelijk en maatschappelijk zeer relevant. 7 Hoofdstuk 1 Rechtspositie ongeboren vrucht §1.1 Inleiding Om te weten wat de rechtspositie van de ongeboren vrucht is, moet bekend zijn wat een ongeboren vrucht is en welke stadia deze doorloopt tijdens de zwangerschap. De verschillende stadia van de zwangerschap zijn ook van belang om te kijken vanaf welk moment prenatale kindermishandeling schade kan aanrichten en vanaf welk moment het kind daartegen beschermd wordt, c.q. moet worden. Ten slotte komen nog verschillende artikelen ter sprake die het ongeboren kind beschermen tegen schadelijke invloeden van buitenaf. §1.2 Verloop ontwikkeling ongeboren kind Vanaf de conceptie wordt de prenatale fase opgedeeld in drie stadia: het germinale, het embryonale en het foetale stadium.4 §1.2.1 Het germinale stadium: bevruchting tot twee weken Dit is het eerste, tevens het kortste stadium van de prenatale periode. In dit stadium begint de zygote – de bevruchte eicel – zich te delen en verplaatst zich naar de baarmoeder om zich daar te nestelen in de baarmoederwand, die veel voedingsstoffen bevat. Elke dag neemt het aantal cellen van het organisme toe en zij krijgen een steeds specialistischer functie. Sommige cellen vormen een beschermende laag terwijl andere cellen zich gezamenlijk ontwikkelen tot een navelstreng of placenta. De placenta wordt gezien als een soort doorgeefluik tussen moeder en foetus, waarbij deze voeding en zuurstof levert via de navelstreng. De navelstreng voert ook de afvalstoffen van het ontwikkelende kind af.5 §1.2.2 Het embryonale stadium: twee tot acht weken De zygote verandert in dit stadium in een embryo, omdat deze zich stevig in de baarmoederwand genesteld heeft. In dit stadium staat de ontwikkeling van belangrijke organen en fundamentele anatomie centraal.6 Hiervoor is een vaste volgorde: eerst het hoofdje, dan de ogen, de romp, de armen, de benen en tot slot de innerlijke organen.7 Tijdens deze periode groeien het hoofd en de hersenen zo snel, dat het hoofd tot de helft van de lengte van het embryo beslaat. De zenuwcellen ontwikkelen zich in een rap tempo en het zenuwstelsel begint zich te ontwikkelen. Aan het eind van het embryonale stadium is, met enige moeite, een klein mensje te ontdekken. Het is weliswaar slechts 2,5 centimeter lang en lijkt kieuwen en een staart te hebben, maar er is ook sprake van ogen, een neus, lippen en zelfs tanden. Daarnaast heeft het embryo vier stompjes ontwikkeld die uitgroeien tot armen en benen.8 De armen, benen en het hoofd zullen in deze periode al wat bewegingen vertonen. Schadelijke invloeden van buitenaf zijn in deze periode extra riskant, want deze kunnen blijvende afwijkingen teweegbrengen. Ook al ligt de ontwikkeling van de ongeboren baby vast, schadelijke omgevingsinvloeden kunnen dit biologische proces in de war schoppen. Hier kom ik in het volgende hoofdstuk op terug.9 4 Struyven 2010, p. 33. Feldman 2009, p. 88-89. Feldman 2009, p. 88-89. 7 Struyven 2010, p. 35. 8 Feldman 2009, p. 89. 9 Struyven 2010, p. 35-36. 5 6 8 §1.2.3 Het foetale stadium: acht weken tot de geboorte In deze fase is het embryo ontwikkeld tot een foetus, nu het menselijke vormen heeft aangenomen. De foetus ontwikkelt zich in deze fase zeer snel. Zo wordt hij twintig keer zo lang en veranderen de verhoudingen van de foetus drastisch. Waar het ongeboren kind eerst voor de helft uit hoofd bestaat, zal het hoofd na vijf maanden nog een kwart van de lengte beslaan. Het kind weegt aan het begin van dit stadium iets meer dan een ons, maar weegt aan het einde van de zwangerschap gemiddeld ongeveer zeven pond.10 De foetus ontwikkelt zich tot een complex organisme, waarvan de organen zich verder ontwikkelen en beginnen te werken. De hersenen ontwikkelen zich steeds verder en er is sprake van functieontwikkeling, zoals adem- en slikbewegingen. Het ongeboren kind wordt actiever, beweegt zich en zuigt op zijn vingers. Daarnaast is er sprake van babyreflexen, zoals de zuigreflex en de grijpreflex.11 Vanaf 24 tot 28 weken na de conceptie zijn alle organen niet alleen aanwezig, maar zij functioneren ook naar behoren. In theorie zou het kindje nu buiten het lichaam van de moeder kunnen overleven, maar de praktijk laat een ander beeld zien. Bij 24 weken heeft het kind een overlevingskans van slechts 19%. Dit stijgt tot meer dan 90% vanaf 30 weken. Er is echter ook een geval bekend waar het kind ter wereld is gekomen na 21 weken en vijf dagen en dit heeft overleefd dankzij medisch ingrijpen.12 Bij 38 weken is er sprake van een voldragen zwangerschap en heeft het kind zich in 97% van de gevallen voorbereid op de geboorte door de definitieve geboortepositie in te nemen en met het hoofdje naar beneden te liggen.13 §1.3 Beschermwaardigheid ongeboren kind Als men terugkijkt op het Romeinse recht, is er nogal wat veranderd sinds die tijd. Waar in de Romeinse wet niet werd gerept over ongeborenen, zijn ongeborenen nu niet weg te denken uit de Nederlandse wet en verdragen. Dit komt, omdat nu bekend is dat onder andere roken en alcohol consumeren tijdens de zwangerschap schadelijk is voor het ongeboren kind. In de Romeinse tijd waren dit soort problemen nog niet bekend en dus niet aan de orde. Daarnaast verkreeg iemand pas persoonlijkheid als hij vermogen kreeg. Dit vermogen kon positief of negatief zijn, ook mensen met schulden verkregen persoonlijkheid en waren daarmee rechtssubjecten. Slaven en vreemdelingen waren rechtsobjecten, waarop onder andere pandrecht gevestigd kon worden.14 Een ongeboren kind had geen vermogen, positief of negatief, dus dit had ook geen persoonlijkheid. Op het moment van geboorte daarentegen kan dit kind geërfd hebben of op andere wijze vermogen hebben verkregen waardoor persoonlijkheid ontstaat.15 De vraag is nu: hoe staat het nu met de beschermwaardigheid van het ongeboren kind? Om te kijken naar de rechten van een ongeboren kind, moet men kijken naar het begin van de persoonlijkheid. Een persoon is degene die drager van rechten en plichten kan zijn.16 Uit artikel 1:2 Burgerlijk Wetboek (BW) blijkt dat door geboorte persoonlijkheid ontstaat. De wetgever vond dit zo vanzelfsprekend dat dit niet expliciet is opgenomen in de wet.17 Van belang is wel dat het kind levend ter wereld komt.18 Een ongeboren kind is nog niet ter wereld gekomen, maar daar heeft de wetgever 10 Feldman 2009, p. 89. Struyven 2010, p. 36-37, Feldman 2009, p. 89-90. 12 Redactie Algemeen Dagblad, ‘Duitse baby overleeft geboorte na 21 weken’, 23 april 2011, <http://www.ad.nl/ad/nl/1014/Bizar/article/detail/2426358/2011/04/23/Duitse-baby-overleeft-geboorte-na-21-weken.dhtml>. 13 Struyven 2010, p. 37. 14 Lokin 2006, p. 65 e.v. 15 Lokin 2006, p. 65 e.v. 16 P. Vlaardingerbroek 2011, p. 26. 17 Pitlo 2002, p. 2. 18 Pitlo 2002, p. 2. 11 9 rekening mee gehouden. Artikel 1:2 BW creëert de mogelijkheid van een fictief geboortetijdstip, wanneer dit in het belang van het nog ongeboren kind is:19 “Het kind waarvan een vrouw zwanger is wordt als reeds geboren aangemerkt, zo dikwijls zijn belang dit vordert. Komt het dood ter wereld, dan wordt het geacht nooit te hebben bestaan.” Het gaat erom dat het belang van het kind, niet dat van de moeder of andere derden, vordert dat het kind als reeds geboren wordt aangemerkt. De belangen kunnen vermogensrechtelijk zijn, maar dat hoeft niet.20 Het recht op leven en integriteit van de foetus kan in strijd zijn met het recht van de moeder op privacy om haar zwangerschap te laten afbreken, ofwel een abortus uit te laten voeren. In een Duitse zaak kwam de Europese Commissie tot de conclusie dat de Duitse regering het recht van de foetus op leven mag laten prevaleren boven het recht van de moeder op eerbiediging van haar privéleven.21 In casu ging het om het strafbaar stellen van abortus in Duitsland. De vrouwen gaven als reden dat het moeilijker is om te trouwen als je een kind hebt, maar gaven ook medische redenen op waardoor anticonceptie geen mogelijkheid is. Ook religieuze redenen worden aangedragen om een zwangerschap te beëindigen. Nu er sprake is van een botsing tussen twee rechten, het recht op leven van het ongeboren kind en het recht op zelfbeschikking van de moeder, moeten deze tegen elkaar worden afgewogen. In zo’n geval wordt er gekozen voor het minst ingrijpende belang. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) vond de beperking in de mogelijkheden van persoonlijke groei van een vrouw als zij zwanger is, minder zwaar wegen dan het belang van het ongeboren kind om niet vernietigd te worden. Dit geldt dus niet voor alle gevallen van zwangerschap. Deswege is abortus niet verboden door het EHRM, maar in bovengenoemde gevallen hoort volgens het EHRM het recht op leven van het kind te prevaleren boven het recht van de moeder op eerbiediging van haar privéleven. De conclusie die hieruit getrokken mag worden is dat het weigeren van een abortus niet meteen een schending van artikel 8 Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is. Tegenwoordig is het geen uitzondering meer dat er een verzoek wordt gedaan een ongeboren vrucht te beschermen tegen een levensstijl van de moeder die schade kan toebrengen aan het ongeboren kind, zoals drugsgebruik en alcoholconsumptie door de moeder tijdens de zwangerschap. Steeds vaker worden kinderen nog voor dat zij zijn geboren onder toezicht gesteld.22 Dit wordt ook wel de prenatale ondertoezichtstelling genoemd.23 De eerste keer dat een ongeboren kind in Nederland onder toezicht werd gesteld was in 2004.24 Wanneer de belangen van het kind dit verlangen, kan de ongeboren vrucht dus toch als reeds geboren worden aangemerkt. De vraag blijft dan: vanaf welk moment verlangen de belangen van het kind dit? Leenen heeft een theorie ontwikkeld waarbij het ongeboren kind, naarmate het zich verder ontwikkelt en de zwangerschap langer duurt, steeds meer rechten krijgt en meer beschermd wordt.25 Deze theorie wordt aangeduid als de theorie van toenemende beschermwaardigheid. Volgens Leenen heeft de ongeboren vrucht een eigen juridische status, wat beschermwaardigheid inhoudt. Deze beschermwaardigheid is kleiner dan die van een rechtssubject, maar groter dan die van een rechtsobject. De beschermwaardigheid berust op de mogelijkheid van de ongeboren vrucht om uit te groeien tot een mens ofwel een rechtssubject.26 Wanneer de vrucht zo’n 14 dagen na de bevruchting 19 Vlaardingerbroek 2011, p. 27 e.v. Vlaardingerbroek 2011, p. 28. 21 EHRM 12 juli 1977, nr. 6959/75, D&R 1976 nr. 5, p. 103, Vlaardingerbroek 2011, p. 29. 22 ‘Ongeboren kind vaker onder toezicht’, 2012, <http://nos.nl/artikel/381316-ongeboren-kind-vaker-onder-toezicht.html>. 23 Vlaardingerbroek 2011, p. 30. 24 Rb. Utrecht 3 juni 2004, LJN AQ9859. 25 Leenen 1994, p. 141-144, Pitlo 2002, p. 3. 26 Hermans 2006, p. 217, Leenen 2007, p. 136. 20 10 is ingenesteld, is er volgens Leenen sprake van status nascendi: een vrucht op weg naar de geboorte. Dit noemt men ook wel de 14-dagengrens.27 Voor die 14 dagen zijn gepasseerd, heeft het ongeboren kind status potentialis.28 Deze status beoogt niet meer dan aan te geven dat de gefuseerde gameten (voortplantingscellen) een mogelijkheid bevatten dat daaruit een mens kan ontstaan als er aan een aantal condities wordt voldaan.29 Leenen verwijst naar de Wet Afbreking Zwangerschap (WAZ). In de memorie van toelichting van deze wet wordt aangegeven dat het erom gaat of de vrucht ten tijde van de ingreep een redelijke kans maakt om te overleven.30 Wanneer de ongeboren vrucht nog niet levensvatbaar is, is afbreking van een zwangerschap aan regels onderworpen. Wanneer de vrucht echter levensvatbaar is, is afbreking van de zwangerschap in het geheel niet toegestaan.31 Andere auteurs – onder andere Van der Burg en Sutorius – zijn het niet per se eens met deze theorie, maar deze theorie lijkt wel de heersende.32 Van der Burg heeft een andere interpretatie van artikel 1:2 BW, waaruit hij begrijpt dat de zwangerschap bij de bevruchting van de eicel begint en niet bij de innesteling van de eicel zoals Leenen beweert. Hij geeft aan dat deze alom geaccepteerde 14-dagengrens van Leenen op niets gebaseerd is. Van der Burg meent daarmee de hele leer onderuit te kunnen halen nu ten eerste het ongeboren kind van acht maanden bijvoorbeeld niet meer erfrechten heeft dan het ongeboren kind van acht dagen en ten tweede het embryo in vitro zo niet wettelijk beschermd wordt. Zijn mening vindt niet genoeg steun bij anderen om als heersende leer te gelden.33 Al eerder in dit hoofdstuk is de levensvatbaarheidsgrens naar voren gekomen. Voor Sutorius is de grens van groot belang, omdat dit de enige termijn is waarbij een beschermwaardigheid van het embryo centraal staat. Hij vindt dan ook dat pas op het moment dat de grens bereikt is, men kan spreken van beschermwaardigheid van het embryo. Volgens Sutorius wordt het embryo dus pas vanaf week 24 van de zwangerschap beschermd.34 In de rechtspraak is de lijn dat er alleen een prenatale ondertoezichtstelling wordt opgelegd, indien de foetus de levensvatbaarheidsgrens heeft bereikt. Zoals eerder dit hoofdstuk naar voren kwam, is een kind volgens de medische wetenschap vanaf week 24 van de zwangerschap levensvatbaar, zonder dat medisch ingrijpen, in de zin van bijvoorbeeld een couveuse, nodig is. Dit is door de rechter overgenomen in een zaak waar sprake is van een verzoek tot prenatale ondertoezichtstelling van een ongeboren kind, waarvan de zwangerschap zeventien weken is gevorderd. De rechter komt hier dan ook tot de conclusie dat het niet mogelijk is om een prenatale ondertoezichtstelling toe te wijzen. Dit zou namelijk een ondertoezichtstelling van een meerderjarige, de moeder, inhouden en dat is in ons wettelijke stelsel niet mogelijk.35 Het ongeboren kind wordt als het ware als nog niet bestaand gezien. Dan zou bij toewijzing van de ondertoezichtstelling in dit geval feitelijk een meerderjarige vrouw onder toezicht worden gesteld, terwijl artikel 1:254 BW duidelijk aangeeft dat slechts een minderjarige onder toezicht kan worden gesteld. Wellicht is het opgevallen dat er hiervoor geen artikel uit de Grondwet is genoemd. In Nederland kennen wij geen recht op leven in de Grondwet. Dit is in 2010 nog eens aan de kaak gesteld door de Staatscommissie Grondwet in hun rapportage.36 De Staatscommissie vond het onnodig om het recht op leven op te nemen Grondwet, omdat dit de rechten van de Nederlandse burgers niet verruimt. 27 Leenen 2007, p. 132. Leenen 2007, p. 133. 29 Leenen 2007, p. 133. 30 Hermans en Buijsen 2006, p. 217, Kamerstukken II 1978/79, 15 475, nr. 3, p. 16. 31 Pitlo 2002, p. 3. 32 Te Braake 2001, p. 5-11, Pitlo 2002, p. 3. 33 Van der Burg 1994, p. 386 e.v. 34 Van der Burg 1994, p. 386 e.v. 35 Rb. Dordrecht 7 februari 2012, LJN BV6246. 36 Rapportage Staatscommissie Grondwet 2010, p. 8. 28 11 Nederland heeft wel Europese verdragen ondertekend waarin dit recht beschermd wordt. Deze verdragen worden hierna besproken. §1.4 Europese en internationale verdragen Wat betreft regelgeving omtrent prenatale kinderbescherming, zijn artikel 2 en 3 EVRM. Waar artikel 2 EVRM bescherming biedt aan het leven, behelst artikel 3 EVRM het recht op vrijwaring van onmenselijke of vernederende behandeling. Ook artikel 8 EVRM, het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) komen ter sprake. §1.4.1 Artikel 2 EVRM Artikel 2 EVRM heeft als doel om de onaantastbaarheid van het menselijk leven te garanderen. De formulering geeft nogal wat interpretatieproblemen:37 “Het recht van een ieder op leven wordt beschermd door de wet. Niemand mag opzettelijk van het leven worden beroofd, behoudens door de tenuitvoerlegging van een gerechtelijk vonnis wegens een misdrijf waarvoor de wet in de doodstraf voorziet.” Deze formulering geeft ruimte voor een vrije interpretatie, waardoor men hier twee betekenissen uit kan afleiden, namelijk een verbod op abortus en euthanasie of actief optreden vanuit de overheid. Daarnaast is ‘een ieder’ wat breed geformuleerd, waardoor daar ook het nog ongeboren leven onder kan worden geschaard. Het zal in het geval van een ongeboren kind altijd gaan om het afwegen van het recht op leven van het ongeboren kind ten opzichte van de rechten van de moeder, zoals het recht op privacy en lichamelijke integriteit.38 Er is dus geen sprake van een absoluut recht op leven, want er moeten rechten tegen elkaar afgewogen worden. Het hangt dus af van de situatie of er recht op leven bestaat. Zoals al eerder vermeld in dit hoofdstuk, is de duur van de zwangerschap van groot belang. Aan het begin van de zwangerschap heeft het ongeboren kind aanzienlijk minder rechten en zullen de rechten van de moeder zwaarder wegen, terwijl aan het eind van de zwangerschap de rechten van het ongeboren kind vaker prevaleren boven de keuze van de moeder tot abortus. De Hoge Raad heeft ook aangegeven dat de bescherming van het leven ex artikel 2 EVRM niet absoluut is, nu in veel staten die aangesloten zijn bij het verdrag in hun nationale wetgeving legale abortus is toegestaan onder bepaalde voorwaarden.39 Daarnaast geeft de Hoge Raad in dit arrest specifiek aan dat het kind geen recht op leven ex artikel 2 EVRM toekomt in Nederland, tot de levensvatbaarheidsgrens is bereikt. Als de levensvatbaarheidsgrens van 24 weken is bereikt, is zwangerschapsafbreking verboden. In dit zelfde arrest geeft de Hoge Raad aan dat de staten die de verdragen hebben ondertekend die een recht op leven geven, zoals artikel 2 EVRM, dit recht minimaal moeten toekennen vanaf de geboorte.40 In de zaak Hertz benadrukt het EHRM dat de staat niet opzettelijk het leven mag beroven, maar dat de foetus zelf geen recht op leven toekomt.41 Het EHRM sluit in diezelfde uitspraak niet uit dat sommige verdragsstaten wel de foetus beschermen ex artikel 2 EVRM. De verdragsstaten mogen zelf bepalen vanaf welk moment het leven begint, vanaf de geboorte of eerder. Deze keuze omtrent het begin van het leven valt onder de ‘margin of appreciation’ van de verdragsstaten. Ook het EHRM kent steeds meer rechten aan ongeboren kinderen toe. Wel dient men de door het EHRM in de zaak Vo tegen Frankrijk gestelde grenzen in het achterhoofd te houden.42 In deze zaak 37 Hermans en Buijsen 2006, p. 210. Hermans en Buijsen 2006, p. 210-211. HR 16 juni 1995, NJ 1997, 131, Vlaardingerbroek 2011, p. 29. 40 Rb. Dordrecht 7 februari 2012, LJN BV6246. 41 EHRM 8 november 1990, C-179/88 (Hertz). 42 EHRM 8 juli 2004, nr. 53924/00, (Vo/France). 38 39 12 was er sprake van een onfortuinlijke vergissing bij de gynaecoloog, waar op dezelfde dag twee vrouwen met dezelfde naam – Thi-Nho-Vo en Thi Thanh Van Vo – langskwamen. De ene vrouw wilde haar spiraaltje laten verwijderen, terwijl de andere op dat moment zwanger was. Door de taalbarrière is de gynaecoloog begonnen aan de medische ingreep die in het medisch dossier stond. Toen de gynaecoloog het spiraaltje probeerde te verwijderen bij de zwangere vrouw die geen spiraaltje had, is zoveel vruchtwater verloren gegaan dat een abortus onvermijdelijk was.43 Vervolgens heeft deze vrouw zich op het standpunt gesteld dat de gynaecoloog ‘onvrijwillige doodslag’ heeft gepleegd en dat een dergelijke onvrijwillige abortus op grond van artikel 2 EVRM in Frankrijk strafbaar gesteld moest worden. Het EHRM oordeelde hierover het volgende: “The Court is convinced that it is neither desirable, nor even possible as matters stand, to answer in the abstract the question, whether the unborn child is a person for the purposes of article 2 of the Convention.”44 Het EHRM vond het niet gewenst of mogelijk om in de huidige situatie, de vraag te beantwoorden of het ongeboren kind als persoon in de zin van artikel 2 EVRM moet worden gezien. §1.4.2 Artikel 3 EVRM Artikel 3 EVRM beschermt een ieder tegen foltering en onmenselijke of vernederende behandeling. Ook dit artikel heeft een ruime formulering: “Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.” In dit artikel is “niemand” het woord dat ruimte laat voor interpretatie. Mijns inziens valt de keuze of ongeboren kinderen ook onder “niemand” worden geschaard, weer onder de ‘margin of appreciation’ van de verdragsstaten. Uit literatuur blijkt dat ongeboren kinderen worden beschermd door artikel 3 EVRM, de auteurs laten zich echter verder niet uit in hoeverre het kind wordt beschermd door dit artikel.45 Verwaarlozing, gebrek aan zorg, bescherming, ruimte en ontwikkeling worden gezien als een vorm van kindermishandeling door het EHRM en daarmee ziet het EHRM dit ook als een vorm van onmenselijke en vernederende behandeling ex artikel 3 EVRM.46 Het EHRM legt in deze uitspraak ook een verantwoordelijkheid bij de staat, om kinderen actief te beschermen tegen kindermishandeling. De staat zal volgens het EHRM soms zelfs andere rechten moeten inperken, zodat zij de kinderen ex artikel 3 EVRM kan beschermen tegen kindermishandeling. Het EHRM blijkt bovendien steeds vaker ook ongeboren kinderen te willen beschermen. Hieruit mag men concluderen dat kindermishandeling strijd met artikel 3 EVRM oplevert en het EHRM verwacht van de verdragsstaten dat zij kinderen en ongeboren kinderen hier actief tegen beschermen.47 §1.4.3 Artikel 8 EVRM Dit artikel beschermt het recht op eerbiediging van privéleven, maar ook het familie- en gezinsleven. Dit recht komt naar voren in het eerste lid: “Een ieder heeft recht op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.” 43 Orde van Advocaten te Kortrijk 2005, p. 100 e.v. EHRM 8 juli 2004, nr. 53924/00, (Vo/France). 45 Vlaardingerbroek 2011, p. 29, Hermans en Buijsen 2006, p. 210-211. 46 EHRM 15 juli 2002, LJN AP0870. 47 Kamerstukken II 2009/10, 32 405, nr.2, p. 11-12. 44 13 In het tweede lid wordt dit recht verder afgebakend: “Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.” In beginsel is dus geen inmenging van de overheid toegestaan, tenzij zich één van de genoemde gevallen voordoet. Bij de bespreking van het tweede artikel van het EVRM werd al duidelijk dat artikel 8 EVRM vooral door de moeder wordt aangehaald om bemoeienis van de overheid uit te sluiten. Dit heeft tot op zekere hoogte een goede kans van slagen. Als het recht op leven van het ongeboren kind botst met het recht op privéleven van de moeder, dan zal een zorgvuldige belangenafweging moeten plaatsvinden. Vooral de duur van de zwangerschap is dan van belang. Naarmate de zwangerschap langer duurt, zal het recht op leven van het ongeboren kind toenemen. Waar aan het begin van de zwangerschap het recht van de moeder op privéleven voor gaat, zal aan het eind van de zwangerschap het recht op privéleven van de moeder moeten wijken voor het recht op leven van het ongeboren kind. §1.4.4 IVRK Als men kijkt naar het IVRK dan springt artikel 6 IVRK in het kader van kinderbescherming in het oog. De eerste twee leden van dit artikel luiden als volgt: “1. De Staten die partij zijn, erkennen dat ieder kind het inherente recht op leven heeft. 2. De Staten die partij zijn, waarborgen in de ruimst mogelijke mate de mogelijkheden tot overleven en de ontwikkeling van het kind.” De eerste vraag die dan naar boven komt, is wie er valt onder “kind”. Hier geeft artikel 1 IVRK antwoord op: “Voor de toepassing van dit Verdrag wordt onder een kind verstaan ieder mens jonger dan achttien jaar, tenzij volgens het op het kind van toepassing zijnde recht de meerderjarigheid eerder wordt bereikt.” Nu is duidelijk dat het ongeboren kind door het IVRK niet als rechtssubject moet worden gezien. Echter, in de preambule wordt wel aangegeven dat het ongeboren kind bescherming behoeft: “Indachtig dat, zoals aangegeven in de Verklaring van de Rechten van het Kind, ‘het kind op grond van zijn lichamelijke en geestelijke onrijpheid bijzondere bescherming en zorg nodig heeft, met inbegrip van geëigende wettelijke bescherming, zowel voor als na zijn geboorte’, (…).” Hieruit kan worden geconcludeerd dat ook het ongeboren kind door het IVRK beschermd wordt. In combinatie met artikel 3 IVRK blijkt dat de belangen van kinderen, geboren of ongeboren, de eerste overweging vormen. Bij een botsing tussen de rechten van een (ongeboren) kind en die van de moeder worden de belangen tegen elkaar afgewogen en horen de belangen van het al dan niet geboren kind voorop te gaan.48 §1.4.5 UVRM In het eerste artikel van het UVRM is het volgende vastgelegd: 48 Enkelaar 2009, p. 4-9. 14 “Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.” Dit artikel beoogt dus niet expliciet het ongeboren kind te beschermen. Er is echter ook sprake van een verbod op discriminatie op grond van geboorte ex artikel 2 UVRM: “Een ieder heeft aanspraak op alle rechten en vrijheden, in deze Verklaring opgesomd, zonder enig onderscheid van welke aard ook, zoals ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte of andere status.” Uit het bovenstaande concludeer ik dat het UVRM niet in het bijzonder het doel heeft het ongeboren kind te beschermen, maar een kader schept waaraan op nationaal niveau invulling kan worden gegeven, door het verbod op discriminatie op grond van geboorte. §1.5 Conclusie De ontwikkeling van het ongeboren kind wordt gecategoriseerd in drie stadia: het germinale, het embryonale en het foetale stadium. Hoewel het kind in het tweede stadium al veel schade kan oplopen, wordt het pas in het derde stadium beschermd. Artikel 1:2 BW geeft recht op bescherming aan ongeboren kinderen, zolang ze op dat moment levensvatbaar zijn. Dit houdt in dat de zwangerschap minimaal 24 weken gevorderd moet zijn. In de praktijk blijkt echter dat kinderen steeds eerder in leven gehouden kunnen worden door de huidige ontwikkelingen in de medische wereld. Dit komt in het derde hoofdstuk aan de orde. De huidige levensvatbaarheidsgrens wordt echter gesteund door de WAZ. Het kind wordt gedurende de hele zwangerschap niet evenveel beschermd. De heersende theorie is die van Leenen, ook wel de theorie van toenemende beschermwaardigheid. Deze theorie houdt in dat het ongeboren kind naarmate de zwangerschap vordert meer rechten opbouwt. Waar de embryo nauwelijks rechten heeft, heeft de foetus vanaf 24 weken recht op leven dat kan prevaleren boven het recht op privacy en lichamelijke integriteit van de moeder. Het bovenstaande komt erop neer dat het ongeboren kind in Nederland beschermwaardig is, maar pas vanaf week 24 van de zwangerschap. Wat betreft de rechten van het ongeboren kind in Europa, zijn artikel 2 en 3 EVRM van belang. Artikel 2 EVRM behelst het recht op leven en artikel 3 EVRM houdt een verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling in. Deze artikelen zijn zo ruim geformuleerd dat hier ook de ongeboren kinderen onder vallen. Dit hoeft niet in elke staat zo te gelden. Elk geboren kind wordt in ieder geval beschermd, maar of de staten hier ook ongeboren kinderen onder willen laten vallen en zo ja, vanaf welk moment tijdens de zwangerschap, is aan de staten zelf. Nederland heeft ongeboren kinderen wel willen beschermen en doet dat dan ook vanaf de eerdergenoemde levensvatbaarheidsgrens van 24 weken. Een artikel dat vaak in combinatie met artikel 2 en 3 EVRM ter sprake komt, is artikel 8 EVRM. Hierin wordt het privéleven van de moeder beschermd, maar tot op bepaalde hoogte. Aan het begin van de zwangerschap zal het recht van de moeder op privéleven nog prevaleren, maar aan het einde van de zwangerschap zal bij een belangenafweging het recht op leven van het ongeboren kind voor gaan. In het IVRK zijn vooral de preambule en artikel 3 IVRK van belang. Uit de preambule blijkt dat ook ongeborenen door dit verdrag beschermd moeten worden en artikel 3 IVRK geeft aan dat de belangen van het kind de eerste overweging moeten vormen. Bij een botsing tussen de belangen van de moeder en het ongeboren kind, horen de belangen van het ongeboren kind dus voorop te staan. Het UVRM geeft expliciet aan in het eerste artikel, dat alle mensen gelijk en gelijk in waardigheid en rechten worden geboren. Het ongeboren kind krijgt daar dus geen bescherming, maar wordt net als in het Handvest slechts beschermd tegen discriminatie op grond van geboorte in artikel 2 UVRM. 15 Hoofdstuk 2 Prenatale kindermishandeling §2.1 Inleiding Wanneer men spreekt van prenatale kindermishandeling, rijst de vraag wat als prenatale kindermishandeling bestempeld kan worden en wat de gevaren van prenatale kindermishandeling zijn. In dit hoofdstuk komt het antwoord op de hiervoor genoemde vragen naar voren, evenals op de vraag of het ongeboren kind in het Verenigd Koninkrijk wordt beschermd tegen prenatale kindermishandeling en waarom dit wel of niet het geval is. §2.2 Prenatale kindermishandeling Mishandeling van een ongeboren kind wordt aangeduid als prenatale kindermishandeling. De mishandeling bestaat uit schadelijke handelingen van de moeder of haar partner tijdens de zwangerschap. Twee veel voorkomende voorbeelden van prenatale kindermishandeling zijn drugsgebruik en alcoholconsumptie tijdens de zwangerschap. Er zijn echter ook andere handelingen van de moeder of haar partner denkbaar die de ongeboren vrucht kunnen beschadigen. §2.2.1 Drugs en medicijnen Drugs zijn gevaarlijk voor de ongeboren baby, want allereerst kunnen de kwaliteit en de zuiverheid van de drugs die op illegale wijze zijn verkregen, verschillen. Dat kan een vertekend beeld geven van wat er ingenomen wordt.49 Voorbeelden hiervan zijn bolletjes meel en waspoeder die voor cocaïne door moeten gaan en snoepjes die XTC moeten voorstellen. In het geval van waspoeder kan men zich voortellen dat dit gevaarlijk is voor de gezondheid.50 Uiteraard betekent dit niet dat bij legaal verkregen drugs geen gevaren zijn, deze brengen vanzelfsprekend ook schade toe aan het ongeboren kind. Ten tweede hebben de effecten van de drugs een grote invloed op de baby. Een veel gebruikte drug in Nederland is marihuana.51 Rookt een vrouw dit tijdens haar zwangerschap, dan kan de zuurstoftoevoer naar de foetus belemmerd worden.52 In het begin van de jaren negentig was cocaïne de oorzaak van een epidemie van zogeheten crackbaby’s.53 De foetus heeft een grotere kans om te overlijden. Sommige baby’s worden verslaafd geboren en gaan een zware afkickperiode tegemoet. 54 Vaak is er ook sprake van slechte prenatale zorg en dat is niet zelden schadelijker dan het gebruik van de drug zelf.55 Van slechte prenatale zorg is bijvoorbeeld al sprake, indien de zwangere vrouw onvoldoende rust neemt, geen goede voeding tot zich neemt en/of op andere manieren haar ongeboren kind benadeelt.56 Naast drugs kunnen ook huis-, tuin- en keukenmedicijnen schadelijk zijn voor de ongeboren baby. Mocht de moeder hoofdpijn hebben, dan slikt zij wellicht een aspirine. De gevolgen van zo’n maatschappelijk geaccepteerd medicijn kunnen voor de ongeboren vrucht groot zijn, de foetus kan van een aspirine namelijk bloedingen krijgen.57 Ook voorgeschreven medicijnen kunnen grote gevolgen hebben voor de baby. Zo werd in de jaren vijftig aan veel vrouwen Softenon voorgeschreven tegen ochtendmisselijkheid. Dit medicijn heeft echter een remmend effect op de groei van de ledematen van het kindje. Kinderen werden verminkt geboren. Een bekende rechtszaak was die van de DES-dochters.58 In de jaren zeventig was aan hun moeders het medicijn DES 49 Feldman 2009, p. 96 e.v. HR 22 maart 2011, LJN BP1168. 51 Feldman 2009, p. 96 e.v. 52 Feldman 2009, p. 96 e.v., Cornelius 1999, Porath en Fried 2005, p. 267-277. 53 Feldman 2009, p. 96 e.v. 54 Feldman 2009, p. 96 e.v., Andrews 2000, p. 262-270, Singer 2000, p. 653-666, Myers 2003, p. 1533-1534. 55 Feldman 2009, p. 96 e.v. 56 De Boer en Zeeman 2008 p. 37-42. 57 Feldman 2009, p. 96 e.v. 58 Hof Amsterdam, 1 juni 2006, LJN AX6440. 50 16 voorgeschreven om miskramen te voorkomen. De gevolgen voor de dochters waren echter een vergroot risico op een zeldzame vorm van vaginale kanker of baarmoederhalskanker en meer problemen tijdens hun eigen zwangerschappen.59 Bij drugsgebruik is er sprake van prenatale kindermishandeling en daar kunnen dan ook consequenties aan worden verbonden.60 Hierover zal in het volgende hoofdstuk gesproken worden. Bij aspirines zal dit ook het geval zijn, omdat een aspirine veel schade kan aanrichten bij de ongeboren baby. Bij voorgeschreven medicijnen zoals DES en Softenon, die achteraf zeer schadelijk blijken, kan er in mijn ogen natuurlijk geen sprake zijn van prenatale kindermishandeling. De moeder mag erop vertrouwen dat een arts weet of een bepaald medicijn schadelijke invloed heeft op een ongeboren kind. Men kan van de gemiddelde moeder niet verwachten dat zij hier ook van op de hoogte is. §2.2.2 Alcohol Naast drugs is ook alcoholconsumptie een bekend voorbeeld van een handeling die een schadelijke invloed op de ongeboren baby kan hebben. Wanneer de moeder tijdens de zwangerschap aanzienlijke hoeveelheden alcohol consumeert, bestaat de kans dat de baby met het Foetaal Alcohol Syndroom (FAS) ter wereld komt.61 FAS brengt verschillende risico’s met zich mee, zoals een kleine hoofdomtrek, kleine ooglidspleten, korte neus, een dunne bovenlip en een vlak middengedeelte van de bovenlip.62 Er zijn ook diverse aangeboren afwijkingen die worden gekoppeld aan FAS.63 Echter, uit nieuw onderzoek is gebleken dat het consumeren van één à twee glazen alcohol per week tijdens de zwangerschap niet schadelijk hoeft te zijn.64 Uit jurisprudentie blijkt dat alcoholverslaving in combinatie met een drugsverslaving wel als prenatale kindermishandeling kan worden gezien.65 Mijns inziens is het makkelijker om een drugsverslaving te signaleren dan een alcoholverslaving. Zeker als één à twee glazen per week is toegestaan. Als dat algemeen bekend wordt, zullen mensen minder snel een zwangere vrouw aanspreken op haar drinkgedrag of een melding doen. Het kan namelijk zijn, dat dit net die enige twee glaasjes van de week zijn. In mijn ogen is het zeker mogelijk om een alcoholverslaving als prenatale kindermishandeling aan te merken. Er is nu nog geen jurisprudentie om dit te ondersteunen, maar ik verwacht dat er daar in de toekomst verandering in komt. §2.2.3 Agressiviteit van partner Wanneer het gaat om schadelijke handelingen jegens het ongeboren kind denkt men snel aan de moeder, maar wat nu als de partner van de zwangere vrouw haar mishandelt door haar bijvoorbeeld in haar buik te trappen? Uit Belgisch onderzoek blijkt dat 3,3% van de Belgische vrouwen wordt mishandeld door haar partner tijdens de zwangerschap.66 Het internationaal gemiddelde zou liggen tussen 3,9 en 8,3%.67 Uit jurisprudentie blijkt dat, indien een zwangere vrouw mishandeld wordt, de oplossing wordt gezocht in het strafrecht.68 De partner wordt aangeklaagd voor mishandeling van de vrouw. Bij een rechtszaak waar het gaat om een zwangere vrouw waarvan de zwangerschap 22 weken gevorderd is, is de levensvatbaarheidsgrens dus nog niet bereikt.69 Het is niet geheel onbegrijpelijk dat in dit geval het ongeboren kind nog niet wordt meegenomen in de beoordeling, gezien de huidige stand van zaken waarin er tot de levensvatbaarheidsgrens nauwelijks tot geen 59 Feldman 2009, p. 96 e.v., Schechter 2005, p. 493-494. Rb. Rotterdam, 9 mei 2006, LJN AX2185. 61 Feldman 2009, p. 97 e.v. 62 Gezondheidsraad 2005, p. 67-68. 63 Abel 1998, Stromland en Pinazo-Duran 2002, p. 2-8, Gezondheidsraad 2005, p. 68-69. 64 Kelly 2008, p.1-2. 65 Rb. Zwolle, 26 januari 2005, LJN AS5309. 66 Roelens 2009, p. 91. 67 Goodwin 2000, p. 2. 68 Rb. Almelo 8 mei 2008, LJN BD1251, Rb. Noord-Nederland 18 februari 2013, LJN BZ4346. 69 Rb. Almelo 8 mei 2008, LJN BD1251. 60 17 rechten aan het ongeboren kind worden toebedeeld. In een andere zaak is er niet aangegeven hoe ver de zwangerschap gevorderd is.70 De dood van een ongeboren kind wordt onder lichamelijk letsel van de moeder begrepen ex artikel 82 lid 1 Sr. Het is niet onbegrijpelijk dat er niet wordt gesproken over moord of doodslag bij de dood van het ongeboren kind door geweld, omdat artikel 1:2 BW aangeeft dat indien een kind dood ter wereld komt, het wordt geacht nooit te hebben bestaan. In weer een andere zaak was er sprake van een 29 weken zwangere vrouw die in haar buik geschopt werd en in dit geval heeft de rechter geoordeeld dat er sprake is van poging tot doodslag op het ongeboren kind.71 Hieruit blijkt dat geweld tegen een zwangere vrouw ook zeker mishandeling van het ongeboren kind is. In het onderhavige geval ging het niet om een vrouw die werd mishandeld door haar partner, maar door een buitenstaander. Ik kan mij voorstellen dat er ook in het geval waar het gaat door mishandeling door de partner, gesproken zal worden van prenatale kindermishandeling, met prenatale beschermingsmethoden tot gevolg. §2.2.4 Roken Het gebruik van tabak tijdens de zwangerschap lijkt meer geaccepteerd in de maatschappij, terwijl ook dit zeer schadelijk is voor de ongeboren baby. Wanneer de moeder rookt tijdens de zwangerschap, neemt de beschikbare hoeveelheid zuurstof voor de baby af. Roken tijdens de zwangerschap verhoogt de kans op een miskraam en babysterfte.72 Ook zijn de baby’s kleiner en stijgt de kans op een verstandelijk gehandicapt kind met vijftig procent.73 Ik deel de mening van Hendriks dat er in gevallen waar gerookt of alcohol geconsumeerd wordt, ook sprake moet zijn van prenatale kindermishandeling.74 Ook de overheid wil rokers behoeden of in ieder geval waarschuwen voor de gevaren van roken tijdens de zwangerschap. Dit doet zij door middel van de verplichting voor tabaksproducenten om een van de in artikel 1 sub b Aanduidingenbesluit Tabaksproducten genoemde aanvullende waarschuwingen op tabaksproducten te vermelden. Twee van de waarschuwingen genoemd in artikel 1 Aanduidingenbesluit Tabaksproducten zijn de volgende: - Roken tijdens de zwangerschap is slecht voor uw baby; - Bescherm kinderen: laat hen niet uw rook inademen. Dit brengt mij op een ander punt: meeroken. Dit lijkt steeds meer onder de aandacht te komen, nu mensen niet meer in openbare ruimten en horeca gelegenheden mogen roken op grond van de artikelen 10 en 11 Tabakswet. Dit laat echter onverlet dat mensen nog steeds op terrassen, bushokjes en stations roken. Meeroken is lucht inademen die tabaksrook bevat die door rokers wordt uitgeblazen.75 Ook hier heeft de overheid een waarschuwingsverplichting opgelegd aan de tabaksproducent om op ieder pakje op grond van artikel 1 sub a Aanduidingenbesluit Tabaksproducten een van de volgende teksten te drukken: - Roken is dodelijk; - Roken brengt u en anderen rondom u ernstige schade toe. Zoals eerder gezegd, lijkt roken en meeroken tijdens de zwangerschap enigszins geaccepteerd in de maatschappij. Hoe schadelijk het ook is voor de baby, sommige ouders stellen hun verslaving boven het kind. Meeroken is momenteel niet te voorkomen, omdat roken in de buitenlucht en in eigen huis niet verboden is. Mijns inziens zou roken ook onder prenatale kindermishandeling moeten vallen, 70 Rb. Noord-Nederland 18 februari 2013, LJN BZ4346. Rb. Almelo 8 oktober 2010, LJN BN9792. Feldman 2009, p. 98. 73 Dejin-Karlsson 1998, p. 1523-1527. 74 Hendriks 2010, p. 304-306. 75 Van Dale 2005, p. 2111. 71 72 18 maar uit jurisprudentie blijkt dit helaas nog niet het geval. Er is nog geen rechtszaak geweest over een moeder of partner van een zwangere vrouw die rookte tijdens haar zwangerschap. Dit zou wat mij betreft zowel een strafrechtelijke of civielrechtelijke zaak kunnen zijn, zolang de conclusie maar is dat er sprake is van prenatale kindermishandeling in geval een vrouw rookt tijdens haar zwangerschap. De civielrechtelijke weg heeft echter wel mijn voorkeur, omdat er zo een maatregel opgelegd kan worden zonder dat zij een strafblad krijgt, zoals een prenatale ondertoezichtstelling. Wat meeroken betreft ligt het lastiger. De moeder zal hoogstwaarschijnlijk niet opzettelijk meeroken, dus om dat meteen prenatale kindermishandeling te noemen gaat mij wat ver. Wel pleit ik voor een algeheel rookverbod op drukbezochte, openbare plaatsen in Nederland, zoals terrassen, attractieparken, maar ook bushokjes. §2.2.5 Cafeïne Cafeïne is een stimulerende stof die van nature voorkomt in koffie, maar de stof zit ook in thee en bepaalde frisdranken. Uit Zweeds onderzoek blijkt dat de werkzame stof schadelijk is voor de foetus en mogelijk de groei belemmert.76 Cafeïnegebruik valt niet onder prenatale kindermishandeling. Gebruik valt wel te controleren, door middel van een bloedcontrole. Of men tot zulke drastische maatregelen wil overgaan is echter de vraag. Het recht op privacy van de moeder staat dan tegenover het recht op bescherming van het ongeboren kind. In het vorige hoofdstuk heb ik al besproken dat aan het begin van de zwangerschap het recht op privacy van de moeder zwaarder zal wegen, maar dat naarmate de zwangerschap verder vordert daarmee de rechten van het kind ook zwaarder gaan wegen. Zodra de levensvatbaarheidsgrens van 24 weken is bereikt weegt het recht van het kind op bescherming zwaarder dan het recht op privacy van de moeder. Ook van cafeïne lijkt het me dat in de toekomst een dergelijke zaak eens voor de rechter zal komen. Echter, zolang er slechts één onderzoek is waaruit blijkt dat cafeïne schadelijk is voor de foetus, lijkt het mij een lastig om hard te maken dat er werkelijk sprake is van prenatale kindermishandeling. §2.2.6 Zorg ontwijken Een zwangere vrouw behoort regelmatig medische onderzoeken te krijgen. Zo kan de zwangerschap goed in de gaten worden gehouden en kan er worden ingegrepen indien er iets fout dreigt te gaan. Als de zwangere vrouw deze zorg ontwijkt, kan dit schadelijke gevolgen hebben voor het ongeboren kind. Als er iets misgaat, kan er niet ingegrepen worden en dat kan mogelijk schade aan het ongeboren kind betekenen. Een vrouw is niet verplicht om deze onderzoeken te ondergaan, dus deelname kan niet worden afgedwongen. Terwijl een vrouw niet verplicht is om prenatale zorg te ondergaan, kan er bij ontwijken daarvan toch sprake zijn van prenatale kindermishandeling. Uit een uitspraak van de rechtbank in Utrecht blijkt dat dit bijvoorbeeld het geval is, indien de vrouw haar ongeboren kind in gevaar brengt of indien er grote zorgen bestaan over de geboorte van de baby en de periode daarna.77 In de desbetreffende zaak hebben zowel stiching MEE als stichting Humanitas uitvoerig geprobeerd om voor de zwangere vrouw en haar ongeboren kind de voor hen noodzakelijke zorg te regelen. De moeder wilde hier niets van weten en gaf aan geen enkele hulp meer te willen. Verder is in deze zaak aannemelijk geworden dat, indien er geen hulpverlening zal plaatsvinden, er grote risico’s verbonden zijn aan de geboorte van het kind en de verzorging van het kind direct na de geboorte. De rechter vond dan ook dat het kind beschermd diende te worden door middel van een prenatale ondertoezichtstelling. 76 77 Sengpiel 2013. Rb. Utrecht, 10 april 2008, LJN BC9962. 19 §2.2.7 Psychiatrische aandoeningen Men kan niet spreken van een handeling die schadelijke gevolgen heeft voor het kind, indien de moeder een psychiatrische aandoening heeft. Een psychiatrische aandoening is namelijk geen handeling, maar een ziekte die iemand overkomt. Het is niet hetzelfde als heroïne gebruiken of alcohol consumeren tijdens de zwangerschap. Dit betekent echter niet dat dit niet schadelijk kan zijn voor het ongeboren kind. Een psychiatrische aandoening waarbij heel duidelijk is dat schade wordt aangericht aan het ongeboren kind, is anorexia nervosa. Als iemand aan anorexia nervosa lijdt, hongert hij of zij zichzelf uit om mager te zijn. Als een zwangere vrouw zichzelf uithongert, leidt dit tot ondervoeding van haarzelf, maar ook van haar ongeboren kind.78 Vanzelfsprekend is de situatie waarin een zwangere vrouw een bipolaire stoornis heeft, ook gevaarlijk voor het kind. De vrouw heeft dan een periode waarin zij manisch is, gevolgd door een periode van depressie. De moeder kan zich onverantwoordelijk gedragen in manische perioden. Zo kan zij roekeloos gaan rijden en andere impulsieve en onbezonnen beslissingen nemen. Wanneer een depressieve periode aanbreekt kan zij suïcidaal worden.79 Het behoeft geen nadere uitleg dat dit een gevaarlijke situatie oplevert voor het ongeboren kind. Een aandoening op zich kan niet onder prenatale kindermishandeling vallen, maar handelingen die door die psychiatrische aandoening plaatsvinden kunnen hier mijns inziens wel onder vallen. Er is nog geen rechtszaak geweest over ondervoeding van een ongeboren baby, maar dit is naar mijn mening niet ondenkbaar. Ik kan me voorstellen dat een zwangere vrouw met anorexia bij een dokter komt en deze dit meldt bij de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad zal, indien zij het ongeboren kind in gevaar achten, actie ondernemen en wellicht de rechter om een maatregel verzoeken. §2.3 Onverantwoord ouderschap Voordat onverantwoord ouderschap aan bod komt, is het van belang om te beschrijven wat er onder verantwoord ouderschap valt. Volgens de Gezondheidsraad wordt onder verantwoord ouderschap opvoeden verstaan: een proces dat kan worden beschouwd als het begeleiden van een kind naar zelfstandigheid.80 De afhankelijkheid van het kind is het grootst aan het begin van de opvoeding en het is de bedoeling dat deze afhankelijkheid steeds kleiner wordt.81 Ook moet een opvoeding onder andere gericht zijn op het ontwikkelen van een eigen identiteit en het aanleren van vaardigheden die het kind in staat stelt zich in de toekomst individueel en sociaal te ontplooien.82 De Gezondheidsraad verdeelt het opvoedingsproces in vier deelgebieden.83 Het eerste deelgebied van opvoeding is basale lichamelijke zorg, zoals bescherming, voeding en medische verzorging. Het tweede deelgebied is primaire ontwikkelingsstimulatie, zoals stimulatie van taalvaardigheden en andere cognitieve vaardigheden en sociale stimulatie. Het derde deelgebied is affectieve zorg, waarin emotionele veiligheid en de ontwikkeling van het kind centraal staan. Ten slotte is er nog het vierde deelgebied, pedagogische opvoeding, waar het draait om het bevorderen van de ontwikkeling van persoonlijkheid, sociaal functioneren en normbesef.84 Indien de ouders op deze vier gebieden het kind in voldoende mate van de benodigde zorg kunnen voorzien, kan worden gesproken van ouderschapscompetentie.85 Om de ouderschapscompetentie te kunnen beoordelen, hanteert de door de Gezondheidsraad in het leven geroepen naamloze commissie, de maatstaf van risicovol ouderschap: ouderschap is alleen onwenselijk wanneer er een grote kans bestaat dat het kind ten gevolge van tekortschietende opvoedingsvaardigheden ernstige schade zal ondervinden.86 Mijns 78 Struyven 2010, p. 44. Vandereycken 2011, p. 121-131 80 Gezondheidsraad 2002, p. 78. 81 Gezondheidsraad 2002, p. 78. 82 Gezondheidsraad 2002, p. 78. 83 Gezondheidsraad 2002, p. 78. 84 Gezondheidsraad 2002, p. 78, Winderickx 1987, Mönks en Knoers 1999, Cole en Cole 2001. 85 Gezondheidsraad 2002, p. 78. 86 Gezondheidsraad 2002, p. 78. 79 20 inziens is dit een goede maatstaf, nu deze er toe leidt dat er niet gesproken mag worden van verantwoord ouderschap als er op één van de vier deelgebieden tekort geschoten wordt. Dit betekent dan ook dat deze standaard niet per se leidt tot goed ouderschap, maar wel tot verantwoord ouderschap, omdat het ouderschap moet voldoen aan de minimumeisen van de vier eerder genoemde deelgebieden.87 Bij een beoordeling kijkt men naar de ouders gezamenlijk en hun sociale omgeving en eventueel vaste professionele hulpverleners die betrokken zijn bij de opvoeding van het kind.88 Zoals misschien is opgevallen, is de maatstaf negatief geformuleerd: ouderschap is alleen onwenselijk wanneer er een grote kans bestaat dat het kind ten gevolge van tekortschietende opvoedingsvaardigheden ernstige schade zal ondervinden. Dit klinkt als het onschuldigheidsbeginsel. Ieder is onschuldig tot het tegendeel bewezen is. Eenieder is in staat de ouderschapsrol te vervullen, tot het tegendeel blijkt.89 Ook de wet verwacht bepaalde dingen van ouders. Op grond van artikel 1:245 lid 4 BW moeten ouders met gezag het bewind over het vermogen van de minderjarige voeren en vertegenwoordigen zij het kind in burgerlijke handelingen, zowel in als buiten rechte. Daarnaast wordt er van de ouders verwacht dat zij de opvoeding en verzorging van de minderjarige op zich nemen. Als men kijkt naar artikel 1:247 lid 1 BW, blijkt deze verplichting nogmaals. In lid 2 van datzelfde artikel wordt deze verplichting uitgelegd, namelijk: “Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. In de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe.” Mijns inziens is de verplichting tot verzorging van het kind ook van toepassing op het ongeboren kind, want dit is in het belang van het ongeboren kind. Het ongeboren kind wordt tenslotte als geboren aangemerkt indien zijn belang dit vordert ex artikel 1:2 BW. Prenatale kindermishandeling brengt schade toe, terwijl de ouders verantwoordelijk zijn voor het lichamelijke welzijn en de veiligheid van het kind. Daarnaast mogen zij geen geestelijk of lichamelijk geweld toepassen. Dit wordt ook wel het civielrechtelijke verbod op kindermishandeling genoemd. Wat mij betreft is dit ook van toepassing op ongeboren kinderen. Zoals ik hiervoor al aangaf geeft de wet geeft hier ruimte voor in artikel 1:2 BW. Nu bekend is wat er wordt verstaan onder verantwoord ouderschap en wat de wet van ouders verwacht, rest de vraag wat er wordt verstaan onder onverantwoord ouderschap. Volgens de Raad voor de Kinderbescherming is er sprake van onverantwoord ouderschap, indien de ouders op bepaalde punten tekortschieten. De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) noemt de volgende punten: basale lichamelijke verzorging, primaire ontwikkelingsstimulatie, affectieve zorg en pedagogische opvoeding.90 De vraag is dan of bij een zwangere vrouw al gesproken kan worden van ouderschap. Men kan naar mijn mening wel aan de hand van het gedrag van de moeder tijdens de zwangerschap voorspellen hoe haar gedrag na de zwangerschap zal zijn. Wat betreft ouders die al eerder kinderen gekregen hebben, kan men kijken naar hun opvoedkunde bij de eerder geboren kinderen en aan de hand daarvan beoordelen of zij ertoe in staat zijn om nog een kind op te voeden. De enige manier om te beoordelen of er eerder problemen zijn geweest in de opvoeding, is het in de gaten houden van gezinnen die bekend zijn bij de Raad voor de Kinderbescherming. In mijn ogen kan er pas sprake van onverantwoord ouderschap zijn, zodra er een kind geboren is. Ook in een 87 Gezondheidsraad 2002, p. 79. Gezondheidsraad 2002, p. 79. 89 Gezondheidsraad 2002, p. 79. 90 Goderie 2005, p. 44. 88 21 initiatiefnota van Van Dijken aan de Tweede Kamer wordt uitgelegd wat er onder onverantwoord ouderschap wordt verstaan91: “Ouders waarvan eerder is gebleken dat zij niet in staat zijn kinderen op te voeden en waarvan – gebaseerd op eerdere ervaringen met die ouders – het ook niet aannemelijk is dat zij dat in de nabije toekomst wel zouden kunnen. (…) Het gaat daarbij om ernstig falen in de zin van dat een nieuw kind slachtoffer dreigt te worden en er voor een reeds bestaand eerder uithuisgeplaatst kind geen kans bestaat dat het terug kan keren naar het gezin. (…) Van onverantwoord ouderschap is in ieder geval sprake als door toedoen van ouders een kind uit huis moet worden geplaatst. Ook het ontzetten uit of verliezen van het ouderlijk gezag kan een teken van onverantwoord ouderschap zijn. ” Dit geeft te kennen dat het ernstige situaties betreft. Voorbeelden van onverantwoord ouderschap zijn de zaak Savannah en de zaak Rowena.92 In de zaak van Savannah gaat het om een driejarig meisje dat stelselmatig is mishandeld door haar ouders. Het kind kreeg niet genoeg te eten en had daardoor een verkoudheid ontwikkeld. Haar ouders stopten regelmatig een natte washand in haar mond en zetten deze dan vast door middel van een verband of zwachtel. De rechtbank heeft overwogen dat de ondervoeding op den duur tot Savannah’s dood had kunnen lijden eveneens als de lage bloedsuiker. De natte washand in de mond van Savannah leverde iedere keer een direct gevaar voor haar leven op. Savannah is uiteindelijk overleden ten gevolge van de mishandelingen door haar ouders.93 In de zaak van Rowena, ook wel bekend als het meisje van Nulde, werden de kinderen in het gezin regelmatig gestraft door de ouders door middel van slagen en stoten. Uiteindelijk heeft het lichaam van Rowena dit niet meer aangekund en is zij door de stoten overleden. De ouders hebben verzuimd te reanimeren of een ambulance te bellen. Zij hebben vervolgens geprobeerd de door hun veroorzaakte dood te verbergen door het lijk van het meisje in stukken te delen en over verschillende plekken in Nederland te verspreiden. De zaken Savannah en Rowena zijn extreme gevallen van onverantwoord ouderschap, nu dit werkelijk heeft geleid tot de dood van de kinderen door het gedrag van de ouders. Men kan zich afvragen of er sprake kan zijn van onverantwoord ouderschap, zolang er nog geen kind geboren is, maar uit de initiatiefnota van Van Dijken komt naar voren dat dit wel het geval is. Zo wordt als voorbeeld van onverantwoord ouderschap genoemd een vrouw die 34 weken zwanger is, harddrugs gebruikt en dealt, maar zichzelf ook prostitueert. De vrouw weigert zorg voor wat betreft haar zwangerschap, maar ook ten aanzien van haar verslaving.94 Een ander voorbeeld is de situatie waarin de moeder geen enkele hulp meer aanneemt. Ze heeft niet alleen sociaal emotionele problemen, maar ook cognitieve beperkingen. Het ongeboren kind werd hier onder toezicht gesteld.95 In de initiatiefnota van Van Dijken zijn een aantal criteria voorgesteld om gevolgen te kunnen verbinden aan onverantwoord ouderschap. Ten eerste moet de rechter vaststellen dat er sprake is van onverantwoord ouderschap en dat het zo ernstig is dat hier consequenties aan moeten worden verbonden, zoals verplichte anticonceptie, uithuisplaatsing van het net geboren kind of een gedwongen opname van de moeder tijdens de zwangerschap. Ten tweede moet er een rechterlijke machtiging zijn op het moment dat gedwongen anticonceptie een feit wordt. Ten derde moeten de 91 Kamerstukken II 2009/10, 32 405, nr. 2, p. 3-8. Rb. ’s-Gravenhage 21 juni 2005, LJN AT7853 (Savannah), Rb. Zutphen 17 januari 2003 , LJN AF3006 (Rowena). 93 Rb. ’s-Gravenhage 21 juni 2005, LJN AT7853, rechtsoverweging 3.1 omtrent de doodsoorzaak. 94 Kamerstukken II 2009/10, 32 405, nr. 2, p. 4, Rb. Rotterdam 9 mei 2006, LJN AX2185. 95 Kamerstukken II 2009/10, 32 405, nr. 2, p. 4, Rb. Utrecht 10 april 2008, LJN BC9962. 92 22 betrokkenen zich ook kunnen verzetten tegen de opgelegde maatregel.96 Mijns inziens kan dit net als bij de kinderbeschermingsmaatregelen die nu gelden, ook door middel van het aantekenen van beroep bij de rechter. Naar mijn mening is het verstandig om het eerste criterium, waarbij de rechter moet vaststellen of er sprake is van onverantwoord ouderschap, nader uit te werken. Op die manier is het voor de rechter makkelijker vast te stellen of er sprake is van onverantwoord ouderschap. Dit criterium is goed te koppelen aan de omschrijving van verantwoord ouderschap van de Gezondheidsraad. Door de definities van verantwoord en onverantwoord ouderschap aan elkaar te verbinden, wordt het mijns inziens makkelijker te beoordelen wanneer er wel en wanneer er geen sprake is van onverantwoord ouderschap. Als het eenvoudiger is om te beoordelen of er sprake is van onverantwoord ouderschap, dan kan ook makkelijker beslist worden of er gevolgen moeten worden verbonden aan een gebeurtenis of reeks van gebeurtenissen. Als er op een van de vier deelgebieden (basale lichamelijke zorg, primaire ontwikkelingsstimulatie, affectieve zorg en pedagogische opvoeding) tekort wordt geschoten door de ouders en hun omgeving met schadelijke gevolgen voor het kind, dan voldoen zij niet aan de minimumeisen van verantwoord ouderschap en kan er wat mij betreft worden gesproken van onverantwoord ouderschap. Zodra er sprake is van onverantwoord ouderschap, kunnen daar consequenties aan worden verbonden. Het lijkt alsof de initiatiefnota een overkoepelende naam wil voor kindermishandeling, prenataal of niet. Dit lijkt zo, omdat uit de voorbeelden van de initiatiefnota blijkt dat alle soorten kindermishandeling (seksueel, mentaal, emotioneel, fysiek) van zowel het geboren als ongeboren kind onder onverantwoord ouderschap vallen . Wat mij betreft is dit een goed voorstel in die zin dat het duidelijker wordt welke schadelijke handelingen van de moeder wel en welke niet onder prenatale kindermishandeling vallen. §2.4 Verenigd Koninkrijk Uit onderzoek in Europa blijkt aan de ene kant dat veel vrouwen stoppen met drinken als zij bekend zijn met hun zwangerschap. Toch stopt een groot deel van hen niet, waarvan sommigen zelfs zoveel drinken dat dit schadelijk is voor het ongeboren kind. Het gaat hier om een percentage van 25% tot 50% dat toch blijft drinken, ondanks dat zij weten dat ze zwanger zijn.97 In de afgelopen vijf jaar zijn er in het Verenigd Koninkrijk meer dan 5.500 baby’s geboren met afkickverschijnselen.98 Dit komt erop neer dat er in dat land drie baby’s per dag verslaafd ter wereld komen. In het vorige hoofdstuk kwam de zaak Vo tegen Frankrijk al naar voren.99 In deze uitspraak heeft het EHRM geen verdere uitspraak gedaan over of het ongeboren kind nou wel of niet onder artikel 2 EVRM valt. Tot nu toe heeft het Verenigd Koninkrijk deze uitspraak aangegrepen om de lijn aan te houden dat het ongeboren kind geen rechten heeft. In dit licht is het dan ook logisch dat er in het Verenigd Koninkrijk niet zoiets bestaat als prenatale kindermishandeling. Echter, zodra het kind geboren is kan het meteen worden weggehaald bij de moeder als blijkt dat er direct gevaar is voor het kind ex artikel 44 Children Act 1989 (vergelijkbaar met de Nederlandse Wet op de jeugdzorg). Naast de eis dat er sprake moet zijn van direct gevaar voor het kind, moet er ook sprake zijn van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit. Het criterium van direct gevaar wordt aangehaald in een uitspraak door de High Court of Justice.100 In deze zaak heeft de vrouw een van haar eerder geboren kinderen mishandeld, wat volgens de rechters een direct gevaar voor het kind 96 Kamerstukken II 2009/10, 32 405, nr. 2, p. 8. Anderson en Baumberg 2006, p. 4. A. Williams, ‘Drug addict babies: Three born every day are already hooked on heroin and cocaine’, 2013, <http://www.dailymail.co.uk/news/article-2255976/Drug-addict-babies-Three-born-day-hooked-heroin-cocaine.html>. 99 EHRM 8 juli 2004, nr. 53924/00, (Vo/France). 100 Fam 4 maart 2009, EWHC 446 (Bury MBC v D). 97 98 23 dat geboren wordt oplevert. Dit past heel goed bij het Nederlandse begrip ‘onverantwoord ouderschap’, waar ook gekeken wordt naar het verleden van de ouders. Wat opmerkelijk is, is dat een dergelijke bevoegdheid om een pasgeboren kind bij de moeder weg te halen pas toegewezen kan worden na de geboorte van het kind aangezien het ongeboren kind in het Verenigd Koninkrijk geen rechten kent. De moeder in de hiervoor aangehaalde casus was op het moment van de uitspraak aan het bevallen. Ook uit de nationale jurisprudentie blijkt dat voor het ongeboren kind geen plek is in het recht van het Verenigd Koninkrijk.101 Hier ging het om een man die zijn vrouw wilde tegenhouden bij het beëindigen van de zwangerschap. De president van de rechtbank zei hierover het volgende in de uitspraak: "The foetus cannot in English law, in my view, have a right of its own at least until it is born and has a separate existence from its mother." Deze uitspraak is vervolgens in vele vonnissen herhaald.102 §2.5 Conclusie Dat drugs gevaarlijk zijn voor het ongeboren kind, mag duidelijk zijn. Bij drugsgebruik is er sprake van prenatale kindermishandeling, maar bij aspirines of bij medicijnen die zelfs door dokters worden voorgeschreven kan dit niet het geval zijn. De moeders zijn hier net zo goed slachtoffer. Andere schadelijke invloeden zijn overmatig alcoholgebruik tijdens de zwangerschap, roken, inname van cafeïne, ontwijken van zorg en aanwezigheid van psychiatrische aandoeningen. Bij overmatig alcoholgebruik is er sprake van prenatale kindermishandeling, maar bij roken en inname van cafeïne niet. Ontwijken van zorg kan prenatale kindermishandeling zijn, indien het ongeboren kind hierdoor ernstig gevaar loopt. Wanneer de moeder lijdt aan een psychiatrische aandoening valt dat op zichzelf niet onder prenatale kindermishandeling, maar de handelingen die voortvloeien uit deze aandoening kunnen naar mijn mening wel worden gerangschikt onder prenatale kindermishandeling. Men spreekt van verantwoord ouderschap indien de ouders en hun omgeving aan de vier deelgebieden (basale lichamelijke zorg, primaire ontwikkelingsstimulatie, affectieve zorg en pedagogische opvoeding) van opvoeding voldoen. Van onverantwoord ouderschap is sprake indien ouders niet in staat zijn kinderen op te voeden en waarvan – op basis van eerdere ervaringen met die ouders – het ook niet aannemelijk is dat zij dit een volgende keer wel zouden kunnen. Wanneer men deze twee begrippen zou koppelen, is het makkelijker om de vraag te beantwoorden of er sprake is van onverantwoord ouderschap. Wat mij betreft is hier sprake van als niet aan de minimumeisen van verantwoord ouderschap wordt voldaan. Als men kijkt naar andere landen in Europa, springt het Verenigd Koninkrijk in het oog. Hier hebben ongeboren kinderen totaal geen rechtspositie. Pas als het kind ter wereld komt, verkrijgt het rechten. De zaak Vo tegen Frankrijk heeft de mogelijkheid om ongeboren kinderen een rechtspositie te geven, opengelaten en de nationale jurisprudentie geeft ook te kennen dat het ongeboren kind geen rechten heeft. De bevoegdheid om een pasgeboren kind bij de moeder weg te halen, kan in het Verenigd Koninkrijk pas worden toegekend zodra het kind ook werkelijk geboren is. 101 QB 24 mei 1978, QB 276 (Paton v. Bpas). Fam 1 januari 1988, Fam 122, (Re F (in utero)), QB 18 maart 1992, QB 204, Attorney General’s Ref. (nr. 3 van 1994), AC 245l (Burton v Islington HA), EHRM 8 juli 2004, nr. 53924/00, (Vo/France). 102 24 Hoofdstuk 3 Prenatale kinderbeschermingsmaatregelen §3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt besproken welke mogelijkheden er zijn om een kind prenataal te beschermen en in welke gevallen deze maatregelen opgelegd kunnen worden. Daarnaast komt aan de orde wat er gebeurt met het tijdens de zwangerschap beschermde kind zodra het geboren wordt. Ten slotte wordt besproken welke maatregelen er aan de huidige mogelijkheden tot ingrijpen toegevoegd kunnen worden. §3.2 Prenatale ondertoezichtstelling Deze vorm van ondertoezichtstelling werd voor het eerst uitgesproken in 2004.103 De ondertoezichtstelling is een gezagsbeperkende maatregel die kan worden uitgesproken op grond van artikel 1:254 BW.104 In hoofdstuk 1 kwam al aan de orde dat het ongeboren kind ex artikel 1:2 BW als geboren kan worden aangemerkt indien zijn belang dit vordert. Daarom kan op grond van artikel 1:2 jo. 1:254 BW het ongeboren kind prenataal onder toezicht worden gesteld. Dit betekent dat indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen, de rechter het ongeboren kind onder toezicht kan stellen. In tegenstelling tot de hierna te bespreken maatregel, hoeft hier geen sprake te zijn van een psychiatrische stoornis bij de moeder. Zodra een prenatale ondertoezichtstelling wordt uitgesproken, wijst Bureau Jeugdzorg een gezinsvoogd aan die vervolgens de moeder en eventueel de partner begeleidt, toezicht houdt tijdens de zwangerschap, onderzoek doet naar de opvoedsituatie en de belangen van het ongeboren kind voorop zet.105 Uit dit onderzoek zal blijken of er na de geboorte van het kind nog sprake moet zijn van een ondertoezichtstelling of misschien zelfs een uithuisplaatsing.106 Een dergelijke ondertoezichtstelling kan echter pas worden uitgesproken indien de zwangerschap minimaal 24 weken is gevorderd, omdat dit de levensvatbaarheidsgrens is. Zolang de foetus nog niet levensvatbaar is volgens de juridische levensvatbaarheidsgrens, zal de rechter geen ondertoezichtstelling uitspreken.107 Een voorbeeld van een situatie waarin een prenatale ondertoezichtstelling kan worden uitgesproken, is een moeder met een drugsverslaving en persoonlijkheidsproblematiek.108 Wat er gebeurt na de geboorte van het kind dat tijdens de zwangerschap onder toezicht stond, is de volgende vraag. In geval van een positief verloop van de maatregel, leidt dit tot afname van het aantal zorgpunten, zodat uiteindelijk de ondertoezichtstelling kan worden opgeheven.109 Indien er geen grond meer is, en het kind dus niet langer wordt bedreigd in zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid, moet de ondertoezichtstelling worden opgeheven.110 Het kan ook zijn dat zich tijdens de maatregel nieuwe feiten en omstandigheden voordoen, die de bedreiging voor het kind juist vergroten.111 Men kan hierbij denken aan een zwangere vrouw die een nieuwe partner 103 Rb. Utrecht 3 juni 2004, LJN AQ9858. Vlaardingerbroek 2009, p. 322 e.v. 105 Adviesbureau Van Montfoort 2008, p. 18, MOgroep Jeugdzorg 2009-2013, p. 28 e.v. en p. 69 e.v. 106 Adviesbureau Van Montfoort 2008, p. 53 e.v., MOgroep Jeugdzorg 2009-2013, p. 44 en p. 72 e.v. 107 Romer 2008, Rb. Dordrecht 7 februari, LJN BV6246. 108 Rb. Maastricht 13 april 2012, LJN BW5222. 109 Adviesbureau Van Montfoort 2008, p. 75, MOgroep Jeugdzorg 2009-2013, p. 73. 110 Adviesbureau Van Montfoort 2008, p. 48, MOgroep Jeugdzorg 2009-2013, p. 73. 111 Adviesbureau Van Montfoort 2008, p. 48, MOgroep Jeugdzorg 2009-2013, p. 73. 104 25 heeft die gewelddadig gedrag vertoont, waarbij de vrees bestaat dat hij dit gewelddadige gedrag tegen de zwangere vrouw zal richten. Indien dit zich voordoet, is dit een reden om de ondertoezichtstelling voort te zetten.112 Hier vraagt Bureau Jeugdzorg een verlenging van de maatregel aan bij de rechter.113 Om een kind uit huis te plaatsen, is een machtiging tot uithuisplaatsing van de rechter nodig.114 Een prenatale ondertoezichtstelling is naar mijn mening een goede maatregel, omdat in sommige gevallen een klein duwtje in de rug alles is wat nodig is en daar is de ondertoezichtstelling geschikt voor. Een voorbeeld daarvan is een zwangere vrouw die niet goed voor zichzelf zorgt, maar met wat hulp leert hoe ze zichzelf moet verzorgen. Dat neemt niet weg dat er hier en daar wel wat verbeterd moet worden. Mijns inziens moet er eerder ingegrepen kunnen worden, dat wil zeggen voor de huidige levensvatbaarheidsgrens van 24 weken is bereikt, omdat juist in de eerste stadia van de zwangerschap al veel schade aangericht kan worden. De huidige levensvatbaarheidsgrens is daarnaast in mijn ogen sterk verouderd. In 2011 werd er een baby geboren na een zwangerschap van 21 weken en vijf dagen, dit is een nieuw record.115 Dit kind leeft nog, dankzij medisch ingrijpen, terwijl dit volgens de Nederlandse levensvatbaarheidsgrens van 24 weken niet mogelijk is vanwege onderontwikkelde longen en hersenen. Hieruit blijkt dat de levensvatbaarheidsgrens naar beneden moet worden bijgesteld, bijvoorbeeld naar negentien weken met het oog op verdere medische vooruitgang betreffende het in leven houden van prematuur geboren kinderen. Daarnaast moeten de medische vorderingen op dit gebied op de voet gevolgd worden, zodat de grens actueel blijft. Eerder bleek al dat kinderen ook in leven gehouden kunnen worden indien zij na 23 weken worden geboren, maar ook toen is de levensvatbaarheidsgrens niet aangepast.116 Ook moet er meer nadruk worden gelegd op de zorgplicht van de moeder ten opzichte van het kind, dan op de lichamelijke integriteit van de moeder, omdat de moeder op grond van artikel 1:245 lid 4 jo. 1:247 lid 1 BW verplicht is goed voor haar kind te zorgen. Ik verwijs voor een verdere uitwerking van deze verplichting naar het eerste hoofdstuk. Indien zij dit niet doet, kan het een zaak van leven (met een ernstige handicap) of dood worden. In dat geval weegt het leven van het ongeboren kind, dat afhankelijk is van de zorgplicht van de moeder, in mijn ogen zwaarder dan de lichamelijke integriteit van de moeder, omdat het kind voor het leven getekend kan worden door prenatale kindermishandeling, terwijl de moeder slechts voor bepaalde tijd hulp krijgt opgelegd. Er kan zoveel schade berokkend worden aan het nog ongeboren kind voordat de levensvatbaarheidsgrens bereikt is, dat er in ernstige gevallen eerder ingegrepen moet kunnen worden. Een voorbeeld van een ernstig geval zou kunnen zijn een vrouw die alcoholiste is en daardoor zichzelf en daarmee haar kind totaal verwaarloost. In zo’n geval moet er eerder ingegrepen kunnen worden, omdat deze omstandigheden de ontwikkeling van het ongeboren kind in de war schoppen en zelfs tot zijn dood kunnen leiden. Hier moet het kind tegen beschermd worden. Daarnaast moet er in de gevallen waarin de gezinsvoogd ziet dat er geen sociaal vangnet is en de sociaal-economische situatie slecht is, meer hulp worden geboden. Zelf denk ik bijvoorbeeld aan hulpgroepen en het opstarten een soort buddysysteem waarbij vrouwen die soortgelijke problematiek hebben, maar daar succesvol uit zijn gekomen, gekoppeld worden aan de vrouwen die net in aanraking komen met een prenatale ondertoezichtstelling. Zo zien ze wellicht dat er een toekomst mogelijk is waarin alles anders en misschien zelfs beter is. Bovendien kan er zo een sociaal vangnet opgebouwd worden. Een dergelijk buddysysteem bestaat nog niet. Ook al komt de ‘herstelde’ verslaafde met een momenteel verslaafde in aanraking, hoeft er in mijn ogen niet gevreesd te worden dat de ‘herstelde’ verslaafde in de verleiding zou raken om weer drugs of alcohol te gaan gebruiken. Er zullen altijd verleidingen zijn in het leven van een ‘herstelde’ verslaafde. Tot de verslaafde daarmee om kan gaan, kan naar 112 Adviesbureau Van Montfoort 2008, p. 48, MOgroep Jeugdzorg 2009-2013, p. 72. Op grond van artikel 1:256 lid 2 BW. Op grond van artikel 1:261 lid 1 BW, Adviesbureau Van Montfoort 2008, p. 51, MOgroep Jeugdzorg 2009-2013, p. 76. 115 Redactie Algemeen Dagblad, ‘Duitse baby overleeft geboorte na 21 weken’, 23 april 2011, <http://www.ad.nl/ad/nl/1014/Bizar/article/detail/2426358/2011/04/23/Duitse-baby-overleeft-geboorte-na-21-weken.dhtml>. 116 Verloove-Vanhorick 2001, p. 1060. 113 114 26 mijn mening niet gesproken worden van een ‘herstelde’ verslaafde en zolang er geen sprake is van een ‘herstelde’ verslaafde lijkt het mij onmogelijk om een ander te begeleiden. Of er sprake is van een ‘herstelde’ verslaafde moet naar mijn mening beoordeeld worden door een verslavingsdeskundige die intensief contact met de desbetreffende verslaafde heeft gehouden gedurende het verslavingsproces. Deze deskundige beoordeelt of de verslaafde ‘hersteld’ is aan de hand van de criteria die hiervoor gelden. Er kan juist steun gevonden worden in het feit dat de ‘herstelde’ verslaafde iemand kan helpen en dat de momenteel verslaafde een hand toegereikt krijgt. Denk aan ‘Anonieme Alcoholisten’, waar een groep alcoholverslaafden samen komt die allemaal in een verschillend stadium van het verslavings- en afkickproces verkeren. Dit Amerikaanse programma is zelfs begonnen door twee mannen, waarvan één al nuchter was en daardoor de ander inspireerde om ook nuchter te worden.117 §3.3 Gedwongen opname Hiervoor is de prenatale ondertoezichtstelling besproken, maar er is nog een andere maatregel die opgelegd kan worden om het ongeboren kind te beschermen. Deze maatregel is de gedwongen opname. Hierbij kan de moeder, indien zij lijdt aan een psychiatrische stoornis, tegen haar wil worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Op grond van artikel 1 jo. 2 Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen kan de rechter op verzoek van de officier van justitie een voorlopige machtiging tot gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis verlenen, indien een stoornis van de geestvermogens van de moeder een gevaar voor zichzelf of een ander veroorzaakt.118 Het ongeboren kind dat de levensvatbaarheidsgrens heeft bereikt, is door de rechtbank van Amsterdam ook als ‘ander’ aangewezen.119 In deze uitspraak gaat het om een zwangere vrouw met een cocaïneverslaving. De vrouw is opgenomen in een kliniek en sinds haar opname heeft zij geen cocaïne meer gebruikt. Daarnaast heeft zij pas in week 29 van de zwangerschap een verloskundige bezocht. Ook heeft de vrouw een borderline persoonlijkheidsstoornis, waardoor zij erg impulsief is. Volgens de artsen is het aannemelijk dat de bloedvaten van de placenta beschadigd zullen zijn als gevolg van het cocaïnegebruik van de moeder. Eerder is een kind van de vrouw dood geboren, omdat er schade aan de bloedvaten van de placenta was als gevolg van cocaïnegebruik. De geboorte moet volgens de artsen eerder worden opgewekt, omdat het kind zeker met ontwenningsverschijnselen ter wereld zal komen. De rechter heeft hier besloten dat een voorlopige machtiging op zijn plaats is, nu er sprake is van gevaar voor een ander.120 In een ander geval ging het om een 16 weken zwangere vrouw die cocaïne gebruikte en leed aan een psychose. Zij heeft eenmaal tijdens haar zwangerschap cocaïne gebruikt, maar daarna niet meer. Echter, de artsen geven aan dat indien er sprake zou zijn van een terugval, het ongeboren kind dit waarschijnlijk niet zou overleven. Nu de moeder zelf onvoldoende bereid is om in een psychiatrisch ziekenhuis te verblijven, wordt er een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van de betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van drie weken opgelegd.121 Er kan op basis van de voorlopige machtiging, die door de rechter kan worden verleend op verzoek van de officier van justitie, worden ingegrepen voor de duur van zes maanden.122 De zwangere vrouw wordt met haar ongeboren kind in bescherming genomen en aan de moeder wordt gedwongen hulp verleend in een psychiatrisch ziekenhuis.123 Er is wel vereist dat er sprake is van een geestelijke 117 Arkowitz 2011, p. 1555-2284. Enkelaar en Van der Does 2009, nr. 3. 119 Rb. Amsterdam 1 oktober 2007, LJN 7236. 120 Rb. Amsterdam 1 oktober 2007, LJN 7236, Enkelaar en Van der Does 2009, p. 4-9. 121 Rb. Amsterdam 14 februari 2011, LJN 7232. 122 Artikel 1 jo. 2 Wet Bopz, Enkelaar en Van der Does 2009, p. 4-9. 123 Enkelaar en Van der Does 2009, p. 4-9. 118 27 stoornis bij de moeder en van gevaar tot een maatschappelijke ‘teloorgang’ voor haar en haar ongeboren kind. Er moet ook gekeken worden of er geen alternatief is voor een adequate opvang buiten het psychiatrische ziekenhuis, zoals een regionale instelling voor beschermd wonen (RIBW).124 In een dergelijke RIBW wonen kleine groepen patiënten samen en krijgen ondersteuning en begeleiding. Een ander alternatief is de psychiatrische deeltijdbehandeling, waar patiënten niet overnachten in de desbetreffende voorziening, maar de voorziening is wel verbonden aan een psychiatrisch ziekenhuis.125 Daarnaast moet vaststaan dat de moeder niet bereid is tot medewerking aan de vereiste medische zorg.126 Een verslaving kan aangemerkt worden als een stoornis als deze de betrokkene in zijn greep heeft en deze persoon daarvan min of meer willoos werktuig is geworden, dit blijkt uit de wetsgeschiedenis.127 De vraag rijst wat er gebeurt met het kind zodra dit geboren wordt. Mijns inziens hangt dit, net als bij de prenatale ondertoezichtstelling, af van hoe het met de moeder en haar kind gaat naar mate het einde van de maatregel nadert. Echter, als de problematiek in deze gevallen van omvangrijke aard is, lijkt mij de kans op snel herstel van de situatie kleiner dan in de gevallen waarin de problematiek van minder grote omvang is. Is de moeder onvoldoende hersteld om goed te kunnen zorgen voor haar kind, dan zal waarschijnlijk een ondertoezichtstelling worden verzocht door de Raad voor de Kinderbescherming en uitgesproken door de kinderrechter, misschien zelfs een uithuisplaatsing. Dit alles is natuurlijk ook afhankelijk van het feit of er een niet verslaafde, verantwoordelijke partner in beeld is die gezag over het kind heeft. Is dit het geval, dan kan het kind wellicht bij hem blijven. Dit is natuurlijk afhankelijk van het oordeel van de Raad voor de Kinderbescherming en de rechter, nu de Raad een dergelijke maatregel aanvraagt en de rechter hierover beslist. In geval van verlof of voorwaardelijk ontslag uit het psychiatrisch ziekenhuis, kunnen er voorwaarden worden opgelegd die betrekking hebben op nazorg. Bij verlof kunnen voorwaarden worden opgelegd ex artikel 45 lid 3 Wet Bopz, bij ontslag op grond van artikel 47 van diezelfde wet. Zo geeft artikel 45 lid 4 Wet Bopz aan, dat de (voormalig) patiënt kan worden opgelegd dat hij zich onder toezicht stelt van een instelling of natuurlijke persoon, die hem bij de naleving van de andere voorwaarden hulp en steun verleent. Verder kan, in geval van ontslag, de betrokkene zich vrijwillig langer laten opnemen in het psychiatrisch ziekenhuis op grond van artikel 48 lid 1 Wet Bopz. In de praktijk blijkt echter dat nazorg geen vanzelfsprekendheid is.128 Juist voor deze groep patiënten lijkt nazorg mij noodzakelijk, omdat er sprake moet zijn van hevige problematiek om voor deze maatregel in aanmerking te komen. Buiten de muren van het psychiatrische ziekenhuis blijkt pas werkelijk of er sprake is van een herstel. Om dit proces te begeleiden, lijkt nazorg in de omgeving van de (voormalig) patiënt mij van groot belang. Mij lijkt deze zware maatregel gerechtvaardigd in zeer ernstige gevallen, zoals in de hiervoor uitgewerkte rechtszaak. In mijn ogen is dit dan ook een effectieve methode in dit soort gevallen, omdat de vrouwen tijdens hun zwangerschap 24 uur per dag, zeven dagen per week worden bijgestaan met professionele hulp. Zo kan het belang van het kind voorop worden gezet, maar ook de moeder kan zo goed worden geholpen. Wat mij betreft mag er eerder ingegrepen worden in deze gevallen, als deze eerder aan het licht komen. Ik zal hier later in dit hoofdstuk op terugkomen. Het feit dat het ongeboren kind al zoveel cocaïne in zijn systeem heeft dat deze verslaafd ter wereld zal komen, is wat mij betreft een teken dat er te lang is gewacht met ingrijpen. Daarnaast is het naar mijn mening een tekortkoming dat er slechts twee prenatale kinderbeschermingsmaatregelen zijn, waar de één toezicht houdt en daardoor vrij weinig ingrijpend is in vergelijking met een onvrijwillige plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis. Hier is wat mij betreft sprake van een leemte. Ik zal later 124 Vandereycken 2011, p. 9. Vandereycken 2011, p. 9. 126 Enkelaar en Van der Does 2009, p. 4-9. 127 Rb. Amsterdam 21 februari 2006, nr. 64 126, Dijkers en Widdershoven 2006, Kamerstukken II 1979/80, 11 270. 128 Stobbe 2009, p. 801-802. 125 28 terugkomen op hoe deze leemte naar mijn mening opgevuld moet worden. Daar komt nog bij dat deze laatste maatregel alleen mogelijk is, indien de moeder lijdt aan een psychiatrische stoornis. Voor de rest van de ‘minder’ verslaafde, zorgontwijkende of anderszins onverantwoordelijke zwangere vrouwen is dit dus geen optie. Ook de nazorg baart mij zorgen, of eerder, het gebrek aan nazorg. Het lijkt mij verstandig na deze intensieve behandeling langzaam af te bouwen, juist nadat de patiënt het psychiatrische ziekenhuis verlaat, omdat de patiënt anders van de een op andere dag geen hulp meer krijgt waar hij eerder 24 uur per dag zeven dagen per week professionals tot zijn beschikking had. §3.4 Aanvullende en preventieve maatregelen Naar mijn mening zijn de prenatale kinderbeschermingsmaatregelen die er op dit moment zijn; de prenatale ondertoezichtstelling en de gedwongen opname, goede maatregelen. Het zijn goede maatregelen omdat ze in bepaalde gevallen geschikt zijn. Zoals in het geval waarin een zwangere moeder niet goed voor zichzelf zorgt, maar met wat hulp weet hoe zij voor zichzelf en daarmee voor het ongeboren kind kan zorgen, is de prenatale ondertoezichtstelling een goede oplossing. Een klein duwtje in de goede richting is in zo’n geval in mijn ogen voldoende. Een gedwongen opname is erg geschikt in het geval dat de zwangere vrouw een psychiatrische stoornis heeft, omdat de vrouw dan 24 uur per dag zeven dagen per week de juiste hulp krijgt voor haar probleem en het belang van het kind voorop wordt gesteld. Dit betekent niet dat de maatregelen geen verbetering behoeven, zoals net al is besproken. Hiervoor merkte ik al op dat twee maatregelen die prenataal opgelegd kunnen worden wat mij betreft te beperkt is. Dit zijn twee uitersten en ik zou daar graag wat extra mogelijkheden tussen zien. Daarnaast zijn er ook situaties denkbaar waarin deze prenatale beschermingsmaatregelen niet toereikend zijn, zoals de zorgontwijkende en de ‘minder’ verslaafde moeder. In deze gevallen is de prenatale ondertoezichtstelling naar mijn mening niet altijd voldoende, omdat er meer begeleiding nodig is en misschien zelfs een wat meer ingrijpende maatregel. Het gaat hier tenslotte om een zwangere vrouw en dan hoort het belang van het ongeboren kind vooropgesteld te worden. Graag zou ik de nazorg na de gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis verbeterd zien. Hieronder zal dan ook besproken worden welke, door mijzelf bedachte, maatregelen eventueel zouden kunnen worden toegevoegd aan het bestaande pakket maatregelen, daartoe worden ook preventieve maatregelen besproken. §3.4.1 Beschermingsmaatregelen Allereerst lijkt het mij van belang om de nazorg na gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis in de wet vast te leggen. Er moet uitgezocht worden hoe de overgang van 24 uur per dag zeven dagen per week zorg naar geen zorg, verzacht kan worden. Ook lijkt het mij een goed idee om een aantal maatregelen toe te voegen, zodat de ernstigere gevallen beter begeleid kunnen worden en er dieper kan worden ingegrepen dan bij een ondertoezichtstelling. Ik denk dat het mogelijk maken van een prenatale uithuisplaatsing van het ongeboren kind door middel van het uithuisplaatsen van de zwangere vrouw een stap in de goede richting is. Deze maatregel kan ingezet worden in het geval een zwangere vrouw verslaafd is en ondertoezichtstelling niet voldoende is. Zij zou dan in een afkickkliniek die is gespecialiseerd in zwangere vrouwen kunnen afkicken. Daarnaast kan ze daar opvoedcursussen volgen, om de kans te vergroten dat het kind bij haar mag blijven na de geboorte. Het gaat hier bijvoorbeeld om plaatsing op de zorgboerderij PLUS. Er wordt op dit moment al gewerkt met zo’n 1000 zorgboerderijen voor bijvoorbeeld gehandicapten en demente ouderen.129 Er wordt aan deze groepen vooral dagbesteding geboden, maar een aantal zorgboerderijen biedt een intensievere vorm van zorg en ondersteuning, zoals woonvoorzieningen.130 Mijn idee is ingrijpender in het privéleven van de vrouwen, omdat zij 129 130 Roest 2010, p. 7. Roest 2010, p. 7. 29 extra zorg en toezicht nodig hebben. Vandaar de naam zorgboerderij PLUS. Het gaat om een grote boerderij, waar een aantal zwangere vrouwen in terecht kunnen, maar ook een maatschappelijk werker, pedagoog, verslavingsdeskundige, verloskundige, etcetera. Op deze boerderij zijn dieren te vinden en een moestuin. De vrouwen worden hier 24 uur per dag zeven dagen per week ondersteund door professionals. De vrouwen koken gezamenlijk, verzorgen de dieren, mesten de stal uit (indien mogelijk), volgen zwangerschapsgymnastiek, opvoed-, kook- en hobbycursussen en krijgen de therapie die nodig is. ’s Avonds is er tijd om gezamenlijk spelletjes te doen of een film te kijken. Iedereen heeft een eigen ruimte om zich terug te trekken. Deze bezigheden zullen het verblijf aangenamer maken, waardoor de kans op succes groter is. Dit is wat mij betreft ook van belang om de zwangerschap zo goed en gezond mogelijk te laten verlopen. Er is bijvoorbeeld geen mogelijkheid om mensen te ontvangen zonder toezicht op de boerderij, vanwege het risico dat er drugsdealers over de vloer komen en de vrouwen in hun oude gewoonten vervallen. Deze vorm van uithuisplaatsing is vooral geschikt voor vrouwen zonder baan, omdat zij anders hun baan zouden kunnen verliezen. Uiteraard moet er onderzoek gedaan worden om te kijken of deze maatregel werkelijkheid kan worden. Daarnaast is het van belang om de prenatale ondertoezichtstelling aan te vullen, omdat deze naar mijn mening in sommige gevallen te beperkt is. Dit is bijvoorbeeld het geval als het gaat om een lichtverslaafde, werkloze moeder. Deze kan niet gedwongen worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, maar een prenatale ondertoezichtstelling in de huidige vorm is in mijn ogen niet altijd voldoende. Zo kwam ik op de mogelijkheid van een nieuwe maatregel: de gezinsondertoezichtstelling. Nu wordt er de nadruk op gelegd dat het onmogelijk is om meerderjarigen onder toezicht te stelen, maar ik ben van mening dat in sommige gevallen ook de ouders onder toezicht moeten staan als dit in het belang is van het (ongeboren) kind. Deze staat zelf ook onder toezicht in geval van een gezinsondertoezichtstelling. Uiteindelijk draait het er natuurlijk om dat het kind op een zo gezond mogelijke wijze ter wereld komt en de maatregel is er dan ook op gericht om het belang van het (ongeboren) kind te behartigen. In mijn ogen is het in het belang van het kind om het gezin zoveel mogelijk bij elkaar te houden, omdat een kind vaak op de beste plek is bij zijn eigen moeder. Uiteraard zijn er een aantal uitzonderingen op deze regel, zoals seksueel misbruik. Indien de Raad denkt dat er echter sprake kan zijn van een gezonde gezinssituatie indien er hulp geboden wordt, heeft dit mijn voorkeur. Op dit moment werkt Bureau Jeugdzorg al met casemanagers die het hele zorgsysteem om een gezin overzien, die zou ik hier ook toepassen.131 Een casemanager is als het ware een spin in het web, hij of zij weet precies waar alle hulp gevonden kan worden.132 Er kan uiteraard niet van de casemanager verwacht worden dat hij de ouders met alles zelfstandig kan helpen. Zo worden de ouders geholpen met eventuele schulden en als het nodig is wordt geholpen met het zoeken naar een baan. Ook kan er worden verwezen naar verslavingszorg, psychiatrische hulp voor ouder en kind, maar ook huishoudelijke hulp indien nodig. Voorop staat natuurlijk nog steeds het belang van het kind, maar het belang van het kind is er ook mee gediend dat de situatie van de ouders verbeterd wordt. Ik zou slechts drie of vier gezinnen aan één casemanager toewijzen, zodat deze meerdere keren per week intensief aandacht aan het gehele gezin kan besteden. Deze maatregel is zeer geschikt voor vrouwen met een baan, omdat zij gewoon naar haar werk kan blijven gaan. Ik denk dan ook dat het belangrijk is om deze optie verder uit te laten zoeken. §3.4.2 Preventieve maatregelen Ik vind het van belang dat er een opvoedcursus komt voor iedere nieuwe ouder. Door een dergelijke cursus worden ouders als het ware opgeleid tot ouders die weten wat het kind nodig heeft en hoe alles moet. Het is van belang dat iedere ouder een bepaalde basiskennis heeft om een kind te bieden wat het nodig heeft, zoals voeding en hygiëne. Indien er vervolgens in de verzorging van het eerste 131 132 Menger 2001, p. 9. Menger 2001, p. 9. 30 kind geen problemen zijn, hoeft er bij een tweede zwangerschap niet hetzelfde traject doorlopen te worden. Zijn er wel problemen, dan is het een idee om een wat intensievere vorm van een opvoedcursus op te leggen, bijvoorbeeld een pedagogische training. Zo’n geval doet zich bijvoorbeeld voor, indien een vrouw vergeet haar kind te voeden of te verschonen. Dit zou resulteren in bezoeken aan de dokter vanwege ondervoeding, die vervolgens een melding moet doen bij de Raad voor de Kinderbescherming. Deze kan dan naar de rechter stappen om te zorgen dat de ouder(s) een pedagogische training opgelegd krijgt. Als iedereen van een toekomstige moeder en haar partner verwacht dat zij tijdens de zwangerschap een cursus volgen, ontstaat er een soort maatschappelijke druk. Die druk zal in de meeste gevallen voldoende zijn. In Zweden heeft de overheid vanaf begin jaren ’70 tot begin jaren ’90 een grote campagne ingezet om een cultuuromslag te bewerkstelligen.133 Door de brede inzet leidde deze campagne, naast de cultuuromslag met betrekking tot het slaan van kinderen, tot het vanzelfsprekend worden van het volgen van opvoedcursussen.134 Dit systeem dient als voorbeeld in mijn plan. De opvoedcursus is in Zweden verder niet wettelijk verplicht, het steunt op het vanzelfsprekend worden van de opvoedcursus door de campagne. Ik zie het dan ook voor me dat SIRE een campagne zou starten, waarin de veelgehoorde argumenten uit de maatschappij worden genoemd en deze worden verwerkt tot een slogan, zoals: ‘Je hebt een rijbewijs nodig om in een auto te mogen rijden, je hebt een diploma nodig om bepaalde beroepen uit te mogen voeren, je hebt een zwemdiploma nodig om te bewijzen dat je kan zwemmen. Alles moet je leren. Ook je verantwoordelijkheden als ouder.’ Echter, er zou onderzoek gedaan moeten worden naar de mogelijkheid om de opvoedcursus als verplicht vast te leggen in de Nederlandse wet, zodat er ingegrepen kan worden in die zin dat er een intensievere opvoedcursus opgelegd kan worden indien er problemen naar voren komen bij de opvoeding en verzorging van het eerste kind. Ik denk aan een certificaat dat de ouders die aangifte gaan doen moeten aangeven bij de ambtenaar van de burgerlijke stand waarop staat dat zij de opvoedcursus met goed resultaat hebben afgerond. Indien zij dit certificaat niet kunnen overleggen wordt er een boete opgelegd en wordt er alsnog verwacht dat zij een cursus volgen. Dit zal in de gaten worden gehouden door de RvdK. Is dit nog niet afdoende om de ouders een opvoedcursus te laten volgen moet er gekeken worden of deze bij de rechter kan worden afgedwongen. Dit kan alleen als dit in de wet wordt vastgelegd, dus er moet verder onderzoek gedaan worden naar het verplicht stellen van een dergelijke opvoedcursus. Men kan ook kijken naar het verleden van de ouders: zijn eerdere zwangerschappen goed verlopen? Dit brengt mij op het initiatiefvoorstel van Van Dijken.135 Kamerlid Van Dijken heeft de ‘tijdelijk niet opnieuw ouder maatregel’ voorgesteld als aanvullende maatregel op de huidige (prenatale) kinderbeschermingsmaatregelen. Dit zou in eerste instantie op vrijwillige basis moeten plaatsvinden. Het voorstel komt erop neer dat indien uit voorgaande ervaringen is gebleken dat de ouders ongeschikt zijn om kinderen op te voeden, omdat alle kinderen bijvoorbeeld uit huis zijn geplaatst of aan ouders al eerder het gezag is ontnomen, dat een rechter in sommige gevallen kan beslissen om een ‘tijdelijk niet opnieuw ouder maatregel’ op te leggen. De rechterlijke uitspraak dat iemand tijdelijk geen kinderen meer mag krijgen, moet volgens Van Dijken ook inhouden dat in geval er onverhoopt toch nieuwe zwangerschappen/kinderen komen, de ouders bij voorbaat weten dat zij daarover geen ouderlijk gezag zullen krijgen en dat het kind uit huis zal worden geplaatst.136 Helaas komt het ook voor dat ouders net zolang zwanger blijven raken totdat ze een kind mogen ‘houden’.137 In dit geval zou het van te voren duidelijk zijn dat dit onmogelijk is, dus wellicht dat dat aanslaat. In de extreme gevallen zou het zelfs zo ver kunnen gaan dat de maatregel wordt afgedwongen door middel van verplichte anticonceptie.138 133 Speetjens 2009, p. 11. Speetjens 2009, p. 11. Kamerstukken II 2009/10, 32 405, nr. 2, p. 8. 136 Kamerstukken II 2009/10, 32 405, nr. 2, p. 9. 137 Ploem en Vlaardingerbroek 2013, p. 159. 138 Kamerstukken II 2009/10, 32 405, nr. 2, p. 9. 134 135 31 §3.5 Conclusie Er zijn twee maatregelen die prenataal toegepast kunnen worden, namelijk de prenatale ondertoezichtstelling en de gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis. Na de geboorte zal, in het geval van een positief verloop van de prenatale ondertoezichtstelling, de maatregel worden opgeheven. In het geval dat de bedreiging voor het kind hetzelfde is gebleven of is vergroot, kan de ondertoezichtstelling worden voortgezet of zelfs een uithuisplaatsing worden aangevraagd door Bureau Jeugdzorg bij de rechter. Dit geldt naar mijn mening ook bij de opname in een psychiatrisch ziekenhuis. Wat mij betreft zijn deze maatregelen allebei uiterst geschikt voor een aantal situaties, maar is er zeker verbetering noodzakelijk. Het is mijn mening dat er in sommige situaties eerder ingegrepen moet kunnen worden, het ongeboren kind kan wat mij betreft vanaf week 19 bescherming genieten. Daarnaast moet de nazorg na een gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis ingevoerd worden. Er zijn naar mijn mening te weinig maatregelen die prenataal opgelegd kunnen worden, maar de leemte kan wat mij betreft worden opgevuld door de door mij bedachte maatregelen, zoals: het mogelijk maken van een prenatale uithuisplaatsing en de gezinsondertoezichtstelling. Bij deze maatregelen draait het erom zoveel mogelijk moeder en kind bij elkaar te houden. Daarnaast is er ook de mogelijkheid van een preventieve maatregel, namelijk de opvoedcursus. 32 Hoofdstuk 4 Rechtsvergelijking §4.1 Inleiding In dit hoofdstuk vergelijk ik de rechtspositie van ongeboren kinderen en de prenatale kinderbeschermingsmaatregelen in twee andere landen met het prenatale kinderbeschermingssysteem van Nederland, namelijk Noorwegen en Duitsland. Per land geef ik aan of de prenatale kinderbeschermingsmaatregelen die het desbetreffende land hanteert, kunnen dienen als voorbeeld voor Nederland. §4.2 Noorwegen Hieronder zal ik beschrijven wat de rechtspositie van het ongeboren kind in Noorwegen inhoudt. Vervolgens beschrijf ik hoe het ongeboren kind beschermd wordt en of deze maatregel ook geschikt is voor toepassing in Nederland. §4.2.1 Rechtspositie ongeboren kind in Noorwegen In Noorwegen worden kinderen op grond van section 1-3 Child Welfare Act tot 18 jaar beschermd. Als het kind met de bescherming instemt zelfs tot 23 jaar.139 De Child Welfare Act is te vergelijken met de Nederlandse Wet op de Jeugdzorg.140 Ongeboren kinderen worden nergens in die wet van bescherming uitgesloten. Sterker nog, er is een indirecte prenatale kinderbeschermingsmaatregel opgenomen in die wet en ik zal later op deze maatregel terugkomen. Het is eerst van belang om te kijken vanaf welk moment tijdens de zwangerschap het ongeboren kind wordt beschermd. In paragraaf 2 van de Abortion Act staat dat een vrouw haar zwangerschap kan laten beëindigen tot de twaalfde week van de zwangerschap.141 In diezelfde paragraaf staat dat na twaalf weken de zwangerschap beëindigd mag worden, indien er sprake is van een verwachting van mentale of fysieke gezondheidsproblemen door de zwangerschap, geboorte of verzorging van het kind. Ook indien de zwangerschap, geboorte of verzorging van het kind de moeder in moeilijke omstandigheden brengt, zoals verstoting door de familie of kans op eerwraak door familie, of er een groot risico is dat het kind zal lijden aan een ernstige ziekte of de moeder zwanger is geworden door verkrachting of een ander zedendelict, mag de zwangerschap na twaalf weken beëindigd worden, evenals in het geval waarin de moeder lijdt aan een ernstige psychische stoornis of verstandelijk gehandicapt is. Indien een van de hiervoor genoemde gevallen zich voordoet, mag de zwangerschap worden beëindigd tot achttien weken. Ten slotte wordt in deze paragraaf nog genoemd dat indien de zwangerschap al achttien weken heeft geduurd, deze alleen beëindigd mag worden indien er sprake is van bijzonder belangrijke redenen. Echter, indien er tekenen zijn dat het kind levensvatbaar is, wordt er geen toestemming voor beëindiging van de zwangerschap na achttien weken gegeven. In Noorwegen wordt het kind dus in feite al vanaf de achttiende week extra beschermd indien het op dat moment levensvatbaar is, waar in Nederland het kind pas vanaf week 24 van de zwangerschap levensvatbaar wordt geacht. Een dergelijke toevoeging aan de abortuswet vind ik een goed, omdat in Nederland de grens van het beëindigen op 24 weken is gesteld vanwege de levensvatbaarheidsgrens en het kind op dat moment al tekenen van levensvatbaarheid kan vertonen. Als na achttien weken blijkt dat het kind al levensvatbaar is, moet daar het recht op leven van het kind ex artikel 6 IVRK zwaarder gelden dan het recht van de moeder op lichamelijke integriteit dat is vastgelegd in artikel 8 139 Lov om barneverntjenester 17.7.1992 nr. 100. Gebruikte vertaling: Act of 17 July 1992 no. 100 Relating to Child Welfare Services (The Child Welfare Act), <http://www.regjeringen.no/upload/BLD/Lover/Barnevernloven%20engelsk%2001%2001%202010.pdf>. 140 Lov om barneverntjenester 17.7.1992 nr. 100. Gebruikte vertaling: Act of 17 July 1992 no. 100 Relating to Child Welfare Services (The Child Welfare Act), <http://www.regjeringen.no/upload/BLD/Lover/Barnevernloven%20engelsk%2001%2001%202010.pdf>. 141 Lov om svangerskapsavbrudd 13.6.1975 No. 50 (Abortloven), gebruikte vertaling: Act of 13 June 1975 Relating to the Termination of Pregnancy, with Amendments of 16 June 1975 (Abortion Act), <http://www.ub.uio.no/ujur/ulovdata/lov-19750613-050-eng.pdf>. 33 EVRM en artikel 11 Gw. Als in de praktijk blijkt dat de levensvatbaarheidsgrens al op achttien weken kan liggen, dan zal de wet daarmee rekening moeten houden. De absolute grens voor beëindiging van een zwangerschap zou vervroegd moeten worden naar 19 weken. Eerder vermeldde ik al dat de levensvatbaarheidsgrens geactualiseerd moet worden, omdat kinderen al vanaf 21 weken buiten de moeder kunnen overleven. Ik verwijs hiervoor terug naar het vorige hoofdstuk. Dit lijkt mij een stap vooruit in die zin dat het kind al eerder in aanmerking komt voor prenatale kinderbeschermingsmaatregelen. Dit zou een stap vooruit zijn, omdat er op die manier een hoop kinderleed bespaard kan worden. §4.2.2 Prenatale kinderbescherming in Noorwegen In Noorwegen bestaat er, net als in Nederland, een geheimhoudingsplicht voor artsen en sociaal werkers op grond van artikel 6-7 Child Welfare Act.142 In ditzelfde artikel is echter een uitzondering opgenomen voor het geval waarin er reden is om aan te nemen dat een zwangere vrouw misbruik maakt van bedwelmende stoffen, ofwel alcohol en drugs, op zodanige wijze dat er een grote kans bestaat dat haar kind geboren zal worden met een handicap. In dit artikel wordt aangegeven dat deze beschadiging van het kind vergeleken kan worden met beschadiging aan zichzelf door omvangrijk en langdurig alcohol- en drugsmisbruik in de zin van artikel 6-2 Social Services Act.143 In dit artikel wordt beschreven dat, indien iemand zijn eigen fysieke of geestelijke gezondheid in gevaar stelt, deze persoon tegen zijn wil opgenomen kan worden in een instelling. Nu in artikel 6-7 Child Welfare Act de vergelijking met artikel 6-2 Social Services Act wordt getrokken, wordt duidelijk dat een zwangere vrouw ook opgenomen kan worden op grond van dit artikel. Ook al heeft dit artikel als doel om de moeder in zo’n geval te beschermen, ook het kind heeft hier baat bij. Uit de combinatie van deze twee artikelen uit de twee verschillende wetten komt dus voort, dat alcohol- en drugsgebruik tijdens de zwangerschap op zodanige wijze dat er een grote kans bestaat dat het kind geboren zal worden met een handicap, wordt gezien als schadelijke handelingen voor de moeder zelf en op zo kan indirect het kind beschermd worden door de moeder tegen haarzelf te beschermen. Nu de beschadiging van het kind door alcohol- en drugsgebruik van de moeder wordt aangemerkt als beschadiging in de zin van artikel 6-2 Social Services Act, beschouw ik dit ook als een prenatale kinderbeschermingsmaatregel. Een zwangere vrouw kan op grond van dit artikel drie maanden worden opgenomen in een ziekenhuis op grond van een beslissing van de County Board. Wat mij bevalt aan deze maatregel is dat er, naast zelfbeschadiging door alcohol- of drugsmisbruik geen eisen zijn gesteld aan de mentale gesteldheid van de moeder. Waar in Nederland een zwangere vrouw slechts opgenomen kan worden in een psychiatrische inrichting en er daarom sprake moet zijn van enige mentale problematiek, gaat het hier om zelfbeschadiging door misbruik van verdovende middelen. Dit zou ook een goed idee zijn voor Nederland. Een gedwongen opname in een kliniek, maar dan speciaal voor vrouwen die meer of minder verslaafd zijn aan alcohol of drugs en die geen psychische problemen hebben. Wat mij minder bevalt aan deze maatregel is dat deze maar voor drie maanden opgelegd kan worden. Als deze maatregel wordt opgelegd in de negentiende week van de zwangerschap bestaat zo de kans dat de moeder na terugkomst in haar oude patroon vervalt, terwijl ze nog zo’n negen weken zwanger zal zijn. Ook wordt er verder in de wet nergens gerept over nazorg. Dan vraag ik mij af wat er in drie maanden kan veranderen. Ik kan mij niet voorstellen dat er blijvende veranderingen kunnen optreden zonder goede nazorg. Aan de andere kant is een maatregel die maar drie maanden duurt minder ingrijpend en intimiderend dan een maatregel die een jaar duurt of onbeperkt kan worden verlengd. 142 Lov om barneverntjenester 17.7.1992 nr. 100. Gebruikte vertaling: Act of 17 July 1992 no. 100 Relating to Child Welfare Services (The Child Welfare Act), <http://www.regjeringen.no/upload/BLD/Lover/Barnevernloven%20engelsk%2001%2001%202010.pdf>. 143 Lov om Sosiale Tjenester 13.12.1991 nr. 81 (Sosialtjenesteloven), gebruikte vertaling: Act no. 81 of 13 December 1991 relating to Social Services etcetera, <http://www.ub.uio.no/ujur/ulovdata/lov-19911213-081-eng.html>. 34 Wat mij betreft is de Noorse maatregel waarbij de moeder gedwongen wordt opgenomen, omdat ze schade aanricht aan haar ongeboren kind, een maatregel die overgenomen kan worden in Nederland. De eisen voor opname en het feit dat deze niet vrijwillig is, maar opgelegd wordt, zijn zeer geschikt als prenatale kinderbeschermingsmaatregel, aangezien deze worden opgelegd omdat de moeder haar kind en daarmee zichzelf beschadigt. Het kind is tenslotte onderdeel van de moeder. Ik zou graag zien dat er dan wel nazorg geboden zou worden, waar dat in Noorwegen helaas niet het geval is. Daarnaast lijkt het mij een goed idee om de duur aan te passen aan de duur van de zwangerschap. Zo kan het kind ook werkelijk de gehele zwangerschap worden beschermd. In combinatie met het vervroegen van de levensvatbaarheidsgrens naar het moment waarop het ongeboren kind al tekenen vertoont van levensvatbaarheid, zou dit een effectieve, maar ingrijpende manier zijn om het kind prenataal te beschermen. Het zou dan ook een aanvulling zijn op de huidige prenatale kinderbeschermingsmaatregelen in Nederland en niet een vervanging van de maatregelen. §4.3 Duitsland Hiervoor kwamen de rechtspositie van ongeboren kinderen en prenatale kinderbescherming in Noorwegen al aan de orde. Nu zal ik beschrijven wat de rechtspositie van het ongeboren kind in Duitsland is. Vervolgens beschrijf ik hoe het ongeboren kind beschermd wordt en of deze maatregel ook geschikt is voor toepassing in Nederland. §4.3.1 Rechtspositie ongeboren kind in Duitsland Op grond van artikel 2 lid 2 van het Grundgesetz (Duitse Grondwet) heeft een ieder recht op leven en op lichamelijke integriteit.144 Uit jurisprudentie blijkt dat dit ook geldt voor het ongeboren kind nu in Duitsland de opvatting heerst dat het ongeboren kind zich ontwikkelt als mens in plaats van tot mens.145 De conclusie hieruit is dat het ongeboren kind vanaf de bevruchting bescherming tegen schadelijke handelingen geniet. In beginsel is abortus verboden op grond van artikel 218 van het Duitse Wetboek van Strafrecht.146 Er staat een straf op van drie jaar gevangenisstraf of een geldboete. Artikel 218a van datzelfde wetboek geeft aan dat er indien er bepaalde vereisten in acht worden genomen, de beëindiging van de zwangerschap niet wordt bestraft. Om aan deze vereisten te voldoen moet er sprake zijn van een verzoek door de zwangere vrouw aan de dokter om de zwangerschap te beëindigen en dient zij aan te tonen door middel van een certificaat dat zij zich minstens drie dagen voor de abortus heeft laten consulteren over deze optie door een maatschappelijk werker van het Schwangerschaftskonfliktstelle dat daartoe door de overheid is aangewezen. Daarnaast moet de abortus uitgevoerd worden door een arts en moet deze plaatsvinden binnen het eerste trimester van de zwangerschap. Ook wordt abortus niet bestraft indien het leven van de moeder gevaar loopt door de zwangerschap of haar fysieke of mentale gezondheid op het spel staat en er geen andere oplossing is dan het beëindigen van de zwangerschap. Dit betekent dat het ongeboren kind in Duitsland vanaf de bevruchting wordt beschermd, in tegenstelling tot Nederland, waar de ongeboren vrucht pas wordt beschermd nadat de levensvatbaarheidsgrens van 24 weken is bereikt. In Nederland heerst de leer dat, totdat die levensvatbaarheidsgrens is bereikt, de rechten van de moeder zwaarder wegen dan de rechten van het ongeboren kind. In Duitsland is dit omgekeerd. Slechts wanneer aan specifieke eisen is voldaan, mag een zwangerschap worden beëindigd. De abortus wordt dan beschouwd als een illegale 144 Grundgesetz für die Bundesrepublik Deutschland in der im Bundesgesetzblatt Teil III, Gliederungsnummer 100-1, veröffentlichten bereinigten Fassung, das zuletzt durch Artikel 1 des Gesetzes vom 11. Juli 2012 (BGBl. I p. 1478), <http://www.gesetze-iminternet.de/bundesrecht/gg/gesamt.pdf>. 145 BVerfGE 28 mei 1993, BVerfGE 88, 203 (205). 146 Strafgesetzbuch in der Fassung der Bekanntmachung vom 13. November 1998 (BGBl. I p. 3322), das zuletzt durch Artikel 15 des Gesetzes vom 4. Juli 2013 (BGBl. I p. 1981) geändert worden ist, <http://www.gesetze-im-internet.de/bundesrecht/stgb/gesamt.pdf>. 35 handeling die niet bestraft wordt. In Duitsland weegt in eerste instantie het recht van het ongeboren kind op leven zwaarder dan het recht van de moeder op lichamelijke integriteit. Ik vind het goed dat het ongeboren kind al vroeg wordt beschermd, maar dat deze vanaf de bevruchting al beschermd wordt, lijkt mij nogal vroeg. Op dat moment bestaat er namelijk nog geen enkele vorm van zekerheid dat het kind ook werkelijk ter wereld zal komen. Dan vind ik de regeling in Noorwegen, waarbij het kind wordt beschermd vanaf het moment dat het tekenen van levensvatbaarheid vertoont, veel beter. In de praktijk ligt de levensvatbaarheidsgrens niet op 24 weken, maar kunnen kinderen al na 21 weken overleven buiten het lichaam van de moeder door middel van medisch ingrijpen. Dat is dus beduidend eerder dan de juridische grens van 24 weken die op dit moment in de Nederland wordt aangehouden. §4.3.2 Prenatale kinderbescherming in Duitsland Vanaf het begin van de zwangerschap tot aan de geboorte worden Duitse zwangere vrouwen begeleid door een gynaecoloog, die de vrouw onderzoekt door middel van bloed- en urineonderzoek en uitstrijkjes.147 Het is de overheid niet alleen toegestaan om regulerend in te grijpen, maar zij is daartoe zelfs verplicht om het ongeboren kind te beschermen.148 Zoals eerder aangegeven, wordt het ongeboren kind namelijk beschermd door de Duitse Grondwet.149 Indien een zwangere vrouw verslaafd is, dient haar in een vroeg stadium in de zwangerschap hulp te worden geboden om schade aan het ongeboren kind zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.150 Dit is verder niet vastgelegd in de wet. Indien er bij de Kinderschutzbund (Duitse Raad voor de Kinderbescherming) bekend wordt dat het welzijn van een kind gevaar loopt, wordt er in overleg met een aantal deskundigen bekeken wat er gedaan moet worden om dit gevaar af te wenden.151 Op grond van artikel 1666 van het Bürgerliches Gesetzbuch (Duitse Burgerlijk Wetboek) mag de familierechter maatregelen nemen om gevaar af te wenden indien het lichamelijke, geestelijke of zedelijke welzijn van het kind of diens vermogen in gevaar wordt gebracht. Op grond van artikel 1774 Bürgerliches Gesetzbuch mag de familierechter ambtshalve voor of na de geboorte een voogd aanstellen. De voogdij gaat echter pas in na de geboorte. In vergelijking met Duitsland zijn er in Nederland meer wettelijke kinderbeschermingsmaatregelen, omdat in Duitsland alleen voogdij tijdens de zwangerschap opgelegd kan worden en pas uitgevoerd kan worden na de geboorte. Verder is het goed dat er tijdens een vroeg stadium in de geboorte hulp wordt geboden indien de zwangere vrouw verslaafd is, maar dit is helaas nergens wettelijk vastgelegd. Dit zou dus op vrijwillige basis moeten gebeuren. Dit zou wat mij betreft ook in het Nederlandse systeem passen, maar dan wel op wettelijke basis. Men denke daarbij aan een situatie waarbij een verslaafde zwangere vrouw bij een arts komt, deze arts hiervan melding kan doen bij de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad kan haar dan bijvoorbeeld verwijzen naar een afkickkliniek die is gespecialiseerd in zwangere vrouwen, maar dit zou eventueel ook als aanwijzing op grond van artikel 1:258 BW bij de prenatale ondertoezichtstelling gegeven kunnen worden. Ik vind het Nederlandse systeem beter geregeld, omdat de ongeboren kinderen ook werkelijk beschermd worden door prenatale kinderbeschermingsmaatregelen. Het ongeboren kind kan in Nederland als geboren worden aangemerkt, indien zijn belang dit vordert ex artikel 1:2 BW. Het ongeboren kind wordt beschermd door de Duitse Grondwet, maar daar blijkt in de praktijk weinig 147 S. Witteman, ‘Wie verlost Nederland?’, 2003, <http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2672/WetenschapGezondheid/archief/article/detail/747934/2003/11/29/Wie-verlost-Nederland.dhtml>. 148 Fachverband Drogen und Rauschmittel 2009, p. 3. 149 Grundgesetz für die Bundesrepublik Deutschland in der im Bundesgesetzblatt Teil III, Gliederungsnummer 100-1, veröffentlichten bereinigten Fassung, das zuletzt durch Artikel 1 des Gesetzes vom 11. Juli 2012 (BGBl. I p. 1478), <http://www.gesetze-iminternet.de/bundesrecht/gg/gesamt.pdf>. 150 Fachverband Drogen und Rauschmittel 2009, p. 3. 151 Fachverband Drogen und Rauschmittel 2009, p. 8-9. 36 mee gedaan te worden. Er bestaan slechts vrijwillige maatregelen, zoals het bieden van hulp aan verslaafde zwangere vrouwen in een vroeg stadium van de zwangerschap. §4.4 Conclusie In Nederland wordt het ongeboren kind vanaf 24 weken beschermd, in Noorwegen vanaf achttien weken indien er tekenen van levensvatbaarheid zijn. Duitsland beschermt het ongeboren kind zelfs al vanaf de bevruchting. Mijns inziens is het een goed idee om in Nederland ook de levensvatbaarheidsgrens te verlagen naar negentien weken met oog op de medische ontwikkelingen waardoor kinderen nu al na 21 weken buiten het lichaam van de moeder kunnen overleven. Bescherming vanaf de bevruchting gaat mij te ver. In Noorwegen heeft het ongeboren kind zeker een rechtspositie. Er bestaat een prenatale kinderbeschermingsmaatregel waarbij de moeder gedwongen wordt opgenomen, omdat ze schade aanricht aan haar ongeboren kind. Dit is een maatregel die wat mij betreft zo overgenomen kan worden in Nederland, maar de maatregel moet dan voor de resterende tijd van de zwangerschap worden opgelegd en er moet nazorg geboden worden. In Duitsland heeft het kind volgens de wet een rechtspositie, maar dit is wat mij betreft vooral uiterlijke schijn. In theorie wordt het ongeboren kind beschermd, maar in de praktijk is er in de wet geen prenatale kinderbeschermingsmaatregel vastgelegd. Er wordt slechts hulp aangeboden aan de moeder in een vroeg stadium van de zwangerschap indien zij verslaafd is. Dit is een vrijwillige maatregel en wat mij betreft is dit een goede maatregel, maar deze zou in de wet vastgelegd moeten worden. Nederland zou er goed aan doen verslaafde zwangere vrouwen hulp aan te bieden in een vroeg stadium van de zwangerschap en dit in de wet vast te leggen. 37 Hoofdstuk 5 Conclusies en aanbevelingen §5.1 Inleiding Naar aanleiding van mijn onderzoek heb ik een aantal conclusies kunnen trekken en heb ik aanbevelingen geformuleerd om het huidige prenatale kinderbeschermingssysteem aan te passen en te verbeteren. Eerst komen mijn conclusies aan bod, gevolgd door mijn aanbevelingen. §5.2 Conclusies De ontwikkeling van het ongeboren kind wordt gecategoriseerd in drie stadia: het germinale, het embryonale en het foetale stadium. Hoewel het ongeboren kind in het tweede stadium van de zwangerschap al veel schade kan oplopen, zoals het Foetaal Alcohol Syndroom, wordt het pas in het derde stadium van de zwangerschap beschermd. Uit artikel 1:2 BW is een recht op bescherming aan ongeboren kinderen af te leiden, maar pas vanaf het moment dat het ongeboren kind levensvatbaar is. Dit houdt in dat de zwangerschap minimaal 24 weken gevorderd moet zijn in verband met de huidige levensvatbaarheidsgrens. Het ongeboren kind is dus in Nederland zeker beschermwaardig, maar vanaf week 24 van de zwangerschap. In de praktijk blijkt echter dat kinderen tegenwoordig al vanaf 21 weken buiten de buik van de moeder in leven kunnen worden gehouden door medisch ingrijpen. Als men kijkt naar artikel 2 en 3 EVRM, blijkt dat er een recht op leven en een verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling bestaat. Deze artikelen zijn zo ruim geformuleerd dat hier ook ongeboren kinderen onder kunnen vallen. Vervolgens is het aan de lidstaten om te beslissen of zij de ongeborenen in bescherming willen nemen en zo ja, vanaf welk moment tijdens de zwangerschap. In Nederland worden ongeboren kinderen beschermd vanaf de levensvatbaarheidsgrens van 24 weken. Voor de verstrijking van deze 24 weken kan de moeder nog een succesvol beroep doen op artikel 8 EVRM, omdat dit artikel haar privéleven beschermt. Zij kan hierdoor de prenatale ondertoezichtstelling of plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voorkomen. Na 24 weken zwangerschap wordt dit lastiger. Aan het begin van de zwangerschap zal het recht van de moeder op haar privéleven nog prevaleren, maar zodra het ongeboren kind de levensvatbaarheidsgrens bereikt, zal het recht op leven van haar ongeboren kind zwaarder wegen. Het ongeboren kind wordt vanaf dat moment levensvatbaar geacht en het belang van het kind wordt dan beschermd door artikel 1:2 BW. Het recht op leven van het ongeboren kind weegt in deze situatie zwaarder dan het tijdelijke ongemak van prenatale ondertoezichtstelling of plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de moeder veroorzaakt. Het IVRK beoogt ook het ongeboren kind te beschermen, zo blijkt uit de preambule en artikel 3 van dit verdrag. Uit de preambule blijkt dat ongeborenen door dit verdrag beschermd dienen te worden en artikel 3 IVRK geeft aan dat de belangen van het kind de eerste overweging vormen. Wanneer de belangen van de moeder en het ongeboren kind botsen, horen de belangen van het ongeboren kind dus voorop te staan. In het UVRM wordt het ongeboren kind slechts beschermd tegen discriminatie. Er zijn veel schadelijke handelingen waaraan een ongeboren kind bloot kan worden gesteld. Een van die handelingen is drugsgebruik. Bij drugsgebruik is dan ook sprake van prenatale kindermishandeling, net als bij het gebruik van een aspirine. Bij medicijnen die door dokters worden voorgeschreven, kan dit niet het geval zijn. Softenon en DES zijn voorbeelden van voorgeschreven medicijnen, die achteraf zeer schadelijk bleken te zijn voor het ongeboren kind. Softenon werd voorgeschreven tegen ochtendmisselijkheid, DES tegen miskramen. In mijn ogen kan dit niet als prenatale kindermishandeling worden bestempeld, omdat het voorgeschreven medicijnen waren. Aanstaande moeders mogen er vanuit gaan dat de dokter weet of iets schadelijk is voor het ongeboren kind of niet. Ook de moeders waren hier slachtoffer. Andere schadelijke handelingen tijdens de zwangerschap zijn: overmatig alcoholgebruik tijdens de zwangerschap, roken, inname van 38 cafeïne, ontwijken van zorg en de aanwezigheid van psychiatrische aandoeningen. In mijn ogen is bij overmatig alcoholgebruik sprake van prenatale kindermishandeling. Ook ontwijken van zorg kan prenatale kindermishandeling zijn, indien het ongeboren kind hierdoor gevaar loopt. Het lijden aan een psychiatrische aandoening is op zichzelf geen prenatale kindermishandeling, maar de handelingen die voortvloeien uit deze aandoeningen kunnen naar mijn mening wel vallen onder prenatale kindermishandeling. Over de vraag of roken en inname van cafeïne vallen onder prenatale kindermishandeling is tot nu toe nog geen jurisprudentie bekend. Van verantwoord ouderschap is sprake, indien de ouders en hun omgeving aan de vier deelgebieden van opvoeding voldoen, namelijk: basale lichamelijke zorg, primaire ontwikkelingsstimulatie, affectieve zorg en pedagogische opvoeding. Indien de ouders niet in staat zijn om kinderen op te voeden en – op basis van eerdere ervaringen met die ouders – het ook niet aannemelijk is dat zij dit een volgende keer of keren wel zouden kunnen, is er sprake van onverantwoord ouderschap. Het is interessant om naar het Verenigd Koninkrijk te kijken, omdat het land qua bescherming van het ongeboren kind zo anders is ten opzichte van Nederland. In het Verenigd Koninkrijk hebben ongeboren kinderen geen rechten, maar verkrijgen deze pas tijdens de geboorte. Het EHRM liet in de zaak Vo tegen Frankrijk de mogelijkheid open om ongeboren kinderen een rechtspositie te geven, maar het Verenigd Koninkrijk heeft van deze ruimte geen gebruik gemaakt om bescherming te bieden aan ongeborenen. Indien een kind gevaar loopt, kan er pas tijdens de geboorte een verzoek worden ingediend om het kind bij de moeder weg te halen. Er zijn op dit moment twee prenatale kinderbeschermingsmaatregelen, namelijk de prenatale ondertoezichtstelling en de gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis. Bij de prenatale ondertoezichtstelling wijst Bureau Jeugdzorg een gezinsvoogd aan die vervolgens de moeder en eventueel de partner begeleidt, toezicht houdt tijdens de zwangerschap, onderzoek doet naar de opvoedsituatie en de belangen van het ongeboren kind voorop zet. Bij de gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis worden de vrouwen tijdens hun zwangerschap 24 uur per dag, zeven dagen per week bijgestaan met professionele hulp. Zo kan het belang van de moeder voorop worden gezet, maar wordt ook het ongeboren kind beschermd. Naar mijn mening zijn de huidige prenatale kinderbeschermingsmaatregelen, de prenatale ondertoezichtstelling en de gedwongen opname, goede maatregelen. Er zijn bepaalde gevallen waarin deze maatregelen geschikt zijn. In deze gevallen is namelijk soms een klein duwtje in de rug genoeg, zoals in het geval waarin een zwangere moeder niet goed voor zichzelf zorgt, maar met wat hulp weet hoe zij voor zichzelf en daarmee voor het ongeboren kind kan zorgen. Prenatale ondertoezichtstelling kan dan dat kleine duwtje zijn. Wanneer een zwangere vrouw een psychiatrische stoornis heeft, is een gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis erg geschikt, omdat de vrouw dan 24 uur per dag zeven dagen per week de juiste hulp krijgt voor haar probleem en daar heeft het ongeboren kind baat bij. Wat mij betreft zijn deze maatregelen allebei geschikt voor een aantal situaties, maar er zijn ook gevallen waarin prenatale ondertoezichtstelling ontoereikend is en opname in een psychiatrisch ziekenhuis te ingrijpend is. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de ‘lichtverslaafde’ moeder of zorgontwijkende moeder. Daarnaast is verbetering is noodzakelijk. Er is op het moment bijvoorbeeld geen nazorg geregeld voor de moeder. Ook vind ik het aantal prenatale kinderbeschermingsmaatregelen zeer beperkt. Ik gaf al eerder aan dat in Nederland het ongeboren kind vanaf 24 weken wordt beschermd. In Noorwegen geniet het ongeboren kind bescherming vanaf achttien weken indien er tekenen van levensvatbaarheid zijn. Een moeder kan indien zij alcohol of drugs gebruikt tijdens de zwangerschap, tegen haar wil worden opgenomen in een ziekenhuis. Duitsland beschermt het ongeboren kind al vanaf de bevruchting, wat mij weer wat ver gaat. Zeker aangezien er verder geen prenatale 39 kinderbeschermingsmaatregelen zijn in Duitsland. Er wordt wel hulp aangeboden in een vroeg stadium van de zwangerschap indien een zwangere vrouw verslaafd is. §5.3 Aanbevelingen Tot nu toe is er nog geen overvloed aan jurisprudentie waarin gesproken wordt over prenatale kindermishandeling. Het lijkt mij van belang om in de gevallen waar sprake is van prenatale kindermishandeling, dit ook werkelijk te benoemen. Zo kan de maatschappij beter op de hoogte geraken van dit begrip. Nu is dit begrip nog onbekend bij de gemiddelde burger en daar moet verandering in komen. Het is moeilijk, zoniet onmogelijk, om iets te veranderen waarvan je het bestaan niet weet. Ook vind ik dat roken tijdens de zwangerschap als prenatale kindermishandeling aangemerkt moet worden. Nu lijkt dit nog geaccepteerd te worden door de maatschappij. Roken zorgt ervoor dat de groei van het ongeboren kind geremd wordt en dat er minder zuurstof voor hem of haar beschikbaar is. Ik zou graag zien dat een zwangere vrouw die kettingroker is, zich voor de rechter moet verantwoorden. Op dit moment is er een definitie van onverantwoord ouderschap opgesteld door Van Dijken, maar ik denk dat er winst te behalen is door de definitie van verantwoord ouderschap zoals omschreven door de Gezondheidsraad hieraan te koppelen. Zo kan de vraag of er sprake is van onverantwoord ouderschap, makkelijker worden beantwoord en wanneer onverantwoord ouderschap vaststaat, kunnen daar gevolgen aan worden verbonden. Zoals ik hiervoor al vermeldde is het mijn mening dat er in sommige situaties eerder ingegrepen moet kunnen worden. Het ongeboren kind zou wat mij betreft vanaf week 19 bescherming moeten genieten. Zo kan een hoop kinderleed voorkomen worden. In geval van de prenatale ondertoezichtstelling moet er in de gevallen waarin de gezinsvoogd ziet dat er geen sociaal vangnet is en de sociaal-economische situatie slecht is, meer hulp geboden worden. Mijn idee is om hulpgroepen op te starten en een buddysysteem te creëren. Vrouwen worden dan gekoppeld aan andere vrouwen met een soortgelijke problematiek, maar die daar succesvol uitgekomen zijn. Zo kunnen ze zien wat voor hen mogelijk is in de toekomst, daarnaast kan er zo een sociaal vangnet opgebouwd worden. Naar mijn mening kan er zo hulp zou geboden worden aan zowel ‘herstelde’ verslaafden als aan verslaafden die aan het begin van het afkickproces staan en daarom moet hier wat mij betreft verder onderzoek naar gedaan worden. Onvrijwillige plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis is slechts mogelijk, indien de moeder lijdt aan een psychiatrische stoornis. De ‘minder’ verslaafde, zorgontwijkende of anderszins onverantwoordelijke zwangere vrouwen kunnen dus niet worden opgenomen. Hiervoor zou een andere maatregel moeten komen, waar ik later op terug zal komen. Daarnaast is er geen nazorg voor (ex-)patiënten. Het is in mijn ogen raadzaam om de behandeling langzaam af te bouwen, om zo te voorkomen dat de patiënt van de een op andere dag geen hulp meer krijgt, terwijl zij eerst continu hulp tot haar beschikking had. Er moet uitgezocht worden hoe de overgang van 24 uur per dag zeven dagen per week zorg naar geen zorg, verzacht kan worden en of nazorg in de wet vastgelegd kan worden. Daarnaast is het naar mijn mening een tekortkoming dat er slechts twee prenatale kinderbeschermingsmaatregelen zijn. De prenatale ondertoezichtstelling is in sommige gevallen te weinig ingrijpend en gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis is zeer ingrijpend. Hierdoor vallen, zoals ik eerder al aangaf, veel vrouwen buiten de boot. Die leemte dient wat mij betreft te 40 worden opgevuld met andere maatregelen die geschikt zijn voor de vrouwen die nu buiten de boot vallen. Dat brengt mij op het mogelijk maken van een prenatale uithuisplaatsing en de gezinsondertoezichtstelling. Daarnaast is er nog een preventief alternatief, namelijk de opvoedcursus. Ik denk dat het mogelijk maken van de door mij bedachte prenatale uithuisplaatsing van het ongeboren kind door middel van het uithuisplaatsen van de zwangere vrouw een stap in de goede richting is. Wanneer prenatale ondertoezichtstelling onvoldoende is, kan de prenatale uithuisplaatsing worden ingezet. De vrouwen kunnen dan afkicken in een gespecialiseerde afkickkliniek, speciaal voor zwangere vrouwen. Ook is er de mogelijkheid om opvoedcursussen te volgen, zodat de kans vergroot wordt dat het kind na de geboorte bij haar mag blijven. Ik denk hierbij aan de zorgboerderij PLUS, zoals beschreven in het derde hoofdstuk. Dit idee is grijpt dieper in in het privéleven, omdat er extra zorg en toezicht wordt gegeven. Zoals uit de naam blijkt, gaat het om een (grote) boerderij, waar een groep zwangere vrouwen in terecht kan. Zij worden daar 24 uur per dag zeven dagen per week ondersteund door professionals als: een maatschappelijk werker, pedagoog, verslavingsdeskundige, verloskundige, etcetera. Er wordt van alles gedaan om een goede dagbesteding voor de vrouwen te bewerkstelligen. Er is een moestuin en er zijn dieren, maar er wordt ook gezamenlijk gekookt, zwangerschapsgymnastiek beoefend en er worden verschillende cursussen aangeboden. Uiteraard krijgen de vrouwen ook therapie. Er mogen alleen mensen worden ontvangen onder toezicht. Deze maatregel is met name geschikt voor vrouwen zonder baan, omdat werkende zwangere vrouwen anders hun baan zouden kunnen verliezen. Er moet onderzoek gedaan worden naar het realiseren van deze maatregel. Zoals ik al eerder aangaf, is het van belang om de prenatale ondertoezichtstelling aan te vullen, omdat deze in mijn ogen in sommige gevallen te beperkt is. Denk daarbij aan een lichtverslaafde werkloze moeder. Gedwongen opname in een psychiatrische instelling is in een dergelijk geval geen optie, maar prenatale ondertoezichtstelling is niet voldoende. Zo kwam ik op de gezinsondertoezichtstelling. Op dit moment wordt er vooral geroepen dat het onmogelijk is om meerderjarigen onder toezicht te stellen, maar in sommige gevallen lijkt het mij noodzakelijk dat niet alleen het (ongeboren) kind, maar ook de ouders ook onder toezicht staan indien dit het belang van het (ongeboren) kind dient. De maatregel is erop gericht om het belang van het (ongeboren) kind te behartigen. Vaak is het in het belang van het kind om bij zijn of haar moeder te blijven, uitzonderingen zoals seksueel misbruik daargelaten. Ook nu wordt in de jeugdzorg al gebruik gemaakt van casemanagers die het hele zorgsysteem rond een gezin overzien en deze lijkt mij ook bij de gezinsondertoezichtstelling van belang. Een casemanager weet precies op welke plek bepaalde hulpvragen het beste opgelost kunnen worden en verwijst het desbetreffende gezinslid naar de juiste hulpinstantie. Het belang van het kind staat natuurlijk nog steeds voorop, maar het belang van het kind is er ook mee gediend dat de situatie van de ouders verbeterd wordt. Per casemanager is het raadzaam slechts drie of vier gezinnen toe te wijzen, om intensief contact meerdere keren per week met het gehele gezin te kunnen garanderen. Deze maatregel is geschikt voor vrouwen met een baan, omdat zij gewoon naar hun werk kunnen blijven gaan. Het lijkt mij belangrijk om de mogelijkheid van deze maatregel verder uit te laten zoeken. Dan is er nog de mogelijkheid van een preventieve maatregel waar ook nader onderzoek naar moet worden gedaan, namelijk de opvoedcursus. Iedere nieuwe ouder zou wat mij betreft een dergelijke cursus moeten volgen. Een dergelijke cursus leidt de ouders op tot ouders die op de hoogte zijn van wat het kind nodig heeft en hoe alles moet. Het is belangrijk dat iedere ouder een bepaalde basiskennis heeft om een kind te bieden wat het nodig heeft, zoals voeding en hygiëne. Wanneer de opvoeding en verzorging van het eerste kind probleemloos zijn verlopen, hoeft bij een tweede zwangerschap niet hetzelfde traject doorlopen te worden. Dit kan worden gemonitord door de Raad 41 van de Kinderbescherming. Mochten zich wel problemen voordoen, dan is het een idee om bijvoorbeeld een pedagogische training op te leggen. De Raad voor de Kinderbescherming doet een verzoek hiertoe bij de rechter, nadat zij een melding heeft ontvangen van bijvoorbeeld een arts. Daarnaast is het van belang om een soort maatschappelijke druk te creëren, zoals Zweden heeft gedaan door middel van een grote campagne om het volgen van opvoedcursussen vanzelfsprekend te maken onder de bevolking. Zweden heeft dan ook een voorbeeldfunctie in mijn plan. In Nederland zou SIRE een campagne kunnen starten met een slogan als: ‘Je hebt een rijbewijs nodig om in een auto te mogen rijden, je hebt een diploma nodig om bepaalde beroepen uit te mogen voeren, je hebt een zwemdiploma nodig om te bewijzen dat je kan zwemmen. Alles moet je leren. Ook je verantwoordelijkheden als ouder.’ Toch zou ik ook graag zien dat er onderzoek gedaan wordt naar het vastleggen van een dergelijke opvoedcursus in de Nederlandse wet. Zo kan ook de mogelijkheid van het opleggen van een pedagogische training indien er problemen naar voren komen bij de opvoeding en verzorging van het eerste kind, worden verankerd in de wet. Nu de medische wetenschap zich continu ontwikkelt, is het mijns inziens belangrijk om de verouderde levensvatbaarheidsgrens van 24 weken naar beneden bij te stellen. Zo kunnen ongeboren kinderen eerder worden beschermd. Op dit moment kunnen kinderen die geboren worden na 21 weken zwangerschap ook overleven, door middel van medisch ingrijpen. Met het oog op huidige en toekomstige ontwikkelingen lijkt het mij verstandig de grens te verleggen naar bijvoorbeeld 19 weken. Het lijkt mij dan ook een goed idee om onderzoek te doen naar de werkelijke levensvatbaarheid van prematuur geboren kinderen nu en prematuur geboren kinderen in de komende decennia. Zo kan de levensvatbaarheidsgrens weer van deze tijd worden en kan deze actueel blijven in de toekomst. Om dit te bewerkstelligen, moet deze nieuwe levensvatbaarheidsgrens worden overgenomen door de rechtspraak. Ook de Noorse maatregel waarbij een zwangere vrouw gedwongen kan worden opgenomen in een ziekenhuis, kan wat mij betreft worden toegepast in Nederland. De maatregel moet dan wel voor de resterende tijd van de zwangerschap worden opgelegd en er dient nazorg te worden geboden. Hier zou verder onderzoek naar moeten worden gedaan. Het is een goede zaak dat er in Duitsland in een vroeg stadium van de zwangerschap hulp wordt geboden aan zwangere vrouwen met een verslaving. Het lijkt mij dan ook raadzaam om te onderzoeken of het mogelijk is dit over te nemen in Nederland en dit vast te leggen in de wet, zodat het geen maatregel wordt die moet worden nageleefd op grond van vrijwilligheid. Wanneer een arts bijvoorbeeld melding doet van een zwangere vrouw die een verslaving heeft, kan hij dit bijvoorbeeld doen bij de Raad voor de Kinderbescherming die de zwangere vrouw dan kan verwijzen naar een afkickkliniek die is gespecialiseerd in zwangere vrouwen. Wellicht zou dit als aanwijzing op grond van artikel 1:258 BW gegeven kunnen worden bij een prenatale ondertoezichtstelling. 42 Literatuurlijst Abel 1998 E.L. Abel, Fetal Alcohol Syndrome, New York: Plenum Press 1998. Geraadpleegd op 14 april 2013. Adviesbureau Van Montfoort 2008 Adviesbureau Van Montfoort, Handboek Deltamethode Gezinsvoogdij, april 2008, p. 18-75. Anderson en Baumberg 2006 P. Anderson en B. Baumberg, ‘Alcohol in Europa – Een volksgezondheidsperspectief’, Rapport Europese Commissie 2006, p. 4. Andrews 2000 K. Andrews, D.J. Francis en M.L. Riese, ‘Prenatal cocain exposure and prematurity: Neurodevelopment growth’, Journal of Development & Behavioral Pediatrics 2000, nr. 21, p. 262270. Arkowitz 2011 H. Arkowitz, ‘Does Alcoholics Anonymous work?’, Scientific American 2011, p. 1555-2284. Boonekamp 2012 J. Boonekamp e.a., ‘Zorg voor verslaafde zwangere vrouwen: rechtvaardiging van drang en dwang’, Tijdschrift voor Psychiatrie 2012, nr. 54, p. 263. De Boer en Zeeman 2008 J. de Boer en K. Zeeman, Prenatale verloskundige begeleiding, Deventer: Ovimex Grafische Bedrijven Deventer 2008, p. 37-42. Cole en Cole 2001 M. Cole en S.R. Cole, The development of children, New York: Worth Publishers 2001. Geraadpleegd op 14 april 2013. Cornelius 1999 M.D. Cornelius e.a., ‘Epidemioligy of substance abuse during pregnancy’, Sourcebook on substance abuse: Etiology, epidemiology, assessment, and treatment 1999, p. 1-13. Dejin-Karlsson 1998 E. Dejin-Karlsson e.a., ‘Does passive smoking in early pregnancy increase the risk of small-forgestational age infants?’, American Journal of Public Health 1998, nr. 88, p. 1523-1527. Dijkers en Widdershoven 2006 W. Dijkers en T.P. Widdershoven, De Wet BOPZ. Artikelsgewijs commentaar, aanvulling 29 maart 2006, Den Haag: SDU Uitgevers 2006. Enkelaar 2009 Mr. A.C. Enkelaar, mr. A.M.I. van der Does, Ouderlijke (on)verantwoordelijkheid, al voor de geboorte, FJR 2009, nr. 3, p. 4-9. Fachverband Drogen und Rauschmittel 2009 Fachverband Drogen und Rauschmittel, Positionspapier Drogen-Schwangerschaft-Kind, Hannover: Fachverband Drogen und Rauschmittel e.V., 2009, p. 3-9. 43 Feldman 2009 R.S. Feldman, Ontwikkelingspsychologie, Amsterdam: Pearson Education Benelux 2009, p. 88 e.v. Gezondheidsraad 2002 Gezondheidsraad, Anticonceptie voor mensen met een verstandelijke handicap, Den Haag: Gezondheidsraad 2002, publicatienr. 2002/14, p. 78-79. Gezondheidsraad 2005 Gezondheidsraad, Risico’s van alcoholgebruik bij conceptie, zwangerschap en borstvoeding, Den Haag: Gezondheidsraad 2005, publicatienr. 2004/22, p. 67-69. Goderie 2005 M. Goderie e.a., Kinderen van ouders met een verstandelijke beperking – Pilotstudie preventie voor de Raad van de Kinderbescherming, Utrecht: Raad voor de Kinderbescherming 2005, p. 44. Goodwin 2000 M. M. Goodwin e.a., ‘Pregnancy Intendedness and Physical Abuse Around the Time of Pregnancy: Findings from the Pregnancy Risk Assessment Monitoring System, 1996–1997’, Maternal and Child Health Journal 2000, afl. 4, nr. 2, p. 2. Hendriks 2010 A.C. Hendriks, ‘Voorkomen is beter dan genezen, ook tijdens de zwangerschap’, Data Juridica 2010, afl. 5, p. 304-306. Hermans en Buijsen 2006 H.E.G.M. Hermans en M.A.J.M. Buijsen, Recht en gezondheidszorg, Maarssen: Elsevier gezondheidszorg 2006, p. 210-217. Kelly 2008 Y. Kelly, ‘Light drinking in pregnancy, a risk for behavioural problems and cognitive deficits at 3 years of age?’, International Journal of Epidemiology 2008, p.1-2. Leenen 1994 H.J.J. Leenen, ‘De juridische status van het (pre)embryo: ficties over een juridische fictie’, TvGR 1994 aflevering 7, p. 141-144, DOI: 10.1007/BF03055682. Leenen 2007 H.J.J. Leenen, Handboek Gezondheidsrecht Deel 1, Houten: Bohn Stafleu van Loghum 2007, p. 132136. Lokin 2006 J.H.A. Lokin, Vermogensrechtelijke leerstukken aan de hand van Romeinsrechtelijke teksten, Groningen: Chimaira 2006, p. 65 e.v. Menger 2001 R. Menger, Casemanagement in beeld, Utrecht: NIZW Uitgeverij 2001, p. 9. MOgroep Jeugdzorg 2009 – 2013 MOgroep Jeugdzorg, Handboek Deltamethode Gezinsvoogdij, 2009 – 2013, p. 28-76. 44 Mönks en Knoers 1999 F.J. Mönks en A.M.P. Knoers, Ontwikkelingspsychologie. Inleiding tot de verschillende deelgebieden, Assen: Van Gorcum 1999. Geraadpleegd op 14 april 2013. Mulder 2001 E.J.H. Mulder e.a., ‘Moederlijke stress: effecten op de zwangerschap en het (ongeboren) kind’, Tijdschrift Kindergeneeskunde 2001, nr. 69, p. 119- 126. Myers 2003 K. Myers, ‘Mood management leader’s manual: A cognitive- behavioral skills-building program for adolescents: Mood Management:A cognitive- behavioral skills-building program for adolescents, skills workbook’, Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry 2003, nr. 42, p. 1533-1534. Orde van Advocaten te Kortrijk Orde van Advocaten te Kortrijk, De internationale aspecten in de verschillende takken van het recht, Gent: Larcier 2005, p. 100 e.v. Pitlo e.a. 2002 A. Pitlo e.a., Het Nederlands Burgerlijk Wetboek - Personen- en familierecht, Deventer: Kluwer 2002, p. 2-3. Ploem en Vlaardingerbroek 2013 M.C. Ploem, P. Vlaardingerbroek, ‘Mensen van wie eerder een kind onder toezicht is geplaatst, moeten voor de toekomst worden uitgesloten van toegang tot kunstmatige voortplanting’, FJR 2013/57, p. 159. Porath en Fried 2005 A.J. Porath en P.A. Fried, ‘Effects of prenatal cigarette and marijuana exposure on drug use among offspring’, Neurotoxicological Teratology 2005, nr. 27, p. 267-277. Rapportage Staatscommissie Grondwet 2010 Rapportage Staatscommissie Grondwet, 2010, p. 8. Roelens 2009 K. Roelens, Intimate partner violence – the gynaecologist’s perspective, 2009, p. 91. Roest 2010 A. Roest e.a., ‘Thuis op de zorgboerderij – Handreiking kleinschalig wonen voor ouderen’, Bennekom: Drukkerij Modern februari 2010, p. 7. Romer 2008 P. Romer, ‘Rondetafelgesprek over prenatale kindermishandeling – Bescherming van kind voor de geboorte niet toereikend’, TRK juni 2008 nr. 2, p. 10 e.v. Schechter 2005 T. Schechter, Y. Finkelstein en G. Koren, ‘Pregnant “DES daughters” and their offspring’, Canadian Family Physician 2005, nr. 51, p. 493-494. 45 Sengpiel 2013 V. Sengpiel e.a., ‘Maternal caffeine intake during pregnancy is associated with birth weight but not with gestational length: results from a large prospective observational cohort study’, BMC Medicine 2013, DOI: 10.1186/1741-7015-11-42. Singer 2000 L.T. Singer, R. Arendt, S. Minnes, K. Farkas en A. Salvator, ‘Neurobehavioral outcomes of cocaineexposed infants’, Neurotoxicology & Teratology 2000, nr. 22, p. 653-666. Speetjens 2009 P. Speetjens e.a., Kennis over opvoeden, Utrecht: Trimbos-instituut 2009, p. 11. Stobbe 2009 J. Stobbe e.a., ‘Drop-out na gedwongen opname – hoe groot is het probleem?’, Tijdschrift voor Psychiatrie 2009, nr. 51, p. 801-802. Stromland en Pinazo-Duran 2002 K. Stromland, M.D. Pinazo-Duran, ‘Ophthalmic involvement in the fetal alcohol syndrome: clinical and animal model studies’, Alcohol Alcohol 2002, nr. 37(1), p. 2-8 Struyven 2010 K. Struyven, Groot worden – de ontwikkeling van baby tot adolescent, Houten: Bohn Stafleu van Loghum 2010, p. 33-44. Te Braake 2001 Th.A.M. te Braake, ‘Status en bescherming van de menselijke vrucht: heerst de leer van Leenen terecht?’, TvGR 2001, p. 5-11. Van Dale 2005 Van Dale groot woordenboek van de Nederlandse taal (2005), Utrecht: Van Dale Uitgevers, p. 2111. Van der Burg 1994 W. van der Burg, ‘De juridische ‘status’ van de ongeboren vrucht: een op drift geraakte fictie’, TvGR 1994, nr. 7, p. 386 e.v. Vandereycken 2011 W. Vandereycken, Psychiatrie – Van diagnose tot behandeling, Houten: Bohn Stafleu van Loghum 2011, p. 9 en 121-131. Verloove-Vanhorick 2001 S.P. Verloove-Vanhorick, ‘Eerder geboren, intensiever verzorgd’, Medisch Contact 2001 nr. 27/28, p. 1060. Vlaardingerbroek 2009 P. Vlaardingerbroek, Jeugdrecht en jeugdzorg, Amsterdam: Elsevier Juridisch 2009, p. 322 e.v. Vlaardingerbroek 2011 P. Vlaardingerbroek e.a., Het hedendaagse personen- en familierecht, Deventer: Kluwer 2011, p. 2630. 46 Winderickx 1987 F. Winderickx, Mentaal gehandicapte ouders, Leuven: Katholieke Universiteit Leuven 1987. Geraadpleegd op 14 april 2013. Jurisprudentie: Nederland HR 16 juni 1995, NJ 1997, 131, HR 22 maart 2011, LJN BP1168. Hof Amsterdam, 1 juni 2006, LJN AX6440. Rb. Almelo 8 oktober 2010, LJN BN9792. Rb. Almelo 8 mei 2008, LJN BD1251. Rb. Amsterdam 1 oktober 2007, LJN 7236. Rb. Amsterdam 14 februari 2011, LJN 7232. Rb. Dordrecht 7 februari 2012, LJN BV6246. Rb. Maastricht 13 april 2012, LJN BW5222. Rb. Noord-Nederland 18 februari 2013, LJN BZ4346. Rb. Rotterdam, 9 mei 2006, LJN AX2185. Rb. ’s-Gravenhage, 21 juni 2005, LJN AT7853 (Savannah). Rb. Utrecht 3 juni 2004, LJN AQ9858. Rb. Utrecht, 10 april 2008, LJN BC9962. Rb. Zutphen, 17 januari 2003, LJN AF3006 (Rowena). Rb. Zwolle, 26 januari 2005, LJN AS5309. Duitsland BVerfGE 28 mei 1993, BVerfGE 88, 203 (205). Europa ECHR 7 maart 2006, ECHR (GC) nr. 6339/05 (Evans v The United Kingdom). EHRM 12 juli 1977, nr. 6959/75, D&R 1976 nr. 5, p. 103. EHRM 8 november 1990, C-179/88 (Hertz). EHRM 15 juli 2002, LJN AP0870. EHRM 8 juli 2004, nr. 53924/00, (Vo/France). Verenigd Koninkrijk Fam 1 januari 1988, Fam 122, (Re F (in utero)). Fam 4 maart 2009, EWHC 446 (Bury MBC v D). QB 24 mei 1978, QB 276 (Paton v. Bpas). QB 18 maart 1992, QB 204, Attorney General’s Ref. (nr. 3 van 1994), AC 245l (Burton v Islington HA). Parlementaire stukken Kamerstukken II 1978/79, 15 475, nr. 3, p. 16. Kamerstukken II 1979/80, 11 270. Kamerstukken II 2009/10, 32 405, nr. 2, p. 3-12. Websites: A. Williams, ‘Drug addict babies: Three born every day are already hooked on heroin and cocaine’, 2013, <http://www.dailymail.co.uk/news/article-2255976/Drug-addict-babies-Three-born-dayhooked-heroin-cocaine.html>. 47 Duits Burgerlijk Wetboek: Bürgerliches Gesetzbuch in der Fassung der Bekanntmachung vom 2. Januar 2002 (BGBl. I p. 42, 2909; 2003 I p. 738), das durch Artikel 6 des Gesetzes vom 28. August 2013 (BGBl. I S. 3458) geändert worden ist, <http://www.gesetze-iminternet.de/bundesrecht/bgb/gesamt.pdf>. Duitse Grondwet: Grundgesetz für die Bundesrepublik Deutschland in der im Bundesgesetzblatt Teil III, Gliederungsnummer 100-1, veröffentlichten bereinigten Fassung, das zuletzt durch Artikel 1 des Gesetzes vom 11. Juli 2012 (BGBl. I p. 1478), <http://www.gesetze-iminternet.de/bundesrecht/gg/gesamt.pdf>. Duitse Wetboek van Strafrecht: Strafgesetzbuch in der Fassung der Bekanntmachung vom 13. November 1998 (BGBl. I p. 3322), das zuletzt durch Artikel 15 des Gesetzes vom 4. Juli 2013 (BGBl. I p. 1981) geändert worden ist, <http://www.gesetze-im-internet.de/bundesrecht/stgb/gesamt.pdf>. Noorse Abortuswet: Lov om svangerskapsavbrudd 13.6.1975 No. 50 (Abortloven). Gebruikte vertaling: Act of 13 June 1975 Relating to the Termination of Pregnancy, with Amendments of 16 June 1975 (Abortion Act), <http://www.ub.uio.no/ujur/ulovdata/lov-19750613-050-eng.pdf>. Noorse Sociale Zekerheidswet: Lov om Sosiale Tjenester 13.12.1991 nr. 81 (Sosialtjenesteloven). Gebruikte vertaling: Act no. 81 of 13 December 1991 relating to Social Services etcetera, <http://www.ub.uio.no/ujur/ulovdata/lov-19911213-081-eng.html>. Noorse Wet op de Jeugdzorg: Lov om barneverntjenester 17.7.1992 nr. 100. Gebruikte vertaling: Act of 17 July 1992 no. 100 Relating to Child Welfare Services (The Child Welfare Act), <http://www.regjeringen.no/upload/BLD/Lover/Barnevernloven%20engelsk%2001%2001%202010.p df>. ‘Ongeboren kind vaker onder toezicht’, 2012, <http://nos.nl/artikel/381316-ongeboren-kind-vakeronder-toezicht.html>. Redactie Algemeen Dagblad, ‘Duitse baby overleeft geboorte na 21 weken’, 23 april 2011, <http://www.ad.nl/ad/nl/1014/Bizar/article/detail/2426358/2011/04/23/Duitse-baby-overleeftgeboorte-na-21-weken.dhtml>. S. Witteman, ‘Wie verlost Nederland?’, 2003, <http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2672/WetenschapGezondheid/archief/article/detail/747934/2003/11/29/Wie-verlost-Nederland.dhtml>. 48