Onderzoeksrapport Ongecontroleerd koopgedrag Afstudeeropdracht – TPH48 Rommert Sikkema – s1010656 2011 Toegepaste Psychologie “Why do people spend money they haven’t earned to buy things they don’t need to impress people they don’t like?” The Rotarian, december 1940 Opdrachtgever: Begeleider: Examinator: Versie: Afke Theunissen Drs. Roos Bonnier Drs. Roel Beijer 19-06-2011 (INHolland Rotterdam) (Hogeschool Leiden) (Hogeschool Leiden) SAMENVATTING Ongecontroleerd koopgedrag is het “langdurig, repetitief aankopen doen, wat een directe reactie is op negatieve gebeurtenissen of gevoelens” (O‟Quinn & Faber, 1989, p.155). Het gedrag is ondanks grote schadelijke gevolgen, zoals psychologische en financiële, relatief onbekend en ook beperkt gedefinieerd. Het huidige onderzoek beoogt een beter beeld van ongecontroleerd koopgedrag te geven door na te gaan in hoeverre er onder winkelende volwassenen in Zuid-Holland sprake is van ongecontroleerd koopgedrag en hoe dit samenhangt met somberheid, financiële zorgen, een verbetering in stemming, leeftijd en sekse. In een aselecte kanssteekproef zijn 234 volwassenen opgenomen die aan de hand van een gestructureerde vragenlijst zijn ondervraagd. De resultaten bevestigen eerder gevonden prevalentie cijfers van ongeveer 5 procent en tonen verwachte relaties aan met een hoog niveau van somberheid en het kopen voor een verbetering in stemming. Het onderzoek stelt eerder gevonden sekse- en leeftijdsverschillen vast en toont hiermee aan dat vrouwen en jongeren meer geneigd zijn om ongecontroleerd te kopen. Het onderzoek is verder één van de eerste die een relatie tussen ongecontroleerd koopgedrag en een toenemende mate van financiële zorgen aantoont. De bevindingen bieden een goede ondersteuning voor het gebruik van de Edwards Compulsive Buying Scale, om in Nederland een mogelijke indicatie te geven over iemands ongecontroleerd koopgedrag. Tot slot levert het onderzoek de beroepspraktijk concrete aanknopingspunten en aanbevelingen voor vervolgonderzoek. Abstract Uncontrolled buying behaviour is the “chronic, repetitive purchasing that becomes a primary response to negative events or feelings” (O‟Quinn & Faber, 1989, p.155). Despite major adverse consequences, including psychological and financial, the behaviour is relatively unknown and has been limitedly defined. The current research aims to improve the understanding of uncontrolled buying by examining to what extent adults shoppers in Zuid-Holland experience uncontrolled buying behaviour and how it relates to sombreness, financial worries, age, gender and an improvement in mood. In a random probability sample 234 adults were questioned using a structured questionnaire. The results confirm previously found prevalence rates of around 5 percent and show expected relationships with a high level of sombreness and buying for an improvement in mood. The research identifies previously found gender and age differences that show women and younger people are more prone to uncontrolled buying. The study is also one of the first to find a relationship between uncontrolled buying behaviour and growing financial worries. The findings offer good support for the use of the Edwards Compulsive Buying Scale in the Netherlands, to give a possible indication of a person's uncontrolled buying behaviour. Finally the research provides professionals with concrete leads and recommendations for future research. Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 2 VOORWOORD Het afgelopen halfjaar is een bijzondere en intensieve periode geweest, waarin een aantal mensen essentieel zijn geweest bij de totstandkoming van dit onderzoek. Grote dank gaat uit naar Afke Theunissen en Carien Karsten die dit interessante onderwerp voor mij op de kaart hebben gezet en mij aangeboden hebben om het te onderzoeken. In de begeleiding gaat dank uit naar Roos Bonnier waar ik altijd op terug kon vallen. Speciale dank gaat uit naar Arjaan Wit (universitaire meelezer), voor de altijd kritische vragen en bruikbare suggesties. Tot slot was het onderzoek nooit tot stand gekomen zonder de medewerking van een groot aantal mensen die de tijd hebben genomen om, al dan niet in de vorm van een interview of vragenlijst, aan het onderzoek deel te nemen. In dit onderzoek wordt van „ongecontroleerd koopgedrag‟ in tegenstelling tot „koopverslaving‟ gesproken, “aangezien een verlies van controle over het eigen (koop) gedrag in alle onderzoeken als gemeenschappelijk element wordt gezien” (Boermans & Eggers, 2010, p.31). Rommert Sikkema Juni 2011 Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 3 INHOUDSOPGAVE Samenvatting ..................................................................................................... 2 Voorwoord .......................................................................................................... 3 Inhoudsopgave................................................................................................... 4 1. Inleiding ....................................................................................................... 5 1.1. Aanleiding ................................................................................................ 5 1.2. Achtergrond.............................................................................................. 6 1.3. Probleemstelling, hoofd- en deelvragen ........................................................ 7 1.4. Relevantie ................................................................................................ 7 1.5. Onderzoeksaanpak .................................................................................... 8 1.6. Structuur ................................................................................................. 8 2. Theoretisch kader......................................................................................... 9 2.1. Theorie .................................................................................................... 9 2.2. Hypotheses .............................................................................................13 2.3. Onderzoeksmodel .....................................................................................13 3. Onderzoeksopzet ........................................................................................ 15 3.1. Onderzoekstype .......................................................................................15 3.2. Kwalitatief onderzoek................................................................................15 3.3. Resultaten kwalitatief onderzoek (diepte-interviews) ....................................16 3.4. Conclusies en consequenties voor het kwantitatief onderzoek ........................18 3.5. Kwantitatief onderzoek .............................................................................19 3.6. Vragenlijst ...............................................................................................19 3.7. Verwerking en algemene beschrijving van de verzamelde data.......................21 4. Analyse en resultaten ................................................................................. 23 4.1. Ongecontroleerd koopgedrag .....................................................................23 4.2. Antecedenten en gevolgen van ongecontroleerd koopgedrag .........................25 4.3. Samenvattend onderzoeksmodel ................................................................26 5. Conclusies, beperkingen en aanbevelingen ................................................ 28 5.1. Conclusie ................................................................................................28 5.2. Beperkingen ............................................................................................28 5.3. Aanbevelingen .........................................................................................29 6. Literatuurlijst ............................................................................................. 32 7. Bijlagen ...................................................................................................... 36 I Face-to-face interview – Leidraad ..................................................................36 II Face-to-face interview – Categorisatie ...........................................................38 III Diepte-interview – Leidraad ..........................................................................39 IV Diepte-interview – Categorisatie....................................................................41 V Vragenlijst – Ongecontroleerd koopgedrag .....................................................43 VI Oproep – Overmatig kopen ...........................................................................46 VII Referentie naar online vragenlijst ...............................................................47 VIII Factoranalyse (PCA) .................................................................................48 IX Correlatie matrix .........................................................................................49 X Onderzoeksmodel (SEM) ..............................................................................50 Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 4 1. INLEIDING In deze inleiding wordt de aanleiding voor het onderzoek beschreven. Aan de hand van deze aanleiding is er gekeken naar de beschikbare informatie over ongecontroleerd koopgedrag om vervolgens de doelstelling met bijbehorende hoofd- en deelvragen op te stellen. Er wordt gekeken wat de relevantie van het onderzoek is en hoe deze in het kort is opgezet. Tot slot wordt de structuur van het onderzoeksrapport toegelicht. 1.1. Aanleiding Ongecontroleerd koopgedrag is een vaak voorkomende stoornis met serieuze sociale en persoonlijke consequenties. De ongecontroleerde koper ervaart een drang om te winkelen en geld te besteden ongeacht de middelen die hiervoor beschikbaar zijn. De reden om in veel gevallen te blijven kopen ligt in de tijdelijke verlichting die wordt ervaren in somberheid, eenzaamheid, verveling, boosheid en frustratie (Black, Belsare & Schlosser, 1999; O‟Guinn & Faber, 1989). Ondanks de toenemende aandacht voor de stoornis onder onderzoekers vinden mensen die ongecontroleerd kopen vaak moeilijk gehoor onder hulpverleners (Boermans & Egger, 2010). Carien Karsten: “Iemand met koopverslaving valt dus helemaal tussen wal en het schip en blijft dat voorlopig doen denk ik zolang er niet anders over wordt gedacht” Dit is voor een deel te verklaren door de nog steeds onduidelijke definitie van de stoornis en de mate waarin het gedrag tegelijkertijd met andere psychische stoornissen voorkomt. Het ongecontroleerd kopen zou immers ook deel uit kunnen maken van de consumentencultuur waar Nederland en andere Westerse landen vandaag de dag deel van uitmaken. Deze cultuur is één van de belangrijkste krachten bij het vormgeven van individuen en maatschappijen (Roberts & Sepulveda, 1999). Ze zorgt voor een gretig verlangen bij consumenten om diensten en goederen uit niet praktische motivaties (status, jaloezie, provocatie en zoeken van plezier) te kopen en tentoon te stellen (Belk, 1988). Opdracht Ondanks dat er in het buitenland steeds meer onderzoek wordt gedaan naar ongecontroleerd koopgedrag is er in Nederland nog weinig over bekend. Voor Afke Theunissen (INHolland Rotterdam) en Carien Karsten (psychotherapeute) was dit de aanleiding om in samenwerking met Roos Bonnier (Hogeschool Leiden) een opdracht te definiëren, die als doel had meer inzicht te krijgen in hoe mensen in Nederland omgaan met ongecontroleerd koopgedrag. Mocht het onderzoek bruikbare resultaten opleveren dan zal er contact worden gezocht met andere partijen (bijv. Nibud en de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet). De betrokken partijen hebben allen een eigen insteek in het onderzoek. Afke Theunissen is, als onderzoeker bij het Expertisecentrum Schuld & Recht en opdrachtgever, geïnteresseerd in de financiële kant (schulden) van het ongecontroleerd kopen. Ze zou graag meer over deze kant van het gedrag te weten willen komen. Aangezien ze vaak in aanraking komt met mensen die schulden hebben opgebouwd, die mogelijk het gevolg zouden kunnen zijn van ongecontroleerd koopgedrag. Carien Karsten schreef als eerste in Nederland een boek (2003) over koopverslaving, waarin zij zich richtte op de verborgen motieven van het kopen en adviezen gaf om het gedrag in de hand te houden. Voor haar heruitgave van het boek en als expert in het werkveld is zij geïnteresseerd in Nederlandse cijfers over ongecontroleerd kopen. Roos Bonnier heeft als docent Toegepaste Psychologie een begeleidende rol bij de uitvoering van het onderzoek. Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 5 Doelstelling Uit deze opdracht is de volgende doelstelling geformuleerd: "Inzicht geven, door middel van een onderzoeksrapport, over ongecontroleerd koopgedrag in Zuid-Holland in juni 2011. Dit rapport beoogt de beroepspraktijk concrete aanknopingspunten aan te reiken en aanzet te geven tot relevant vervolgonderzoek.” 1.2. Achtergrond Om antwoord te geven op het geformuleerde doel, is er gekeken naar de beschikbare informatie over ongecontroleerd koopgedrag en de belangrijkste factoren die met deze stoornis samenhangen. Cijfers buiten Nederland schetsen het beeld dat ongecontroleerd koopgedrag onder twee tot acht procent van de bevolking een rol speelt (Karsten, 2008). Of dit voor de Nederlandse bevolking ook geldt, is één van de vragen waar dit onderzoek antwoord op zal proberen te geven. Andere factoren die in het onderzoek zijn meegenomen komen voort uit overleg met de opdrachtgever en het kwalitatieve onderzoek, dat verder in dit rapport zal worden besproken. Hieronder wordt kort ingegaan op de beweegredenen om deze factoren mee te nemen. Om vanuit het perspectief van de opdrachtgever naar de relatie met schulden te kijken is begrijpelijk, aangezien zeker 681.000 Nederlanders in 2009 last hadden van een problematische schuldsituatie (NVVK, 2010). Dat er financiële gevolgen zijn van ongecontroleerd koopgedrag wordt in de literatuur algemeen aangenomen (McElroy, Keck, Pope, Smith & Strakowski, 1994), maar vaak niet aangetoond. Het hebben van schulden is immers moeilijk vast te stellen en om in dit onderzoek toch een mogelijke indicatie te krijgen zal er worden gekeken naar de financiële zorgen die mogelijk bij een ongecontroleerde koper ontstaan. Deze financiële zorgen zijn mede in verband gebracht met de hoogte van de schulden (Drentea, 2000; Fitch, Hamilton, Basset & Davey, 2009) en de mate waarin iemand een begrip van zijn financiën heeft om geïnformeerde en effectieve beslissingen over zijn geldzaken te nemen (Mandell, 2008). Een andere belangrijke relatie met ongecontroleerd koopgedrag is het hebben van somberheidgevoelens (Claes et al., 2011; Mueller et al., 2010a; Steiger & Müller, 2010). Deze gevoelens kunnen voor ongecontroleerde kopers een aanleiding zijn om te gaan winkelen en zo een verlichting in somberheid te ervaren. Omdat de verlichting meestal tijdelijk is, zou het goed kunnen dat het kopen naderhand de somberheid versterkt. De keuze om somberheid in het onderzoek mee te nemen komt onder andere, doordat een sterke vorm van somberheid (depressie) vaak voorkomt onder mensen met schulden (Jenkins et al., 2008). Financiële zorgen kunnen zodoende een gelijke of zelfs grotere invloed hebben op de mentale gezondheid dan de werkelijke omvang van de schulden (Fitch et al., 2009). Het kopen om de stemming te verbeteren en negatieve gevoelens van angst of somberheid te doen vergeten, is één van de belangrijkste aannames van ongecontroleerd koopgedrag (Miltenberger, 2003) en wordt om deze reden in dit onderzoek meegenomen. Net als het verschil in sekse wat in het overgrote deel van de literatuur (Dittmar, 2004) naar voren komt. Andere demografische verschillen zijn tot nu toe gevonden in leeftijd en inkomen (Koran, Faber, Aboujaoude, Large & Serpe, 2006) en zijn van dusdanig belang om in het onderzoek terug te laten komen. Vanwege de nauwe relatie met het inkomen, en tevens in het voorspellen van de sociaal economische status (CBS, 2008), is tot slot besloten om het opleidingsniveau in het onderzoek mee te nemen. Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 6 1.3. Probleemstelling, hoofd- en deelvragen Uit de voorgaande informatie is de volgende probleemstelling geformuleerd: “In hoeverre is er onder winkelende volwassenen in Zuid-Holland sprake van ongecontroleerd koopgedrag en hoe hangt dit samen met somberheid, financiële zorgen, een verbetering in stemming, leeftijd en sekse?” Vanuit deze probleemstelling zijn er een aantal hoofdvragen afgeleid die verder zijn onderverdeeld in een aantal deelvragen. A. In hoeverre is er onder winkelende volwassenen in Zuid-Holland sprake van ongecontroleerd koopgedrag? 1. In hoeverre komt ongecontroleerd koopgedrag voor? 2. In welke mate komt ongecontroleerd koopgedrag overeen met de eigen inschatting van het koopgedrag? B. Wat zijn mogelijke antecedenten van ongecontroleerd koopgedrag? Op het gebied van somberheidgevoelens, sekse, leeftijd en demografische factoren (inkomens- en opleidingsniveau). 3. In welke mate heeft ongecontroleerd koopgedrag te maken met somberheidgevoelens? 4. Vertonen vrouwen meer ongecontroleerd koopgedrag dan mannen? 5. In hoeverre heeft ongecontroleerd koopgedrag een relatie met leeftijd? 6. In welke mate heeft ongecontroleerd koopgedrag te maken met demografische factoren (inkomens- en opleidingsniveau)? C. Wat zijn mogelijke gevolgen van ongecontroleerd koopgedrag? Op het gebied van financiële zorgen en een verbetering in stemming. 7. In hoeverre maken mensen met ongecontroleerd koopgedrag zich financiële zorgen? 8. In hoeverre leidt ongecontroleerd koopgedrag tot een verbetering in stemming? Doelgroep Om de doelstelling te beantwoorden zal er een aselecte steekproef worden genomen onder winkelende volwassenen in de regio Zuid-Holland. 1.4. Relevantie In de bestaande literatuur is onderzoek te vinden naar een groot aantal van oorzaken en gevolgen van ongecontroleerd koopgedrag. Dit onderzoek zal zich onderscheiden door, bij mijn weten, als eerste in Nederland uitspraken te doen over de mogelijke relatie die ongecontroleerd koopgedrag heeft met: somberheid, financiële zorgen, een verbetering in stemming, leeftijd, sekse, het inkomen- en opleidingniveau. Het maken van zorgen is een relatie die in de literatuur al is gelegd, maar om de zorgen in dit onderzoek op de financiën te richten is, voor zover bekend, niet of nauwelijks onderzocht. In tegenstelling tot veel andere onderzoeken naar ongecontroleerd koopgedrag, die op gelegenheidssteekproeven zijn gebaseerd (voornamelijk studenten), wordt er in dit onderzoek een aselecte steekproef getrokken onder winkelende volwassenen. Verdere relevantie is terug te vinden in de vragenlijst die in het onderzoek wordt gebruikt om ongecontroleerd koopgedrag te meten. Deze vragenlijstlijst is, bij mijn weten, nog niet eerder in Europa afgenomen en had bij de opzet als doel financiële hulpverleners en therapeuten te helpen bij het inschatten van de onderliggende gedachten bij het ongecontroleerd kopen. Een ander belangrijk punt van onderzoek naar ongecontroleerd koopgedrag ligt in de relatieve onbekendheid van de stoornis in Nederland. Net als veel andere verslavingen zijn de persoonlijke gevolgen enorm en dienen mensen die ongecontroleerd kopen gehoor te krijgen bij hulpverleners. Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 7 1.5. Onderzoeksaanpak Om meer inzicht in ongecontroleerd koopgedrag te krijgen is eerst een uitgebreid kwalitatief onderzoek uitgevoerd. De literatuurstudie (Web of Science), aangevuld met interviews, is gebruikt om de eerder genoemde hoofd- en deelvragen op te stellen en verder aan te scherpen. Vervolgens zijn er hypotheses geformuleerd die verder in het kwantitatieve onderdeel van het onderzoek worden getoetst. Hierbij is er gebruik gemaakt van een vragenlijst die ongecontroleerd koopgedrag en de geformuleerde antecedenten of gevolgen zal meten. 1.6. Structuur In het volgende hoofdstuk zal een uitgebreid beeld worden gegeven over wat er tot nu toe bekend is over ongecontroleerd koopgedrag en wat dit betekent voor de gestelde hoofd- en deelvragen. In hoofdstuk 3 wordt besproken op welke manier het onderzoek heeft plaatsgevonden en hoe de verzamelde data eruitzien. Hoofdstuk 4 geeft een beschrijving van de onderzoeksresultaten. Conclusies, beperkingen en aanbevelingen volgen in hoofdstuk 5 en de resterende hoofdstukken bevatten de literatuurlijst en bijlagen. Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 8 2. THEORETISCH KADER In dit hoofdstuk zal een overzicht worden gegeven van wat er tot op heden bekend is over ongecontroleerd koopgedrag. Vanuit deze theorie worden de hypotheses geformuleerd die aansluiten op de gestelde deelvragen. Tot slot wordt in de vorm van een model een beeld gegeven over de te meten factoren en de relaties die hier tussen worden verwacht. 2.1. Theorie De oorsprong van het ongecontroleerd koopgedrag ligt in het begin van de twintigste eeuw waarin Bleuler (1930) en Kraepelin (1915) een eerste omschrijving gaven. Kraepelin omschreef compulsieve maniakken (oniomaniakken) die compulsief aankopen deden, wat tot de nutteloze contradictie leidde tussen het maken van schulden en deze niet kunnen aflossen. Blueler gaf aan dat ongecontroleerd koopgedrag een reactie-impuls is die bij de groep kleptomanie en pyromanie thuishoort. Na deze eerste uitspraken bleef het een tijd lang rustig in het onderzoek naar ongecontroleerd koopgedrag. O‟Quinn en Faber brachten in 1989 het onderwerp weer onder de aandacht in een uitgebreid onderzoek waarin zij relaties aantoonden met een laag niveau van zelfwaarde, hoog niveau van een compulsieve persoonlijkheid en materialisme. Ongecontroleerd koopgedrag werd door de onderzoekers omschreven als het “chronisch, repetitief aankopen doen, wat een primaire respons is op negatieve gebeurtenissen of gevoelens” (O‟Quinn & Faber, 1989, p.155). Definitie De toegenomen aandacht die ongecontroleerd kopen hierna kreeg zorgde mede voor onduidelijkheden in de gekozen definitie. Op dit moment bevatten de psychiatrische classificatie systemen (bijv. DSM) geen definitie van ongecontroleerd kopen. Er zijn vele onduidelijkheden over of en hoe deze stoornis gespecificeerd dient te worden. De DSMIII-R uit 1987 refereerde al kort naar de stoornis waarbij het als voorbeeld werd gebruikt bij een “impuls controle stoornis niet verder gespecificeerd”. Het ene onderzoek brengt de stoornis in verband met obsessieve compulsieve stoornissen (Hollander, 2009) en de ander met een verslaving (Clark & Calleja, 2008) of een stoornis in de impulsbeheersing (Black, Shaw & Blum, 2010). Of de stoornis in de aankomende DSM-V (gepland voor 2013) wordt opgenomen is nog onduidelijk, het verzoek is in ieder geval voor de eerste keer ingediend. Ondanks deze onduidelijkheden in de definitie worden de voorgestelde diagnostische criteria van McElroy et al. (1994) algemeen omarmd door onderzoekers. De hoofdelementen van deze criteria houden in: (1) een frequente preoccupatie met kopen, waarbij de gedachten als intrusief, onweerstaanbaar en zinloos worden ervaren; (2) frequent kopen van producten die men niet kan veroorloven; (3) gedrag dat leidt tot spanningen, tijdrovend is en leidt tot sociaal disfunctioneren en/of financiële problemen; (4) het overmatig kopen is niet uitsluitend het gevolg van een maniforme episode. Impulsief koopgedrag en ongecontroleerd koopgedrag zijn termen die vaak met elkaar worden verward, maar beschrijven gedrag dat sterk verschilt in frequentie, oorzaak, resultaat en ernst (Faber, 2010). Impulsief kopen komt vaker voor en wordt meer als algemeen gedrag gezien. Bijna iedereen besluit van tijd tot tijd weleens iets mee te nemen wat hij of zij van te voren niet van plan was. In de literatuur zijn er wel een aantal andere begrippen die voor ongecontroleerd koopgedrag worden gebruikt. In Nederland gaat het om termen als „koopverslaving‟, „koopziek‟ of „koopobsessie‟, maar buiten Nederland worden termen als: „shopping disorder‟, „compulsive buying‟, „pathological buying‟, „compulsive shopping‟, „uncontrolled buying‟ en „compulsive consumption‟ gebruikt. Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 9 Demografie Een recente studie in Duitsland, onder een groot representatief gedeelte van de bevolking (Mueller et al., 2010a), schat het voorkomen (prevalentie) van ongecontroleerd koopgedrag op ongeveer 6.9 procent. Deze resultaten zijn hoger dan een vergelijkbare meting (5.8%) die eerder in de Verenigde Staten was gedaan (Koran et al., 2006). Eerdere studies waren vaak gebaseerd op kleine niet representatieve onderzoeksgroepen en dit leidde vervolgens tot veel variatie in de prevalentie cijfers. Algemeen wordt aangenomen dat het overgrote deel van de ongecontroleerde kopers vrouwen (92%) zijn (Dittmar, 2004; Dittmar, 2005; Ergin, 2010), maar het zou goed kunnen dat vrouwen eerder erkennen dat ze van winkelen houden, dan mannen (Black, 2007). Er zijn immers ook onderzoeken (Koran et al., 2006) die deze verschillen niet aantonen. Een verklaring hiervoor zou de vrouwelijke bias onder veel onderzoeken kunnen zijn. Zo vond de representatieve studie van Mueller et al. (2010a) geen verschillen in sekse. Voor het ontstaan van ongecontroleerd koopgedrag wordt over het algemeen naar de tienerjaren gekeken. Het zou kunnen samenhangen met het moment dat iemand zelfstandig wordt (Black, 2007) en voor het eerst krediet kan aanvragen (Black, Monahan, Schlosser & Repertinger, 2001). Eveneens wordt bij jongere consumenten een hogere prevalentie gevonden (Black et al., 2001; Dittmar, 2005; Koran et al., 2006; Mueller et al., 2010a; Ergin, 2010) dat mogelijk verklaard kan worden door de toegenomen blootstelling aan reclame (Kellett & Bolton, 2009). Jongeren besteden nu meer tijd aan winkelen en televisie kijken dan dat eerdere generaties dit deden. Het opleidingsniveau heeft in een aantal onderzoeken (Dittmar, 2005; Mueller et al., 2010a) geen verband met ongecontroleerd koopgedrag. Een laag inkomensniveau zou daarentegen de kans kunnen verhogen voor iemand om ongecontroleerd te gaan kopen (Koran et al., 2006), maar deze relatie wordt in het merendeel van de onderzoeken niet teruggevonden (O‟Quinn & Faber, 1989). Daarbij is men het er wel over eens dat de ernst van de stoornis een effect heeft op de hoeveelheid geld dat er van het beschikbare inkomen wordt besteed (Black et al., 2001). De stoornis blijft vaak een lange tijd voor de omgeving verborgen. Als er hulp wordt gezocht gebeurd dit ongeveer 7 tot 14 jaar na het aantreden van de stoornis (McElroy et al., 1994). Het besef om hulp te gaan zoeken komt vaak voort uit het niet meer kunnen voldoen aan onder andere financiële verplichtingen, sociale problemen, schuldgevoelens, juridische consequenties of een gebrek aan ruimte in huis (Boermans & Egger). Een ongecontroleerde koper zal dan ook in het algemeen wel toegeven dat het gedrag voor hem of haar problemen oplevert (Christenson, Faber & De Zwaan, 1994). Er is ook enig bewijs dat binnen de directe familie van iemand die ongecontroleerd koopt, de stoornis en de mogelijke oorzaken of gevolgen (depressie, angst of een middelenverslaving) vaker voorkomen (Black, Repertinger, Gaffney & Gabel, 1998). Symptomen Mensen met ongecontroleerd koopgedrag zijn constant gepreoccupeerd met winkelen en geld uitgeven. In veel gevallen wordt een gevoel van angst beschreven dat alleen kan worden verholpen door producten te gaan kopen (Edwards, 1993). De drang om te kopen zal in veel gevallen ook tot een aankoop leiden. Miltenberger et al. (2003) gaf aan dat de euforie of de verlichting van negatieve emoties de belangrijkste gevolgen zijn van het gedrag, terwijl angst, verveling, zelfkritiek en boosheid de belangrijke antecedenten zijn. De positieve gevoelens van het kopen maskeren dan ook voor even de negatieve gevoelens en houden zo de koopcyclus in gang (Clark & Calleja, 2008). Deze therapeutische manier van kopen is er simpelweg niet alleen om je beter te doen voelen, maar ook om je beter over jezelf te doen voelen. Het gaat om onzekerheden rond de identiteit, zoals het uiten wie je bent of het zoeken naar een beter en idealer zelfbeeld (Dittmar, 2004). Het is de verbetering in stemming en het versterken van de identiteit, dat de primaire motivatie is achter het ongecontroleerd kopen en niet het vergaren van Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 10 producten. Deze gevoelens spelen niet alleen een rol in de traditionele winkels, maar worden ook bij het online winkelen ervaren (Dittmar, Long & Bond, 2007). Sinds het onderzoek van O‟Quinn en Faber (1989) zijn er, behalve zelfwaardering, een compulsieve persoonlijkheid en materialisme, nog andere persoonlijkheidskenmerken aan ongecontroleerd kopen gekoppeld. De gevonden kenmerken richten zich op een laag niveau van eigenwaarde (Yurchisin & Johnson, 2004) en consciëntieusheid, oftewel de mate waarin iemand zich georganiseerd en doelgericht gedraagt (Wang & Yang, 2008). Hogere niveaus van het zoeken naar spanning (DeSarbo & Edwards, 1996), narcisme en impulsiviteit (Rose, 2007) worden gezien als versterkers van het ongecontroleerde koopgedrag. Recentelijk onderzochten Mueller et al. (2010c) de relatie tussen ongecontroleerd koopgedrag en de verschillende persoonlijkheidprototypes. Hieruit bleek dat mensen die hoger scoorden op neuroticisme meer last hadden van ongecontroleerd koopgedrag en moeite hadden om de symptomen onder controle te houden Op het moment dat ongecontroleerde kopers een winkelstraat instappen, stellen ze zich bloot aan een omgeving, die met opzet ontwikkeld is om op alle zintuigen in te spelen (Pooler, 2003). Met het doel om zoveel mogelijk winst te maken zal de verkoopsector alle psychologische middelen inzetten om bij winkelende mensen de motivatie tot kopen te vergroten. Tijdens het winkelen gaat een ongecontroleerde koper volledig op in het shoppen en is zich hierbij onbewust van zijn omgeving. Het winkelen wordt dan ook veelal alleen gedaan, omdat het gezelschap van anderen als „irritant‟ kan worden ervaren of mogelijk het volledig opgaan in het winkelen tegen kan houden (Faber & Vohs, 2004). Als er wel wordt besloten om met anderen te gaan winkelen dan is dit met mensen die hun interesses delen (Christenson et al., 1994). Bij ongecontroleerd kopen worden grote hoeveelheden producten gekocht, die in de behoeften van de persoonlijke en sociale identiteit voorzien (Dittmar, Beattie & Friese, 1996). Het gaat veelal om het kopen van goedkope producten wat door hun grote hoeveelheid tot hoge bedragen kan oplopen. Een product wordt meegenomen omdat deze in de aanbieding is of er aantrekkelijk uitziet (Black, 2007). Mannen hebben bij het kopen meer interesse in elektronische, technische en autogoederen maar net als vrouwen zijn zij ook geïnteresseerd in kleding, schoenen en cd‟s (Black, 2007). Het besef van de sociale status kan volgens Yurchisin en Johnson (2004) een voorspeller zijn van ongecontroleerd koopgedrag. Dit kan bij een ongecontroleerde koper resulteren in het meer gaan kopen of vervangen van producten zodra deze wel of niet meer trendy zijn. Een studie onder vrouwelijke studenten heeft al aangetoond dat de interesse in mode een sterke invloed kan hebben op het ongecontroleerd kopen (Park & Burns, 2005). Na het kopen en de kort durende verbetering in stemming, worden gevoelens van schuld, schaamte, spijt en wanhoop ervaren (Faber & Vohs, 2004). Deze komen bovenop de bestaande negatieve gedachten en het lage zelfbeeld. Dit zal uiteindelijk weer leiden tot het zoeken van verlichting door te gaan kopen. Het gebruik van het gekochte product lijkt niet belangrijk aangezien het in veel gevallen wordt terugbracht, niet uit de verpakking wordt gehaald, wordt doorverkocht of weggegeven (Schlosser, Black, Repertinger & Freet, 1994). Toch is het obsessief verzamelen van producten een aandoening die vaak samen (twee op drie) voorkomt met het ongecontroleerd kopen (Mueller, Mitchell, Crosby, Glaesmer & De Zwaan, 2008). Na het kopen zal er geprobeerd worden om het gedrag geheim te houden door producten te verstoppen. Dit uit angst om door anderen beoordeeld te worden op hun koopgedrag. Schulden De al vroeg door Kraepelin gelegde relatie met schulden werd door Faber en O‟Guinn in 1992 bevestigd, doordat zij de relatie tussen ongecontroleerd koopgedrag en creditcard schulden aantoonden. Ongecontroleerde kopers hadden meer creditcards, betaalden minder van hun creditcards per maand af, de creditcards stonden vaker op honderd dollar van het limiet af en een groot gedeelte van het inkomen werd per maand besteed Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 11 aan het aflossen van schulden. Het creditcardgebruik kan een matigend effect (Roberts & Jones, 2001) hebben op de relatie tussen ongecontroleerd koopgedrag en de attitude tegenover geld (angst, prestige en wantrouwen). Angst en prestige over geld hebben een versterkende werking op het ongecontroleerd kopen, terwijl het wantrouwen over geld het effect vermindert. De relatie met creditcardschulden komt in nog een aantal andere onderzoeken (Clark & Calleja, 2008) naar voren en kan worden versterkt door het hebben van een klein sociaal netwerk (Wang & Yang, 2008). De hoogte van de creditcardschulden kunnen wellicht verder worden versterkt door een hoger belang voor de onmiddellijke gevolgen van het gedrag (Joirman, Kees & Sprott, 2010). Het is mogelijk dat men door een hoger belang voor de directe gevolgen de uitkomsten van het gedrag negeert (Nenkov, Inman & Hulland, 2008). Ongecontroleerde kopers besluiten zodoende om hun betalingen liever mee naar huis te nemen en deze niet gelijk in de winkel af te lossen (Black et al., 2001). Cormorbiditeit Ongecontroleerd koopgedrag gaat in veel gevallen samen met een andere stoornis (cormorbiditeit). De meest voorkomende klinische stoornissen (Axis I, DSM IV) zijn stemmingstoornissen, angststoornissen, middelenverslavingen, eetstoornissen en impulscontrolestoornissen. Tijdens het gedrag heeft ongeveer de helft last van een klinische stoornis, waarbij angst het meest (44%) voorkomt. Mueller et al. (2010b) concludeerden dat 90 procent van de mensen met ongecontroleerd koopgedrag minimaal een keer in hun leven met een klinische stoornis (stemming 74% en angst 57%) te maken hebben gehad. Persoonlijkheidsstoornissen en mentale retardatie (Axis II, DSM IV) komt bij ongecontroleerde kopers ongeveer 60 procent voor (Schlosser et al., 1994) en de obsessieve-compulsieve, ontwijkende en borderline types zijn hierbij de meest voorkomende. Het hoge niveau van comorbiditeit is voor sommige onderzoekers dan ook een indicatie dat ongecontroleerd koopgedrag geen aparte stoornis is, maar eerder een symptoom van een andere stoornis (Mueller et al., 2010b). Oorzaak Tot op heden is er nog weinig bekend over het ontstaan van ongecontroleerd koopgedrag (Black, 2007). Psychotherapeuten suggereren dat vroege levenservaringen (bijv. seksuele mishandeling) een rol kunnen spelen (DeSarbo & Edwards, 1996). Het blijkt dat de perceptie en kritiek van ouders samenhangt met ongecontroleerd koopgedrag (Kyrios, Frost & Steketee, 2004). Neurobiologische theorieën (Koran, 2005; Holden, 2001; Grant, 2003) richten zich op een ontregeling bij de neurotransmitters (serotonine, dopamine en opiaat). Voor de ontwikkeling van ongecontroleerd koopgedrag zou mogelijk de cultuur van een land een rol kunnen spelen. Er moet namelijk wel de beschikking zijn over een groot aantal producten, voldoende geld zijn om te besteden en genoeg tijd waarin de aankopen kunnen worden gedaan (Black, 2007). Behandeling Tot op heden zijn er geen erkende behandelingen voor de stoornis bekend. Op dit moment zijn de behandelingen gericht op cognitieve gedragstherapie (CGT) en het toedienen van medicijnen (voornamelijk antidepressiva). Er zijn verschillende cognitieve gedragstherapieën ontwikkeld (Filomensky & Tavares, 2009; Mueller et al., 2010b), waarvan de groepstherapie de meest succesvolle lijkt te zijn en de effecten ook na zes maanden blijven aanhouden (Mitchell, Burgard, Faber, Crosby & De Zwaan, 2006; Filomensky & Tavares, 2009). In de Verenigde Staten worden bijeenkomsten georganiseerd die vergelijkbaar zijn met die van de anonieme alcoholisten. Mensen kunnen elkaar zo steun bieden bij het omgaan met de gevolgen (schulden) van ongecontroleerd koopgedrag. Kuzuma en Black (2006) formuleerden een aantal aanbevelingen voor een behandeling waarbij het belangrijk is dat de patiënten eerst op de hoogte worden gebracht van het feit dat ze niet alleen kunnen vertrouwen op medicijnen. Patiënten moeten: (1) toegeven dat ze last van ongecontroleerd koopgedrag hebben; (2) creditcards en chequeboeken wegdoen; (3) gaan winkelen met vrienden of Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 12 familie die niet ongecontroleerd kopen; (4) andere zinvolle manieren vinden om hun vrije tijd te besteden. 2.2. Hypotheses Vanuit de verzamelde theorie zijn onder elke hoofdvraag verschillende hypotheses geformuleerd: A. In hoeverre is er onder winkelende volwassenen in Zuid-Holland sprake van ongecontroleerd koopgedrag? - De prevalentie van ongecontroleerd koopgedrag zal in Nederland niet afwijken van internationale gegevens. - De eigen inschatting van het koopgedrag zal een significante relatie hebben met de score van de gebruikte vragenlijst. B. Wat zijn mogelijke antecedenten van ongecontroleerd koopgedrag? Op het gebied van somberheidgevoelens, sekse, leeftijd en demografische factoren (inkomens- en opleidingsniveau). - Somberheid heeft een positieve relatie met ongecontroleerd koopgedrag. - Er wordt aangenomen dat vrouwen vaker ongecontroleerd koopgedrag vertonen dan mannen. - Leeftijd zal een negatieve relatie hebben met ongecontroleerd koopgedrag. - Het inkomensniveau zal negatief samenhangen met ongecontroleerd koopgedrag. - Het opleidingsniveau zal niet samenhangen met ongecontroleerd koopgedrag. C. Wat zijn mogelijke gevolgen van ongecontroleerd koopgedrag? Op het gebied van financiële zorgen en een verbetering in stemming. - Financiële zorgen zullen een positieve relatie hebben met ongecontroleerd koopgedrag. - Een verbetering in stemming zal een positieve relatie hebben met ongecontroleerd koopgedrag. 2.3. Onderzoeksmodel Om een overzicht van het onderzoek te geven zijn alle te verwachte relaties in een model geplaatst. Dit onderzoeksmodel is volledig gericht op de relaties met ongecontroleerd koopgedrag en bevat zo niet relaties die nog tussen de antecedenten en gevolgen onderling kunnen spelen. Deze worden wel in het kort besproken om hier later bij het testen van het geformuleerde model rekening mee te houden. Als eerst wordt echter een korte beschrijving gegeven van het onderstaande model, waarna andere mogelijk te verwachten relaties worden besproken. Figuur 1. Onderzoeksmodel Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 13 Beschrijving De geformuleerde antecedenten staan aan de linkerkant van het onderzoeksmodel en hebben naar verwachting een effect op het ongecontroleerde koopgedrag. Bij somberheid zal dit positief zijn, omdat een groter gevoel van somberheid zal leiden tot meer ongecontroleerd koopgedrag. Als we kijken naar sekse is de verwachting dat vrouwen meer ongecontroleerd kopen dan mannen. Het negatieve effect van inkomen en leeftijd houdt in dat een laag inkomensniveau of jonge leeftijd meer kans zou geven om ongecontroleerd te gaan kopen. Ondanks dat het merendeel van de onderzoeken geen verband vindt tussen ongecontroleerd kopen en het inkomensniveau, is er toch gekozen om naar aanleiding van het onderzoek van Koran et al. (2006) te kijken naar dit verband. De mate waarin iemand is opgeleid is niet meegenomen in dit model, omdat hier geen relatie met ongecontroleerd koopgedrag wordt verwacht. In het midden van het model wordt ongecontroleerd koopgedrag weergegeven waar ook de eigen inschatting van het koopgedrag onder valt. Het is de verwachting dat deze met elkaar zullen samenhangen en dat iemand na het invullen van de vragenlijst een adequate inschatting kan maken van zijn eigen koopgedrag. Aan de rechterzijde van het model bevinden zich de gevolgen van het ongecontroleerd koopgedrag. De verwachting is dat het kopen zal leiden tot het maken van meer financiële zorgen en tot een tijdelijke verbetering in stemming. Onderlinge verbanden tussen antecedenten en gevolgen Een mogelijk ander verband wat in dit model zou kunnen worden verwacht is de relatie tussen somberheid en financiële zorgen. Welke kant deze relatie oploopt valt niet uit de theorie vast te stellen (Fitch et al., 2009). Uit de Nederlandse literatuur (De Graaf, Ten Have & Van Dorsselaer, 2010) is vast te stellen dat somberheid meer bij vrouwen voorkomt dan bij mannen en dat het inkomensniveau een voorspeller is van somberheid. De gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (Moonen, Otten, & Pleijers, 2011) laten zien dat een hogere opleiding leidt tot een hoger inkomen en dat mannen gemiddeld meer verdienen dan vrouwen. Verder is aan te nemen dat de hoogte van het inkomen gedurende het leven langzaam zal blijven toenemen. Wanneer er naar de financiële zorgen wordt gekeken is het onduidelijk of vrouwen meer financiële zorgen hebben dan mannen (Grulke et al., 2006). In onderzoeken rapporteren vrouwen vaker dat zij zich zorgen maken, maar dit zou te maken kunnen hebben met hoe er met deze gedachten wordt omgegaan of door een negatieve oriëntatie op deze gedachten (Robichaud, Dugas & Conway, 2003). Het is echter wel duidelijk dat financiële zorgen af zullen nemen bij een hogere leeftijd en inkomen (Grulke et al., 2006). Eventuele andere verbanden met een verbetering in stemming worden niet verwacht. Het kopen om een verbetering in stemming te ervaren is een integraal onderdeel van ongecontroleerd kopen en eventuele andere verbanden zouden via dit gedrag moeten lopen. Ongecontroleerd koopgedrag zou zo een mediërend effect hebben tussen de geformuleerde antecedenten en de gerapporteerde verbetering in stemming. Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 14 3. ONDERZOEKSOPZET In het vorige hoofdstuk is de bestudeerde theorie behandeld waaruit hypotheses zijn geformuleerd en een onderzoeksmodel is samengesteld. In dit hoofdstuk zal worden beschreven hoe het onderzoek is uitgevoerd. 3.1. Onderzoekstype Om een voorlopig beeld te krijgen van ongecontroleerd koopgedrag in Zuid-Holland zal het onderzoek voornamelijk toetsend van aard zijn. Het theoretisch kader heeft belangrijke punten naar voren gebracht die in samenwerking met de wensen van de opdrachtgever hebben geleid tot een aantal hypotheses. Deze hypotheses worden door middel van vooraf vastgestelde meetinstrumenten, populatie en onderzoeksomstandigheden getoetst (Baarda, 2007). Als eerst wordt er een kwalitatief vooronderzoek uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in de mogelijke antecedenten en gevolgen van ongecontroleerd koopgedrag. Dit vooronderzoek bestaat uit de eerder beschreven literatuurstudie en wordt aangevuld met inzichten voortkomend uit de gedeeltelijk gestructureerde interviews (face-to-face interviews en diepte-interviews). Deze vorm van dataverzameling is vrij gedetailleerd, maar mist de betrouwbaarheid om uitspraak te kunnen doen over de geformuleerde hypotheses en dient zo voornamelijk als vooronderzoek. Bij het kwantitatieve deel van het onderzoek is daarom gebruik gemaakt van een gestandaardiseerde en gestructureerde vragenlijst. Op de verzamelde gegevens worden tot slot statistische analyses uitgevoerd om de praktische en bruikbare informatie eruit te halen. 3.2. Kwalitatief onderzoek Het interview is de ideale methode om meer te weten te komen over attitudes, opinies of kennis van één of meerdere personen. Deze methode sluit goed aan bij het doel om in het vooronderzoek een beter beeld van ongecontroleerd koopgedrag te krijgen, aangezien de definitie nog steeds onduidelijk is. Door het moeilijk kunnen bereiken van de gestelde doelgroep, voor diepte-interviews, is er voor twee interviewmethoden gekozen. De face-to-face interviews dienen als vooronderzoek en worden gebruikt om de instrumenten van het diepte-interview en de vragenlijst op te zetten. Face-to-face interview Bij de eerste vorm van interviewen is er gebruik gemaakt van een korte interviewleidraad (zie bijlage I) die ter inventarisering voor een aantal belangrijke termen uit de theorie dient. Daarnaast waren er twee subdoelen bij dit vooronderzoek, namelijk een beter beeld krijgen over het koopgedrag in Nederland en na gaan in hoeverre de Compulsive Buying Scale van Faber en O‟Quinn (1992) in het kwantitatieve deel van het onderzoek kan worden gebruikt. De interviewleidraad is eenmaal uitgeprobeerd in Den Haag voordat de interviews zijn afgenomen. In een periode van twee weken, door middel van een aselecte kanssteekproef, zijn 34 winkelende mensen in de steden Den Haag, Leiden en Rotterdam bereikt. In korte gesprekken zijn de belangrijke punten aan de hand van de leidraad genoteerd. Deze zijn vervolgens verder uitgewerkt (zie bijlage II) en gebruikt bij het opzetten van het diepte-interview en de vragenlijst. Hieronder volgt een korte samenvatting van de belangrijkste punten uit deze interviews. Samenvatting Een groot gedeelte van de respondenten koopt weleens impulsief een product (kleding, eten en elektronica), maar een drang naar kopen wordt zo goed als niet ervaren. Het verbeteren van de stemming door te gaan winkelen of kopen wordt een aantal keer Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 15 genoemd en houdt meestal lang na de aankoop aan. Een product moet er mooi uitzien om te worden meegenomen en bij het afrekenen wordt voornamelijk een pinpas gebruikt. Betalen met een creditcard of op afbetaling wordt niet of nauwelijks gedaan. Een klein aantal van de respondenten geeft aan hun aankopen digitaal te maken. Mogelijke financiële gevolgen van het kopen worden niet aangegeven terwijl een derde van de ondervraagden toegeeft weleens een product te kopen wat hij of zij zich niet kan veroorloven. De helft van de respondenten krijgt weleens vanuit de omgeving te horen dat er teveel geld wordt uitgegeven en de ondervraagde omschrijft zich in veel gevallen als een funshopper, koopjesjager of iemand die uit noodzaak koopt. Diepte-interview Bij de tweede methode is er gekozen voor een diepte-interview om, in tegenstelling tot de eerdere manier van interviewen, dieper op een antwoord van een respondent in te gaan. Bij het samenstellen van de interviewleidraad (zie bijlage III) is er naar punten uit de eerdere face-to-face interviews en literatuurstudie gekeken. Ten eerste is er meer ruimte ingeruimd voor de financiële kant van het kopen. In de eerdere vorm van interviewen kwam dit aspect niet duidelijk genoeg naar voren. Ten tweede wordt er gevraagd naar de achtergrond van het kopen en de gesteldheid van de respondent. Bij het opstellen van de interviewleidraad is er gekeken naar de opbouw en vragen van het Structured Clinical Interview (Michael, Spitzer, Gibbon & Williams, 2002) uit de DSM-IV-TR. Vanwege de relatief jonge doelgroep is besloten om ook naar het toekomstbeeld van het koopgedrag te vragen. Dit omdat er in de literatuurstudie geen informatie is gevonden over hoe jongeren hun koopgedrag in de toekomst zien en de mogelijke manieren die ze eventueel aandragen om hun gedrag te veranderen. Om deze groep te bereiken is er op het digitale studieplatform (Blackboard) van de Hogeschool Leiden een oproep gedaan onder Toegepaste Psychologie studenten. De oproep (zie bijlage VI) richtte zich op overmatig kopen, omdat andere termen (ongecontroleerd koopgedrag en koopverslaving) mogelijk onbekend of te bedreigend zouden klinken. Het half gestructureerde interview is vervolgens onder negen respondenten afgenomen die in een tijdsbestek van twee weken op de geplaatste mededeling hadden gereageerd. Er was beoogd om zoveel mogelijk spreiding te hanteren op sekse, maar door een laag aantal (n=3) reacties onder mannen is dit niet bereikt. De interviews vonden plaats op de Hogeschool Leiden in een van te voren daarvoor gereserveerd lokaal. Dit om een rustige omgeving voor het gesprek te creëren en de privacy van de respondent te garanderen. Tevens zorgde deze rustige omgeving voor een duidelijke opname van het gesprek wat het vervolgens eenvoudiger maakte om deze volledig uit te typen en te categoriseren. De interviews zijn afgenomen om antwoord te krijgen op de hoofdvraag en om meer inzicht te krijgen in de mogelijke antecedenten of gevolgen. Ze worden daarom in het volgende stuk besproken, voordat wordt overgegaan tot het kwantitatieve deel van het onderzoek. 3.3. Resultaten kwalitatief onderzoek (diepte-interviews) De jonge doelgroep (gemiddeld 22 jaar) heeft na de afname van het interview hun verslaving tot het kopen aangegeven. Hierbij gaven alle geïnterviewden aan gemiddeld of meer dan gemiddeld verslaafd te zijn aan kopen. Twee geïnterviewden gaven aan op dit moment minder last te hebben van het overmatig kopen dan vroeger. In de onderstaande beschrijving wordt hun ervaring meegenomen betreffende de periode dat zij ook meer dan gemiddeld verslaafd waren aan het kopen. We bespreken hierbij de belangrijkste punten die tussen de geïnterviewden overeenkwamen. In de bijlagen (zie IV) is een uitgebreid overzicht te zien van de verschillende antwoorden en de mate waarin deze punten door de respondenten zijn benoemd. Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 16 Koopgedrag Aanleidingen voor het winkelen liggen veelal in het zoeken van ontspanning of het simpelweg tijd verdrijven. Je hebt tegenwoordig overal winkels, al dan niet online, en dit leidt vaak tot impulsieve aankopen. Het zijn dan voornamelijk de kleine aankopen die tussendoor worden meegenomen. Bij de “Ik heb al drie witte producten die worden meegenomen is een duidelijk onderscheid shirtjes, maar dan wil tussen mannen en vrouwen te zien. Vooral kleding en make-up ik toch nog één” worden door vrouwen gekocht om er leuk uit te zien, terwijl de mannen het meeste geld uitgeven aan media (cd‟s en blu-rays) en kleine hebbedingetjes. Vrouwen kopen ook meerdere van hetzelfde product of producten die niet of nauwelijks van elkaar verschillen. Winkelen wordt in ieder geval één keer per week gedaan of in sommige gevallen zelfs elke dag. Vooraf is er niet altijd een doel om te gaan winkelen en de reden om producten mee te nemen verschilt van het leuk vinden, het is een “Lekker voor de heb, heb ik het” aanbieding tot het is iets nieuws. De mannen geven “make-up terwijl ik nooit maketevens aan liever direct een resultaat te willen bij het up gebruik” winkelen. Als er wordt gewinkeld gebeurt dit “Het is ook van als jij dat koopt dan hoef ik voornamelijk alleen, zeker als er even iets mij niet schuldig te voelen over wat ik net heb gekocht dus koop maar. Het is leuk” tussendoor wordt gehaald. Wanneer er wel met vrienden wordt gewinkeld beschrijven de vrouwen dat dit aanmoedigend kan werken bij het maken van hun aankopen. Het betalen gaat met de pinpas en geen van de geïnterviewden heeft ooit een lening afgesloten om zijn aankopen te bekostigen. Redenen voor velen om meer te gaan kopen is de verandering in seizoenen of het hebben van meer geld. Bij de geïnterviewde vrouwen wordt deze verandering in seizoenen een aantal keren in verband gebracht met het mooie weer of met een nieuwe collectie die in de winkels komt te liggen. Oorzaak Het koopgedrag begon voor allen overmatig te “gewoon letterlijk toen ik meer geld had” worden toen ze zakgeld kregen of begonnen met werken en zodoende meer geld hadden om te besteden. Het niet hebben van vaste lasten was voor een paar geïnterviewden een aanvullende motivatie. Persoonlijke factoren die mogelijk een rol kunnen spelen zijn impulsiviteit (bijv. ADHD), het willen verzamelen van producten of het er leuk uit willen zien (door kleren te kopen). De interesse in mode wordt door een aantal vrouwen genoemd als mede oorzaak voor het kopen van kleren. Stemming Het winkelen zelf wordt als plezierig ervaren en ook de aankoop brengt een verbetering in stemming teweeg. Het winkelen en kopen van producten kan ook als een beloning voor het werk worden ervaren. Op vier vrouwen na geven alle geïnterviewden aan dat er niet wordt gekocht om jezelf in een slechte stemming beter te doen voelen. Degenen die wel kopen voor een verbetering in stemming geven veelal aan dat dit goede gevoel niet lang na de transactie blijft aanhouden. “Ben je gefrustreerd en dan koop je wat en dan is het even weer goed en daarna ben je weer heel schuldig omdat je wat gekocht hebt wat je niet nodig hebt” Gevolgen Een van de gevolgen is dat je aan het einde van de “Ik sta niet rood. Dat sta ik nooit” maand geen geld overhoudt. Dit gaat in de helft van de gevallen weer samen met het maken van financiële zorgen. Een tekort aan geld is niet voor ieder een keerzijde van het koopgedrag, omdat dit niet opweegt tegen de aangeschafte producten. Het hebben van weinig geld heeft op een enkel geval na niet geleid tot schulden, maar voor velen is het “rood” komen te staan een grens waar ze niet over heen willen gaan. Een ander resultaat waar veel geïnterviewden mee zitten is dat er Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 17 teveel spullen in huis liggen of dat de kledingkast helemaal volzit. Over de financiën of het koopgedrag wordt niet of nauwelijks met familie of “Mijn moeder wordt ook kwaad, vrienden gesproken. Ouders informeren hier echter nog die zegt dat ik koopzucht heb. wel naar en geven in sommige gevallen nog financiële Dat is ook zo misschien” ondersteuning voor het levensonderhoud. Omgaan met Om het gedrag, voor zover de geïnterviewde dit nodig “Ik heb ook heel verstandig een rekening die niet in het rood kan” acht, onder controle te houden worden een aantal acties ondernomen. Enkele besluiten niet meer naar de stad te gaan terwijl anderen hun uitgaven duidelijk zijn gaan bijhouden. Een ander beschreef de mogelijkheid om voor het winkelen, of aan het begin van de week, een bedrag te pinnen om zo duidelijk te zien hoeveel je uitgeeft of te besteden hebt. Vanuit de opvoeding is er meegekregen om niet te gaan lenen, ook al zijn er geïnterviewden die dit wel hebben gedaan. In de directe omgeving worden dan kleine bedragen geleend om dat ene product toch te kunnen kopen. Opmerkingen van anderen of iemand die in de omgeving excessiever koopt dan de geïnterviewde zelf kan ook remmend werken. Toekomst In veel gevallen zien de geïnterviewden hun gedrag in de toekomst niet veranderen, omdat het voor sommigen ook niet echt als een probleem wordt ervaren. Er zijn echter wel vaak plannen om te gaan sparen en bewuster aankopen te maken. Het feit dat je niks aan het einde van de maand overhoudt is hierbij de belangrijke factor om het gedrag enigszins te gaan veranderen. “Ik heb helemaal geen koopverslaving of zoiets, misschien ook wel ik weet het niet” 3.4. Conclusies en consequenties voor het kwantitatief onderzoek Uit de interviews van het kwalitatieve onderzoek dienen de volgende punten te worden meegenomen in het kwantitatieve onderzoek. 1. Erkennen van schulden In de uitgevoerde interviews wordt er niet, op één respondent na, over mogelijke schulden gesproken. Deze bevinding ondersteunt de opzet om in het kwantitatieve onderzoek naar financiële zorgen, in plaats van schulden, te vragen. 2. Kopen voor een betere stemming Het kopen om de stemming te verbeteren, komt in beide interviewmethoden duidelijk naar voren onder de respondenten die aangeven ongecontroleerd te kopen of overeenstemming hebben met de criteria van McElroy et al. (1994). Dit ondersteunt de opzet om het kopen uit somberheid, vanwege de tijdelijke verbetering in stemming, centraal te stellen in het onderzoek. Bovendien is te zien dat vrouwen meer aangeven om voor een verbetering in stemming te kopen dan mannen. 3. Laag creditcard gebruik De creditcard wordt in beide vormen van interviews niet of nauwelijks genoemd als betaalmiddel. Door het geringe gebruik van een creditcard zou het moeilijk zijn om een eventueel effect met ongecontroleerd koopgedrag waar te nemen. Dit heeft ertoe geleid dat de effecten van een betaalmiddel niet in het onderzoek worden meegenomen. 4. Gebruik van vragenlijst In de interviews wordt bij betaalmiddelen niet of nauwelijks naar cheques gerefereerd, zoals dit ook bij de creditcard het geval was. Dit heeft tot gevolg dat twee vragen uit de Compulsive Buying Scale van Faber en O‟Quinn (1992) met betrekking tot cheques en creditcards mogelijk minder bij de algemene schaal van ongecontroleerd koopgedrag aansluiten. Dit zou betekenen dat, bij het eventuele gebruik van deze vragenlijst in het kwantitatieve onderzoek, wellicht maar vijf van de zeven vragen ongecontroleerd koopgedrag meten. Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 18 3.5. Kwantitatief onderzoek Het vooronderzoek vormt de basis voor het kwantitatieve onderzoek dat in een periode van drie weken is uitgevoerd. Om de winkelende mensen in Zuid-Holland te bereiken is er gekozen voor een persoonlijke benadering in het centrum van verschillende steden in Zuid-Holland, te weten Den Haag, Leiden en Rotterdam. Opzet In deze steden zijn winkelende volwassenen gedurende een periode van drie weken benaderd om een papieren versie van de vragenlijst (zie bijlage V) in te vullen. Een respondent zal zich op deze wijze goed in het onderwerp kunnen inleven, aangezien hij of zij al bezig is met winkelen en mogelijk al een aankoop heeft gedaan. De persoonlijke benadering biedt tevens het voordeel dat er direct hulp kan worden geboden als er mogelijke onduidelijkheden zijn over de vragenlijst. Er is tevens een digitale mogelijkheid aan respondenten geboden die aangaven geen tijd te hebben, maar wel bereid waren om aan het onderzoek mee te werken. Hiervoor is een digitale vragenlijst gemaakt die via een korte link (zie bijlage VI) op het internet te bereiken was. De respondenten zijn aselect en door toeval (kanssteekproef) uit de populatie gekozen door voorbijgangers om en om te vragen aan het onderzoek mee te werken. De meting vond plaats op verschillende dagen, tijden en plekken in het centrum van de verschillende steden. Door de vragenlijsten ook in het weekend of op koopavonden af te nemen heeft iemand met een voltijdbaan mede de kans gehad om in het onderzoek te worden meegenomen. Om verder de betrouwbaarheid van het onderzoek (Brinkman, 2006) zo hoog mogelijk te krijgen is altijd hetzelfde meetinstrument gebruikt en waren de beoordelingscriteria en meetprocedures van te voren vastgelegd. 3.6. Vragenlijst De hypotheses, opgesteld aan de hand van de geformuleerde hoofd- en deelvragen, worden met de gestructureerde vragenlijst getoetst. Voor elke hypothese is bepaald welke variabelen in de vragenlijst moeten worden opgenomen om er een uitspraak over te kunnen doen. De vragenlijst zal door een aantal algemene vragen worden ingeleid, waarnaar er wordt overgegaan naar de stellingen die op een vijf punt Likertschaal (bijv. nooit tot heel vaak) zijn gemeten. Tijdens de afname van de face-to-face interviews, het kwalitatieve onderzoek, is een inschatting gemaakt over de hoeveelheid tijd die een respondent gemiddeld over had om aan het onderzoek mee te werken. Dit gegeven (ongeveer vier minuten tijd) is gebruikt om de grootte van de vragenlijst te bepalen. De vragenlijst is, voor de definitieve afname, een aantal maal proefgedraaid onder de beoogde respondenten en experts om de opzet en mogelijke onduidelijkheden te verbeteren. In de komende paragrafen wordt beschreven welke gestandaardiseerde vragenlijsten, of onderdelen hiervan, zijn opgenomen in de uiteindelijke vragenlijst. Demografische kenmerken De vragenlijst wordt ingeleid door naar demografische kenmerken te vragen: sekse, leeftijd, inkomen en opleiding. De vraag naar de leeftijd is als een open vraag gesteld om in de analyse meer mogelijkheden voor de dataverwerking over te houden. Om het netto inkomen te meten is er gekeken naar de schaal die Mueller et al. (2010a) in hun onderzoek hebben gebruikt. Het aantal gebruikte items is in de definitieve schaal van acht naar zes teruggebracht. Bij opleiding wordt naar alle opties gevraagd die in Nederland beschikbaar zijn of recentelijk beschikbaar zijn geweest (Colo, 2009). Bij enige onduidelijkheden over deze vraag wordt er bij de afname een uitleg gegeven over de verschillende afkortingen. In de digitale versie van de vragenlijst is er achter elke afkorting een beschrijving gegeven. Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 19 Ongecontroleerd koopgedrag Vanwege het niet voorhanden zijn van een gevalideerde vragenlijst in Nederland, om ongecontroleerd koopgedrag te meten, is er besloten om een internationale vragenlijst die de meeste raakvlakken heeft met het onderzoek te vertalen. Besloten is om de Edwards Compulsive Buying Scale (Edwards, 1993) te gebruiken. De voornaamste overwegingen om dit instrument te kiezen, in plaats van de veel gebruikte Compulsive Buying Scale van Faber en O‟Quinn (1992), komen voort uit de resultaten van het kwalitatieve onderzoek en nader theoretisch onderzoek. In tegenstelling tot de vragenlijst van Faber en O‟Quinn meet de Edwards Compulsive Buying Scale niet dichotoom en plaatst deze de eindscore op een continuüm van niet tot wel verslaafd. Verder richt de vragenlijst van Edwards zich uitsluitend op het ongecontroleerd kopen. Financiële gevolgen of het kopen om de stemming te verbeteren zijn in tegenstelling tot de vragenlijst van Faber en O‟Quinn niet een onderdeel van de vragenlijst om ongecontroleerd koopgedrag te meten. Andere vragenlijsten die eerder in Nederland zijn afgenomen, waaronder die van Faber en O‟Quinn, ondervonden problemen in de validiteit (Horváth & Adiguzel, 2010). Dit versterkte de keuze voor de Edwards Compulsive Buying Scale. Manolis en Roberts (2008) bevelen in een vergelijkend onderzoek tussen beide vragenlijsten aan dat de vragenlijst van Edwards het best gebruikt kan worden wanneer men een beter begrip wil krijgen of een schatting wil maken van ongecontroleerd koopgedrag onder de algemene populatie. De vragenlijst meet met 13 vragen ongecontroleerd koopgedrag en valt verder op te delen in vijf losstaande dimensies. Deze dimensies bestaan uit: neiging om te besteden, dwang/aansporing om te besteden, gevoelens over winkelen en besteden, disfunctioneel besteden en schuldgevoelens na het kopen. Verschillende onderzoeken (Edwards, 1993; Desarbo & Edwards, 1996; Manolis & Roberts, 2008) beschouwen het instrument als valide en tonen met behulp van een factoranalyse de verschillende dimensies aan. In het onderzoek van Manolis en Roberts (2008) bleek een model waarin de eerste twee dimensies (neiging om te besteden en dwang/aansporing om te besteden) waren samengevoegd beter bij de data aan te sluiten. Edwards (1993) vindt het zetten van een waarde waarop iemand al dan niet een ongecontroleerde koper is arbitrair. Mogelijk hierdoor heeft ze in haar onderzoek geen waarde (cut-off point) opgenomen om hierover uitspraak te doen. Om toch een mogelijke indicatie te geven van het voorkomen van de stoornis zal in dit onderzoek iemand als ongecontroleerde koper worden aangeduid bij een score die twee standaard deviaties boven het gemiddelde uitkomt. Als indicatie voor deze gemiddelde score kan er naar het eerste onderzoek van Edwards (1992) worden gekeken. Hier had de ongecontroleerde koper een gemiddelde score van 28.5 en iemand uit de algemene populatie een score van 15.7. Financiële zorgen Uit de Money Attitude Scale (Yamauchi & Templar, 1982) zijn bij de angstschaal drie vragen aangepast en vertaald om financiële zorgen te meten. In het onderzoek naar de attitude tegenover geld bouwde Sybrowsky (2007) verder op het onderzoek van Roberts en Jones (2001) en vond dat angst over geld in twee subschalen (als antecedent en gevolg) viel op te delen. In dit onderzoek zijn de vragen gebruikt die in het onderzoek van Sybrowsky (2007) als gevolg waren gekenmerkt. De validiteit van de schaal werd in de drie eerder genoemde onderzoeken als voldoende beoordeeld. Somberheid Somberheid zal in de vragenlijst worden gemeten met drie criteria van depressie uit de DSM-IV-TR (2000). De vragen die hiervoor worden gebruikt zijn uit de Nederlandse versie van de Patiënt Gezondheidsvragenlijst (PHQ-9) gehaald (Spitzer, Kroenke & Williams, 1999). Vanwege de gevoelige aard van vele criteria (bijv. gedachten aan zelfmoord) en een beperkte grootte van de vragenlijst is er de keuze gemaakt voor de lichtere criteria van depressie. De PHQ-9 is in Nederland getest (Van SteenbergenOnderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 20 Weijenburg et al., 2010) en werd hierbij gezien als een efficiënt en valide meetinstrument. Stemming verbeteren Het verbeteren van stemming wordt in twee vertaalde vragen gemeten die uit het onderzoek van Arnold en Reynolds (2003) afkomstig zijn. Het betreft de vragen die de genoegdoening (gratification) van het winkelen meten. Kort gezegd gaat dit om het verbeteren van de stemming door te winkelen en geld uit te geven. Het meetinstrument wordt in het onderzoek van Arnold en Reynolds (2003) als valide beschouwd. Eigen inschatting koopgedrag Tot slot wordt aan het eind van de vragenlijst aan de respondenten gevraagd in welke mate ze verslaafd zijn aan kopen. Bij het vormgeven van de antwoordmogelijkheden voor deze vraag is getracht “The Compulsive Buying Continuum” van Edwards (1993) weer te geven. De term ongecontroleerd kopen wordt bij deze vraag niet gebruikt vanwege de inschatting dat de term redelijk onbekend is bij de doelgroep. Voor de vraag wordt een lijn weergegeven. Deze lijn loopt van helemaal niet tot helemaal wel verslaafd, en kent net als de lijn van Edwards vijf vlakken. Het continuüm van Edwards loopt van helemaal niet tot wel verslaafd en kent de volgende categorieën, die niet in de vragenlijst worden weergegeven: Normaal/Niet compulsief, Recreatief, Grensgeval, Compulsief en Verslaafd. Voor het overzicht is de hierboven beschreven vragenlijst in de onderstaande tabel samengevat. Naast elk beschreven onderwerp worden de vragen weergegeven die het begrip meten. Tabel 1. Overzicht van de vragenlijst Onderwerp Demografische kenmerken Ongecontroleerd koopgedrag Financiële zorgen Somberheid Stemming verbeteren Eigen inschatting koopgedrag 3.7. In vragenlijst (zie bijlage V) Vraag 1 tot en met 4 Vraag 5, 7, 9-11, 14-19, 22 en 24 Vraag 12, 22 en 25 Vraag 13, 21 en 23 Vraag 6 en 8 Vraag 26 Verwerking en algemene beschrijving van de verzamelde data Om de verzamelde data te verwerken en te analyseren is er gebruik gemaakt van het statistische programma SPSS 19.1 (Statistical Package for the Social Sciences). De antwoorden zijn gecodeerd en elke gestelde vraag heeft één antwoordmogelijkheid. Ontbrekende data zijn als missing ingevoerd. Hieronder wordt een beschrijving gegeven van de beoogde en behaalde steekproefgrootte en worden verder de demografische gegevens evenals de representativiteit besproken. Steekproefomvang en analyse Om de grootte van de steekproef te bepalen is er van te voren gekeken welke analyses er op de data worden uitgevoerd. Voor het nagaan van de verschillende factoren van het koopgedrag zal er een factoranalyse worden uitgevoerd. Bij het nagaan van de verschillende relaties die in het onderzoeksmodel zijn geformuleerd wordt met behulp van AMOS (onderdeel van SPSS 19) een Structural Equation Model (SEM) opgezet. Voor het uitvoeren van deze analyses geldt een aantal assumpties over de steekproefgrootte. Bij het opzetten van een SEM wordt voorgeschreven om minimaal 200 respondenten te hebben (Kline, 2005). Voor het uitvoeren van een factoranalyse wordt een minimum van 10 respondenten maal het aantal items voorgeschreven. Met een vragenlijst die 13 vragen telt komt het te bereiken aantal van respondenten op 130 uit. Het streven was dus om in ieder geval meer dan 200 respondenten te bereiken. Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 21 Uiteindelijk zijn, met de eerder beschreven manier van benadering, 234 respondenten in Zuid-Holland bereikt die de vragenlijst volledig hebben ingevuld. De afname van de vragenlijst vond plaats in de periode van 13 maart tot 2 april en heeft uiteindelijk op alle dagen van de week plaatsgevonden, waaronder de koopavonden en in het weekend. Het grootste aantal van de respondenten is uiteindelijk bereikt door de vragenlijst direct te laten invullen. Ongeveer dertig keer is er naar de online vragenlijst gerefereerd, maar dit leverde maar twee respondenten op. Wanneer we kijken naar het bereikte aantal mensen in de verschillende steden zijn deze ongeveer gelijk vertegenwoordigd. Respectievelijk kwamen 74 mensen uit Den Haag, 79 uit Rotterdam en 81 uit Leiden. Demografische gegevens Om een inzicht te geven in de verzamelde data is het raadzaam eerst een aantal van de demografische gegevens te bespreken en na te gaan in hoeverre deze representatief zijn voor de populatie van Zuid-Holland. Vanwege het ontbreken van nauwkeurige gegevens is de vergelijking met de algemene cijfers over Nederland gemaakt. Daarnaast kunnen de data op deze wijze ook worden gecontroleerd op codeerfouten en de spreiding. De gegevens die worden besproken zijn geslacht, leeftijd, opleiding en inkomen. De verdeling naar geslacht van de verschillende respondenten is 112 man (48%) en 122 vrouw (52%). Dit komt overeen met de CBS (2010) gegevens waarin de vrouwen ook lichtelijk meer vertegenwoordigd zijn, respectievelijk 51% vrouw en 49% man. Vrouwen zijn in dit onderzoek dus niet oververtegenwoordigd en bij de interpretatie van de resultaten zal er een goede analyse kunnen worden gemaakt tussen eventuele verschillen in mannen en vrouwen. In de vragenlijst is gevraagd of respondenten hun leeftijd aan wilden geven en deze resultaten zijn in onderstaande tabel in leeftijdscategorieën ingedeeld. Tabel 2. Verdeling leeftijd Jaren 18 t/m 22 23 t/m 30 23.5% 17.9% 31 t/m 40 13.7% 41 t/m 50 13.7% 51 t/m 60 12.8% 61 en ouder 18.4% Hieruit valt op te maken dat jonge respondenten sterk vertegenwoordigd zijn in het onderzoek. Dit valt voor een deel te herleiden aan een grotere bereidwilligheid onder deze groep om aan het onderzoek mee te werken. Mede hierdoor is er een hoge piek (kurtosis=1.03) in de normale verdeling van de data te zien en hebben we met een scheve verdeling naar links te maken (skewness=.48). Omdat beide getallen rond de één of lager zitten kan nog worden aangenomen dat de data wel normaal verdeeld zijn. Bij de interpretatie van de resultaten dient hier echter wel rekening mee gehouden te worden. De representativiteit van deze gegevens is moeilijk na te gaan, maar wanneer deze naast die van het CBS (2010) worden gelegd komt de gemiddelde leeftijd overeen en is te zien dat mensen boven de 40 jaar minder vertegenwoordigd zijn. Tabel 3. Verdeling opleiding en inkomen Tot slot werpen we nog een korte blik Opleiding Inkomen op de inkomensverdeling en het Basisonderwijs 2.6% Lager dan €799 20.8% opleidingsniveau van de Mavo/Vmbo 12% €800 t/m €1599 25.7% respondenten. Beiden variabelen Mbo 22.2% €1600 t/m €2399 29.6% hebben een redelijke normale Havo/Vwo 22.2% €2400 t/m €3199 11.9% verdeling en worden verder in het Hbo 24.8% €3200 t/m €3999 5.3% onderzoek als intervalvariabelen Wo 15.8% €4000 en hoger 6.6% gebruikt. Bij het inkomensniveau is te zien dat ongeveer 76 procent een netto inkomen van minder dan 2400 euro per maand heeft. Onder de respondenten valt verder waar te nemen dat hoger opgeleiden sterk (40.6%) vertegenwoordigd zijn. Dit is niet geheel representatief voor Nederland (CBS, 2008) waar tegenwoordig ongeveer een kwart van de inwoners een Hbo of Wo opleiding heeft afgerond. Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 22 4. ANALYSE EN RESULTATEN Nadat in het vorige hoofdstuk onder andere de demografische kenmerken van de respondenten zijn beschreven, zullen in dit hoofdstuk de data verder worden geanalyseerd. Met behulp van een aantal statistische analyses wordt antwoord gezocht op de gestelde hypotheses. Eerst wordt er gekeken naar ongecontroleerd koopgedrag (hoofdvraag A), voordat dieper wordt in gegaan op de relaties die met het ongecontroleerd kopen worden verwacht (hoofdvraag B en C). Tot slot worden de relaties in het eerder opgestelde onderzoeksmodel (zie hoofdstuk 2.3) getoetst en geschat. Statistische wegwijzer Bij het lezen van dit hoofdstuk wordt tussen haakjes een aantal afkortingen gebruikt die mogelijk bij een aantal lezers vraagtekens zullen oproepen. Om deze onduidelijkheden voor te zijn volgt hieronder een korte uitleg over een aantal van deze termen. M = de gemiddelde score voor een bepaalde variabele. r = de correlatiecoëfficiënt kan tot maximaal 1 of -1 oplopen en geeft de sterkte van de samenhang aan. p = de significantie geeft aan of het resultaat wel of niet door toeval is ontstaan. Het is belangrijk dat dit getal onder de .05 ligt, aangezien dit aangeeft dat de kans minder dan 5 procent is dat dit resultaat door toeval is gevonden. 4.1. Ongecontroleerd koopgedrag Ongecontroleerd koopgedrag staat centraal in dit onderzoek en van hieruit worden de resultaten besproken. We kijken in welke mate ongecontroleerd koopgedrag mogelijk voorkomt en naar de eigen inschatting van het koopgedrag. Daarnaast zal er een factoranalyse worden uitgevoerd om na te gaan of ongecontroleerd koopgedrag in een aantal achterliggende dimensies is onder te brengen (factoren). Om in dit onderzoek uitspraak te doen over de mogelijke prevalentie in Nederland zal er eerst worden nagegaan in hoeverre alle vragen van de Edwards Compulsive Buying Scale ongecontroleerd koopgedrag meten. Na het testen van deze interne consistentie is te zien dat de 13 vragen samen een hoge betrouwbaarheid (Cronbach‟s α=.818) hebben en dat deze niet te verhogen valt door vragen uit de vragenlijst weg te laten. George en Mallery (2003) geven de volgende vuistregel voor de gemeten betrouwbaarheid: >.9=uitstekend, >.8=goed, >.7 =acceptabel en >.6=twijfelachtig. Met een goede betrouwbaarheid kan voor alle respondenten de totaalscore van ongecontroleerd koopgedrag worden berekend. Hypothese 1 - Prevalentie ongecontroleerd koopgedrag Uit de literatuurstudie is naar voren gekomen dat ongecontroleerd koopgedrag in het buitenland onder ongeveer 5 tot 7 procent van de bevolking voorkomt. Om een beschrijving te geven van het ongecontroleerd koopgedrag is er gekeken naar de respondenten die twee standaarddeviaties boven het gemiddelde (M=13.38) scoorden. Bij het aanhouden van deze waarde (een totaalscore vanaf 26) zijn er 11 respondenten die aan deze definitie voldoen. Dit houdt in dat ongeveer 4.7 procent van de respondenten uit de steekproef ongecontroleerd koopt. Deze bevindingen komen overeen met de gegevens die buiten Nederland bekend zijn over ongecontroleerd koopgedrag. Wanneer we de waarden van het ongecontroleerd kopen naast die van de eigen inschatting van het koopgedrag leggen is er een positieve relatie (r=. 676, p<.01) te zien. Dit geeft aan dat de inschatting van het eigen koopgedrag in veel gevallen nauw overeenkomt met de score op ongecontroleerd koopgedrag. Hieronder wordt een tabel weergegeven waarin de gemiddelden van de groep ongecontroleerde kopers is afgezet tegen de resterende steekproef, oftewel de algemene populatie. Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 23 Tabel 4. Verdeling gemiddelde scores Edwards Compulsive Buying Scale (range: 0-52) Eigen inschatting koopgedrag (range: 0-10) Prevalentie Ongecontroleerde kopers 29.55 Resterende steekproef 12.95 6.55 2.45 4.7% 95.3% Hypothese 2 - Overeenkomsten eigen inschatting koopgedrag Voor de eigen inschatting van het koopgedrag geven 6 respondenten (2.6%) aan in de hoogste categorie (range: 8-10) van een verslaving aan het kopen te horen. De eigen inschatting tot het ongecontroleerd koopgedrag is onder respondenten lager dan dat deze in de vragenlijst werd geschat. Dit zou mogelijk verklaard kunnen worden doordat respondenten een andere definitie hebben over een verslaving aan kopen, hun probleem met het kopen mogelijk niet erkennen of deze juist lager inschatten. De eigen inschatting tot het kopen kent, behalve de verslaafdheidcategorie, nog vier andere categorieën die afgeleid zijn van het continuüm van Edwards (1993). De grensgeval categorie dient hierbij als een gemiddelde indicatie voor de verslaving aan het kopen. In de onderstaande tabel is te zien dat ongeveer 70 procent van de respondenten hun verslaving aan het kopen lager dan deze gemiddelde categorie inschatten. Tabel 5. Eigen inschatting kopen (“The Compulsive Buying Continuum”) Normaal Recreatief Grensgeval Compulsief (range: 0<2) (range: 2<4) (range: 4<6) (range: 6<8) 44% 25.9% 15.5% 11.6% Verslaafd (range: 8-10) 2.6% Achterliggende dimensies koopgedrag Om meer inzicht in het koopgedrag van de respondenten te krijgen is onderzocht of het gemeten ongecontroleerd koopgedrag uit meerder dimensies bestaat. De vragenlijst van Edwards kent 13 vragen die volgens haar eerdere onderzoeken (1992, 1993) uit vijf onderliggende dimensies bestaat. Om na te gaan of deze dimensies ook onder een Nederlandse groep respondenten voorkomen wordt er naar de interne consistentie van de verschillende dimensies gekeken, voordat er een factoranalyse wordt uitgevoerd om mogelijke achterliggende dimensies in de data terug te vinden. Tabel 6. Dimensies ECBS Een voorlopige analyse van de F1. Neiging om te besteden α=.730 verschillende dimensies van Edwards F2. Dwang/aansporing om te besteden α=.229 geeft aan dat de betrouwbaarheid van F3. Gevoelens over winkelen en besteden α=.818 de tweede dimensie (dwang/aansporing F4. Disfunctioneel besteden α=.706 om te besteden) zeer laag is (α=.229). F5. Schuldgevoelens na het kopen α=.612 Dit heeft doen besluiten om een principale componenten analyse (PCA) uit te voeren en na te gaan of de grote hoeveelheid aan gegevens mogelijk tot een kleiner aantal relevante dimensies is terug te brengen. De analyse, gebaseerd op de eigenwaarden en een Varimax rotatie (Ford, MacCallum & Tait, 1986), leverde 4 dimensies op. De resultaten laten inderdaad zien (zie bijlage VIII) dat de vragen uit de tweede dimensie over de overige factoren zijn verspreid (zie tabel 6). De resterende dimensies komen redelijk tot goed overeen met de oorspronkelijk geformuleerde dimensies van Edwards en zullen bij het benoemen van elke dimensie ongeveer dezelfde beschrijving krijgen. Deze bevindingen worden in het onderzoek niet verder meegenomen, maar zouden eventueel financiële hulpverleners en therapeuten bij het gebruik van de vragenlijst kunnen helpen bij het inschatten van de onderliggende gedachten van het ongecontroleerd koopgedrag. Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 24 4.2. Antecedenten en gevolgen van ongecontroleerd koopgedrag In het onderzoek is een aantal antecedenten en gevolgen opgenomen waarvan verwacht wordt dat deze een relatie hebben met ongecontroleerd koopgedrag. Voor het vaststellen van deze relaties dient eerst te worden nagegaan in hoeverre de schalen om financiële zorgen, somberheid en een verbetering in stemming te meten betrouwbaar zijn. De gemeten schalen van somberheid (α=.676) en financiële zorgen (α=.755) leveren een voldoende betrouwbaarheid op, maar de schaal om een verbetering in stemming te meten is echter onvoldoende (α=.440). Dit heeft ertoe geleid dat alleen de variabele in het onderzoek wordt gebruikt die zich duidelijk op een verbetering in stemming na het kopen richt. In de bijlagen (zie IX) is een overzicht weergegeven waarin alle mogelijke relaties tussen de gemeten variabelen zijn opgenomen. Voordat alle relaties tezamen worden getest in een Structural Equation Model wordt er eerst uitspraak gedaan over de verschillende hypotheses. Mogelijke antecedenten van ongecontroleerd koopgedrag Als mogelijke oorzaken voor het ongecontroleerd kopen is er naar de relaties met somberheid, sekse, leeftijd, inkomen- en opleidingsniveau gekeken. Hieronder wordt per gestelde hypothese besproken of deze met de verzamelde data en verschillende analyses is te beantwoorden. Hypothese 3 – Somberheidgevoelens Een gevoel van somberheid heeft in het onderzoek een positieve relatie (r=.303, p<.01) met ongecontroleerd koopgedrag. Deze bevinding komt overeen met andere onderzoeken die aangeven dat er voornamelijk uit een negatief gevoel aankopen worden gemaakt. Hierbij moet wel in acht worden genomen dat de gevoelens die na het kopen worden ervaren (schuld, schaamte, spijt en wanhoop) de somberheid mogelijk ook weer kunnen versterken. Hypothese 4 – Sekseverschillen Om na te gaan welke sekse meer ongecontroleerd koopt wordt een verschilanalyse (ttest) uitgevoerd. Hieruit valt op te maken dat vrouwen (M=14.47) beduidend (p<.01) meer ongecontroleerd kopen dan mannen (M=12.21). Dit verschil is verder terug te zien in het aantal ongecontroleerde kopers die in dit onderzoek zijn aangeduid. Hierbij zijn acht van de elf respondenten vrouw. Deze resultaten zijn in overeenstemming met de algemene bevinding van onderzoekers dat vrouwen gevoeliger zijn om ongecontroleerd koopgedrag te vertonen dan mannen. Hypothese 5 – Leeftijd De voorspelling dat jongere consumenten meer ongecontroleerd koopgedrag vertonen wordt door de resultaten bevestigd. De leeftijd van de respondenten heeft een negatieve relatie (r=-.317, p<.01) met het ongecontroleerd kopen. Bovendien is te zien dat alle aangewezen ongecontroleerde kopers 35 jaar of jonger zijn en dat het aannemelijk is dat vooral jongeren gevoelig zijn om het gedrag te vertonen. Hypothese 6 – Inkomen De hoogte van het inkomen staat in andere onderzoeken grotendeels niet in verband met ongecontroleerd koopgedrag. In de hier verkregen resultaten is echter een negatieve relatie (r=-.237, p<.01) te zien met het ongecontroleerd koopgedrag. Een lager inkomen zou zo mogelijk meer kans geven om ongecontroleerd aankopen te doen dan een hoog inkomen. Hypothese 7 - Opleidingsniveau In tegenstelling tot andere onderzoeken wordt er een negatieve relatie (r=-.237, p<.01) gevonden tussen het opleidingsniveau en ongecontroleerd koopgedrag. Bij nader onderzoek van dit resultaat is een duidelijk scheiding te zien tussen hoger opgeleiden en Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 25 de overige respondenten. Met behulp van een verschilanalyse (t-test) is te zien dat hoger opgeleiden (M=11.73) significant (p<.01) minder ongecontroleerd kopen dan de andere respondenten (M=14.50). Mogelijke gevolgen van ongecontroleerd koopgedrag Bij de mogelijke gevolgen van het ongecontroleerd kopen wordt er gekeken naar de hypotheses die over het maken van financiële zorgen en het kopen voor een verbetering in stemming zijn geformuleerd. Hypothese 6 – Financiële zorgen De financiële zorgen hebben een positieve relatie (r=.458, p<.01) met ongecontroleerd kopen. Dit komt overeen met de voorspelling dat er mogelijk financiële zorgen worden gemaakt over de schulden die door het ongecontroleerd kopen ontstaan. Of deze zorgen eventueel de somberheid versterken is niet vanuit dit onderzoek vast te stellen. Er wordt echter wel een sterke relatie (r=.427, p<.01) gevonden tussen financiële zorgen en somberheid. Hypothese 7 – Verbetering in stemming De beoogde verbetering in stemming na het kopen, gemeten in één variabele, heeft een positieve relatie met ongecontroleerd koopgedrag. Het gaat om het kopen om jezelf in een slechte stemming beter te doen voelen (r=.474, p<.01). Deze resultaten komen overeen met de algemene aanname dat ongecontroleerde kopers gaan kopen om een tijdelijke verbetering in stemming te ervaren. 4.3. Samenvattend onderzoeksmodel Eerder is besproken in hoeverre er een relatie is gevonden tussen ongecontroleerd koopgedrag en de geformuleerde antecedenten of gevolgen, maar weinig over de richting en sterkte van deze verbanden. Met behulp van de literatuurstudie is bij de opzet van het onderzoek een model opgesteld over de mogelijke richtingen van deze relaties. Om deze relaties in een Structureal Equation Model te testen en te schatten wordt gebruik gemaakt van AMOS 19. Het voordeel van deze methode is dat alle relaties tegelijkertijd worden getoetst en hierdoor de uitslag over de verschillende relaties betrouwbaarder maakt. Er is gekozen om alleen het model weer te geven dat vanuit de analyse en theorie het beste past bij de gevonden data. Het inkomensniveau is hierbij niet in het model opgenomen, omdat deze nadat alle andere variabele in het model waren opgenomen geen relatie meer met ongecontroleerd koopgedrag had. Beoordelen en testen Voor het beoordelen van het onderstaande model worden een aantal Fit-indexen (NFI, CFI, TLI en RMSEA) en een Chi-kwadraat gebruikt, die aangeven in welke mate de data bij het model passen (Kline, 2005). De volgende cut-off waarden duiden op een goede fit van het model: NFI en CFI>.90, TLI>.95 en RMSEA <.06, terwijl een niet-significante Chi-kwadraat een correcte fit van het model aangeeft (Hu & Bentler, 1999; Arbuckle, 2005; Kline, 2005). Om een duidelijk overzicht van het model te geven zijn de errors (de onverklaarde varianties) niet weergegeven. Deze zijn echter wel in de bijlagen terug te vinden (zie bijlage X). De pijlen in het model staan voor de gestandaardiseerde regressiegewichten en de twee richtingen pijl staat voor de correlatie tussen twee variabelen. Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 26 Figuur. 2 Conclusie onderzoeksmodel Het weergegeven model vertoont goede overeenkomsten met de gevonden data wanneer de criteria voor de Chi-kwadraat (X2(12)=9.85, p<.63) worden aangehouden en ook de fit-indexen duiden op een passend model (NFI=.96; CFI=1.00; TLI=1.00; RMSEA=.000). Deze fit-indexen zijn minder sensitief voor een kleine steekproefgrootte en sluiten zo goed aan bij de gevonden data (Sivo, Fan, Witta & Willse, 2006). De data zijn in het model normaal verdeeld waarbij de skewness van alle afzonderlijke variabelen varieerde van 0.07 tot 0.85 en de kurtosis van .15 tot 1.99 (West, Finch & Curran, 1995). De multivariate normaliteit (gemeten over alle variabelen) ligt met een waarde van -1.66 onder de kritieke ratio van +/-1.96 (Mardia, 1970). Beschrijving In het weergegeven model is te zien dat de antecedenten somberheid (p<.01) en sekse (p<.01) een positieve relatie hebben met ongecontroleerd koopgedrag. Dit betekent dat somberheid het ongecontroleerd kopen kan verhogen en dat sekse een duidelijke voorspeller is van ongecontroleerd koopgedrag. Leeftijd (p<.01) en het opleidingsniveau (p<.01) hebben een negatieve relatie. Dit geeft aan dat een lage leeftijd en opleiding het ongecontroleerd kopen kunnen verhogen. Aan de andere kant van het ongecontroleerd kopen is een positieve relatie te zien met de financiële zorgen (p<.01) en de variabele die een verbetering in stemming meet (p<.01). Dit houdt in dat een hoog niveau van ongecontroleerd koopgedrag de financiële zorgen en het kopen voor een verbetering in stemming kunnen vergroten. Tot slot zijn in het model nog een aantal andere relaties te zien. Sekse heeft een positieve relatie (p<.02) met somberheid en zoals verwacht verklaren somberheid en financiële zorgen een deel van elkaars onverklaarde variantie (p<.01). Tot slot is te zien dat leeftijd een negatieve relatie (p<.04) heeft met financiële zorgen wat inhoudt dat een lagere leeftijd mogelijk samengaat met meer financiële zorgen. Indirecte effecten Eventuele indirecte effecten (zie bijlage X) zijn in het onderzoeksmodel waar te nemen tussen somberheid en het kopen voor een verbetering in stemming. Ongecontroleerd koopgedrag medieert (variabele die midden in het proces ligt) in deze het kopen uit een slecht gevoel om een verbetering in stemming te ervaren. Een ander duidelijk indirect effect is dat van leeftijd op de gevolgen van ongecontroleerd koopgedrag. Jongeren zullen via ongecontroleerd koopgedrag mogelijk nog meer financiële zorgen ervaren en meer gaan kopen om hun eigen stemming te verbeteren. Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 27 5. CONCLUSIES, BEPERKINGEN EN AANBEVELINGEN Het doel van dit onderzoek is om te kijken in hoeverre er onder winkelende volwassenen in Zuid-Holland sprake is van ongecontroleerd koopgedrag en hoe dit samenhangt met een aantal antecedenten en gevolgen. In dit hoofdstuk zal een conclusie worden gegeven over dit onderzoek, waarna er een analyse wordt gemaakt van de mogelijke beperkingen hiervan. Tot slot worden uit de bevindingen aanbevelingen geformuleerd voor het werkveld dat met ongecontroleerd koopgedrag te maken heeft en mogelijke aanwijzingen voor vervolgonderzoek. 5.1. Conclusie Dit onderzoek had als doel een beter beeld te geven van ongecontroleerd koopgedrag in Zuid-Holland en geeft aan dat dit gedrag onder ongeveer 4.7 procent van de mensen voorkomt. Vanuit een theoretisch kader zijn somberheid, financiële zorgen, een verbetering in stemming, leeftijd en sekse geselecteerd als factoren die stelselmatig een antecedent of gevolg zijn van het ongecontroleerd koopgedrag. De bevindingen uit het empirisch onderzoek bieden een uitstekende ondersteuning voor deze vijf onderzochte hypotheses. Ongecontroleerd koopgedrag hangt in dit onderzoek samen met een gevoel van somberheid en het kopen voor een verbetering in stemming. Dit sluit aan bij de verwachting dat ongecontroleerde kopers voornamelijk uit een negatief gevoel aankopen doen om een tijdelijke verbetering in stemming te ervaren. In het onderzoek is een relatie gelegd tussen de financiële zorgen en ongecontroleerd koopgedrag. Deze relatie is nog niet in veel andere onderzoeken aan bod gekomen. In het proces van ongecontroleerd koopgedrag kunnen financiële zorgen belangrijk zijn, omdat deze een duidelijke invloed kunnen hebben op de hoogte van opgebouwde schulden en de mentale gezondheid. Zoals verwacht, en eerder gedocumenteerd, komt ongecontroleerd koopgedrag meer onder vrouwen dan mannen voor en zijn er tevens verschillen gevonden in leeftijd. Jongeren zijn meer geneigd om ongecontroleerd te gaan kopen en maken eerder financiële zorgen, wat voor een deel wordt gemedieerd door het ongecontroleerd koopgedrag. Het onderzoek laat, in tegenstelling tot andere onderzoeken, een verband zien tussen het opleidingsniveau en ongecontroleerd koopgedrag. Een lagere opleiding kan zodoende meer kans geven om ongecontroleerd te gaan kopen. Het onderzoek biedt tevens ondersteuning voor het gebruik van de Edwards Compulsive Buying Scale in Nederland om een indicatie over iemands ongecontroleerd koopgedrag te geven. De vragenlijst heeft een goede betrouwbaarheid, bestaat uit meerdere dimensies en komt goed overeen met de inschatting die respondenten over hun eigen verslaving aan het kopen hebben. 5.2. Beperkingen Net als bij elk ander onderzoek, doet zich ook bij dit onderzoek een aantal mogelijke beperkingen voor. Deze worden in onderstaande paragrafen besproken en dienen bij de interpretatie van de resultaten in acht genomen te worden. De dataverzameling kende een aantal beperkingen die de representativiteit van het onderzoek mogelijk kunnen verminderen. Ten eerste is de vragenlijst alleen afgenomen in Den Haag, Rotterdam en Leiden en geeft zo weinig inzicht in ongecontroleerd koopgedrag buiten deze steden. Het gedrag zou immers minder vaak buiten grote steden kunnen voorkomen, aangezien de hoeveelheid beschikbare producten een invloed kan hebben op het ongecontroleerd koopgedrag (Black, 2007). Ten tweede zijn, in de Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 28 aselecte steekproef, jongeren en hoger opgeleiden oververtegenwoordigd, wat deels is te herleiden tot een grote non-respons bij de afname van de vragenlijst. Veel oudere respondenten waren niet in staat om mee te werken (tijdgebrek of taalproblemen) of weigerden aan het onderzoek mee te werken. Het niet voorhanden hebben van bronnen over winkelende volwassenen in Zuid-Holland beperkt het nagaan van de representativiteit van het onderzoek. Een gestratificeerde steekproef zou bij een vervolgonderzoek uitkomst kunnen bieden door vooraf een selectie van de te bereiken doelgroep te maken. Dit kan de oververtegenwoordiging van jongeren en hoger opgeleiden in de steekproef voorkomen. Andere beperkingen bevinden zich in de instrumenten die voor het onderzoek zijn gebruikt. De interviewleidraad en vragenlijst zijn niet in Nederland gevalideerd en voor de vragenlijst zijn er geen normgroepen beschikbaar om de resultaten mee te vergelijken. Dit maakt het aanwijzen van ongecontroleerde kopers met een vragenlijst, door middel van een cut-off score, arbitrair en kan zo een verkeerd beeld geven over de mate waarin het gedrag voorkomt. Bijeenkomend is dat de vragenlijst uit het Engels is vertaald, wat voor de introductie van de term koopbui heeft gezorgd, een vertaling van buying binge. Deze term wordt in Nederland niet veel gebruikt, maar bleek in het onderzoek een duidelijke voorspeller te zijn van de totaalscore van de vragenlijst. Mogelijkerwijs kan de vragenlijst opnieuw in Nederland worden gevalideerd, waarbij eventueel een normgroep kan worden aangelegd en andere vragenlijsten gebruikt kunnen worden om de convergente validiteit tussen beide lijsten te testen (bijv. de Yale Brown Obsessive-Compulsive Scale Shopping Version, Monahan, Black & Gabel, 1995 of de Compulsive Buying Index, Ridgway, Kukar-Kinney & Monroe, 2008). Het geformuleerde onderzoeksmodel is in dit onderzoek zowel een kracht als tegelijkertijd een beperking. Somberheid en financiële zorgen zijn met behulp van de literatuurstudie in het model geplaatst, maar zouden echter ook ergens anders in het model kunnen worden neergezet. Beiden zouden een direct gevolg kunnen zijn van het ongecontroleerd koopgedrag, maar zouden eveneens het gedrag kunnen versterken. Bij de interpretatie van dit model moet men daarom voorzichtig zijn aangezien een structural equation model geen bewijs is voor causale verbanden (Raykov & Penev, 2002). Een andere kanttekening bij het model is het niet vinden van een relatie tussen het opleidingsniveau en somberheid (De Graaf et al., 2010). Dit valt mogelijk te verklaren door het relatief kleine aantal vragen dat gebruikt is om somberheid te meten en de mogelijkheid dat de relatie tussen beiden variabelen werkelijk zwak is (Grulke et al., 2006). 5.3. Aanbevelingen Uit de verkregen resultaten van dit onderzoek is een aantal aanbevelingen te formuleren die in de komende paragrafen nader worden toegelicht. Aandacht voor ongecontroleerde kopers De resultaten van dit onderzoek laten zien dat er wellicht een grote groep in Zuid-Holland is die ongecontroleerd koopt. Bij het verlenen van financiële of psychologische hulp dienen hulpverleners zich bewust te zijn van eventueel ongecontroleerd koopgedrag onder hun cliënten. Het onderzoek wijst aan dat jongeren, vrouwen en lager opgeleiden een risico hebben om ongecontroleerd te gaan kopen. Zodoende dient in de hulpverlening extra aandacht uit te gaan naar jonge vrouwen die een lage opleiding hebben afgerond, omdat deze waarschijnlijk meer somberheid en financiële zorgen bij het ongecontroleerd kopen ervaren. Bij het beoordelen van het ongecontroleerd koopgedrag kan de Compulsive Buying Scale van Edwards uitkomst bieden. De verschillende achterliggende dimensies van het instrument zouden tevens meer inzicht kunnen geven in de onderliggende gedachten van het ongecontroleerd kopen. Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 29 Verduidelijking definitie ongecontroleerd koopgedrag Het ontbreken van een duidelijke definitie over ongecontroleerd koopgedrag kan mogelijk bijdragen aan de beperkte aandacht die de stoornis op dit moment krijgt. Ondanks dat de criteria van McElroy (1994) algemeen worden omarmd, zijn er geen pogingen ondernomen om de betrouwbaarheid of validiteit van deze criteria te achterhalen. Dit zet tevens vraagtekens bij de instrumenten die nu gebruikt worden om ongecontroleerd koopgedrag te meten. Onderzoek is nodig om duidelijkheid te krijgen over de rol van deze instrumenten en te kijken in hoeverre deze hetzelfde begrip van ongecontroleerd koopgedrag meten (Manolis & Roberts, 2008). Andere punten van interesse zijn de achterliggende redenen voor het gevonden verschil in sekse en de relatie die ongecontroleerd koopgedrag met andere psychische stoornissen heeft. Speelt een angststoornis of depressie zich bijvoorbeeld altijd voor het ongecontroleerd koopgedrag af, of is dit meestal andersom? Dit valt te verduidelijken door meer follow-up en longitudinaal onderzoek uit te voeren. Neurobiologisch onderzoek kan verder inzicht geven in hoe het ongecontroleerd kopen zich ontwikkelt. In Nederland zou meer onderzoek gedaan moeten worden naar andere bepalende factoren (angststoornissen, materialisme en het verkrijgen van een ideale identiteit) van ongecontroleerd koopgedrag. Dit zou in samenspraak kunnen zijn met mensen die in de praktijk in aanraking komen met ongecontroleerde kopers en hierdoor meer inzicht kunnen geven in de mogelijke problematiek. Dit met als doel na te gaan in hoeverre er een gemeenschappelijke basis onder hulpverleners is voor ongecontroleerd koopgedrag. Inzicht in financiële zorgen Financiële zorgen kunnen een duidelijke indicator zijn voor de hoogte van opgebouwde schulden en de mentale gezondheid, zoals somberheidgevoelens (Drentea, 2000; Fitch et al., 2009). Onderzoekers stellen dat deze zorgen mogelijk een belangrijk mediërend effect kunnen hebben tussen de schulden en de mentale gezondheid (Fitch et al., 2009). Onderzoek is nodig om na te gaan hoe ongecontroleerd koopgedrag, schulden, financiële zorgen en de mentale gezondheid elkaar beïnvloeden. Bij behandeling of preventie zijn deze factoren zeer belangrijk, aangezien mensen met schulden en mentale problemen weinig hulp zoeken en wanneer er financiële hulp wordt gezocht zij de mentale problemen niet benoemen (Fitch et al., 2009). Verder onderzoek dient meer inzicht te geven in het maken van financiële zorgen om bij de behandeling van eventuele somberheid of schulden doorverwijzing tussen verschillende hulpverleners te vergemakkelijken. Essentieel is om hierbij na te gaan in hoeverre financiële zorgen een gevolg of versterker zijn van de financiële of mentale problemen. Onderzoek naar financiële zorgen is belangrijk aangezien deze onder andere in verband zijn gebracht met een lagere productiviteit op het werk of school (GrensingPophal, 2002; Ross, Cleland & Macleod, 2006) en een lage zelfwaarde (Hira & Mugenda, 1999). Zorgen vormen immers een belangrijk onderdeel van het financiële welzijn (Joo, 2008, p.30): “Een staat van financiële gezondheid, geluk en vrij van zorgen". Aandacht voor jongeren Ongecontroleerd koopgedrag lijkt een toenemende zorg onder jongeren wat in dit onderzoek wordt bevestigd. Voorlichting of preventie die gericht is op jongeren dient in de aanpak niet alleen rekening te houden met de mate waarin er geld wordt uitgegeven, maar ook te kijken in hoeverre dit ongecontroleerd gebeurt. Veel voorkomende antecedenten en gevolgen van ongecontroleerd koopgedrag kunnen hierbij als een afschrikkend voorbeeld dienen. Door het gevonden verschil in sekse is het belangrijk om voor mannen en vrouwen een andere aanpak te realiseren. Diepgaande studies onder jongeren zouden duidelijkheid kunnen geven waarom deze groep gevoeliger is om ongecontroleerd te gaan kopen dan anderen. Om meer inzicht in de gedachten, gevoelens en het gedrag van jongeren bij het kopen te krijgen kan Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 30 gebruik worden gemaakt van experience sampling (deelnemers maken op bepaalde tijden aantekeningen van hun ervaringen) of door een jongere tijdens het winkelen te volgen en te observeren. Een onderzoeker kan zo alle fasen die zich voor tot na het kopen afspelen vastleggen en analyseren. Uit het vooronderzoek van deze studie kwamen een aantal punten naar voren waar tot op heden onder jongeren nog weinig onderzoek naar is gedaan. Het gaat hierbij om de grote beschikbaarheid aan winkels (onen offline), er kan nu zelfs in het Leidse station naar kleding worden gewinkeld (“als ik hier op het station ben en een tijdje moet wachten dan ga ik eventjes wat winkels doorlopen en dat soort dingen”). Een ander punt uit het onderzoek is de wens onder de jongeren om niet „rood‟ te staan. Achterhalen opleidingsniveau Verder onderzoek zou kunnen trachten het gevonden effect van het opleidingniveau te achterhalen. Verklaringen voor minder ongecontroleerd koopgedrag onder hoger opgeleiden zouden kunnen liggen in een hoger arbeidsparticipatie (minder vrije tijd), grotere gerichtheid op de toekomst (Nibud, 2007) en een lagere kans op stemmings- en angststoornissen (De Graaf et al., 2010). Online aankopen doen Online winkelen is onder Nederlandse bevolking de laatste vijf jaar met 40 procent gestegen tot ongeveer 77 procent (CBS, 2011). De toename van online winkelen zou een effect kunnen hebben op het traditionele winkelpatroon in Nederland, dat zich hiervoor voornamelijk in winkels afspeelde. Vervolgonderzoek moet zich richten op het ongecontroleerd kopen dat online gebeurt en dient na te gaan in hoeverre er verschillen zijn met de traditionele manier van winkelen. Spelen bij het online winkelen andere motivaties of gevolgen een rol en is een bepaalde doelgroep hier meer gevoelig voor, zoals de eerder vermelde jongeren? Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 31 6. LITERATUURLIJST American Psychiatric Association (1987). Diagnostic and statistical manual of mental disorders, 3rd ed, revised. Washington: American Psychiatric Press. American Psychiatric Association. (2000). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (4th ed., text rev.). Washington, DC: Author Arbuckle, J.L. (2007). Amos user‟s guide. Chicago: SPSS. Arnold, M.J., & Reynolds, K.E. (2003). Hedonic shopping motivations. Journal of Retailing, 79(2), 77-95. Baarda, D.B. (2007). Basisboek methoden en techniek. Noordhoff Uitgevers B.V. Belk, R.W. (1988). Third world consumer culture. Research in Marketing, 4, 103-127. Black, D.W., Repertinger, S., Gaffney, G.R., & Gabel, J. (1998). Family history and psychiatric comorbidity in persons with compulsive buying: preliminary findings. The American Journal of Psychiatry, 155, 960-3. Black, D.W., Belsare, G., & Schlosser, S. (1999). Clinical features, psychiatric comorbidity, and health-related quality of life in persons reporting compulsive computer use behaviour. Journal of Clinical Psychiatry, 60, 839-844. Black, D.W., Monahan, P., Schlosser, S., & Repertinger, S. (2001). Compulsive buying severity: An analysis of compulsive buying results in 44 subjects. Journal of Nervous and Mental Disease, 189, 123–126. Black, D.W. (2007) A review of compulsive buying disorder. World Psychiatry, 6, 14-18. Black, D.W., Shaw, M., & Blum, N. (2010). Pathological gambling and compulsive buying do they fall within an obsessive-compulsive spectrum? Dialogues Clinical Neurosciences, 12(2), 175-85. Bleuler, E. (1930). Textbook of psychiatry. New York: Macmillan. Brinkma., J. (2006). Cijfers spreken, Leerboek Statistiek en methodologie voor het hoger onderwijs. Noordhoff Uitgevers (vierde druk). Boermans, J.A.J., & Egger, J.I.M. (2010). Koopverslaving of oniomanie. Tijdschrift voor psychiatrie 52(1), 29-39. CBS (2008). De gezonde levensverwachting naar sociaaleconomische status. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen. CBS (2008). Jaarboek onderwijs in cijfers 2009. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen. CBS (2010). Statline: Bevolking; kerncijfers. Centraal Bureau voor de statistiek, Den Haag/Heerlen. CBS (2011). Online winkelen steeds populairder (webartikel). Centraal Bureau voor de statistiek, Den Haag/Heerlen. Christenson, G.A., Faber, J.R., & De Zwaan, M. (1994). Compulsive buying: descriptive characteristics and psychiatric comorbidity. Journal Clinical Psychiatry, 55, 5-11. Clark, M., & Calleja, K. (2008). Shopping addiction: A preliminary investigation among Maltese university students. Addiction Research and Theory, 16(6), 633-649. Claes, L., Bijttebier, P., Van Den Eynde, F., Mitchell, J.E., Faber, R., De Zwaan, M., & Mueller, A. (2010). Emotional reactivity and self-regulation in relation to compulsive buying. Personality and Individual Differences, 49, 526-530. Colo (2009). Het nederlands onderwijssysteem. Afdeling Internationale Diplomawaardering, September De Graaf, R., Ten Have, M., & Van Dorsselaer, S. (2010) NEMESIS 2: De psychische gezondheid van de Nederlandse bevolking. Trimbos-instituut. Desarbo, W.S., & Edwards, E. (1996). Typologies of compulsive buying behavior: A constrained clusterwise regression approach. Journal of Consumer Psychology, 5, 231-262. Dittmar, H., Beattie, J., & Friese, S. (1996). Objects, decision considerations and self image in men‟s and women‟s impulse purchases. Acta Psychol (Amst), 93(1-3), 187206. Dittmar, H. (2004). Understanding and diagnosing compulsive buying. Coombs R (ed). Addictive disorders: a practical handbook. New York: Wiley, 411-50. Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 32 Dittmar, H. (2005) Compulsive buying – a growing concern? An examination of gender, age, and endorsement of materialistic values as predictors. British Journal of Psychology, 96, 467–491 Dittmar, H., Long, K., & Bond, R. (2007). When a better self is only a click away: Associations between materialistic values, emotional and identity-related buying motives and compulsive buying on-line. Journal of Social and Clinical Psychology, 26, 334–361. Drentea, P. (2000). Age, debt and anxiety. Journal of Health and Social Behavior, 41(4), 437-50. Edwards, E.A. (1992). The measurement and modeling of compulsive consumer buying behavior. Published Dissertation, the University of Michigan; University Microfilms. Edwards, E. A. (1993). Development of a new scale for measuring compulsive buying Behavior. Financial Counseling and Planning, 4. Ergin, E. A. (2010). Compulsive buying behavior tendencies: The case of Turkish consumers. African Journal of Business Management, 4(3), 333-338. Faber, R.J., & O‟Guinn, T.C. (1992). A clinical screener for compulsive buying. Journal of Consumer Research, 19, 459-469. Faber, R.J., & Vohs, K.D. (2004). To buy or not to buy? Self-control and self-regulatory failure in purchase behavior. In R.F. Baumeister (Ed.), Handbook of selfregulation: Research, theory, and application, 509–524. New York: Guilford Press. Faber, R. J. (2010). Impulsive and compulsive buying. Wiley International Encyclopedia of Marketing. Filomensky, T.Z., & Tavares, H. (2009). Cognitive restructuring for compulsive buying. Revista Brasileira de Psiquiatria, 31(1), 77-8. Fitch, C., Hamilton, S., Basset, P., & Davey, R. (2009). Debt and mental health: what do we know? what should we do? London: Royal College of Psychiatrists, 25p. Ford, J., MacCallum, R., & Tait, M. (1986). The application of factor analysis in applied psychology: A critical review and analysis. Personnel Psychology, 39, 291–314. George, D., & Mallery, P. (2003). SPSS for Windows step by step: A simple guide and reference. 11.0 update (4th ed.). Boston: Allyn & Bacon. Grant, J.E. (2003). Three cases of compulsive buying treated with naltrexone. International Journal of Psychiatry Clinical Practice, 7, 223-5. Grensing-Pophal, L. (2002). Drowning in debt. Credit Union Management, 25, 42-45. Grit, R. (2008). Projectmanagement. Groningen: Noordhoff. Grulke, N., Bailer, H., Blaser, G., Geyer, M., Schmutzer, G., Brähler, E., & Albani, C. (2006). Worrying about one's job, family, financial situation and health - results of a population-representative study. Psycho-social Medicine, 11(3), Doc11. Hollander, E. (2009). Behavioral addictions and dirty drugs. CNS Spectrums: The International Journal of Neuropsychiatric Medicine, 14(2), 60-61. Holden, C. (2001). Behavioral addictions; do they exist? Science, 294, 980-2. Horváth, C., Adiguzel, F. (2010) Measures of compulsive buying: Applications and recommendations. Radboud University Nijmegen and VU University of Amsterdam. Hu, L.T., & Bentler, P.M. (1999). Cut-off criteria for fit indices in covariance structure analysis: Conventional criteria versus new alternatives. Structural Equation Modeling, 6, 1-55. Hira, T.K., & Mugenda, O.M. (1999). The relationships between self-worth and financial beliefs, behavior, and satisfaction. Journal of Family and Consumer Sciences, 91(4), 76-82. Jenkins, R., Bhugra, D., Bebbington, P., Brugha, T., Farrell, M., Coid, J., Fryers, T., Weich S., Singleton, N., & Meltzer, H. (2008). Debt, income and mental disorder in the general population. Psychological Medicine 38, 1485-1494. Joireman, J., Kees, J., & Sprott, D. (2010). Concern with immediate consequences magnifies the impact of compulsive buying tendencies on college students‟ credit card debt. The Journal of Consumer Affairs, 44, 1. Joo, S., (2008). Personal financial wellness. In J.J. Xiao (Ed.), Handbook of consumer finance research. New York: Springer. Karsten, C. (2003). Shoppen! De lust, het lijden en de lol. Uitgeverij Elmar B.V. Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 33 Karsten, C. (2008). Koopverslaving. In Kerssemaker, R. (Ed.), Drugs en alcohol. Gebruik, misbruik en verslaving, Bohn, Stafleu en van Loghum. Kellett, S., & Bolton, J.V. (2009). Compulsive Buying: A cognitive–behavioural model. Clinical Psychology and Psychotherapy, 16, 83-99. Kline, R.B. (2005). Principles and practice of structural equation modeling (2nd edition). New York: The Guilford Press. Koran, L.M. (2005). Escitalopram treatment evaluated in patients with compulsive shopping disorder. Primary Psychiatry, 12(12), 13. Koran, L.M., Faber, R.J., Aboujaoude, E., Large., M.D., & Serpe, R.T. (2006). Estimated prevalence of compulsive buying in the United States. The American Journal of Psychiatry, 163, 1806-12. Kraepelin, E. (1915). Psychiatrie, 8th ed. Leipzig: Barth. Kuzma, J., & Black, D.W. (2006). Compulsive shopping – when spending begins to consume the consumer. Current Psychiatry, 7, 27-40. Kyrios, M., Frost, R.O., & Steketee, G. (2004). Cognitions in compulsive buying and acquisition. Cognitive Therapy & Research, 28, 241-258 Mandell, L. (2008). The financial literacy of young american adults: Results of the 2008 national jumpstart coalition survey of high school seniors and college students. The Jumpstart Coalition for Personal Financial Literacy, Washington, DC. Manolis, C., & Roberts, J.A. (2008). Compulsive buying: Does it matter how it‟s measured? Journal of Economic Psychology, 29, 555-576. Mardia, K.V. (1970). Measures of multivariate skewness and kurtosis with applications. Biometrika, 57(3), 519-530. McElroy, S.L., Keck, P.E., Pope Jr., H. G., Smith, J.M.R., & Strakowski, S.M. (1994). Compulsive buying: A report of 20 cases. Journal of Clinical Psychiatry, 55(6), 242248. Michael, B., Spitzer, R.L., Gibbon, M., & Williams, J.B.W (2002). Structured clinical interview for DSM-IV-TR axis I disorders, research version, patient edition. (SCIDI/P). New York: Biometrics Research, New York State Psychiatric Institute. Miltenberger, R.G., Redlin, J., Crosby, R., Stickney, M., Mitchell, J., Wonderlich, S., Faber, R., & Smyth, J. (2003). Direct and retrospective assessment of factors contributing to compulsive buying. Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry, 1(34), 1-9. Mitchell, J.E., Burgard, M., Faber, R., Crosby, R.D., & De Zwaan, M. (2006). Cognitive behavioral therapy for compulsive buying disorder. Behaviour Research and Therapy, 44, 1859-65. Monahan, P., Black, D.W., & Gabel, J. (1995). Reliability and validity of a scale to measure change in persons with compulsive buying. Psychiatry Res, 64, 59-67. Moonen, L., Otten, F., & Pleijers, A. (2011). Inkomens en positie op de arbeidsmarkt. Sociaaleconomische trends, 1e kwartaal 2011. Mueller, A., Mitchell, J. E., Crosby, R.D., Glaesmer, O., & de Zwaan, M. (2008). The prevalence of compulsive hoarding and its association with compulsive buying in a German population-based sample. Behaviour Research and Therapy, 47(8), 705-709. Mueller, A., Mitchell, J. E., Crosby, R.D., Gefeller, O., Faber, R.J., Martin, A., Bleich, S., Glaesmer, H., Exner, C., & de Zwaan, M. (2010a). Estimated prevalence of compulsive buying in Germany and its association with sociodemographic characteristics and depressive symptoms. Psychiatry Research, 180(2), 137-142.. Mueller, A., Mitchell, J.E., Black, D.W., Crosby, R.D., Berg, K., & De Zwaan, M. (2010b). Latent profile analysis and comorbidity in a sample of individuals with compulsive buying disorder. Psychiatry Research, 178(2), 348-353. Mueller, A., Claes, L., Mitchell, J.E., Wonderlich, S.A., Crosby, R.D., & De Zwaan, M. (2010c). Personality prototypes in individuals with compulsive buying based on the big five model. Behaviour Research and Therapy, 48(9), 930-935. Nenkov, G., Inman, J.J., & Hulland, J. (2008). Expectations about the future: Elaboration of potential outcomes as a determinant of self-regulation. Journal of Consumer Research, 35, 126-141. Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 34 Nibud (2007). Goed geregeld geldzaken nu en later. Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting, Utrecht. O‟Guinn, T.C., & Faber, R.J. (1989). Compulsive buying: A phenomenological exploration. Journal of Consumer Research, 16, 147-157. Park, H. & Burns, L. D. (2005). Fashion orientation, credit card use, and compulsive buying. Journal of Consumer Marketing, 22(3), 135-141. Pooler, J. (2003). Why we shop: Emotional rewards and retail strategies. London: Praeger. Raykov, T., & Penev, S. (2002). Exploring structural equation model misspecifications via latent individual residuals. In G. A. Marcoulides & I. Moustaki (Eds.), Latent variable and latent structure models (pp. 121-134). Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum. Ridgway, N. M., Kukar-Kinney, M., & Monroe, K. B. (2008). An expanded conceptualization and a new measure of compulsive buying. Journal of Consumer Research, 35, 622-639. Roberts, J.A., & Jones, E. (2001). Money attitudes, credit card use, and compulsive buying among American college students. The Journal of Consumer Affairs, 35(21), 213-240. Robichaud, M., Dugas, M.J., & Conway, M. (2003) Gender differences in worry and associated cognitive-behavioral variables. Journal of Anxiety Disorders, 17(5), 501516. Rose, P. (2007). Mediators of the association between narcissism and compulsive buying: The roles of materialism and impulse control. Psychology of Addictive Behaviors, 21(4), 576-581. Ross, S., Cleland, J., & Macleod, M.J. (2006). Stress, debt and undergraduate medical student performance. Medical Education, 40(6), 584–589. Schlosser, S., Black, D.W., Repertinger, S., & Freet, D. (1994). Compulsive buying: demography, phenomenology, and comorbidity in 46 subjects. General Hospital Psychiatry, 16, 205-12. Sivo, S.A., Fan, X.T., Witta, E.L. & Willse, J.T. (2006). The search for „optimal‟ cutoff properties: fit index criteria in structural equation modeling, The Journal of Experimental Education, 74(3), 267-289. Spitzer, R., Kroenke, K., & Williams, J. (1999). Validation and utility of a self-report version of PRIME-MD: the PHQ Primary Care Study. Journal of the American Medical Association, 282, 1737-1744. Steiger, J., Müller, A. (2010). Pathologisches Kaufen. Psychotherapeut, 55, 429-440. Sybrowsky, J.P. (2007). Paths toward impulsive buying: The effect of credit use and debt avoidance on the paths between money attitudes and impulsive buying among U.S. college students. School of Family Life Marriage, Family, and Human Development Graduate Program, Master of Science. Van Steenbergen-Weijenburg, K.M., De Vroege, L., Ploeger, R.R., Brals, J.W., Vloedbeld, M.G., Veneman, T.F., Hakkaart-van Roijen, L., Rutten, F.F.H., Beekman, A.T.F., & Van der Feltz-Cornelis, C.M. (2010). Validation of the PHQ-9 as a screening instrument for depression in diabetes patients in specialized outpatient clinics. BMC Health Services Research, 10, 235 Wang, C.C., & Yang, H.W. (2008). Passion for online shopping: The influence of personality and compulsive buying. Social Behavior and Personality, 36, 693–706. West, S.G., Finch, J.F., & Curran, P.J. (1995). Structural equation models with nonnormal variables: Problems and remedies. In R. Hoyle (Ed.), Structural Equation Modeling: Concepts, Issues and Applications, 56-75. Newbury Park, CA: Sage. Yurchisin, J., & Johnson, K.K.P. (2004). Compulsive buying behaviour and its relationship to perceived social status associated with buying, materialism, selfesteem and apparel-product involvement. Family and Consumer Sciences Research Journal, 32, 291–314. Yamauchi, K.T, & Templer, D.J. (1982). The development of a money attitude scale. Journal of Personality Assessment, 46(5), 522-8. Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 35 7. BIJLAGEN I Face-to-face interview – Leidraad 1. Koopt u weleens impulsief een product? Zo ja, wat zet u hier toe aan, komt het vaak voor en welke producten koopt u (interesse in mode en producten verzamelen)? Schaamt u zich hiervoor? - Zo nee, wat zijn de reden dat u dit niet doet? Controle: Komt het weleens voor dat u opeens sterk de drang heeft om iets te gaan kopen? - 2. Koopt u weleens spullen die u zich niet kunt veroorloven? - Zo ja, hoe betaalt u deze en wat zijn mogelijke financiële gevolgen? - Zo nee, wat hield u tegen? Kijkt u dan financieel vooruit? 3. Komt het weleens voor dat u gaat winkelen of producten koopt om u beter te doen voelen? - Zo ja, verdwijnen deze gevoelens dan of komen deze later weer terug en welke producten koopt u dan? - Zo nee, wat is voor u een uitlaatklep om u zelf beter te doen voelen? 4. Hoe betaalt u voor het merendeel van de aankopen in de winkel? Verschilt het betaalmiddel per aankoop? Gebruikt u weleens een creditcard om producten te kopen? Betaalt u weleens een product op afbetaling? Is dit voor de grote of de kleine aankopen? 5. Krijgt u weleens van anderen te horen dat u teveel geld uitgeeft tijdens het winkelen? - Zo ja bent u het hier mee eens? Wat is de aanleiding voor het geld uitgeven? Zo nee, zou u meer geld uitgeven als u dat had? 6. Tot slot hoe zou u uzelf beschrijven als u uit winkelen gaat: □ □ Funshopper Troostkoper □ □ Dwangkoper Koopjesjager Toevoeging: Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 36 Ondersteunende informatie Per gestelde vraag wordt er een korte toelichting gegeven. 1. Impulsief of drang kopen. Impulsief kopen wordt vaak samen met ongecontroleerd koopgedrag genoemd, maar in welke mate komen deze vormen voor en maken ze samen deel uit van het koopgedrag? 2. Financiële kant. Gevolgen op financieel gebied worden veel besproken, maar weinig aangetoond. In welke mate koopt de doelgroep producten die deze zich niet kan veroorloven en wordt er over mogelijke financiële gevolgen gesproken? De gestelde vraag is afgeleid van de Compulsive Buying Scale van Faber en O‟Quinn (“Bought things even though I couldn't afford them”) en duidt op een mogelijk verlies van controle in het koopgedrag. 3. Stemming. Het kopen om de stemming te verbeteren is een belangrijke aanname bij ongecontroleerd koopgedrag. In hoeverre kopen mensen om hun stemming te verbeteren? De gestelde vraag is afgeleid van de Compulsive Buying Scale: “Bought something in order to make myself feel better”. 4. Betaalmiddel. Creditcardschulden worden in verband gebracht met ongecontroleerd kopen, maar in hoeverre hebben mensen in Nederland een creditcard en maken ze hier gebruik van? Mede wordt nagegaan of het uitschrijven van een cheque bij het maken van aankopen in Nederland voorkomt. Indien de Compulsive Buying Scale van Faber en O‟Quinn (1992) in het onderzoek wordt gebruikt dan moeten deze vormen van betaling voldoende voorkomen. De twee vragen luiden als volgt: “Wrote a check when I knew I didn't have enough money in the bank to cover it” en “Made only minimum payments on my credit cards”. 5. Sociale factoren Gevolgen op sociaal gebied worden veelal besproken, maar worden er enige indicatoren gegeven voor mogelijke problemen? De gestelde vraag is deels afgeleid uit de Compulsive Buying Scale: “Felt others would be horrified if they knew of my spending habits”. 6. Eigen classificatie koopgedrag. Carien Karsten onderscheidt in haar boek vier typen koopverslaafden. In hoeverre komen deze typen overeen met een algemene doelgroep die niet allemaal koopverslaafd zijn? Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 37 II Face-to-face interview – Categorisatie Impulsiviteit of drang Onderwerp - Impulsiviteit - Geen impulsiviteit of drang - Aanbiedingen (reden) - Technische artikelen (product) - Eten (product) - Interesse in mode Financiële kant Onderwerp - Producten kopen niet te veroorloven - Sparen (reden niet doen) - Ouders (reden niet doen) Aantal 24× 9× 2× 2× 5× 7× Onderwerp - Drang - Mooi product (reden) - Kleding (product) - Media (cd‟s en dvd‟s) - Internet kopen Aantal 2× 7× 10× 2× 3× Aantal 10× Onderwerp - Financiële problemen Aantal 0× 2× - Geen of te weinig geld (reden niet doen) 5× 2× Stemming Onderwerp - Verbetering in stemming kopen - Gevoelens houden kort aan Aantal 10× 1× Onderwerp - Eten (product) - Gevoelens houden lang aan Aantal 2× 4× Betaalmiddel Onderwerp - Pinpas - Contant (4× alleen contant) - Bankoverschrijvingen Aantal 29× 14× 2× Onderwerp - Creditcard (wordt gebruikt) - Creditcard (wordt niet gebruikt) - Afbetaling Aantal 2× 3× 1× Aantal 14× Onderwerp - Ja, van vrienden (bij de 14 inbegrepen) - Ja, van zoon/dochter (bij de 14 inbegrepen) Aantal 4× Onderwerp - Dwangkoper - Koopjesjager - Niks komt overeen Aantal 0× 10× 2× Sociale factoren Onderwerp - Ja, krijg van anderen te horen over te veel geld uitgeven - Ja, ouders (bij de 14 inbegrepen) Eigenclassificatie koopgedrag Onderwerp - Funshopper - Troostkoper - Noodzaakkoper (alleen wat nodig is) 4× Aantal 14× 1× 7× Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema 2× Pagina | 38 III Diepte-interview – Leidraad Inleiding Vertellen wat het doel van het interview is en wat er uiteindelijk met de verzamelde informatie wordt gedaan. Tevens vragen of het gesprek mag worden opgenomen en nagaan of alles duidelijk is voor te beginnen met het interview. Demografie - Leeftijd? - Woonplaats (woning)? - Opleiding (afgerond)? - Inkomen? Familie achtergrond? Werk (nu of ervoor)? Koopgedrag - Zou u een omschrijving willen geven van u koopgedrag? (aanleiding tot kopen, hoe vaak, soort product, hoeveel geld, betaalmiddel en met wie?) - Veroorzaakt dit gedrag mogelijke problemen? Zo ja, welke? Checklist: □ In gedachten verzonken raken over winkelen en besteden □ Koopgedrag buitensporig, ongepast of ongecontroleerd □ Is het gedrag tijdrovend, veroorzaker van boosheid of schuldgevoelens □ Veroorzaker van ernstige problemen in uw leven zoals financiële, juridische of sociale problemen - Wanneer is dit gedrag begonnen? (wanneer had u voor het laatst geen last van deze klachten?) - Is dit gedrag nieuw voor u of heeft u hier vaker last van gehad? - Gebeurde er iets in u leven toen dit gedrag begon? (en mogelijk te maken heeft met uw koopgedrag?) - Wat gebeurde er toen u last kreeg van dit koopgedrag? (andere dingen die hinderden/lastigvielen?) - Wat zijn de perioden dat u het meest last heeft van het gedrag? Gesteldheid - Heeft u (andere) problemen gehad in de afgelopen maand? (sociaal, algemene gezondheid en drugs, alcohol of medicijnen) - Hoe was uw stemming de afgelopen maand? - Hebben deze genoemde punten een relatie met het koopgedrag? Financiën - Hoe staat het met uw financiën (bank(en), geld op de bank en de betaalmiddelen)? - Heeft dit een relatie met uw koopgedrag? - Maakt u weleens zorgen over uw bestedingspatroon? (mogelijk in relatie tot het kopen)? - Praat u met anderen over uw financiën? (ouders of vrienden, vraag aan anderen om geld)? Toekomst - Hoe ziet u de effecten van u koopgedrag in de toekomst? - Bent u van plan om uw koopgedrag te veranderen? (Hoe zou u dit aanpakken?) - Zijn er andere punten die met uw koopgedrag te maken hebben die nog niet aan bod zijn gekomen? Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 39 Tot slot zou ik willen vragen of u op de onderstaande lijn wilt aangeven in welke mate u verslaafd bent aan kopen? Helemaal niet| | | Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema | | |Helemaal wel Pagina | 40 IV Diepte-interview – Categorisatie Het betreft negen geïnterviewden die op de hoofdthema‟s zijn gecategoriseerd. Kopen Onderwerp - Tijd verdrijven (aanleiding) - Overal winkels (aanleiding) - Drang winkelen - Online winkelen - Make-up - Hebben dingetjes - Één keer per week of meer winkelen - Niet altijd een doel om te winkelen - Weer iets nieuws (reden meenemen) - Direct resultaat (reden meenemen) - Aanmoediging van vriendinnen bij winkelen - Meer geld (meer winkelen) - Nieuwe collectie (meer winkelen) - Contant (betaalmiddel) - Afbetaling (betaalmiddel) Oorzaak Onderwerp - Meer geld te besteden - Meer geld te besteden in combinatie met zakgeld - Impulsief zijn - Leuk eruit willen zien Stemming Onderwerp - Verbetering stemming kopen - Kopen in slechte stemming om beter te voelen - Beloning op het werken Gevolgen Onderwerp - Geen geld overhouden - Geen keerzijde aan kopen - Lenen van anderen - Teveel spullen in huis (kledingkast vol) - Ouders informeren Aantal 7× 6× 3× 3× 4× 1× 8× 4× Onderwerp - Ontspanning (aanleiding) - Impulsief kopen - Kleine uitgaven - Kleding kopen - Media (cd‟s en blu-rays) - Hetzelfde product kopen - Elke dag winkelen Aantal 5× 7× 4× 8× 2× 6× 2× 6× 4× - Leuk of mooi vinden (reden meenemen) - Aanbieding (reden meenemen) 3× - Meer of liever alleen winkelen 6× 3× - Seizoensveranderingen (meer winkelen) - Mooi weer (meer winkelen) - Pinpas (betaalmiddel) 7× - Creditcard (betaalmiddel) 1× 4× 2× 3× 0× Aantal 9× 3× 2× 8× 4× Onderwerp - Meer geld te besteden door het werken - Geen vaste lasten 7× 3× - Verzamelen - Interesse mode Aantal 5× 4× Aantal 5× 3× 2× 3× Onderwerp - Plezierig winkelen - Somberheid Aantal 5× 0× Onderwerp - Financiële zorgen - Schulden - Grens trekken om niet “rood” te staan - Niet met anderen praten over financiën of kopen - Financiële ondersteuning ouders Aantal 3× 1× 7× 2× Aantal 8× 2× 2× 7× 5× Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema 6× 4× Pagina | 41 Omgaan met Onderwerp - Niet meer naar de stad - Vooraf pinnen - Opmerkingen van anderen Toekomst Onderwerp - Plannen om koopgedrag te veranderen - Niks overhouden (reden om te veranderen) - Meer gaan sparen (reden om te veranderen) Aantal 2× 2× 2× Aantal 7× 6× Onderwerp - Uitgaven bijhouden - Niet van anderen afhankelijk willen zijn (bijv. lenen) - Voorbeeld ander erger in kopen Aantal 4× 3× Onderwerp - Kopen als probleem ervaren Aantal 4× - Bewuster worden van het kopen 2× 2× 3× Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema Pagina | 42 V Vragenlijst – Ongecontroleerd koopgedrag 1. Geslacht? Man 47,9% 2. Leeftijd? .. jaar Inkomen? 3. (netto per maand) 4. Afgeronde opleiding? Vrouw 52,1% < €799 €800 - €1599 €1600 - €2399 €2400 - €3199 €3200 - €3999 €4000> 20,1% 24,8% 28,6% 11,5% 5,1% 6,4% Wo 15,8% Hbo 24,8% Vwo/Havo 22,2% Mbo 22,2% Mavo/Vmbo/Lbo 12% Basisonderwijs 2,6% In hoeverre zijn de volgende beschrijvingen op u van toepassing? 5. Ik krijg weinig tot geen plezier van het zeer oneens winkelen 25,2% oneens neutraal 41% 21,4% eens 12% zeer eens 0,4% Ik heb dingen gekocht om mijzelf in 6. een slechte stemming beter te doen voelen zeer oneens 17,9% oneens neutraal eens zeer eens 31,2% 18,8% 29.1% 3% 7. Ik heb een hekel aan winkelen zeer oneens 30,3% oneens neutraal 42,3% 17,9% zeer oneens 5,1% oneens neutraal eens zeer eens 25,6% 24,4% 39,3% 5,6% zeer oneens 31,6% oneens neutraal eens zeer eens 47% 10,3% 10,7% 0,4% 8. Ik ga winkelen wanneer ik mezelf op iets bijzonders wil trakteren Ik voel een drang om te winkelen en 9. geld uit te geven, zelfs wanneer ik geen tijd of geld heb eens 8,1% zeer eens 1,3% Ik heb koopbuien (periodes met een 10. sterke drang om meerdere dingen te kopen) nooit 31,6% zelden 29,1% soms 32,9% vaak 5,1% heel vaak 1,3% 11. Ik voel me angstig na een koopbui nooit 81,2% zelden 13,7% soms 5,1% vaak - heel vaak - 12. Ik maak mij zorgen over de manier waarop ik geld uitgeef nooit 47,4% zelden 27,4% soms 19,7% vaak 4,3% heel vaak 1,3% 13. Ik voelde mij neerslachtig, depressief of hopeloos in de afgelopen 2 weken nooit 62% zelden 19,7% soms 16,7% vaak 1,7% heel vaak - 14. Ik voel me schuldig of beschaamd na een koopbui nooit 63,2% zelden 26,9% soms 9% vaak 0,9% heel vaak - nooit 64,5% zelden 21,8% soms 10,3% vaak 2,6% heel vaak 0,9% Ik koop dingen ook al kan ik ze niet veroorloven nooit 54,7% zelden 27,8% soms 15% vaak 1,3% heel vaak 1,3% Ik maak me zorgen over mijn 17. bestedingspatroon, maar ik ga nog steeds winkelen en geld uitgeven nooit 59,4% zelden 22,6% soms 13,7% vaak 3,8% heel vaak 0,4% 15. Ik voel me''high''als ik ga winkelen 16. 18. Ik koop dingen die ik niet zal gebruiken of nodig heb nooit 30,3% zelden 41% soms 25,2% vaak 2,6% heel vaak 0,9% 19. Ik voel me weleens "gedwongen” om te gaan winkelen nooit 68,4% zelden 18,8% soms 10,3% vaak 2,6% heel vaak - 20. Ik voelde mij moe of had een gebrek aan energie in de afgelopen 2 weken nooit 29,1% zelden 32,1% soms 30,8% vaak 7,7% heel vaak 0,4% 21. Ik maak mij zorgen over mijn financiële situatie nooit 39,3% zelden 35% soms 22,6% vaak 3% heel vaak - 22. Ik koop dingen, zelfs als ik niets nodig heb nooit 33,8% zelden 34,2% soms 26,5% vaak 4,7% heel vaak 0,9% 23. Ik had weinig interesse of plezier in activiteiten in de afgelopen 2 weken nooit 45,7% zelden 34,6% soms 17,5% vaak 2,1% heel vaak - 24. Ik heb koopbuien wanneer ik overstuur, teleurgesteld, depressief of boos ben nooit 70,5% zelden 18,4% soms 9,8% vaak 1,3% heel vaak - 25. Ik voel mij nerveus vanwege een mogelijk tekort aan geld nooit 49,6% zelden 35% soms 11,5% vaak 3% heel vaak 0,9% Zou u op de onderstaande lijn willen aangeven in welke mate u verslaafd bent aan kopen? 26. Helemaal niet| | | | | |Helemaal wel Bedankt dat u de tijd heeft genomen om deze vragenlijst in te vullen! Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema – S1010656 Pagina | 44 Ondersteunende informatie Ongecontroleerd koopgedrag Edwards Compulsive Buying Scale (ECBS) Edwards (1993) 1. Ik voel een drang om te winkelen en geld uit te geven, zelfs wanneer ik geen tijd of geld heb. F2 2. Ik krijg weinig tot geen plezier van het winkelen. (R) F3 3. Ik heb een hekel aan winkelen. (R) F3. 4. Ik heb koopbuien (periodes met een sterke drang om meerdere dingen te kopen). F1 5. Ik voel me''high'' wanneer ik ga winkelen. F1 6. Ik koop dingen, zelfs als ik niets nodig heb. F1 7. Ik heb koopbuien wanneer ik overstuur, teleurgesteld, depressief of boos ben. F1 8. Ik maak me zorgen over mijn bestedingspatroon, maar ik ga nog steeds winkelen en geld uitgeven. F4 9. Ik voel me angstig na een koopbui. F5 10. Ik koop dingen ook al kan ik ze niet veroorloven. F4 11. Ik voel me schuldig of beschaamd na een koopbui. F5 12. Ik koop dingen die ik niet zal gebruiken of nodig heb. F1 13. Ik voel me weleens “gedwongen” om te gaan winkelen. F2 Factor Factor Factor Factor Factor 1: 2: 3: 4: 5: Neiging om te besteden Dwang/aansporing om te besteden Gevoelens over winkelen en besteden Disfunctioneel besteden Schuldgevoelens na het kopen (R) = Moet omgedraaid worden gecodeerd. Financiële zorgen (aanpassing angst schaal) Money Attitude Scale (MAS) Yamauchi and Templer (1982) 1. Ik voel mij nerveus vanwege een mogelijk tekort aan geld. 2. Ik maak mij zorgen over de manier waarop ik geld uitgeef. 3. Ik maak mij zorgen over mijn financiële situatie. Somberheidgevoelens Patiëntengezondheidsvragenlijst-9 (PHQ-9) Spitzer, Kroenke & Williams (1999) 1. Ik had weinig interesse of plezier in activiteiten in de afgelopen 2 weken. 2. Ik voelde mij neerslachtig, depressief of hopeloos in de afgelopen 2 weken. 3. Ik voelde mij moe of had een gebrek aan energie in de afgelopen 2 weken. Stemming verhogen (twee vragen gratification scale) Hedonic shopping motivations (Arnold & Reynolds, 2003) 1. Ik heb dingen gekocht om mijzelf in een slechte stemming beter te doen voelen. 2. Ik ga winkelen wanneer ik mezelf op iets bijzonders wil trakteren. Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema – S1010656 Pagina | 45 VI Oproep – Overmatig kopen Studenten gezocht die overmatig kopen! Zijn er momenten dat je opeens een sterke drang hebt om wat te kopen of koop je weleens spullen die je niet kan veroorloven? Ik zou hier graag met jou in gesprek over willen gaan. Dit gesprek zal ongeveer een half uurtje duren en levert je een kleine beloning op. Alle informatie die hier uit voort komt zal anoniem worden meegenomen in mijn scriptie (die je natuurlijk in kan zien als deze af is). Wil je mij helpen en meedoen of zou je nog wat meer informatie willen ontvangen neem dan contact op met: Rommert Sikkema 4e jaars Toegepaste Psychologie [email protected] Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema – S1010656 Pagina | 46 VII Referentie naar online vragenlijst Mocht u thuis nog een moment hebben om mij te helpen met mijn afstudeeropdracht dan verwijst deze link u naar de vragenlijst: http://goo.gl/XJ3p3 Het invullen duur ongeveer 3 a 4 minuten, veel succes en dank. Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema – S1010656 Pagina | 47 VIII Factoranalyse (PCA) Rotated Component Matrixa Component 1 2 Ik koop dingen ook al kan ik ze niet veroorloven ,820 Ik maak me zorgen over mijn bestedingspatroon, maar ik ga ,715 nog steeds winkelen en geld uitgeven Ik voel een drang om te winkelen en geld uit te geven, zelfs ,547 wanneer ik geen tijd of geld heb Ik heb koopbuien wanneer ik overstuur, teleurgesteld, ,470 depressief of boos ben Ik koop dingen, zelfs als ik niets nodig heb ,780 Ik koop dingen die ik niet zal gebruiken of nodig heb ,410 ,711 Ik voel me weleens "gedwongen” om te gaan winkelen ,650 Ik heb koopbuien (periodes met een sterke drang om ,328 ,419 meerdere dingen te kopen) Ik krijg weinig tot geen plezier van het winkelen (R) Ik heb een hekel aan winkelen (R) Ik voel me angstig na een koopbui ,309 Ik voel me schuldig of beschaamd na een koopbui ,389 Ik voel me''high''als ik ga winkelen ,388 Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization. a. Rotation converged in 8 iterations. 3 4 ,311 ,405 ,893 ,881 ,310 ,768 ,669 ,664 Toevoeging Kaiser-Meyer-Olkin Measure of Sampling Adequacy = ,804 Bartlett's Test of Sphericity Approx. Chi-Square 888,680 df 78 Sig. ,000 Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema – S1010656 Pagina | 48 IX Correlatie matrix Correlatie matrix, gemiddelden (M) en standaard deviaties (SD). N = 222 – 234 1. 2. 3. 4. 1.Sekse -2.Leeftijd .028 -3.Opleiding -.001 .038 -4.Inkomen -.217** .384** .261** -5.Ong. .182** -.237** -.162* -.237** koopgedrag 6.Somber.126 -.061 -.003 -.120 heid 7.Financiële -.009 -.260** -.014 -.187** zorgen 8.Stem1 .178** -.141* -.072 -.090 9.Stem2 .094 -.160* .003 -.085 M .52 40 3.0 1.75 SD .50 17.91 1.35 1.40 * p < .05, ** p < .01, (two-tailed significance) 5. 6. 7. 8. 9. -.284** 1.68 1.16 -2.15 1.03 -.303** -- .458** .427** -- .474** .267** 13.4 6.22 .234** .004 2.53 2.03 .282** .026 2.44 2.19 Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema – S1010656 Pagina | 49 X Onderzoeksmodel (SEM) Model fit = X2(12)=9.847,p<.629, NFI=.96; CFI=1.00; TLI=1.00 en RMSEA=.000 Indirecte effecten Met behulp van een bootstrap methode, in Amos 19 (Arbuckle, 2005), is er naar mediatie gezocht door te testen op indirecte effecten. De resultaten wijzen op een groot aantal van significante indirecte effecten. Om hiervan een overzicht te krijgen worden deze indirecte effecten, van de antecedenten op de gevolgen, in de onderstaande tabel weergegeven. Ongecontroleerd koopgedrag modereert hier de relatie tussen beiden. Mediatie ongecontroleerd koopgedrag Sekse Somberheid Leeftijd Opleiding Financiële zorgen .064; p<.01 .084; p<.01 -.114; p<.01 -.048; p<.02 Stemming verbeteren .094; p<.01 .124; p<.01 -.168; p<.01 -.070; p<.02 Gestandaardiseerde indirecte effecten Mediatie somberheid Sekse Ongecontroleerd koopgedrag .040; p<.01 Gestandaardiseerde indirecte effecten Onderzoeksrapport – Ongecontroleerd koopgedrag Rommert Sikkema – S1010656 Pagina | 50