GAAT HET OOK OVER MIJ? de behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid GAAT HET OOK OVER MIJ? de behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Utrecht, januari 2013 Auteurs: Tamar Doorduin en Laura van Lee Projectnummer: NL2105MR Met dank aan Ronete Cohen, Geert-Jan Edelenbosch, Mariëtte Hermans en Bastiaan Franse voor hun deskundigheid, en aan de LHBT-jongeren die openhartig hun verhaal hebben gedaan. © 2013 Rutgers WPF www.rutgerswpf.nl Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 Inhoud Samenvatting 1 Summary 5 1 1.1 1.2 1.3 Inleiding Aanleiding, doelstellingen en onderzoeksvragen Methoden Leeswijzer 9 9 10 13 2 2.1 2.2 2.3 2.4 LHBT-Jongeren: context en achtergrond Wat betekent LHBT? Beperkte acceptatie en minderheidsstress Het coming out- en transitieproces LHBT’ers en seksuele gezondheid 15 15 16 16 18 3 De informatie- en hulpverleningsbehoeften van homoseksuele jongens, lesbische meisjes en biseksuele jongeren Wanneer? De veranderende informatiebehoefte tijdens het coming out- proces Wat? De behoefte aan informatie over seksuele gezondheidsthema’s Met wie? Informatie integreren of apart aanbieden Waar? Wenselijke kanalen en bronnen Hoe? Taalgebruik en de vormgeving 19 19 23 27 29 34 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 4 De informatie- en hulpverleningsbehoeften van transgenderjongeren 4.1 Wanneer? De veranderende informatiebehoefte tijdens het coming outen transitieproces 4.2 Wat? Informatiebehoefte seksuele gezondheidsthema’s 4.3 Met wie? Informatie integreren of apart aanbieden 4.4 Waar? Wenselijke kanalen en bronnen 4.5 Hoe? Taalgebruik en vormgeving 37 5 Conclusie 5.1 Beperkingen van dit onderzoek 5.2 Belangrijkste conclusies 55 55 55 6 Referenties 57 7 Verklarende woordenlijst 59 Bijlagen a. b. Topiclist interviews met deskundigen Vragenlijst per mail transgenderjongeren c. Topiclist focusgroepen 37 40 45 47 51 63 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 Samenvatting Aanleiding, doel en opzet van dit onderzoek Lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgenderjongeren (LHBT-jongeren) hebben net als andere jongeren behoefte aan informatie en soms aan hulpverlening, op het gebied van liefde, seks en relaties. Het soort informatie en hulpverlening dat zij nodig hebben, is echter niet altijd dezelfde als die van andere jongeren. Om inzicht te krijgen in hun behoefte aan informatie en hulpverlening op het gebied van seksuele gezondheid en in lacunes in het aanbod hiervan heeft Rutgers WPF een behoeftepeiling uitgevoerd. Deze behoeftepeiling is onderdeel van een breder pakket van werkzaamheden op het gebied van de seksuele gezondheid van LHBT(-jongeren) waar Rutgers WPF en Soa Aids Nederland vanwege het wegvallen van Schorer opdracht toe hebben gekregen. Omdat de focus van dit onderzoek ligt op het identificeren van nieuwe of onderbelichte thema’s en hiaten, is gekozen voor een kwalitatieve en verkennende opzet. Er hebben drie focusgroepen en een aantal aanvullende interviews plaatsgevonden met 16 LHBT-jongeren tussen 15 en 24 jaar. Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met vier deskundigen. Ter voorbereiding op de dataverzameling en duiding van de resultaten is een literatuurverkenning uitgevoerd. Mijlpalen in het coming out- en transitieproces Lesbische meisjes, homoseksuele jongens en biseksuele jongeren (LHB-jongeren) gaan door een ontwikkelingsproces waarin zij hun gevoelens voor mensen van hetzelfde geslacht ontdekken, benoemen en in hun leven inbedden. Deze mijlpalen brengen hun eigen uitdagingen en informatiebehoefte mee. Belangrijke behoeften zijn: vanzelfsprekende en positieve beeldvorming over seksuele diversiteit in mainstream kanalen, relativering van seksuele labeling, zichtbaarheid van biseksualiteit als authentieke seksuele oriëntatie, informatie en steun bij beslissingen rondom eventuele coming out en informatie over thema’s rondom de coming in, zoals zichtbaarheid, genderexpressie en stereotypes. Ook transgenderjongeren gaan door een vergelijkbaar proces. Waar voor LHB-jongeren vooral het vertellen aan anderen en het ontmoeten van andere LHB’ers belangrijke mijlpalen zijn, geldt voor transgenderjongeren daarnaast dat het nemen van beslissingen over een eventuele transitie en het in gang zetten daarvan een belangrijke plek inneemt. Verder geldt dat terwijl LHB-zijn voor LHBjongeren vaak uiteindelijk een identiteit is om trots op te zijn, het transgender-zijn voor veel transgenderjongeren veel meer een situatie is dan een identiteit. Informatiebehoeften over seksuele gezondheidsthema’s Hand in hand met het coming out-proces dat LHB-jongeren doormaken, ontdekken zij de wereld van liefde, seks en relaties en hebben zij behoefte aan informatie over seksuele gezondheidsthema’s. Deze informatie is deels hetzelfde als voor heterojongeren, deels is LHB-specifieke informatie gewenst. Dit geldt voor thema’s als liefde en relaties (‘hoe weet ik of de ander ook LHB is?’), seks tussen twee mannen of twee vrouwen, veilig vrijen en het aangeven van grenzen. Vooral de laatste twee onderwerpen zijn aandachtspunten. Ook transgenderjongeren hebben specifieke informatie nodig over seksuele gezondheidsthema’s. Transgenderjongeren missen dit soort informatie nog grotendeels. Het gaat om thema’s als het ontdekken van de eigen seksuele oriëntatie, omgaan met (de angst voor) afwijzing bij het daten, omgaan met genderdysfore gevoelens tijdens seks, de impact van hormonen en operaties op seksueel functioneren en de implicaties van hormoonbehandeling en operaties voor veilig vrijen en anticonceptie. Vermoedelijk zijn transgenderjongeren ook extra kwetsbaar voor seksuele grensoverschrijding en is ook hierover toegesneden informatie en hulpverlening nodig. Van mainstream naar doelgroepgericht Het antwoord op de vraag of LHB-jongeren het beste via ‘mainstream’- of doelgroepgerichte kanalen kunnen worden bereikt, verschilt per fase in het coming out-proces. Een dubbele aanpak, zowel mainstream als doelgroepgericht, werkt waarschijnlijk het beste. Wanneer LHB-jongeren zich 1 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid nog niet of niet zo sterk met homo- of biseksualiteit identificeren, hebben zij vooral behoefte aan geïntegreerde informatie. In de kast is het vooral van belang dat zij anoniem aan informatie kunnen komen. Eenmaal uit de kast zijn zij niet meer bang om zichtbaar met de LHB-wereld te worden geassocieerd, al voelt niet iedereen zich even sterk met deze wereld verbonden. Biseksuele jongeren lijken hun informatie vaker op mainstream plekken te zoeken dan homoseksuele jongeren, en zich ook minder verbonden te voelen met de LHB-wereld. Wel zouden zij graag zien dat biseksualiteit zichtbaarder zou worden in LHB-specifieke kanalen. Transgenderjongeren geven meer dan LHB-jongeren de voorkeur aan mainstream bronnen en kanalen boven doelgroepgerichte bronnen en kanalen. Ten eerste wil een deel van de transgenderjongeren liever niet teveel als uitzonderingsgroep worden benaderd. Ten tweede vindt een deel van de jongeren en deskundigen dat in algemene bronnen en kanalen genderdiversiteit als uitgangspunt moet worden genomen. Het is de vraag in hoeverre dit haalbaar is. Zowel transgenderjongeren als LHB-jongeren beschouwen transgenders en LHB’ers als twee verschillende groepen met elk hun eigen behoeften, en vinden het wenselijk dat zij via verschillende kanalen worden benaderd. Wel zijn er een aantal overeenkomsten tussen deze groepen, zoals de zoektocht naar de eigen identiteit, het ‘anders-zijn’ dan de mainstream en het feit dat een deel van de transgenderjongeren ook LHB is of vóór de rolwisseling als LHB door het leven ging. Belangrijke kanalen en bronnen Internet is vanwege de anonimiteit voor LHB-jongeren de belangrijkste bron van informatie. Op internet kunnen zij in alle rust de informatie zoeken die ze nodig hebben zonder op reacties van de buitenwereld te anticiperen. Op school is vaak weinig aandacht voor homo- en biseksualiteit, wat LHB-jongeren het gevoel kan geven niet ‘normaal’ te zijn. Ook kan er op scholen onder leerlingen een homonegatief klimaat heersen. Om die reden vinden LHB-jongeren voorlichting over het bestaan van seksuele diversiteit zeer belangrijk. Folders, boeken en tijdschriften vinden LHBjongeren minder relevant dan internetsites. Wat hulpverlening betreft, verwachten LHB-jongeren zelf dat zij goed terecht kunnen bij reguliere hulpverleners. Deskundigen zijn hier pessimistischer in en vermoeden dat niet alle reguliere hulpverleners voldoende expertise hebben over de specifieke situatie van LHB-jongeren. Net als bij LHB-jongeren vormt internet voor transgenderjongeren een belangrijke bron van informatie vanwege de anonimiteit. Over liefde, seks en relaties kunnen zij op internet echter nauwelijks informatie vinden die specifiek op hun situatie ingaat. Waar er op school weinig aandacht is voor seksuele diversiteit, ontbreekt informatie over transgender-zijn vaak volledig, waardoor transgenderjongeren het gevoel kunnen hebben dat het ‘niet over het gaat’. Ook door de seksuele voorlichting en –vorming voelen ze zich waarschijnlijk minder aangesproken, omdat zij zichzelf hierin niet herkennen. Voor folders, boeken en tijdschriften geldt evenals voor de LHBjongeren, dat transgenderjongeren de relevante informatie meestal al via internet hebben gekregen. Transgenderjongeren kunnen volgens henzelf en volgens deskundigen niet goed terecht bij reguliere hulpverleners met hulpvragen rondom seksualiteit. Ook binnen de transgenderspecifieke hulpverlening vinden jongeren het echter moeilijk om hulpvragen rondom seksualiteit naar voren te brengen, en is er wellicht ook nog onvoldoende expertise. Taalgebruik Termen als homo(seksueel), lesbisch en bi(seksueel) worden door LHB-jongeren duidelijk en neutraal gevonden. Over verzameltermen als ‘LHBT’, ‘holebi’, ‘roze’ en ‘gay’ verschillen ze van mening. Voor transgenderjongeren is sensitief taalgebruik sterk van belang, omdat de erkenning van hun genderidentiteit staat of valt met de manier waarop zij worden aangesproken. Het is belangrijk dat transgenderjongeren ongeacht hun lichaamskenmerken, fase in de transitie of genderexpressie aangesproken worden met identiteitslabels en voornaamwoorden die passen bij hun 2 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 genderidentiteit. Geslachtsdelen en secundaire geslachtskenmerken benoemen transgenderjongeren liever alleen als het echt nodig is, omdat deze een sterke connotatie met man-zijn of vrouw-zijn hebben. Methodologische beperkingen Dit onderzoek kent een aantal methodologische beperkingen. Zoals gebruikelijk in kwalitatief onderzoek is met een kleine groep jongeren gesproken zodat er dieper op het onderwerp kan worden ingegaan. Het gaat dan ook niet om een representatieve steekproef. Bij de transgenderjongeren was het aantal deelnemers ook naar de maatstaven van kwalitatief onderzoek erg klein. Het is lastig genoeg transgenderjongeren bereid te vinden mee te doen aan dit soort onderzoek, waarschijnlijk vanwege factoren als het kleine aantal transgenderjongeren die open zijn over hun genderidentiteit, onderzoeksmoeheid, de gevoeligheid van het thema seksualiteit en het niet steeds als transgender aangesproken te willen worden. 3 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 Summary Reason for, aim and design of the research project Just like other young people, lesbian, gay, bisexual and transgender young people (young LGBTs) want information, and sometimes care, with respect to love, sex and relationships. However, sometimes they differ from their peers in their need for information and care. To acquire insight in young LGBTs’ need for information and care in the area of sexual health, and in omissions in its supply, Rutgers WPF conducted a needs assessment. This needs assessment was part of an extensive package of activities with regard to LGBTs’ sexual health, that Rutgers WPF and Soa Aids Nederland (STI AIDS the Netherlands) were assigned after the closure of Schorer. As the focus of this research project is on the identification of new or neglected themes and gaps, a qualitative, explorative research design was chosen. Three focus groups and a few additional interviews were held with 16 young LGBTs aged 15 to 24 years. Also, four experts were interviewed. In preparation of collecting and analysing the research data, a literature review was conducted. Milestones in the coming out- and transition process Lesbian girls, gay boys and bisexual young people (young LGBs) go through a development process of discovering and naming their same-sex feelings and embedding them in their lives. These milestones involve their own challenges and information need. Important needs are: self-evident and positive representation of sexual diversity in mainstream channels, qualification of sexual labelling, visibility of bisexuality as an authentic sexual orientation, information and support around (possible) coming out, and information on coming in, such as visibility, gender expression and stereotypes. Young transgenders go through a similar process. However, whereas for young LGBs the main milestones are telling others about their sexual orientation and meeting other young LGBs, young transgenders also have to decide about transitioning into their identified gender. And if they choose to transition, this process takes an important place in their lives. Furthermore, whereas for young LGBs, being gay, lesbian or bisexual often eventually becomes an identity to be proud of, being transgender is often more a situation than an identity. Information need about sexual health issues Hand in hand with the coming out process that young LGBs go through, they discover the world of love, sex and relationships and therefore need information about sexual health. This information is partly the same as for straight youth, but LGB-specific information is also needed. This is the case for themes such as love and relationships (‘how do I know if the other is also LGB?’), sex between two men or two women, safe sex and communicating sexual limits. Especially the latter two issues are points of interest. Also, young transgenders require specific information on sexual health issues, but still largely miss this type of information. Several issues are involved: exploring their own sexual orientation, handling (fear of) rejection while dating, handling feelings of gender dysphoria during sex, the impact of hormone therapy and surgery on sexual functioning, and the implications of hormone therapy and surgery on safe sex and contraception. Transgender young people might also be specifically susceptible to sexual intimidation and in need of tailored information and care about this topic. From mainstream to audience targeted The answer to the question whether young LGBs can best be reached through ‘mainstream’ channels or to channels specifically targeted at LGB youth, varies throughout their coming out process. It is advisable to take a dual approach, both aimed at the mainstream and at this specific group. When young LGBs do not or not so strongly identify with being lesbian, gay or bisexual, they can best be reached through mainstream channels. When they have not come out (yet), they mainly need information and care anonymously. After coming out, LGB young people are no longer afraid to be associated with the LGB world, although not everyone is equally attached to this world. Bisexual 5 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid youngsters appear to search for information more often through mainstream channels than young gays and lesbians. However, they would prefer bisexuality to become better visible within LGBspecific channels. Transgender young people, more than their LGB peers, prefer mainstream sources and channels rather than those specifically aimed at transgenders. First, some young transgenders do not want to be approached as ‘special cases’ or as exceptions. Secondly, some transgender young transgenders think that gender diversity should be taken as a starting point in general sources and channels on sexual health issues. It is questionable, however, to which extent this can be accomplished. Both young transgenders and LGBs consider themselves to be two separate groups with their own needs, and prefer to be approached through different channels. At the same time there are a few similarities between the two groups, such as the exploration of one’s own identity, being different from the mainstream and the fact that some transgender young people are also LGB, or have lived as LGBs before changing their gender role. Main sources and channels The Internet is, because of its anonymity, the main source of information for LGB youth. They can search for information on the Internet in peace, without having to anticipate reactions of the outside world. At school, there is often only limited attention to sexual diversity, which can feel to LGB people as if their identities are not ‘normal’. Also, there can be an anti-homosexual climate amongst young people at school. For this reason, LGB people are highly in favour of improving education on the topic of sexual diversity. LGB young people find brochures, books and magazines less relevant than the Internet. Concerning care, young LGBs expect regular counsellors to be sufficiently qualified to respond to their need for care. However, experts on the topic were more pessimistic and expected general counsellors not to have sufficient expertise on LGBs specific situation. Just as it is for young LGBs, the Internet is an important source of information for transgender youth because of its anonymity. However, there is hardly any accessible information on love, sex and relationships available online that specifically caters to their needs. While attention to sexual diversity is often insufficient at schools, attention to being transgender often lacks completely, so that transgender youngsters can feel as if ‘it’s not about them’. This is also the case during sex education: young transgenders may not sufficiently recognize themselves in the information given, so that they do not feel personally addressed. With regard to brochures, books and magazines, young transgenders appear to have accessed most of the information through the Internet just like their LGB peers. Both young transgenders and experts state that regular counsellors are not sufficiently qualified to counsel transgender youth on sexual health issues. Within transgenderspecific healthcare, however, young transgenders also find it difficult to bring up their need for help regarding sexual health, and expertise on the conjunction between transgender and sexual health might not be sufficient either. Use of language Dutch terms such as “homo” or “homoseksueel” (gay), “lesbisch” (lesbian), and “bi” (bi) or “biseksueel” (bisexual) were regarded as clear and neutral terms by LGB people. Their opinions about terms referring to all LGB’s or LGBT’s, such as “LHBT” (LGBT), “holebi” (abbreviation of “homoseksueel, lesbisch en bi”), “roze” (pink) and “gay”, differed. For young transgenders, sensitive use of language is especially important, since the way they are addressed determines whether their gender identity is recognized or not. It is important that young transgenders, irrespective of their body characteristics, the stage of their transition or their gender expression, are addressed according to the identity labels and pronouns that fit their gender identity. Young transgenders only name their genitals and secondary sexual characteristics if necessary, because those have a strong connotation with being male or female. 6 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 Methodological limitations This study knows a few methodological limitations. As is customary in qualitative research, the sample of participants has been deliberately small so that all subjects could be studied in-depth. It is, therefore, not to be regarded as a representative sample. In the case of the young transgenders, however, the number of participants was also small by qualitative research standards. It was difficult to find young transgenders willing to participate in this study, probably because only a small number of young transgenders is open about their gender identity, because of an overkill of studies, the sensitivity of sexuality as a conversation theme and the wish not to be addressed as transgender all the time. 7 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid 1 Inleiding 1.1 Aanleiding, doelstellingen en onderzoeksvragen Rutgers WPF, 2013 Lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgenderjongeren (LHBT-jongeren) hebben net als andere jongeren behoefte aan informatie en soms hulpverlening op het gebied van liefde, seks en relaties. Het soort informatie en hulpverlening dat zij nodig hebben, is echter niet altijd dezelfde. Ten eerste roept het LHBT-zijn op zichzelf vragen op bij jongeren. Wanneer een meisje bijvoorbeeld voor het eerst verliefd wordt op een ander meisje, of wanneer iemand zeker weet dat hij een jongen is maar door de omgeving als meisje wordt gezien en ook het lichaam van een meisje heeft, kan het een heel proces zijn om dit soort gevoelens en verlangens onder woorden te brengen en een leven te creëren waarin ze tot uiting kunnen komen. LHB’s en transgenders hebben daarnaast ook een andere seksuele praktijk dan hetero’s en cisgenders, en daarom behoefte aan specifieke informatie over liefde en seksualiteit: LHB’s vrijen (ook) met hetzelfde geslacht of zouden dat willen doen, en transgenders hebben meestal een andere relatie met hun lichaam dan cisgenders1. Ook dating, veilig vrijen en anticonceptie werken bij LHBT-jongeren net even anders. Wanneer een jongen voor het eerst verliefd is op een andere jongen, is de kans bijvoorbeeld groot dat het om een heteroseksuele klasgenoot gaat. Hoe kun je daar mee omgaan? Vanwege de hiv-epidemie onder mannen die seks hebben met mannen (MSM) is veilig vrijen voor homo- en biseksuele jongens een belangrijk onderwerp. En voor transgenderjongeren die met hormoonbehandeling beginnen, is gangbare informatie over anticonceptie niet altijd even nuttig. Hoewel veel informatie over liefde, seks en relaties zowel voor niet-LHBT’ers als LHBT’ers geschikt zijn, hebben LHBT’ers dan ook deels andere, LHBT-specifieke informatie en hulpverlening nodig over liefde, seks en relaties dan cisgenders en heteroseksuelen. Dit soort informatie en hulpverlening wordt op allerlei plekken al aangeboden, zowel via mainstream als LHBT-specifieke kanalen. Toch geven de resultaten van dit onderzoek aan dat het bestaande aanbod niet in alle gevallen goed aansluit bij de behoeftes van jongeren, en dat bepaalde informatie voor transgenders zelfs nog volledig ontbreekt. Vanwege het wegvallen van Schorer hebben Rutgers WPF en Soa Aids Nederland opdracht gekregen om een aantal werkzaamheden rondom seksuele gezondheid van LHBT’ers – lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuele mannen en vrouwen en transgenderpersonen – te continueren. Speciale aandacht gaat hierbij uit naar LHBT-jongeren tussen 12 en 25. Om nader inzicht te verkrijgen in hun behoefte aan informatie en hulpverlening op het gebied van seksuele gezondheid en in lacunes in het aanbod hiervan is een behoeftenpeiling uitgevoerd. Deze behoeftenpeiling heeft de volgende doelen: inzicht verkrijgen in wensen en behoeftes van LHBT-jongeren op het gebied van informatie en hulpbehoefte rondom seksuele gezondheid; inzicht verkrijgen in de wenselijke kanalen van informatie en hulpverlening voor LHBTjongeren; inzicht krijgen in de mate waarin LHBT-jongeren apart of geïntegreerd geïnformeerd en geholpen willen worden; inzicht verkrijgen in lacunes ten aanzien van informatievoorziening. De behoeftepeiling hanteert twee perspectieven. Ten eerste wordt aan de doelgroep zelf gevraagd wat zij nodig hebben en wenselijk vinden, ten tweede worden een aantal experts op dit terrein bevraagd over hetzelfde onderwerp. 1 Cisgender betekent: niet-transgender (zie verklarende woordenlijst). 9 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Op grond van bovenstaande doelstellingen zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: 1) Welke fases in hun ontwikkeling onderscheiden LHBT-jongeren van elkaar en welke globale informatiebehoefte hoort hierbij? 2) Welke thema’s binnen de seksuele gezondheid zijn belangrijk voor LHBT-jongeren als het gaat om informatie en hulpverlening? a) Wat is de prioritering binnen deze thema’s? b) Is er voldoende informatie beschikbaar op de relevante thema’s? 3) Moeten LHBT-jongeren benaderd worden door middel van een doelgroep aanpak of door middel van een mainstream-aanpak? a) In hoeverre willen LHBT-jongeren als groep apart worden benaderd of geïntegreerd worden in algemene kanalen voor jongeren? b) In hoeverre willen L, H, B en T-jongeren apart benaderd worden of samen? 4) Waar kunnen informatie en hulpverlening het beste aangeboden worden? a) Welke kanalen en bronnen van informatie en hulpverlening zijn er op dit moment? b) Welke kanalen en bronnen van informatie en hulpverlening prefereren LHBT-jongeren en waarom? c) Welke kanalen en bronnen van informatie en hulpverlening zijn volgens deskundigen te prefereren om LHBT-jongeren op een goede manier te bereiken? d) Verschillen de te prefereren kanalen naar ontwikkelingsfase? e) Worden LHBT-jongeren op dit moment voldoende bereikt door deze kanalen? 5) Hoe moet informatie over seksuele gezondheid voor LHBT-jongeren gebracht worden om effectief te zijn? a) Door welke terminologie over LHBT voelen LHBT-jongeren zich aangesproken en door welke niet? Hoe noemen zij zichzelf? Hoe willen ze genoemd worden? b) Bij welk taalgebruik over seksualiteit voelen LHBT-jongeren zich prettig en bij welke niet? c) Welke speciale eisen aan vormgeving van informatie gelden voor deze doelgroep? 1.2 Methoden Bij de doelstellingen van dit onderzoek en de onderzoeksvragen past een verkennende, kwalitatieve onderzoeksbenadering. In zo’n benadering ligt de focus op het verkennen van het onderwerp vanuit het perspectief van de doelgroep (en deskundigen) zelf en is er ruimte voor het ontdekken van nieuwe perspectieven en onderbelichte thema’s. De nadruk ligt minder op het verkrijgen van representatieve data en meer op het inventariseren van (nieuwe) perspectieven en thema’s. Door zowel deskundigen als de doelgroep zelf te spreken en door te letten op variatie binnen de steekproef, wordt de betrouwbaarheid in het oog gehouden. De kern van de dataverzameling wordt gevormd door interviews met vier deskundigen en drie focusgroepen met LHBT-jongeren. Volgordelijk zag het proces van dataverzameling en analyse er als volgt uit: 10 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 Literatuurverkenning Vooraf aan de huidige behoeftenpeiling heeft Rutgers WPF een breed ingestoken literatuurstudie verricht naar de seksuele gezondheid van LHBT’ers, waaronder jongeren. Hierover wordt uitgebreid gerapporteerd in het rapport Wat maakt het verschil? Diversiteit in de seksuele gezondheid van LHBT’ers (Rutgers WPF, 2013). De resultaten van deze literatuurstudie zijn gebruikt als voorkennis voor het huidige onderzoek en ter duiding van de resultaten. In hoofdstuk 2 wordt op grond hiervan een schets gegeven van de situatie van LHBT-jongeren in Nederland. Gesprekken met deskundigen Er hebben vier interviews plaatsgevonden met deskundigen op het gebied van LHBT, jongeren en seksuele gezondheid: Functie Psychotherapeut Projectleider Jeugd en Onderwijs bij het COC Functie en achtergrond Psychotherapeut met eigen praktijk, gespecialiseerd in jongeren en LHBT’ers. Beantwoordt daarnaast vragen van lezeressen over seks en relaties in een tijdschrift voor lesbische en biseksuele vrouwen. Tekstschrijver gespecialiseerd in LHBT O.a. betrokken bij Jong & Out en de Gay Straight Alliances. Schreef voor Schorer de boeken “Lesbische seks: Een praktisch handboek” en “101 vragen over homoseksualiteit”, en content voor de websites lesbisch.nl en allesovergay.nl Hulpverlener Transvisie Zorg Relevante expertisegebieden Hulpverlening, jongeren, LHBT algemeen, biseksualiteit, transgender LHB-jongeren (12-18), jongerenparticipatie, lotgenotencontact LHBT algemeen, lesbische vrouwen, lesbische seks Hulpverlening transgender jongeren, lotgenotencontact Tot slot heeft een aantal korte, oriënterende gesprekken plaatsgevonden met deskundigen. Zo is er contact geweest met het Landelijk Netwerk Biseksualiteit en met Soa Aids Nederland. Ook is contact gelegd met de coördinator van de Sense Infolijn, die in het team van medewerkers heeft geïnventariseerd welke hulpvragen er binnenkomen rondom LHBT-zijn. Zij konden hierbij alleen afgaan op vragen van jongeren die uit zichzelf aangaven LHBT te zijn, omdat niet specifiek naar LHBT-zijn wordt gevraagd wanneer er vragen binnenkomen. Dataverzameling onder LHBT-jongeren Er zijn drie focusgroepen gehouden met LHBT-jongeren: één met homojongens en lesbische meisjes (L en H), één met biseksuele jongeren (B) en één met transgender jongeren (T). Hoewel transgenderjongeren ook LHB kunnen zijn, richtten de eerste twee focusgroepen zich op cisgender homo- en biseksuele jongeren. Er werd verwacht dat transgender LHB-jongeren een andere informatiebehoefte hebben over hun seksuele identiteit dan cisgender LHB-jongeren. Er is gekozen voor focusgroepen vanwege de verdieping die dit oplevert: niet alleen de interviewers stellen vragen, maar de jongeren reageren ook op elkaar. Ook is er de mogelijkheid om onderlinge interactie (bijvoorbeeld taalgebruik, groepsnormen) te observeren en na te gaan over welke onderwerpen de jongeren wel en niet consensus bereiken. Om speciale aandacht te kunnen schenken aan het verschil tussen homo- en biseksualiteit is gekozen voor aparte focusgroepen voor homo- en biseksuele jongeren, zodat de jongeren zich vrij voelden om te reflecteren op specifieke behoeftes op grond van hun seksuele oriëntatie. In elke groep is gestreefd naar zes deelnemers met daarin een goede mix tussen jongens en meisjes (en in de transgender groep ook jongeren die zich niet als jongen óf meisje identificeren). Hoewel het jongerenprogramma van Rutgers WPF en Soa Aids Nederland zich richt op jongeren van 12 tot 25, is voor de focusgroepen aanvankelijk gekozen voor een smallere leeftijdsgroep, namelijk 15 tot 11 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid 20 jaar. In een focusgroep is het wenselijk dat deelnemers qua leefwereld niet teveel van elkaar verschillen. De verwachting was dat 20- jongeren meer behoefte aan informatie en hulpverlening zouden hebben dan 20+ jongeren, en dat jongeren onder de 15 het lastiger zouden vinden hun behoeftes te verwoorden. De jongeren zijn geworven via meerdere kanalen, zowel mainstream als doelgroepspecifiek: de mailinglist van Jong & Out (COC), social media van Expreszo, homohetero.nl, gay.nl, de mailinglist en het forum van de LNBI, de mailinglist van Transvisie Zorg, de facebookgroep Gender Zone, de website en het Summercamp van Embrace Pink, 18min.eu, gayandschool.nl, de mainstream jongerenforums sekswoordenboek.nl, fokforum.nl en scholieren.com, social media van Rutgers WPF en medewerkers, het eigen netwerk van de onderzoekers en het netwerk van LHBT-jongeren die zich al hadden aangemeld (zgn. ‘snowball sampling’). Bij de groepen met homo- en biseksuele jongeren heeft deze manier van werven goed resultaat gehad en is het gelukt in de samenstelling van de focusgroepen aan bovenstaande uitgangspunten te voldoen. Wel was er veel inspanning nodig om biseksuele jongens te bereiken. Bij de transgender focusgroep bleken de wervingsdoelstellingen niet haalbaar. Er meldden zich ten eerste niet genoeg jongeren, en daar zaten geen transmeisjes bij. Ook bleek de leeftijdseis te smal te zijn; van de vijf jongeren die zich meldden waren er twee ouder dan 20. Tot slot bleek bij het focusgroepgesprek de opkomst maar matig. Slechts twee van de vijf jongeren zijn gekomen. Aan de afwezigen is gevraagd of zij alsnog persoonlijk, telefonisch of via de mail geïnterviewd willen worden. Twee van hen waren hiertoe bereid. Met de deelnemende transgenderjongeren en de hulpverlener van Transvisie is geanalyseerd waarom er zich zo weinig transgender jongeren aanmeldden en waarom het zo moeilijk was met name transgender meisjes bereid te vinden mee te doen. Hieruit kwamen de volgende redenen: het kleine aantal transgenderjongeren dat open is over hun genderidentiteit (een kleine vijver om in te vissen); onderzoeksmoeheid onder transjongeren; de gevoeligheid van het thema seksualiteit; door participatie in onderzoek wordt het gevoel anders te zijn versterkt, terwijl transgender jongeren (en meisjes wellicht meer dan jongens) liever ‘gewoon’ jongen of meisje willen zijn. De deelnemers aan de focusgroepen kregen vooraf aan de focusgroep een inventariserende vragenlijst per e-mail. Hierin stonden vragen over hun achtergrond, hun informatiebehoefte, hun taalgebruik en de kanalen van informatie en hulpverlening die ze bij voorkeur gebruiken. Met deze informatie zijn de focusgroepen voorbereid. Er was daardoor meer gelegenheid tot verdieping in de focusgroepen. Ook werd de jongeren daardoor vooraf aan de focusgroep de gelegenheid gegeven sensitieve onderwerpen naar voren te brengen die in een groepscontext minder gemakkelijk bespreekbaar zijn, bijvoorbeeld seksuele grensoverschrijding en dwang. 12 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Tabel 1.1: Overzicht dataverzameling Vorm van dataverzameling Doelgroep Homojongens en Focusgroep lesbische meisjes2 Transgender Focusgroep jongeren Biseksuele jongens Focusgroep en meisjes Telefonisch Transgender interview jongeren Telefonisch Transgender interview jongeren Rutgers WPF, 2013 Datum Aantal 2-9-2012 6 23-9-2012 2 30-9-2012 6 Wervingskanalen Jong & Out (COC) (4), Expreszo (1), snowball sampling (1) Transvisie Zorg, Gender Zone (facebookgroep) Jong & Out (3), indirect via vrienden (2), eigen netwerk (1) 18-10-2012 1 Sekswoordenboek.nl 16-11-2012 1 Transvisie Zorg Tabel 1.2: Demografische kenmerken van de deelnemers Doelgroep Aantal Gender Leeftijd Opleidingsniveau Homojongens en lesbische meisjes 6 3 meisjes, 3 jongens 15, 18, 18, 20, 20, 20 1 VWO, 1 MBO, 2 HBO, 2 WO Biseksuele jongeren 6 4 meisjes, 2 jongens 15, 15, 16, 17, 18, 20 2 HAVO, 1 VWO, 1 MBO, 1 HBO, 1 WO Transgender jongeren 4 2 transgender jongens, 1 MVspectrum transgender, 1 jongen die aan crossdressing doet 18, 20, 23, 24 1 HAVO, 2 VWO, 1 HBO In de Bijlage zijn de vragenlijsten en topiclists van de focusgroepen en interviews met jongeren en deskundigen terug te vinden. 1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt op basis van de literatuurverkenning een beeld geschetst van de LHBTjongerendoelgroep in Nederland. In hoofdstuk 3 en 4 worden de resultaten besproken van de interviews met deskundigen en de focusgroepen en aanvullende interviews met respectievelijk de LHB-jongeren (hoofdstuk 3) en de transgenderjongeren (hoofdstuk 4). Voor deze indeling is gekozen omdat jongeren en deskundigen dit zelf een logische splitsing van de LHBT-doelgroep vonden, en omdat uit de resultaten inderdaad bleek dat hun informatie- en hulpverleningsbehoeftes op belangrijke punten van elkaar verschilden. Per groep zijn het ‘wanneer’, ‘wat’, ‘wie’, ‘waar’ en ‘hoe’ van hun informatie- en hulpverleningsbehoefte besproken. De resultaten uit de interviews met deskundigen en de gesprekken met jongeren zijn gezamenlijk besproken. Omdat deze resultaten soms van elkaar verschilden, is zoveel mogelijk aangegeven in hoeverre inzichten wel of niet gedeeld werden door jongeren en deskundigen. 2 Daarnaast heeft nog één lesbisch meisje de vragenlijst per e-mail ingevuld, maar bleek zij toch niet naar de focusgroep te kunnen komen. De door haar ingevulde zijn wel meegenomen bij de analyse van de vragenlijst per e-mail. 13 Gaat het ook over mij? De behoeften van lhbt-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid 2 LHBT-Jongeren: context en achtergrond 2.1 Wat betekent LHBT? Rutgers WPF, 2013 Steeds vaker wordt in Nederland de afkorting LHBT gebruikt. Deze afkorting staat voor lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuele mannen en vrouwen en transgenderpersonen. Hoewel de afkorting LHBT uitgaat van vier verschillende doelgroepen, gaat het in feite om twee verschillende seksuele minderheden (homo- en biseksuelen) en om één minderheid op het gebied van genderidentiteit (transgenders). Homoseksuele jongens en lesbische meisjes zijn jongeren die zich uitsluitend of vooral aangetrokken voelen tot personen van hetzelfde geslacht. Biseksuele jongens en meisjes voelen zich zowel tot jongens als tot meisjes aangetrokken. In een bevolkingsonderzoek onder Nederlandse jongeren (De Graaf, Kruijer, Van Acker & Meijer, 2012) gaf 4,7 procent van de jongens aan (ook) op jongens te vallen, en twijfelde nog eens 0,8 procent hierover. Van de meisjes voelde 7,2 procent zich (ook) tot meisjes aangetrokken en twijfelde 1,5 procent. Onder de volwassen bevolking liggen deze percentages hoger. Transgenderjongeren zijn jongeren die zich niet (geheel) identificeren met het geslacht dat hen bij geboorte is toegewezen. Ze zijn bijvoorbeeld bij de geboorte als jongen geregistreerd, maar voelen zich meisje of andersom. Ook zijn er transjongeren die zich ongeveer evenveel jongen als meisje voelen, jongeren die zich geen van beide voelen, en jongeren die zich vooral met hun geboortegeslacht identificeren maar deels ook met het andere geslacht. Genderidentiteit kan dan ook worden opgevat als een continuüm. Wanneer een transgenderjongere niet alleen een andere genderidentiteit heeft dan het geboortegeslacht maar daarnaast ook onvrede ervaart met huidige lichaam en geslacht, wordt van genderdysfore gevoelens gesproken. Hoeveel jongeren transgenderen/of genderdysfore gevoelens ervaren is niet onderzocht. Van de volwassenen bevolking voelt 4,6 procent van de ‘als man geborenen’ en 3,2 procent van de ‘als vrouw geborenen’ zich psychisch ongeveer evenveel man als vrouw (ambivalente genderidentiteit). Daarnaast voelt 1,1 procent van de als man geborenen zich meer vrouw dan man, en van de vrouwgeborenen voelt 0,8 procent zich meer man dan vrouw (incongruente genderidentiteit). Een minderheid hiervan geeft daarnaast aan onvrede met de sekse van het lichaam waar ze mee zijn geboren en heeft de wens het lichaam aan te passen: in totaal 0,6% van alle respondenten die als man zijn geborenen en 0,25% van alle respondenten die als vrouw zijn geborenen (Kuyper, 2012). Op het eerste gezicht is het misschien onduidelijk waarom deze verschillende groepen in één adem worden genoemd in de afkorting LHBT. Ondanks hun onderlinge verschillen delen LHBT’ers echter veel ervaringen. Ze maken ten eerste een zoektocht naar hun identiteit door en leven ten tweede in een heteronormatieve samenleving waarin hun acceptatie niet altijd vanzelfsprekend is, wat kan leiden tot minderheidsstress (Meyer, 2003; Testa, 2012). Hoewel seksuele oriëntatie en gender niet met elkaar verward moeten worden, zijn het bovendien wel twee nauw met elkaar verbonden aspecten van identiteit. De zoektocht naar hun genderidentiteit die transgenders vaak doormaken, roept bij hen zelf en bij hun omgeving vragen op over hun seksuele oriëntatie. Ook blijkt dat een relatief groot deel van de jongeren die zich als kind bij het genderteam meldden vanwege genderdysfore gevoelens, maar waarbij die gevoelens rond het begin van hun puberteit verdwenen of verminderden, homo- of biseksueel zijn (Drummond, Bradley, Peterson-Badali & Zucker, 2008; Steensma, Biemond, De Boer & Cohen-Kettenis, 2010; Wallien & Cohen-Kettenis, 2008). Tot slot spelen in de LHB-subcultuur gendernonconformisme en cross-gender spel traditioneel een rol, bijvoorbeeld in de praktijken van drag queens: homoseksuele mannen die zich voor de show als extravagante dames verkleden (Newton, 1979). Voor meer verklaringen van LHBT-specifiek taalgebruik en terminologie, zie de verklarende woordenlijst in de appendix. 15 Rutgers WPF, 2013 2.2 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Beperkte acceptatie en minderheidsstress Terwijl LHB’ers in Nederland relatief veel aandacht krijgen vanuit onderzoek en beleid, zijn transgenders als doelgroep pas recent meer in de aandacht gekomen. Van LHB’ers ofwel LHB’s weten we al langer dat zij door de meeste mensen geaccepteerd worden, maar dat deze acceptatie ook haar beperkingen kent (Keuzenkamp, Bos, Duyvendak & Hekma, 2006; Keuzenkamp, 2010; Keuzenkamp, Kooiman & Van Lisdonk, 2012). Vergeleken met volwassenen staan jongeren bovendien relatief vaak negatief tegenover homo- en biseksualiteit, wat LHB-jongeren extra kwetsbaar maakt (De Graaf et al., 2012). Recent bleek dat ook transgender-zijn door een aanzienlijk deel van de Nederlandse bevolking niet wordt geaccepteerd (Kuyper, 2012) en dat de meerderheid van de transgenders wel eens te maken heeft met negatieve reacties in hun omgeving (Keuzenkamp, 2012). Beperkte acceptatie, (het anticiperen op) negatieve reacties, het internaliseren van homo- of transnegativiteit en het geheim houden van de eigen seksuele oriëntatie of genderidentiteit kunnen leiden tot minderheidsstress (Meyer, 2003). Doordat LHBT’ers te maken krijgen met minderheidsstress zijn zij een kwetsbare groep als het gaat om psychisch welbevinden. Ze hebben bijvoorbeeld vaker depressieve gevoelens en suïcidale gedachten. Van de LHB-jongeren rapporteert 14 procent van de meisjes en 12 procent van de jongens dat zij zich vaak of heel vaak depressief voelen, en heeft 50 procent er wel eens aan gedacht zelfmoord te plegen (Van Bergen & Van Lisdonk, 2010). Bij transgenders (zowel jongeren als volwassenen) liggen deze percentages nog hoger: 51 procent van de transgenders in Nederland is in lichte tot ernstige mate psychisch ongezond te noemen (ten opzichte van 14 procent van de algemene bevolking) en 71 procent heeft er wel eens aan gedacht om zelfmoord te plegen (Keuzenkamp, 2012). 2.3 Het coming out- en transitieproces LHB-jongeren maken tijdens hun puberteit een ontwikkeling door waarin zij hun seksuele aantrekking tot mensen van hetzelfde geslacht een plek geven in hun leven, ook wel het ‘coming out-proces’ genoemd. Tijdens dit proces hebben ze veel behoefte aan informatie en soms hulpverlening rondom seksuele oriëntatie en coming out. Vaak wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende mijlpalen in dit proces door middel van zogenaamde coming out modellen (b.v. SavinWilliams en Cohen, 2007). Dit soort modellen zijn omstreden omdat ze veronderstellen dat alle LHBjongeren op dezelfde manier dit proces doorlopen. Om deze reden is gesuggereerd om niet een gestandaardiseerd stappenmodel te gebruiken, maar jongeren zelf te vragen naar de mijlpalen in hun seksuele ontwikkeling (Schneider, 2001). In dit onderzoek is daarom aan de jongeren zelf gevraagd wat voor hen belangrijke mijlpalen waren (zie par. 3.1). Uit eerder onderzoek onder jongeren blijkt dat LHB-jongeren zich gemiddeld rond hun 13e of 14e jaar voor het eerst seksueel aangetrokken voelen tot iemand van hetzelfde geslacht. (De Graaf, Meijer, Poelman & Vanwesenbeeck, 2005). Na verloop van tijd volgt de stap waarin jongeren hun gevoelens omzetten in een homo- of biseksuele identiteit. Hier gaat tijd overheen: in een groep jongens die na hun coming out enkele jaren werd gevolgd duurde dit gemiddeld 2,6 jaar (Franssens & Hospers, 2009). Wanneer LHB-jongeren hun seksuele identiteit hebben benoemd duurt het vaak nog een tijd voordat ze dit ook aan anderen vertellen (de coming out). Uit twee studies onder Nederlandse jongeren blijkt dat dit gemiddeld met 16 of 17 jaar gebeurt (De Graaf et al., 2012; Keuzenkamp, 2010). Beide studies hebben zeer waarschijnlijk te maken met een onderschatting van de werkelijke leeftijd van de coming out, omdat voor een flink deel van de jongeren in beide studies de coming out nog helemaal niet had plaatsgevonden. Ook transgenderjongeren doorlopen verschillende mijlpalen in het proces waarin ze hun genderidentiteit een plek geven. Genderdysfore gevoelens manifesteren zich bij een deel van de transgenders al vóór het zesde jaar, en bij een ander deel rond de puberteit. Omdat de omgeving vaak zeer negatief reageert wanneer kinderen deze gevoelens uiten, proberen veel kinderen en 16 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 jongeren deze te verbergen. Meer dan vroeger staan ouders de laatste jaren echter open voor de gevoelens van genderdysforie van hun kinderen, vanwege de grotere bekendheid over genderdysforie en de totstandkoming van een afdeling voor kinderen binnen het zorgcentrum voor genderdysforie in het VU Medisch centrum. In het ontwikkelingsproces van transgenderjongeren staan allerlei beslissingen centraal. Transgenderjongeren moeten allereerst beslissen of het voor hen wel of niet nodig is om in transitie te gaan: om fulltime te gaan leven in het geslacht waarmee zij zich identificeren. Dit is niet voor alle transgenders het geval. Er zijn bijvoorbeeld transgenders die zich grotendeels met hun geboortegeslacht identificeren, en slechts gedeeltelijk met het andere geslacht. Voor hen kan periodieke rolwisseling in de privésfeer, bijvoorbeeld je af en toe thuis als meisje kleden, voldoende zijn. Transitie heeft zowel een sociale als een medische kant. Sociale transitie of ‘rolwisseling’ betekent dat een transjongere in sociaal opzicht zoveel mogelijk als het gewenste geslacht door het leven gaat. Zo’n rolwisseling is een wisselwerking tussen enerzijds het eigen uiterlijk en gedrag en anderzijds de benadering door anderen. Een transjongen gaat bijvoorbeeld jongenskleren dragen, zijn borsten verbergen met een platdrukkend hesje, een jongensnaam in gebruik nemen en anderen vragen ‘hij’ en ‘hem’ te zeggen. Geleidelijk aan zal zijn naaste omgeving hem ook steeds meer als jongen zien en behandelen, en zullen ook onbekenden hem steeds vaker als jongen inschatten. Dit gaat echter niet van de ene op de andere dag. Zonder hormoonbehandeling is het vaak niet mogelijk om als jongen herkend te worden, bijvoorbeeld vanwege het gebrek aan baardgroei en doordat zijn stem dan nog niet is gedaald. Een tweede vraag die transgenderjongeren moeten beantwoorden is dan ook de vraag of zij behoefte hebben aan lichamelijke verandering. Aanpassing van het lichaam door middel van hormonen en/of operaties wordt medische transitie of geslachtsaanpassende behandeling genoemd. Slechts een minderheid van alle mensen die zich niet geheel met hun geboortegeslacht identificeren heeft ook een behandelwens. Zo zijn er transgenders die wel graag fulltime in het andere geslacht willen leven, maar geen hekel hebben aan hun lichaam en het daarom ook niet willen veranderen. Voor sommigen geldt daarnaast dat zij slechts een gedeeltelijke behandeling wensen, bijvoorbeeld wel hormonen maar geen operaties. Medische transitie bestaat uit diagnostische gesprekken, hormoonbehandeling en verschillende operaties. Vanaf het 12e jaar kunnen genderdysfore kinderen puberteitsremmers slikken, vanaf het 16e jaar kunnen ze met hormoonbehandeling beginnen en vanaf 18 jarige leeftijd is het mogelijk een geslachtsoperatie te laten uitvoeren. Wat operaties betreft kunnen transgender vrouwen één operatie, namelijk de vaginaplastiek, vergoed krijgen. Bij deze operatie wordt hun penis omgevormd tot een vagina. De borstgroei van transgender vrouwen wordt door hormoonbehandeling op gang gebracht, maar het resultaat verschilt sterk. Afhankelijk van het effect van de hormonen en de eigen wensen kunnen transvrouwen behoefte hebben aan een borstvergroting, maar deze moeten zij zelf betalen. Transgender mannen krijgen een borst-, buik- en genitale operatie vergoed. Bij de borstoperatie wordt een mannelijke borstkas gecreëerd door de borsten te verwijderen en de tepels terug te plaatsen. De buikoperatie bestaat uit het verwijderen van baarmoeder en eierstokken. Er zijn twee genitale operaties mogelijk: metaidoioplastiek en falloplastiek. Bij een ‘meta’ wordt de door hormonen gegroeide clitoris aan één kant losgemaakt van de huid, zodat er een kleine penis ontstaat. Bij een ‘fallo’ wordt weefsel uit (meestal) de pols gebruikt om een penis te creëren. De schaamlippen worden bij beide operaties omgevormd tot balzakken, en ook is het in beide gevallen mogelijk de plasbuis te verleggen naar de penis zodat men staand kan plassen. Een ‘meta’ kan uit zichzelf een erectie krijgen en behoudt de erotische gevoeligheid van de clitoris. Bij een ‘fallo’ kan een erectieprothese worden toegevoegd, waarbij de penis stijf wordt door middel van een pompje in de balzak (deze erectieprothese wordt niet vergoed). 17 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid De medische mogelijkheden leveren vooral bij transmannen moeilijke keuzes op: gaan zij voor grootte of voor erotisch gevoel? Een deel kiest ervoor helemaal geen genitale operatie te laten uitvoeren. Zij staan vervolgens voor de keuze of ze hun baarmoeder en eierstokken wel of niet willen laten verwijderen. Strikt gezien is dit niet noodzakelijk wanneer de vagina-opening intact blijft en de baarmoeder en eierstokken daarom gemakkelijk te bereiken zijn. Voordat de nieuwe wet rondom genderregistratie in werking treedt, is het echter pas mogelijk de geslachtsaanduiding in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) aan te passen nadat men medisch gezien onvruchtbaar is, waarvoor een buikoperatie wel noodzakelijk is. 2.4 LHBT’ers en seksuele gezondheid LHBT’ers hebben relatief vaak te maken met seksuele gezondheidsproblemen. Homo- en biseksuele jongens onder de 25 jaar hebben vaker dan heterojongens van dezelfde leeftijd seks gehad onder druk of dwang, en hebben ook vaker last van seksuele disfuncties (De Graaf et al., 2012). Wanneer we naar de volwassen bevolking kijken, valt op dat er ook tussen homo- en biseksuelen verschillen zijn in seksuele gezondheid. Net als jongeren zijn ook volwassen homo- en biseksuele mannen vaker dan heteroseksuele mannen slachtoffer van seksueel geweld. Biseksuele vrouwen hebben echter vaker seksueel geweld meegemaakt dan lesbische én heterovrouwen. Lesbische en biseksuele vrouwen zijn minder tevreden over hun seksleven, hebben minder seksueel zelfvertrouwen en hebben vaker seksuele disfuncties dan heterovrouwen. Ook biseksuele mannen hebben relatief vaak last van seksuele disfuncties, vaker dan hetero- én homoseksuele mannen (Rutgers WPF, 2013). In 2012 is voor het eerst onderzocht of mensen met transgendergevoelens in hun seksuele gezondheid verschillen van mensen zonder transgendergevoelens. Dit bleek inderdaad het geval te zijn. Mensen met transgendergevoelens hebben relatief vaak geen seks, zijn minder tevreden en hebben vaker last van seksuele disfuncties. Ook zijn zij vaker slachtoffer van seksueel geweld (Rutgers WPF, 2013). Uit een andere studie waarin twaalf transgenderpersonen zijn geïnterviewd, bleek bovendien dat genderdysfore gevoelens veel impact hebben op seksuele beleving. Wanneer lichaam en je genderrol voor het gevoel niet ‘kloppen’ met wie je bent, kan dit een barrière zijn om van seks te genieten en je seksueel prettig te ontwikkelen. In transitie gaan heeft dan een positief effect op de seksuele tevredenheid. Medische aanpassing van het lichaam heeft ook impact op het seksueel functioneren, soms in positieve, soms in negatieve zin (Doorduin & Van Berlo, 2012). 18 Gaat het ook over mij? De behoeften van lhbt-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid 3 Rutgers WPF, 2013 De informatie- en hulpverleningsbehoeften van homoseksuele jongens, lesbische meisjes en biseksuele jongeren In dit hoofdstuk worden de resultaten gepresenteerd van het huidige onderzoek over de informatieen hulpverleningsbehoeften rondom seksuele gezondheid van LHB-jongeren en deskundigen. In twee focusgroepen is met in totaal 12 jongeren gesproken over hun behoeften aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid. Daarnaast zijn vier deskundigen geïnterviewd over hetzelfde onderwerp geïnterviewd. 3.1 Wanneer? De veranderende informatiebehoefte tijdens het coming outproces “In het begin ben je nog heel erg bezig met, wat ben ik nou? Wat is homo? En nog niet zo met, hoe kan je seks hebben? Dat is later pas. Als je het zelf helemaal hebt geaccepteerd, je bent uit de kast en zo, en je gaat op zoek naar andere jongens om mee uit te gaan en dingen te doen, dan pas ga je uitzoeken van hoe werkt het.” (homoseksuele jongen) Zoals in paragraaf 2.3 staat beschreven gaan LHB-jongeren door een ontwikkelingsproces waarin zij hun gevoelens voor hetzelfde geslacht ontdekken, benoemen en in hun leven inbedden. Dit proces is op verschillende manieren te beschrijven, waarbij meestal een aantal mijlpalen of fases worden benoemd. Om de jongeren uit te nodigen te beschrijven welke mijlpalen en fases voor hen belangrijk waren is aan hen een eenvoudig model voorgelegd met de volgende drie fases: voordat je het weet; als je erachter komt; na je coming out. Aan de jongeren is vervolgens gevraagd of ze zich in deze fases herkennen, wat er in deze fases gebeurt en aan wat voor informatie of hulpverlening ze in deze fases nodig hadden. De jongeren in dit onderzoek waren het er met elkaar over eens dat de volgende stappen belangrijke mijlpalen in hun proces waren geweest: Fase 1. Je gevoelens benoemen: wat ben ik? Fase 2. Uit de kast: wie vertel ik het? Fase 3. Coming in: waar hoor ik bij? Fase 4. Je weg gevonden. Voor de homojongeren stond dit proces op de voorgrond van hun seksuele ontwikkeling: pas na hun coming out en coming in gingen zij hun seksualiteit echt ontdekken. Ook de biseksuele jongeren herkenden zich in dit proces, al stond het voor een deel van hen minder op de voorgrond omdat zij ook een ‘heteroseksuele’ ontwikkeling doormaken. Voor bi-jongeren is het mogelijk ook een minder lineair proces: vanwege vooroordelen en de geringe bekendheid van biseksualiteit blijven zij vaak twijfelen aan de benoeming van hun identiteit, ook wanneer zij in hun omgeving al open zijn over hun voorkeur. De fases zijn hier lineair en als van elkaar te onderscheiden gepresenteerd. In de realiteit overlappen de fases vaak met elkaar, kunnen ze ook in een andere volgorde doorlopen worden, doorloopt niet iedereen alle fases en is het ook mogelijk om ‘terug te keren’ naar een eerdere fase. 3.1.1 Fase 1: Je gevoelens benoemen: wat ben ik? Tot op een bepaalde leeftijd weten jongeren nog niet dat ze homo- of biseksueel zijn. De meesten zullen er vanuit gaan dat ze heteroseksueel zijn, maar het kan ook dat iemand zich al ‘anders’ voelt of dat de omgeving iemand ‘verdenkt’. De jongeren hadden ook in deze fase vaak al seksuele of verliefde gevoelens voor mensen van hetzelfde geslacht, maar trokken daaruit nog niet de conclusie dat deze gevoelens anders waren dan bij heterojongeren. 19 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid “Ik wist gewoon dat ik jongens leuk vond, nooit meisjes, en ik dacht dat dat heel normaal was. Homo, hetero en zo, dat wist ik allemaal niet.” (homoseksuele jongen). Om latere homo- of biseksuele gevoelens bij zichzelf te kunnen herkennen, vond men het belangrijk dat jongeren van jongs af aan afweten van het bestaan van homo- en biseksualiteit én een positief beeld ervan hebben. Als je niet weet dat het bestaat of als het enkel negatieve associaties oproept is het lastiger om gevoelens als zodanig te herkennen. Een lesbisch meisje vertelde bijvoorbeeld dat ze pas op haar 18e jaar ontdekte dat ze lesbisch was, omdat lesbische vrouwen in haar omgeving niet zichtbaar waren. “Ik kom uit een heel klein dorp waar geen één vrouw lesbisch was. …Tot mijn achttiende kende ik wel mannelijke homo’s, maar vrouwelijke helemaal niet.” (lesbisch meisje) Het vertalen van homo- of biseksuele gevoelens naar een homo- of biseksuele identiteit kan een intensief en langdurig zoekproces zijn. Ook volgens de deskundigen worstelen jongeren vaak met de vraag ‘wat’ ze nou eigenlijk zijn, en bij de Sense Infolijn komen hierover veel vragen binnen. Jongeren hebben vaak het gevoel dat ze daar een pasklaar antwoord op moeten vinden en dat ze zichzelf zo snel mogelijk in een hokje moeten plaatsen, maar dat kan lastig zijn. Een van de deskundigen raadt aan om de stap van seksuele gevoelens naar een seksueel ‘label’ te relativeren: je hoeft niet meteen te weten ‘wat’ je precies bent en hoe dat heet. De homoseksuele jongeren zochten in deze fase veel informatie over homoseksualiteit. Ze vergeleken zichzelf met het beeld dat ze hadden van een homojongen of een lesbisch meisje. Ze wilden alvast weten hoe seks met een seksegenoot werkt. Ook zochten ze vaak contact met andere homojongeren om zichzelf aan te kunnen spiegelen. “Vroeger twijfelde ik nog wat ik nou was. ... Ik heb gezocht naar dingen zoals hoe 'homo zijn' is en wanneer je homo bent. Ook hoe de seks ging. Ik ben toen uitgekomen op een site van het COC, Jongenout.nl, daar ben ik in contact gekomen met veel andere jongeren. Zo ben ik erachter gekomen wat homo is en dat ik dat ook ben.” (homoseksuele jongen) “Voornamelijk zocht ik op of er een soort prototype lesbie was waar ik me dan mee kon verifiëren. Ik keek of het kijken naar meisjes normaal was als hetero of dat je dan gelijk lesbisch bent.” (lesbisch meisje) De biseksuele jongeren liepen bij deze stap tegen andere dingen aan dan de homoseksuele jongeren. Sommigen van hen vonden het heel gemakkelijk hun gevoelens te herkennen juist omdat zij zich tot beide seksen aangetrokken voelen. Dezelfde gevoelens die zij én de meeste van hun leeftijdsgenootjes voor het andere geslacht krijgen, herkennen zij wanneer ze deze ook voor seksegenoten blijken te voelen. “Ik wist het eigenlijk al vanaf dat ik super klein was. … Dat je gewoon merkt dat je dezelfde aantrekkingskracht hebt voor meisjes en jongens. Dan merk je dat het niet echt om het geslacht gaat, maar om de persoon.” (biseksueel meisje) Tegelijkertijd is biseksualiteit minder bekend dan homo- en heteroseksualiteit, en bestaan er veel vooroordelen over: dat biseksuelen niet kunnen kiezen en dat het een fase is. De bi-jongeren vonden het daarom moeilijker een conclusie te trekken over hun seksuele oriëntatie, en gaven ook aan dat ze nog steeds soms twijfelen. “Ik dacht heel erg van, óf ik ben hetero, óf ik ben homo, maar het kwam niet bij me op dat het zou kunnen [om bi te zijn.] Tot ik een gesprek had met iemand die bi was, en ik ineens magisch het licht zag, want daarvoor … kwam het niet in me op.” (biseksuele jongen) 20 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 “Ik denk dat het lastiger is dan als je gewoon op één geslacht zou vallen. Je blijft toch altijd twijfelen, je weet het ergens wel van jezelf maar toch probeer je steeds weer van…. Je moet er echt achter blijven komen de hele tijd opnieuw.” (biseksueel meisje) Deskundigen geven aan dat seksuele oriëntatie vaak als binair wordt gezien: homo- en heteroseksualiteit zijn zichtbaarder dan biseksualiteit. Ook als biseksualiteit bekend is, heerst nog vaak de gedachte dat het precies tussen homo- en heteroseksualiteit in staat. Vragen waar jongeren mee kunnen worstelen zijn daarom: betekent biseksueel dat je evenveel op jongens als op meisjes valt? Kan seksuele aantrekking tot jongens anders voelen dan seksuele aantrekking tot meisjes? Ook op andere vlakken is seksuele oriëntatie niet altijd even eenduidig, wat labeling lastig maakt. Wat is bijvoorbeeld de betekenis van seksuele fantasieën? Kun je als lesbische vrouw fantaseren over seks met mannen? Kunnen seksuele voorkeuren ook verschuiven? Bij de Sense infolijn melden zich soms jongeren die homoseksuele gevoelens hebben, maar deze niet accepteren en een uitweg zoeken: “ik wil dit niet zijn.” Zelfacceptatie werd door zowel de jongeren als de deskundigen in dit onderzoek echter nauwelijks naar voren gebracht als thema. Geen van de jongeren uit de focusgroepen gaf aan moeilijkheden te hebben gehad met het accepteren van de eigen seksuele identiteit. Mogelijk vinden veel LHB-jongeren het gemakkelijker om zichzelf te accepteren dan om zichzelf te labelen. Volgens de deskundigen zijn het vooral de jongeren met een religieuze en/of niet-westerse achtergrond die met zelfacceptatie worstelen. Ook voordat LHB-jongeren hun gevoelens hebben ontdekt en een naam gegeven, doen ze soms al seksuele ervaring op met iemand van hetzelfde geslacht. Een homojongen vertelt bijvoorbeeld dat hij wel eens seksuele spelletjes deed met de buurjongen voordat hij enig benul had van zijn eigen homoseksualiteit. Een bi-jongen ontdekte zijn seksuele aantrekking tot mannen toen hij na een avondje stappen met een vriend in bed belandde. 3.1.2 Fase 2: ‘Uit de kast’: wie vertel ik het? “Ik zat soms echt urenlang achter de computer ’s avonds op mijn kamer al die verhalen te lezen, hoe gaat dat nou, hoe reageren mensen. Daardoor heb ik op een gegeven moment de moed gevonden van ‘ik ga het gewoon vertellen.’” (homoseksuele jongen). Als jongeren er over uit zijn dat ze echt homo, lesbisch of bi zijn, volgt de vraag of, wanneer, hoe en wie zij het willen vertellen. Dit wordt ook wel ‘uit de kast komen’ of ‘coming out’ genoemd. Volgens zowel de deskundigen als de jongeren zelf hebben LHB-jongeren vaak informatie en steun nodig bij het maken van keuzes rondom coming out. Een coming out kan enerzijds erg meevallen en jongeren vinden het belangrijk de angst ervoor te relativeren. Anderzijds kunnen er wel degelijk ernstige gevolgen zijn zoals pesten of uitsluiting door familie. Dit laatste komt vooral in traditionele gezinnen voor. Zowel jongeren zelf als deskundigen geven aan dat het daarom belangrijk is coming out als keuze te benoemen en het niet als vanzelfsprekend te beschouwen dat iedereen uiteindelijk uit de kast komt. Het is belangrijk dat iemand er zelf klaar voor is en niet teveel gevaar loopt. In sommige gevallen is het een goede beslissing om ouders niets te vertellen en een ‘dubbelleven’ te leiden. Als iemand zeer negatieve reacties verwacht maar toch uit de kast wil komen, moet hij of zij goed voorbereid zijn op de gevolgen en de weg naar ondersteuning al hebben gevonden. Wie uit de kast wil komen maar niet goed durft, kan steun vinden in de ervaringsverhalen van anderen. Ook ontmoeting en gesprekken met andere jongeren kunnen helpen. “Ik zat er heel erg mee in de knoop. Toen heb ik me aangemeld op Jong & Out. …. De begeleider daar vroeg me, wat is het probleem eigenlijk? Het hoeft toch helemaal geen probleem te zijn? Hij weerkaatste mijn vragen op een hele goede manier terug, waardoor ik de moed kreeg om het toch te doen.” (homoseksuele jongen) 21 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Biseksuele jongeren krijgen deels met dezelfde, deels met andere reacties te maken dan homojongens en lesbische meisjes. Ze liepen vaak tegen vooroordelen en onbegrip over biseksualiteit aan. Biseksualiteit onder meisjes wordt bijvoorbeeld vooral ‘spannend’ en ‘sexy’ gevonden door jongens, en daarmee niet erg serieus genomen. Ook verwachtte hun omgeving vaak dat ze uiteindelijk zouden ‘kiezen’. “Mijn ouders dachten op een gegeven moment ook, wat bén je nou eigenlijk.” “Alsof je niet kan kiezen of zo.” “Je moet echt een hokje hebben. Ik val niet op het geslacht, maar gewoon op de persoon en dat snappen veel mensen gewoon niet.” (interactie tussen twee biseksuele meisjes) De bi-jongeren uit dit onderzoek waren in mindere mate uit de kast dan de homo-jongeren. Dit kan komen doordat de bi-jongeren in dit onderzoek jonger waren dan de homojongeren. Uit onderzoek blijkt echter ook dat biseksuele jongeren minder vaak uit de kast zijn dan homo-jongeren. Vooral bi-jongens komen minder vaak uit de kast (Van Lisdonk & Van Bergen, 2011). Hoe komt het dat biseksuele jongeren minder uit de kast komen? Volgens één van de deskundigen bestaan er ten eerste veel vooroordelen over biseksualiteit, die zelfacceptatie en openheid kunnen bemoeilijken. Ten tweede bestaat er in Nederland niet of nauwelijks zoiets als een bi scene. De mainstream wereld is hetero georiënteerd en daarnaast is er een homo-subcultuur. Biseksuelen zitten vaak in één van deze twee werelden. Wanneer een biseksuele jongen zich beter thuis voelt bij de mainstream, bijvoorbeeld omdat hij een (monogame) relatie met een meisje heeft, is er wellicht weinig reden om uit de kast te komen. Tot slot hebben bi-jongens mogelijk meer of op een andere manier dan homojongens last van beeldvorming rondom gender en seksualiteit. Een homoseksuele voorkeur wordt vooral bij mannen geassocieerd met cross-gender gedrag en uitstraling. Terwijl homojongens in de beeldvorming vaak als ‘onechte mannen’ worden beschouwd, zijn bi-jongens moeilijker te plaatsen. Dit maakt het wellicht makkelijker om als homo-jongen uit de kast te komen: dan is het maar duidelijk. 3.1.3 Fase 3: ‘Coming in’: waar hoor ik bij? “Het is echt een hele andere, ondergrondse wereld. … En ik vind die wereld leuker.” (homoseksuele jongen) Als jongeren uit de kast zijn zoeken ze vaak contact met andere LHB-jongeren en gaan ze de LHBwereld verkennen, ook wel ‘coming-in’ genoemd. Coming-in kan echter ook al plaatsvinden voordat, of zonder dat iemand uit de kast komt tegenover de eigen omgeving. Jongeren onderzoeken in deze fase hun positie ten opzichte van die LHB-wereld. Voel je je als een vis in het water in de gay scene of voelt het vertrouwder bij je oude, (grotendeels) hetero vriendenkring? Of ben je thuis in twee werelden? Hoe leer je potentiele dates kennen als je je niet thuis voelt in de LHB-wereld? “Ik leerde iemand kennen en die sleurde mij meteen die hele wereld in. Toen kwam ik erachter dat ik die wereld eigenlijk niet zo leuk vind. … Maar op een gegeven moment wil je ook meisjes leren kennen, hoe doe je dat dan?” (lesbisch meisje) Bij dit vormgeven van je publieke identiteit als LHB-jongere horen ook keuzes in zelfpresentatie en vragen over stereotypes. Zijn lesbische of bi-meisjes bijvoorbeeld ‘mannelijker’ dan heteromeisjes, en hoe zorg je dat je andere lesbische en biseksuele meisjes jou herkennen? “Ik had zo’n fase dat ik me mannelijker ging kleden, want dan kunnen andere meisjes zien dat ik het [bi] ben … . Maar een tijdje later dacht ik, dit heeft geen zin, want meisjes vallen op meisjes. Sommigen vallen op jongensachtige meisjes, anderen op meisjesachtige meisjes. Je valt op gewoon op wie je wil vallen.” (biseksueel meisje) 22 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 Volgens deskundigen hebben LHB-jongeren die minder genderconform zijn meer last van homonegativiteit en hebben zij daarom ook meer behoefte aan steun van andere LHB-jongeren. Tegelijkertijd heersen ook binnen LHB-kringen soms allerlei gendernormen. Veel jongeren willen graag normaal worden gevonden door de buitenwereld en koppelen dat aan genderconformisme. Zij zijn negatief over homojongens die ‘te nichterig’ doen of lesbische meisjes die een ‘te mannelijke’ genderexpressie hebben. Het is daarom belangrijk te benadrukken dat LHB-jongeren onderling van elkaar verschillen en te vermijden om ook binnen de LHB-wereld normatieve opvattingen uit te dragen over mannelijkheid en vrouwelijkheid. Iedereen moet zichzelf kunnen zijn, hoe mannelijk of vrouwelijk dat ook is. Hoewel iemand voor een groot deel van zijn of haar omgeving uit de kast kan zijn, blijf je altijd nieuwe mensen ontmoeten die ‘het’ nog niet weten. Angst voor negatieve reacties bij het vertellen kan in deze fase ook een rol blijven spelen. “Wanneer vertel ik het aan iemand? Ga ik er heel makkelijk over doen, of hoe doe je dat?” (lesbisch meisje) In deze fase gaan LHB-jongeren vaak voor het eerst seksuele contacten en/of relaties aan met iemand van hetzelfde geslacht. Dit betekent dat in deze fase informatie over dating, seks en relaties een belangrijker rol gaat spelen. 3.1.4 Fase 4: ‘Mijn weg gevonden’ “Nu zoek ik eigenlijk niks meer op. Ik heb al meer als een jaar een vriend en ben niet meer zo nieuwsgierig naar alles. Ik heb mijn weg wel gevonden in het ‘homo zijn’.” (homoseksuele jongen) De deelnemende homojongeren, die wat ouder waren dan de bi-jongeren, gaven aan dat hun informatiebehoefte een aantal jaar na hun coming out veel minder is geworden. Zij zaten stevig in hun identiteit en hebben volledig geaccepteerd dat ze homoseksueel zijn. Ze vinden het niet moeilijk om hier open over te zijn en schamen zich er niet meer voor. Waarschijnlijk is dit niet voor iedereen weggelegd. Voor LHB-jongeren uit streng religieuze milieus kan het wellicht moeilijker zijn om zichzelf volledig te kunnen accepteren. In deze fase hebben jongeren niet zo’n behoefte meer aan informatie over homoseksualiteit. Wel behouden ze behoefte aan informatie over seksualiteit, liefde en relaties. Sommige jongeren gaven aan in deze fase ook interesse te krijgen in maatschappelijke aspecten, zoals homorechten of de positie van transgenders. 3.2 Wat? De behoefte aan informatie over seksuele gezondheidsthema’s Tijdens hun coming outproces hebben LHB-jongeren logischerwijs behoefte aan informatie over seksuele oriëntatie, zelfbenoeming en coming out. Hand in hand hiermee gaan ze de wereld van liefde, seks en relaties ontdekken en hebben zij ook behoefte aan informatie over seksuele gezondheidsthema’s, zoals dating, relaties en veilig vrijen. In deze paragraaf wordt verder uitgediept aan wat voor informatie over verschillende seksuele gezondheidsthema’s jongeren behoefte hebben. Seksuele identiteit is op zichzelf natuurlijk ook een seksueel gezondheidsthema waarover LHB-jongeren informatie nodig hebben. Omdat dit onderwerp in het vorige al uitvoerig is behandeld, zal het hier niet verder besproken worden. In de vragenlijst die de jongeren vooraf aan de focusgroep invulden kregen zij eerst de open vraag: “Wat zijn de onderwerpen waar jij wel eens informatie over zoekt als het gaat om liefde, seks en relaties? En waar zocht je vroeger wel eens informatie over? Schrijf maar alles op wat er in je opkomt.” Jongeren vulden hier vaak slechts een paar onderwerpen in. Vooral de bi-jongeren vulden vaak in geen informatie over liefde, seks en relaties te zoeken. Vervolgens kregen de jongeren een 23 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid lijst met uiteenlopende onderwerpen, met de vraag: “Over welke van de volgende onderwerpen zou je nu meer willen weten of zoek je wel eens informatie? En over welke onderwerpen zocht je vroeger informatie? Zet een kruisje!” Bij deze vraag gaven de jongeren aan over veel meer onderwerpen iets te (hebben) willen weten. Omdat de resultaten van de open en gesloten vraag zo uiteenliepen gaan we er vanuit dat antwoorden op de open vraag een actieve interesse aangeven, en antwoorden op de gesloten vraag een passieve interesse. Dat wil zeggen: wanneer ze informatie over liefde, seks en relaties tegenkomen vinden de jongeren het bijna altijd wel interessant (passieve interesse), en in de focusgroep gaven ze ook aan dat het fijn is om brede kennis over dit onderwerp te hebben voor het geval je op een later moment ergens mee te maken krijgt. De onderwerpen waar ze zelf actief naar op zoek gaan zijn specifieker. Uit de inventarisatie van meest aangevinkte onderwerpen blijkt dat de meisjes en jongens onderling sterk verschilden in de onderwerpen waar ze passief in geïnteresseerd waren. De meeste jongens hadden nu of in het verleden interesse (gehad) in de vraag of ze homo, bi of hetero waren, in seks met een man en in soa’s, hiv en aids (veilig vrijen werd minder vaak genoemd). De meeste meisjes noemden anticonceptie, soa’s, hiv, aids en veilig vrijen; daarnaast noemden zij onzekerheid over het lichaam, kinderen krijgen en uit de kast komen. Het belangrijkste verschil is dat jongens vaker dan meisjes geïnteresseerd lijken te zijn in de positieve kanten van seks, en dat meisjes meer dan jongens onzeker zijn over hun lichaam, meer bezig zijn met een kinderwens en met het voorkomen van negatieve effecten van seks. Tabel 2.1: Passieve informatiebehoefte LHB-jongeren, meest aangekruiste thema’s Jongens (totaal 5) Seks met een man (4x) Hoe kan je lekkere seks hebben (4x) Ben ik homo, bi of hetero? (4x) Soa’s (4x) Hiv en aids (4x) 3.2.1 Meisjes (totaal 8) Anticonceptie, voorbehoedsmiddelen (8x) Soa’s (8x) Uit de kast komen (7x) Kinderen krijgen in een lesbische relatie (7x) Onzeker zijn over je lichaam (7x) Veilig vrijen (7x) Hiv en aids (7x) Liefde, dating en relaties: is de ander ‘ook zo’? Volgens de LHB-jongeren zijn verliefd zijn en het aangaan van een relatie geen onderwerpen waarover ze vaak informatie zochten. In de focusgroep met bi-jongeren vond men het iets wat je zelf uit moet vinden door het te doen. Ook vond men het meestal geen onderwerp waar LHBjongeren andere informatie over nodig hebben dan heterojongeren. Toch gaven een aantal jongeren in de individuele vragenlijsten wel aan hier specifiek LHB-gerichte informatie over te zoeken, en ook volgens de geïnterviewde deskundigen komen er voor LHB-jongeren wel wat extra dingen bij kijken. Ten eerste hangt een eerste verliefdheid op iemand van hetzelfde geslacht samen met het ontdekken van je seksuele oriëntatie. Het kan lastig zijn erachter te komen of het inderdaad verliefdheid is of iets anders, zoals intense vriendschapsgevoelens of bewondering. Wil je met of bij een persoon zijn, of zou je zelf die persoon willen zijn? De bi-jongeren geven hierover als tip dat meestal wanneer je echt verliefd bent, je het eigenlijk wel weet. Jongeren vragen zich volgens de deskundigen ook vaak af hoe ze om kunnen gaan met verliefdheid op iemand van wie ze niet weten of diegene LHB is. Ook op de Sense infolijn komt deze vraag vaak binnen. Het is moeilijk om erachter te komen of de ander ook LHB is zonder zelf uit de kast te komen. Je loopt daarbij het risico dat niet alleen je liefde, maar ook je seksuele identiteit wordt afgewezen. LHB-jongeren kunnen vaak met niemand uit hun omgeving over hun verliefdheid praten, en kunnen ze zich hierdoor eenzaam voelen. 24 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 Net als bij coming out is ook hier geen eenduidig advies mogelijk is, omdat ‘go for it’ niet altijd goede gevolgen heeft. Het kan volgens de deskundigen helpen de ‘subculturele codes’ te leren herkennen. Als je bekend bent met de gay scene, wordt het gemakkelijker op te merken dat iemand ook LHB is (de zogenaamde ‘gay-dar’). Zij zou jongeren de volgende truc adviseren: vraag de ander of hij of zij een bepaalde film of een boek met een LHB thema kent. Als de ander de film of het boek ook kent is de kans groot dat diegene ook op hetzelfde geslacht valt of er in elk geval positief tegenover staat. Hierdoor kan je voorzichtig peilen hoe het ermee staat. Tot slot kan coming in mogelijkheden bieden om beantwoorde liefde te vinden. Dit kan de pijn van bijvoorbeeld een onbeantwoorde liefde voor een klasgenootje niet wegnemen, maar wel nieuwe kansen bieden. Volgens zowel de deskundigen als de jongeren zelf wordt dat in de LHB-scene anders omgegaan met dating dan in de mainstream wereld. Vooral de jongens krijgen bij hun coming in te maken met een seksueel expliciete dating scene. Zo zijn er veel websites waarop je seksdates kunt maken, zoals Gay.nl, Bullchat, Gayromeo en Grindr. Dit soort sites trekken mogelijk ook jongens aan die zich niet als homo- of biseksueel identificeren, maar wel zin hebben in seks met een andere jongen. Een boodschap die volgens de deskundigen in informatiemateriaal hierover centraal zou moeten staan, is dat je het als LHB-jongere niet hoeft te overhaasten. Seksdates zijn een optie, maar je kunt ook op andere manieren daten, bijvoorbeeld door bevriend te raken met andere LHB’s en op een meer geleidelijke manier seksuele ervaring op te doen. De deskundigen geven tegelijkertijd ook aan dat seksdates niet teveel moeten worden geproblematiseerd. Het is vooral belangrijk jongeren te leren hun wensen en grenzen aan te geven (zie par. 3.2.4) en deze informatie niet alleen aan jongens met een homo- of biseksuele identiteit te verstrekken, maar aan alle jongens die wellicht interesse hebben in seksueel contact met een andere jongen. Tot slot gaven jongeren in de vragenlijst ook aan vragen te hebben over verschillen tussen homo- en heterorelaties, en hoe een relatie met iemand van hetzelfde geslacht ‘werkt’. Een lesbisch meisje verwoordt haar vraag bijvoorbeeld zo: “hoe is de verdeling tussen vrouw en vrouw zijn in een relatie”. Omdat LHB-jongeren (net als andere jongeren) om zich heen meer voorbeelden zien van heterorelaties dan van homorelaties, zijn ze wellicht nieuwsgierig of er verschillen zijn en/of hebben ze behoefte aan rolmodellen. Een bi-meisje geeft aan dat ze hiervoor veel heeft gehad aan ‘The L Word’, een tv-serie over lesbische vrouwen. 3.2.2 Seks: hoe werkt het bij twee mannen of twee vrouwen? “Het is gemakkelijk om aan informatie over heteroseks te komen. Informatie over vrouwvrouw en man-man is moeilijker te vinden. Hier is geen voorlichting over. Je kunt het wel zelf bedenken en dat is ook wel leuk. Maar het zou fijn zijn als er meer en toegankelijker homo-informatie is.” (biseksueel meisje) Veel jongeren gaven aan actief naar informatie te zoeken over hoe seks met iemand van hetzelfde geslacht werkt, vooral toen ze er net achter kwamen dat zij LHB zijn. Wanneer jongeren over ‘de bloemetjes en de bijtjes’ leren, gaat het echter vrijwel altijd over heteroseksuele geslachtsgemeenschap. Hoe twee mannen of twee vrouwen seks met elkaar hebben is informatie die minder snel op je pad komt. Je moet er dus actief naar op zoek gaan. Daarnaast zijn veel jongeren ook actief op zoek naar manieren om van seks (met iemand van hetzelfde geslacht) te kunnen genieten, bijvoorbeeld ‘nieuwe dingen uitproberen’, ‘wat zijn de gevoelige plekjes?’ of ‘wat is fijn als je seks hebt met een jongen?’. Ook dit soort tips kunnen ze vaak niet op mainstream plekken vinden. Biseksuele jongeren zoeken daarnaast ook informatie over heteroseks. Het is voor hen voldoende als de informatie er is en men weet waar je beide kunt vinden, het hoeft niet per se op één plek te staan. Volgens de deskundigen krijgen jongeren informatie over sekstechnieken vaak via (homo)porno mee, wat een probleem kan zijn vanwege de lichaamsnormen waar ze dan tegelijkertijd mee worden geconfronteerd. Er bestaat wel alternatieve porno waar mensen met realistischer lichamen 25 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid in spelen, maar deze is moeilijk te vinden. Zogenaamde ‘lesbische’ porno is bovendien vaak gemaakt voor heteromannen en daarom niet interessant voor lesbische en bi-vrouwen. Ook geeft een van de deskundigen aan dat vrouwen relatief weinig kennis hebben over de seksuele werking van hun lichaam. In tegenstelling tot bij mannen zijn hun seksuele organen minder zichtbaar vanaf de buitenkant. Om plezierige seks te hebben is het handig om goed te weten hoe het bij jezelf allemaal werkt en wat er met je lichaam gebeurt als je opgewonden raakt of een orgasme krijgt. Kennis van het lichaam voorkomt seksuele problemen: uit onderzoek blijkt dat vrouwen relatief vaak pijn bij het vrijen hebben. Dit zou niet nodig hoeven zijn en komt waarschijnlijk vaak voort uit het niet vochtig genoeg zijn. Omdat vrouwelijke seksualiteit en lesbische seks het imago hebben nogal passief te zijn, is het daarnaast ook emancipatoir om zichtbaar te maken dat zich ook bij vrouwen van alles afspeelt in het genitale gebied wanneer zij opgewonden zijn. Zo krijgen vrouwen een stijve clitoris bij seksuele opwinding. Deze informatie is overigens voor alle meisjes en vrouwen belangrijk, ook voor niet-LHBT-ers. 3.2.3 Veilig vrijen: een overload aan informatie “Dan kom je ineens weer iets tegen over Hepatitis B en dan denk je oh, what the fuck, wat is dat, moet ik me daar ook nog tegen inenten. Ik vind dat nog steeds een heel ondoorzichtig onderwerp.” (biseksuele jongen)” Veilig vrijen vinden jongeren een belangrijk onderwerp, waarover de meesten van hen gemakkelijk informatie konden vinden. Wel zijn er een aantal aandachtspunten. Een aantal jongens vond de informatie over veilig vrijen erg versplinterd en onoverzichtelijk, zoals de biseksuele jongen in bovenstaand citaat aangeeft. Vanwege de overload aan informatie gaf hij het vaak al bij voorbaat op om hier echt naar te gaan zoeken. Omdat homo- en biseksuele jongens veel informatie te onthouden hebben, hebben ze behoefte aan overzicht. De jongeren vonden het verder verwarrend dat er een aparte website is over hepatitis B (manofmietje.nl), maar dat je zelf verder moet zoeken naar informatie over hepatitis A. Ook werd het risico op hiv bij orale seks tussen mannen genoemd als iets wat men onduidelijk vond. Op de website mantotman.nl wordt bijvoorbeeld onderscheid gemaakt tussen risico op hiv en risico op soa, terwijl de jongeren hiv ook als soa beschouwen. Het onderscheid tussen wel en niet doorslikken van sperma bij orale seks kwam tekstueel ook niet meteen duidelijk over op de jongeren, wat voor verwarring zorgde. De meisjes gaven aan niemand in hun omgeving te kennen die een beflapje gebruikt. Er worden alleen grapjes over gemaakt. Ze vinden het daarom verwarrend hoe je veilige seks hebt met een andere vrouw en of dat eigenlijk wel belangrijk is: is een beflapje wel nodig? Een meisje gaf zelfs aan dat ze er nooit aan had gedacht dat je ook bij seks met een andere vrouw op soa-risico moet letten. Sommige meisjes gaven aan dat zij het handiger vonden om af en toe een soa-test te doen. Ook hebben lesbische en bi-meisjes behoefte aan tips hoe je veilige seks ter sprake kunt brengen, en hoe je goed om kunt gaan met de lacherigheid over dit onderwerp. “Ik denk dat ik wel veel beter weet waar ik op moet letten als ik met een jongen seks zou hebben dan met een meisje. Ik heb er eigenlijk nog nooit aan gedacht dat ik iets zou kunnen gebruiken met een meisje.” (biseksueel meisje). 3.2.4 Grensoverschrijding: praten over wensen en grenzen Net als heterojongeren kunnen LHB-jongeren te maken krijgen met seksueel grensoverschrijdend gedrag. De jongeren gaven aan relatief weinig actieve en passieve informatiebehoefte hierover te 26 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 hebben. Wel kunnen ze na doorvragen een aantal specifieke risico’s noemen die jongens in de LHBscene lopen. De deskundigen hebben er meer over te zeggen. Volgens zowel de jongeren zelf als de deskundigen kunnen jongens, vooral wanneer zij nieuw zijn in de gay scene, kwetsbaar zijn voor seksuele toenadering, dwang en misbruik door oudere mannen. Via chatsites als gay.nl worden jongens veelvuldig benaderd door oudere mannen die hen proberen over te halen tot een seksdate, waarbij soms zelfs geld wordt geboden. Net uit de kast zijn jongeren nog heel nieuwsgierig en hebben ze daarnaast weinig zelfvertrouwen, wat het moeilijk maakt om aan te geven wat ze wel en niet willen. Dit onderwerp werd benoemd als een taboeonderwerp, waar jongeren onderling uit schaamte niet gemakkelijk over spreken. In de mannenscene bestaat volgens de deskundigen daarnaast ook een sterke norm om seks altijd leuk te moeten vinden. ‘Nee’ wordt gezien als preuts, dan ben je een ‘party pooper’. Meiden leren volgens de deskundigen hun leven lang dat ze voor mannen op moeten passen, maar leren niet dat je ook in een vrouwenrelatie je grens moet aangeven. Ze missen allerlei waarschuwingssignalen van misbruik die ze bij mannen wel zouden herkennen. Volgens de deskundigen begint het voorkomen van seksuele grensoverschrijding met het stimuleren van praten over seks onder jongeren. Alleen dan durven zij duidelijk aan te geven wat ze wel en niet willen. Hierbij is ‘enthusiastic consent’ belangrijk: altijd pas dingen doen wanneer je instemming hebt van de ander, en dat hoeft niet saai of zakelijk te zijn maar kan ook enthousiast zijn. Een ‘ja’ betekent niet meteen een ja voor álle seksuele handelingen, dus je moet dit blijven checken tijdens de seks. Daarnaast is het volgens de deskundigen belangrijk geen normen te creëren voor wat ‘normale’ seks is voor LHB’s. Jongeren zijn volgens hem sterk gericht op het ontdekken wat wel en niet normaal is in de LHB-scene en passen zich daarop aan. Vaak denken zij dat alle homomannen anale seks hebben, en denken meisjes dat het normaal is om elkaar oraal te bevredigen. Belangrijker is echter dat je doet wat je zelf prettig vindt. Bij casual seks en seksdates vraagt communicatie over wensen en grenzen volgens de deskundigen om een wat andere aanpak dan bij seks binnen een relatie, vanwege de snelheid van het contact en omdat je de ander vaak nog niet (goed) kent. Het kan gaan om handelingen die je wel en niet wilt doen, welke positie (top/bottom/versatile) je graag inneemt, en wat je wensen zijn voor veilige seks. Ook kun je hierin aangeven of je zelf wel of niet getest bent en wat je hiv-status is, en de ander om dezelfde informatie vragen. Ook in andere seksuele contacten is dit soort informatie belangrijk, maar in losse seksuele contacten heb je minder tijd om elkaar rustig te leren kennen en af te tasten, waardoor je snel en duidelijk moet communiceren over wat je wel wilt en wat liever niet. Bij een seksdate wordt dit soort informatie meestal al tijdens het chatten uitgewisseld. Het is belangrijk te weten dat je dan in real life erop terug kunt komen: “Als iemand iets typt kan het heel geil en spannend klinken, maar in het echt heb je er toch niet zo’n zin in” (deskundige). Bij casual seks waarbij je iemand in real life tegenkomt wordt geadviseerd om een ‘elevator pitch’ te oefenen waarin je bovenstaande informatie kort en bondig uitspreekt. Niet alleen van tevoren, maar ook tijdens de seks blijft het belangrijk je wensen en grenzen aan te geven. Het is echter makkelijker en verstandiger om dat van tevoren te doen dan in the heat of the moment. Ook is het belangrijk dat een jongere durft aan te geven wanneer de ander zich niet aan gemaakte afspraken houdt en over zijn grens gaat. 3.3 Met wie? Informatie integreren of apart aanbieden Informatie over liefde, seks en relatie voor LHB-jongeren kan via specifieke kanalen voor LHB’s worden aangeboden, maar kan ook worden geïntegreerd in ‘mainstream’ kanalen voor alle jongeren. Bovendien kan worden gedifferentieerd naar homo- en biseksualiteit en naar sekse. Waar 27 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid geven LHB-jongeren zelf de voorkeur aan, en wat werkt volgens de deskundigen het beste? Met wie willen LHB-jongeren worden aangesproken? 3.3.1 Van mainstream naar doelgroepgericht In paragraaf 3.2 is besproken welke uitdagingen en kwetsbaarheden de verschillende mijlpalen in dit proces met zich meebrengen. Niet alleen hebben jongeren in de verschillende fases een andere informatiebehoefte, ook verschilt hun zoekstrategie naar informatie vermoedelijk per fase. Uit de gesprekken met zowel jongeren als deskundigen bleek dat LHB-jongeren in het begin van hun coming out fase vooral behoefte hadden aan informatie via ‘mainstream’ kanalen, terwijl ze uit de kast hun informatie liever apart voor LHB’s aangeboden kregen. Daarnaast leek er verschil te zijn tussen homoseksuele en biseksuele jongeren: de biseksuele jongeren leken meer dan de homojongeren op mainstream plekken naar informatie te zoeken. Uit de gesprekken met jongeren bleek dat mainstream kanalen als jongerentijdschriften, tvprogramma’s, school en websites voor jongeren vooral in het begin van het proces belangrijke kanalen zijn om voor het eerst met seksuele diversiteit in aanraking te komen. Nog voordat jongeren vermoeden dat ze LHB zijn kunnen ze via deze kanalen een positief beeld krijgen van homo- en biseksualiteit. Hierdoor herkennen ze in een later stadium beter hun homo- of biseksuele gevoelens. Wanneer jongeren al van zichzelf weten dat ze LHB zijn maar hier nog niet open over zijn, is het belangrijk dat zij anoniem informatie kunnen zoeken. Op die manier kunnen ze op hun eigen tempo hun gevoelens onderzoeken en hoeven ze nog geen rekening te houden met eventuele negatieve reacties van hun omgeving. Internet is daarom in deze periode een belangrijk kanaal, en hierbij wordt vaak gericht via zoekmachines gezocht. Vermoedelijk komen jongeren dan ook vaak op LHB-gerichte websites terecht. Eenmaal uit de kast hebben jongeren geen anonimiteit meer nodig, maar blijven ze vaak bereikbaar via LHB-specifieke kanalen omdat ze hier binding mee voelen. Ook de deskundigen geven aan dat ‘startende’ LHB-jongeren het beste via mainstream kanalen kunnen worden aangesproken, en ‘gevorderden’ beter apart. Jongere LHB’s zijn namelijk nog niet zo ‘voorgesorteerd’ in hun seksuele voorkeur en identiteitslabel. Het is wenselijk dat ze niet van tevoren een beslissing hoeven te nemen over ‘wat’ ze precies zijn om relevante informatie te kunnen krijgen. ‘Gevorderden’ hebben echter vaak behoefte aan verdieping en ontmoeting met andere LHB-jongeren, waar op mainstream kanalen weer minder ruimte voor is. Uiteindelijk is het volgens de deskundigen vooral belangrijk om een dubbele strategie te hanteren en LHB-jongeren zowel via doelgroepspecifieke als mainstream kanalen aan te spreken. De zoekstrategieën verschillen immers niet alleen per fase in het coming out-proces, maar ook individueel. Belangrijk bij het aanbieden van informatie via mainstream kanalen is volgens de deskundigen, dat LHB-jongeren ook daar echt het gevoel moeten krijgen dat de informatie ook voor hen bedoeld is en niet alleen voor hetero’s. Ook binnen de LHB-groep is daarnaast zoveel diversiteit, dat het belangrijk is een inclusieve schrijfstijl te hanteren. Informatief materiaal richt zich altijd op een gemiddelde lezer: er wordt meer informatie aangeboden over situaties die veel mensen meemaken, en minder over situaties die zelden voorkomen. Het is een uitdaging om toch rekening te houden met diversiteit, en dan niet alleen met seksuele diversiteit maar ook diversiteit in religie, woonplaats, leeftijd, smaak, enz. In paragraaf 3.4 wordt verder ingegaan op de specifieke tijdschriften, internetsites en andere kanalen via welke LHB-jongeren informatie zoeken en vinden. 3.3.2 Biseksualiteit: wel zichtbaarheid, geen eigen plek nodig Biseksualiteit kan in voorlichtingsmateriaal volgens de jongeren prima samen met homoseksualiteit worden benaderd. Het verschil tussen homo- en biseksualiteit vond men niet groot genoeg om voor beide groepen aparte informatie aan te bieden. De biseksuele jongeren vonden het geen probleem dat zij voor man-man en vrouw-vrouw informatie soms op andere plekken moesten kijken dan voor informatie over man-vrouw. 28 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 Het is wel belangrijk dat biseksualiteit zichtbaar is als onderdeel van informatie over seksualiteit of LHB-zijn, en dat er nadruk op wordt gelegd dat het echt bestaat. Vanuit de homowereld wordt soms namelijk ‘neergekeken’ op biseksualiteit: het wordt gezien als een fase of als ‘nog half in de kast zitten’. Binnen de focusgroep met homoseksuele jongeren werden ook vooroordelen geuit: een van de jongens gaf bijvoorbeeld aan dat hij nooit een relatie zou aangaan met een biseksuele jongen, uit angst dat diegene hem zou verlaten voor een meisje. Dat zou hij nog erger vinden dan verlaten worden voor een andere jongen. Het is niet wenselijk dat biseksuele jongeren die zoekende zijn naar hun identiteit ook op LHB-specifieke plekken met dit soort vooroordelen worden geconfronteerd. Tot slot gaven deskundigen nog aan dat homo- bi- en heteroseksualiteit zich tot elkaar verhouden op een continuüm. Biseksuelen zijn niet allemaal op dezelfde manier biseksueel. De één valt op personen en vindt sekse irrelevant, de ander vindt sekse wel relevant maar vindt jongens en meisjes gewoon allebei leuk, en ook zijn er biseksuelen die vooral op jongens of meisjes vallen maar niet uitsluitend. En ook jongeren die zichzelf als homo of lesbisch labelen verschillen van elkaar in hun aantrekking: sommigen vallen uitsluitend op mensen van hetzelfde geslacht, anderen vallen vooral op het eigen-, maar ook wel eens op iemand van het andere geslacht. 3.3.3 Jongens en meisjes: soms samen, soms apart Informatie voor LHB-jongens en -meisjes kan soms goed samen worden aangeboden, terwijl het in andere gevallen wenselijk is dat zij apart worden benaderd. De jongeren zelf gaven aan dat LHBjongens en meisjes elkaar vooral in de coming out fase nodig hebben en goed samen op kunnen trekken. Dat was ook zichtbaar tijdens de focusgroepen. Informatie rondom seksuele oriëntatie zelf kan waarschijnlijk prima gemengd worden aangeboden, en lotgenotengroepen werken ook goed wanneer zij gemengd zijn. Bij het bieden van informatie over liefde, seks en relaties ligt dat anders vanwege het verschil in beleving van seksualiteit en de verschillende seksuele problemen waar jongens en meisjes tegenaan lopen. Volgens zowel de jongeren zelf als de deskundigen is het wenselijk bij deze onderwerpen oog te hebben voor sekseverschillen. Dat geldt overigens ook voor hetero’s: informatie over hoe je lichaam en opwinding werkt is voor jongens en meisjes wezenlijk anders. Informatie over sekstechnieken kan ook verschillen tussen jongens en meisjes of homo’s en hetero’s. Dat informatie hierover voor ‘gevorderden’ op dit moment gescheiden wordt aangeboden op mantotman.nl en lesbisch.nl vonden jongeren én experts logisch en wenselijk. 3.4 Waar? Wenselijke kanalen en bronnen In paragraaf 3.3 is aangegeven in hoeverre LHB-jongeren via doelgroepspecifieke kanalen of geïntegreerd in mainstream kanalen te bereiken zijn. In deze paragraaf wordt verder ingegaan op de kanalen en bronnen via welke LHB-jongeren informatie over seksuele gezondheid krijgen, en welke kanalen en bronnen volgens henzelf en de deskundigen het meest wenselijk zijn. In de vragenlijst die de jongeren voor de focusgroep ontvingen, werd hen gevraagd de beste én slechtste ‘bronnen van informatie’ over liefde, seks en relaties te noemen. Hieruit bleek dat internet voor de LHB-jongeren verreweg het populairste medium is voor informatie over (homo/bi)seksualiteit. Daarnaast verschilden de jongeren in de mate waarin andere bronnen voor hen belangrijk waren. Boeken, school en tijdschriften werden bijvoorbeeld door sommige jongeren als beste bron van informatie genoemd, terwijl anderen dit soort kanalen juist totaal niet relevant vonden. Dit zijn blijkbaar bronnen die voor de één goed werken en voor de ander niet. Bij de homojongeren maakte het veel uit of er op school wel of geen voorlichting werd gegeven over seksuele diversiteit. Bij de bi-jongeren was dat minder van belang; zij gaven vaak aan ook veel aan de seksuele voorlichting te hebben gehad wanneer deze voornamelijk of enkel over heteroseksualiteit ging. 29 Rutgers WPF, 2013 3.4.2 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Internet: de belangrijkste informatiebron “Op het internet voel ik me prettiger om het uit te zoeken. Niemand die dan raar gaat kijken.” (homoseksuele jongen) “De meeste kennis heb ik op internet verworven. De sites of pagina’s die ik bezocht waren vrijwel alleen gericht op homo’s/holebi’s en veel gevonden informatie was ook nieuw voor mij, daarom ook nuttig.” (homoseksuele jongen) Hoewel internet soms wordt beschouwd als een onveilige bron van informatie voor jongeren vanwege de aanwezigheid van pornosites en andere expliciet seksuele content, is het voor LHBjongeren die nog in de kast zitten juist de meest veilige bron van informatie in vergelijking met hun alternatieven. Voor 18min-jongeren bestaan bovendien sinds een aantal jaar afgeschermde, veilige plekken waar ze alleen andere LHB-jongeren onder de 18 kunnen tegenkomen, zoals Jongenout.nl. Toch gaven met name de homo- en biseksuele jongens aan dat zij in hun zoektocht toch eerder de ‘vunzige’ websites tegen waren gekomen dan de websites die een veilige omgeving bieden. Zo waren sites als gay.nl en boystoboys.nl voor veel van hen de eerste websites die ze tegenkwamen, terwijl deze sites grotendeels op seksdates zijn gericht. Een informatieve website over seks als mantotman.nl was slechts bij één van de jongens bekend. Daarom hadden jongeren behoefte aan overzicht in bestaande betrouwbare websites met LHBT informatie. Jongeren zoeken in deze fase gericht informatie over homo- en biseksualiteit. Ze zoeken dan specifieke informatie voor LHB-jongeren, over de vraag ‘wat’ ze zijn en hoe je je coming out kunt voorbereiden. Hiervoor surfen ze niet altijd naar een specifieke website die ze al kennen, maar gebruiken ze vaak ook zoekmachines. Opvallend was dat de bi-jongeren samen minder LHB-specifieke sites opnoemden dan de homo en lesbische jongeren. Mogelijk voelen bi-jongeren zich meer dan homo en lesbische jongeren aangesproken door mainstream kanalen en hebben ze daardoor minder de behoefte om op zoek te gaan naar LHB-specifieke kanalen. Het lijkt er echter wel op dat ze ook juist die mainstream kanalen opzoeken waar ook seksuele diversiteit wordt besproken, zoals sekswoordenboek.nl, hoehetmoet.nl en sense.info. Door LHB-jongeren bezochte mainstream websites over liefde, seks en relaties: Sense.info Sekswoordenboek.nl Hoehetmoet.nl. Door LHB-jongeren bezochte websites gericht op LHB’s: Jongenout.nl 18min.eu Expreszo.nl Manofmietje.nl Allesovergay.nl Lesbisch.nl Gay.nl Boys2boys.nl COC.nl Schorer.nl 30 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 Tijdens de focusgroepen bekeken we ter plekke een aantal websites die door Rutgers WPF, Soa Aids Nederland en/of samenwerkingspartners worden beheerd. Mantotman.nl werd door de jongeren niet genoemd als website die ze wel eens bezochten. Op één biseksuele jongen na bleek ook niemand de site te kennen. De site werd qua lay-out gedateerd gevonden. Ook vond men het erg druk in opmaak door de felle kleuren en vele blokjes met informatie. Wel was men erg positief over de compleetheid van het informatie-aanbod op de site. Lesbisch.nl: men was positief over de mogelijkheid om vragen te mailen. Wel is het wennen dat er informatie over ‘extreme’ vormen van seks zoals fisten op staat. Men was het er niet over eens of dit nou wel of niet een goed idee was. “Als je wil dat mensen het normaal vinden, moet je niet dingen erop gaan zetten die voor heteromensen ook niet normaal zijn” (biseksueel meisje). Anderzijds: als je lesbisch bent en interesse hebt in dit soort seks, waar moet je anders terecht? Sense.info werd over het algemeen positief beoordeeld door de jongeren. Ze waren positief over de uitkleedpoppetjes. De opmaak werd wel erg donker gevonden en daarmee ‘taboe-achtig’ én minder goed leesbaar, een lichtere achtergrond zou beter zijn. Op het eerste gezicht voelen de jongeren zich aangesproken door de website. Wel missen ze kopjes over seksuele oriëntatie. Dat seksuele oriëntatie op dit moment onder het kopje ‘liefde en relaties’ en dan ‘homoseksualiteit’ wordt besproken, vindt men niet logisch. In de focusgroepen is kort ingegaan op het nieuwe concept voor het bespreken en integreren van seksuele diversiteit op Sense.info. Dit concept, namelijk een kopje met “ik” of “wie ben ik” over identiteit en daarnaast integratie van informatie voor LHB-jongeren over liefde en seks in de rest van de website, werd goed ontvangen. Men verwachtte dat het voor jongeren die nog twijfelen over hun oriëntatie laagdrempeliger is om informatie over seksuele oriëntatie op te zoeken wanneer deze is ingebed onder de knop ‘ik’ in plaats van op een aparte knop in het hoofdmenu. Zo’n aparte knop is meer geschikt voor jongeren die al wat zekerder zijn over hun seksuele oriëntatie. 3.4.2 School: het belang van voorlichting over seksuele diversiteit “Doordat er niet over gepraat wordt denk je sneller dat het niet normaal is.” (homoseksuele jongen) Voorlichting op school over seksuele- en genderdiversiteit vinden LHB- jongeren en deskundigen heel belangrijk. Jongeren bij wie op school aandacht was voor seksuele diversiteit beoordeelden deze zeer positief. De meesten geven echter aan dat er bij hen op school niet of nauwelijks aandacht voor is. De school draagt hierdoor impliciet uit dat LHB-zijn niet normaal is. LHB jongeren voelen zich hierdoor niet gezien, en krijgen het gevoel dat ze de enige zijn. Een aantal jongeren nam daarom zelf initiatief om seksuele diversiteit bespreekbaar te maken op school, bijvoorbeeld via de leerlingenraad of een Gay Straight Alliance (GSA). De meeste jongeren hadden op school wel seksuele voorlichting gehad. Ook binnen deze lessen leek seksuele diversiteit niet of nauwelijks aan bod te komen. De jongeren vonden deze lessen algemeen teveel gericht op veilig vrijen en anticonceptie en te weinig op emotionele aspecten van seksualiteit. Voor de homoseksuele jongeren was deze informatie meestal niet relevant omdat werd uitgegaan van heteroseksuele contacten. Hun informatie over seksualiteit haalden ze voornamelijk van internet. Biseksuele jongeren leken minder last te hebben van het gebrek aan aandacht voor seksuele diversiteit. Omdat zij ook interesse hebben in seksuele relaties met mensen van het andere geslacht was de seksuele voorlichting voor hen nuttiger dan voor homoseksuele jongeren. De jongeren waren het er unaniem over eens dat scholen voorlichting moeten verzorgen over seksuele diversiteit. Ze doelen dan op voorlichting over het bestaan van homo- en biseksualiteit en het wegnemen van vooroordelen en onjuiste informatie, zoals het idee van homoseksualiteit als ziekte. LHB-jongeren gaven de voorkeur aan voorlichting door externe, ervaringsdeskundige voorlichters. Ervaringsdeskundigheid van de voorlichters heeft als voordeel dat jongeren meteen in aanraking 31 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid komen met iemand die zelf LHB is, en daarmee deels al hun vooroordelen kunnen toetsen aan de werkelijkheid. Externe partijen genieten de voorkeur omdat de jongeren weinig vertrouwen hebben in de vaardigheid van hun leraren om dit onderwerp aan te pakken. Bovendien verwachten ze dat een externe partij serieuzer wordt genomen dan hun eigen leraar. Wel vond men het ook belangrijk dat de (hetero) leerkracht en de school als geheel uitstralen respect te hebben voor LHB’s. Niet iedereen was het erover eens of dit respect ook samen moest gaan met acceptatie, wat vooral op christelijke scholen een heikel punt kan zijn. Voorlichting door het COC genoot de voorkeur omdat het COC al veel ervaring heeft. Bovendien verlaagt het de drempel voor LHB-jongeren om contact op te nemen met het COC. “Omdat het zo’n delicaat onderwerp is kan er zoveel misgaan dat het beter is dat het niet vanuit de school zelf gebeurt.” (biseksueel meisje) LHB-jongeren vonden het belangrijk dat voorlichting over seksuele diversiteit geen eenrichtingsverkeer is en dat niemand een mening krijgt opgedrongen. Liever zag men een interactieve voorlichting waarin discussie werd gestimuleerd. Er moet daarbij respect worden uitgedragen voor verschillende standpunten; het moet geen ‘pro-homo campagne’ zijn waarbij ‘iedereen het maar ok moet vinden’. Wel moet de school respect voor seksuele diversiteit uitdragen en feitelijke onjuistheden tegengaan, bijvoorbeeld door duidelijk te maken dat homo- of biseksualiteit geen ziekte is en dat het echt bestaat. Jongeren gaven aan dat voorlichting over seksuele diversiteit het klimaat voor LHB-jongeren ook (tijdelijk) onveiliger kan maken, bijvoorbeeld wanneer iemand nog in de kast zit en tijdens de voorlichting angstvallig de eigen identiteit moet verbergen, of wanneer klasgenoten expliciet aangeven LHB’s niet te accepteren. Toch vonden de jongeren dat dit niet opweegt tegen het algemene belang van voorlichting. De jongeren vinden het belangrijk dat al op de basisschool aandacht wordt besteed aan seksuele diversiteit, ook omdat zij in hun omgeving merken dat jonge kinderen al opgroeien met het idee dat bijvoorbeeld homoseksualiteit ‘vies’ is. Dit soort voorlichting hoeft niet apart te worden aangeboden, maar liever geïntegreerd in het lesmateriaal. Het doel moet zijn dat kinderen seksuele- en genderdiversiteit vanzelfsprekend gaan vinden. Het moet wel op het niveau van basisschoolkinderen zijn; aandacht voor seksualiteit vonden de jongeren bijvoorbeeld wat ver gaan. LHB-jongeren verschilden van mening over de vraag of seksuele diversiteit moet worden geïntegreerd in de seksuele voorlichting, door aandacht te schenken aan verschillende soorten seksueel contact. Een enkeling vindt principieel dat wanneer een school uitdraagt dat homo- en biseksualiteit normaal zijn, de seksuele voorlichting niet alleen over heteroseksualiteit moet gaan. Informatie over veilig vrijen voor mannen onderling wordt door sommigen gezien als te belangrijk om achterwege te laten. Ook wordt aangegeven dat heterojongeren vaak veel vragen hebben over hoe mannen of vrouwen onderling seks kunnen hebben. Voorlichting hierover zou vooroordelen weg kunnen nemen, bijvoorbeeld dat mannen onderling alleen anale seks hebben en dat twee vrouwen alleen kunnen scharen. De meeste jongeren vinden dit echter een stap te ver. Ze zijn bang dat dit juist negatieve reacties oproept, of vinden dat seksuele voorlichting zich op de meerderheid moet richten. Een goed compromis vinden jongeren om seksuele voorlichting sekseneutraal te houden. Dit dilemma kwam ook naar voren tijdens een interview met één van de deskundigen. Deze deskundige is van mening dat seksuele diversiteit wél moet worden geïntegreerd in de seksuele voorlichting, en idealiter in alle schoolvakken. Als je alleen informatie aanbiedt die voor hetero’s relevant is, voelen LHB’s zich buiten hun klasgenoten staan. Informatie aanbieden die ook voor LHB’s van belang is werkt normaliserend. Ook hij geeft echter aan dat het moeilijk is om op school expliciet te kunnen zijn over dit soort onderwerpen. Het ligt er ook aan hoe uitgebreid de seksuele voorlichting is. 32 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid 3.4.3 Rutgers WPF, 2013 Folders, boeken en tijdschriften: gevaarlijk als je in de kast zit Overige bronnen van informatie zijn folders, boeken en tijdschriften. Deze bronnen lagen voor de jongeren minder voor de hand. Vooral folders vond bijna niemand nuttig omdat informatie uit folders ook al op internet staat. Folders die expliciet over LHB-zijn gaan, zijn in de fase dat jongeren nog in de kast zitten veel te zichtbaar. Een deel van de jongeren vindt het prettig om informatie uit boeken te halen. Zij hebben behoefte aan verdiepende informatie over LHB-zijn of over seks. Het boek ‘Out’ werd een aantal keer genoemd omdat dit boek zeer volledig is en antwoord geeft op alles wat je je af zou kunnen vragen. Voor jongeren die nog in de kast zaten, woog de relevantie van dit boek zelfs op tegen de angst dat de omgeving erachter kwam: “Ik was zo bang! Ik had het boek besteld via de Bruna en moest ‘m daar ophalen. Ik heb daar eerst een half uur voor de deur staan lopen voor ik naar binnen durfde te gaan.” (homoseksuele jongen) Ttijdschriften als ‘BreakOut’, ‘Hitkrant’, ‘Fancy’ en ‘Girlz’ werden genoemd als goede bron voor jongeren die nog niet weten of ze LHB zijn. Dit soort tijdschriften hebben vragenrubrieken, soms expliciet over liefde, seks en relaties, waarin allerlei situaties naar voren komen en waarin ook LHBonderwerpen vaak de revue passeren. Vooral de vragenrubriek van BreakOut was hierin zeer volledig, en jongeren vonden het daarom een gemis dat de BreakOut niet meer bestaat. Een tijdschrift voor LHBT-jongeren dat goed werd gelezen is de Expreszo. Dit tijdschrift werd echter pas uit de kast gelezen. 3.4.4 Hulpverlening: het belang van lage drempels en privacy Tijdens de focusgroepen werd de jongeren gevraagd waar ze naartoe zouden stappen wanneer zij een probleem hadden op het gebied van liefde, seks en relaties. De meeste jongeren gaven daarbij de voorkeur aan contact met vrienden, ouders of broers/zussen. Als iemand echter nog in de kast zit, als vrienden en familie niet genoeg kennis hebben die op LHB’s van toepassing is, of als het probleem relatief ernstig is, is hulp van buitenaf nodig. De LHB-jongeren hadden het gevoel dat er op dit moment voldoende manieren zijn om dit soort hulp te krijgen. Wel gaven ze aan dat het vaak een hele drempel is om dit soort hulp daadwerkelijk te zoeken. Wanneer LHB-jongeren nog in de kast zitten vinden ze het een groot risico om contact met een professional op te nemen. Ook worden problemen vaak niet als belangrijk genoeg ervaren om ermee naar een volwassen hulpverlener te stappen. De eerste voorkeur van de jongeren was daarom nog altijd informatie of hulpverlening via internet vanwege de anonimiteit en de laagdrempeligheid. Dit kon via contact met peers zijn (bijvoorbeeld Jongenout.nl) of via een vragenrubriek per e-mail. Ook telefonische hulplijnen kwamen in aanmerking. Zo had een van de meisjes op jongere leeftijd wel eens naar de kindertelefoon gebeld toen ze twijfelde of ze misschien lesbisch was. De homojongeren zouden ook graag contact zoeken met een toegankelijke vertrouwenspersoon op school, of met een leerkracht. Zo iemand moet het liefst ook al bekend en vertrouwd zijn. Veel jongeren gaven aan dat zij op school nog niet zo iemand kenden. Niet alle scholen hebben een vertrouwenspersoon en als ze er wel zijn, zijn ze vaak erg ontoegankelijk: ze staan ergens op een lijst, maar je kent ze niet. Een aantal homojongeren had ook veel gehad aan contact met begeleiders van Jong & Out. Deze vrijwilligers, die zelf ook LHB-zijn, geven volgens hen adviezen waar je echt iets aan hebt. De herkenning geeft steun. De homojongeren vonden het ook in andere contexten fijn als degene bij wie je om hulp vraagt zelf ook LHB is. Zo iemand kan als ervaringsdeskundige vaak ook beter advies geven. 33 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Niet veel jongeren waren bekend met de mogelijkheid om hulpverlening te krijgen via een Sense spreekuur. De GGD werd wel door iemand genoemd als plek waar je terecht kunt wanneer je denkt dat je een soa hebt. De meeste jongeren wisten dat echter niet eens en hadden ook geen idee waar ze een GGD konden vinden. Een jongen die wel bekend was met de Sense spreekuren, was hiervan op de hoogte geraakt door promotie op een festival en tipte ons om hier vooral mee door te gaan. Deskundigen zijn minder optimistisch gesteld over hulpverlening voor LHB-jongeren. Volgens hen denken veel hulpverleners die niet specifiek op LHB-jongeren zijn gericht dat homoseksualiteit allang geaccepteerd is in de samenleving en dat niemand er problemen meer mee heeft. Ze hebben vaak niet genoeg kennis over de problemen die LHB-jongeren wel degelijk kunnen ondervinden. Ook zijn ze zich er niet van bewust dat jongeren vaak al op jonge leeftijd erachter komen LHB te zijn. Biseksuele cliënten die naar een in homoseksualiteit gespecialiseerde therapeut gaan, ondervinden soms problemen omdat de therapeut biseksualiteit niet als volwaardige seksualiteit beschouwt. Vaak wordt bijvoorbeeld gedacht dat de cliënt nog uit de kast moet komen als homoseksueel. Hulpverleners die wel kennis hebben van en voeling met de problemen van de doelgroep zijn er wel, maar het is de vraag of jongeren deze hulpverleners kunnen vinden. Vaak staat het bijvoorbeeld niet op hun website genoemd. Een aantal jongeren gaf wel aan dat zij de website rozehulpverlening.nl wel eens tegen waren gekomen. 3.5 Hoe? Taalgebruik en de vormgeving De term LHBT is geen term die in het dagelijks leven vaak wordt gebruikt. Hoe benoemen LHBjongeren zichzelf en hoe willen zij door hulpverleners en in informatiemateriaal genoemd worden? En moet naast taalgebruik ook de vormgeving van informatiemateriaal voor LHB-jongeren aan specifieke eisen voldoen? 3.5.1 Taalgebruik seksuele identiteit: wel of geen label? De homojongeren vonden termen als homo, homoseksueel, lesbisch, lesbiënne, lesbo, biseksueel, bi en gay duidelijk en neutraal wanneer deze in informatief materiaal worden gebruikt. Een enkeling vond de term ‘homo’ negatief omdat hiermee veel gescholden werd, anderen vonden juist de term ‘homoseksueel’ weer te ouderwets klinken of vonden het vervelend dat het woord ‘seks’ erin zit. Veel van de homojongeren gaven vaak aan liever niet teveel gelabeld te willen worden. Zij prefereerden taalgebruik over gedrag, bijvoorbeeld ‘op vrouwen vallen’ of ‘op mannen vallen’. Hun aantrekking bepaalt niet wat ze zijn, maar wat ze doen. Mogelijk speelt hierin mee dat labels een negatieve lading hebben vanwege de hoge mate van homonegativiteit onder jongeren. Jongeren identificeren zich logischerwijs liever niet met een label dat een negatieve associatie heeft. Homojongeren die al langer uit de kast waren, merkten dat zij die negatieve lading er op een gegeven moment wel af ging en hadden er dan minder problemen mee. “Ik vind het over het algemeen wel onprettig om door een van de bovenstaande dingen genoemd te worden. Ik ben gewoon een jongen die op jongens valt en hoef niet echt speciaal anders benoemd te worden. Mensen maken er een probleem van in plaats van een geaardheid.” (homoseksuele jongen) “Ik ben op mijn veertiende uit de kast gekomen. Toen kon ik echt niet zeggen dat ik lesbisch was. Dat vond ik gewoon een te vreemd woord. Maar nu kan ik gewoon zonder te blikken of te blozen zeggen dat ik lesbisch ben.” (lesbisch meisje) De bi-jongeren noemen zichzelf allemaal bi of biseksueel en vinden dat prettige termen. Terwijl homojongeren geen idee hadden wat er met ‘openminded’ werd bedoeld in de context van seksuele oriëntatie, vonden een aantal bi-jongeren het een prettige term om hun seksuele oriëntatie mee te beschrijven. Een biseksueel meisje noemt zichzelf ook ‘openminded’. Zij is er nog niet helemaal over uit op wie ze valt omdat ze nog erg jong is, en wil graag alle opties openhouden. Zij vindt dat openminded en bicurious hetzelfde betekenen, maar vindt openminded prettiger klinken: 34 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 “Ik weet nog niet zeker of dit voor altijd is. Bisgierig vind ik een raar woord maar zoiets is het wel voor mij. Openminded” (biseksueel meisje) Overigens worden de termen bicurious en bisgierig door bijna niemand van de lesbische en bimeisjes prettig gevonden. De biseksuele jongeren verschillen van mening over de mate waarin termen als ‘lesbisch’, ‘lesbienne’, ‘homo’ en ‘homoseksueel’ op hen van toepassing zijn. Sommigen hebben dit ingevuld als prettige termen en één van de jongens legt dit als volgt uit: “Ik zou geen probleem hebben met ‘homo’ of ‘gay’. In de zin dat ik ook niet altijd zin heb om de ander uit te leggen van, zo zit het eigenlijk. En dan denk ik, ik ben óók gay, prima. … Maar als ik mezelf zou moeten benoemen, noem ik mezelf wel biseksueel.” (biseksuele jongen) Aangezien twee van de jongeren hebben aangegeven dat zij vooral, maar niet uitsluitend op mensen van hetzelfde geslacht vallen, kan deze keuze ook hiermee te maken hebben. Als je op zowel mannen als vrouwen valt, maar een voorkeur hebt voor mannen is het wellicht aannemelijker jezelf ook met homo en gay te identificeren: “Ik weet dat ik op mannen en vrouwen val, alleen ik ben niet zeker over wat precies mijn voorkeur heeft. Nu zou ik mannen zeggen.” (biseksuele jongen) Anderen geven aan dat lesbisch of homo echt niet op hen van toepassing is: “Als je echt bi bent, ben je ook bi en niet lesbisch.” (biseksueel meisje). Gay wordt wel gezien als een term die zowel bi als homo/lesbisch omvat, behalve door het meisje dat zichzelf als openminded beschouwt en vooral op jongens valt. Termen als ‘pot’, ‘flikker’ en ‘nicht’ zijn scheldwoorden waar LHB-jongeren niet mee geconfronteerd willen worden. Ze worden soms wel onderling gebruikt (als grapje), maar horen niet thuis in informatief materiaal. De term ‘queer’ werd geïnterpreteerd als ‘tussen man en vrouw in staan’ en vonden de jongeren daarom niet op hen van toepassing. Ook ‘verzameltermen’ rondom seksuele diversiteit zijn met de jongeren besproken. Niet iedereen kende de term LHBT. Wie de term wel kende, waardeerde de term omdat ook bi en trans werden benoemd. Daarover was echter ook discussie. “Holebi” was voor de meesten een bekende term, maar werd een beetje ‘bedacht’ en ‘Vlaams’ gevonden. Positief eraan vond men dat de term ook lesbische meisjes en biseksuelen omvatte en dat het korter is dan ‘homo, lesbisch en bi’. Bij ‘homojongeren’ dacht men eerder aan homojongens. ‘Gay’ werd gezien als een prettige algemene term voor homojongens en lesbische meisjes, en de meeste bi-jongeren konden zich ook met ‘gay’ identificeren (i.t.t. met ‘homo’). Over de term ‘roze’ waren de meningen verdeeld. Het werd gezien als de Nederlanstalige equivalent van ‘gay’. Men vond het ouderwets klinken vanwege de associatie met ‘roze ouderen’. Ook vond men dat het teveel klonk alsof alle LHB’s van de kleur roze houden, en dat vond men wel erg stereotiep. Anderen vonden dat juist wel grappig. ‘Roze maandag’ en ‘roze zaterdag’ werden positief gevonden, ook omdat het subtieler klinkt dan bijvoorbeeld ‘homomaandag’. Voor jongeren had de term ‘paars’ ook een connotatie met LHB vanwege paarse vrijdag, een actie van Gay Straight Alliances op middelbare scholen waarbij iedereen die tegen homofobie is paarse kleding draagt. 3.5.2 Taalgebruik seksuele handelingen: tussen vies en professioneel Dit onderdeel is alleen in de focusgroep met homojongeren besproken. Zij hadden geen sterke voorkeuren voor of tegen bepaalde termen voor seksuele handelingen. Zoals waarschijnlijk de meeste jongeren vonden ze het belangrijk dat termen voor seksuele handelingen netjes waren, 35 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid maar wel duidelijk. Omdat niet alle jongeren weten wat ‘orale seks’ betekent, kunnen bijvoorbeeld beter woorden als ‘beffen’ en ‘pijpen’ worden gebruikt. ‘Likken’ vond men vies en niet professioneel klinken én te onduidelijk (waar lik je dan precies?). Dat gold echter niet voor anale seks: het woord ‘kontneuken’ had nogal een negatieve lading, ‘anale seks’ werd daarom een betere term gevonden. Het was verder belangrijk dat de termen ‘top’, ‘bottom’ en ‘versa’ in informatief materiaal over anale seks werden benoemd en uitgelegd. ‘Neuken’ kan (in homoseksuele context) meerdere betekenissen hebben: seks hebben in het algemeen, anale seks hebben of penetratie met een voorbinddildo. Daarom is ook dit geen duidelijke term. De meisjes vonden ‘neuken’ geen goede term voor penetratie waarbij de vingers worden gebruikt, maar wel wanneer er een voorbinddildo bij te pas kwam. Ze vonden het duidelijker om de term ‘vingeren’ zowel voor stimulatie van de clitoris als van de vagina te gebruiken. Het werd vervelend gevonden als ‘neuken’ wel werd gebruikt om heteroseksuele penetratie aan te duiden, maar niet voor anale seks of penetratie met een voorbinddildo. 3.5.3 Vormgeving: niet te roze Dit onderdeel is alleen in de focusgroep met homojongeren besproken. De jongeren vonden het belangrijk om in de vormgeving van informatief materiaal gericht op LHB-jongeren niet te stereotiep te zijn. Een roze achtergrondkleur voor een LHB-website vonden ze bijvoorbeeld niets; paars als kleur kon wel vanwege de associatie met paarse vrijdag (een actiedag van Gay-Straight Alliances op middelbare scholen, waarin alle leerlingen die tegen homofobie zijn vragen paarse kleding dragen). Bij fotomateriaal of plaatjes van LHB-jongeren is het prettig als jongeren zichzelf erin kunnen herkennen en er dus verschillende ‘types’ jongens en meisjes worden neergezet. Een positief voorbeeld is de folder ‘Meiden onder elkaar’ van Schorer. Het beeldmateriaal moet niet ‘extravagant’ zijn, waarbij ‘extravagantie’ voor de jongeren connotaties had met gay pride of met homo- en biseksuele bekende Nederlanders: “Normale foto´s zijn foto´s die niet gelinkt zijn aan extravagantie of de gay pride of bekende Nederlanders. … In die folder (Schorer folder ‘meiden onder elkaar’) zaten wel allerlei verschillende meiden. Maar zonder dat er meteen een stickertje op wordt geplakt van dat is die soort. Voor mij heel identificeerbaar.” (lesbisch meisje) 36 Gaat het ook over mij? De behoeften van lhbt-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid 4 Rutgers WPF, 2013 De informatie- en hulpverleningsbehoeften van transgenderjongeren Voor dit onderdeel is met vier transgenderjongeren en met een hulpverlener van Transvisie Zorg gesproken. Hoewel het om een klein aantal jongeren gaat (zie par. 1.3), leverde het een gevarieerd beeld op over de behoefte die deze jongeren kunnen hebben aan informatie en hulpverlening op het gebied van seksuele gezondheid. Ter aanvulling wordt daarnaast verwezen naar het pilotonderzoek over seksualiteitsbeleving en informatiebehoefte onder volwassen transgenders (Doorduin & Van Berlo, 2012). 4.1 Wanneer? De veranderende informatiebehoefte tijdens het coming outen transitieproces Net als voor LHB-jongeren is voor transgenderjongeren het ontdekken van het transgender-zijn een proces dat een grote impact heeft op de seksuele ontwikkeling. Ook voor transgenderjongeren is de aanname dat hun behoefte aan informatie en hulpverlening verschilt per fase in dit proces. Ook hen is daarom in de focusgroep een conceptmodel voorgelegd van mogelijke mijlpalen en fases, die zij vervolgens konden aanvullen en corrigeren. Waar voor LHB-jongeren vooral het vertellen aan anderen en het ontmoeten van andere LHB’s een belangrijke stap in het proces is, geldt voor transjongeren dat het nemen van beslissingen over een eventuele transitie en het in gang zetten daarvan een belangrijke plek inneemt. Nog meer dan bij de LHB-jongeren geldt dat transgenderjongeren de hieronder genoemde stappen niet allemaal doorlopen. Niet iedereen heeft bijvoorbeeld behoefte aan transitie. Ook zijn de stappen weer lineair en als van elkaar te onderscheiden gepresenteerd, terwijl ze in werkelijkheid in elkaar over vloeien en niet altijd in dezelfde volgorde worden doorlopen. Over het medische aspect van de transitie en over de tijd daarna konden de jongeren in dit onderzoek niet veel vertellen omdat dit voor hen (nog) niet aan de orde was. 4.1.1 Fase 1: Gevoelens benoemen “Voor mij was het meer zeg maar er een naam aan kunnen geven. Dus dat was niet daadwerkelijk erachter komen, want ik wist het al, maar dat ik dacht, er is een term voor.” (transgender jongen) Zoals in paragraaf 2.3 is aangegeven ervaren transgenderjongeren vaak al op zeer jonge leeftjid, vóór hun zesde jaar, genderdysfore gevoelens. Andere jongeren komen er pas rond de puberteit achter. De jongeren in dit onderzoek gaven aan dat zij altijd onbewust van hun genderidentiteit hadden geweten en er dus niet meer hoefden ‘achter te komen’. Hun gevoelens waren voor hen zo vanzelfsprekend, dat ze niet altijd begrepen dat zij anders waren dan anderen. Een transjongen begreep bijvoorbeeld niet wat hem anders maakte dan de jongens: “Ik voelde me buitengesloten, want blijkbaar moest ik wel in een jurk rondlopen en de rest van de jongens niet.” (transgender jongen) Net als de LHB-jongeren was het benoemen van gevoelens een heel proces. Transgenderjongeren hadden ook nog eens veel minder voorkennis over transgender-zijn dan LHB-jongeren over LHB-zijn. Er zijn weinig transgender rolmodellen en er bestaat veel onwetendheid over het onderwerp. Vanwege de grote implicaties van het transgender-zijn speelde ontkenning ook een grote rol. Zo durfde één van de jongens pas op 23-jarige leeftijd onder ogen te zien dat hij echt geen vrouw kon zijn, nadat hij lange tijd zijn best had gedaan om zich toch vrouw te gaan voelen: 37 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid “Ik ging iedere keer het gevecht aan. Ik dacht, als ik me nou maar goed als vrouw gedraag, dan gaat dat probleem vanzelf wel weg. Dat is een beetje jezelf voor de gek houden.” (transgender jongen). Een ander verschil met LHB-jongeren is de rol die het transgender-zijn speelde in hun identiteit. Terwijl trots zijn op het homo- of biseksueel zijn door LHB-jongeren belangrijk werd gevonden, vonden transgenderjongeren het onprettig om teveel vanwege hun anders-zijn in een hokje te worden gestopt. Het transgender-zijn was voor hen niet een identiteit, maar een situatie. Bij het benoemen van hun gevoelens ging het dan ook niet zozeer over het benoemen van hun identiteit als transgender, maar om het benoemen van hun genderidentiteit: jongen, meisje of iets daartussen of daarbuiten zijn. Benoemen dat je transgender of genderdysfoor bent was vooral van belang om de vervolgstap naar transitie te kunnen zetten. Toch geldt dit niet voor alle transgenderjongeren. Wanneer iemand zichzelf geen jongen óf meisje voelt, kan transgender namelijk ook een label zijn voor een neither/both genderidentiteit. Net als bij LHB-jongeren kan het ontmoeten van anderen voor transjongeren een manier zijn om hun identiteit te onderzoeken en om een positief toekomstbeeld te krijgen. Desondanks is de stap naar bijvoorbeeld de jongerengroep van Transvisie groot. Jongeren kunnen het idee hebben dat zo’n groep alleen bedoeld is voor jongeren die al zeker weten dat ze transgender zijn. Dat is zonde, want de groep is juist ook nuttig om je gevoelens beter op een rijtje te krijgen door je aan anderen te spiegelen: “Toen ben ik een keer met een vriend mee geweest naar een praatgroep van Transvisie. En toen had ik zoiets van ja, maar het zijn ook allemaal normale mensen en het ziet er gewoon goed uit. En het kan.” (transgender jongen) 4.1.2 Fase 2: Het vertellen Wanneer iemand besloten heeft in transitie te willen gaan, is het van belang om het aan andere mensen te gaan vertellen. Dit vertellen is eigenlijk al de eerste stap van de rolwisseling zelf. Je kunt zelf wel weten dat je een jongen bent, maar wanneer iedereen jou als meisje behandelt, kun je niet als jongen leven. Een jongen vertelt bijvoorbeeld dat hij zich al als jongen kleedde, maar dat het niet aankwam bij zijn omgeving: “Toen ik hesjes ben gaan dragen heb ik dat een tijdje gedaan in de hoop dat mijn ouders er zelf achter zouden komen, toen ik van een D-cup in een keer naar vrij plat ging, maar dat was dus niet zo. Toen heb ik het aan mijn ma verteld.” (transgender jongen) Ook transgenderjongeren die geen behoefte aan transitie hebben, kunnen de behoefte hebben om aan mensen in hun omgeving over hun gevoelens en over bijvoorbeeld hun travestiegedrag te vertellen. Het is namelijk een belangrijk deel van henzelf, en het is prettig om dit aspect van hun persoonlijkheid met anderen te kunnen delen. In de gesprekken met jongeren en deskundigen is verder niet uitgebreid ingegaan op de behoeftes die jongeren tijdens deze stap hebben, omdat het geen directe link met het thema seksualiteit heeft. 4.1.3 Fase 3: Rolwisseling: ‘wat ben je nou eigenlijk?’ “Ik heb ook wel eens gehad dat mensen over mij zeiden: ‘dat daar’. Dat is ook niet echt vriendelijk…” (transgender jongen) Uit de gesprekken met transjongeren bleek dat zij tijdens de periode van rolwisseling zeer kwetsbaar zijn voor negatieve reacties uit hun omgeving, omdat ze niet altijd zo gemakkelijk als meisje of jongen te herkennen zijn. Ook roept het veel verwarring op: ‘wat ben je nou eigenlijk?’ Vaak worden de jongeren door onbekenden nog in hun geboortegeslacht aangesproken. Die 38 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 verwarring vonden ze tegelijkertijd begrijpelijk en kwetsend. Het is voor transgenderjongeren zeer pijnlijk om niet in hun genderidentiteit te worden erkend en om als onbenoembaar persoon te leven. Tegelijkertijd gaven de jongeren ook aan te begrijpen dat onbekenden niet altijd kunnen weten hoe het zit. Die dubbelheid maakt het lastig om goed met deze verwarring van anderen om te gaan. De transjongens adviseren om zelf duidelijk aan te geven wat men van de omgeving verwacht, en wat men wel en niet prettig vindt. Uit de gesprekken bleek ook dat de rolwisseling een zoekproces met zich mee brengt: op wat voor manier wil ik vrouw, man of ‘iets anders’ zijn? Deze vraag speelt ook op het gebied van flirten en dating. Rolwisseling heeft tot gevolg dat de omgeving in romantisch of seksueel opzicht anders op transgenderjongeren reageert dan vóór hun sociale transitie. Er wordt bijvoorbeeld met hen geflirt door heterojongeren van het andere geslacht. Dat is wennen, en kan door jongeren als prettig of juist vervelend worden ervaren. Jongeren die vóór hun transitie homo of lesbisch waren vanuit hun geboortegeslacht, zijn dat na hun transitie niet meer en moeten eraan wennen niet meer bij “het holebi-groepje” te horen. 4.1.4 Fase 4: Medische transitie Zoals benoemd in paragraaf 2.3 staan transgenderjongeren voor allerlei beslissingen rondom hun medische transitie. Willen ze hun lichaam inderdaad veranderen? Gaan ze alleen ‘aan de hormonen’ of wensen ze ook operaties? Dit soort beslissingen hebben niet alleen te maken hebben met de wens om passabel te zijn en de mate van onvrede die iemand met het huidige lichaam ervaart, maar ook seksualiteit bleek een belangrijke rol te kunnen spelen. Medische transitie kan veel impact hebben op seksuele tevredenheid en functioneren. Voor jongeren die sterk het gevoel hebben dat hun lichaam ‘niet klopt’, is het lastig om zonder dit soort aanpassingen van seks te genieten en kan het hun seksuele tevredenheid dus bevorderen. Maar de aanpassingen hebben ook impact op het seksueel functioneren, soms in positieve, maar soms ook in negatieve zin. Door hormoonbehandeling veranderen de geslachtsdelen in vorm en werking: bij transjongens groeit de clitoris uit tot een ‘minipiemel’ die ook stijf kan worden, bij transmeisjes wordt de penis juist minder snel stijf. Jongens krijgen door testosteron vaker en intenser zin in seks; bij meisjes vermindert de zin juist door oestrogenen en testosteronblokker. Hormoonbehandeling kan bij mannaar-vrouw spectrum transgenders daarom ook verlies van seksueel plezier opleveren, wat reden kan zijn voor twijfels over hormoonbehandeling. Dat soort twijfels gelden waarschijnlijk eerder voor transgenders die geen sterke onvrede met hun huidige lichaam voelen. Uit het onderzoek naar seksualiteitsbeleving onder volwassen transgenders bleek namelijk dat transgenders die deze onvrede wel in sterke mate voelen, het vóór hun transitie lastig vinden van seks te genieten omdat hun lichaam niet bij hen past. Voor hen is geslachtsaanpassende behandeling dan ook juist bevorderlijk voor hun seksuele plezier (Doorduin & Van Berlo, 2012). Ook de keuze van transjongens of en zo ja welke genitale operatie zij laten uitvoeren heeft impact op hun seksueel functioneren. Bij metaidoioplastiek is de penis erg klein maar wel erotisch gevoelig; bij falloplastiek is de penis van gangbare grootte, maar heeft deze vaak minder gevoel. 4.1.5 Fase 5: Na de transitie De jongeren in dit onderzoek waren nog bezig met hun transitie, en degenen die het medische traject doorliepen moesten nog lang wachten voor de eerste operaties. De periode na hun transitie stond nog ver van hun belevingswereld af en ze wisten niet goed aan wat voor informatie zij tegen die tijd behoefte zouden hebben. Ze verwachtten bovendien dat ze tegen die tijd voldoende door het genderteam geïnformeerd zouden worden over aspecten van seksualiteit die mogelijk konden veranderen. Dit is echter nog maar de vraag. Uit het eerdere pilotonderzoek onder volwassen transgenders (Doorduin & Van Berlo, 2012) bleek namelijk dat het genderteam geen belangrijke rol speelt als informatieverstrekker in deze nieuwe fase. Een deel van de geïnterviewden uit dat onderzoek was ontevreden over de informatieverstrekking vanuit het genderteam over bijvoorbeeld het seksueel functioneren na verschillende operaties. Over veilig vrijen was er veel onduidelijkheid. 39 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Uit hetzelfde onderzoek onder volwassen transgenders bleek verder dat niet alleen aspecten als seksueel functioneren en veilig vrijen veranderen na de transitie, maar dat de transitie ook op hun seksuele beleving een grote impact had gehad. Vaak gaven zij aan dat zij na hun transitie ofwel pas echt hun seksualiteit gingen ontdekken, ofwel hun seksualiteit opnieuw gingen ontdekken omdat hun lichaam zo veranderd was. Vaak konden ze er dan pas echt van gaan genieten; toch kon het ook tegenvallen. In beide gevallen leverde de nieuwe situatie veel nieuwe vragen op. In deze paragraaf is een schets gemaakt van de fases in het coming out- en transitieproces waar transgenderjongeren mee te maken krijgen, en de seksuele gezondheidsthema’s die per fase spelen. In de volgende paragraaf worden deze seksuele gezondheidsthema’s verder uitgediept. 4.2 Wat? Informatiebehoefte seksuele gezondheidsthema’s “Informatie over genderdysforie beperkt zich vaak tot een inleiding, uitleg, coming out en wat hulpadressen. Nergens staan sekstips of hoe je je goed kunt voelen tijdens de seks. Erg jammer, want ik ben geen type om dat aan artsen o.i.d. te vragen.” (transgender jongen) Uit de gesprekken met transgenderjongeren bleek dat zij informatie over seksualiteit missen die specifiek op hun situatie van toepassing is. Dit seksuele aspect komt niet voldoende aan de orde in informatiemateriaal over transgender-zijn of genderdysforie. Tegelijkertijd wordt er in de reguliere seksuele voorlichting en –vorming vrijwel altijd uitgegaan van de identiteiten en lichamen van mensen die niet transgender zijn. Hier ligt dan ook een hiaat. Hieronder wordt ingegaan op seksuele gezondheidsthema’s waar transgenderjongeren graag specifieke informatie over zouden krijgen. 4.2.1 Seksuele oriëntatie en –identiteit: een verwarrend domein “Toen ik op mijn veertiende verliefd werd op een meisje … zeiden mensen, ben je lesbisch? Ik denk: nee. Dat was voor mij heel verwarrend. Ik wist niet waarom ik me daar niet bij thuis voelde.” (transgender jongen) “Ik val het vaakst op vrouwen, maar kan me ook aangetrokken voelen tot mannen en ook mensen die ertussenin zitten sluit ik niet uit.” (transgender jongen) Uit de gesprekken met jongeren en deskundigen bleek dat het ontdekken en benoemen van hun seksuele oriëntatie om meerdere redenen lastig kan zijn voor transgender jongeren. Allereerst is het lastig om erachter te komen wat je seksuele voorkeuren zijn als je je niet lekker voelt in je lijf en met je huidige gender. Om zichzelf te kunnen labelen moeten transgenders daarnaast niet alleen weten op wie ze vallen, maar ook ‘wat’ ze zelf zijn. Seksuele identiteitslabels als ‘homoseksueel’ en ‘heteroseksueel’ benoemen immers niet alleen het geslacht tot welke iemand zich aangetrokken voelt, maar ook het eigen geslacht. Om zichzelf te kunnen labelen, moeten transgenderjongeren moeten dus twee zaken uitzoeken: op wie ze vallen én wie ze zelf zijn. Hoewel labelen niet noodzakelijk is, kan het voor jongeren bovendien soms wel zo voelen. Volgens een deskundige is de druk vanuit de buitenwereld om zichzelf een seksueel identiteitslabel aan te meten groot. Meestal labelen transgenders zich vanuit het geslacht waarmee ze zich identificeren: een transman die op vrouwen valt, noemt zichzelf dan heteroseksueel (zie ook Doorduin & Van Berlo, 2012). Wanneer iemand zich niet zozeer man óf vrouw voelt wordt dit echter lastig, omdat labels voor seksuele identiteit een binaire genderidentiteit (man óf vrouw) veronderstellen. In zo’n geval kan iemand er ook voor kiezen om seksuele identiteit vanuit het geboortegeslacht te labelen, bijvoorbeeld: iemand die als jongen is geboren en op jongens valt, maar zich deels ook meisje voelt, noemt zich toch homoseksueel. Maar ook minder gangbare labels voor seksuele identiteit, zoals panseksueel of queer, worden door transgenderjongeren gebruikt (zie ook Doorduin & Van Berlo, 2012). Nog een reden waarom het benoemen van de eigen seksuele oriëntatie lastig is voor transjongeren, is dat genderidentiteit en seksuele voorkeur vaak ten onrechte als één en hetzelfde worden 40 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 beschouwd, wat tot verwarring kan leiden. Dit gebeurt door buitenstaanders, bijvoorbeeld wanneer zij transvrouwen tijdens hun transitie voor homo uitschelden, maar ook door transgenderjongeren zelf. Zo dacht een transgender meisje aanvankelijk dat ze homoseksueel was omdat ze zich vrouwelijk voelde. Een andere als jongen geboren transgender wist niet goed of zhaar3 vrouwelijke genderpresentatie voortkwam uit een gedeeltelijk vrouwelijke genderidentiteit of uit zhaar aantrekking tot jongens. Zhij had van jongs af aan vanuit de media het beeld meegekregen dat mannen door mooie vrouwen worden verleid, en vroeg zich af of zhij ook zo graag vrouwelijk had willen zijn als zhij niet op mannen zou vallen. Ook de directe omgeving kan het transjongeren moeilijk maken hun seksuele oriëntatie te ontdekken en benoemen. Jongeren krijgen er vanuit de buitenwereld namelijk constant vragen over: weet je al op wie je valt? En wat ‘ben’ je dan? Dit vergroot de druk om zichzelf snel te labelen in plaats van rustig uit te zoeken hoe het zit. De jongeren kennen bovendien voorbeelden waarin de omgeving negatief reageert als een transgenderjongere na de transitie homo- of biseksueel is en niet hetero. Als je bijvoorbeeld als transjongen op jongens valt, kan dit bij de omgeving de vraag oproepen waarom je zo nodig zelf jongen moest worden als je ook een heteroseksueel meisje had kunnen zijn. Het idee dat een ‘echte’ man of vrouw hetero is, leeft blijkbaar nog steeds. Wanneer transgenderjongeren homo- of biseksueel zijn, hebben zij net als cisgender LHB-jongeren behoefte aan informatie over seksualiteit die specifiek is voor hun seksuele oriëntatie. Zo leeft er bij transmannen wel eens de angst dat het hebben van een (grote) penis onder homomannen erg belangrijk is, wat hen onzeker maakt over hun eigen lichaam omdat hun eigen penis ook na genitale operaties nooit precies hetzelfde zal functioneren als de penis van een cisgender man (zie ook Doorduin & Van Berlo, 2012). 4.2.2 Liefde en relaties: (h)erkend worden in je genderidentiteit “Toen ik van rol ging wisselen had ik een vriendin. Zij was lesbisch, en uiteindelijk werkte dat niet. Maar zij wilde dat wel proberen. En dan is het toch wel dat je als het ware binnen een relatie van rol switcht, en dat is wel erg ingewikkeld.” (transgender jongen) Volgens een deskundige, de hulpverlener van Transvisie, zijn relaties voor veel transjongeren een heikel thema. Transgenderjongeren vragen zich af of ze überhaupt een relatie kunnen aangaan met iemand, zijn bang voor afwijzing en moeten niet zelden ook omgaan met daadwerkelijke afwijzing vanwege het transgender-zijn. Anderen houden relaties zelf af. Deze angst is niet altijd ongegrond. Volgens de hulpverlener van Transvisie komt het vaak voor dat transgenderjongeren negatieve ervaringen opdoen in de liefde. Toch zijn er volgens hem ook positieve voorbeelden van transjongeren die wel een relatie krijgen waar ze zich prettig bij voelen. Ook uit de gesprekken met de jongeren zelf, bleek dat zij veel vragen hebben op het terrein van liefde en relaties. Dit geldt zowel vóór en tijdens hun rolwisseling als daarna. Naast transgenderjongeren bleek dat ook (potentiële) partners van transjongeren een doelgroep zijn die rondom dit onderwerp waarschijnlijk informatie nodig hebben. Uit de gesprekken met jongeren en deskundigen bleken per fase in het coming out- en transitieproces weer andere uitdagingen te spelen. Vóór en tijdens de rolwisseling kan het aangaan van relaties lastig zijn omdat ook potentiële partners een transjongere niet zonder meer herkennen als de man of vrouw die hij of zij zich voelt. Het is dan lastig om een partner te vinden die een transjongere wel erkent in diens genderidentiteit. Niet alleen het aangaan van een nieuwe relatie kan tijdens de rolwisseling een dilemma opleveren voor transjongeren. Ook wanneer iemand tijdens de rolwisseling al een relatie heeft, kan dit problemen opleveren. Zo kan een partner erg schrikken van de ‘coming out’ en hier negatief op reageren. Maar ook wanneer een partner wel positief reageert, kan de transitie veel uitdagingen opleveren. Voor de partner is het verwarrend wanneer iemand zich ineens anders gaat 3 Genderneutraal voornaamwoord; zie woordenlijst 41 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid kleden en gedragen, en uiteindelijk ook in lichamelijke zin zal veranderen. De jongeren benoemden vooral de erkenning van hun nieuwe identiteit als heikel punt in zo’n bestaande relatie. Wanneer de partner van een transjongen hem nog als meisje ziet, kan het voor de jongen bijvoorbeeld lastig zijn om zijn nieuwe mannelijke rol te ontdekken en uit te proberen omdat hij daarmee zijn vriendin verdriet kan doen. In Doorduin & Van Berlo (2012) is uitgebreider beschreven welke dilemma’s en uitdagingen een transitie mee kan brengen voor een relatie, en zijn ook relaties beschreven die wél standhielden. Later in het transitieproces, wanneer een transgenderjongere – meestal na aanvang van de hormoonbehandeling – passabel is maar nog geen operaties achter de rug heeft, weten de mensen in hun omgeving niet altijd dat zij transgender zijn. Dit maakt het enerzijds een stuk gemakkelijker voor transgenderjongeren om herkend en erkend te worden in hun genderidentiteit. De directe omgeving benadert hen zoals ze zich voelen, ook als het om flirten en daten gaat. Zo merkte een transjongen na aanvang van de hormoonbehandeling dat hij meer aandacht van heteromeisjes kreeg. Dit vond hij leuk omdat hij zelf inderdaad een heterojongen is, al vond hij het ook wennen dat hij door lesbische meisjes niet meer als lid van de club werd gezien. Het passabel zijn levert echter ook een dilemma op: hoe en wanneer vertel je je date erover? Vertel je het te vroeg, dan staan vooroordelen en angsten het de ander misschien in de weg om jou eerst beter te leren kennen. Vertel je het te laat, dan kan dat teleurstelling en verwarring opleveren, zowel bij jezelf als bij de ander. Dating en het aangaan van een relatie kan in deze fase ook lastig zijn vanwege het lichamelijke aspect: hoe ga je om met een niet-gangbaar lichaam, bijvoorbeeld wanneer je als jongen borsten en een vagina hebt, of als meisje borsten en een penis? Hoe vertel je je partner hoe je lichaam er onder je kleren uitziet? Maar ook: hoe voel jij je over je lichaam, waar wil je wel en niet worden aangeraakt, en hoe communiceer je daarover (zie de volgende paragraaf). Bij een cisgenderjongere die erachter komt dat degene die hij of zij leuk is transgender is en een ander lichaam heeft dan verwacht, kan dit tot veel verwarring leiden. Soms leidt dit volgens de hulpverlener van Transvisie tot een harde afwijzing vanuit zo’n cisgender jongen of meisje. Volgens de hulpverlener van Transvisie gebeurt het niet zo vaak dat transgender jongeren tijdens hun transitieproces een relatie krijgen met een cisgenderjongere. Wel gaan jongeren binnen de Transvisie jongerengroep vaak relaties aan met elkaar. Hij benadrukt dat dit niets te maken heeft met een seksuele voorkeur voor transgenders, maar alles met de veilige context van de jongerengroep. Waar transgenderjongeren zich in hun dagelijks leven vaak niet open durven te stellen, durven ze dat binnen de groep wel. Ook als transgenderjongeren hun transitie geheel achter de rug hebben, kan het lichamelijke aspect een rol blijven spelen. Bij transjongens geldt bijvoorbeeld dat hun geslachtsdelen nooit precies hetzelfde zullen werken als bij cisgender jongens, of ze nu wel of niet kiezen voor een genitale operatie. Voor een deel van de transgender meisjes brengt de periode na de transitie soms juist een nieuwe uitdaging met zich mee. Voor sommigen van hen kan het na hun geslachtsaanpassende behandeling namelijk mogelijk zijn om ‘stealth’ te gaan: om niemand te vertellen over hun transgenderverleden omdat hun lichaam niet of nauwelijks te onderscheiden is van een cisgender lichaam. Vertel je je partner dan wel over je verleden? Hoewel jongeren er soms van dromen dit geheim te houden zodat ze ook in hun relatie als ‘gewone’ jongen of meisje kunnen leven, schat de hulpverlener van Transvisie in dat de meesten het hun partner uiteindelijk wel willen vertellen. Het is tenslotte een belangrijk deel van hun levensverhaal. Wanneer een partner ervoor uitkomt zich niet (geheel) te identificeren met het geslacht waar je hem of haar voor aanzag, kan dit veel verwarring oproepen. En ook wanneer een cisgenderjongere achter komt dat de jongen op wie hij of zij verliefd is nog borsten heeft en een vagina, levert dit verwarring en vragen op. De deskundige van Transvisie vermoedt dan ook dat cisgenderjongeren die een relatie hebben of aangaan met een transjongere veel vragen en behoefte aan informatie hebben. Bij Transvisie komen vaak verzoeken binnen van partners, waaronder ook jongeren onder 42 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 de 25, die behoefte hebben aan contact met andere partners om hun ervaringen te spiegelen en herkenning te vinden. De dilemma’s waar transgenderjongeren tegenaan lopen rondom liefde en relaties gaan dan ook niet alleen henzelf aan, maar ook de cisgenderjongeren in hun omgeving. Dit zijn immers de jongeren op wie zij verliefd kunnen worden, en die verliefd kunnen worden op hen. Daarom zou informatie en voorlichting zich volgens de hulpverlener van Transvisie niet alleen moeten richten op transgenderjongeren, maar ook op cisgenderjongeren in het algemeen. Dit soort voorlichting zou niet alleen moeten gaan over het bestaan van transgenders, maar ook aannames over lichamen en identiteiten moeten bevragen. Bijvoorbeeld: wat is eigenlijk een ‘normaal’ mannenlichaam, bestaat dat eigenlijk wel? Kun je ook man zijn wanneer je geen penis hebt? 4.2.3 Seks en seksuele ontwikkeling voor en tijdens de transitie: ‘het klopt niet’ “Zolang ze mijn borsten en ‘down daar’ maar met rust laten, vind ik het geen probleem. Vooral mijn borsten vind ik vervelend. Als mensen daar dan heel erg op geilen, daar kan ik echt letterlijk misselijk van worden.” (transgender jongen) Opgroeien met genderdysforie heeft veel impact op de seksuele ontwikkeling van transgenderjongeren. Genderdysfore gevoelens kunnen het de jongeren moeilijk maken om van seks te genieten en kennis op te doen over seksualiteit. Het is lastig voor hen om met hun eigen lichaam geconfronteerd te worden vanwege het gevoel dat hun lichaam niet ‘klopt’. Veel transgenderjongeren leven daardoor ook sterk in hun hoofd en vinden het moeilijk contact te maken met hun eigen lichaam. Soms durven ze bijvoorbeeld niet in de spiegel te kijken. Vanwege schaamte over hun lichaam durven veel jongeren ook niet na te denken over seksualiteit of hier vragen over te stellen, zodat ze weinig kennis opdoen over seksualiteit. Volgens de hulpverlener van Transvisie doen veel transgenderjongeren slechts beperkt seksuele ervaring op tijdens de puberteit, zowel wat betreft masturberen als seks met een ander. Toch betekent dit alles niet dat transgenderjongeren geen seks hebben. Hoewel een deel van de jongeren seks wellicht liever uitstelt tot na hun transitie, hebben anderen wel degelijk seks of zouden ze het graag hebben als ze zouden weten hoe ze ervan kunnen genieten. De jongeren in dit onderzoek hadden een sterke behoefte aan tips om in de fase vóór en tijdens de medische transitie van seks te kunnen genieten. Deze informatie konden ze echter niet vinden. Ook konden ze niet gemakkelijk de weg vinden naar hulpverleners die dit soort vragen kunnen beantwoorden, of hadden ze al ondervonden dat (reguliere) seksuologen niet toegerust zijn om advies te geven rondom dit onderwerp (zie paragraaf 4.4.4). Een aantal tips die zij zelf aan andere transjongeren zouden geven: veel praten. Dan weet je partner hoe het voor jou voelt, en kan hij of zij er rekening mee kan houden; eerst een goede relatie opbouwen waarin je elkaar helemaal vertrouwt, voordat je aan seks begint; het kan helpen om aan de lichaamsdelen die jij niet prettig vindt, geen aandacht te besteden. Dus om grenzen te stellen aan aanraking en aandacht; geen druk erop zetten, geen tijdslimiet. Niet te hoge eisen stellen. Je kunt ook genieten van seks zonder klaar te komen; gebruik penisprotheses. Het kan lastig zijn om deze te vinden omdat de meeste voorbinddildo’s door lesbische meisjes worden gebruikt en er dus zo onrealistisch mogelijk uitzien. Links naar online shops voor realistische penisprotheses zijn dus welkom; je focussen op je genot en hoe het fysiek voelt, en in je hoofd een ‘kloppend’ lichaam erbij fantaseren. Niet teveel nadenken over hoe je lichaam er daadwerkelijk uit ziet; naar porno kijken om beter te kunnen fantaseren over het lichaam dat bij je past. De hierboven genoemde strategieën komen sterk overeen met de strategieën die in Doorduin & Van Berlo (2012) door volwassen transgenders werden genoemd. 43 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid 4.2.4 Seks en seksuele ontwikkeling na de transitie: werkt alles nog? “Voor mij is dat nog zo ver van mijn bed af. En ik verwacht te zijner tijd dat wel aan de VU te kunnen vragen of ergens.” (transgender jongen) Transgenderjongeren kunnen vragen hebben over de impact van de geslachtsaanpassende behandeling op hun seksueel functioneren. Bijvoorbeeld: kan je een orgasme krijgen na je behandeling? Raak je bepaalde seksuele sensaties kwijt? Dit soort vragen stellen transjongeren niet alleen om zich een beeld te kunnen vormen van hun toekomst, maar ook om over deze toekomst keuzes te kunnen maken. Transjongens staan voor de keuze tussen een ‘meta’, een ‘fallo’ of geen genitale operatie, waarin seksuele aspecten een belangrijke rol spelen. Ook voor MV-transgenders kan het een moeilijke keuze zijn of zij wel of niet verdergaan in het medische traject. Zo twijfelde een van de geïnterviewde jongeren sterk of zhij4 wel door wilde gaan met de geslachtsaanpassende behandeling omdat seksueel plezier een belangrijk aspect van zhaar leven was. Zhij was bang dat hormoonbehandeling en operaties dit seksuele plezier zouden verminderen. Niet alle jongeren kijken tijdens hun transitie al zover vooruit. Een aantal jongeren gaf aan dat de tijd na hun geslachtsaanpassende behandeling nog ver van hen af stand, en dat ze daarom nog geen vragen hadden over hun seksueel functioneren na die tijd. Ze verwachtten bovendien dat ze de nodige informatie te zijner tijd vanzelf vanuit het genderteam zouden krijgen. Dit is waarschijnlijk een misverstand; zie paragraaf 4.1.5. De hulpverlener van Transvisie krijgt vaak vragen van jongeren over het seksueel functioneren na de geslachtsaanpassende behandeling. Dit soort vragen wordt wel eens besproken binnen de jongerengroep, al gaven de jongeren ook aan dat het lastig is om dit soort onderwerpen in een groep naar voren te brengen. Transvisie is ook van plan themabijeenkomsten te organiseren waarin post-op transgenders kunnen vertellen hoe de geslachtsaanpassende behandeling hun seksueel functioneren heeft beïnvloed. Jongeren lijken het genderteam hier ook niet zo gemakkelijk vragen over te stellen. Ze durven het niet of verwachten dat ze toch geen goed antwoord krijgen. Dat de chirurgen zelf geen ervaringsdeskundigen zijn maakt het ook lastig dit soort vragen te stellen. En vanwege een gebrek aan onderzoek op dit terrein verwacht de hulpverlener van Transvisie ook dat ze er te weinig over weten om er echt goed antwoord op te kunnen geven. 4.2.5 Anticonceptie, veilig vrijen en soa/hiv: een uitgekauwd onderwerp? Veilig vrijen en anticonceptie werden door de transgender jongeren in dit onderzoek als uitgekauwde onderwerpen ervaren, en als het enige waar al adequate voorlichting over wordt gegeven. Na enig doorvragen gaven ze echter aan dat het transgender-zijn wel een aantal lastige situaties kan opleveren. Het is voor transmannen na hun rolwisseling bijvoorbeeld confronterend om een soa-test te laten doen bij de huisarts, omdat zij bang zijn op negatieve of verwarde reacties van hulpverleners op hun niet-gangbare lichaam. Ook een spiraaltje laten zetten bij de gynaecoloog leek hen confronterend omdat je dan als jongen in een wachtkamer vol vrouwen zit. Transgenderjongeren zijn immers nog steeds in mindere of meerdere mate vruchtbaar, ook tijdens de hormoonbehandeling, wanneer zij (nog) geen buikoperatie (transjongens) of vaginaplastiek (transmeisjes) achter de rug hebben. Wanneer een transjongen vóór of tijdens de hormoonbehandeling seks heeft met een cisgenderjongen of een pre-operatief transmeisje, en wanneer een transmeisje seks heeft met een cisgendermeisje of een pre-operatieve transjongen, kunnen bepaalde seksuele handelingen ook in die fase nog steeds tot zwangerschap leiden. De jongeren wisten daarnaast nog niet hoe veilig vrijen werkt als je eenmaal hormonen en operaties achter de rug hebt, maar verwachtten deze informatie te zijner tijd vanzelf vanuit het genderteam te krijgen. De hulpverlener van Transvisie kreeg nooit vragen van jongeren over dit onderwerp, en 4 Genderneutraal voornaamwoord; zie woordenlijst 44 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 wist niet of jongeren hier wel eens problemen mee ervaren. Hij gaf aan dat er in hulpverleningsgroepen te weinig aandacht aan wordt geschonken. 4.2.6 Grensoverschrijding: voldoen aan verwachtingen “Ik zag seks sowieso een beetje als een verplichting. Gewoon, het hoorde bij de rol van vrouwzijn. … Mijn hele leven was gewoon gebaseerd op het zo goed mogelijk spelen op de rol die ik nou eenmaal had gekregen.” (transgender jongen) Dat transgenders specifieke risico’s lopen als het gaat om seksuele grensoverschrijding is al beschreven in Doorduin en Van Berlo (2012). Ook in dit onderzoek noemden de jongeren en de deskundige een aantal extra risicofactoren voor transgenders, zowel vanuit hun eigen ervaring als vanuit verhalen die zij van anderen hadden gehoord. Volgens de hulpverlener van Transvisie zijn transgenderjongeren vermoedelijk extra kwetsbaar voor seksuele grensoverschrijding. Ten eerste willen zij vaak graag een relatie, maar hebben ze het idee dat ze door het transgender-zijn minder aantrekkelijk zijn als partner. Wanneer iemand dan een relatie met hen wil, zeggen ze misschien te snel ja. Ook herkennen ze zich wellicht minder in de standaard seksuele voorlichting en -vorming, omdat die cisgender lichamen en identiteiten als uitgangspunt neemt. Seksuele vorming rondom het aangeven van seksuele wensen en grenzen komt dan minder goed aan. Tot slot wijst de hulpverlener op het bestaan van een groep mensen die een specifieke seksuele interesse heeft in transgenderlichamen. Voor transgenderjongeren kan het daarom lastig zijn om uit te vinden of de ander echt in hun persoon is geïnteresseerd of eerder in hun lichaam. Ook de jongeren zelf vermoeden dat zij als groep wel eens kwetsbaarder zouden kunnen zijn voor seksuele grensoverschrijding, maar noemen andere redenen dan de deskundige. Transgenders die nog ‘in de kast’ zitten kunnen het volgens hen lastig vinden in contact te komen met hun eigen wensen en grenzen, omdat ze teveel bezig zijn te voldoen aan de verwachtingen van anderen. De jongen uit het bovenstaande citaat beschouwde ‘seks hebben met een jongen’ bijvoorbeeld als onderdeel van de vrouwelijke rol die hij zo goed mogelijk probeerde te spelen, en ging er daarom in mee zonder goed te weten of het wel was wat hij zelf wilde. Wanneer iemand al wel in transitie is, kan diegene het onprettig vinden om op bepaalde plekken aangeraakt te worden. Omdat de grenzen dan nogal scherp liggen, is de kans wellicht groter dat je partner over je grenzen gaat. Transjongeren die met kleren aan passabel zijn maar (nog) geen operatie hebben gehad, zijn ook extra kwetsbaar vanwege de reactie die hun lichaam bij anderen op kan roepen. Zo’n niet-gangbaar lichaam kan niet alleen verwarring, maar ook agressie oproepen. Eén van de transjongens benoemde daarnaast nog een andere hulpvraag rondom grensoverschrijding. Hij had een misbruikverleden en had lang met de vraag geworsteld of dit een effect heeft gehad op de ontwikkeling van zijn transgendergevoelens. Hij vroeg zich toen af zijn misbruikverleden zijn transgendergevoelens veroorzaakt kon hebben en wilde graag weten of dat inderdaad mogelijk was. Door GGZ-psychologen was dit namelijk geopperd. Om die reden was hij ook bang dat zijn verleden in de diagnostische fase tegen hem kon worden gebruikt. Het heeft hem geholpen om meer informatie over genderdysforie te krijgen en er zo achter te komen dat het waarschijnlijk al bij de geboorte vaststaat. Ook luchtte het op dat andere transgenderjongens geen misbruikverleden hebben, en dat er tegelijkertijd veel meisjes zijn die na een misbruikverleden geen transgendergevoelens krijgen. 4.3 Met wie? Informatie integreren of apart aanbieden 4.3.1 Een voorkeur voor mainstream informatie “In de eerste plaats ben jij gewoon een jongen, en geen meisje, alleen heb je toevallig een ander lichaam.” (transgender jongen) 45 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Zowel de jongeren zelf als een aantal deskundigen gaven in principe de voorkeur aan integratie van informatie over seksualiteit voor transgenders in algemene bronnen en kanalen. Dit deden zij om twee verschillende redenen. Allereerst wil een deel van de transgenderjongeren liever niet als uitzonderingsgroep worden benaderd. Zij voelen zichzelf eerder jongen of meisje dan transgender (zie ook citaat hierboven), en vinden het daarom niet prettig wanneer hun transgender-zijn teveel wordt benadrukt. Omdat ze zich gewoon jongen of meisje voelen, zoeken ze informatie over seksualiteit eerder op mainstream plakken. Op websites speciaal voor transgenders of transgenderjongeren verwachten zij alleen informatie te vinden over wat transgender-zijn precies is en hoe het transitieproces werkt. Mainstream informatiebronnen over seksualiteit nemen echter meestal cisgenderlichamen als uitgangspunt. Hoewel dit niet altijd een probleem is voor de jongeren omdat ze dit soort informatie vaak wel naar hun eigen situatie kunnen vertalen, hebben ze toch ook behoefte aan informatie die op hen specifiek van toepassing is (zie par. 4.2). Een goed compromis vonden deze jongeren dan ook, dat in mainstream bronnen en kanalen aparte aandacht wordt geschonken voor de situatie van transgenderjongeren. Op een website als Sense.info betekent dit bijvoorbeeld dat er speciale subknoppen voor transgenderjongeren staan, en dat websites voor transgenders naar dit soort informatie over transgender en seksualiteit doorverwijzen. Een tweede uitgangspunt, dat hiermee deels tegenstrijdig is, is dat algemene websites diversiteit als uitgangspunt zouden moeten nemen en op die manier het transgender-zijn normaliseren. Dit betekent dat informatie over seksualiteit geen gendernormen uitdraagt, niet van de genderdichotomie uitgaat en dat er geen aannames worden gedaan over lichamen en identiteiten (bijvoorbeeld dat jongens een penis hebben en meisjes een vagina). Op die manier zouden jongeren zich niet eerst met het label transgender hoeven te identificeren om toegang te krijgen tot bepaalde kennis, en het betekent ook dat niet-transgenderjongeren zich bewust worden van het bestaan van transgender-zijn en zich hierdoor positiever kunnen verhouden tot transgenderjongeren in hun omgeving, ook als het om dating en relaties gaat. Op dit moment voldoet algemeen informatiemateriaal over seksuele gezondheid echter niet aan de hierboven gestelde eisen: er wordt vrijwel altijd uitgegaan van cisgenderlichamen en –identiteiten. Deskundigen verschillen van mening over de vraag in hoeverre het mogelijk is om algemene informatie over seksualiteit geheel transgendervriendelijk te maken. Volgens de één zou dit altijd het streven moeten zijn; volgens de ander wordt dit lastig omdat informatiemateriaal altijd voor de gemiddelde lezer moet worden geschreven, en die gemiddelde lezer is bij mainstream informatiemateriaal cisgender. Wanneer het om hulpverlening gaat, hebben transgenderjongeren juist behoefte aan transgenderspecifieke hulpverlening, niet alleen vanwege gebrek aan deskundigheid van reguliere hulpverleners maar ook vanwege hun behoefte aan rolmodellen en lotgenotencontact. In paragraaf 4.3.3 wordt hier verder op ingegaan. 4.3.2 LHB+T? Verschillende groepen met veel overeenkomsten De term LHBT heeft de laatste jaren breed ingang gevonden in onderzoek en beleid. Dit betekent echter niet dat de doelgroep zelf zich door deze term aangesproken voelt, en dat LHB- en transgenderjongeren als één groep willen worden behandeld. Zowel transgenderjongeren zelf als LHB-jongeren beschouwen transgenders en LHB’s als twee verschillende groepen. Ze vinden het belangrijk om genderidentiteit en seksuele identiteit van elkaar te onderscheiden: het eerste gaat over wat je zelf bent, het tweede over op wie je valt. Het gevaar van de term LHBT vinden zowel jongeren als deskundigen, dat verschillen tussen de twee groepen over het hoofd worden gezien. De transgenderjongeren gaven bijvoorbeeld aan dat transgenders in de beeldvorming nog wel eens als ‘doorgeschoten homoseksuelen’ worden beschouwd in plaats van als wezenlijk andere groep. Tegelijkertijd vinden de deskundigen en een deel van de LHBT-jongeren wel dat transgenders en LHB’s genoeg overeenkomsten hebben om daar gebruik van te maken. 46 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 Overeenkomsten liggen bijvoorbeeld op deze vlakken: beide groepen krijgen te maken met anders-zijn en identiteitsvraagstukken; veel transgenders denken aanvankelijk dat ze homoseksueel zijn en komen daarom eerst in de LHB-wereld terecht. Soms gebeurt dit ook andersom: dat homoseksuele jongeren aanvankelijk denken dat ze transgender zijn en in de Transvisie jongerengroep terechtkomen; een aanzienlijk deel van de transgenders valt (ook) op hetzelfde geslacht als dat waar zij zich mee identificeren, en is dus LHB. Veel LHB-jongeren in dit onderzoek voelden zich solidair met transgenderjongeren en vonden het belangrijk dat niet alleen LHB’s, maar ook transgenders voldoende aandacht krijgen als het gaat om informatie, hulpverlening en beleid. Transgenders waren voor de meeste van hen geen onbekende groep: ze hadden vaak transgenders in hun vriendenkring en één van de homojongens had ook een relatie gehad met een homoseksuele transjongen. Ook de transjongeren hadden contacten met cisgender LHB’s. Een deel van hen was ook verbonden aan een LHBT-organisatie. Wel werd duidelijk dat het niet altijd een gemakkelijke coalitie is. Zo had een transjongen veel onbegrip en gebrek aan kennis geconstateerd bij de lokale afdeling van het COC. Een aantal LHB-jongeren gaf ook voorzichtig aan niet enkel positief te zijn over de term LHBT. Zij waren bang dat associatie met transgenders ervoor zou zorgen dat LHB’s als net zo ‘exotisch’ en anders worden beschouwd als transgenders. Zolang het verschil voldoende in de gaten wordt gehouden, kunnen LHB’s en transgenders soms samen optrekken wat betreft informatievoorziening, lotgenotencontact en hulpverlening. Hierbij is het belangrijk om het verschil tussen genderidentiteit en seksuele oriëntatie duidelijk in het oog te houden. Omdat transgenders nog sterker in de minderheid zijn is het voor hen belangrijk om daarnaast ook een eigen plek te hebben, waar ze hun situatie niet uit hoeven te leggen en even niet de uitzondering zijn. 4.4 Waar? Wenselijke kanalen en bronnen In paragraaf 4.3 is beschreven in hoeverre transgenderjongeren via doelgroepspecifieke kanalen of geintegreerd in mainstream kanalen geadresseerd willen worden. In deze paragraaf wordt verder beschreven in hoeverre transgenderjongeren via bestaande bronnen al informatie over seksualiteit kunnen vinden, en welke kanalen en bronnen het meest geschikt zijn om hen met dit soort informatie te bereiken. Net als bij de LHB-jongeren, vormde het internet voor transgenderjongeren vanwege de anonimiteit een belangrijke manier om informatie over transgender-gerelateerde onderwerpen op te zoeken. Ook uitwisseling via (transgender) vrienden, documentaires op televisie en informatie uit tijdschriften waren voor hen een belangrijke bron van informatie over transgender-gerelateerde onderwerpen, liefde en seksualiteit. Hieronder wordt besproken hoe zij de bestaande informatie die zij via internet, school, boeken, folders en tijdschriften evalueren: vinden ze via deze kanalen voldoende informatie, of kan het beter? Ook wordt besproken hoe transgenderjongeren en deskundigen de hulpverlening aan transgenderjongeren rondom seksuele gezondheid evalueren. 4.4.1 Internet: een gebrek aan informatie Net als bij de LHB-jongeren vormde internet voor transgenderjongeren een belangrijkste bron van informatie vanwege de anonimiteit. Zij konden op internet echter nauwelijks informatie over liefde, seks en relaties vinden die op de specifieke situatie van transgender jongeren ingaat, en vonden dit een gemis. Specifieke informatie voor transgenders over liefde, seks en relaties zochten ze vaak gericht via Google. Vaak kwamen ze dan uiteindelijk op Engelstalige pagina’s terecht, omdat de gezochte informatie in het Nederlands niet te vinden was. Hoewel zelf ervaringen opdoen en ervaringen uitwisselen met anderen hen wel informatie opleverde, vonden ze dit ook omslachtig: 47 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid “Je kan alles wel zelf uitvogelen. Maar het is wel handig als er ook tips ergens staan.” De ander vult aan: “Dat het allemaal bij elkaar staat. Anders moeten we allemaal voor inspector Morse gaan spelen.” (twee transgender jongens) Door transgenderjongeren bezochte websites over liefde, seks en relaties Sekswoordenboek.nl werd door meerdere jongeren genoemd en zij waren er zeer positief over. Ze zien het als een heel uitgebreide en volledige website. Voor een van de jongeren, de jongen die aan crossdressing deed, vervult deze website een belangrijke rol als ontmoetingsplek van jongeren bij wie hij open kan zijn over het crossdressen. Op YouTube zijn zogenaamde ‘vlogs’, videoblogs te vinden van vooral transmannen, die soms ook persoonlijke ervaringen bespreken op het gebied van liefde, seks en relaties. Ook op de facebookgroep Gender Zone kunnen jongeren onderling ervaringen uitwisselen. De jongeren waren ook over deze bronnen enthousiast. De jongeren bezochten ook websites gericht op transgenders of transgenderjongeren, zoals Transvisie.nl. Op deze websites konden zij echter geen informatie over liefde, seks en relaties vinden. Een uitzondering is de nieuwe website voor LHBT-jongeren Iedereenisanders.nl: hier worden deze onderwerpen wel aangestipt in relatie tot het transgender-zijn. Deze website was tijdens de focusgroep nog niet in de lucht, maar werd in een later interview wel positief beoordeeld door één van de jongeren. Sense.info Met de jongeren is ook de website Sense.info besproken. Op één van de jongeren na kende nog niemand deze website. De jongere die de website al kende vond de website teveel op hetero- en cisgenderjongeren gericht om er zelf iets aan te hebben. De andere jongeren beoordeelden de website op het eerste gezicht als zeer positief. Ze vonden de vormgeving prettig en aansprekend. De knoppen “ontdek je lichaam”, “jongenslichaam” en “meisjeslichaam” werden de meest logische plekken gevonden voor informatie over transgender. Het voorstel voor de nieuwe opzet van Sense.info werd voornamelijk positief ontvangen. Wel zag men de informatie voor transgenders liever meer geïntegreerd in de hele website. De transjongens zouden eerder onder ‘vrijen’ dan onder ‘transgender’ zoeken als ze vragen hadden over seks. Ze vonden het logischer dat informatie over transgender-zijn alleen over het ‘wat’ van transgender-zijn gaat dan dat het ook over liefde, seks en relaties gaat. Het liefst zouden ze bij elk onderwerp een subknop ‘transgender’ vinden of, als dat niet haalbaar is, een verwijzing naar informatie hierover voor transgenders. 4.4.2 School: het gaat niet over mij “Over homoseksualiteit was er maar één paragraaf, over transgender werd nergens iets gezegd.” (MV-spectrum transgenderjongere) School kan voor jongeren een bron van informatie zijn over seksualiteit, via de lessen seksuele voorlichting en –vorming. Net als bij LHB-jongeren is het echter de vraag of deze lessen voor transgenderjongeren wel zo nuttig zijn. Zijn de lessen teveel op de situatie van cisgenders gericht, of hebben ook transgenderjongeren er iets aan? De transgenderjongeren ervoeren de seksuele voorlichting op school niet als erg relevant, en weten dit aan de focus op ‘technische’ aspecten van seksualiteit zoals anticonceptie, veilig vrijen en het risico op soa en hiv. Dit soort voorlichting is volgens hen niet alleen voor transgenders ontoereikend, maar voor álle jongeren. Toch is het volgens de hulpverlener van Transvisie wel degelijk mogelijk dat hun transgender-zijn bij deze evaluatie een rol speelt. Juist informatie over dit soort lichamelijke aspecten van seksualiteit sluit namelijk niet aan op de lichaamservaring van transgenderjongeren: wanneer er bijvoorbeeld over mannenlichamen wordt gesproken, gaat het niet over de lichamen van transmannen. Daarnaast is het volgens de hulpverlener van Transvisie mogelijk dat transjongeren kennis over geslachtsdelen negeren of ontwijken, omdat dit hen confronteert met hun genderdysfore gevoelens. 48 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 Net als de LHB-jongeren vonden ook transgenderjongeren het belangrijk dat er op scholen aandacht wordt besteed aan zowel seksuele- als genderdiversiteit; niet alleen op middelbare scholen, maar ook op de basisschool. Op dit moment werd er bij hen op school niet of nauwelijks voorlichting gegeven over transgender. Als transgenders al aan bod kwamen, ging het niet verder dan het benoemen van hun bestaan. Omdat er verder niet om in werd gegaan riep het meer vragen op dan dat het iets verduidelijkte. Niet alle transgender jongeren vonden echter dat voorlichting over genderdiversiteit op school thuishoort; één van hen vond het een te specifiek onderwerp. 4.4.3 Folders, boeken en tijdschriften: dat wist ik al “Er waren wel eens transmannen in de break out, wat ik zeer interessant vond.” (transgender jongen) Net als bij de LHB-jongeren namen folders, boeken en tijdschriften een minder belangrijke rol in als bron van informatie dan internet. Toch konden ook voor de transgenderjongeren tijdschriften een positieve rol spelen in de eerste fases, wanneer jongeren hun gevoelens nog niet hebben benoemd en er nog niet met anderen over hebben gesproken. In de BreakOut, Hitkrant en Fancy stonden wel eens ingezonden brieven of ‘waargebeurde verhalen’ van transgenders. Hoewel deze informatie niet diepgaand is, kan het een goede manier zijn om met het onderwerp in aanraking te komen. De Expreszo, het LHBT-tijdschrift voor jongeren, werd later in hun proces door een aantal transjongeren gelezen. Hoewel het blad vooral over LHB-onderwerpen gaat, richt het zich de laatste tijd meer op transgenders, ook al kon het volgens hen nog beter. Een aantal jongeren vond het prettig om boeken te lezen over transgender-zijn. Zo zijn er veel boeken waarin (bekende) transgenders hun ervaringen vertellen. Seksualiteit komt hier echter niet of nauwelijks aan de orde. De jongeren uit de focusgroep kregen vanuit transgenderorganisaties wel eens folders over transgender-zijn of genderdysforie, maar niet over seksualiteit. Omdat zij vóór hun eerste contact met transgenderorganisaties al veel informatie op internet hadden opgezocht, was de informatie in deze folders volgens hen niet meer van toegevoegde waarde. 4.4.4 Hulpverlening: aan een half woord genoeg willen hebben “Ze zeggen vaak: ‘tegen mijn leraar moet ik helemaal uitleggen wat ik voor behoeftes heb, tegen mijn huisarts moet ik dat doen, als ik naar een psycholoog word gestuurd moet ik dat doen. Ik ben altijd de deskundige, maar ik wil zo graag aan een half woord genoeg hebben’.” (hulpverlener in de transgenderzorg) Volgens zowel de jongeren zelf als de hulpverlener van Transvisie kunnen transgenderjongeren op dit moment beter terecht bij transgenderspecifieke hulpverlening dan in de reguliere hulpverlening. Ook uit een recent SCP-rapport over het welzijn van transgenders in Nederland blijkt dat de transgenderzorg van de genderteams en Transvisie veel beter wordt beoordeeld dan reguliere hulpverlening (Keuzenkamp, 2012). Transgenderjongeren komen op verschillende momenten in aanraking met reguliere hulpverlening. Ten eerste hebben veel jongeren, wanneer zij zelf nog niet weten dat ze transgender zijn of het nog niet durven te uiten, psychosociale problemen. Vanwege hun genderdysfore gevoelens zitten transgenderjongeren in die fase niet lekker in hun vel, maar ze weten vaak nog niet precies hoe dat komt of durven dit nog niet onder ogen te zien. Ze komen dan met hun hulpvraag bij reguliere hulpverleners terecht. Voor reguliere hulpverleners is het lastig om de link te leggen met de nog niet onderkende transgendergevoelens. Vaak hebben ze er niet voldoende kennis over en vragen zij er uit zichzelf ook niet naar. Hierdoor wordt de hulpvraag van deze jongeren verkeerd begrepen en worden ze niet goed geholpen. Ook wanneer jongeren hun transgender gevoelens wel zelf ter sprake brengen is er vaak niet genoeg kennis om hen verder te helpen. Dit hoeft volgens de jongeren zelf geen probleem te zijn wanneer een hulpverlener wel genoeg kennis heeft om de gevoelens serieus te nemen en door te verwijzen 49 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid naar transgenderspecifieke hulpverlening. Het is wel een probleem wanneer een hulpverlener de genderdysfore gevoelens niet serieus neemt, een jongere verkeerd diagnosticeert en de problemen daarmee vergroot. Eén van de transjongens heeft hiermee ernstige problemen ondervonden binnen de GGZ: “Ik heb toen ik depressief was hele lange vragenlijsten gekregen, en er is er geen één die over genderissues ging. … Ik ben officieel psychotisch verklaard toen ik dat zei [dat ik een jongen wil zijn]. Dat is nogal een stempel om op je kop te krijgen, vooral omdat ik geen donder mankeer op psychiatrisch gebied.” (transgender jongen). De hulpverlener van Transvisie heeft vaak ondervonden dat jongeren door een verkeerde aanpak van reguliere hulpverleners het vertrouwen in hulpverlening als geheel zijn kwijtgeraakt. Het is dan moeilijk om hun vertrouwen alsnog te winnen. De jongeren noemden in dit kader vooral huisartsen en de GGZ als hulpverleningsinstanties die transgendergevoelens lastig kunnen herkennen, maar mogelijk speelt ditzelfde probleem ook bij seksuologische hulpverlening. Uit Doorduin & Van Berlo (2012) bleek dat transgenders, ook voordat zij hun transgendergevoelens onderkennen, wel eens bij een seksuoloog aankloppen met seksuele problemen die sterk met hun transgendergevoelens verweven zijn. Seksuele problemen waarbij genderdysfore gevoelens mogelijk (deels) oorzaak zijn, zoals problemen rondom seksueel verlangen, opwinding en orgasme, worden ook door seksuologen echter niet zo snel in verband gebracht met gevoelens rondom de genderidentiteit van hun cliënt. Ook verder in het transitieproces komen transgenderjongeren in aanraking met reguliere hulpverleners, zoals hun huisarts. Volgens zowel de jongeren zelf als de hulpverlener bij Transvisie moeten jongeren deze professionals vrijwel altijd zelf informeren over hun ‘transgender-zijn’ en over de implicaties die dit heeft voor hun zorgbehoeften. Dat transgenderjongeren vanaf hun rolwisseling een ander lichaam hebben dan professionals in eerste instantie verwachten op grond van hun genderexpressie, kan voor hen ook een drempel opwerpen om medische problemen te laten behandelen (zie ook paragraaf 4.2.5). Binnen de seksuologische hulpverlening ondervonden transgenderjongeren dat ook wanneer zij zelf hun genderdysfore gevoelens benoemden en in verband brachten met hun seksuele problemen, reguliere seksuologen nog steeds te weinig kennis in huis hadden om hen te helpen. Zo zocht één van de jongeren na zijn rolwisseling seksuologische hulp voor problemen rondom opwinding en orgasme vanwege zijn genderdysfore gevoelens. De seksuologen verkeerden volgens hem echter in de veronderstelling “dat transgenders nooit seks hebben” en konden hem dan ook niet goed helpen. Over transgenderspecifieke hulpverlening waren zowel de jongeren zelf als de hulpverlener van Transvisie een stuk positiever. Het is echter de vraag in hoeverre transgenderjongeren daar ook voor hulpverlening rondom seksuele gezondheidsthema’s goed terecht durven en kunnen. De transgenderspecifieke psychosociale zorg die door Transvisie wordt aangeboden werkt met groepen die worden begeleid door ervaringsdeskundige hulpverleners en vrijwilligers. Deze hulpverlening werkt volgens de hulpverlener zelf vooral goed vanwege de volgende ingrediënten: gedegen kennis van transgender jongeren en hun specifieke situatie. In het dagelijks leven moeten de jongeren zich heel vaak uitleggen, zijn zij altijd de deskundige over zichzelf. Ze hebben het nodig om ook eens aan een half woord genoeg te hebben; uitwisseling van ervaringen: kennis uit de praktijk, van lotgenoten, is een belangrijke aanvulling op kennis vanuit hulpverleners of van een website; herkenning: je voelt je pas onderdeel van de maatschappij wanneer je op belangrijke onderdelen van jezelf herkenning kan vinden in anderen; rolmodellen: de jongvolwassen vrijwilligers zijn vaak een rolmodel voor de jongeren. Wanneer je je spiegelt aan mensen die op je lijken is dit goed voor je zelfbeeld; veiligheid: onder ‘lotgenoten’ voelen jongeren zich veiliger. 50 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 De Transvisie jongerengroep wordt ook door de jongeren zelf beschreven als een prettige, veilige omgeving. Seksuele gezondheidsthema’s komen binnen de groep echter niet zo vaak aan bod (voor een uitzondering, zie paragraaf 4.2.4). De hulpverlener geeft zelfs aan niet goed te weten wat er bij jongeren speelt rondom het thema seksualiteit. Jongeren durven volgens hem vaak niet zelf over seksualiteit te beginnen, maar als het eenmaal ter sprake komt, blijken er wel veel vragen over te zijn. De jongeren zelf geven aan dat zij het een moeilijk en intiem onderwerp vinden om in een groep te bespreken, zeker wanneer je niet iedereen kent zoals in de jongerengroep meestal het geval is. Ze kunnen zich wel voorstellen dat de groep de gelegenheid biedt om één op één advies te vragen aan iemand in dezelfde situatie. Toch zal niet iedereen dit volgens hen durven. Ook het genderteam biedt transgenderspecifieke zorg aan. Deze zorg beperkt zich echter tot de medische kant van de transitie; genderteams hebben officieel niet de taak om psychosociale hulpverlening te bieden (Doorduin & Van Berlo, 2012). De jongeren in dit onderzoek klopten niet bij het genderteam aan met de vragen die zij hadden over seksualiteit. Dit kwam zowel door een gebrek aan behoefte hiertoe als vanwege de hoge drempel die de jongeren ervoeren om hun seksuele problemen daar te bespreken. Het genderteam van de VU verwijst wel door naar therapeuten in het hele land die goed geïnformeerd zijn over transgender. Dit was nog niet bij alle jongeren in dit onderzoek bekend. Het openbaar maken van een lijst of adressenbestand met dit soort hulpverleners lijkt hen een goed idee. Meningen verschilden of Rozehulpverlening.nl hiervoor een goede plek zou zijn; niet iedereen voelt zich als transgender aangesproken door de term ‘roze’. 4.5 Hoe? Taalgebruik en vormgeving 4.5.1 Taalgebruik rondom identiteit: een dichotoom taalsysteem Taal is sterk gegendered: ons taalsysteem gaat in grote mate uit van een dichotoom sekseonderscheid. Ook wanneer het niet expliciet over sekse gaat, verwijzen we door middel van voornaamwoorden (hij/zij, hem/haar, zijn/haar) constant naar het geslacht van de personen over wie we spreken. Dit levert soms ongemakkelijke situaties op voor transgenderjongeren en hun omgeving. Tijdens hun rolwisseling vragen transjongeren aan de mensen om hen heen om hen met een ander voornaamwoord aan te spreken. Een transman wil dan voortaan dat met ‘hij’ en ‘hem’ aan hem gerefereerd wordt, een transvrouw geeft de voorkeur aan ‘zij’ en ‘haar’ (zie ook paragraaf 2.3). Dit is voor de omgeving vaak een moeilijke omschakeling omdat zij hun bekende vaak nog niet meteen ervaren als behorende bij het geslacht waarmee diegene zich identificeert. Door de fout in te gaan met ‘hij’ en ‘zij’ wordt dit pijnlijk duidelijk. Voor transgenderjongeren die zich niet als man óf vrouw identificeren, ligt dit nog gecompliceerder. Ons taalsysteem is niet ingesteld op genderidentiteiten buiten man en vrouw, zodat taal tekort schiet om hun identiteit goed te kunnen benoemen. Er zijn echter ook creatieve oplossingen, zoals de in de transgendergemeenschap gebruikte genderneutrale voornaamwoorden ‘zhij’, ‘zhaar’ en ‘haam’. Voor transgenderjongeren die zich jongen of meisje voelen, is het belangrijk dat zij ongeacht hun lichaamskenmerken, fase in de transitie of genderexpressie toegang hebben tot die labels, omdat die hen zo vaak worden ontzegd. Het is niet vanzelfsprekend dat zij door de buitenwereld worden aangesproken in het geslacht waarmee zij zich identificeren. Zo moeten transgender jongens vaak uitleggen dat zij gewoon jongen zijn ongeacht hun opvoeding en lichamelijke kenmerken. Ook vonden deze jongeren het belangrijk dat er in het taalgebruik niet vanuit wordt gegaan dat hun geboortegeslacht ook hun daadwerkelijke geslacht is geweest. Zo vindt een transjongen het bijvoorbeeld vervelend wanneer wordt gezegd dat hij als meisje is geboren. Hij is namelijk als jongen geboren, en is altijd al jongen geweest, maar kon dat pas later in zijn leven gaan uitdrukken. 51 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Termen als ‘transgender’, ‘transseksueel’ of ‘genderdysfoor’, waarin de nadruk ligt op het anderszijn, vermijden deze jongeren graag. Wanneer het transgender-aspect toch benoemd moet worden, verschilt het onderling sterk wat zij prettige en onprettige termen vinden: ‘Genderdysfoor’ wordt prettig gevonden omdat mensen daar vaak geen (negatieve) associaties bij hebben, wat ruimte geeft om zelf uit te leggen wat het betekent. Op niet alle jongeren is de term echter even goed van toepassing. ‘Gender’ of ‘genderjongere’ vinden een aantal jongeren een neutrale term, maar andere geven aan dat het een vage term is die niet goed benoemt waar het over gaat. ‘Transseksueel’ vond men over het algemeen een onprettige term met veel negatieve associaties. Wel is het een duidelijke term die veel mensen kennen. ‘Transgender’ vond een aantal jongeren een neutrale of prettige term; de één omdat het niet zoveel negatieve associaties oproept, de ander omdat het precies omschrijft hoe zhij zichzelf ervaart. Niemand vond ‘travestiet’ een prettige term. De jongen die aan crossdressing deed, noemde zich liever crossdresser vanwege de negatieve associaties van de term ‘travestiet’. De andere jongeren zagen zichzelf niet als travestiet, maar werden door de buitenwereld wel vaak ten onrechte zo benoemd. Voor jongeren die zichzelf niet als man óf vrouw ervaren, liggen de voorkeuren voor taalgebruik waarschijnlijk anders. De jongere in dit onderzoek voor wie dit gold, vond ‘transgender’ bijvoorbeeld een prettiger term om zichzelf mee te omschrijven dan ‘jongen’ of ‘meisje’. In paragraaf 4.2.1 is al ingegaan op zelfbenoeming rondom seksuele oriëntatie en –identiteit. Hier gold dat jongeren die zich man óf vrouw voelen over het algemeen gelabeld willen worden volgens hun genderidentiteit: een transman die op vrouwen voelt is dus hetero, een transman die op mannen valt is homo. Voor transjongeren die zich niet als man óf vrouw identificeren ligt dit weer complexer. 4.5.2 Taalgebruik lichaam en seks: niet teveel benoemen Hoe de jongeren over hun eigen lichaam dachten en het benoemden, verschilde onderling sterk. Transgenderjongeren die (nog) geen hormoonbehandeling of operaties achter de rug hebben, hebben lichaamsdelen die door hen zelf of door hun omgeving niet worden beschouwd als passend bij hun genderidentiteit: transjongens kunnen bijvoorbeeld borsten en een vagina hebben, transmeisjes (nog) geen borsten, maar wel een penis. Voor de transgender jongens die onvrede met hun lichaam ervoeren, was het niet prettig om hun lichaam volgens de officiële termen hiervoor te benoemen. Omdat woorden als ‘vagina’, ‘penis’, ‘borsten’, enzovoorts een sterke vrouwelijke dan wel mannelijke betekenis hebben, is het confronterend om deze in verband te brengen met jezelf wanneer je jezelf niet vrouwelijk dan wel mannelijk voelt. Om die reden vermeden een aantal transgenderjongeren deze woorden voor lichaamsdelen zoveel mogelijk. Als het echt niet anders kon, vonden zij gangbare termen als ‘vagina’, ‘clitoris’, enzovoorts. het meest duidelijk, maar vonden ze het ook prettig om het neutraal te houden en het bijvoorbeeld over ‘geslachtsdelen’ te hebben. In het onderzoek onder volwassen transgenders (Doorduin & Van Berlo, 2012) werden nog andere strategieën gebruikt om met de benoeming van lichaamsdelen om te gaan. Daar gaven een aantal transgender mannen creatieve namen aan hun lichaamsdelen, zoals Mr. C voor een door hormonen vergrote clitoris. Ook noemden ze hun vergrote clitoris soms hun ‘pik’ of hun ‘piemel’. Op die manier benoemden ze hun lichaamsdelen niet alleen anders, maar herdefinieerden ze het ook: door Mr. C te zeggen definieerden de clitoris bijvoorbeeld als een mannelijk lichaamsdeel. Dit gold niet voor de jongeren uit het huidige onderzoek; zij kenden de term Mr. C wel, maar vonden het enigszins belachelijk. Voor seksuele handelingen gebruikten de transgender jongens in dit onderzoek wel graag woorden die overeenkomen met het man-zijn, ook al is hun lichaam voor een groot deel nog biologisch vrouwelijk. Dus: ze noemen orale seks bij zichzelf niet beffen, maar pijpen, en handmatige bevrediging is niet vingeren, maar aftrekken. 52 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 Niet alle transgenderjongeren in het huidige onderzoek ervoeren gevoelens van onvrede met hun lichaam. De jongeren voor wie dat gold vonden het geen probleem om hun lichaamsdelen en seksuele handelingen op de gangbare manier te benoemen. 53 Gaat het ook over mij? De behoeften van lhbt-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid 5 Conclusie 5.1 Beperkingen van dit onderzoek Rutgers WPF, 2013 Dit onderzoek kent een aantal methodologische beperkingen. Zoals gebruikelijk in kwalitatief onderzoek is met een kleine groep jongeren gesproken zodat er dieper op het onderwerp kan worden ingegaan. Het gaat dan ook niet om een representatieve steekproef. De LHBT-jongeren die aan dit onderzoek deelnamen wijken waarschijnlijk op een aantal kenmerken af van de groep LHBT-jongeren als geheel. LHBT-jongeren die bereid zijn om in een focusgroep openlijk over hun informatiebehoefte rondom seksuele gezondheidsthema’s te spreken zijn waarschijnlijk een ‘voorlopersgroep’: zij zijn waarschijnlijk zekerder over hun identiteit en/of oriëntatie, vaker uit de kast en beter in staat om over seksualiteit te praten en hierover informatie te zoeken. De jongeren waren ook vaker hoogopgeleid dan de gemiddelde bevolking. Bij de transgenderjongeren was het aantal deelnemers ook naar de maatstaven van kwalitatief onderzoek klein. Het is lastig transgenderjongeren bereid te vinden mee te doen aan dit soort onderzoek, waarschijnlijk vanwege factoren als het kleine aantal transgenderjongeren die open zijn over hun genderidentiteit, onderzoeksmoeheid, de gevoeligheid van het thema seksualiteit en het niet steeds als transgender aangesproken te willen worden. Hoewel de uiteindelijke deelnemers aan het onderzoek zeer verschillende identiteiten en achtergronden vertegenwoordigden, is het niet gelukt om transgender meisjes bereid te vinden mee te doen aan dit onderzoek. Hierdoor mist hun perspectief in het huidige behoeftenonderzoek, wat vragen oproept over hun specifieke uitdagingen en behoeftes. Verschilt hun beleving van seksualiteit van die van transjongens en andere transgenders? Zijn zij na hun rolwisseling bijvoorbeeld, net als cisgender meisjes, kwetsbaarder voor seksueel geweld en grensoverschrijding dan jongens? In volgend onderzoek is het van belang om er bij de werving van transgenderjongeren rekening mee te houden dat het relatief veel moeite kost jongeren uit deze groep bereid te vinden om te participeren. In de formulering van wervingsteksten kan meer rekening worden gehouden met de manier waarop veel transgenderjongeren hun eigen identiteit ervaren: meer als jongen of meisje dan als transgender. Ook kan er in de wervingsteksten meer rekening mee worden gehouden dat seksualiteit voor transgenderjongeren mogelijk een gevoeliger onderwerp is dan voor cisgenderjongeren. Om onderzoeksmoeheid te voorkomen is de timing van volgend onderzoek ook belangrijk. Nog nauwere samenwerking met transgenderorganisaties kan bij al deze factoren van belang zijn. 5.2 Belangrijkste conclusies Transgender-specifieke informatie ontbreekt, LHB-specifieke informatie kan beter In dit rapport is verslag gedaan van een behoeftenonderzoek onder LHBT-jongeren over hun behoefte aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid. De uitkomsten van dit onderzoek maken duidelijk dat zowel LHB- als T-jongeren behoefte hebben aan informatie over deze onderwerpen waarin rekening wordt gehouden met hun specifieke situatie. Vooral voor transgenderjongeren ontbreekt dit soort informatie nog grotendeels. Voor LHB-jongeren is deze informatie al deels beschikbaar, maar zijn er een aantal onderwerpen geïnventariseerd waarvoor meer aandacht en/of een andere benadering nodig zijn. Wat hulpverlening rondom seksuele gezondheid betreft, geeft dit onderzoek aanwijzingen dat deze bij transgenderjongeren nog sterk tekortschiet. Of de seksuologische hulpverlening voor LHBjongeren adequaat is, is moeilijker te zeggen op grond van dit rapport omdat jongeren en deskundigen hierover verschillende inzichten hadden: jongeren verwachtten goed terecht te 55 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid kunnen in de reguliere hulpverlening, terwijl deskundigen hierover hun twijfels hadden. Wel werd duidelijk dat LHB-jongeren meer laagdrempelige hulpverlening nodig hebben rondom hun coming out dan zij op dit moment tot hun beschikking hebben, bijvoorbeeld van een vertrouwenspersoon op school die al bekend en vertrouwd is. Privacy is hierbij belangrijk vanwege het nog in de kast zitten. Mainstream en doelgroepspecifieke kanalen beide van belang Dit behoeftenonderzoek leverde een aantal inzichten op rondom de vraag of LHBT-jongeren het beste doelgroepgericht of geïntegreerd in mainstream kanalen benaderd kunnen worden. Bij LHB-jongeren verschilde deze benadering per fase in het coming outproces. Vóórdat zij van zichzelf weten dat ze (ook) op hetzelfde geslacht vallen of zichzelf als homo, lesbisch of biseksueel labelen, zijn zij logischerwijs het beste via mainstream kanalen te bereiken. Het is in deze fase van belang dat zij een positief beeld ontwikkelen van het bestaan van seksuele diversiteit, en dat ouders, media en school op een vanzelfsprekende manier aandacht hieraan besteden. Eenmaal op de hoogte van hun LHB-gevoelens, maar nog wel in de kast zijn deze jongeren vooral anoniem via internet goed te bereiken. Uit de kast zijn zij niet meer bang om zichtbaar met de LHB-wereld te worden geassocieerd, al voelt niet iedereen zich even sterk verbonden met de LHB-wereld. Een dubbele aanpak, zowel mainstream als doelgroepgericht, werkt bij deze groep waarschijnlijk dan ook het beste. Transgenderjongeren geven de voorkeur aan mainstream kanalen omdat zij zichzelf niet graag als uitzonderingsgroep beschouwen en/of omdat zij principieel vinden dat genderdiversiteit in mainstream bronnen verweven moet zijn. In hoeverre dit haalbaar is, is echter de vraag. LHB en T: twee verschillende groepen met een aantal overeenkomsten Transgenderjongeren en LHB-jongeren geven er beide de voorkeur aan om als twee verschillende groepen te worden benaderd, maar een deel van hen ziet wel veel overeenkomsten, voelt zich solidair met de andere groep en staat open voor gezamenlijke initiatieven. Daarnaast vindt men het belangrijk om ook binnen de groep transgenderjongeren en binnen de groep LHB-jongeren aandacht te hebben voor verschillen tussen jongens, meisjes en ‘anderen’ en voor verschillen tussen seksuele oriëntaties. Biseksuele jongeren wezen op de onzichtbaarheid en het bestaan van vooroordelen over biseksualiteit. Het is zaak dat in informatie en hulpverlening richting LHBT-jongeren de balans tussen aandacht voor verschillen en aandacht voor overeenkomsten tussen de groepen goed wordt bewaakt. Per interventie moet worden bekeken hoe deze balans uitpakt en of de groepen het beste gezamenlijk of apart kunnen worden benaderd. Internet op nummer één Dit onderzoek heeft een aantal concrete bronnen en kanalen boven tafel gehaald via welke LHBT-jongeren het beste te bereiken zijn. Vooral internet vormt een belangrijke bron van informatie voor jongeren. School zou volgens hen meer en beter aandacht moeten schenken aan seksuele- en genderdiversiteit. De geïnterviewde jongeren verschilden onderling echter van mening over de vraag of in de seksuele voorlichting ook aandacht moet worden geschonken aan de specifieke informatiebehoefte van LHBT-jongeren rondom liefde, seks en relaties, bijvoorbeeld wat veilig vrijen en seksuele handelingen betreft. Sensitief taalgebruik is van belang Tot slot heeft dit behoeftenonderzoek informatie opgeleverd over de manier waarop LHBT’ers aangesproken willen worden en wat voor taalgebruik over lichamen en seksuele handelingen zij prefereren. Er bestaan hierin echter veel individuele verschillen. Vooral bij transgenderjongeren ligt taalgebruik gevoelig, omdat de erkenning van hun genderidentiteit ermee staat of valt. Sensitief taalgebruik is bij deze groep sterk van belang. 56 Gaat het ook over mij? De behoeften van lhbt-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid 6 Rutgers WPF, 2013 Referenties Doorduin, T. & Berlo, W. van (2012). Een dubbel gevoel: Een pilotonderzoek naar seksualiteitsbeleving en informatiebehoefte over seksualiteit van transgenders. Utrecht: Rutgers WPF. Drummond, K. D., Bradley, S. J., Peterson-Badali, M., & Zucker, K. J. (2008). A follow-up study of girls with gender identity disorder. Developmental Psychology, 44, 34–45. Graaf, H. de, Kruijer, H., Van Acker, J., & Meijer, S. (2012). Seks onder je 25e: Seksuele gezondheid van jongeren in Nederland anno 2012. Delft: Eburon. Graaf, H. de, Meijer, S., Poelman, J., & Vanwesenbeeck, I. (2005). Seks onder je 25e: Seksuele gezondheid van jongeren in Nederland anno 2005. Delft: Eburon. Franssens, D. & Hospers, H. (2009). Deelrapport 3 homojongenscohort outcomes. Maastricht: Universitaire Press Maastricht. Keuzenkamp, S. (2010). Steeds gewoner, nooit gewoon: Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland. Den Haag: SCP. Keuzenkamp, S. (2012). Worden wie je bent: Het leven van transgenders in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Keuzenkamp, S., Bos, D., Duyvendak, J.W., & Hekma, G. (2006). Gewoon doen: Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Keuzenkamp, S., Kooiman, N. & Van Lisdonk, J. (2012). Niet te ver uit de kast: Ervaringen van homo- en biseksuelen in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Kuyper, L. (2012). Transgenders in Nederland: Prevalentie en attitudes. Tijdschrift voor Seksuologie, 36, 129-135. Meyer, I.H. (2003). Prejudice, social stress, and mental health in lesbian, gay, and bisexual populations: Conceptual issues and research evidence. Psychological Bulletin, 129, 674-697. Newton, Esther (1979). Mother camp: Female impersonators in America. Chicago: University of Chicago Press. Rutgers WPF (2013). Wat maakt het verschil? Diversiteit in de seksuele gezondheid van LHBT’ers. Utrecht: Rutgers WPF. Savin-Williams, R.C., & Cohen, K.M. (2007). Development of same-sex attracted youth. In I.H. Meyer, & M.E. Northridge (Eds.), The Health of Sexual Minorities: Public health perspectives on lesbian, gay, bisexual and transgender populations. New York, NY: Springer. Schneider, M.S. (2001). Toward a reconceptualization of the coming-out process for adolescent females. In A.R. D’Augelli, & C.J. Patterson (Eds.), Lesbian, Gay, and Bisexual Identities and Youth. New York: Oxford University Press. Steensma, T.D., Biemond, R., De Boer, F., & Cohen-Kettenis, P.T. (2011). Desisting and persisting gender dysphoria after childhood: A qualitative follow-up study. Clinical Child Psychology and Psychiatry, 16, 499-516. . Testa, R.J., Sciacca, L.M., Hendricks, M.L., Goldblum, P. & Bradford, J. (2012). Effects of Violence on Transgender People. Professional Psychology: Research and Practice, 43 (5), 452-459. Van Bergen, D. & Van Lisdonk, J. (2011). Psychisch welbevinden en zelfacceptatie van homojongeren. In S. Keuzenkamp (red.), Steeds gewoner, nooit gewoon: Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland. Den Haag: SCP. Van Lisdonk, J. & Van Bergen, D. (2011). Ervaringen van homoseksuele en biseksuele jongeren. In S. Keuzenkamp (red.), Steeds gewoner, nooit gewoon: Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland. Den Haag: SCP. 57 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Wallien, M. S. C., & Cohen-Kettenis, P. T. (2008). Psychosexual outcome of gender-dysphoric children. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 47, 1413– 1423. 58 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid 7 Rutgers WPF, 2013 Verklarende woordenlijst Bicurious, bisgierig Term die soms gebruikt wordt voor vooral vrouwen die (voornamelijk) heteroseksueel zijn, maar openstaan voor homo- of biseksuele gevoelens of hiermee experimenteren. Borstoperatie Operatie van VM’s waarbij het borstweefsel wordt verwijderd en de tepels teruggeplaatst, op zo’n manier dat er een mannelijke borstkas ontstaat. Buikoperatie Verwijdering van baarmoeder en eierstokken van VM’s, doorgaans via de vagina. Als VM’s deze operatie achter de rug hebben, zijn ze onvruchtbaar en mogen ze daarom juridisch hun geslacht wijzigen. Cisgender Iemand bij wie de huidige genderidentiteit wel overeenkomt met het geslacht dat bij de geboorte is toebedeeld, en die dus niet transgender is. Coming out Voor de eigen seksuele oriëntatie en/of genderidentiteit uitkomen tegenover anderen. Crossdresser (travestiet) Iemand die een deel van de tijd, meestal in de privésetting, een genderuiting heeft die anders is dan het geboortegeslacht. Meestal gaat het om mannen die zich een deel van de tijd als vrouw kleden en uiten. De genderidentiteit van crossdressers verschilt; sommigen voelen zich geheel man, anderen voelen zich deels ook vrouw. ‘Crossdresser’ wordt vaak opgevat als een prettiger term dan ‘travestiet’. Zie ook par. 4.5.1. Drag queen Homoseksuele mannen die zich voor de show als extravagante dames verkleden. Falloplastiek (‘fallo’) Een geslachtsoperatie voor VM’s waarbij uit huid van bijvoorbeeld de onderarm of onderhuids vetweefsel rond de buikwand een neofallus wordt geconstrueerd die ongeveer even groot is als die van cisgender mannen. Gay Wordt vaak opgevat als parapluterm voor homoseksuele mannen, lesbische vrouwen en biseksuelen; een deel van de biseksuelen voelt zich hierdoor echter niet aangesproken. Gay Straight Alliance Groep leerlingen en docenten op een middelbare school die homonegativiteit op school aan de kaak stellen. Deelnemers kunnen van alle seksuele oriëntaties zijn. Geïnitieerd en ondersteund door het COC. Gender(jongere) ‘Gender’ is een ander woord voor ‘geslacht’ of ‘sekse’, waarbij niet zozeer biologisch geslacht maar eerder genderidentiteit of de culturele betekenis van geslacht wordt bedoeld. Onder transgenderjongeren wordt ‘genderjongeren’ en ‘genders’ ook gebruikt als afkorting van het woord ‘transgenderjongeren’. Zie ook par. 4.5.1. Genderdysfoor Zie ‘genderdysforie’. Voor een deel van de transgenders is ‘genderdysfoor’ een term die ze, liever dan ‘transgender’ of ‘transseksueel’, gebruiken om zichzelf te beschrijven. Zie ook par. 4.5.1. 59 Rutgers WPF, 2013 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Genderdysforie Gevoelens van onvrede met het geslacht waarin men door de buitenwereld wordt aangesproken en/of het gegenderde lichaam. “Gender dysphoria” is daarnaast de nieuwe term voor de diagnose die toegang geeft tot geslachtsaanpassende behandeling, zie ook Genderidentiteitsstoornis. Genderidentiteit Van welk geslacht/gender iemand volgens zijn/haar gevoel of overtuiging werkelijk is of zou moeten zijn. Dit staat los van geboortegeslacht, juridisch geslacht en lichamelijke kenmerken. Genderidentiteitsstoornis (Gender Identity Disorder, GID) De diagnose uit de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) die noodzakelijk is voor toelating tot de geslachtsaanpassende behandeling. In de DSM-V zal niet meer over genderidentiteitsstoornis worden gesproken, maar over genderdysforie. Binnen de transgendergemeenschap staat diagnostisering van transgenderidentiteiten middels de DSM ter discussie, omdat transgender-zijn hierdoor als psychische ziekte wordt beschouwd. Genderqueer Transgender die zich niet als ‘man’ of ‘vrouw’ identificeert en vaak ook kritisch tegenover de indeling in ‘man’ en ‘vrouw’ staat. Geslachtsaanpassende behandeling (GAB) Het medische transitietraject waarin een transpersoon die door een psycholoog gediagnosticeerd is, hormonen van het andere geslacht inneemt en vaak ook operaties laat doen. Geslachtsoperatie (genitale operatie) Een operatie (of meerdere operaties) waarbij de geslachtsdelen worden omgevormd tot die van het andere geslacht. Holebi Parapluterm voor homoseksuele mannen, lesbische vrouwen en biseksuelen. LHBT Parapluterm voor homoseksuele mannen, lesbische vrouwen, biseksuelen en transgenders. Wordt in het Engels soms ook aangevuld tot b.v. LGBTQI, waarbij de Q staat voor queer en de I voor intersex. Metaidoioplastiek (‘meta’) Een genitale operatie bij VM’s waarbij de door testosteron gegroeide clitoris wordt uitgerekt tot een kleine penis. MV-spectrum transgender (MV) Transgender die als man is geboren, maar zich niet (geheel) als man identificeert. MV staat voor ‘man-naar-vrouw’. Deze term omvat zowel transmeisjes als MV-transgenders met een andere genderidentiteit. Openminded Term die soms gebruikt wordt door (vooral) vrouwen die hun seksuele identiteit niet willen labelen of die (vooral) heteroseksueel zijn, maar openstaan voor homo- of biseksuele gevoelens bij zichzelf. Paarse Vrijdag Initiatief van Gay Straight Alliances waarin iedereen die tegen homonegativiteit is wordt opgeroepen om op een aangewezen vrijdag in het jaar paars te dragen. Passabel Iemand die in transitie is (geweest), is passabel wanneer hij of zij door onbekenden in het gewenste geslacht wordt herkend. Meestal houdt dit in dat het transgender-zijn aan hem of haar niet zichtbaar is. 60 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 Queer Term met veel verschillende betekenissen, waaronder: homo- of biseksueel, iemand die qua seksuele oriëntatie, genderidentiteit en/of genderexpressie niet in een hokje past, iemand die kritisch staat tegenover heteronormativiteit. Transgender Iemand bij wie de huidige genderidentiteit niet overeenkomt met het geslacht dat bij de geboorte is toebedeeld. Transgender wordt gebruikt als ‘parapluterm’ waar verschillende categorieën en identiteiten onder vallen, zoals ‘transseksueel’, ‘transgenderist’, ‘genderqueer’, ‘travestiet’, enz. Voor sommigen is het ook een omschrijving van een genderidentiteit tussen/voorbij man en vrouw (‘transgender in de smalle betekenis’). De transgenderjongeren in dit onderzoek zien dit als een neutrale, prettige term, zie par. 4.5.1. Transgenderist Transgender die zich niet duidelijk als man of vrouw identificeert, maar als anders, beide, of tussen man en vrouw in. Transgenderisten verschillen in lichaamsbeleving en wens tot lichamelijke aanpassing. Transitie Het proces waarin een transgender persoon volgens het gewenste geslacht gaat leven. Een transitie kan op allerlei terreinen plaatsvinden, bijvoorbeeld sociaal, juridisch en medisch. Transjongen (transgender jongen) Een transgender die zich als jongen identificeert, maar bij geboorte het geslacht ‘vrouw’ werd toegewezen. Transmeisje (transgender meisje) Een transgenderjongere die zich als meisje identificeert, maar bij geboorte het geslacht ‘man’ werd toegewezen. Transseksueel Transgender die zich identificeert als het andere geslacht dan het geboortegeslacht, een sterke wens heeft tot medische aanpassing van het lichaam en meestal ook onvrede ervaart met het geboortelichaam. ‘Transseksueel’ heeft voor veel jongeren negatieve connotaties, zie ook par. 4.5.1. Vaginaplastiek De geslachtsoperatie van MV’s waarbij een neovagina, clitoris en schaamlippen worden geconstrueerd. Zhij, zhaar, haam Genderneutrale voornaamwoorden, die bijvoorbeeld gebruikt kunnen worden voor transgenderpersonen die zich niet als man óf vrouw identificeren. Ontstaan binnen de transgendergemeenschap vanwege het ontbreken van genderneutrale voornaamwoorden in het reguliere taalgebruik. 61 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 63 Rutgers WPF, 2013 64 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 65 Rutgers WPF, 2013 66 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 67 Rutgers WPF, 2013 68 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 69 Rutgers WPF, 2013 70 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 71 Rutgers WPF, 2013 72 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 73 Rutgers WPF, 2013 74 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 75 Rutgers WPF, 2013 76 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid Rutgers WPF, 2013 77 Rutgers WPF, 2013 78 Gaat het ook over mij? De behoeften van LHBT-jongeren aan informatie en hulpverlening rondom seksuele gezondheid