5DE ZONDAG – MARTA EN MARIA Ez 37, 12-14: Een volk in ballingschap ligt voor dood neer, maar Gods Geest kan het doen herleven. Joh.11,1-45 - of ingekort: Joh 11,1-2.17-27.32-45: Het Joodse volk, samengebald in de naam Lazarus, wordt uit de dood opgewekt. Marta en Maria zijn getuigen van het nieuwe leven dat Jezus brengt. Verzengend is de zon boven Burkina Faso. Alleen met het opgespaarde water kan dit dorre land nog vruchten voortbrengen. Gelukkig is er ook een meer, waaruit men water kan pompen om het land te besproeien. Soms kan het volk alleen geduldig afwachten tot er regen komt. Op andere momenten moet het volop in de weer zijn om te overleven: tomaten, ajuinen en kolen kweken om op de markt te verkopen. Maar ook daar hangt hen een nieuwe bedreiging boven het hoofd. Vanuit het buitenland wordt voedsel ingevoerd aan dumpingprijzen. Wat mannen en vrouwen moeizaam cultiveren, brengt maar weinig op. Alleen als men het een tijdlang kan bewaren tot de prijzen kelderen, kan er winst mee gemaakt worden. Je ziet… dit volk voert een strijd tegen de weerbarstige natuur, maar moet tegelijk strijd voeren tegen bikkelharde concurrentie vanuit het buitenland. In veel landen moeten mensen zulk een gevecht leveren om te overleven. Een gevecht tegen de dood, zal de bijbel ons zeggen. Profeten zagen hun volk Israël in zo’n situatie. De eerste lezing spreekt van de ballingschap en vergelijkt deze met een massagraf, een dal vol doodsbeenderen. De profeet Ezechiël mag getuige zijn van het herleven. Gods geest geeft een nieuwe adem aan moedeloze mensen en voert hen terug naar hun eigen grond om een nieuwe toekomst op te bouwen. De evangelist Johannes ziet op het einde van de eerste eeuw na Christus zijn Joodse volk bij de vernielde stad Jeruzalem en de verwoeste tempel. Het Joodse volk kreunt onder de bezetting van het Romeinse rijk en krijgt geen ademruimte meer. Die troosteloze situatie inspireert Johannes om 'Lazarus' ten tonele te voeren. Lazarus (of Eleasar in het Hebreeuws) is een naam die teruggaat op de woestijntocht van Mozes. Hij komt wel 70 x terug in de bijbelse geschriften. Lazarus staat voor de leidende klasse van Israël en vertegenwoordigt het bedreigde volk. Hij is dan ook dodelijk ziek. Dat bericht wordt aan Jezus gemeld, want Jezus is de vriend van Lazarus, de vriend van het volk dat lijdt en dringend hulp nodig heeft. Lazarus’ zusters Martha en Maria vertegenwoordigen de messiaanse gemeenschap, die bekommerd is om de schrijnende toestand van het volk. In het verhaal horen we dat Jezus te laat komt. Zijn vriend Lazarus is ondertussen reeds gestorven. Die op het eerste zicht hopeloze situatie moet dienen om het werk van God nog meer in het licht te stellen. Eerst moeten we door een diep dal van tranen, wanhoop, sprakeloos verdriet, woede zelfs om wat gebeurd is en onomkeerbaar is. Voelen wij niet iets dergelijks als we de kapot geschoten Syrische steden als Aleppo zien, als we de gevolgen van de IS-aanslagen zien, als we horen van martelingen in gevangenissen, van mensen in Nigeria of Soedan die verhongeren? De wereld staat bol van lijden, lijden dat mensen elkaar aandoen. Hoe durf je dan nog spreken van een hoopvolle toekomst? Ja, binnenkort horen we het lijdensverhaal van Jezus zelf weer. Hoe is het te rijmen met de blijde boodschap die wij willen verkondigen? Martha treedt op Jezus toe met het verwijt: 'Als Jij hier waart geweest was onze broeder niet gestorven'. Waar is Jezus, waar is God op het ogenblik dat mensen onnoemelijk veel lijden? Het antwoord vanuit de geloofsbelijdenis 'Je broer zal verrijzen op de laatste uiteindelijke dag van het oordeel' geeft geen troost aan Martha en ook niet aan ons. Er moet hier en nu iets gebeuren! De enige houvast is het persoonlijk antwoord van Jezus zelf. 'Bij mij, de lijdende en gekruisigde Messias, is er verrijzenis en leven'. Lazarus is reeds 4 dagen dood, het volk is reddeloos verloren. En toch. Op die 4de dag kan iets gebeuren dat vast hangt aan de 3de dag, waarop wij geloven dat de Messias weer opstaat. Rome en de Joodse leiders dachten een onruststoker kwijt te zijn, maar de geest van Jezus bleek sterker te zijn en doorbrak het isolement van de leerlingen. De absolute macht, het dodelijk systeem, waarin wij ons dag in dag uit moeten bewegen, is ontkracht. En het antwoord van Martha gaat al in die richting: 'Ik wil erop vertrouwen dat Jij het bent, de Messias, die als God binnenkomt in deze wereldorde'. Martha wordt ons voorgesteld als degene die het gesprek aangaat, die naar buiten treedt. Het is het ene gezicht van de messiaanse gemeenschap. Haar zus Maria staat voor de in zichzelf gekeerde gemeenschap, die haar verdriet de vrije loop laat. Het is het andere gezicht van dezelfde messiaanse gemeenschap. Deze groep wordt als het ware wakker geschud door de stille oproep: 'De Meester is er en vraagt naar je!' Samen met haar treurend gezelschap gaat Maria naar Jezus toe, knielt neer en herhaalt het verwijt van haar zus: 'Als Jij hier waart geweest, zou mijn broer niet gestorven zijn. Het is onherroepelijk te laat’. Het verdriet maakt zich ook meester van Jezus zelf. Met verontwaardiging en ontroering zegt hij: 'Waar heb je hem neergelegd?' De steen, die voor het graf is gewenteld, doet weer denken aan wat op Paasmorgen zal gebeuren. Hier moeten mensen zelf de steen weg wentelen ondanks de weerzin - 'Hij riekt al!' Jezus loopt met een dankgebed vooruit op de Paasboodschap 'Vader, ik dank u dat U mij verhoord'. Hij roept met luide stem 'Lazarus, kom naar buiten!' Het ingesnoerde lijk dat het volk voorstelt, treedt uit het graf maar moet nog losgemaakt worden. Geen Halleluja klinkt er. Hoe heeft men het volk en de Thora aan banden gelegd! Hier is werk aan de winkel. Denkend aan onze kerk schreef ik ooit in een lied: 'Uit al te enge kerkverbanden los gewikkeld, zoals een Lazarus bevrijd uit wat naar dood riekt. Levensecht, nabij geworden, mee verstrengeld en verweven als een netwerk, een nieuw verbond, een weerwerk van onderuit, om partij te kiezen voor wie arm is, ongehoorde feiten aan te klagen. Is dat niet de keuze waarvoor wij staan?' Ja, de tempel die Jezus na 3 dagen zou opbouwen is deze levendige gemeenschap, waar ook onze tijd zo'n nood aan heeft. En samen met de vrouwen in Burkina Faso, die in het openbaar of in stilte voor een ander leven opkomen, mogen wij hier de knellende banden van de onmacht doorscheuren en weer in de volle ruimte staan die God ons gegund heeft. Jan De Roeck