Onderzoeksrapport - ongecontroleerd koopgedrag

advertisement
Onderzoeksrapport
Ongecontroleerd koopgedrag
Afstudeeropdracht – TPH48
Rommert Sikkema – s1010656
2011
Toegepaste Psychologie
“Why do people spend money they haven’t earned to buy things they don’t need to
impress people they don’t like?”
The Rotarian, december 1940
Opdrachtgever:
Begeleider:
Examinator:
Versie:
Afke Theunissen
Drs. Roos Bonnier
Drs. Roel Beijer
19-06-2011
(INHolland Rotterdam)
(Hogeschool Leiden)
(Hogeschool Leiden)
SAMENVATTING
Ongecontroleerd koopgedrag is het “langdurig, repetitief aankopen doen, wat een directe
reactie is op negatieve gebeurtenissen of gevoelens” (O‟Quinn & Faber, 1989, p.155).
Het gedrag is ondanks grote schadelijke gevolgen, zoals psychologische en financiële,
relatief onbekend en ook beperkt gedefinieerd. Het huidige onderzoek beoogt een beter
beeld van ongecontroleerd koopgedrag te geven door na te gaan in hoeverre er onder
winkelende volwassenen in Zuid-Holland sprake is van ongecontroleerd koopgedrag en
hoe dit samenhangt met somberheid, financiële zorgen, een verbetering in stemming,
leeftijd en sekse. In een aselecte kanssteekproef zijn 234 volwassenen opgenomen die
aan de hand van een gestructureerde vragenlijst zijn ondervraagd. De resultaten
bevestigen eerder gevonden prevalentie cijfers van ongeveer 5 procent en tonen
verwachte relaties aan met een hoog niveau van somberheid en het kopen voor een
verbetering in stemming. Het onderzoek stelt eerder gevonden sekse- en
leeftijdsverschillen vast en toont hiermee aan dat vrouwen en jongeren meer geneigd
zijn om ongecontroleerd te kopen. Het onderzoek is verder één van de eerste die een
relatie tussen ongecontroleerd koopgedrag en een toenemende mate van financiële
zorgen aantoont. De bevindingen bieden een goede ondersteuning voor het gebruik van
de Edwards Compulsive Buying Scale, om in Nederland een mogelijke indicatie te geven
over iemands ongecontroleerd koopgedrag. Tot slot levert het onderzoek de
beroepspraktijk concrete aanknopingspunten en aanbevelingen voor vervolgonderzoek.
Abstract
Uncontrolled buying behaviour is the “chronic, repetitive purchasing that becomes a
primary response to negative events or feelings” (O‟Quinn & Faber, 1989, p.155).
Despite major adverse consequences, including psychological and financial, the behaviour
is relatively unknown and has been limitedly defined. The current research aims to
improve the understanding of uncontrolled buying by examining to what extent adults
shoppers in Zuid-Holland experience uncontrolled buying behaviour and how it relates to
sombreness, financial worries, age, gender and an improvement in mood. In a random
probability sample 234 adults were questioned using a structured questionnaire. The
results confirm previously found prevalence rates of around 5 percent and show expected
relationships with a high level of sombreness and buying for an improvement in mood.
The research identifies previously found gender and age differences that show women
and younger people are more prone to uncontrolled buying. The study is also one of the
first to find a relationship between uncontrolled buying behaviour and growing financial
worries. The findings offer good support for the use of the Edwards Compulsive Buying
Scale in the Netherlands, to give a possible indication of a person's uncontrolled buying
behaviour. Finally the research provides professionals with concrete leads and
recommendations for future research.
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 2
VOORWOORD
Het afgelopen halfjaar is een bijzondere en intensieve periode geweest, waarin een
aantal mensen essentieel zijn geweest bij de totstandkoming van dit onderzoek. Grote
dank gaat uit naar Afke Theunissen en Carien Karsten die dit interessante onderwerp
voor mij op de kaart hebben gezet en mij aangeboden hebben om het te onderzoeken. In
de begeleiding gaat dank uit naar Roos Bonnier waar ik altijd op terug kon vallen.
Speciale dank gaat uit naar Arjaan Wit (universitaire meelezer), voor de altijd kritische
vragen en bruikbare suggesties. Tot slot was het onderzoek nooit tot stand gekomen
zonder de medewerking van een groot aantal mensen die de tijd hebben genomen om, al
dan niet in de vorm van een interview of vragenlijst, aan het onderzoek deel te nemen.
In dit onderzoek wordt van „ongecontroleerd koopgedrag‟ in tegenstelling tot
„koopverslaving‟ gesproken, “aangezien een verlies van controle over het eigen (koop)
gedrag in alle onderzoeken als gemeenschappelijk element wordt gezien” (Boermans &
Eggers, 2010, p.31).
Rommert Sikkema
Juni 2011
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 3
INHOUDSOPGAVE
Samenvatting ..................................................................................................... 2
Voorwoord .......................................................................................................... 3
Inhoudsopgave................................................................................................... 4
1. Inleiding ....................................................................................................... 5
1.1. Aanleiding ................................................................................................ 5
1.2. Achtergrond.............................................................................................. 6
1.3. Probleemstelling, hoofd- en deelvragen ........................................................ 7
1.4. Relevantie ................................................................................................ 7
1.5. Onderzoeksaanpak .................................................................................... 8
1.6. Structuur ................................................................................................. 8
2. Theoretisch kader......................................................................................... 9
2.1. Theorie .................................................................................................... 9
2.2. Hypotheses .............................................................................................13
2.3. Onderzoeksmodel .....................................................................................13
3. Onderzoeksopzet ........................................................................................ 15
3.1. Onderzoekstype .......................................................................................15
3.2. Kwalitatief onderzoek................................................................................15
3.3. Resultaten kwalitatief onderzoek (diepte-interviews) ....................................16
3.4. Conclusies en consequenties voor het kwantitatief onderzoek ........................18
3.5. Kwantitatief onderzoek .............................................................................19
3.6. Vragenlijst ...............................................................................................19
3.7. Verwerking en algemene beschrijving van de verzamelde data.......................21
4. Analyse en resultaten ................................................................................. 23
4.1. Ongecontroleerd koopgedrag .....................................................................23
4.2. Antecedenten en gevolgen van ongecontroleerd koopgedrag .........................25
4.3. Samenvattend onderzoeksmodel ................................................................26
5. Conclusies, beperkingen en aanbevelingen ................................................ 28
5.1. Conclusie ................................................................................................28
5.2. Beperkingen ............................................................................................28
5.3. Aanbevelingen .........................................................................................29
6. Literatuurlijst ............................................................................................. 32
7. Bijlagen ...................................................................................................... 36
I
Face-to-face interview – Leidraad ..................................................................36
II Face-to-face interview – Categorisatie ...........................................................38
III Diepte-interview – Leidraad ..........................................................................39
IV Diepte-interview – Categorisatie....................................................................41
V Vragenlijst – Ongecontroleerd koopgedrag .....................................................43
VI Oproep – Overmatig kopen ...........................................................................46
VII
Referentie naar online vragenlijst ...............................................................47
VIII Factoranalyse (PCA) .................................................................................48
IX Correlatie matrix .........................................................................................49
X Onderzoeksmodel (SEM) ..............................................................................50
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 4
1. INLEIDING
In deze inleiding wordt de aanleiding voor het onderzoek beschreven. Aan de hand van
deze aanleiding is er gekeken naar de beschikbare informatie over ongecontroleerd
koopgedrag om vervolgens de doelstelling met bijbehorende hoofd- en deelvragen op te
stellen. Er wordt gekeken wat de relevantie van het onderzoek is en hoe deze in het kort
is opgezet. Tot slot wordt de structuur van het onderzoeksrapport toegelicht.
1.1.
Aanleiding
Ongecontroleerd koopgedrag is een vaak voorkomende stoornis met serieuze sociale en
persoonlijke consequenties. De ongecontroleerde koper ervaart een drang om te
winkelen en geld te besteden ongeacht de middelen die hiervoor beschikbaar zijn. De
reden om in veel gevallen te blijven kopen ligt in de tijdelijke verlichting die wordt
ervaren in somberheid, eenzaamheid, verveling, boosheid en frustratie (Black, Belsare &
Schlosser, 1999; O‟Guinn & Faber, 1989). Ondanks de toenemende aandacht voor de
stoornis onder onderzoekers vinden mensen die ongecontroleerd kopen vaak moeilijk
gehoor onder hulpverleners (Boermans & Egger, 2010).
Carien Karsten:
“Iemand met koopverslaving valt dus helemaal tussen wal en het schip en blijft dat
voorlopig doen denk ik zolang er niet anders over wordt gedacht”
Dit is voor een deel te verklaren door de nog steeds onduidelijke definitie van de stoornis
en de mate waarin het gedrag tegelijkertijd met andere psychische stoornissen
voorkomt. Het ongecontroleerd kopen zou immers ook deel uit kunnen maken van de
consumentencultuur waar Nederland en andere Westerse landen vandaag de dag deel
van uitmaken. Deze cultuur is één van de belangrijkste krachten bij het vormgeven van
individuen en maatschappijen (Roberts & Sepulveda, 1999). Ze zorgt voor een gretig
verlangen bij consumenten om diensten en goederen uit niet praktische motivaties
(status, jaloezie, provocatie en zoeken van plezier) te kopen en tentoon te stellen (Belk,
1988).
Opdracht
Ondanks dat er in het buitenland steeds meer onderzoek wordt gedaan naar
ongecontroleerd koopgedrag is er in Nederland nog weinig over bekend. Voor Afke
Theunissen (INHolland Rotterdam) en Carien Karsten (psychotherapeute) was dit de
aanleiding om in samenwerking met Roos Bonnier (Hogeschool Leiden) een opdracht te
definiëren, die als doel had meer inzicht te krijgen in hoe mensen in Nederland omgaan
met ongecontroleerd koopgedrag. Mocht het onderzoek bruikbare resultaten opleveren
dan zal er contact worden gezocht met andere partijen (bijv. Nibud en de Nederlandse
Vereniging voor Volkskrediet).
De betrokken partijen hebben allen een eigen insteek in het onderzoek. Afke Theunissen
is, als onderzoeker bij het Expertisecentrum Schuld & Recht en opdrachtgever,
geïnteresseerd in de financiële kant (schulden) van het ongecontroleerd kopen. Ze zou
graag meer over deze kant van het gedrag te weten willen komen. Aangezien ze vaak in
aanraking komt met mensen die schulden hebben opgebouwd, die mogelijk het gevolg
zouden kunnen zijn van ongecontroleerd koopgedrag. Carien Karsten schreef als eerste
in Nederland een boek (2003) over koopverslaving, waarin zij zich richtte op de
verborgen motieven van het kopen en adviezen gaf om het gedrag in de hand te houden.
Voor haar heruitgave van het boek en als expert in het werkveld is zij geïnteresseerd in
Nederlandse cijfers over ongecontroleerd kopen. Roos Bonnier heeft als docent
Toegepaste Psychologie een begeleidende rol bij de uitvoering van het onderzoek.
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 5
Doelstelling
Uit deze opdracht is de volgende doelstelling geformuleerd:
"Inzicht geven, door middel van een onderzoeksrapport, over ongecontroleerd
koopgedrag in Zuid-Holland in juni 2011. Dit rapport beoogt de beroepspraktijk concrete
aanknopingspunten aan te reiken en aanzet te geven tot relevant vervolgonderzoek.”
1.2.
Achtergrond
Om antwoord te geven op het geformuleerde doel, is er gekeken naar de beschikbare
informatie over ongecontroleerd koopgedrag en de belangrijkste factoren die met deze
stoornis samenhangen. Cijfers buiten Nederland schetsen het beeld dat ongecontroleerd
koopgedrag onder twee tot acht procent van de bevolking een rol speelt (Karsten, 2008).
Of dit voor de Nederlandse bevolking ook geldt, is één van de vragen waar dit onderzoek
antwoord op zal proberen te geven. Andere factoren die in het onderzoek zijn
meegenomen komen voort uit overleg met de opdrachtgever en het kwalitatieve
onderzoek, dat verder in dit rapport zal worden besproken. Hieronder wordt kort
ingegaan op de beweegredenen om deze factoren mee te nemen.
Om vanuit het perspectief van de opdrachtgever naar de relatie met schulden te kijken is
begrijpelijk, aangezien zeker 681.000 Nederlanders in 2009 last hadden van een
problematische schuldsituatie (NVVK, 2010). Dat er financiële gevolgen zijn van
ongecontroleerd koopgedrag wordt in de literatuur algemeen aangenomen (McElroy,
Keck, Pope, Smith & Strakowski, 1994), maar vaak niet aangetoond. Het hebben van
schulden is immers moeilijk vast te stellen en om in dit onderzoek toch een mogelijke
indicatie te krijgen zal er worden gekeken naar de financiële zorgen die mogelijk bij een
ongecontroleerde koper ontstaan. Deze financiële zorgen zijn mede in verband gebracht
met de hoogte van de schulden (Drentea, 2000; Fitch, Hamilton, Basset & Davey, 2009)
en de mate waarin iemand een begrip van zijn financiën heeft om geïnformeerde en
effectieve beslissingen over zijn geldzaken te nemen (Mandell, 2008).
Een andere belangrijke relatie met ongecontroleerd koopgedrag is het hebben van
somberheidgevoelens (Claes et al., 2011; Mueller et al., 2010a; Steiger & Müller, 2010).
Deze gevoelens kunnen voor ongecontroleerde kopers een aanleiding zijn om te gaan
winkelen en zo een verlichting in somberheid te ervaren. Omdat de verlichting meestal
tijdelijk is, zou het goed kunnen dat het kopen naderhand de somberheid versterkt. De
keuze om somberheid in het onderzoek mee te nemen komt onder andere, doordat een
sterke vorm van somberheid (depressie) vaak voorkomt onder mensen met schulden
(Jenkins et al., 2008). Financiële zorgen kunnen zodoende een gelijke of zelfs grotere
invloed hebben op de mentale gezondheid dan de werkelijke omvang van de schulden
(Fitch et al., 2009).
Het kopen om de stemming te verbeteren en negatieve gevoelens van angst of
somberheid te doen vergeten, is één van de belangrijkste aannames van ongecontroleerd
koopgedrag (Miltenberger, 2003) en wordt om deze reden in dit onderzoek
meegenomen. Net als het verschil in sekse wat in het overgrote deel van de literatuur
(Dittmar, 2004) naar voren komt. Andere demografische verschillen zijn tot nu toe
gevonden in leeftijd en inkomen (Koran, Faber, Aboujaoude, Large & Serpe, 2006) en
zijn van dusdanig belang om in het onderzoek terug te laten komen. Vanwege de nauwe
relatie met het inkomen, en tevens in het voorspellen van de sociaal economische status
(CBS, 2008), is tot slot besloten om het opleidingsniveau in het onderzoek mee te
nemen.
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 6
1.3.
Probleemstelling, hoofd- en deelvragen
Uit de voorgaande informatie is de volgende probleemstelling geformuleerd:
“In hoeverre is er onder winkelende volwassenen in Zuid-Holland sprake van
ongecontroleerd koopgedrag en hoe hangt dit samen met somberheid, financiële zorgen,
een verbetering in stemming, leeftijd en sekse?”
Vanuit deze probleemstelling zijn er een aantal hoofdvragen afgeleid die verder zijn
onderverdeeld in een aantal deelvragen.
A. In hoeverre is er onder winkelende volwassenen in Zuid-Holland sprake van
ongecontroleerd koopgedrag?
1. In hoeverre komt ongecontroleerd koopgedrag voor?
2. In welke mate komt ongecontroleerd koopgedrag overeen met de eigen
inschatting van het koopgedrag?
B. Wat zijn mogelijke antecedenten van ongecontroleerd koopgedrag? Op het gebied
van somberheidgevoelens, sekse, leeftijd en demografische factoren (inkomens- en
opleidingsniveau).
3. In welke mate heeft ongecontroleerd koopgedrag te maken met
somberheidgevoelens?
4. Vertonen vrouwen meer ongecontroleerd koopgedrag dan mannen?
5. In hoeverre heeft ongecontroleerd koopgedrag een relatie met leeftijd?
6. In welke mate heeft ongecontroleerd koopgedrag te maken met demografische
factoren (inkomens- en opleidingsniveau)?
C. Wat zijn mogelijke gevolgen van ongecontroleerd koopgedrag? Op het gebied van
financiële zorgen en een verbetering in stemming.
7. In hoeverre maken mensen met ongecontroleerd koopgedrag zich financiële
zorgen?
8. In hoeverre leidt ongecontroleerd koopgedrag tot een verbetering in stemming?
Doelgroep
Om de doelstelling te beantwoorden zal er een aselecte steekproef worden genomen
onder winkelende volwassenen in de regio Zuid-Holland.
1.4.
Relevantie
In de bestaande literatuur is onderzoek te vinden naar een groot aantal van oorzaken en
gevolgen van ongecontroleerd koopgedrag. Dit onderzoek zal zich onderscheiden door,
bij mijn weten, als eerste in Nederland uitspraken te doen over de mogelijke relatie die
ongecontroleerd koopgedrag heeft met: somberheid, financiële zorgen, een verbetering
in stemming, leeftijd, sekse, het inkomen- en opleidingniveau. Het maken van zorgen is
een relatie die in de literatuur al is gelegd, maar om de zorgen in dit onderzoek op de
financiën te richten is, voor zover bekend, niet of nauwelijks onderzocht. In tegenstelling
tot veel andere onderzoeken naar ongecontroleerd koopgedrag, die op
gelegenheidssteekproeven zijn gebaseerd (voornamelijk studenten), wordt er in dit
onderzoek een aselecte steekproef getrokken onder winkelende volwassenen.
Verdere relevantie is terug te vinden in de vragenlijst die in het onderzoek wordt gebruikt
om ongecontroleerd koopgedrag te meten. Deze vragenlijstlijst is, bij mijn weten, nog
niet eerder in Europa afgenomen en had bij de opzet als doel financiële hulpverleners en
therapeuten te helpen bij het inschatten van de onderliggende gedachten bij het
ongecontroleerd kopen. Een ander belangrijk punt van onderzoek naar ongecontroleerd
koopgedrag ligt in de relatieve onbekendheid van de stoornis in Nederland. Net als veel
andere verslavingen zijn de persoonlijke gevolgen enorm en dienen mensen die
ongecontroleerd kopen gehoor te krijgen bij hulpverleners.
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 7
1.5.
Onderzoeksaanpak
Om meer inzicht in ongecontroleerd koopgedrag te krijgen is eerst een uitgebreid
kwalitatief onderzoek uitgevoerd. De literatuurstudie (Web of Science), aangevuld met
interviews, is gebruikt om de eerder genoemde hoofd- en deelvragen op te stellen en
verder aan te scherpen. Vervolgens zijn er hypotheses geformuleerd die verder in het
kwantitatieve onderdeel van het onderzoek worden getoetst. Hierbij is er gebruik
gemaakt van een vragenlijst die ongecontroleerd koopgedrag en de geformuleerde
antecedenten of gevolgen zal meten.
1.6.
Structuur
In het volgende hoofdstuk zal een uitgebreid beeld worden gegeven over wat er tot nu
toe bekend is over ongecontroleerd koopgedrag en wat dit betekent voor de gestelde
hoofd- en deelvragen. In hoofdstuk 3 wordt besproken op welke manier het onderzoek
heeft plaatsgevonden en hoe de verzamelde data eruitzien. Hoofdstuk 4 geeft een
beschrijving van de onderzoeksresultaten. Conclusies, beperkingen en aanbevelingen
volgen in hoofdstuk 5 en de resterende hoofdstukken bevatten de literatuurlijst en
bijlagen.
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 8
2. THEORETISCH KADER
In dit hoofdstuk zal een overzicht worden gegeven van wat er tot op heden bekend is
over ongecontroleerd koopgedrag. Vanuit deze theorie worden de hypotheses
geformuleerd die aansluiten op de gestelde deelvragen. Tot slot wordt in de vorm van
een model een beeld gegeven over de te meten factoren en de relaties die hier tussen
worden verwacht.
2.1.
Theorie
De oorsprong van het ongecontroleerd koopgedrag ligt in het begin van de twintigste
eeuw waarin Bleuler (1930) en Kraepelin (1915) een eerste omschrijving gaven.
Kraepelin omschreef compulsieve maniakken (oniomaniakken) die compulsief aankopen
deden, wat tot de nutteloze contradictie leidde tussen het maken van schulden en deze
niet kunnen aflossen. Blueler gaf aan dat ongecontroleerd koopgedrag een reactie-impuls
is die bij de groep kleptomanie en pyromanie thuishoort. Na deze eerste uitspraken bleef
het een tijd lang rustig in het onderzoek naar ongecontroleerd koopgedrag. O‟Quinn en
Faber brachten in 1989 het onderwerp weer onder de aandacht in een uitgebreid
onderzoek waarin zij relaties aantoonden met een laag niveau van zelfwaarde, hoog
niveau van een compulsieve persoonlijkheid en materialisme. Ongecontroleerd
koopgedrag werd door de onderzoekers omschreven als het “chronisch, repetitief
aankopen doen, wat een primaire respons is op negatieve gebeurtenissen of gevoelens”
(O‟Quinn & Faber, 1989, p.155).
Definitie
De toegenomen aandacht die ongecontroleerd kopen hierna kreeg zorgde mede voor
onduidelijkheden in de gekozen definitie. Op dit moment bevatten de psychiatrische
classificatie systemen (bijv. DSM) geen definitie van ongecontroleerd kopen. Er zijn vele
onduidelijkheden over of en hoe deze stoornis gespecificeerd dient te worden. De DSMIII-R uit 1987 refereerde al kort naar de stoornis waarbij het als voorbeeld werd gebruikt
bij een “impuls controle stoornis niet verder gespecificeerd”. Het ene onderzoek brengt
de stoornis in verband met obsessieve compulsieve stoornissen (Hollander, 2009) en de
ander met een verslaving (Clark & Calleja, 2008) of een stoornis in de impulsbeheersing
(Black, Shaw & Blum, 2010). Of de stoornis in de aankomende DSM-V (gepland voor
2013) wordt opgenomen is nog onduidelijk, het verzoek is in ieder geval voor de eerste
keer ingediend.
Ondanks deze onduidelijkheden in de definitie worden de voorgestelde diagnostische
criteria van McElroy et al. (1994) algemeen omarmd door onderzoekers. De
hoofdelementen van deze criteria houden in: (1) een frequente preoccupatie met kopen,
waarbij de gedachten als intrusief, onweerstaanbaar en zinloos worden ervaren; (2)
frequent kopen van producten die men niet kan veroorloven; (3) gedrag dat leidt tot
spanningen, tijdrovend is en leidt tot sociaal disfunctioneren en/of financiële problemen;
(4) het overmatig kopen is niet uitsluitend het gevolg van een maniforme episode.
Impulsief koopgedrag en ongecontroleerd koopgedrag zijn termen die vaak met elkaar
worden verward, maar beschrijven gedrag dat sterk verschilt in frequentie, oorzaak,
resultaat en ernst (Faber, 2010). Impulsief kopen komt vaker voor en wordt meer als
algemeen gedrag gezien. Bijna iedereen besluit van tijd tot tijd weleens iets mee te
nemen wat hij of zij van te voren niet van plan was. In de literatuur zijn er wel een
aantal andere begrippen die voor ongecontroleerd koopgedrag worden gebruikt. In
Nederland gaat het om termen als „koopverslaving‟, „koopziek‟ of „koopobsessie‟, maar
buiten Nederland worden termen als: „shopping disorder‟, „compulsive buying‟,
„pathological buying‟, „compulsive shopping‟, „uncontrolled buying‟ en „compulsive
consumption‟ gebruikt.
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 9
Demografie
Een recente studie in Duitsland, onder een groot representatief gedeelte van de
bevolking (Mueller et al., 2010a), schat het voorkomen (prevalentie) van
ongecontroleerd koopgedrag op ongeveer 6.9 procent. Deze resultaten zijn hoger dan
een vergelijkbare meting (5.8%) die eerder in de Verenigde Staten was gedaan (Koran et
al., 2006). Eerdere studies waren vaak gebaseerd op kleine niet representatieve
onderzoeksgroepen en dit leidde vervolgens tot veel variatie in de prevalentie cijfers.
Algemeen wordt aangenomen dat het overgrote deel van de ongecontroleerde kopers
vrouwen (92%) zijn (Dittmar, 2004; Dittmar, 2005; Ergin, 2010), maar het zou goed
kunnen dat vrouwen eerder erkennen dat ze van winkelen houden, dan mannen (Black,
2007). Er zijn immers ook onderzoeken (Koran et al., 2006) die deze verschillen niet
aantonen. Een verklaring hiervoor zou de vrouwelijke bias onder veel onderzoeken
kunnen zijn. Zo vond de representatieve studie van Mueller et al. (2010a) geen
verschillen in sekse.
Voor het ontstaan van ongecontroleerd koopgedrag wordt over het algemeen naar de
tienerjaren gekeken. Het zou kunnen samenhangen met het moment dat iemand
zelfstandig wordt (Black, 2007) en voor het eerst krediet kan aanvragen (Black,
Monahan, Schlosser & Repertinger, 2001). Eveneens wordt bij jongere consumenten een
hogere prevalentie gevonden (Black et al., 2001; Dittmar, 2005; Koran et al., 2006;
Mueller et al., 2010a; Ergin, 2010) dat mogelijk verklaard kan worden door de
toegenomen blootstelling aan reclame (Kellett & Bolton, 2009). Jongeren besteden nu
meer tijd aan winkelen en televisie kijken dan dat eerdere generaties dit deden. Het
opleidingsniveau heeft in een aantal onderzoeken (Dittmar, 2005; Mueller et al., 2010a)
geen verband met ongecontroleerd koopgedrag. Een laag inkomensniveau zou
daarentegen de kans kunnen verhogen voor iemand om ongecontroleerd te gaan kopen
(Koran et al., 2006), maar deze relatie wordt in het merendeel van de onderzoeken niet
teruggevonden (O‟Quinn & Faber, 1989). Daarbij is men het er wel over eens dat de
ernst van de stoornis een effect heeft op de hoeveelheid geld dat er van het beschikbare
inkomen wordt besteed (Black et al., 2001).
De stoornis blijft vaak een lange tijd voor de omgeving verborgen. Als er hulp wordt
gezocht gebeurd dit ongeveer 7 tot 14 jaar na het aantreden van de stoornis (McElroy et
al., 1994). Het besef om hulp te gaan zoeken komt vaak voort uit het niet meer kunnen
voldoen aan onder andere financiële verplichtingen, sociale problemen, schuldgevoelens,
juridische consequenties of een gebrek aan ruimte in huis (Boermans & Egger). Een
ongecontroleerde koper zal dan ook in het algemeen wel toegeven dat het gedrag voor
hem of haar problemen oplevert (Christenson, Faber & De Zwaan, 1994). Er is ook enig
bewijs dat binnen de directe familie van iemand die ongecontroleerd koopt, de stoornis
en de mogelijke oorzaken of gevolgen (depressie, angst of een middelenverslaving)
vaker voorkomen (Black, Repertinger, Gaffney & Gabel, 1998).
Symptomen
Mensen met ongecontroleerd koopgedrag zijn constant gepreoccupeerd met winkelen en
geld uitgeven. In veel gevallen wordt een gevoel van angst beschreven dat alleen kan
worden verholpen door producten te gaan kopen (Edwards, 1993). De drang om te
kopen zal in veel gevallen ook tot een aankoop leiden. Miltenberger et al. (2003) gaf aan
dat de euforie of de verlichting van negatieve emoties de belangrijkste gevolgen zijn van
het gedrag, terwijl angst, verveling, zelfkritiek en boosheid de belangrijke antecedenten
zijn. De positieve gevoelens van het kopen maskeren dan ook voor even de negatieve
gevoelens en houden zo de koopcyclus in gang (Clark & Calleja, 2008). Deze
therapeutische manier van kopen is er simpelweg niet alleen om je beter te doen voelen,
maar ook om je beter over jezelf te doen voelen. Het gaat om onzekerheden rond de
identiteit, zoals het uiten wie je bent of het zoeken naar een beter en idealer zelfbeeld
(Dittmar, 2004). Het is de verbetering in stemming en het versterken van de identiteit,
dat de primaire motivatie is achter het ongecontroleerd kopen en niet het vergaren van
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 10
producten. Deze gevoelens spelen niet alleen een rol in de traditionele winkels, maar
worden ook bij het online winkelen ervaren (Dittmar, Long & Bond, 2007).
Sinds het onderzoek van O‟Quinn en Faber (1989) zijn er, behalve zelfwaardering, een
compulsieve persoonlijkheid en materialisme, nog andere persoonlijkheidskenmerken aan
ongecontroleerd kopen gekoppeld. De gevonden kenmerken richten zich op een laag
niveau van eigenwaarde (Yurchisin & Johnson, 2004) en consciëntieusheid, oftewel de
mate waarin iemand zich georganiseerd en doelgericht gedraagt (Wang & Yang, 2008).
Hogere niveaus van het zoeken naar spanning (DeSarbo & Edwards, 1996), narcisme en
impulsiviteit (Rose, 2007) worden gezien als versterkers van het ongecontroleerde
koopgedrag. Recentelijk onderzochten Mueller et al. (2010c) de relatie tussen
ongecontroleerd koopgedrag en de verschillende persoonlijkheidprototypes. Hieruit bleek
dat mensen die hoger scoorden op neuroticisme meer last hadden van ongecontroleerd
koopgedrag en moeite hadden om de symptomen onder controle te houden
Op het moment dat ongecontroleerde kopers een winkelstraat instappen, stellen ze zich
bloot aan een omgeving, die met opzet ontwikkeld is om op alle zintuigen in te spelen
(Pooler, 2003). Met het doel om zoveel mogelijk winst te maken zal de verkoopsector alle
psychologische middelen inzetten om bij winkelende mensen de motivatie tot kopen te
vergroten. Tijdens het winkelen gaat een ongecontroleerde koper volledig op in het
shoppen en is zich hierbij onbewust van zijn omgeving. Het winkelen wordt dan ook
veelal alleen gedaan, omdat het gezelschap van anderen als „irritant‟ kan worden ervaren
of mogelijk het volledig opgaan in het winkelen tegen kan houden (Faber & Vohs, 2004).
Als er wel wordt besloten om met anderen te gaan winkelen dan is dit met mensen die
hun interesses delen (Christenson et al., 1994).
Bij ongecontroleerd kopen worden grote hoeveelheden producten gekocht, die in de
behoeften van de persoonlijke en sociale identiteit voorzien (Dittmar, Beattie & Friese,
1996). Het gaat veelal om het kopen van goedkope producten wat door hun grote
hoeveelheid tot hoge bedragen kan oplopen. Een product wordt meegenomen omdat
deze in de aanbieding is of er aantrekkelijk uitziet (Black, 2007). Mannen hebben bij het
kopen meer interesse in elektronische, technische en autogoederen maar net als
vrouwen zijn zij ook geïnteresseerd in kleding, schoenen en cd‟s (Black, 2007). Het besef
van de sociale status kan volgens Yurchisin en Johnson (2004) een voorspeller zijn van
ongecontroleerd koopgedrag. Dit kan bij een ongecontroleerde koper resulteren in het
meer gaan kopen of vervangen van producten zodra deze wel of niet meer trendy zijn.
Een studie onder vrouwelijke studenten heeft al aangetoond dat de interesse in mode
een sterke invloed kan hebben op het ongecontroleerd kopen (Park & Burns, 2005).
Na het kopen en de kort durende verbetering in stemming, worden gevoelens van
schuld, schaamte, spijt en wanhoop ervaren (Faber & Vohs, 2004). Deze komen bovenop
de bestaande negatieve gedachten en het lage zelfbeeld. Dit zal uiteindelijk weer leiden
tot het zoeken van verlichting door te gaan kopen. Het gebruik van het gekochte product
lijkt niet belangrijk aangezien het in veel gevallen wordt terugbracht, niet uit de
verpakking wordt gehaald, wordt doorverkocht of weggegeven (Schlosser, Black,
Repertinger & Freet, 1994). Toch is het obsessief verzamelen van producten een
aandoening die vaak samen (twee op drie) voorkomt met het ongecontroleerd kopen
(Mueller, Mitchell, Crosby, Glaesmer & De Zwaan, 2008). Na het kopen zal er geprobeerd
worden om het gedrag geheim te houden door producten te verstoppen. Dit uit angst om
door anderen beoordeeld te worden op hun koopgedrag.
Schulden
De al vroeg door Kraepelin gelegde relatie met schulden werd door Faber en O‟Guinn in
1992 bevestigd, doordat zij de relatie tussen ongecontroleerd koopgedrag en creditcard
schulden aantoonden. Ongecontroleerde kopers hadden meer creditcards, betaalden
minder van hun creditcards per maand af, de creditcards stonden vaker op honderd
dollar van het limiet af en een groot gedeelte van het inkomen werd per maand besteed
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 11
aan het aflossen van schulden. Het creditcardgebruik kan een matigend effect (Roberts &
Jones, 2001) hebben op de relatie tussen ongecontroleerd koopgedrag en de attitude
tegenover geld (angst, prestige en wantrouwen). Angst en prestige over geld hebben een
versterkende werking op het ongecontroleerd kopen, terwijl het wantrouwen over geld
het effect vermindert.
De relatie met creditcardschulden komt in nog een aantal andere onderzoeken (Clark &
Calleja, 2008) naar voren en kan worden versterkt door het hebben van een klein sociaal
netwerk (Wang & Yang, 2008). De hoogte van de creditcardschulden kunnen wellicht
verder worden versterkt door een hoger belang voor de onmiddellijke gevolgen van het
gedrag (Joirman, Kees & Sprott, 2010). Het is mogelijk dat men door een hoger belang
voor de directe gevolgen de uitkomsten van het gedrag negeert (Nenkov, Inman &
Hulland, 2008). Ongecontroleerde kopers besluiten zodoende om hun betalingen liever
mee naar huis te nemen en deze niet gelijk in de winkel af te lossen (Black et al., 2001).
Cormorbiditeit
Ongecontroleerd koopgedrag gaat in veel gevallen samen met een andere stoornis
(cormorbiditeit). De meest voorkomende klinische stoornissen (Axis I, DSM IV) zijn
stemmingstoornissen, angststoornissen, middelenverslavingen, eetstoornissen en
impulscontrolestoornissen. Tijdens het gedrag heeft ongeveer de helft last van een
klinische stoornis, waarbij angst het meest (44%) voorkomt. Mueller et al. (2010b)
concludeerden dat 90 procent van de mensen met ongecontroleerd koopgedrag minimaal
een keer in hun leven met een klinische stoornis (stemming 74% en angst 57%) te
maken hebben gehad. Persoonlijkheidsstoornissen en mentale retardatie (Axis II, DSM
IV) komt bij ongecontroleerde kopers ongeveer 60 procent voor (Schlosser et al., 1994)
en de obsessieve-compulsieve, ontwijkende en borderline types zijn hierbij de meest
voorkomende. Het hoge niveau van comorbiditeit is voor sommige onderzoekers dan ook
een indicatie dat ongecontroleerd koopgedrag geen aparte stoornis is, maar eerder een
symptoom van een andere stoornis (Mueller et al., 2010b).
Oorzaak
Tot op heden is er nog weinig bekend over het ontstaan van ongecontroleerd koopgedrag
(Black, 2007). Psychotherapeuten suggereren dat vroege levenservaringen (bijv.
seksuele mishandeling) een rol kunnen spelen (DeSarbo & Edwards, 1996). Het blijkt dat
de perceptie en kritiek van ouders samenhangt met ongecontroleerd koopgedrag (Kyrios,
Frost & Steketee, 2004). Neurobiologische theorieën (Koran, 2005; Holden, 2001; Grant,
2003) richten zich op een ontregeling bij de neurotransmitters (serotonine, dopamine en
opiaat). Voor de ontwikkeling van ongecontroleerd koopgedrag zou mogelijk de cultuur
van een land een rol kunnen spelen. Er moet namelijk wel de beschikking zijn over een
groot aantal producten, voldoende geld zijn om te besteden en genoeg tijd waarin de
aankopen kunnen worden gedaan (Black, 2007).
Behandeling
Tot op heden zijn er geen erkende behandelingen voor de stoornis bekend. Op dit
moment zijn de behandelingen gericht op cognitieve gedragstherapie (CGT) en het
toedienen van medicijnen (voornamelijk antidepressiva). Er zijn verschillende cognitieve
gedragstherapieën ontwikkeld (Filomensky & Tavares, 2009; Mueller et al., 2010b),
waarvan de groepstherapie de meest succesvolle lijkt te zijn en de effecten ook na zes
maanden blijven aanhouden (Mitchell, Burgard, Faber, Crosby & De Zwaan, 2006;
Filomensky & Tavares, 2009). In de Verenigde Staten worden bijeenkomsten
georganiseerd die vergelijkbaar zijn met die van de anonieme alcoholisten. Mensen
kunnen elkaar zo steun bieden bij het omgaan met de gevolgen (schulden) van
ongecontroleerd koopgedrag. Kuzuma en Black (2006) formuleerden een aantal
aanbevelingen voor een behandeling waarbij het belangrijk is dat de patiënten eerst op
de hoogte worden gebracht van het feit dat ze niet alleen kunnen vertrouwen op
medicijnen. Patiënten moeten: (1) toegeven dat ze last van ongecontroleerd koopgedrag
hebben; (2) creditcards en chequeboeken wegdoen; (3) gaan winkelen met vrienden of
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 12
familie die niet ongecontroleerd kopen; (4) andere zinvolle manieren vinden om hun vrije
tijd te besteden.
2.2.
Hypotheses
Vanuit de verzamelde theorie zijn onder elke hoofdvraag verschillende hypotheses
geformuleerd:
A. In hoeverre is er onder winkelende volwassenen in Zuid-Holland sprake van
ongecontroleerd koopgedrag?
- De prevalentie van ongecontroleerd koopgedrag zal in Nederland niet afwijken van
internationale gegevens.
- De eigen inschatting van het koopgedrag zal een significante relatie hebben met
de score van de gebruikte vragenlijst.
B. Wat zijn mogelijke antecedenten van ongecontroleerd koopgedrag? Op het gebied
van somberheidgevoelens, sekse, leeftijd en demografische factoren (inkomens- en
opleidingsniveau).
- Somberheid heeft een positieve relatie met ongecontroleerd koopgedrag.
- Er wordt aangenomen dat vrouwen vaker ongecontroleerd koopgedrag vertonen
dan mannen.
- Leeftijd zal een negatieve relatie hebben met ongecontroleerd koopgedrag.
- Het inkomensniveau zal negatief samenhangen met ongecontroleerd koopgedrag.
- Het opleidingsniveau zal niet samenhangen met ongecontroleerd koopgedrag.
C. Wat zijn mogelijke gevolgen van ongecontroleerd koopgedrag? Op het gebied van
financiële zorgen en een verbetering in stemming.
- Financiële zorgen zullen een positieve relatie hebben met ongecontroleerd
koopgedrag.
- Een verbetering in stemming zal een positieve relatie hebben met ongecontroleerd
koopgedrag.
2.3.
Onderzoeksmodel
Om een overzicht van het onderzoek te geven zijn alle te verwachte relaties in een model
geplaatst. Dit onderzoeksmodel is volledig gericht op de relaties met ongecontroleerd
koopgedrag en bevat zo niet relaties die nog tussen de antecedenten en gevolgen
onderling kunnen spelen. Deze worden wel in het kort besproken om hier later bij het
testen van het geformuleerde model rekening mee te houden. Als eerst wordt echter een
korte beschrijving gegeven van het onderstaande model, waarna andere mogelijk te
verwachten relaties worden besproken.
Figuur 1. Onderzoeksmodel
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 13
Beschrijving
De geformuleerde antecedenten staan aan de linkerkant van het onderzoeksmodel en
hebben naar verwachting een effect op het ongecontroleerde koopgedrag. Bij somberheid
zal dit positief zijn, omdat een groter gevoel van somberheid zal leiden tot meer
ongecontroleerd koopgedrag. Als we kijken naar sekse is de verwachting dat vrouwen
meer ongecontroleerd kopen dan mannen. Het negatieve effect van inkomen en leeftijd
houdt in dat een laag inkomensniveau of jonge leeftijd meer kans zou geven om
ongecontroleerd te gaan kopen. Ondanks dat het merendeel van de onderzoeken geen
verband vindt tussen ongecontroleerd kopen en het inkomensniveau, is er toch gekozen
om naar aanleiding van het onderzoek van Koran et al. (2006) te kijken naar dit
verband. De mate waarin iemand is opgeleid is niet meegenomen in dit model, omdat
hier geen relatie met ongecontroleerd koopgedrag wordt verwacht.
In het midden van het model wordt ongecontroleerd koopgedrag weergegeven waar ook
de eigen inschatting van het koopgedrag onder valt. Het is de verwachting dat deze met
elkaar zullen samenhangen en dat iemand na het invullen van de vragenlijst een
adequate inschatting kan maken van zijn eigen koopgedrag.
Aan de rechterzijde van het model bevinden zich de gevolgen van het ongecontroleerd
koopgedrag. De verwachting is dat het kopen zal leiden tot het maken van meer
financiële zorgen en tot een tijdelijke verbetering in stemming.
Onderlinge verbanden tussen antecedenten en gevolgen
Een mogelijk ander verband wat in dit model zou kunnen worden verwacht is de relatie
tussen somberheid en financiële zorgen. Welke kant deze relatie oploopt valt niet uit de
theorie vast te stellen (Fitch et al., 2009). Uit de Nederlandse literatuur (De Graaf, Ten
Have & Van Dorsselaer, 2010) is vast te stellen dat somberheid meer bij vrouwen
voorkomt dan bij mannen en dat het inkomensniveau een voorspeller is van somberheid.
De gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (Moonen, Otten, & Pleijers,
2011) laten zien dat een hogere opleiding leidt tot een hoger inkomen en dat mannen
gemiddeld meer verdienen dan vrouwen. Verder is aan te nemen dat de hoogte van het
inkomen gedurende het leven langzaam zal blijven toenemen.
Wanneer er naar de financiële zorgen wordt gekeken is het onduidelijk of vrouwen meer
financiële zorgen hebben dan mannen (Grulke et al., 2006). In onderzoeken rapporteren
vrouwen vaker dat zij zich zorgen maken, maar dit zou te maken kunnen hebben met
hoe er met deze gedachten wordt omgegaan of door een negatieve oriëntatie op deze
gedachten (Robichaud, Dugas & Conway, 2003). Het is echter wel duidelijk dat financiële
zorgen af zullen nemen bij een hogere leeftijd en inkomen (Grulke et al., 2006).
Eventuele andere verbanden met een verbetering in stemming worden niet verwacht. Het
kopen om een verbetering in stemming te ervaren is een integraal onderdeel van
ongecontroleerd kopen en eventuele andere verbanden zouden via dit gedrag moeten
lopen. Ongecontroleerd koopgedrag zou zo een mediërend effect hebben tussen de
geformuleerde antecedenten en de gerapporteerde verbetering in stemming.
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 14
3. ONDERZOEKSOPZET
In het vorige hoofdstuk is de bestudeerde theorie behandeld waaruit hypotheses zijn
geformuleerd en een onderzoeksmodel is samengesteld. In dit hoofdstuk zal worden
beschreven hoe het onderzoek is uitgevoerd.
3.1.
Onderzoekstype
Om een voorlopig beeld te krijgen van ongecontroleerd koopgedrag in Zuid-Holland zal
het onderzoek voornamelijk toetsend van aard zijn. Het theoretisch kader heeft
belangrijke punten naar voren gebracht die in samenwerking met de wensen van de
opdrachtgever hebben geleid tot een aantal hypotheses. Deze hypotheses worden door
middel van vooraf vastgestelde meetinstrumenten, populatie en
onderzoeksomstandigheden getoetst (Baarda, 2007).
Als eerst wordt er een kwalitatief vooronderzoek uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in
de mogelijke antecedenten en gevolgen van ongecontroleerd koopgedrag. Dit
vooronderzoek bestaat uit de eerder beschreven literatuurstudie en wordt aangevuld met
inzichten voortkomend uit de gedeeltelijk gestructureerde interviews (face-to-face
interviews en diepte-interviews). Deze vorm van dataverzameling is vrij gedetailleerd,
maar mist de betrouwbaarheid om uitspraak te kunnen doen over de geformuleerde
hypotheses en dient zo voornamelijk als vooronderzoek. Bij het kwantitatieve deel van
het onderzoek is daarom gebruik gemaakt van een gestandaardiseerde en
gestructureerde vragenlijst. Op de verzamelde gegevens worden tot slot statistische
analyses uitgevoerd om de praktische en bruikbare informatie eruit te halen.
3.2.
Kwalitatief onderzoek
Het interview is de ideale methode om meer te weten te komen over attitudes, opinies of
kennis van één of meerdere personen. Deze methode sluit goed aan bij het doel om in
het vooronderzoek een beter beeld van ongecontroleerd koopgedrag te krijgen,
aangezien de definitie nog steeds onduidelijk is. Door het moeilijk kunnen bereiken van
de gestelde doelgroep, voor diepte-interviews, is er voor twee interviewmethoden
gekozen. De face-to-face interviews dienen als vooronderzoek en worden gebruikt om de
instrumenten van het diepte-interview en de vragenlijst op te zetten.
Face-to-face interview
Bij de eerste vorm van interviewen is er gebruik gemaakt van een korte interviewleidraad
(zie bijlage I) die ter inventarisering voor een aantal belangrijke termen uit de theorie
dient. Daarnaast waren er twee subdoelen bij dit vooronderzoek, namelijk een beter
beeld krijgen over het koopgedrag in Nederland en na gaan in hoeverre de Compulsive
Buying Scale van Faber en O‟Quinn (1992) in het kwantitatieve deel van het onderzoek
kan worden gebruikt.
De interviewleidraad is eenmaal uitgeprobeerd in Den Haag voordat de interviews zijn
afgenomen. In een periode van twee weken, door middel van een aselecte
kanssteekproef, zijn 34 winkelende mensen in de steden Den Haag, Leiden en Rotterdam
bereikt. In korte gesprekken zijn de belangrijke punten aan de hand van de leidraad
genoteerd. Deze zijn vervolgens verder uitgewerkt (zie bijlage II) en gebruikt bij het
opzetten van het diepte-interview en de vragenlijst. Hieronder volgt een korte
samenvatting van de belangrijkste punten uit deze interviews.
Samenvatting
Een groot gedeelte van de respondenten koopt weleens impulsief een product (kleding,
eten en elektronica), maar een drang naar kopen wordt zo goed als niet ervaren. Het
verbeteren van de stemming door te gaan winkelen of kopen wordt een aantal keer
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 15
genoemd en houdt meestal lang na de aankoop aan. Een product moet er mooi uitzien
om te worden meegenomen en bij het afrekenen wordt voornamelijk een pinpas
gebruikt. Betalen met een creditcard of op afbetaling wordt niet of nauwelijks gedaan.
Een klein aantal van de respondenten geeft aan hun aankopen digitaal te maken.
Mogelijke financiële gevolgen van het kopen worden niet aangegeven terwijl een derde
van de ondervraagden toegeeft weleens een product te kopen wat hij of zij zich niet kan
veroorloven. De helft van de respondenten krijgt weleens vanuit de omgeving te horen
dat er teveel geld wordt uitgegeven en de ondervraagde omschrijft zich in veel gevallen
als een funshopper, koopjesjager of iemand die uit noodzaak koopt.
Diepte-interview
Bij de tweede methode is er gekozen voor een diepte-interview om, in tegenstelling tot
de eerdere manier van interviewen, dieper op een antwoord van een respondent in te
gaan. Bij het samenstellen van de interviewleidraad (zie bijlage III) is er naar punten uit
de eerdere face-to-face interviews en literatuurstudie gekeken.
Ten eerste is er meer ruimte ingeruimd voor de financiële kant van het kopen. In de
eerdere vorm van interviewen kwam dit aspect niet duidelijk genoeg naar voren. Ten
tweede wordt er gevraagd naar de achtergrond van het kopen en de gesteldheid van de
respondent. Bij het opstellen van de interviewleidraad is er gekeken naar de opbouw en
vragen van het Structured Clinical Interview (Michael, Spitzer, Gibbon & Williams, 2002)
uit de DSM-IV-TR. Vanwege de relatief jonge doelgroep is besloten om ook naar het
toekomstbeeld van het koopgedrag te vragen. Dit omdat er in de literatuurstudie geen
informatie is gevonden over hoe jongeren hun koopgedrag in de toekomst zien en de
mogelijke manieren die ze eventueel aandragen om hun gedrag te veranderen.
Om deze groep te bereiken is er op het digitale studieplatform (Blackboard) van de
Hogeschool Leiden een oproep gedaan onder Toegepaste Psychologie studenten. De
oproep (zie bijlage VI) richtte zich op overmatig kopen, omdat andere termen
(ongecontroleerd koopgedrag en koopverslaving) mogelijk onbekend of te bedreigend
zouden klinken. Het half gestructureerde interview is vervolgens onder negen
respondenten afgenomen die in een tijdsbestek van twee weken op de geplaatste
mededeling hadden gereageerd.
Er was beoogd om zoveel mogelijk spreiding te hanteren op sekse, maar door een laag
aantal (n=3) reacties onder mannen is dit niet bereikt. De interviews vonden plaats op
de Hogeschool Leiden in een van te voren daarvoor gereserveerd lokaal. Dit om een
rustige omgeving voor het gesprek te creëren en de privacy van de respondent te
garanderen. Tevens zorgde deze rustige omgeving voor een duidelijke opname van het
gesprek wat het vervolgens eenvoudiger maakte om deze volledig uit te typen en te
categoriseren. De interviews zijn afgenomen om antwoord te krijgen op de hoofdvraag
en om meer inzicht te krijgen in de mogelijke antecedenten of gevolgen. Ze worden
daarom in het volgende stuk besproken, voordat wordt overgegaan tot het kwantitatieve
deel van het onderzoek.
3.3.
Resultaten kwalitatief onderzoek (diepte-interviews)
De jonge doelgroep (gemiddeld 22 jaar) heeft na de afname van het interview hun
verslaving tot het kopen aangegeven. Hierbij gaven alle geïnterviewden aan gemiddeld of
meer dan gemiddeld verslaafd te zijn aan kopen. Twee geïnterviewden gaven aan op dit
moment minder last te hebben van het overmatig kopen dan vroeger. In de
onderstaande beschrijving wordt hun ervaring meegenomen betreffende de periode dat
zij ook meer dan gemiddeld verslaafd waren aan het kopen. We bespreken hierbij de
belangrijkste punten die tussen de geïnterviewden overeenkwamen. In de bijlagen (zie
IV) is een uitgebreid overzicht te zien van de verschillende antwoorden en de mate
waarin deze punten door de respondenten zijn benoemd.
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 16
Koopgedrag
Aanleidingen voor het winkelen liggen veelal in het zoeken van ontspanning of het
simpelweg tijd verdrijven. Je hebt tegenwoordig overal winkels, al dan niet online, en dit
leidt vaak tot impulsieve aankopen. Het zijn dan voornamelijk de
kleine aankopen die tussendoor worden meegenomen. Bij de
“Ik heb al drie witte
producten die worden meegenomen is een duidelijk onderscheid
shirtjes, maar dan wil
tussen mannen en vrouwen te zien. Vooral kleding en make-up
ik toch nog één”
worden door vrouwen gekocht om er leuk uit te zien, terwijl de
mannen het meeste geld uitgeven aan media (cd‟s en blu-rays) en kleine
hebbedingetjes. Vrouwen kopen ook meerdere van hetzelfde product of producten die
niet of nauwelijks van elkaar verschillen. Winkelen wordt in ieder geval één keer per
week gedaan of in sommige gevallen zelfs elke dag. Vooraf is er niet altijd een doel om
te gaan winkelen en de reden om producten mee te
nemen verschilt van het leuk vinden, het is een
“Lekker voor de heb, heb ik het”
aanbieding tot het is iets nieuws. De mannen geven
“make-up terwijl ik nooit maketevens aan liever direct een resultaat te willen bij het
up gebruik”
winkelen.
Als er wordt gewinkeld gebeurt dit
“Het is ook van als jij dat koopt dan hoef ik
voornamelijk alleen, zeker als er even iets
mij niet schuldig te voelen over wat ik net
heb gekocht dus koop maar. Het is leuk”
tussendoor wordt gehaald. Wanneer er wel
met vrienden wordt gewinkeld beschrijven de
vrouwen dat dit aanmoedigend kan werken bij het maken van hun aankopen. Het betalen
gaat met de pinpas en geen van de geïnterviewden heeft ooit een lening afgesloten om
zijn aankopen te bekostigen. Redenen voor velen om meer te gaan kopen is de
verandering in seizoenen of het hebben van meer geld. Bij de geïnterviewde vrouwen
wordt deze verandering in seizoenen een aantal keren in verband gebracht met het
mooie weer of met een nieuwe collectie die in de winkels komt te liggen.
Oorzaak
Het koopgedrag begon voor allen overmatig te
“gewoon letterlijk toen ik meer geld had”
worden toen ze zakgeld kregen of begonnen met
werken en zodoende meer geld hadden om te besteden. Het niet hebben van vaste
lasten was voor een paar geïnterviewden een aanvullende motivatie. Persoonlijke
factoren die mogelijk een rol kunnen spelen zijn impulsiviteit (bijv. ADHD), het willen
verzamelen van producten of het er leuk uit willen zien (door kleren te kopen). De
interesse in mode wordt door een aantal vrouwen genoemd als mede oorzaak voor het
kopen van kleren.
Stemming
Het winkelen zelf wordt als plezierig ervaren en
ook de aankoop brengt een verbetering in
stemming teweeg. Het winkelen en kopen van
producten kan ook als een beloning voor het
werk worden ervaren. Op vier vrouwen na geven alle geïnterviewden aan dat er niet
wordt gekocht om jezelf in een slechte stemming beter te doen voelen. Degenen die wel
kopen voor een verbetering in stemming geven veelal aan dat dit goede gevoel niet lang
na de transactie blijft aanhouden.
“Ben je gefrustreerd en dan koop je wat
en dan is het even weer goed en daarna
ben je weer heel schuldig omdat je wat
gekocht hebt wat je niet nodig hebt”
Gevolgen
Een van de gevolgen is dat je aan het einde van de
“Ik sta niet rood. Dat sta ik nooit”
maand geen geld overhoudt. Dit gaat in de helft
van de gevallen weer samen met het maken van financiële zorgen. Een tekort aan geld is
niet voor ieder een keerzijde van het koopgedrag, omdat dit niet opweegt tegen de
aangeschafte producten. Het hebben van weinig geld heeft op een enkel geval na niet
geleid tot schulden, maar voor velen is het “rood” komen te staan een grens waar ze niet
over heen willen gaan. Een ander resultaat waar veel geïnterviewden mee zitten is dat er
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 17
teveel spullen in huis liggen of dat de kledingkast helemaal volzit. Over de financiën of
het koopgedrag wordt niet of nauwelijks met familie of
“Mijn moeder wordt ook kwaad,
vrienden gesproken. Ouders informeren hier echter nog
die zegt dat ik koopzucht heb.
wel naar en geven in sommige gevallen nog financiële
Dat is ook zo misschien”
ondersteuning voor het levensonderhoud.
Omgaan met
Om het gedrag, voor zover de geïnterviewde dit nodig
“Ik heb ook heel verstandig een
rekening die niet in het rood kan”
acht, onder controle te houden worden een aantal
acties ondernomen. Enkele besluiten niet meer naar
de stad te gaan terwijl anderen hun uitgaven duidelijk zijn gaan bijhouden. Een ander
beschreef de mogelijkheid om voor het winkelen, of aan het begin van de week, een
bedrag te pinnen om zo duidelijk te zien hoeveel je uitgeeft of te besteden hebt. Vanuit
de opvoeding is er meegekregen om niet te gaan lenen, ook al zijn er geïnterviewden die
dit wel hebben gedaan. In de directe omgeving worden dan kleine bedragen geleend om
dat ene product toch te kunnen kopen. Opmerkingen van anderen of iemand die in de
omgeving excessiever koopt dan de geïnterviewde zelf kan ook remmend werken.
Toekomst
In veel gevallen zien de geïnterviewden hun gedrag in de toekomst niet veranderen,
omdat het voor sommigen ook niet echt als een probleem wordt ervaren. Er zijn echter
wel vaak plannen om te gaan sparen en bewuster aankopen te maken. Het feit dat je
niks aan het einde van de maand overhoudt is hierbij de belangrijke factor om het
gedrag enigszins te gaan veranderen.
“Ik heb helemaal geen koopverslaving of zoiets, misschien ook wel ik weet het niet”
3.4.
Conclusies en consequenties voor het kwantitatief onderzoek
Uit de interviews van het kwalitatieve onderzoek dienen de volgende punten te worden
meegenomen in het kwantitatieve onderzoek.
1. Erkennen van schulden
In de uitgevoerde interviews wordt er niet, op één respondent na, over mogelijke
schulden gesproken. Deze bevinding ondersteunt de opzet om in het kwantitatieve
onderzoek naar financiële zorgen, in plaats van schulden, te vragen.
2. Kopen voor een betere stemming
Het kopen om de stemming te verbeteren, komt in beide interviewmethoden duidelijk
naar voren onder de respondenten die aangeven ongecontroleerd te kopen of
overeenstemming hebben met de criteria van McElroy et al. (1994). Dit ondersteunt
de opzet om het kopen uit somberheid, vanwege de tijdelijke verbetering in
stemming, centraal te stellen in het onderzoek. Bovendien is te zien dat vrouwen
meer aangeven om voor een verbetering in stemming te kopen dan mannen.
3. Laag creditcard gebruik
De creditcard wordt in beide vormen van interviews niet of nauwelijks genoemd als
betaalmiddel. Door het geringe gebruik van een creditcard zou het moeilijk zijn om
een eventueel effect met ongecontroleerd koopgedrag waar te nemen. Dit heeft ertoe
geleid dat de effecten van een betaalmiddel niet in het onderzoek worden
meegenomen.
4. Gebruik van vragenlijst
In de interviews wordt bij betaalmiddelen niet of nauwelijks naar cheques
gerefereerd, zoals dit ook bij de creditcard het geval was. Dit heeft tot gevolg dat
twee vragen uit de Compulsive Buying Scale van Faber en O‟Quinn (1992) met
betrekking tot cheques en creditcards mogelijk minder bij de algemene schaal van
ongecontroleerd koopgedrag aansluiten. Dit zou betekenen dat, bij het eventuele
gebruik van deze vragenlijst in het kwantitatieve onderzoek, wellicht maar vijf van de
zeven vragen ongecontroleerd koopgedrag meten.
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 18
3.5.
Kwantitatief onderzoek
Het vooronderzoek vormt de basis voor het kwantitatieve onderzoek dat in een periode
van drie weken is uitgevoerd. Om de winkelende mensen in Zuid-Holland te bereiken is
er gekozen voor een persoonlijke benadering in het centrum van verschillende steden in
Zuid-Holland, te weten Den Haag, Leiden en Rotterdam.
Opzet
In deze steden zijn winkelende volwassenen gedurende een periode van drie weken
benaderd om een papieren versie van de vragenlijst (zie bijlage V) in te vullen. Een
respondent zal zich op deze wijze goed in het onderwerp kunnen inleven, aangezien hij of
zij al bezig is met winkelen en mogelijk al een aankoop heeft gedaan. De persoonlijke
benadering biedt tevens het voordeel dat er direct hulp kan worden geboden als er
mogelijke onduidelijkheden zijn over de vragenlijst. Er is tevens een digitale mogelijkheid
aan respondenten geboden die aangaven geen tijd te hebben, maar wel bereid waren om
aan het onderzoek mee te werken. Hiervoor is een digitale vragenlijst gemaakt die via
een korte link (zie bijlage VI) op het internet te bereiken was.
De respondenten zijn aselect en door toeval (kanssteekproef) uit de populatie gekozen
door voorbijgangers om en om te vragen aan het onderzoek mee te werken. De meting
vond plaats op verschillende dagen, tijden en plekken in het centrum van de
verschillende steden. Door de vragenlijsten ook in het weekend of op koopavonden af te
nemen heeft iemand met een voltijdbaan mede de kans gehad om in het onderzoek te
worden meegenomen. Om verder de betrouwbaarheid van het onderzoek (Brinkman,
2006) zo hoog mogelijk te krijgen is altijd hetzelfde meetinstrument gebruikt en waren
de beoordelingscriteria en meetprocedures van te voren vastgelegd.
3.6.
Vragenlijst
De hypotheses, opgesteld aan de hand van de geformuleerde hoofd- en deelvragen,
worden met de gestructureerde vragenlijst getoetst. Voor elke hypothese is bepaald
welke variabelen in de vragenlijst moeten worden opgenomen om er een uitspraak over
te kunnen doen. De vragenlijst zal door een aantal algemene vragen worden ingeleid,
waarnaar er wordt overgegaan naar de stellingen die op een vijf punt Likertschaal (bijv.
nooit tot heel vaak) zijn gemeten. Tijdens de afname van de face-to-face interviews, het
kwalitatieve onderzoek, is een inschatting gemaakt over de hoeveelheid tijd die een
respondent gemiddeld over had om aan het onderzoek mee te werken. Dit gegeven
(ongeveer vier minuten tijd) is gebruikt om de grootte van de vragenlijst te bepalen. De
vragenlijst is, voor de definitieve afname, een aantal maal proefgedraaid onder de
beoogde respondenten en experts om de opzet en mogelijke onduidelijkheden te
verbeteren. In de komende paragrafen wordt beschreven welke gestandaardiseerde
vragenlijsten, of onderdelen hiervan, zijn opgenomen in de uiteindelijke vragenlijst.
Demografische kenmerken
De vragenlijst wordt ingeleid door naar demografische kenmerken te vragen: sekse,
leeftijd, inkomen en opleiding. De vraag naar de leeftijd is als een open vraag gesteld om
in de analyse meer mogelijkheden voor de dataverwerking over te houden. Om het netto
inkomen te meten is er gekeken naar de schaal die Mueller et al. (2010a) in hun
onderzoek hebben gebruikt. Het aantal gebruikte items is in de definitieve schaal van
acht naar zes teruggebracht. Bij opleiding wordt naar alle opties gevraagd die in
Nederland beschikbaar zijn of recentelijk beschikbaar zijn geweest (Colo, 2009). Bij enige
onduidelijkheden over deze vraag wordt er bij de afname een uitleg gegeven over de
verschillende afkortingen. In de digitale versie van de vragenlijst is er achter elke
afkorting een beschrijving gegeven.
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 19
Ongecontroleerd koopgedrag
Vanwege het niet voorhanden zijn van een gevalideerde vragenlijst in Nederland, om
ongecontroleerd koopgedrag te meten, is er besloten om een internationale vragenlijst
die de meeste raakvlakken heeft met het onderzoek te vertalen. Besloten is om de
Edwards Compulsive Buying Scale (Edwards, 1993) te gebruiken. De voornaamste
overwegingen om dit instrument te kiezen, in plaats van de veel gebruikte Compulsive
Buying Scale van Faber en O‟Quinn (1992), komen voort uit de resultaten van het
kwalitatieve onderzoek en nader theoretisch onderzoek. In tegenstelling tot de
vragenlijst van Faber en O‟Quinn meet de Edwards Compulsive Buying Scale niet
dichotoom en plaatst deze de eindscore op een continuüm van niet tot wel verslaafd.
Verder richt de vragenlijst van Edwards zich uitsluitend op het ongecontroleerd kopen.
Financiële gevolgen of het kopen om de stemming te verbeteren zijn in tegenstelling tot
de vragenlijst van Faber en O‟Quinn niet een onderdeel van de vragenlijst om
ongecontroleerd koopgedrag te meten. Andere vragenlijsten die eerder in Nederland zijn
afgenomen, waaronder die van Faber en O‟Quinn, ondervonden problemen in de validiteit
(Horváth & Adiguzel, 2010). Dit versterkte de keuze voor de Edwards Compulsive Buying
Scale. Manolis en Roberts (2008) bevelen in een vergelijkend onderzoek tussen beide
vragenlijsten aan dat de vragenlijst van Edwards het best gebruikt kan worden wanneer
men een beter begrip wil krijgen of een schatting wil maken van ongecontroleerd
koopgedrag onder de algemene populatie.
De vragenlijst meet met 13 vragen ongecontroleerd koopgedrag en valt verder op te
delen in vijf losstaande dimensies. Deze dimensies bestaan uit: neiging om te besteden,
dwang/aansporing om te besteden, gevoelens over winkelen en besteden, disfunctioneel
besteden en schuldgevoelens na het kopen. Verschillende onderzoeken (Edwards, 1993;
Desarbo & Edwards, 1996; Manolis & Roberts, 2008) beschouwen het instrument als
valide en tonen met behulp van een factoranalyse de verschillende dimensies aan. In het
onderzoek van Manolis en Roberts (2008) bleek een model waarin de eerste twee
dimensies (neiging om te besteden en dwang/aansporing om te besteden) waren
samengevoegd beter bij de data aan te sluiten.
Edwards (1993) vindt het zetten van een waarde waarop iemand al dan niet een
ongecontroleerde koper is arbitrair. Mogelijk hierdoor heeft ze in haar onderzoek geen
waarde (cut-off point) opgenomen om hierover uitspraak te doen. Om toch een mogelijke
indicatie te geven van het voorkomen van de stoornis zal in dit onderzoek iemand als
ongecontroleerde koper worden aangeduid bij een score die twee standaard deviaties
boven het gemiddelde uitkomt. Als indicatie voor deze gemiddelde score kan er naar het
eerste onderzoek van Edwards (1992) worden gekeken. Hier had de ongecontroleerde
koper een gemiddelde score van 28.5 en iemand uit de algemene populatie een score
van 15.7.
Financiële zorgen
Uit de Money Attitude Scale (Yamauchi & Templar, 1982) zijn bij de angstschaal drie
vragen aangepast en vertaald om financiële zorgen te meten. In het onderzoek naar de
attitude tegenover geld bouwde Sybrowsky (2007) verder op het onderzoek van Roberts
en Jones (2001) en vond dat angst over geld in twee subschalen (als antecedent en
gevolg) viel op te delen. In dit onderzoek zijn de vragen gebruikt die in het onderzoek
van Sybrowsky (2007) als gevolg waren gekenmerkt. De validiteit van de schaal werd in
de drie eerder genoemde onderzoeken als voldoende beoordeeld.
Somberheid
Somberheid zal in de vragenlijst worden gemeten met drie criteria van depressie uit de
DSM-IV-TR (2000). De vragen die hiervoor worden gebruikt zijn uit de Nederlandse
versie van de Patiënt Gezondheidsvragenlijst (PHQ-9) gehaald (Spitzer, Kroenke &
Williams, 1999). Vanwege de gevoelige aard van vele criteria (bijv. gedachten aan
zelfmoord) en een beperkte grootte van de vragenlijst is er de keuze gemaakt voor de
lichtere criteria van depressie. De PHQ-9 is in Nederland getest (Van SteenbergenOnderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 20
Weijenburg et al., 2010) en werd hierbij gezien als een efficiënt en valide
meetinstrument.
Stemming verbeteren
Het verbeteren van stemming wordt in twee vertaalde vragen gemeten die uit het
onderzoek van Arnold en Reynolds (2003) afkomstig zijn. Het betreft de vragen die de
genoegdoening (gratification) van het winkelen meten. Kort gezegd gaat dit om het
verbeteren van de stemming door te winkelen en geld uit te geven. Het meetinstrument
wordt in het onderzoek van Arnold en Reynolds (2003) als valide beschouwd.
Eigen inschatting koopgedrag
Tot slot wordt aan het eind van de vragenlijst aan de respondenten gevraagd in welke
mate ze verslaafd zijn aan kopen. Bij het vormgeven van de antwoordmogelijkheden
voor deze vraag is getracht “The Compulsive Buying Continuum” van Edwards (1993)
weer te geven. De term ongecontroleerd kopen wordt bij deze vraag niet gebruikt
vanwege de inschatting dat de term redelijk onbekend is bij de doelgroep. Voor de vraag
wordt een lijn weergegeven. Deze lijn loopt van helemaal niet tot helemaal wel verslaafd,
en kent net als de lijn van Edwards vijf vlakken. Het continuüm van Edwards loopt van
helemaal niet tot wel verslaafd en kent de volgende categorieën, die niet in de vragenlijst
worden weergegeven: Normaal/Niet compulsief, Recreatief, Grensgeval, Compulsief en
Verslaafd.
Voor het overzicht is de hierboven beschreven vragenlijst in de onderstaande tabel
samengevat. Naast elk beschreven onderwerp worden de vragen weergegeven die het
begrip meten.
Tabel 1. Overzicht van de vragenlijst
Onderwerp
Demografische kenmerken
Ongecontroleerd koopgedrag
Financiële zorgen
Somberheid
Stemming verbeteren
Eigen inschatting koopgedrag
3.7.
In vragenlijst (zie bijlage V)
Vraag 1 tot en met 4
Vraag 5, 7, 9-11, 14-19, 22 en 24
Vraag 12, 22 en 25
Vraag 13, 21 en 23
Vraag 6 en 8
Vraag 26
Verwerking en algemene beschrijving van de verzamelde data
Om de verzamelde data te verwerken en te analyseren is er gebruik gemaakt van het
statistische programma SPSS 19.1 (Statistical Package for the Social Sciences). De
antwoorden zijn gecodeerd en elke gestelde vraag heeft één antwoordmogelijkheid.
Ontbrekende data zijn als missing ingevoerd. Hieronder wordt een beschrijving gegeven
van de beoogde en behaalde steekproefgrootte en worden verder de demografische
gegevens evenals de representativiteit besproken.
Steekproefomvang en analyse
Om de grootte van de steekproef te bepalen is er van te voren gekeken welke analyses
er op de data worden uitgevoerd. Voor het nagaan van de verschillende factoren van het
koopgedrag zal er een factoranalyse worden uitgevoerd. Bij het nagaan van de
verschillende relaties die in het onderzoeksmodel zijn geformuleerd wordt met behulp
van AMOS (onderdeel van SPSS 19) een Structural Equation Model (SEM) opgezet.
Voor het uitvoeren van deze analyses geldt een aantal assumpties over de
steekproefgrootte. Bij het opzetten van een SEM wordt voorgeschreven om minimaal 200
respondenten te hebben (Kline, 2005). Voor het uitvoeren van een factoranalyse wordt
een minimum van 10 respondenten maal het aantal items voorgeschreven. Met een
vragenlijst die 13 vragen telt komt het te bereiken aantal van respondenten op 130 uit.
Het streven was dus om in ieder geval meer dan 200 respondenten te bereiken.
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 21
Uiteindelijk zijn, met de eerder beschreven manier van benadering, 234 respondenten in
Zuid-Holland bereikt die de vragenlijst volledig hebben ingevuld. De afname van de
vragenlijst vond plaats in de periode van 13 maart tot 2 april en heeft uiteindelijk op alle
dagen van de week plaatsgevonden, waaronder de koopavonden en in het weekend. Het
grootste aantal van de respondenten is uiteindelijk bereikt door de vragenlijst direct te
laten invullen. Ongeveer dertig keer is er naar de online vragenlijst gerefereerd, maar dit
leverde maar twee respondenten op. Wanneer we kijken naar het bereikte aantal mensen
in de verschillende steden zijn deze ongeveer gelijk vertegenwoordigd. Respectievelijk
kwamen 74 mensen uit Den Haag, 79 uit Rotterdam en 81 uit Leiden.
Demografische gegevens
Om een inzicht te geven in de verzamelde data is het raadzaam eerst een aantal van de
demografische gegevens te bespreken en na te gaan in hoeverre deze representatief zijn
voor de populatie van Zuid-Holland. Vanwege het ontbreken van nauwkeurige gegevens
is de vergelijking met de algemene cijfers over Nederland gemaakt. Daarnaast kunnen de
data op deze wijze ook worden gecontroleerd op codeerfouten en de spreiding. De
gegevens die worden besproken zijn geslacht, leeftijd, opleiding en inkomen.
De verdeling naar geslacht van de verschillende respondenten is 112 man (48%) en 122
vrouw (52%). Dit komt overeen met de CBS (2010) gegevens waarin de vrouwen ook
lichtelijk meer vertegenwoordigd zijn, respectievelijk 51% vrouw en 49% man. Vrouwen
zijn in dit onderzoek dus niet oververtegenwoordigd en bij de interpretatie van de
resultaten zal er een goede analyse kunnen worden gemaakt tussen eventuele
verschillen in mannen en vrouwen.
In de vragenlijst is gevraagd of respondenten hun leeftijd aan wilden geven en deze
resultaten zijn in onderstaande tabel in leeftijdscategorieën ingedeeld.
Tabel 2. Verdeling leeftijd
Jaren
18 t/m 22
23 t/m 30
23.5%
17.9%
31 t/m 40
13.7%
41 t/m 50
13.7%
51 t/m 60
12.8%
61 en ouder
18.4%
Hieruit valt op te maken dat jonge respondenten sterk vertegenwoordigd zijn in het
onderzoek. Dit valt voor een deel te herleiden aan een grotere bereidwilligheid onder
deze groep om aan het onderzoek mee te werken. Mede hierdoor is er een hoge piek
(kurtosis=1.03) in de normale verdeling van de data te zien en hebben we met een
scheve verdeling naar links te maken (skewness=.48). Omdat beide getallen rond de één
of lager zitten kan nog worden aangenomen dat de data wel normaal verdeeld zijn. Bij de
interpretatie van de resultaten dient hier echter wel rekening mee gehouden te worden.
De representativiteit van deze gegevens is moeilijk na te gaan, maar wanneer deze naast
die van het CBS (2010) worden gelegd komt de gemiddelde leeftijd overeen en is te zien
dat mensen boven de 40 jaar minder vertegenwoordigd zijn.
Tabel 3. Verdeling opleiding en inkomen
Tot slot werpen we nog een korte blik
Opleiding
Inkomen
op de inkomensverdeling en het
Basisonderwijs
2.6%
Lager dan €799
20.8%
opleidingsniveau van de
Mavo/Vmbo
12%
€800
t/m
€1599
25.7%
respondenten. Beiden variabelen
Mbo
22.2% €1600 t/m €2399
29.6%
hebben een redelijke normale
Havo/Vwo
22.2% €2400 t/m €3199
11.9%
verdeling en worden verder in het
Hbo
24.8% €3200 t/m €3999
5.3%
onderzoek als intervalvariabelen
Wo
15.8% €4000 en hoger
6.6%
gebruikt. Bij het inkomensniveau is te
zien dat ongeveer 76 procent een netto inkomen van minder dan 2400 euro per maand
heeft. Onder de respondenten valt verder waar te nemen dat hoger opgeleiden sterk
(40.6%) vertegenwoordigd zijn. Dit is niet geheel representatief voor Nederland (CBS,
2008) waar tegenwoordig ongeveer een kwart van de inwoners een Hbo of Wo opleiding
heeft afgerond.
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 22
4. ANALYSE EN RESULTATEN
Nadat in het vorige hoofdstuk onder andere de demografische kenmerken van de
respondenten zijn beschreven, zullen in dit hoofdstuk de data verder worden
geanalyseerd. Met behulp van een aantal statistische analyses wordt antwoord gezocht
op de gestelde hypotheses. Eerst wordt er gekeken naar ongecontroleerd koopgedrag
(hoofdvraag A), voordat dieper wordt in gegaan op de relaties die met het
ongecontroleerd kopen worden verwacht (hoofdvraag B en C). Tot slot worden de relaties
in het eerder opgestelde onderzoeksmodel (zie hoofdstuk 2.3) getoetst en geschat.
Statistische wegwijzer
Bij het lezen van dit hoofdstuk wordt tussen haakjes een aantal afkortingen gebruikt die
mogelijk bij een aantal lezers vraagtekens zullen oproepen. Om deze onduidelijkheden
voor te zijn volgt hieronder een korte uitleg over een aantal van deze termen.
M = de gemiddelde score voor een bepaalde variabele.
r
= de correlatiecoëfficiënt kan tot maximaal 1 of -1 oplopen en geeft de sterkte van
de samenhang aan.
p = de significantie geeft aan of het resultaat wel of niet door toeval is ontstaan. Het
is belangrijk dat dit getal onder de .05 ligt, aangezien dit aangeeft dat de kans
minder dan 5 procent is dat dit resultaat door toeval is gevonden.
4.1.
Ongecontroleerd koopgedrag
Ongecontroleerd koopgedrag staat centraal in dit onderzoek en van hieruit worden de
resultaten besproken. We kijken in welke mate ongecontroleerd koopgedrag mogelijk
voorkomt en naar de eigen inschatting van het koopgedrag. Daarnaast zal er een
factoranalyse worden uitgevoerd om na te gaan of ongecontroleerd koopgedrag in een
aantal achterliggende dimensies is onder te brengen (factoren).
Om in dit onderzoek uitspraak te doen over de mogelijke prevalentie in Nederland zal er
eerst worden nagegaan in hoeverre alle vragen van de Edwards Compulsive Buying Scale
ongecontroleerd koopgedrag meten. Na het testen van deze interne consistentie is te
zien dat de 13 vragen samen een hoge betrouwbaarheid (Cronbach‟s α=.818) hebben en
dat deze niet te verhogen valt door vragen uit de vragenlijst weg te laten. George en
Mallery (2003) geven de volgende vuistregel voor de gemeten betrouwbaarheid:
>.9=uitstekend, >.8=goed, >.7 =acceptabel en >.6=twijfelachtig. Met een goede
betrouwbaarheid kan voor alle respondenten de totaalscore van ongecontroleerd
koopgedrag worden berekend.
Hypothese 1 - Prevalentie ongecontroleerd koopgedrag
Uit de literatuurstudie is naar voren gekomen dat ongecontroleerd koopgedrag in het
buitenland onder ongeveer 5 tot 7 procent van de bevolking voorkomt. Om een
beschrijving te geven van het ongecontroleerd koopgedrag is er gekeken naar de
respondenten die twee standaarddeviaties boven het gemiddelde (M=13.38) scoorden.
Bij het aanhouden van deze waarde (een totaalscore vanaf 26) zijn er 11 respondenten
die aan deze definitie voldoen. Dit houdt in dat ongeveer 4.7 procent van de
respondenten uit de steekproef ongecontroleerd koopt. Deze bevindingen komen overeen
met de gegevens die buiten Nederland bekend zijn over ongecontroleerd koopgedrag.
Wanneer we de waarden van het ongecontroleerd kopen naast die van de eigen
inschatting van het koopgedrag leggen is er een positieve relatie (r=. 676, p<.01) te
zien. Dit geeft aan dat de inschatting van het eigen koopgedrag in veel gevallen nauw
overeenkomt met de score op ongecontroleerd koopgedrag. Hieronder wordt een tabel
weergegeven waarin de gemiddelden van de groep ongecontroleerde kopers is afgezet
tegen de resterende steekproef, oftewel de algemene populatie.
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 23
Tabel 4. Verdeling gemiddelde scores
Edwards Compulsive Buying Scale
(range: 0-52)
Eigen inschatting koopgedrag
(range: 0-10)
Prevalentie
Ongecontroleerde kopers
29.55
Resterende steekproef
12.95
6.55
2.45
4.7%
95.3%
Hypothese 2 - Overeenkomsten eigen inschatting koopgedrag
Voor de eigen inschatting van het koopgedrag geven 6 respondenten (2.6%) aan in de
hoogste categorie (range: 8-10) van een verslaving aan het kopen te horen. De eigen
inschatting tot het ongecontroleerd koopgedrag is onder respondenten lager dan dat
deze in de vragenlijst werd geschat. Dit zou mogelijk verklaard kunnen worden doordat
respondenten een andere definitie hebben over een verslaving aan kopen, hun probleem
met het kopen mogelijk niet erkennen of deze juist lager inschatten. De eigen inschatting
tot het kopen kent, behalve de verslaafdheidcategorie, nog vier andere categorieën die
afgeleid zijn van het continuüm van Edwards (1993). De grensgeval categorie dient
hierbij als een gemiddelde indicatie voor de verslaving aan het kopen. In de
onderstaande tabel is te zien dat ongeveer 70 procent van de respondenten hun
verslaving aan het kopen lager dan deze gemiddelde categorie inschatten.
Tabel 5. Eigen inschatting kopen (“The Compulsive Buying Continuum”)
Normaal
Recreatief
Grensgeval
Compulsief
(range: 0<2)
(range: 2<4)
(range: 4<6)
(range: 6<8)
44%
25.9%
15.5%
11.6%
Verslaafd
(range: 8-10)
2.6%
Achterliggende dimensies koopgedrag
Om meer inzicht in het koopgedrag van de respondenten te krijgen is onderzocht of het
gemeten ongecontroleerd koopgedrag uit meerder dimensies bestaat. De vragenlijst van
Edwards kent 13 vragen die volgens haar eerdere onderzoeken (1992, 1993) uit vijf
onderliggende dimensies bestaat. Om na te gaan of deze dimensies ook onder een
Nederlandse groep respondenten voorkomen wordt er naar de interne consistentie van
de verschillende dimensies gekeken, voordat er een factoranalyse wordt uitgevoerd om
mogelijke achterliggende dimensies in de data terug te vinden.
Tabel 6. Dimensies ECBS
Een voorlopige analyse van de
F1. Neiging om te besteden
α=.730
verschillende dimensies van Edwards
F2.
Dwang/aansporing
om
te
besteden
α=.229
geeft aan dat de betrouwbaarheid van
F3.
Gevoelens
over
winkelen
en
besteden
α=.818
de tweede dimensie (dwang/aansporing
F4. Disfunctioneel besteden
α=.706
om te besteden) zeer laag is (α=.229).
F5. Schuldgevoelens na het kopen
α=.612
Dit heeft doen besluiten om een
principale componenten analyse (PCA) uit te voeren en na te gaan of de grote
hoeveelheid aan gegevens mogelijk tot een kleiner aantal relevante dimensies is terug te
brengen. De analyse, gebaseerd op de eigenwaarden en een Varimax rotatie (Ford,
MacCallum & Tait, 1986), leverde 4 dimensies op.
De resultaten laten inderdaad zien (zie bijlage VIII) dat de vragen uit de tweede
dimensie over de overige factoren zijn verspreid (zie tabel 6). De resterende dimensies
komen redelijk tot goed overeen met de oorspronkelijk geformuleerde dimensies van
Edwards en zullen bij het benoemen van elke dimensie ongeveer dezelfde beschrijving
krijgen. Deze bevindingen worden in het onderzoek niet verder meegenomen, maar
zouden eventueel financiële hulpverleners en therapeuten bij het gebruik van de
vragenlijst kunnen helpen bij het inschatten van de onderliggende gedachten van het
ongecontroleerd koopgedrag.
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 24
4.2.
Antecedenten en gevolgen van ongecontroleerd koopgedrag
In het onderzoek is een aantal antecedenten en gevolgen opgenomen waarvan verwacht
wordt dat deze een relatie hebben met ongecontroleerd koopgedrag. Voor het vaststellen
van deze relaties dient eerst te worden nagegaan in hoeverre de schalen om financiële
zorgen, somberheid en een verbetering in stemming te meten betrouwbaar zijn.
De gemeten schalen van somberheid (α=.676) en financiële zorgen (α=.755) leveren een
voldoende betrouwbaarheid op, maar de schaal om een verbetering in stemming te
meten is echter onvoldoende (α=.440). Dit heeft ertoe geleid dat alleen de variabele in
het onderzoek wordt gebruikt die zich duidelijk op een verbetering in stemming na het
kopen richt. In de bijlagen (zie IX) is een overzicht weergegeven waarin alle mogelijke
relaties tussen de gemeten variabelen zijn opgenomen. Voordat alle relaties tezamen
worden getest in een Structural Equation Model wordt er eerst uitspraak gedaan over de
verschillende hypotheses.
Mogelijke antecedenten van ongecontroleerd koopgedrag
Als mogelijke oorzaken voor het ongecontroleerd kopen is er naar de relaties met
somberheid, sekse, leeftijd, inkomen- en opleidingsniveau gekeken. Hieronder wordt per
gestelde hypothese besproken of deze met de verzamelde data en verschillende analyses
is te beantwoorden.
Hypothese 3 – Somberheidgevoelens
Een gevoel van somberheid heeft in het onderzoek een positieve relatie (r=.303, p<.01)
met ongecontroleerd koopgedrag. Deze bevinding komt overeen met andere
onderzoeken die aangeven dat er voornamelijk uit een negatief gevoel aankopen worden
gemaakt. Hierbij moet wel in acht worden genomen dat de gevoelens die na het kopen
worden ervaren (schuld, schaamte, spijt en wanhoop) de somberheid mogelijk ook weer
kunnen versterken.
Hypothese 4 – Sekseverschillen
Om na te gaan welke sekse meer ongecontroleerd koopt wordt een verschilanalyse (ttest) uitgevoerd. Hieruit valt op te maken dat vrouwen (M=14.47) beduidend (p<.01)
meer ongecontroleerd kopen dan mannen (M=12.21). Dit verschil is verder terug te zien
in het aantal ongecontroleerde kopers die in dit onderzoek zijn aangeduid. Hierbij zijn
acht van de elf respondenten vrouw. Deze resultaten zijn in overeenstemming met de
algemene bevinding van onderzoekers dat vrouwen gevoeliger zijn om ongecontroleerd
koopgedrag te vertonen dan mannen.
Hypothese 5 – Leeftijd
De voorspelling dat jongere consumenten meer ongecontroleerd koopgedrag vertonen
wordt door de resultaten bevestigd. De leeftijd van de respondenten heeft een negatieve
relatie (r=-.317, p<.01) met het ongecontroleerd kopen. Bovendien is te zien dat alle
aangewezen ongecontroleerde kopers 35 jaar of jonger zijn en dat het aannemelijk is dat
vooral jongeren gevoelig zijn om het gedrag te vertonen.
Hypothese 6 – Inkomen
De hoogte van het inkomen staat in andere onderzoeken grotendeels niet in verband met
ongecontroleerd koopgedrag. In de hier verkregen resultaten is echter een negatieve
relatie (r=-.237, p<.01) te zien met het ongecontroleerd koopgedrag. Een lager inkomen
zou zo mogelijk meer kans geven om ongecontroleerd aankopen te doen dan een hoog
inkomen.
Hypothese 7 - Opleidingsniveau
In tegenstelling tot andere onderzoeken wordt er een negatieve relatie (r=-.237, p<.01)
gevonden tussen het opleidingsniveau en ongecontroleerd koopgedrag. Bij nader
onderzoek van dit resultaat is een duidelijk scheiding te zien tussen hoger opgeleiden en
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 25
de overige respondenten. Met behulp van een verschilanalyse (t-test) is te zien dat hoger
opgeleiden (M=11.73) significant (p<.01) minder ongecontroleerd kopen dan de andere
respondenten (M=14.50).
Mogelijke gevolgen van ongecontroleerd koopgedrag
Bij de mogelijke gevolgen van het ongecontroleerd kopen wordt er gekeken naar de
hypotheses die over het maken van financiële zorgen en het kopen voor een verbetering
in stemming zijn geformuleerd.
Hypothese 6 – Financiële zorgen
De financiële zorgen hebben een positieve relatie (r=.458, p<.01) met ongecontroleerd
kopen. Dit komt overeen met de voorspelling dat er mogelijk financiële zorgen worden
gemaakt over de schulden die door het ongecontroleerd kopen ontstaan. Of deze zorgen
eventueel de somberheid versterken is niet vanuit dit onderzoek vast te stellen. Er wordt
echter wel een sterke relatie (r=.427, p<.01) gevonden tussen financiële zorgen en
somberheid.
Hypothese 7 – Verbetering in stemming
De beoogde verbetering in stemming na het kopen, gemeten in één variabele, heeft een
positieve relatie met ongecontroleerd koopgedrag. Het gaat om het kopen om jezelf in
een slechte stemming beter te doen voelen (r=.474, p<.01). Deze resultaten komen
overeen met de algemene aanname dat ongecontroleerde kopers gaan kopen om een
tijdelijke verbetering in stemming te ervaren.
4.3.
Samenvattend onderzoeksmodel
Eerder is besproken in hoeverre er een relatie is gevonden tussen ongecontroleerd
koopgedrag en de geformuleerde antecedenten of gevolgen, maar weinig over de richting
en sterkte van deze verbanden. Met behulp van de literatuurstudie is bij de opzet van het
onderzoek een model opgesteld over de mogelijke richtingen van deze relaties. Om deze
relaties in een Structureal Equation Model te testen en te schatten wordt gebruik
gemaakt van AMOS 19. Het voordeel van deze methode is dat alle relaties tegelijkertijd
worden getoetst en hierdoor de uitslag over de verschillende relaties betrouwbaarder
maakt. Er is gekozen om alleen het model weer te geven dat vanuit de analyse en
theorie het beste past bij de gevonden data. Het inkomensniveau is hierbij niet in het
model opgenomen, omdat deze nadat alle andere variabele in het model waren
opgenomen geen relatie meer met ongecontroleerd koopgedrag had.
Beoordelen en testen
Voor het beoordelen van het onderstaande model worden een aantal Fit-indexen (NFI,
CFI, TLI en RMSEA) en een Chi-kwadraat gebruikt, die aangeven in welke mate de data
bij het model passen (Kline, 2005). De volgende cut-off waarden duiden op een goede fit
van het model: NFI en CFI>.90, TLI>.95 en RMSEA <.06, terwijl een niet-significante
Chi-kwadraat een correcte fit van het model aangeeft (Hu & Bentler, 1999; Arbuckle,
2005; Kline, 2005). Om een duidelijk overzicht van het model te geven zijn de errors (de
onverklaarde varianties) niet weergegeven. Deze zijn echter wel in de bijlagen terug te
vinden (zie bijlage X). De pijlen in het model staan voor de gestandaardiseerde
regressiegewichten en de twee richtingen pijl staat voor de correlatie tussen twee
variabelen.
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 26
Figuur. 2 Conclusie onderzoeksmodel
Het weergegeven model vertoont goede overeenkomsten met de gevonden data wanneer
de criteria voor de Chi-kwadraat (X2(12)=9.85, p<.63) worden aangehouden en ook de
fit-indexen duiden op een passend model (NFI=.96; CFI=1.00; TLI=1.00; RMSEA=.000).
Deze fit-indexen zijn minder sensitief voor een kleine steekproefgrootte en sluiten zo
goed aan bij de gevonden data (Sivo, Fan, Witta & Willse, 2006). De data zijn in het
model normaal verdeeld waarbij de skewness van alle afzonderlijke variabelen varieerde
van 0.07 tot 0.85 en de kurtosis van .15 tot 1.99 (West, Finch & Curran, 1995). De
multivariate normaliteit (gemeten over alle variabelen) ligt met een waarde van
-1.66 onder de kritieke ratio van +/-1.96 (Mardia, 1970).
Beschrijving
In het weergegeven model is te zien dat de antecedenten somberheid (p<.01) en sekse
(p<.01) een positieve relatie hebben met ongecontroleerd koopgedrag. Dit betekent dat
somberheid het ongecontroleerd kopen kan verhogen en dat sekse een duidelijke
voorspeller is van ongecontroleerd koopgedrag. Leeftijd (p<.01) en het opleidingsniveau
(p<.01) hebben een negatieve relatie. Dit geeft aan dat een lage leeftijd en opleiding het
ongecontroleerd kopen kunnen verhogen.
Aan de andere kant van het ongecontroleerd kopen is een positieve relatie te zien met de
financiële zorgen (p<.01) en de variabele die een verbetering in stemming meet (p<.01).
Dit houdt in dat een hoog niveau van ongecontroleerd koopgedrag de financiële zorgen
en het kopen voor een verbetering in stemming kunnen vergroten.
Tot slot zijn in het model nog een aantal andere relaties te zien. Sekse heeft een
positieve relatie (p<.02) met somberheid en zoals verwacht verklaren somberheid en
financiële zorgen een deel van elkaars onverklaarde variantie (p<.01). Tot slot is te zien
dat leeftijd een negatieve relatie (p<.04) heeft met financiële zorgen wat inhoudt dat een
lagere leeftijd mogelijk samengaat met meer financiële zorgen.
Indirecte effecten
Eventuele indirecte effecten (zie bijlage X) zijn in het onderzoeksmodel waar te nemen
tussen somberheid en het kopen voor een verbetering in stemming. Ongecontroleerd
koopgedrag medieert (variabele die midden in het proces ligt) in deze het kopen uit een
slecht gevoel om een verbetering in stemming te ervaren. Een ander duidelijk indirect
effect is dat van leeftijd op de gevolgen van ongecontroleerd koopgedrag. Jongeren
zullen via ongecontroleerd koopgedrag mogelijk nog meer financiële zorgen ervaren en
meer gaan kopen om hun eigen stemming te verbeteren.
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 27
5. CONCLUSIES, BEPERKINGEN EN AANBEVELINGEN
Het doel van dit onderzoek is om te kijken in hoeverre er onder winkelende volwassenen
in Zuid-Holland sprake is van ongecontroleerd koopgedrag en hoe dit samenhangt met
een aantal antecedenten en gevolgen. In dit hoofdstuk zal een conclusie worden gegeven
over dit onderzoek, waarna er een analyse wordt gemaakt van de mogelijke beperkingen
hiervan. Tot slot worden uit de bevindingen aanbevelingen geformuleerd voor het
werkveld dat met ongecontroleerd koopgedrag te maken heeft en mogelijke aanwijzingen
voor vervolgonderzoek.
5.1.
Conclusie
Dit onderzoek had als doel een beter beeld te geven van ongecontroleerd koopgedrag in
Zuid-Holland en geeft aan dat dit gedrag onder ongeveer 4.7 procent van de mensen
voorkomt. Vanuit een theoretisch kader zijn somberheid, financiële zorgen, een
verbetering in stemming, leeftijd en sekse geselecteerd als factoren die stelselmatig een
antecedent of gevolg zijn van het ongecontroleerd koopgedrag. De bevindingen uit het
empirisch onderzoek bieden een uitstekende ondersteuning voor deze vijf onderzochte
hypotheses.
Ongecontroleerd koopgedrag hangt in dit onderzoek samen met een gevoel van
somberheid en het kopen voor een verbetering in stemming. Dit sluit aan bij de
verwachting dat ongecontroleerde kopers voornamelijk uit een negatief gevoel aankopen
doen om een tijdelijke verbetering in stemming te ervaren. In het onderzoek is een
relatie gelegd tussen de financiële zorgen en ongecontroleerd koopgedrag. Deze relatie is
nog niet in veel andere onderzoeken aan bod gekomen. In het proces van
ongecontroleerd koopgedrag kunnen financiële zorgen belangrijk zijn, omdat deze een
duidelijke invloed kunnen hebben op de hoogte van opgebouwde schulden en de mentale
gezondheid.
Zoals verwacht, en eerder gedocumenteerd, komt ongecontroleerd koopgedrag meer
onder vrouwen dan mannen voor en zijn er tevens verschillen gevonden in leeftijd.
Jongeren zijn meer geneigd om ongecontroleerd te gaan kopen en maken eerder
financiële zorgen, wat voor een deel wordt gemedieerd door het ongecontroleerd
koopgedrag. Het onderzoek laat, in tegenstelling tot andere onderzoeken, een verband
zien tussen het opleidingsniveau en ongecontroleerd koopgedrag. Een lagere opleiding
kan zodoende meer kans geven om ongecontroleerd te gaan kopen.
Het onderzoek biedt tevens ondersteuning voor het gebruik van de Edwards Compulsive
Buying Scale in Nederland om een indicatie over iemands ongecontroleerd koopgedrag te
geven. De vragenlijst heeft een goede betrouwbaarheid, bestaat uit meerdere dimensies
en komt goed overeen met de inschatting die respondenten over hun eigen verslaving
aan het kopen hebben.
5.2.
Beperkingen
Net als bij elk ander onderzoek, doet zich ook bij dit onderzoek een aantal mogelijke
beperkingen voor. Deze worden in onderstaande paragrafen besproken en dienen bij de
interpretatie van de resultaten in acht genomen te worden.
De dataverzameling kende een aantal beperkingen die de representativiteit van het
onderzoek mogelijk kunnen verminderen. Ten eerste is de vragenlijst alleen afgenomen
in Den Haag, Rotterdam en Leiden en geeft zo weinig inzicht in ongecontroleerd
koopgedrag buiten deze steden. Het gedrag zou immers minder vaak buiten grote steden
kunnen voorkomen, aangezien de hoeveelheid beschikbare producten een invloed kan
hebben op het ongecontroleerd koopgedrag (Black, 2007). Ten tweede zijn, in de
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 28
aselecte steekproef, jongeren en hoger opgeleiden oververtegenwoordigd, wat deels is te
herleiden tot een grote non-respons bij de afname van de vragenlijst. Veel oudere
respondenten waren niet in staat om mee te werken (tijdgebrek of taalproblemen) of
weigerden aan het onderzoek mee te werken. Het niet voorhanden hebben van bronnen
over winkelende volwassenen in Zuid-Holland beperkt het nagaan van de
representativiteit van het onderzoek. Een gestratificeerde steekproef zou bij een
vervolgonderzoek uitkomst kunnen bieden door vooraf een selectie van de te bereiken
doelgroep te maken. Dit kan de oververtegenwoordiging van jongeren en hoger
opgeleiden in de steekproef voorkomen.
Andere beperkingen bevinden zich in de instrumenten die voor het onderzoek zijn
gebruikt. De interviewleidraad en vragenlijst zijn niet in Nederland gevalideerd en voor
de vragenlijst zijn er geen normgroepen beschikbaar om de resultaten mee te
vergelijken. Dit maakt het aanwijzen van ongecontroleerde kopers met een vragenlijst,
door middel van een cut-off score, arbitrair en kan zo een verkeerd beeld geven over de
mate waarin het gedrag voorkomt. Bijeenkomend is dat de vragenlijst uit het Engels is
vertaald, wat voor de introductie van de term koopbui heeft gezorgd, een vertaling van
buying binge. Deze term wordt in Nederland niet veel gebruikt, maar bleek in het
onderzoek een duidelijke voorspeller te zijn van de totaalscore van de vragenlijst.
Mogelijkerwijs kan de vragenlijst opnieuw in Nederland worden gevalideerd, waarbij
eventueel een normgroep kan worden aangelegd en andere vragenlijsten gebruikt
kunnen worden om de convergente validiteit tussen beide lijsten te testen (bijv. de Yale
Brown Obsessive-Compulsive Scale Shopping Version, Monahan, Black & Gabel, 1995 of
de Compulsive Buying Index, Ridgway, Kukar-Kinney & Monroe, 2008).
Het geformuleerde onderzoeksmodel is in dit onderzoek zowel een kracht als
tegelijkertijd een beperking. Somberheid en financiële zorgen zijn met behulp van de
literatuurstudie in het model geplaatst, maar zouden echter ook ergens anders in het
model kunnen worden neergezet. Beiden zouden een direct gevolg kunnen zijn van het
ongecontroleerd koopgedrag, maar zouden eveneens het gedrag kunnen versterken. Bij
de interpretatie van dit model moet men daarom voorzichtig zijn aangezien een
structural equation model geen bewijs is voor causale verbanden (Raykov & Penev,
2002). Een andere kanttekening bij het model is het niet vinden van een relatie tussen
het opleidingsniveau en somberheid (De Graaf et al., 2010). Dit valt mogelijk te
verklaren door het relatief kleine aantal vragen dat gebruikt is om somberheid te meten
en de mogelijkheid dat de relatie tussen beiden variabelen werkelijk zwak is (Grulke et
al., 2006).
5.3.
Aanbevelingen
Uit de verkregen resultaten van dit onderzoek is een aantal aanbevelingen te formuleren
die in de komende paragrafen nader worden toegelicht.
Aandacht voor ongecontroleerde kopers
De resultaten van dit onderzoek laten zien dat er wellicht een grote groep in Zuid-Holland
is die ongecontroleerd koopt. Bij het verlenen van financiële of psychologische hulp
dienen hulpverleners zich bewust te zijn van eventueel ongecontroleerd koopgedrag
onder hun cliënten. Het onderzoek wijst aan dat jongeren, vrouwen en lager opgeleiden
een risico hebben om ongecontroleerd te gaan kopen. Zodoende dient in de
hulpverlening extra aandacht uit te gaan naar jonge vrouwen die een lage opleiding
hebben afgerond, omdat deze waarschijnlijk meer somberheid en financiële zorgen bij
het ongecontroleerd kopen ervaren. Bij het beoordelen van het ongecontroleerd
koopgedrag kan de Compulsive Buying Scale van Edwards uitkomst bieden. De
verschillende achterliggende dimensies van het instrument zouden tevens meer inzicht
kunnen geven in de onderliggende gedachten van het ongecontroleerd kopen.
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 29
Verduidelijking definitie ongecontroleerd koopgedrag
Het ontbreken van een duidelijke definitie over ongecontroleerd koopgedrag kan mogelijk
bijdragen aan de beperkte aandacht die de stoornis op dit moment krijgt. Ondanks dat
de criteria van McElroy (1994) algemeen worden omarmd, zijn er geen pogingen
ondernomen om de betrouwbaarheid of validiteit van deze criteria te achterhalen. Dit zet
tevens vraagtekens bij de instrumenten die nu gebruikt worden om ongecontroleerd
koopgedrag te meten. Onderzoek is nodig om duidelijkheid te krijgen over de rol van
deze instrumenten en te kijken in hoeverre deze hetzelfde begrip van ongecontroleerd
koopgedrag meten (Manolis & Roberts, 2008).
Andere punten van interesse zijn de achterliggende redenen voor het gevonden verschil
in sekse en de relatie die ongecontroleerd koopgedrag met andere psychische
stoornissen heeft. Speelt een angststoornis of depressie zich bijvoorbeeld altijd voor het
ongecontroleerd koopgedrag af, of is dit meestal andersom? Dit valt te verduidelijken
door meer follow-up en longitudinaal onderzoek uit te voeren. Neurobiologisch onderzoek
kan verder inzicht geven in hoe het ongecontroleerd kopen zich ontwikkelt.
In Nederland zou meer onderzoek gedaan moeten worden naar andere bepalende
factoren (angststoornissen, materialisme en het verkrijgen van een ideale identiteit) van
ongecontroleerd koopgedrag. Dit zou in samenspraak kunnen zijn met mensen die in de
praktijk in aanraking komen met ongecontroleerde kopers en hierdoor meer inzicht
kunnen geven in de mogelijke problematiek. Dit met als doel na te gaan in hoeverre er
een gemeenschappelijke basis onder hulpverleners is voor ongecontroleerd koopgedrag.
Inzicht in financiële zorgen
Financiële zorgen kunnen een duidelijke indicator zijn voor de hoogte van opgebouwde
schulden en de mentale gezondheid, zoals somberheidgevoelens (Drentea, 2000; Fitch et
al., 2009). Onderzoekers stellen dat deze zorgen mogelijk een belangrijk mediërend
effect kunnen hebben tussen de schulden en de mentale gezondheid (Fitch et al., 2009).
Onderzoek is nodig om na te gaan hoe ongecontroleerd koopgedrag, schulden, financiële
zorgen en de mentale gezondheid elkaar beïnvloeden. Bij behandeling of preventie zijn
deze factoren zeer belangrijk, aangezien mensen met schulden en mentale problemen
weinig hulp zoeken en wanneer er financiële hulp wordt gezocht zij de mentale
problemen niet benoemen (Fitch et al., 2009).
Verder onderzoek dient meer inzicht te geven in het maken van financiële zorgen om bij
de behandeling van eventuele somberheid of schulden doorverwijzing tussen
verschillende hulpverleners te vergemakkelijken. Essentieel is om hierbij na te gaan in
hoeverre financiële zorgen een gevolg of versterker zijn van de financiële of mentale
problemen. Onderzoek naar financiële zorgen is belangrijk aangezien deze onder andere
in verband zijn gebracht met een lagere productiviteit op het werk of school (GrensingPophal, 2002; Ross, Cleland & Macleod, 2006) en een lage zelfwaarde (Hira & Mugenda,
1999). Zorgen vormen immers een belangrijk onderdeel van het financiële welzijn (Joo,
2008, p.30): “Een staat van financiële gezondheid, geluk en vrij van zorgen".
Aandacht voor jongeren
Ongecontroleerd koopgedrag lijkt een toenemende zorg onder jongeren wat in dit
onderzoek wordt bevestigd. Voorlichting of preventie die gericht is op jongeren dient in
de aanpak niet alleen rekening te houden met de mate waarin er geld wordt uitgegeven,
maar ook te kijken in hoeverre dit ongecontroleerd gebeurt. Veel voorkomende
antecedenten en gevolgen van ongecontroleerd koopgedrag kunnen hierbij als een
afschrikkend voorbeeld dienen. Door het gevonden verschil in sekse is het belangrijk om
voor mannen en vrouwen een andere aanpak te realiseren.
Diepgaande studies onder jongeren zouden duidelijkheid kunnen geven waarom deze
groep gevoeliger is om ongecontroleerd te gaan kopen dan anderen. Om meer inzicht in
de gedachten, gevoelens en het gedrag van jongeren bij het kopen te krijgen kan
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 30
gebruik worden gemaakt van experience sampling (deelnemers maken op bepaalde
tijden aantekeningen van hun ervaringen) of door een jongere tijdens het winkelen te
volgen en te observeren. Een onderzoeker kan zo alle fasen die zich voor tot na het
kopen afspelen vastleggen en analyseren. Uit het vooronderzoek van deze studie
kwamen een aantal punten naar voren waar tot op heden onder jongeren nog weinig
onderzoek naar is gedaan. Het gaat hierbij om de grote beschikbaarheid aan winkels (onen offline), er kan nu zelfs in het Leidse station naar kleding worden gewinkeld (“als ik
hier op het station ben en een tijdje moet wachten dan ga ik eventjes wat winkels
doorlopen en dat soort dingen”). Een ander punt uit het onderzoek is de wens onder de
jongeren om niet „rood‟ te staan.
Achterhalen opleidingsniveau
Verder onderzoek zou kunnen trachten het gevonden effect van het opleidingniveau te
achterhalen. Verklaringen voor minder ongecontroleerd koopgedrag onder hoger
opgeleiden zouden kunnen liggen in een hoger arbeidsparticipatie (minder vrije tijd),
grotere gerichtheid op de toekomst (Nibud, 2007) en een lagere kans op stemmings- en
angststoornissen (De Graaf et al., 2010).
Online aankopen doen
Online winkelen is onder Nederlandse bevolking de laatste vijf jaar met 40 procent
gestegen tot ongeveer 77 procent (CBS, 2011). De toename van online winkelen zou een
effect kunnen hebben op het traditionele winkelpatroon in Nederland, dat zich hiervoor
voornamelijk in winkels afspeelde. Vervolgonderzoek moet zich richten op het
ongecontroleerd kopen dat online gebeurt en dient na te gaan in hoeverre er verschillen
zijn met de traditionele manier van winkelen. Spelen bij het online winkelen andere
motivaties of gevolgen een rol en is een bepaalde doelgroep hier meer gevoelig voor,
zoals de eerder vermelde jongeren?
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 31
6. LITERATUURLIJST
American Psychiatric Association (1987). Diagnostic and statistical manual of mental
disorders, 3rd ed, revised. Washington: American Psychiatric Press.
American Psychiatric Association. (2000). Diagnostic and statistical manual of mental
disorders (4th ed., text rev.). Washington, DC: Author
Arbuckle, J.L. (2007). Amos user‟s guide. Chicago: SPSS.
Arnold, M.J., & Reynolds, K.E. (2003). Hedonic shopping motivations. Journal of
Retailing, 79(2), 77-95.
Baarda, D.B. (2007). Basisboek methoden en techniek. Noordhoff Uitgevers B.V.
Belk, R.W. (1988). Third world consumer culture. Research in Marketing, 4, 103-127.
Black, D.W., Repertinger, S., Gaffney, G.R., & Gabel, J. (1998). Family history and
psychiatric comorbidity in persons with compulsive buying: preliminary findings. The
American Journal of Psychiatry, 155, 960-3.
Black, D.W., Belsare, G., & Schlosser, S. (1999). Clinical features, psychiatric
comorbidity, and health-related quality of life in persons reporting compulsive
computer use behaviour. Journal of Clinical Psychiatry, 60, 839-844.
Black, D.W., Monahan, P., Schlosser, S., & Repertinger, S. (2001). Compulsive buying
severity: An analysis of compulsive buying results in 44 subjects. Journal of Nervous
and Mental Disease, 189, 123–126.
Black, D.W. (2007) A review of compulsive buying disorder. World Psychiatry, 6, 14-18.
Black, D.W., Shaw, M., & Blum, N. (2010). Pathological gambling and compulsive buying
do they fall within an obsessive-compulsive spectrum? Dialogues Clinical
Neurosciences, 12(2), 175-85.
Bleuler, E. (1930). Textbook of psychiatry. New York: Macmillan.
Brinkma., J. (2006). Cijfers spreken, Leerboek Statistiek en methodologie voor het hoger
onderwijs. Noordhoff Uitgevers (vierde druk).
Boermans, J.A.J., & Egger, J.I.M. (2010). Koopverslaving of oniomanie. Tijdschrift voor
psychiatrie 52(1), 29-39.
CBS (2008). De gezonde levensverwachting naar sociaaleconomische status. Centraal
Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen.
CBS (2008). Jaarboek onderwijs in cijfers 2009. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den
Haag/Heerlen.
CBS (2010). Statline: Bevolking; kerncijfers. Centraal Bureau voor de statistiek, Den
Haag/Heerlen.
CBS (2011). Online winkelen steeds populairder (webartikel). Centraal Bureau voor de
statistiek, Den Haag/Heerlen.
Christenson, G.A., Faber, J.R., & De Zwaan, M. (1994). Compulsive buying: descriptive
characteristics and psychiatric comorbidity. Journal Clinical Psychiatry, 55, 5-11.
Clark, M., & Calleja, K. (2008). Shopping addiction: A preliminary investigation among
Maltese university students. Addiction Research and Theory, 16(6), 633-649.
Claes, L., Bijttebier, P., Van Den Eynde, F., Mitchell, J.E., Faber, R., De Zwaan, M., &
Mueller, A. (2010). Emotional reactivity and self-regulation in relation to compulsive
buying. Personality and Individual Differences, 49, 526-530.
Colo (2009). Het nederlands onderwijssysteem. Afdeling Internationale
Diplomawaardering, September
De Graaf, R., Ten Have, M., & Van Dorsselaer, S. (2010) NEMESIS 2: De psychische
gezondheid van de Nederlandse bevolking. Trimbos-instituut.
Desarbo, W.S., & Edwards, E. (1996). Typologies of compulsive buying behavior: A
constrained clusterwise regression approach. Journal of Consumer Psychology, 5,
231-262.
Dittmar, H., Beattie, J., & Friese, S. (1996). Objects, decision considerations and self
image in men‟s and women‟s impulse purchases. Acta Psychol (Amst), 93(1-3), 187206.
Dittmar, H. (2004). Understanding and diagnosing compulsive buying. Coombs R (ed).
Addictive disorders: a practical handbook. New York: Wiley, 411-50.
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 32
Dittmar, H. (2005) Compulsive buying – a growing concern? An examination of gender,
age, and endorsement of materialistic values as predictors. British Journal of
Psychology, 96, 467–491
Dittmar, H., Long, K., & Bond, R. (2007). When a better self is only a click away:
Associations between materialistic values, emotional and identity-related buying
motives and compulsive buying on-line. Journal of Social and Clinical Psychology, 26,
334–361.
Drentea, P. (2000). Age, debt and anxiety. Journal of Health and Social Behavior, 41(4),
437-50.
Edwards, E.A. (1992). The measurement and modeling of compulsive consumer buying
behavior. Published Dissertation, the University of Michigan; University Microfilms.
Edwards, E. A. (1993). Development of a new scale for measuring compulsive buying
Behavior. Financial Counseling and Planning, 4.
Ergin, E. A. (2010). Compulsive buying behavior tendencies: The case of Turkish
consumers. African Journal of Business Management, 4(3), 333-338.
Faber, R.J., & O‟Guinn, T.C. (1992). A clinical screener for compulsive buying. Journal of
Consumer Research, 19, 459-469.
Faber, R.J., & Vohs, K.D. (2004). To buy or not to buy? Self-control and self-regulatory
failure in purchase behavior. In R.F. Baumeister (Ed.), Handbook of selfregulation:
Research, theory, and application, 509–524. New York: Guilford Press.
Faber, R. J. (2010). Impulsive and compulsive buying. Wiley International Encyclopedia
of Marketing.
Filomensky, T.Z., & Tavares, H. (2009). Cognitive restructuring for compulsive buying.
Revista Brasileira de Psiquiatria, 31(1), 77-8.
Fitch, C., Hamilton, S., Basset, P., & Davey, R. (2009). Debt and mental health: what do
we know? what should we do? London: Royal College of Psychiatrists, 25p.
Ford, J., MacCallum, R., & Tait, M. (1986). The application of factor analysis in applied
psychology: A critical review and analysis. Personnel Psychology, 39, 291–314.
George, D., & Mallery, P. (2003). SPSS for Windows step by step: A simple guide and
reference. 11.0 update (4th ed.). Boston: Allyn & Bacon.
Grant, J.E. (2003). Three cases of compulsive buying treated with naltrexone.
International Journal of Psychiatry Clinical Practice, 7, 223-5.
Grensing-Pophal, L. (2002). Drowning in debt. Credit Union Management, 25, 42-45.
Grit, R. (2008). Projectmanagement. Groningen: Noordhoff.
Grulke, N., Bailer, H., Blaser, G., Geyer, M., Schmutzer, G., Brähler, E., & Albani, C.
(2006). Worrying about one's job, family, financial situation and health - results of a
population-representative study. Psycho-social Medicine, 11(3), Doc11.
Hollander, E. (2009). Behavioral addictions and dirty drugs. CNS Spectrums: The
International Journal of Neuropsychiatric Medicine, 14(2), 60-61.
Holden, C. (2001). Behavioral addictions; do they exist? Science, 294, 980-2.
Horváth, C., Adiguzel, F. (2010) Measures of compulsive buying: Applications and
recommendations. Radboud University Nijmegen and VU University of Amsterdam.
Hu, L.T., & Bentler, P.M. (1999). Cut-off criteria for fit indices in covariance structure
analysis: Conventional criteria versus new alternatives. Structural Equation Modeling,
6, 1-55.
Hira, T.K., & Mugenda, O.M. (1999). The relationships between self-worth and financial
beliefs, behavior, and satisfaction. Journal of Family and Consumer Sciences, 91(4),
76-82.
Jenkins, R., Bhugra, D., Bebbington, P., Brugha, T., Farrell, M., Coid, J., Fryers, T., Weich
S., Singleton, N., & Meltzer, H. (2008). Debt, income and mental disorder in the
general population. Psychological Medicine 38, 1485-1494.
Joireman, J., Kees, J., & Sprott, D. (2010). Concern with immediate consequences
magnifies the impact of compulsive buying tendencies on college students‟ credit
card debt. The Journal of Consumer Affairs, 44, 1.
Joo, S., (2008). Personal financial wellness. In J.J. Xiao (Ed.), Handbook of consumer
finance research. New York: Springer.
Karsten, C. (2003). Shoppen! De lust, het lijden en de lol. Uitgeverij Elmar B.V.
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 33
Karsten, C. (2008). Koopverslaving. In Kerssemaker, R. (Ed.), Drugs en alcohol. Gebruik,
misbruik en verslaving, Bohn, Stafleu en van Loghum.
Kellett, S., & Bolton, J.V. (2009). Compulsive Buying: A cognitive–behavioural model.
Clinical Psychology and Psychotherapy, 16, 83-99.
Kline, R.B. (2005). Principles and practice of structural equation modeling (2nd edition).
New York: The Guilford Press.
Koran, L.M. (2005). Escitalopram treatment evaluated in patients with compulsive
shopping disorder. Primary Psychiatry, 12(12), 13.
Koran, L.M., Faber, R.J., Aboujaoude, E., Large., M.D., & Serpe, R.T. (2006). Estimated
prevalence of compulsive buying in the United States. The American Journal of
Psychiatry, 163, 1806-12.
Kraepelin, E. (1915). Psychiatrie, 8th ed. Leipzig: Barth.
Kuzma, J., & Black, D.W. (2006). Compulsive shopping – when spending begins to
consume the consumer. Current Psychiatry, 7, 27-40.
Kyrios, M., Frost, R.O., & Steketee, G. (2004). Cognitions in compulsive buying and
acquisition. Cognitive Therapy & Research, 28, 241-258
Mandell, L. (2008). The financial literacy of young american adults: Results of the 2008
national jumpstart coalition survey of high school seniors and college students. The
Jumpstart Coalition for Personal Financial Literacy, Washington, DC.
Manolis, C., & Roberts, J.A. (2008). Compulsive buying: Does it matter how it‟s
measured? Journal of Economic Psychology, 29, 555-576.
Mardia, K.V. (1970). Measures of multivariate skewness and kurtosis with applications.
Biometrika, 57(3), 519-530.
McElroy, S.L., Keck, P.E., Pope Jr., H. G., Smith, J.M.R., & Strakowski, S.M. (1994).
Compulsive buying: A report of 20 cases. Journal of Clinical Psychiatry, 55(6), 242248.
Michael, B., Spitzer, R.L., Gibbon, M., & Williams, J.B.W (2002). Structured clinical
interview for DSM-IV-TR axis I disorders, research version, patient edition. (SCIDI/P). New York: Biometrics Research, New York State Psychiatric Institute.
Miltenberger, R.G., Redlin, J., Crosby, R., Stickney, M., Mitchell, J., Wonderlich, S.,
Faber, R., & Smyth, J. (2003). Direct and retrospective assessment of factors
contributing to compulsive buying. Journal of Behavior Therapy and Experimental
Psychiatry, 1(34), 1-9.
Mitchell, J.E., Burgard, M., Faber, R., Crosby, R.D., & De Zwaan, M. (2006). Cognitive
behavioral therapy for compulsive buying disorder. Behaviour Research and Therapy,
44, 1859-65.
Monahan, P., Black, D.W., & Gabel, J. (1995). Reliability and validity of a scale to
measure change in persons with compulsive buying. Psychiatry Res, 64, 59-67.
Moonen, L., Otten, F., & Pleijers, A. (2011). Inkomens en positie op de arbeidsmarkt.
Sociaaleconomische trends, 1e kwartaal 2011.
Mueller, A., Mitchell, J. E., Crosby, R.D., Glaesmer, O., & de Zwaan, M. (2008). The
prevalence of compulsive hoarding and its association with compulsive buying in a
German population-based sample. Behaviour Research and Therapy, 47(8), 705-709.
Mueller, A., Mitchell, J. E., Crosby, R.D., Gefeller, O., Faber, R.J., Martin, A., Bleich, S.,
Glaesmer, H., Exner, C., & de Zwaan, M. (2010a). Estimated prevalence of
compulsive buying in Germany and its association with sociodemographic
characteristics and depressive symptoms. Psychiatry Research, 180(2), 137-142..
Mueller, A., Mitchell, J.E., Black, D.W., Crosby, R.D., Berg, K., & De Zwaan, M. (2010b).
Latent profile analysis and comorbidity in a sample of individuals with compulsive
buying disorder. Psychiatry Research, 178(2), 348-353.
Mueller, A., Claes, L., Mitchell, J.E., Wonderlich, S.A., Crosby, R.D., & De Zwaan, M.
(2010c). Personality prototypes in individuals with compulsive buying based on the
big five model. Behaviour Research and Therapy, 48(9), 930-935.
Nenkov, G., Inman, J.J., & Hulland, J. (2008). Expectations about the future: Elaboration
of potential outcomes as a determinant of self-regulation. Journal of Consumer
Research, 35, 126-141.
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 34
Nibud (2007). Goed geregeld geldzaken nu en later. Nationaal Instituut voor
Budgetvoorlichting, Utrecht.
O‟Guinn, T.C., & Faber, R.J. (1989). Compulsive buying: A phenomenological exploration.
Journal of Consumer Research, 16, 147-157.
Park, H. & Burns, L. D. (2005). Fashion orientation, credit card use, and compulsive
buying. Journal of Consumer Marketing, 22(3), 135-141.
Pooler, J. (2003). Why we shop: Emotional rewards and retail strategies. London:
Praeger.
Raykov, T., & Penev, S. (2002). Exploring structural equation model misspecifications via
latent individual residuals. In G. A. Marcoulides & I. Moustaki (Eds.), Latent variable
and latent structure models (pp. 121-134). Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum.
Ridgway, N. M., Kukar-Kinney, M., & Monroe, K. B. (2008). An expanded
conceptualization and a new measure of compulsive buying. Journal of Consumer
Research, 35, 622-639.
Roberts, J.A., & Jones, E. (2001). Money attitudes, credit card use, and compulsive
buying among American college students. The Journal of Consumer Affairs, 35(21),
213-240.
Robichaud, M., Dugas, M.J., & Conway, M. (2003) Gender differences in worry and
associated cognitive-behavioral variables. Journal of Anxiety Disorders, 17(5), 501516.
Rose, P. (2007). Mediators of the association between narcissism and compulsive buying:
The roles of materialism and impulse control. Psychology of Addictive Behaviors,
21(4), 576-581.
Ross, S., Cleland, J., & Macleod, M.J. (2006). Stress, debt and undergraduate medical
student performance. Medical Education, 40(6), 584–589.
Schlosser, S., Black, D.W., Repertinger, S., & Freet, D. (1994). Compulsive buying:
demography, phenomenology, and comorbidity in 46 subjects. General Hospital
Psychiatry, 16, 205-12.
Sivo, S.A., Fan, X.T., Witta, E.L. & Willse, J.T. (2006). The search for „optimal‟ cutoff
properties: fit index criteria in structural equation modeling, The Journal of
Experimental Education, 74(3), 267-289.
Spitzer, R., Kroenke, K., & Williams, J. (1999). Validation and utility of a self-report
version of PRIME-MD: the PHQ Primary Care Study. Journal of the American Medical
Association, 282, 1737-1744.
Steiger, J., Müller, A. (2010). Pathologisches Kaufen. Psychotherapeut, 55, 429-440.
Sybrowsky, J.P. (2007). Paths toward impulsive buying: The effect of credit use and debt
avoidance on the paths between money attitudes and impulsive buying among U.S.
college students. School of Family Life Marriage, Family, and Human Development
Graduate Program, Master of Science.
Van Steenbergen-Weijenburg, K.M., De Vroege, L., Ploeger, R.R., Brals, J.W., Vloedbeld,
M.G., Veneman, T.F., Hakkaart-van Roijen, L., Rutten, F.F.H., Beekman, A.T.F., &
Van der Feltz-Cornelis, C.M. (2010). Validation of the PHQ-9 as a screening
instrument for depression in diabetes patients in specialized outpatient clinics. BMC
Health Services Research, 10, 235
Wang, C.C., & Yang, H.W. (2008). Passion for online shopping: The influence of
personality and compulsive buying. Social Behavior and Personality, 36, 693–706.
West, S.G., Finch, J.F., & Curran, P.J. (1995). Structural equation models with nonnormal variables: Problems and remedies. In R. Hoyle (Ed.), Structural Equation
Modeling: Concepts, Issues and Applications, 56-75. Newbury Park, CA: Sage.
Yurchisin, J., & Johnson, K.K.P. (2004). Compulsive buying behaviour and its relationship
to perceived social status associated with buying, materialism, selfesteem and
apparel-product involvement. Family and Consumer Sciences Research Journal, 32,
291–314.
Yamauchi, K.T, & Templer, D.J. (1982). The development of a money attitude scale.
Journal of Personality Assessment, 46(5), 522-8.
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 35
7. BIJLAGEN
I
Face-to-face interview – Leidraad
1. Koopt u weleens impulsief een product?
Zo ja, wat zet u hier toe aan, komt het vaak voor en welke producten koopt u
(interesse in mode en producten verzamelen)? Schaamt u zich hiervoor?
- Zo nee, wat zijn de reden dat u dit niet doet?
Controle: Komt het weleens voor dat u opeens sterk de drang heeft om iets te gaan
kopen?
-
2. Koopt u weleens spullen die u zich niet kunt veroorloven?
- Zo ja, hoe betaalt u deze en wat zijn mogelijke financiële gevolgen?
-
Zo nee, wat hield u tegen? Kijkt u dan financieel vooruit?
3. Komt het weleens voor dat u gaat winkelen of producten koopt om u beter te doen
voelen?
- Zo ja, verdwijnen deze gevoelens dan of komen deze later weer terug en welke
producten koopt u dan?
- Zo nee, wat is voor u een uitlaatklep om u zelf beter te doen voelen?
4. Hoe betaalt u voor het merendeel van de aankopen in de winkel?
Verschilt het betaalmiddel per aankoop? Gebruikt u weleens een creditcard om producten
te kopen? Betaalt u weleens een product op afbetaling? Is dit voor de grote of de kleine
aankopen?
5. Krijgt u weleens van anderen te horen dat u teveel geld uitgeeft tijdens het winkelen?
-
Zo ja bent u het hier mee eens? Wat is de aanleiding voor het geld uitgeven?
Zo nee, zou u meer geld uitgeven als u dat had?
6. Tot slot hoe zou u uzelf beschrijven als u uit winkelen gaat:
□
□
Funshopper
Troostkoper
□
□
Dwangkoper
Koopjesjager
Toevoeging:
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 36
Ondersteunende informatie
Per gestelde vraag wordt er een korte toelichting gegeven.
1. Impulsief of drang kopen.
Impulsief kopen wordt vaak samen met ongecontroleerd koopgedrag genoemd, maar
in welke mate komen deze vormen voor en maken ze samen deel uit van het
koopgedrag?
2. Financiële kant.
Gevolgen op financieel gebied worden veel besproken, maar weinig aangetoond. In
welke mate koopt de doelgroep producten die deze zich niet kan veroorloven en
wordt er over mogelijke financiële gevolgen gesproken? De gestelde vraag is afgeleid
van de Compulsive Buying Scale van Faber en O‟Quinn (“Bought things even though I
couldn't afford them”) en duidt op een mogelijk verlies van controle in het
koopgedrag.
3. Stemming.
Het kopen om de stemming te verbeteren is een belangrijke aanname bij
ongecontroleerd koopgedrag. In hoeverre kopen mensen om hun stemming te
verbeteren? De gestelde vraag is afgeleid van de Compulsive Buying Scale: “Bought
something in order to make myself feel better”.
4. Betaalmiddel.
Creditcardschulden worden in verband gebracht met ongecontroleerd kopen, maar in
hoeverre hebben mensen in Nederland een creditcard en maken ze hier gebruik van?
Mede wordt nagegaan of het uitschrijven van een cheque bij het maken van
aankopen in Nederland voorkomt. Indien de Compulsive Buying Scale van Faber en
O‟Quinn (1992) in het onderzoek wordt gebruikt dan moeten deze vormen van
betaling voldoende voorkomen. De twee vragen luiden als volgt: “Wrote a check
when I knew I didn't have enough money in the bank to cover it” en “Made only
minimum payments on my credit cards”.
5. Sociale factoren
Gevolgen op sociaal gebied worden veelal besproken, maar worden er enige
indicatoren gegeven voor mogelijke problemen? De gestelde vraag is deels afgeleid
uit de Compulsive Buying Scale: “Felt others would be horrified if they knew of my
spending habits”.
6. Eigen classificatie koopgedrag.
Carien Karsten onderscheidt in haar boek vier typen koopverslaafden. In hoeverre
komen deze typen overeen met een algemene doelgroep die niet allemaal
koopverslaafd zijn?
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 37
II
Face-to-face interview – Categorisatie
Impulsiviteit of drang
Onderwerp
- Impulsiviteit
- Geen impulsiviteit of drang
- Aanbiedingen (reden)
- Technische artikelen (product)
- Eten (product)
- Interesse in mode
Financiële kant
Onderwerp
- Producten kopen niet te
veroorloven
- Sparen (reden niet doen)
- Ouders (reden niet doen)
Aantal
24×
9×
2×
2×
5×
7×
Onderwerp
- Drang
- Mooi product (reden)
- Kleding (product)
- Media (cd‟s en dvd‟s)
- Internet kopen
Aantal
2×
7×
10×
2×
3×
Aantal
10×
Onderwerp
- Financiële problemen
Aantal
0×
2×
- Geen of te weinig geld (reden
niet doen)
5×
2×
Stemming
Onderwerp
- Verbetering in stemming kopen
- Gevoelens houden kort aan
Aantal
10×
1×
Onderwerp
- Eten (product)
- Gevoelens houden lang aan
Aantal
2×
4×
Betaalmiddel
Onderwerp
- Pinpas
- Contant (4× alleen contant)
- Bankoverschrijvingen
Aantal
29×
14×
2×
Onderwerp
- Creditcard (wordt gebruikt)
- Creditcard (wordt niet gebruikt)
- Afbetaling
Aantal
2×
3×
1×
Aantal
14×
Onderwerp
- Ja, van vrienden (bij de 14
inbegrepen)
- Ja, van zoon/dochter (bij de 14
inbegrepen)
Aantal
4×
Onderwerp
- Dwangkoper
- Koopjesjager
- Niks komt overeen
Aantal
0×
10×
2×
Sociale factoren
Onderwerp
- Ja, krijg van anderen te horen
over te veel geld uitgeven
- Ja, ouders (bij de 14
inbegrepen)
Eigenclassificatie koopgedrag
Onderwerp
- Funshopper
- Troostkoper
- Noodzaakkoper (alleen wat
nodig is)
4×
Aantal
14×
1×
7×
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
2×
Pagina | 38
III
Diepte-interview – Leidraad
Inleiding
Vertellen wat het doel van het interview is en wat er uiteindelijk met de verzamelde
informatie wordt gedaan. Tevens vragen of het gesprek mag worden opgenomen en
nagaan of alles duidelijk is voor te beginnen met het interview.
Demografie
- Leeftijd?
- Woonplaats (woning)?
- Opleiding (afgerond)?
-
Inkomen?
Familie achtergrond?
Werk (nu of ervoor)?
Koopgedrag
- Zou u een omschrijving willen geven van u koopgedrag?
(aanleiding tot kopen, hoe vaak, soort product, hoeveel geld, betaalmiddel en met
wie?)
- Veroorzaakt dit gedrag mogelijke problemen? Zo ja, welke?
Checklist:
□ In gedachten verzonken raken over winkelen en besteden
□ Koopgedrag buitensporig, ongepast of ongecontroleerd
□ Is het gedrag tijdrovend, veroorzaker van boosheid of schuldgevoelens
□ Veroorzaker van ernstige problemen in uw leven zoals financiële, juridische
of sociale problemen
- Wanneer is dit gedrag begonnen?
(wanneer had u voor het laatst geen last van deze klachten?)
- Is dit gedrag nieuw voor u of heeft u hier vaker last van gehad?
- Gebeurde er iets in u leven toen dit gedrag begon?
(en mogelijk te maken heeft met uw koopgedrag?)
- Wat gebeurde er toen u last kreeg van dit koopgedrag?
(andere dingen die hinderden/lastigvielen?)
- Wat zijn de perioden dat u het meest last heeft van het gedrag?
Gesteldheid
- Heeft u (andere) problemen gehad in de afgelopen maand?
(sociaal, algemene gezondheid en drugs, alcohol of medicijnen)
- Hoe was uw stemming de afgelopen maand?
- Hebben deze genoemde punten een relatie met het koopgedrag?
Financiën
- Hoe staat het met uw financiën (bank(en), geld op de bank en de betaalmiddelen)?
- Heeft dit een relatie met uw koopgedrag?
- Maakt u weleens zorgen over uw bestedingspatroon?
(mogelijk in relatie tot het kopen)?
- Praat u met anderen over uw financiën?
(ouders of vrienden, vraag aan anderen om geld)?
Toekomst
- Hoe ziet u de effecten van u koopgedrag in de toekomst?
- Bent u van plan om uw koopgedrag te veranderen?
(Hoe zou u dit aanpakken?)
- Zijn er andere punten die met uw koopgedrag te maken hebben die nog niet aan bod
zijn gekomen?
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 39
Tot slot zou ik willen vragen of u op de onderstaande lijn wilt aangeven in welke mate u
verslaafd bent aan kopen?
Helemaal niet|
|
|
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
|
|
|Helemaal wel
Pagina | 40
IV
Diepte-interview – Categorisatie
Het betreft negen geïnterviewden die op de hoofdthema‟s zijn gecategoriseerd.
Kopen
Onderwerp
- Tijd verdrijven (aanleiding)
- Overal winkels (aanleiding)
- Drang winkelen
- Online winkelen
- Make-up
- Hebben dingetjes
- Één keer per week of meer
winkelen
- Niet altijd een doel om te
winkelen
- Weer iets nieuws (reden
meenemen)
- Direct resultaat (reden
meenemen)
- Aanmoediging van vriendinnen
bij winkelen
- Meer geld (meer winkelen)
- Nieuwe collectie (meer
winkelen)
- Contant (betaalmiddel)
- Afbetaling (betaalmiddel)
Oorzaak
Onderwerp
- Meer geld te besteden
- Meer geld te besteden in
combinatie met zakgeld
- Impulsief zijn
- Leuk eruit willen zien
Stemming
Onderwerp
- Verbetering stemming kopen
- Kopen in slechte stemming om
beter te voelen
- Beloning op het werken
Gevolgen
Onderwerp
- Geen geld overhouden
- Geen keerzijde aan kopen
- Lenen van anderen
- Teveel spullen in huis
(kledingkast vol)
- Ouders informeren
Aantal
7×
6×
3×
3×
4×
1×
8×
4×
Onderwerp
- Ontspanning (aanleiding)
- Impulsief kopen
- Kleine uitgaven
- Kleding kopen
- Media (cd‟s en blu-rays)
- Hetzelfde product kopen
- Elke dag winkelen
Aantal
5×
7×
4×
8×
2×
6×
2×
6×
4×
- Leuk of mooi vinden (reden
meenemen)
- Aanbieding (reden meenemen)
3×
- Meer of liever alleen winkelen
6×
3×
- Seizoensveranderingen (meer
winkelen)
- Mooi weer (meer winkelen)
- Pinpas (betaalmiddel)
7×
- Creditcard (betaalmiddel)
1×
4×
2×
3×
0×
Aantal
9×
3×
2×
8×
4×
Onderwerp
- Meer geld te besteden door het
werken
- Geen vaste lasten
7×
3×
- Verzamelen
- Interesse mode
Aantal
5×
4×
Aantal
5×
3×
2×
3×
Onderwerp
- Plezierig winkelen
- Somberheid
Aantal
5×
0×
Onderwerp
- Financiële zorgen
- Schulden
- Grens trekken om niet “rood” te
staan
- Niet met anderen praten over
financiën of kopen
- Financiële ondersteuning ouders
Aantal
3×
1×
7×
2×
Aantal
8×
2×
2×
7×
5×
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
6×
4×
Pagina | 41
Omgaan met
Onderwerp
- Niet meer naar de stad
- Vooraf pinnen
- Opmerkingen van anderen
Toekomst
Onderwerp
- Plannen om koopgedrag te
veranderen
- Niks overhouden (reden om te
veranderen)
- Meer gaan sparen (reden om te
veranderen)
Aantal
2×
2×
2×
Aantal
7×
6×
Onderwerp
- Uitgaven bijhouden
- Niet van anderen afhankelijk
willen zijn (bijv. lenen)
- Voorbeeld ander erger in kopen
Aantal
4×
3×
Onderwerp
- Kopen als probleem ervaren
Aantal
4×
- Bewuster worden van het kopen
2×
2×
3×
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema
Pagina | 42
V
Vragenlijst – Ongecontroleerd koopgedrag
1. Geslacht?
Man
47,9%
2. Leeftijd?
.. jaar
Inkomen?
3. (netto per
maand)
4.
Afgeronde
opleiding?
Vrouw
52,1%
< €799 €800 - €1599 €1600 - €2399 €2400 - €3199 €3200 - €3999 €4000>
20,1%
24,8%
28,6%
11,5%
5,1%
6,4%
Wo
15,8%
Hbo
24,8%
Vwo/Havo
22,2%
Mbo
22,2%
Mavo/Vmbo/Lbo
12%
Basisonderwijs
2,6%
In hoeverre zijn de volgende beschrijvingen op u van toepassing?
5.
Ik krijg weinig tot geen plezier van het zeer oneens
winkelen
25,2%
oneens neutraal
41%
21,4%
eens
12%
zeer eens
0,4%
Ik heb dingen gekocht om mijzelf in
6. een slechte stemming beter te doen
voelen
zeer oneens
17,9%
oneens neutraal eens zeer eens
31,2%
18,8% 29.1%
3%
7. Ik heb een hekel aan winkelen
zeer oneens
30,3%
oneens neutraal
42,3%
17,9%
zeer oneens
5,1%
oneens neutraal eens zeer eens
25,6%
24,4% 39,3%
5,6%
zeer oneens
31,6%
oneens neutraal eens zeer eens
47%
10,3% 10,7%
0,4%
8.
Ik ga winkelen wanneer ik mezelf op
iets bijzonders wil trakteren
Ik voel een drang om te winkelen en
9. geld uit te geven, zelfs wanneer ik
geen tijd of geld heb
eens
8,1%
zeer eens
1,3%
Ik heb koopbuien (periodes met een
10. sterke drang om meerdere dingen te
kopen)
nooit
31,6%
zelden
29,1%
soms
32,9%
vaak
5,1%
heel vaak
1,3%
11. Ik voel me angstig na een koopbui
nooit
81,2%
zelden
13,7%
soms
5,1%
vaak
-
heel vaak
-
12.
Ik maak mij zorgen over de manier
waarop ik geld uitgeef
nooit
47,4%
zelden
27,4%
soms
19,7%
vaak
4,3%
heel vaak
1,3%
13.
Ik voelde mij neerslachtig, depressief of
hopeloos in de afgelopen 2 weken
nooit
62%
zelden
19,7%
soms
16,7%
vaak
1,7%
heel vaak
-
14.
Ik voel me schuldig of beschaamd na een
koopbui
nooit
63,2%
zelden
26,9%
soms
9%
vaak
0,9%
heel vaak
-
nooit
64,5%
zelden
21,8%
soms
10,3%
vaak
2,6%
heel vaak
0,9%
Ik koop dingen ook al kan ik ze niet
veroorloven
nooit
54,7%
zelden
27,8%
soms
15%
vaak
1,3%
heel vaak
1,3%
Ik maak me zorgen over mijn
17. bestedingspatroon, maar ik ga nog
steeds winkelen en geld uitgeven
nooit
59,4%
zelden
22,6%
soms
13,7%
vaak
3,8%
heel vaak
0,4%
15. Ik voel me''high''als ik ga winkelen
16.
18.
Ik koop dingen die ik niet zal gebruiken
of nodig heb
nooit
30,3%
zelden
41%
soms
25,2%
vaak
2,6%
heel vaak
0,9%
19.
Ik voel me weleens "gedwongen” om te
gaan winkelen
nooit
68,4%
zelden
18,8%
soms
10,3%
vaak
2,6%
heel vaak
-
20.
Ik voelde mij moe of had een gebrek aan
energie in de afgelopen 2 weken
nooit
29,1%
zelden
32,1%
soms
30,8%
vaak
7,7%
heel vaak
0,4%
21.
Ik maak mij zorgen over mijn financiële
situatie
nooit
39,3%
zelden
35%
soms
22,6%
vaak
3%
heel vaak
-
22.
Ik koop dingen, zelfs als ik niets nodig
heb
nooit
33,8%
zelden
34,2%
soms
26,5%
vaak
4,7%
heel vaak
0,9%
23.
Ik had weinig interesse of plezier in
activiteiten in de afgelopen 2 weken
nooit
45,7%
zelden
34,6%
soms
17,5%
vaak
2,1%
heel vaak
-
24.
Ik heb koopbuien wanneer ik overstuur,
teleurgesteld, depressief of boos ben
nooit
70,5%
zelden
18,4%
soms
9,8%
vaak
1,3%
heel vaak
-
25.
Ik voel mij nerveus vanwege een
mogelijk tekort aan geld
nooit
49,6%
zelden
35%
soms
11,5%
vaak
3%
heel vaak
0,9%
Zou u op de onderstaande lijn willen aangeven in welke mate u verslaafd bent aan kopen?
26.
Helemaal niet|
|
|
|
|
|Helemaal wel
Bedankt dat u de tijd heeft genomen om deze vragenlijst in te vullen!
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema – S1010656
Pagina | 44
Ondersteunende informatie
Ongecontroleerd koopgedrag
Edwards Compulsive Buying Scale (ECBS) Edwards (1993)
1. Ik voel een drang om te winkelen en geld uit te geven, zelfs wanneer ik geen tijd of
geld heb. F2
2. Ik krijg weinig tot geen plezier van het winkelen. (R) F3
3. Ik heb een hekel aan winkelen. (R) F3.
4. Ik heb koopbuien (periodes met een sterke drang om meerdere dingen te kopen). F1
5. Ik voel me''high'' wanneer ik ga winkelen. F1
6. Ik koop dingen, zelfs als ik niets nodig heb. F1
7. Ik heb koopbuien wanneer ik overstuur, teleurgesteld, depressief of boos ben. F1
8. Ik maak me zorgen over mijn bestedingspatroon, maar ik ga nog steeds winkelen en
geld uitgeven. F4
9. Ik voel me angstig na een koopbui. F5
10. Ik koop dingen ook al kan ik ze niet veroorloven. F4
11. Ik voel me schuldig of beschaamd na een koopbui. F5
12. Ik koop dingen die ik niet zal gebruiken of nodig heb. F1
13. Ik voel me weleens “gedwongen” om te gaan winkelen. F2
Factor
Factor
Factor
Factor
Factor
1:
2:
3:
4:
5:
Neiging om te besteden
Dwang/aansporing om te besteden
Gevoelens over winkelen en besteden
Disfunctioneel besteden
Schuldgevoelens na het kopen
(R) = Moet omgedraaid worden gecodeerd.
Financiële zorgen (aanpassing angst schaal)
Money Attitude Scale (MAS) Yamauchi and Templer (1982)
1. Ik voel mij nerveus vanwege een mogelijk tekort aan geld.
2. Ik maak mij zorgen over de manier waarop ik geld uitgeef.
3. Ik maak mij zorgen over mijn financiële situatie.
Somberheidgevoelens
Patiëntengezondheidsvragenlijst-9 (PHQ-9) Spitzer, Kroenke & Williams (1999)
1. Ik had weinig interesse of plezier in activiteiten in de afgelopen 2 weken.
2. Ik voelde mij neerslachtig, depressief of hopeloos in de afgelopen 2 weken.
3. Ik voelde mij moe of had een gebrek aan energie in de afgelopen 2 weken.
Stemming verhogen (twee vragen gratification scale)
Hedonic shopping motivations (Arnold & Reynolds, 2003)
1. Ik heb dingen gekocht om mijzelf in een slechte stemming beter te doen voelen.
2. Ik ga winkelen wanneer ik mezelf op iets bijzonders wil trakteren.
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema – S1010656
Pagina | 45
VI
Oproep – Overmatig kopen
Studenten gezocht die overmatig kopen!
Zijn er momenten dat je opeens een sterke drang hebt om wat te kopen of koop je
weleens spullen die je niet kan veroorloven? Ik zou hier graag met jou in gesprek over
willen gaan. Dit gesprek zal ongeveer een half uurtje duren en levert je een kleine
beloning op. Alle informatie die hier uit voort komt zal anoniem worden meegenomen in
mijn scriptie (die je natuurlijk in kan zien als deze af is).
Wil je mij helpen en meedoen of zou je nog wat meer informatie willen ontvangen neem
dan contact op met:
Rommert Sikkema
4e jaars Toegepaste Psychologie
[email protected]
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema – S1010656
Pagina | 46
VII
Referentie naar online vragenlijst
Mocht u thuis nog een moment hebben om mij te helpen met mijn
afstudeeropdracht dan verwijst deze link u naar de vragenlijst:
http://goo.gl/XJ3p3
Het invullen duur ongeveer 3 a 4 minuten, veel succes en dank.
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema – S1010656
Pagina | 47
VIII
Factoranalyse (PCA)
Rotated Component Matrixa
Component
1
2
Ik koop dingen ook al kan ik ze niet veroorloven
,820
Ik maak me zorgen over mijn bestedingspatroon, maar ik ga ,715
nog steeds winkelen en geld uitgeven
Ik voel een drang om te winkelen en geld uit te geven, zelfs ,547
wanneer ik geen tijd of geld heb
Ik heb koopbuien wanneer ik overstuur, teleurgesteld,
,470
depressief of boos ben
Ik koop dingen, zelfs als ik niets nodig heb
,780
Ik koop dingen die ik niet zal gebruiken of nodig heb
,410 ,711
Ik voel me weleens "gedwongen” om te gaan winkelen
,650
Ik heb koopbuien (periodes met een sterke drang om
,328 ,419
meerdere dingen te kopen)
Ik krijg weinig tot geen plezier van het winkelen (R)
Ik heb een hekel aan winkelen (R)
Ik voel me angstig na een koopbui
,309
Ik voel me schuldig of beschaamd na een koopbui
,389
Ik voel me''high''als ik ga winkelen
,388
Extraction Method: Principal Component Analysis.
Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization.
a. Rotation converged in 8 iterations.
3
4
,311
,405
,893
,881
,310
,768
,669
,664
Toevoeging
Kaiser-Meyer-Olkin Measure of Sampling Adequacy = ,804
Bartlett's Test of Sphericity Approx. Chi-Square 888,680
df 78
Sig. ,000
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema – S1010656
Pagina | 48
IX
Correlatie matrix
Correlatie matrix, gemiddelden (M) en standaard deviaties (SD). N = 222 – 234
1.
2.
3.
4.
1.Sekse
-2.Leeftijd
.028
-3.Opleiding
-.001
.038
-4.Inkomen
-.217** .384**
.261**
-5.Ong.
.182** -.237** -.162* -.237**
koopgedrag
6.Somber.126
-.061
-.003
-.120
heid
7.Financiële
-.009
-.260**
-.014
-.187**
zorgen
8.Stem1
.178**
-.141*
-.072
-.090
9.Stem2
.094
-.160*
.003
-.085
M
.52
40
3.0
1.75
SD
.50
17.91
1.35
1.40
*
p < .05, ** p < .01, (two-tailed significance)
5.
6.
7.
8.
9.
-.284**
1.68
1.16
-2.15
1.03
-.303**
--
.458**
.427**
--
.474**
.267**
13.4
6.22
.234**
.004
2.53
2.03
.282**
.026
2.44
2.19
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema – S1010656
Pagina | 49
X
Onderzoeksmodel (SEM)
Model fit = X2(12)=9.847,p<.629, NFI=.96; CFI=1.00; TLI=1.00 en RMSEA=.000
Indirecte effecten
Met behulp van een bootstrap methode, in Amos 19 (Arbuckle, 2005), is er naar mediatie
gezocht door te testen op indirecte effecten. De resultaten wijzen op een groot aantal
van significante indirecte effecten. Om hiervan een overzicht te krijgen worden deze
indirecte effecten, van de antecedenten op de gevolgen, in de onderstaande tabel
weergegeven. Ongecontroleerd koopgedrag modereert hier de relatie tussen beiden.
Mediatie ongecontroleerd koopgedrag
Sekse
Somberheid
Leeftijd
Opleiding
Financiële zorgen
.064; p<.01
.084; p<.01
-.114; p<.01
-.048; p<.02
Stemming verbeteren
.094; p<.01
.124; p<.01
-.168; p<.01
-.070; p<.02
Gestandaardiseerde indirecte effecten
Mediatie somberheid
Sekse
Ongecontroleerd koopgedrag
.040; p<.01
Gestandaardiseerde indirecte effecten
Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag
Rommert Sikkema – S1010656
Pagina | 50
Download