Samenvatting Filosofie “Wijsgerige Ethiek” P5.4 Jeremy Bentham, John Stuart Mill - Utilisme Handelingen zijn beter naarmate ze meer voordeel opleveren voor meer mensen. Zo veel mogelijk genot en zo min mogelijk pijn, dat zijn de gedachten van een utilist. Jeremy Bentham was de grondlegger van deze stroming. Volgens hem is geluk het ondergaan van genietingen en het vrij zijn van pijn. Bentham’s uitgangspunt is dat een ethiek moet aansluiten op onze natuur: naturalisme. Moreel juiste handelingen zijn dus handelingen die in overeenstemming zijn met de menselijke natuur (descriptief) als een normatief-ethischcriterium: we moeten niet alleen daarnaar streven, we moeten ook behoren dat te doen. Kritiek op Bentham Is het menselijk streven naar genot ook gelijk de juiste moraal? De onderstaande voorbeelden zijn allebei ‘genietingen’, maar ze zijn niet allebei goed. Zij geniet van het glaasje idk sterke drank iets lekkers Zij geniet van het afhakken van tenen en uitrekken van nagels van babykonijntjes Genieten is goed Daarbij zegt het utilisme dat een handeling goed is als ze leidt tot genot. Het feit dat alle mensen van nature naar genot streven is niet een reden die goed genoeg is. Wat nou als de mens van nature geneigd zou zijn tot leugens en stomme dingen, zou dat dan goed zijn? Een ander belangrijk aspect in de opvatting over de menselijke natuur: mensen zijn beïnvloedbaar. We zijn blanco wezens bij de geboorte en worden vervolgens door onze omgeving gevormd. Bentham hecht heel veel belang aan de juiste opvoeding, ervaring en het juiste onderwijs. Ook de wetgeving kan ons gedrag beïnvloeden. Straffen zullen mensen motiveren van bepaalde handelingen af te zien. John Stuart Mill was een belangrijk leerling van Bentham en hij vond vooral dat ook de innerlijke vorming ontzettend belangrijk was. Dat was een verschil tussen Mill en Bentham: mensen zijn niet alleen maar van buitenaf te beïnvloeden door ze aan een systeem van regels te onderwerpen. Het enige punt wat een beetje moeilijk is, is dat de definitie van pleasure, genot, niet scherp gedefinieerd wordt; Bentham dacht dat dit voor iedereen logisch en duidelijk was. Bentham kijkt vooral naar de hoeveelheid (kwantiteit) van geluk en niet naar de aard ervan (kwaliteit). Mill houdt hier wel rekening mee en verkiest sommige pleasures dan ook boven de ander. Als alle mensen streven naar geluk, is dat meestal naar hun eigen geluk. Voor Bentham is daarom ‘het grootste geluk’ het geluk van anderen inbegrepen. Bentham’s hedonistische (genot, ook lange termijn) theorie is niet alleen sociaal omdat het rekening houdt met mens én dier, maar ook omdat de verdelende rechtvaardigheid wordt ondersteund (€100 meer waard voor zwerver dan voor rijke vriend). Bentham zocht ook naar een rationeel principe als richtsnoer voor ons handelen. Hij maakte pijn en genot berekenbaar. Intensiteit Vruchtbaarheid Duur Zuiverheid Zekerheid Uitgebreidheid Nabijheid Het grootst mogelijk geluk (voor het individu) is niet het enige principe van ons handelen, want sommige mensen geven hun leven voor een ideaal, rechtvaardigheid of waarheid. Ook veronderstelt het utilisme dat we de gevolgen van een handeling al weten, terwijl het soms heel anders uitpakt. Robert Nozick - Neoliberalisme Het neoliberalisme gaat over dat we zeggenschap over onszelf hebben. We hebben hierbij zeggenschap over een persoon – wordt dat ontnomen dan is het ‘slavernij’, zeggenschap over arbeid – wordt dat ontnomen dan is het ‘dwangarbeid’, en zeggenschap over de vruchten van arbeid – als dit wordt ontnomen is het ‘belastingheffing’. Nozick zei: “De rechten van het individu zijn zo sterk, dat de rol van de staat dubieus is.” De ideale staat volgens Nozick: Geen paternalistische wetgeving; wetten die je tegen jezelf beschermen (autogordels) Geen morele wetgeving; wetgeving die je een morele overtuiging oplegt (prostitutie) Geen belasting heffen voor het herverdelen van het inkomen Samenvatting Filosofie “Wijsgerige Ethiek” P5.4 Immanuel Kant - Plichtethiek Mensenrechten zijn op verschillende dingen gebaseerd: Ze garanderen geluk op lange termijn Ze zijn gebaseerd op het fundamentele recht van zelfbeschikking Ze zijn gebaseerd op het feit dat we rationele wezens zijn die waardigheid bezitten Kant bedacht de categorische imperatief waarvan twee formuleringen zijn: 1. Handel zo dat je zou kunnen willen dat de regel van je handeling een algemene wet is 2. Behandel mensen nooit alleen als middel, maar ook als doel Plicht & Neiging Plicht = Moreel Neiging = Persoonlijk gevoel Vb: je rijdt in een auto en ramt een andere auto. Je hebt dan de mogelijkheid om weg te rijden of om een briefje achter te laten. Als je dat laatste doet moet je het niet doen omdat je je er dan beter door voelt, maar omdat het je plicht is om te doen: je zou zelf willen dat iedereen eerlijk is. Autonomie & Heteronomie Autonomie = Jezelf de wet op leggen Heteronomie = Ander legt jou de wet op Vb: iemand die verslaafd is aan sigaretten zal niet zomaar stoppen, hij volgt zijn neiging en is niet vrij. Eigenlijk een soort slaaf van de sigaret, deze legt de verslaafde de wet op. “Ultieme vrijheid is als je de plicht volgt.” Categorische & Hypothetische imperatief Categorisch = In alle omstandigheden, altijd en overal Hypothetisch = Onder bepaalde omstandigheden, soms Vb: je mag alleen bedreigde dieren doodschieten als ze je aanvallen. Dit is hypothetisch, want er zit een voorwaarde aan, namelijk “alleen als ze je aanvallen”. Als je hiervan een categorische imperatief maakt krijg je: “Je mag nooit bedreigde diersoorten neerschieten.” Plato - Beteugeling van de rede In deze ethiek wordt de nadruk gelegd op de ratio, rede. Er werd volop nagedacht over de vragen ‘Hoe word ik een goed mens? Hoe moet ik leven?’ Er waren volgens Plato vier kardinale deugden: wijsheid, matigheid, dapperheid en gerechtigheid. Hij vergeleek onze ziel met een spanwagen met twee paarden. Eén paard was goed en één paard was slecht. De paarden en de menner zijn de ziel in dit verhaal. De beteugeling van de begeerte (het slechte paard) leidt tot matigheid en zelfbeheersing. Het goede paard moet ook in toom gehouden worden, omdat onze emoties nog al kunnen doorslaan. Als je dit paard beteugelt, leidt dit tot dapperheid. De deugd van de verstandige geest is de wijsheid. Zoals Plato hier de ziel uitlegt, zo kun je dit ook toepassen op de staat. Evenwichtigheid en beheersing zijn noodzakelijk voor een ideale staat. Wie er in slaagt wijs, dapper én matig te zijn bereikt daarmee de hoogste deugd: de rechtvaardigheid. De sleutel van het mens-zijn in Plato’s ethiek eros, het streven naar de Ideeën. De door de eros gedreven mens kan ernaar streven en zal proberen het Goede in zijn leven te realiseren, als zal het altijd maar een afspiegeling zijn van het Idee van het Goede zelf (schaduwen in de grot van Ideeënwereld). Van alle dingen waar je waarde aan hecht, kun je je afvragen waarom. Waarom zou je bijvoorbeeld waarheid willen nastreven? Waarom moet zou ik rechtvaardig handelen? Het antwoord is: de waarheid spreken is goed voor het onderlinge vertrouwen tussen mensen. < waarom? :p Je kunt je steeds afvragen waar iets goed voor is. Er is dus een ‘goed’ wat je kunt nastreven, omwille van zichzelf. Dit is het intrinsiek goede. Dit ‘goede’ is een doel. Alles in de werkelijkheid streeft van nature een doel na, telos. Dit is de teleologie. Aristoteles - Deugdethiek Elk mens streeft een bepaald doel na. Het uiteindelijke doel is gelukkig worden, een goed mens. Maar wat is een goed mens volgens Aristoteles? Dit is iemand die optimaal verwezenlijkt wat een mens bij uitstek kan. Mensen kunnen leven, maar dit kunnen planten en dieren ook. Waarnemen? Dit is ook iets wat voor dieren geen probleem is. De enige functie die mensen hebben, die uniek is, is de rede. Mensen kunnen denken. Het goede leven ligt dus in de activiteiten waarbij het denken nodig is. Samenvatting Filosofie “Wijsgerige Ethiek” P5.4 Bij onze morele activiteiten denken we na, maken we keuzes en hierbij stellen we twee vragen: Wat is het doel? Wat zijn de beste middelen om dit doel te bereiken? Hier botsen Aristoteles en Plato met elkaar. Aristoteles gelooft niet in een Idee van het Goede. De maatstaf voor de verstandige mens is geen algemene vaste regel. Het is een combinatie van ervaring, waarneming van concrete gevallen, creativiteit en intuïtie. Er mag dan misschien geen algemene regel zijn, Aristoteles beschrijft wel nauwkeurig eigenschappen die zo’n goed en verstandig mens kenmerken. Deugden zijn voortreffelijkheden, manieren van goed zijn. Deze blijken uit de juiste houding en vorm je d.m.v. oefenen waarbij je steeds het juiste midden kiest. Als de deugd bijvoorbeeld ‘moed’ is, dan is dit het midden van lafheid en roekeloosheid. De mens moet het juiste doen op het juiste moment met de juiste hoeveelheid. Om dit te doen volg je eigenlijk vier stappen: Teleologie: denken Deugd: goed doen, eerlijkheid Juiste midden: geen excessen, geen uitspattingen Training: blijven oefenen Jean-Paul Sartre - Existentialisme Het existentialisme was dé filosofie van de jaren zestig: verzet tegen al het fatsoen en alle saaie dingen. Het draait in deze filosofie helemaal om de vrijheid van de mens. ‘De’ mens bestaat niet volgens Sartre, er is alleen een enorme hoeveelheid aan unieke individuen. Het bestaan (de existentie) gaat vooraf aan de identiteit (essentie). Je bent er, en je geeft vorm aan je eigen leven. Er is geen zingeving voor ons, wat goed is in een leven bepaal je zelf. Maar mensen zijn toch niet helemaal vrij, daar was Sartre het mee eens. Daarom noemt hij vrijheid dan ook wel gesitueerde vrijheid: we bevinden ons altijd in een bepaalde situatie en handelen in en vanuit deze situatie. Hóe ik de wereld interpreteer hangt af van mijn plannen, verwachtingen en dingen waar ik betekenis aan geef. De enorme vrijheid brengt ook een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Hier kun je twee dingen mee doen: Kwade trouw: de verantwoordelijkheid afschuiven op iemand anders Goede trouw: de verantwoordelijkheid op je nemen Eichmann schoof de verantwoordelijkheid van zich af, net zoals sommige mensen van het Milgram-experiment. Achterliggend motief van de kwade trouw noemt Sartre ‘angst’. ‘Ik moest wel’ ‘Ik kon niet anders’ Angst: existentieel, vaag en ombestemd Vrees: betrokken op een object Pour-soi, voor-zich-zijn En-soi, in-zich-zijn Mensen Dingen Zelfbewustzijn Geen zelfbewustzijn Open Gesloten Existentie gaat voor aan essentie Essentie gaat voor existentie