HAN BLAD #04 / JULI 2006 Samen Samen Twee voetstappen maken nog geen pad. Nog niet zo lang geleden kenden onderwijs en bedrijfsleven ieder hun eigen weg. Scholen leidden mensen op, de bedrijven kneedden ze tot volwaardige medewerkers. Er waren wat raakvlakken door stages en gecommitteerden, maar daar hield de verbinding vaak op. De tijden zijn veranderd; beide partijen zien dat samenwerking vruchtbaar is. De wederzijdse invloed wordt steeds sterker. Docenten lopen bedrijfsstages, instellingen vragen het onderwijs mee te denken bij de oplossing van problemen, studenten worden ingezet bij opdrachten uit het bedrijfsleven. Ook de HAN participeert in deze ontwikkeling. Sterker nog; loopt daarin deels voorop en levert met het programma Kennispoort een concrete bijdrage aan die samenwerking. Het aantal lectoren groeit, convenanten worden afgesloten, het bedrijfsleven vraagt om inzet en know-how van medewerkers. Innoveren, kennisdelen en ondernemen met een positief effect op de kwaliteit van de opleidingen en de professionaliteit van de medewerkers. Wederzijdse bevruchting waar veel te lang steriliteit heeft gegolden. ‘When spider webs unite, they can tie up a lion’ Han Geurts, hoofdredacteur. Inhoud pagina 11 Zoek oplossingen, geen schuldigen pagina 5 pagina 8 pagina 14 Samengebalde communicatie pagina 17 ICA en het ecosysteem Creative Masterclass Isaac Getz Kennispoort is goud voor iedereen pagina 21 Ruimte in plaats van opdrachten pagina 25 De ratio of de ranglijst? pagina 28 Wel tevreden, niet content Geld lenen van Máxima Prinses Máxima heeft tijdens het Start Smart congres in het Arnhemse World Trade Center de eerste microlening uitgereikt. Gelukkige ontvangers zijn Sander Kristalijn (25) en Guido Hamelink (24), nog niet zo lang geleden afgestudeerd aan de Hogeschool Larenstein. Hun bedrijf, NL Adviseurs, adviseert op landschapgebied, vooral golfbanen. De jonge ondernemers hebben modules gevolgd bij het Centrum voor Ondernemerschap van de HAN. Met de lening willen ze een automatiseringsprogramma aanschaffen. Start Smart is een overheidsproject dat succeskansen voor beginnende ondernemers in de regio Centraal Gelderland wil vergroten. Ondernemers kunnen meedoen aan een individueel coachings- en trainingstraject. Staatssecretaris van Economische Zaken Karien van Gennip was ook aanwezig. Zij steunt het initiatief en probeerde in haar betoog banken ervan te overtuigen kleine leningen voor startende ondernemers makkelijker te verstrekken dan op dit moment het geval is. Volgens haar is het makkelijker om een lening van 5 miljoen te krijgen dan een van 5000 euro. Isaac Getz geeft derde HAN Creative Masterclass De kracht van de simpele boodschap Vijfduizend euro en een ferme handdruk van Prinses Máxima. Start Smart is een samenwerkingsproject van de Ontwikkelingsmaatschappij OostNederland, de Kamer van Koophandel voor Centraal Gelderland, het ITS, het Centrum voor Ondernemerschap van de HAN, de steden Arnhem, Nijmegen en omliggende gemeenten. HAN en Radboud breiden samenwerking uit Hoewel de HAN al 25 jaar met het Nijmeegse ‘Radboudziekenhuis’ samenwerkt en tien jaar geleden met dezelfde instelling een eerste samenwerkingsovereenkomst sloot, is het intensieve contact bevestigd middels een nieuw contract. De bestuursvoorzitters, Marcel Wintels namens de HAN, en prof.dr. Van Herwaarden namens het Universitair Medisch Centrum (UMC) Radboud, tekenden de overeenkomst in aanwezigheid van de directeur Zorg van het UMC en de faculteitsdirectie van Gedrag, Gezondheid en Maatschappij (GGM). Directielid Bart van Bergen zegt desgevraagd dat er na tien jaar bij beide partijen de behoefte bestond alles eens zwart op wit te zetten. ‘Zie het als een soort up-date. Mede doordat het UMC sterk op innovatie is gericht, heeft de samenwerking zich in die tien jaar verbreed en verdiept. Eerst ging het alleen om de sector Gezondheidszorg van de HAN, nu zijn er meer faculteiten bij betrokken. Denk aan techniek met het HAN-BioCentre, van waaruit projecten op het snijvlak van zorg en techniek worden uitgevoerd. Bij de Informatica Communicatie Academie (ICA) loopt een project ICT in de Zorg en bij de Faculteit Economie en Management (FEM) is Logistiek in de Zorg onderdeel van het lectoraat Logistiek en Allianties.’ De verdieping is vooral bij Gezondheidszorg waarneembaar. Naast onderzoeksplaatsen, is de opening van AKMA, de Academische Kliniek Mondzorg in Arnhem, daar een voorbeeld van. Docentenuitwisselingen nemen toe tussen het UMC en ‘onze’ opleidingen. Aan de andere kant is de HAN leverancier van studenten - voor stage bijvoorbeeld - en afgestudeerden. En het UMC stuurt weer veel studenten naar de HAN-masteropleidingen in de zorg. Van Bergen: ‘Ja, ik ben er echt blij mee. Deze samenwerking biedt voor beide partijen prima profileringsmogelijkheden’. ‘Your ideas change ever ything'. Dat was het inspirerende thema van de derde HAN Creative Masterclass van de Parijse hoogleraar innovatiemanagement Isaac Getz. Hij treedt daarmee in d e v o e t s p o r e n va n R i c h a r d F l o r i d a e n K j e l l Nordström die al eerder een masterclass aan de HAN verzorgden. In een volle Eusebiuskerk in Arnhem gaat Getz dieper in op de innovatiekracht van ideeën van ‘gewone’ medewerkers. Een dag later geeft hij een masterclass voor een g r o e p va n v i j f e n t w i n t i g o n d e r n e m e r s e n t o p s t u denten in Residence Roosendael. Een kleine 250 belangstellenden verzamelen zich eind april in de Eusebiuskerk voor Getz’ lezing over ideeënmanagement. Hij voelt zich thuis in deze kerk want een van zijn studenten spoorde hem ooit aan Europa te evangeliseren. ‘I already have the name Isaac’, voegt Getz lachend toe. In de masterclass in Residence Roosendael werkt Getz zijn ideeën de volgende dag verder uit met een selecte groep topstudenten en relaties van de HAN. Stimuleren Ideeënmanagement is iets dat ieder bedrijf zou moeten voeren, zo luidt de boodschap van Getz. ‘We hadden ooit een stagiaire die met het idee kwam om te kiezen voor een iets kleiner formaat nieuwsbrief. Niet om te besparen op de kosten van het papier, maar wel op de portokosten. Dit omdat een kleiner formaat nieuwsbrief in een standaard envelop zou passen. Een idee dat uiteindelijk goed bleek voor een kostenbesparing van maar liefst zo’n half miljoen dollar.’ Een idee bestaat uit een probleem en een oplossing. De kunst is om die ideeën op te pikken. ‘Hoeveel ideeën kunnen er volgens jullie in een bedrijf met duizend werknemers jaarlijks ingevoerd worden’, vraagt Getz zijn gehoor? Tien? Vijfhonderd? De schattingen lopen uiteen. Getz geeft het voorbeeld van Toyota waar twintig miljoen ideeën gelanceerd werden in veertig jaar. ‘Tachtig procent 4 5 HANBLAD NR.4 van de ideeën ontstaat op de werkvloer, bij mensen met banen als secretaresse of operator. Slechts twintig procent komt van mensen die betaald worden om met nieuwe ideeën te komen.’ Maar medewerkers geven hun ideeën alleen als het management daarvoor openstaat. Getz pleit voor managers die dienstbaar zijn aan medewerkers. Een goed ideeënmanagement stimuleert om innovatieve ideeën te uiten èn te realiseren. Nieuwe HAN Creative Masterclasses Afgelopen studiejaar organiseerde de HAN drie keer een Creative Masterclass. Naast Isaac Getz kwamen de topeconomen Richard Florida en Kjell Nordström aan het woord. Voor het studiejaar 2006-2007 staat een nieuwe reeks Creative Masterclasses gepland. Reacties De reacties op de lezing van Getz zijn positief. Zo geeft Theo Smit van Philips Semiconductors zijn visie in dagblad De Gelderlander: ´Aardig om te weten is dat 83 procent van de goede ideeën afkomstig is van klanten. Wij zijn een behoorlijk technisch bedrijf, we willen zelf oplossingen bedenken. Maar we moeten daar dus altijd onze klanten bij betrekken.' En Marcel Sturkenboom van NOC*NSF voegt daaraan toe: 'Het is de kracht van een simpele boodschap. Ik kwam hier om over grootse innovatieve plannen te praten, maar in feite is elke medewerker zelf het middelpunt van innovatie´. Isaac Getz: ‘Veel innovaties hebben hun oorsprong bij de klant’ SAMEN ‘Tachtig procent van de ideeën komt van de werkvloer.’ Kabinetsleden proeven het hoger beroepsonderwijs De HAN in anderhalf uur Staatsecretaris Rutte: ‘De HAN staat goed aangeschreven.’ Maandag 12 juni heeft het kabinet vier werkbezoeken aan bedrijven en instellingen gebracht in alle windstreken van ons land om aan antwoorden te komen op vragen die men rechtstreeks aan de praktijk wilde voorleggen. Dit keer ging het voor de kabinetsleden dan ook niet om praten, maar om vragen stellen en vooral te 'luisteren'. De werkbezoeken passen in de voorbereiding van het kabinet op de besprekingen over de begroting 2007. Richtinggevend voor de werkbezoeken waren de vier Eerst schetst Engels haar eigen mening: in het beleid rond arbeidsongeschiktheid moet preventie de voorkeur hebben boven reïntegratie. Een actueel thema, pas nog is de WIA (de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen) in plaats gekomen van de WAO nadat een paar jaar geleden de Wet Poortwachter is ingesteld. Volgens Engels was de WAO een vangnet en heeft de WIA het ‘work first’- principe. ‘Wat gaat goed en wat kan beter?’ vraagt Aart Jan de Geus, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die zich op allerlei vlakken laat inlichten o ver het reilen en zeilen van een hogeschoolinstelling. ‘Het onderwijsproces goed inroosteren, dat is het grootste probleem dat bij ons speelt’, zegt Marcel Wintels, voorzitter van het CvB van de HAN, resoluut. Hij legt uit dat met veel wensen rekening moet worden gehouden. Studenten komen niet graag op maandagochtend naar school, en al helemaal niet op vrijdagmiddag. En parttime docenten hebben ook de nodige roosterwensen die zich niet altijd goed verhouden tot het onderwijsbelang. centrale opgaven die het kabinet zichzelf heeft gesteld: een veiliger Nederland voor regio zuid; meer mensen aan het werk voor regio oost; meer respect voor elkaar voor regio west en minder regels, meer kwaliteit voor regio noord. Minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris ‘Dat is een cultureel probleem in dit land’, antwoordt De Geus. ‘Die luiheid moet je gewoon aanpakken. Je gaat hiermee teveel voorbij aan de verantwoordelijkheid van de student. Gewoon volle weken inroosteren, van maandagochtend tot vrijdagmiddag. Je moet voor de inrichting van het bedrijfsproces geen onaanvaardbare concessies doen voor de work-life balance.’ Mark Rutte van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen reisden naar OostNederland en brachten onder meer een bezoek aan de Arnhemse campus van de HAN. Minister Peijs van Verkeer en Waterstaat behoorde ook tot de groep, maar heeft op het laatste moment afgezegd. Preventie is beter ‘Wie werkt er hier voor een Arbo-dienst?’ Tientallen armen gaan de lucht in. ‘Wie is er hier w e r k g e v e r ? ’ We e r g a a n e e n a a n t a l h a n d e n omhoog. Eind mei vindt het derde HAN-debat plaats in het Nijmeegse LUX. Het onderwerp is arbeidsreïntegratie en Josephine Engels, lector ‘Arbeid en Gezondheid, preventie en reïntegratie’ is de centrale figuur. Minister de Geus: ‘Geen onaanvaardbare concessies in de work-life balance.’ Kabinetsbezoek HAN-debat over arbeidsreïntegratie Bedrijfsleven Tijd voor een positieve wending, denkt Wintels: ‘We zouden door de discussie bijna het tweede deel van de vraag vergeten, namelijk wat er goed gaat. En dat is de onderwijskwaliteit en de verbinding met het bedrijfsleven.’ Daarom zit ook een vertegenwoordiger van accountantsen belastingadviesgroep Ernst & Young aan tafel om een convenant met de HAN te tekenen. Daarna krijgen de bewindslieden een rondleiding over de campus waar ze bij de opleiding Bouwkunde en bij de Informatica en Communicatie Academie (ICA) met docenten en studenten praten over hun werkzaamheden. Rutte raakt snel in gesprek met Bouwkundestudenten. Ze praten over het nut van stages en het verschil tussen studiehuis en competentiegericht leren. In de ICA-lounge staat een aantal projecten opgesteld. De Geus spreekt hier een student die op dat moment zijn portfolio bijwerkt en uitlegt wat dat precies is. ‘Kun je dat thuis niet doen?’, vraagt De Geus. ‘We hebben net een presentatie gehad, dus ben ik nu hier mee bezig’, antwoordt de student. ‘En contactmomenten zijn belangrijk. Thuis krijg je geen feedback of hulp.’ Dat zijn antwoorden waar De Geus wat aan heeft. ‘Luiheid moet je gewoon aanpakken.’ Gevraagd naar zijn mening over de HAN, zegt Rutte: ‘Ik vind het een goede hogeschool. Dat zeg ik niet alleen naar aanleiding van dit bezoek; ik ben hier al eerder geweest. De HAN staat goed aangeschreven. En als ik de studenten hier zo aan het werk zie, komt het misschien toch nog goed met Nederland.’ Investeren Er moet geïnvesteerd worden in arbeid om mensen gezond te houden, dat lijkt Engels beter om het potentieel aan arbeidskrachten te behouden. Niet zonder trots vertelt ze dat er op de HAN een instrument wordt ontwikkeld om stagnerende werknemers te monitoren op alle niveaus. Het gaat daarbij niet alleen om de werknemer zelf, maar ook om de organisatie en de omstandigheden. Bovendien start er binnenkort een minor Arbeid en Gezondheid. Bij de preventie zou ook de leefstijl betrokken moeten worden. Als voorbeeld noemt ze obesitas: tien procent van het arbeidsverzuim heeft te maken met overgewicht, er zou aandacht moeten zijn voor de obesogene werkomgeving. En als laatste noemt ze het integraal beleid, en pleit ze voor een nationaal gezondheidsplan. benadrukken van risico’s. ‘Ik zit hier als werkgever. De meeste mensen worden ziek van factoren buiten het werk. En sterven doen ze meestal in een bed, dat is al helemaal niet op het werk.‘ Als werkgever is hij niet zo te spreken over de bescherming van de privacy van de zieke werknemer. Iemand in de zaal moet niezen. ‘Gezondheid!’, roept gespreksleider Inez Uerz gepast. Het slot van de avond is aan Jet Bussemaker, woordvoerder sociale zaken van de PvdA in de Tweede Kamer en volgens gespreksleider Uerz beoogd minister Sociale Zaken in een volgend kabinet. Bussemaker is niet enthousiast over de WIA. ‘Een groot deel van de arbeidsongeschikten belandt er door in de bijstand’. Over een shift van reïntegratie naar preventie is ze wel te spreken. ‘Dit moet zeker op de politieke agenda en ook de leefstijl moet er bij betrokken worden. Maar er moet wel iets tegenover staan.’ Engels vraagt: ‘Wat is de rol van de overheid?’ Bussemaker: ‘De overheid moet voorwaarden scheppen en stimuleren. De Wet Poortwachter is al een voorbeeld, maar je zou ook werkgevers die veel gehandicapten in dienst nemen, moeten belonen. Nu worden ze gestraft.’ Bedreiging Drie deskundigen mogen in gesprek met lector Engels. Op de achtergrond projecteert een Veejay intrigerende filmpjes van een flatgebouw. Op een gegeven moment vinden we de lector, in gesprek met één van haar gesprekspartners, terug achter een van de ramen. Ton Schoenmaeckers, directeur van een brancheorganisatie op het gebied van Arbo-diensten, reageert als eerste. ‘Kijk niet zozeer naar bedreigingen maar meer naar wat mensen motiveert, en wat je kunt doen om ze vitaal te houden’, vindt hij. Ronald de Leij van de AWVN, een algemene werkgeversvereniging, vindt dat je voorzichtig moet zijn met het 6 7 HANBLAD NR.4 HAN-debat De HAN organiseert tweemaal per jaar een HAN-debat voor professionals over wat speelt in de praktijk. De HAN heeft 20 lectoraten met 22 lectoren. Deze lectoren zijn hoog gekwalificeerde professionals die ruime ervaring hebben met onderwijs en onderzoek op een bepaald vakgebied. De lectoren vervullen een centrumfunctie in een zogenaamde kenniskring waaraan naast de lector ook docenten van de HAN deelnemen. Lector Josephine Engels: ‘Investeren in arbeid.’ SAMEN De HAN als Kennispartner voor de brede regio Samen met de praktijk De HAN wil de komende jaren verder uitgroeien tot hét opleidingscentrum en een van de belangrijkste kennispartners voor de brede regio. Om de realisatie van deze ambitie in de komende jaren extra kracht bij te zetten is de HAN in s e p tember 2005 gestart met het hogeschoolbrede programma Kennispoort HAN. Innoveren, Kennisdelen en Ondernemen: deze drie sleutelwoorden brengen tot uitdrukking dat het gaat om een samenhangend spel van kwalitatief en kwantitatief investeren, in lectoren, onderzoeks-beleid, bacheloropleidingen en masteropleidingen. Samen met externe partners zet de HAN de drie thema’s om in praktijkgerichte oplossingen. Noël Maertens: ‘Kijken waar de kansen liggen.’ Innovatief Het programma Kennispoort wil de HAN positioneren als dé kennisinstelling voor relaties, bedrijven en instellingen in de brede regio. Innoveren, kennisdelen en ondernemen zijn de kernbegrippen. Dit ligt in lijn met een van de maatschappelijke taken waar de HAN zich voor gesteld ziet: innovatief bezig zijn en dit effect laten hebben op de kwaliteit van de opleidingen en de professionaliteit van de medewerkers. Programmamanager Noël Maertens benadrukt nog een keer dat het er vooral om gaat om samen met die externe partners te investeren in deze thema’s. De HAN wil zo haar kennisvermogen vergroten en de kwaliteit van het onderwijs verbeteren. ‘Daardoor sluiten onze opleidingen beter aan bij de praktijk en leveren we studenten op bachelor niveau af die direct aan het werk kunnen in hun eigen beroepspraktijk. Ze hebben de kennis, maar ook de attitude. In hun opleidingen hebben ze al uitgebreid de kans gekregen om kennis te maken met de thema’s Ondernemerschap en Innoveren’. Maar bovenal wil de HAN een maatschappelijk doel dienen: ze wil kennisdelen en een belangrijke kennispartner zijn in innovatie en ondernemerschap, voor de beroepspraktijk, bedrijven en instellingen. Van buiten naar binnen Voor veel bedrijven en instellingen in de omgeving is de HAN al een kennispartner. 'Maar dit kan beter. Tot nu toe werd hierbij vooral van binnen naar buiten gedacht: wat kunnen wij aanbieden aan de 'buitenkant'. Nu is het belangrijker te starten met de vraag van buiten naar binnen. Wat vraagt onze omgeving?' Een belangrijke link naar de praktijk vormen natuurlijk onze alumni. Zij werken in die praktijk’. Maar de praktijk komt ook naar de hogeschool. ‘Veel van onze opleiding kennen een beroepenveldcommissie. In de opleidingen schakelen we ook vaak de specialisten uit de praktijk in als gastdocent. En de externe partners treden vaak op in een adviescommissie’. Intussen heeft de HAN al een aantal strategische samenwerkingsverbanden afgesloten. ‘Een mooi voorbeeld is het project ‘De school in beweging’. Met onze strategische partner NOC*NSF heeft het Instituut voor Sport en Bewegingsstudies, samen met het HAN lectoraat Zorgmanagement, HAN Smart Business centre en CIOS Rijn IJssel College een sportdag georganiseerd. De HAN wil hiermee het belang van bewegen en gezonde voeding onder de aandacht brengen van basisschool scholieren, door ze te laten ervaren dat bewegen en gezonde voeding ook leuk kan zijn’. Andere voorbeelden zijn de samenwerking met Ernst en Young en de samenwerking met Zorggroep Zuid Gelderland. ‘Ernst en Young is een van de marktleiders op het gebied van accountancy, fiscaal advies, transaction advisory services en juridisch advies. Binnen de accountancy is het, door een tekort op de arbeidsmarkt, lastig om aan goed gekwalificeerd personeel te komen. Wij spelen hier op in door onze opleidingstrajecten flexibeler aan te bieden. Studenten kunnen de opleiding combineren met een baan. Maar ook bijvoorbeeld de ontwikkeling van Associate Degree programma’s, waarbij studenten in een kortere periode, een compact deel van de opleiding volgen maar wel een erkend certificaat krijgen. Ze zijn dan sneller beschikbaar voor de arbeidsmarkt’. Vanuit het samenwerkingsverband met Zorggroep Zuid Gelderland kijkt de HAN hoe technologie (zorgdomotica) ingezet kan worden om bijvoorbeeld ouderen en chronisch zieken langer zelfstandig thuis te laten wonen. Bij ieder samenwerkingsverband maakt de HAN samen met de partner jaarlijks een concreet plan hoe ze invulling geven aan Kennisontwikkeling en innovatie, Opleidingen (waaronder stages, afstudeeropdrachten, gastdocentschappen) en Dienstverlening. Innoveren Innovatie en onderzoek spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de HAN naar een veelzijdige kennispartner. De HAN wil een belangrijke schakel zijn in de kennisketen en een leidende rol spelen in het toepasbaar maken van nieuwe kennis en technologieën. De lectoren en hun kenniskringen staan hierin centraal. Maertens: ‘De komende jaren willen we het aantal lectoraten uitbreiden tot zo’n vijftig in totaal. Bij de onderzoeksactiviteiten gaat het om het ontwikkelen van innovatieve ideeën maar vooral ook om het toepasbaar maken voor de praktijk. De leden van de kenniskring en studenten in de afstudeerfase van hun opleiding kunnen bijvoorbeeld het MKB helpen om innovaties te implementeren’. Maar ook de master- opleidingen krijgen een duidelijk plaats in de HAN. ‘Het moet duidelijk zijn voor onze omgeving welke masteropleidingen wij aanbieden. Binnen het programma Kennispoort HAN onderzoeken we op dit moment hoe we onze masteropleidingen beter zichtbaar kunnen maken en hoe we de relatie tussen onderzoek en de masteropleidingen goed kunnen borgen. De bedoeling is om op termijn alle masteropleidingen en onderzoeksactiviteiten onder te brengen in een graduate school’. Het onderzoek dat binnen de lectoraten wordt uitgevoerd is dan direct toepasbaar. Maertens geeft tal van voorbeelden: ‘VB-techniek levert luchtvering voor bedrijfswagens, waaronder de Mercedes Sprinter. Het lectoraat Mobiliteitstechnologie heeft de ISO-genormeerde testen op voorgeschreven testbanen uitgevoerd. De resultaten hebben er toe geleid dat het systeem is toegelaten. De Kenniskring van het lectoraat Logistiek in Alianties ontwikkelde lesmateriaal om de tool Digiscan beter in te kunnen zetten voor het MKB. Studenten van de opleiding Voeding en Diëtetiek onderzoeken komend jaar samen met het lectoraat Arbeid en gezondheid het effect van voedingsgedrag op de gezondheid binnen een verpleegafdeling van het UMC Radboud. De kenniskring Acute Intensieve Zorg bracht op een DVD in beeld wat er op een traumapatient en zijn familie afkomt. De DVD wordt ingezet in de bacheloropleidingen Verpleegkunde’. Ondernemen Vanuit het Centrum voor Ondernemerschap (CvO) motiveert en faciliteert de HAN studenten bij ondernemerschap. Maertens: ‘Alle HAN studenten kunnen dit certificaat als specialisatie binnen hun opleidingen halen. Het CvO begeleidt ook studenten die al tijdens hun opleidingen een bedrijf starten. We zijn er binnen de HAN trots op dat de studentbedrijven zo succesvol zijn. Ieder jaar valt minstens een van de bedrijven in de prijzen. Maar het gaat ook om ondernemerschap binnen onze eigen organisatie. Ook voor onze medewerkers is het belangrijk dat zij initiatief nemen, innovaties initiëren en projectmatig werken. En een organisatie die innovatie hoog in het vaandel heeft staan kan natuurlijk niet zonder medewerkers met deze kwalificaties. Het gaat er om dat we praktijkgerichte oplossingen ontwikkelen voor onze externe partners en de mogelijkheden zien hoe we deze ondernemingen en instellingen kunnen helpen succesvol te functioneren’. 8 9 HANBLAD NR.4 Kennisdelen De kansen liggen in het delen van kennis. Zowel voor de HAN maar ook voor haar omgeving. ‘Samen moet je er je voordeel mee doen. Eén en één is dan drie. We hebben de input van onze omgeving nodig. Waar is behoefte aan, hoe kunnen we opleidingen verbeteren, hoe maken we innovatieve kennis uit onderzoek toegankelijk en toepasbaar voor bedrijven en instellingen? De HAN wil niet alleen diensten aanbieden aan die bedrijven en instellingen maar vooral ook samen met externe partners diensten ontwikkelen en kennis uit het bedrijfsleven betrekken in haar opleidingen en onderzoek. Ook onze oud-studenten kunnen hier een grote rol spelen. Vanuit het programma Kennispoort HAN kijken we hoe we deze alumni nog beter in dit hele proces kunnen betrekken’. Met al deze ambities moet er wel wat gebeuren. Zowel bij de HAN als haar omgeving. ‘Intern moeten we een aantal hobbels nemen, maar ik heb er alle vertrouwen in. Onze medewerkers krijgen ook de ruimte om deze ontwikkelingen in gang te zetten. De knop moet om. Niet wachten tot iemand iets komt vragen, maar actief samen met de praktijk aan de slag om innovatieve oplossingen te vinden voor problemen uit de praktijk. De HAN trekt extra geld uit om projecten op te zetten, te financieren en om personeel te trainen’. Maar ook bij onze omgeving moet de knop om. Een hogeschool is niet een leerfabriek waar 23.000 studenten een bachelor-diploma halen. De HAN is een kennispartner die bachelor èn masterstudenten aflevert die tijdens hun opleiding al nauw worden betrokken bij de praktijk. Een bedrijf kan kijken wat de HAN in de aanbieding heeft, maar je kunt ook kijken hoe je een specifiek probleem uit de praktijk samen kunt aanpakken. En laten we daar samen van leren. De kennis delen, vanuit de praktijk naar de opleidingen en vanuit de opleidingen, lectoraten en contractafdelingen naar de praktijk. Dan ben je kennispartner van elkaar’. Vragen? Heeft u een vraag over bachelormaster- en Post HBO-opleidingen, onderzoeksactiviteiten of advies, neem dan contact op met HAN Voorlichtingscentrum. Onze medewerkers helpen u graag en brengen u in contact met de adviseur die u verder kan helpen. U kunt HAN Voorlichtingscentrum dagelijks tijdens kantuururen bereiken op telefoonnummer 024 – 35 30 500, F: 024 -35 30 355, E: [email protected] Bedrijven en instellingen lappen veiligheids- en milieubeleid aan hun laars ‘Zoek oplossingen, geen schuldigen’ Overheid Jan Kops Chris van Beekum Lector Consultant lectoraat Industrial Safety Industrial Safety ‘Bedrijven hopen maar ‘Er moet iets gebeuren’ De terugtredende overheid heeft met zijn veiligheids- en milieubeleid steeds meer verantwoordelijkheden bij de bedrijven dat het goed gaat’ gelegd en constateert nu dat die daar grotendeels niet zijn 'geland'. ‘Bedrijven onderkennen absoluut niet wat op hen afkomt. Zolang je veronderstelt geen verantwoordelijkheid te hebben of niet onderkent wat er mis kan gaan, leef je heel gelukkig verder. Maar wij zien het Het Lectoraat Industrial Safety hijst de stormbal. De uitkomst van drie onderzoeken (zie kader: ‘Onderzoek’), gevoegd bij directe informatie uit haar netwerk waaronder veel bedrijven en instanties zoals de Ministeries van SZW en BZ, 10 11 HANBLAD NR.4 de provincie, Lloyds Register en de Arbeidsinspectie, wijzen alle in dezelfde richting: v e i ligheid is vaak niet geborgd binnen bedrijven en instanties. Enkele gunstige uitzonderingen daargelaten. SAMEN gigantisch mislopen. HBO en overheid hebben elkaar nu gevonden. Er moet iets gebeuren’, aldus dr.ir. Jan Kops, lector, en Chris van Beekum, consultant aan het lectoraat Industrial Safety van de HAN. ‘Als je maar aan de formele eisen voldoet, ben je gedekt’ ‘Living is easy with eyes closed.’ (John Lennon) Vreemd eigenlijk, die kop in het zand van veel bedrijven en instellingen als het gaat om de verantwoordelijkheid voor veiligheid en milieu. De mogelijke consequenties liegen er namelijk niet om. De arbeidsinspectie hoeft het niet te laten bij waarschuwingen maar kan fikse boetes opleggen of een bedrijf zelfs stilleggen. Als zo'n zaak voor de rechter komt, geldt het als een economisch delict en zijn de maatregelen niet mis. Zeker als er een ongeluk plaatsvindt, is zo'n bedrijf helemaal aan de beurt. De pers zoekt als altijd slechts schuldigen en schiet zo'n bedrijf helemaal af. Een voorbeeld? De beruchte Essent-steiger. Melkkoe Maar anderzijds: toch ook weer verklaarbaar die houding. In principe zijn bedrijven niet te beroerd om mee te werken, maar… Allereerst zien zij veiligheid, milieu en de daaraan verbonden ethische aspecten als taak van overheid, wetenschap en HBO. Verder is tijd geld, en veiligheidsbeleid een kostenpost. Binnen de bedrijven is ook niemand persoonlijk verantwoordelijk. De vroegere veiligheidsdiensten zijn veelal opgeheven, hun verantwoordelijkheid doorgeschoven naar een externe arbodienst. Van Beekum heeft een scherp oog voor de dagelijkse realiteit: ‘Als bij de risico-inventarisatie maar alle formulieren zijn ingevuld met de benodigde stempels, dan zijn ze tenminste formeel gedekt.’ Belangrijk is ook: bedrijven zien zich als melkkoe van een eeuwig hongerige overheid die hen daarbovenop met telkens nieuwe regels lastigvalt en op kosten jaagt. Is het een wonder dat een over veiligheid enquêterende HAN-student van een bedrijf de reactie kreeg: ‘We werken alleen maar mee als er een dwangbevel van de overheid komt!’? Al lagen er meerdere omstandigheden aan ten grondslag, toch is het veelzeggend dat ook voor dit artikel moeilijk bedrijven te vinden waren die hun visie over het onderwerp wilden of konden geven.Kops snapt heus wel waarom bedrijven het hier zo moeilijk mee hebben. Want beleid kun je maken; de werkelijkheid waarvoor bedrijven zich gesteld zien niet. Kops: ‘De praktijk is dit: je stuurt je mensen bijvoorbeeld naar EU-gesponsorde projecten in de Oekraïne. Daar voldoet de werksituatie voor geen meter aan onze eisen. Zo moeten ze in het pikdonker werken op onveilige stellages. Moet je als bedrijf stoppen?’ Asbest ‘Of stel, ze moeten naar Zuid-Amerika. Blijken er beschadigde asbestinstallaties te zijn; het stof ligt op de grond. Iedereen taffelt er gewoon doorheen. Moeten jouw mensen als enigen maanpakken aan? Kunnen ze meteen vertrekken. Moet je er stoppen? Ook als het project gelijkstaat aan je jaaromzet? De consequentie zou zijn dat je mensen moet ontslaan of misschien wel dat het bedrijf over de kop gaat.’ Deze extreme voorbeelden uit het buitenland maken duidelijk waar het om gaat. Maar ook in Nederland moeten bedrijven om te overleven soms dingen doen die op de grens liggen. Het gaat meestal vijftien keer goed. De conclusie is dan: het kan nog wel ietsje 'scherper'. Kunnen we de extra versteviging in die steiger misschien weglaten? Kops: ‘Bedrijven hopen maar dat 't goed gaat. Wat gelukkig meestal het geval is. Toch zijn er grenzen. Op het eind gaat het echt een keer mis, en dan moet er ineens iemand worden opgehangen. De schuldige moet gestraft.’ Hij en Van Beekum stellen dat bijna nooit één persoon schuldig is aan ongelukken, maar de situatie waarin hij is terechtgekomen. Het gaat hen altijd om het waarom. Waarom bezweek die Essent-steiger? Was Essent zelf de oorzaak? Moet van ons allen niet altijd alles goedkoper en sneller? Wie is dan nog de schuldige? Kops stelt zich altijd vragen als: had de monteur de juiste handleiding? Had hij wel de juiste opleiding? Waren er misschien taalproblemen? Was het een haastklus? Van Beekum: ‘De publieke opinie met de media voorop, reageren meestal zo: Meneer X is schuldig. Klaar! Maar net door die houding kan hetzelfde morgen opnieuw gebeuren. Onze eerste wet is daarom: zoek oplossingen, geen schuldigen.’ Schaap over de dam Het lectoraat Industrial Safety voorzag de problemen en heeft de situatie besproken bij ondermeer het ministerie van SZW dat het probleem volledig onderkent. Dat stelde dan ook subsidie beschikbaar waarmee het lectoraat op twee dingen mikt. Allereerst extern: tóch het bedrijfsleven. Een deel van de bedrijven ziet de noodzaak in. De HAN mikt op verantwoordelijkheidsgevoel bij sleutelbedrijven, hoger op de ladder, die in aanzien staan bij collega's en een voorbeeldfunctie hebben. Deze hebben meestal een eigen perceptie van de wereld en stellen zich niet louter reactief op. Als er een aantal schapen over de dam is, volgen er mogelijk meer. Vervolgens: intern, binnen de HAN-opleidingen. HBOers zijn de toekomstige managers of specialisten die processen aansturen, of er minstens midden in zitten. Vooral bij hen moet het bewustzijn over veiligheid en milieu tussen de oren zitten; zij moeten veiligheidsrisico’s onderkennen. De HAN start daarom met een 12 13 HANBLAD NR.4 onderwijsprogramma, waarbij veiligheidscultuur, ethiek, risicoperceptie en communicatie de centrale thema’s zijn. Doelwit zijn eerst de opleidingen Werktuigbouwkunde en Technische Bedrijfskunde, maar vervolgens ook de andere opleidingen. Ook een Pabo-student bijvoorbeeld, moet zelf een radar ontwikkelen voor onveilige situaties en niet alleen worden getraind op reactief handelen bij calamiteiten. Hij is immers verantwoordelijk als een kind bijvoorbeeld onder een half loszittende TL-buis zit. Daar moet hij oog voor krijgen. Zo'n opleiding krijgt - behalve een HBO-brede kernmodule - een op haar beroepsgroep toegesneden pakket. Bij de ontwikkeling daarvan worden docenten van de eigen opleiding en deskundigen uit de praktijk betrokken. Onderzoek • 2004/2005. Onderzoek onder het Gelderse bedrijfsleven naar de veiligheidssituatie bij apparaten onder druk. Uitgevoerd met studenten Technische Bedrijfskunde, in samenwerking met Lloyd's Register (voorheen het Stoomwezen) en de Provincie Gelderland. Het eindrapport is beschikbaar. • 2005/2006. Onderzoek onder het Gelderse bedrijfsleven, de zorgsector, en schoolinstellingen naar de verwachtingen over afgestudeerde HBO-ers op veiligheids-, milieu- en ethiekgebied. Uitgevoerd met studenten Technische Eer en geweten Het lectoraat Industrial Safety is niet uit op nieuwe regeltjes voor bedrijven. Het gaat om cultuur; om bewustzijn. Kops: ‘ Vroeger verwachtte men alle heil van productveiligheid. Als er maar een Kema-keur op stond, dan was het goed. Toen kreeg je de fase van de organisatieveiligheid, uitmondend in regels en in ISO 9000 en milieuzorgsystemen. Maar techniek alleen is geen oplossing, ja kan zelfs tegen je werken. In Duitsland blijken automobilisten met ABS aan boord harder te gaan rijden. Technische veiligheid heeft z'n grens.’ Van Beekum valt Kops bij door de ethiek te benadrukken die in de onderwijsmodules besloten ligt. ‘Je hebt te zorgen voor je medemens en je wereld. De realiteit voor bedrijven is zoals bekend weerbarstig; je ontkomt er niet aan grenzen op te zoeken. Zulke situaties stellen we in de opleiding ter discussie, maar dat doen we niet om een pasklare oplossing te vinden. Ons doel is het ontwikkelen van een houding: wat moet ik naar mijn beste eer en geweten in dit geval doen?' Een mogelijke discussie binnen de opleiding kan bijvoorbeeld zijn: je bedrijf krijgt een lucratieve opdracht voor het spuitgieten van een product. Maar daarvoor moet de beveiligingskap van de machine af. Wat doe je? En wat doe je als dit een noodzakelijke opdracht is om het bedrijf draaiend te houden? Ander voorbeeld: je wil geen kinderarbeid meer bij het produceren van je voetballen in Bangladesh. Als je het bedrijf ter plaatse bezoekt, werken er inderdaad geen kinderen meer. Die werken nu in een houtzagerij met veel onbeveiligde aandrijfriemen open en bloot over de werkvloer. Andere families hebben hun enige bron van inkomen verloren. Wat doe je? Kops: ‘Dit gaat niet over beleid of theorie. Het gaat om de realiteit.’ SAMEN Bedrijfskunde, ondersteund door het ministerie van SZW. De eindrapportage is binnenkort beschikbaar. • 2005/2006. Onderzoek onder het Gelderse bedrijfsleven, de zorgsector, en schoolinstellingen naar de gewenste functies van een model voor zelfevaluatie van de eigen veiligheids-, milieu- en ethiekpraktijk. Uitgevoerd met studenten Technische Bedrijfskunde, ondersteund door het ministerie van SZW. De eindrapportage is binnenkort beschikbaar. Rechtbank Arnhem en HAN bevrijden correspondentie van onbegrijpelijk jargon Een brief is een samengebald communicatiemoment Marlou Nijland Els van der Pool Communicatie-adviseur Lector Human Communication Rechtbank Arnhem Development ‘De rechtsgang is voor de ‘Correspondentie toetsen gewone burger al beladen op begrijpelijkheid’ genoeg’ Dat advieswerk vanuit de HAN niet alleen zinvol maar ook ronduit leuk kan zijn, bewijst Els van d e r Po o l , L e c t o r H u m a n C o m m u n i c a t i o n Development. De Rechtbank Arnhem maakt haar eigen rechtspraak toegankelijker en de HAN - in de persoon van Van der Pool - helpt daarbij. Samen met zaakdeskundigen van de rechtbank verbetert zij de begrijpelijkheid van alle u i t gaande brieven. ‘Er bestaat uiteraard een spanningsverhouding tussen gezag en toegankel i j k h e i d .’ ‘Het is beslist een van mijn leukste projecten,’ verzekert Els van der Pool, ‘niet alleen omdat toegankelijkheid van taal me boeit maar ook omdat je via de taal van een instelling rechtstreeks uitkomt bij de essentiële werkprocessen.’ Marlou Nijland, communicatieadviseur van de Rechtbank Arnhem, schetst de achtergrond van het Project Begrijpelijkheid. ‘Wij waren onderling al in gesprek over manieren om de vragen die onze correspondentie bij klanten opriep, weg te nemen. Toen kwamen ook de resultaten van het in 2002 gehouden klantwaarderingsonderzoek ter sprake. Waaronder de begrijpelijkheid van de brieven. De voorbereidingen voor een project waren al in volle gang. Els bleek hier ervaring mee te hebben bij andere organisaties en zo zijn wij aangehaakt.’ 14 15 HANBLAD NR.4 Balanceren Bij de opzet van het project is de rechtbank uitgegaan van de kernwaarden die gelden als richtsnoer voor de landelijke huisstijl voor de rechtspraak: natuurlijk gezag, professionaliteit en toegankelijkheid. De Rechtbank Arnhem heeft een projectgroep geformeerd, bestaande uit een vaste kern: rechter Margreet Blaisse als projectleider, communicatie-adviseur Marlou Nijland en lector Els van der Pool. Steeds aangevuld met schrijvers uit de sectoren. De schrijvers zijn rechter, secretaris of betrokkenen bij het administratieve proces. Het project vindt organisatorisch onderdak in het samenwerkingsconvenant ‘Rechtbank Arnhem – HAN’, dat mikt op het wederzijds delen van kennis en het uitwisselen van ervaring door de partners. Zo biedt de rechtbank stageplaatsen aan studenten HBO-Recht en verzorgt op verzoek gastcolleges aan de HAN. De HAN biedt in-company trainingen voor rechtbankmedewerkers. Van der Pool: ‘Het doel van het project is duidelijk: correspondentie toetsen op begrijpelijkheid. We gaan een stap verder door mensen te leren om in hun communicatie bewuste keuzes te maken. Maar wat is dat: begrijpelijkheid? Welke criteria leg je daarvoor aan? De kernwaarden werden een belangrijk houvast, ook tijdens gesprekken in de projectgroep.’ Houvast of niet; het is een voortdurend balanceren in de voorspelbare spanningsverhouding tussen natuurlijk SAMEN ‘Natuurlijk gezag, professionaliteit en toegankelijkheid. Uiteraard zit daar een spanningsverhouding in.’ gezag en professionaliteit enerzijds en toegankelijkheid anderzijds. De kunst is volgens Nijland om rekening te houden met de uiteenlopende achtergronden van de zeer heterogene doelgroep zonder een informele toon aan te slaan. Zo zal er onder een brief nooit een zin staan als: ‘U kunt gerust bellen.’ Dat wordt: ‘Als u vragen heeft, dan kunt u bellen naar 026-xxxxxxx.’ Nijland: ‘Zakelijker.’ Juristen hebben zich doorgaans ontwikkeld tot ware Houdini’s in de zinsconstructie. Dit omwille van de vereiste juridische precisie en waterdichtheid in vaak gecompliceerde casussen. Maar de toegankelijkheid van hun taal heeft - zoals iedere klant zal kunnen beamen - te lijden gehad onder de helaas soms onvermijdelijke dubbele ontkenningen, klemconstructies en lijdende vormen waaronder de juridische zinsbouw gebukt gaat. Dan praten we nog niet over het gebezigde jargon. Nijland: ‘Als ik zie hoe brieven soms de deur uitgaan…! Daar komt me plaatsvervangend het schaamrood bij op de kaken.’ Fragmentarische teksten waar soms zelfs de noodzakelijke informatie ontbreekt. Een brief bestond soms uit drie juridische one-liners. Die teksten riepen uiteraard heel veel vragen op; mensen wisten niet hoe ze er gevolg aan moesten geven. In de huidige brieven worden juridische formuleringen alleen gebruikt waar nodig, maar sowieso toegelicht. De teksten zijn doorgaans ietsje langer geworden, nadat ze door de ‘Project-checker’ zijn gehaald. Van der Pool onderscheidt verschillende taalniveau’s. Allereerst het conceptuele niveau, gericht op inhoud en structuur; dan het ‘talige’ niveau dat mikt op formuleringen, zinsbouw en woordkeus; en tenslotte het ‘tekenniveau’: de spelling. Ze licht toe: ‘Mensen denken bij taal al gauw alleen aan dat laatste niveau; maar dat zijn slechts de verkeersregels in de taal die helpen om je gedachten en begrip te brengen waar de schrijver ze wil hebben.’ ‘Een brief bestond vaak uit drie juridische one-liners.’ Geknipt Daarbovenop benoemt zij nog een vierde niveau: het communicatieproces. Wat is de boodschap? Waarom schrijven we deze brief ? Waarom nu? ‘Dat tilt dit project uit boven het niveau van pure woordkeus, en maakt het zo leuk om te doen. Je stoot direct op het interne beleid. Is dit de juiste brief op het juiste moment?’ Soms blijkt een brief te kunnen vervallen, soms moet er eentje in tweeën worden geknipt. Het werk was aanleiding om opnieuw kritisch te kijken naar werkwijzen en procesbeschrijvingen van de rechtbank. En naar de organisatie van het brievenbestand inclusief de ICT die erachter zit. Van der Pool: ‘Daarom ook kan ik dit werk niet door studenten laten doen. Dit doe ik zelf, in samenwerking met de juridische professionals.’ Pratend over het project is de HAN-lector op dreef: ‘Kijk, een brief is feitelijk een zeer gecondenseerd communicatiemoment. Je moet tegelijk recht doen aan inhoud zoals wettelijke kaders en rechtssysteem, aan de relatie met de klant – de gezagsverhouding – en aan de noodzaak duidelijke richtlijnen te geven voor de actie die je wilt dat de klant onderneemt. Op één A-4-tje. Spannend.’ Om een indruk te geven van de omvang van de klus: momenteel zijn zo’n tweeduizend brieven behandeld. Alleen al van de ‘Sector Bestuur’ werden er ongeveer achthonderd aangeleverd. Leentjebuur Bij andere rechtbanken loopt nog geen vergelijkbaar project. Nijland en Van der Pool vinden het best als die bij Arnhem leentjebuur spelen. ‘Want waarom het wiel opnieuw uitvinden?’ De werkprocessen kunnen per rechtbank verschillen, de procedures en wettelijke kaders zijn gelijk. Dat maakt de Arnhemse ‘pilot’ overdraagbaar. De Raad voor de Rechtspraak heeft al blijk gegeven van haar belangstelling. Het recht vermaatschappelijkt, en dit is er een teken van. De Rechtbank Arnhem maakt haar rechtspraak toegankelijker, en de HAN helpt daarbij. Volgend jaar zal het resultaat worden gemeten maar nu al zijn er aanwijzingen dat de rechtbank op de goede weg zit. Het aantal telefoontjes met vragen is sterk afgenomen. Verder is het enthousiasme van de rechtbankmedewerkers aanstekelijk en bemoedigend. Na een aanvankelijke worsteling zien zij het licht. De ervaring dat het ècht anders kan en màg, voelen ze als een bevrijding. Iedere sector heeft nu mensen die teksten schrijven en zich bewust zijn van de noodzaak om toegankelijke taal te hanteren. Zo verankert ‘Arnhem’ het project in de organisatie. Niet alleen de rechtbank vaart er wel bij, ook de klanten op hun beurt hebben belang bij duidelijkheid. Nijland: ‘Zo’n rechtsgang is voor een gewone burger vaak al beladen genoeg.’ AANPAK EN INRICHTING VAN BURGERS’ ZOO ICA en het ecosysteem Kritiek De inbreng van de HAN wordt dus hoog gewaardeerd. Van der Pool’s sterke punt is dat zij mensen weet mee te krijgen om dingen anders te doen. Nijland begrijpt de moeilijkheid om kritiek te krijgen op je eigen teksten heel goed: ‘Terwijl ze eerst vinden dat ze zelf een mooie brief hebben gewrocht, is het de kunst een manier te vinden om ze toch te laten inzien dat het anders kan. De taal is dan minder doorspekt met jargon waardoor brieven voor de lezer duidelijker zijn. Maar vooral op het conceptuele niveau is veel verbeterd: wat is de boodschap? Waarom krijg ik deze brief en wat moet ik doen?’ Van der Pool werkt ‘socratisch’: door vragen te stellen komen de gesprekspartners zelf tot conclusies. Geoefende schrijvers kunnen op dat punt soms wat te kort door de bocht zijn. Door jarenlang kritisch te kijken naar eigen en andermans teksten hebben ze eelt op de ziel gekregen. Zo’n incasseringsvermogen kun je van een relatieve leek niet verwachten. Bij het Project Begrijpelijkheid is het dus de kunst om iedereen in zijn waarde te laten en toch verandering te bewerkstelligen. 16 17 HANBLAD NR.4 SAMEN Cees Landman Bas Lukkenaar Projectleider Medewerker Multimedia Projecten PR&Marketing ICA Burgers’ Zoo ‘Bij ICA bestaat vijftig ‘Geen Philips-leeuwen procent van het onderwijs of Aegon-giraffes’ uit projecten’ ‘Vort! Vort! Met de voortplanting.’ Tw e e d e j a a r s s t u d e n t e n va n d e I n f o r m a t i c a Communicatie Academie (ICA) maken na een blok theorie kennis met de praktijk. Zij zoeken de kern van ecosystemen bij Burgers’ Zoo en verhelderen die met multimediatechnieken. Het vergemakkelijkt de uitwisseling van dieren met andere dierentuinen. Net ‘Zoo-Tycoon’, maar dan in het echt. Overal verstand van, nergens specialist in. een kleine dierentuin. Ook natuurlijke conflicten om het leiderschap of verstoting van dieren kun je daarom niet opvangen. De oplossing daarvoor is samenwerking met andere dierentuinen in Europa. Feitelijk vergroot je daarmee het oppervlak, en dus de uitwijkmogelijkheden van voormalige, nu verstoten leiders. Wat de olifanten betreft, huisvest Burgers momenteel de ‘oude koeien’. De fokgroepen zitten nu in Emmen en Amersfoort. In één ruk trekt een zeekoe een krop andijvie naar de diepte. Boven hem verkent een vliegende hond behendig het luchtruim. Een kaaiman ligt verscholen in het groen op een steen te suffen, de respectabele staart hangt in het water voor verkoeling. Ook zijn keelvlies ventileert. Burgers’ Zoo in Arnhem staat bekend om de natuurlijke omgeving waarin zijn dieren gedijen. Weten die dieren veel dat ze figureren op een cd-rom van HAN-studenten die de wereld over gaat. Tweedejaars ICA-studenten voltooiden onlangs hun derde cd-rom voor Burgers’ Zoo. Bas Lukkenaar, PR- en Marketingmedewerker van Burgers’ is er blij mee. Het eerste ICA-project leidde al een jaar of vijf geleden tot een multimediale cd-rom voor basisscholen en visualiseerde en verhelderde het begrip ‘ecosysteem’. De jongste aanwinst zal de uitwisseling van dieren met andere dierentuinen vergemakkelijken. Stroperij Lukkenaar: ‘De ICA-studenten helpen ons op multimediale manier om onze collega-dierentuinen inzicht te geven in onze ecologische aanpak en inrichting van Burgers’ Zoo. Een beeld zegt meer dan duizend woorden. Zo kunnen wij makkelijker met gesloten beurzen dieren uitruilen. Daarom hoeven dierentuinen die zich hebben verenigd in de NVD (Nederlandse Vereniging van Dierentuinen) nooit dieren te kopen maar kunnen ze vertrouwen op het gemeenschappelijke fokprogramma. Doordat ze hun zaakjes op orde hebben, kunnen ze tegenwoordig andersom werken: niets uit de natuur halen, maar er bedreigde diersoorten naar terugbrengen. In samenwerking met bijvoorbeeld het WWF, de EAZA (European Association of Zoo’s and Aquariums) en de WAZA, waar de ‘W’ staat voor ‘World’. Dit gebeurt bijvoorbeeld met diverse dieren op de eertijds verdroogde Kafue Flats in Zambia. Burgers’ Zoo heeft monniksgieren uitgezet in de zuidelijke Alpen. Bijkomend belang van de uitruil- en relocatieprogramma’s is dat de stroperij en malafide handel de weg wordt versperd omdat er zo geen waarde in geld aan een dier wordt toegekend. Indirect helpt de HAN daaraan mee.’ Cees Landman, Projectleider Multi-mediaproject bij ICA, licht de veelzijdigheid van de studieopdracht toe. De opleiding Communicatie Systemen zoekt voor studenten zoveel mogelijk samenwerking met externe opdrachtgevers. Studenten krijgen bij ICA de theoretische ondergrond en passen die direct toe in samenwerking met bijvoorbeeld Burgers’ Zoo. De opdracht is hier allereerst: zoek de kern van een ecosysteem, de verbanden en relaties, en verhelder dat met multimediatechnieken. Wát ze bij Burgers’ Zoo doen, en waaròm. Vang daarbij de passie voor de natuur die de medewerkers bezielt. Stroperij Lukkenaar, gekleed in hetzelfde polo-tje als al het Burgers’ personeel, legt het belang van die uitwisselingen uit. Vroeger had een dierentuin een bestand aan dieren, en dat was ’t dan: ze waren vast onderdeel van de inventaris. Men keek vooral naar het individuele dier. ‘Hoera, we hebben nu een ijsbeer.’ Vervolgens realiseerde de Zoo-wereld zich dat sommige dieren sociaal geaard waren, dus verschoof de nadruk naar de sociale groep. De laatste stap - waarin Burgers voorop loopt - is het besef dat elke diersoort relaties heeft met andere soorten, bijvoorbeeld roofdier-prooi-relaties of symbiotische. Maar ook met plantensoorten, grondsoorten, water, enzovoort. Helemaal ‘hot’ in de Zoo-wereld is het nu om zoveel mogelijk de natuurlijke habitat van het dier te benaderen: het ecosysteem. Maar omdat de ruimte en dus de mogelijke populatiegroottes beperkt zijn, loop je tegen grenzen aan. Rooftocht door leeuwen ligt niet voor de hand in Talenten Omdat ICA een opleiding is op het snijvlak van communicatie en ICT, staat of valt het project met een goede doelgroepanalyse: voor wie doe je wat? Als dat helder is, stellen studenten in overleg met Burgers’ Zoo en eigen docenten elementen als thema, vormgeving, navigatie en inhoud vast. Dan gaan ze assets verzamelen: fotoshoots in de Zoo, filmpjes maken, interviews houden, teksten bijeen sprokkelen en bewerken. Dit zijn de bouwstenen in een multimediaproductie, gebouwd met het software-pakket ‘Macromedia Director’. Een zogenaamde beta-versie geeft docenten en opdrachtgevers de gelegenheid het eerste resultaat te testen bij de doelgroep. Zo leren zij doelgroepgericht communiceren; ze zijn gericht op inhoud, visuele vormgeving, digitale bewerkingstechnieken voor audio en video en krijgen praktijkervaring met software om alle elementen samen te brengen. Omdat je al deze talenten nooit in één persoon verenigd ziet, werken ze samen in een team van scriptschrijvers, vormgevers en programmeurs. Dit bereidt hen voor op een latere beroepstaak als spil in communicatieafdelingen. Overal verstand van, maar geen eenzijdige specialist. Door het project leren ze vaardigheden op het vlak van projectmanagement: creativiteit, vergaderen, rapporteren en notuleren. Landman: ‘Bij het ICA bestaat vijftig procent van het onderwijs uit projecten.’ Zo waren in het verleden naast Burgers’ Zoo bijvoorbeeld de St-Maartenskliniek in Nijmegen, Eijkelkamp Agrisearch Equipment BV te Giesbeek en de marketingafdeling van de eigen HAN klant bij ICA-studenten. Nieuwe geïnteresseerden zijn welkom bij het bedrijvenbureau van ICA. Het jongste project heeft een multimediale cd-rom opgeleverd waarin de gebruiker onder meer virtueel door de Burgers’ Bush – één van de gerealiseerde ecosystemen – kan wandelen. Verder zijn op een digitale kaart diverse punten klikbaar waarna een 3600-shot van die locatie in de dierentuin verschijnt. Uiteraard ontbreken de ontstaansgeschiedenis en een inventarisatie niet. Maar vooral het visualiseren en inzichtelijk maken van ecosystemen en voedselketens is een 18 19 HANBLAD NR.4 hoogstandje. Lukkenaar vertelt graag over de gerealiseerde kringlopen in zijn dierentuin. ‘Er zijn dieren die we helemaal niet hoeven bij te voeren. Ze leven van hun omgeving.’ Verschuilen Verwonderlijk is volgens Lukkenaar hoe ook hier de natuur zich aanpast. Zo heeft de ‘Bush’ een vijver met guppen die worden bejaagd door slangenhalsvogels. Het leven van een gup is kort, dus vort! vort! met de voortplanting. Aanpassingen gaan daarom snel. In een andere vijver zitten kaaimannen die slangenhalsvogels zouden eten, wat reden is om ze er niet uit te zetten. In die vijver leven de guppen onbejaagd en rustig. Ze zijn voor kaaimannen te klein. De bejaagde guppen blijken steeds meer kleur te verliezen; doorzichtigheid is een voordeel in de overlevingsstrategie. De guppen bij de kaaimannen daarentegen houden hun kleur. Lukkenaar: ‘Alles is afhankelijk van elkaar. Maar vertel dat maar eens op een begrijpelijke manier op een cd-rom. Het lukt de studenten in hun project om dàt te vangen. Bijvoorbeeld, in een vijver hebben we veel waterlelies omdat we last hadden van insecten. Spuiten willen we niet. Dus een roofdier gezocht die de wèl gewenste dieren zou ontzien: kikkers en padden. Maar die werden op hun beurt zwaar bejaagd door vogels; we moesten ze beschermen. Toen bleek dat we te weinig wateroppervlak met grote bladeren hadden waaronder de ‘puiten’ zich konden verschuilen en waarop ze hun eieren konden afzetten. Door de ketenreactie lossen waterlelies een insectenplaag op.’ De ambitie van Lukkenaar en zijn collega’s is om een mooi park uit te bouwen waar de dieren, en ook de bezoekers, het goed hebben. Ze hebben een goede prijs-kwaliteitverhouding: voor zestien euro heb je een mooie dag. Lukkenaar: ‘Wij streven niet naar winstmaximalisatie. Dierenwelzijn staat voorop en daarmee proberen we mensen te raken. We hebben geen subsidie en geen sponsoring. Dus moeten we een minimaal aantal bezoekers halen om alles te kunnen financieren. Wat ons betreft géén Philips-leeuwen of Aegon-Giraffes.’ SAMEN www.burgerszoo.nl [email protected] [email protected] Bedrijvenbureau ICA: [email protected] NDO-traject beoogt van schoolmanagers betere (bege)leiders te maken Ruimte in plaats van opdrachten Aankomende schoolmanagers leren tegenwoordig in belangrijke mate op de werkplek. Zittende managers moeten hen daar begeleiden. Een lastige taak als je zelf een veel klassiekere managementopleiding hebt genoten. Contractafdeling NDO (Dienstverleners in Onderwijsontwikkeling) van de 20 21 HANBLAD NR.4 HAN zette daarom speciaal voor die begeleidende managers, het Traject Lerend Leiderschap op. Met ook ruim aandacht voor de andere competenties die de tegenwoordig zo complexe managementtaak vraagt. Dit najaar start het Traject voor de tweede keer. SAMEN Miranda Timmermans Ontwerper traject Lerend Leiderschap ‘Veel leidinggevenden zijn te oplossingsgericht’ Leergang Hoger Management Een aantal deelnemers van het Traject Lerend Leiderschap is in september 2005 doorgestroomd in de Leergang Hoger Management. Trainer en adviseur Enny Keysers kan merken dat ze het traject hebben gevolgd. ‘Ze zijn heel goed in staat te reflecteren, zij weten heel goed waarin ze zich hebben ontwikkeld als managers en met welke competenties ze nog een weg te gaan hebben.’ De Leergang richt zich op diegenen die een functie als eindverantwoordelijke in het onderwijs willen vervullen. ‘Om hen te leren complexe organisaties integraal te managen. Een strategische visie te vormen, een persoonlijke stijl van leidinggeven te ontwikkelen, veranderingen in de organisatie te managen, maar ook te leren sturen op financiën ’ NDO, een onderdeel van de faculteit Educatie van de HAN, startte een paar jaar geleden een ‘kweekvijvertraject’, dit in opdracht van en in samenwerking met een aantal besturen voor het voortgezet onderwijs in de regio Nijmegen Arnhem. Bedoeld voor docenten uit het voortgezet onderwijs met de ambitie manager te worden. Het is een duaal programma met trainingsdagen waarop de manager in spe tal van handreikingen worden gedaan. Die hij vervolgens in een managementproject in de praktijk van zijn school moet zien toe te passen. ‘Zo’n project kan bijvoorbeeld tot doel hebben’, schetst Miranda Timmermans, ‘dat leerlingen in de onderbouw een betere begeleiding krijgen. Het is dan aan de aankomende manager daarvoor een plan op te stellen en uit te voeren; te zorgen dat er wat verandert in zijn school. Geen gemakkelijke opgave en een goede begeleiding van zijn leidinggevende is dan ook zeer belangrijk. Aan die begeleiding bleek het echter te schorten.’ Voor Timmermans – op dat moment (2004) verbonden aan NDO als trainer/adviseur aanleiding om het Traject Lerend Leiderschap op te zetten, speciaal bestemd voor dat begeleidende management in het voortgezet onderwijs. Met als doel de competentie van het begeleiden van de ‘kwekelingen’ te verbeteren, maar tevens het management in de breedte te professionaliseren. De leergang duurt anderhalf jaar en het is de bedoeling dat mei 2007 de volgende van start gaat. Het programma is ontwikkeld door NDO, in opdracht van en in samenwerking met een aantal besturen voor voortgezet onderwijs in de regio Nijmegen Arnhem, als vervolg op het kweekvijvertraject Lerend Leiderschap. en het Traject Te oplossingsgericht Het begeleiden van kwekelingen blijkt moeilijk, omdat de meeste schoolmanagers zelf klassiek zijn opgeleid. ‘Met een opleiding van een jaar die min of meer los van de praktijk stond. De kwekeling van nu leert het managen on the job, door zelf te bepalen wat hij nodig heeft en zo zijn eigen leertraject vorm te geven. Hun managers zijn zelf niet zo opgeleid en vinden het daarom lastig die kwekeling daarin te begeleiden.’ Een veel voorkomend struikelblok is dat leidinggevenden te oplossingsgericht zijn. ‘Terwijl ze de kwekeling veel meer de gelegenheid moeten geven te spiegelen. Door de juiste vragen te stellen, moeten ze de kwekeling de kans geven zichzelf te zien in zijn handelen als manager. De kwekeling moet ontdekken welke competenties de schoolomgeving van hem nodig heeft zodat hij zelf zijn conclusies kan trekken en tot oplossingen kan komen. Veel schoolmanagers zijn gewend organisatiedoelen te bewaken en mensen opdrachten gegeven, maar het komt er nu op aan die doelen te bewaken en mensen vervolgens de ruimte te geven bij te dragen aan het behalen van die doelen.’ Ingewikkelder Het leren begeleiden van aankomende managers is slechts één van de zes competenties die centraal staan in het Traject Lerend Leiderschap. Andere kwaliteiten die aan bod komen zijn onder andere ‘het leiding geven aan het onderwijsproces, zelfmanagement – hoe zorg ik dat ik als leider geaccepteerd word? – en het professionaliseren van het leren – hoe reflecteer ik en hoe zorg ik dat ik de rust krijg voor zelfreflectie en wat heb ik daarvoor van collega’s of derden nodig? ‘Competenties die tegenwoordig veel meer van de leidinggevende gevraagd worden. Hij heeft te maken met integraal personeelsbeleid, moet zorgen dat hij de kwaliteit van de eigen mensen, het doel en de cultuur van de eigen organisatie, de financiën, de opleidingsbehoeften van het personeel goed op elkaar afgestemd krijgt. De managementtaak in het onderwijs is veel ingewikkelder geworden.’ Leeg programma Het traject van de NDO ging onder leiding van Miranda Timmermans voor het eerst van start in het najaar van 2004 met tien leidinggevenden en bestond uit trainingsbijeenkomsten - twee hele dagen en zes middagen - vier intervisieprojecten (waarbij de deelnemers elkaar onderling feedback geven) en een individueel coachingsgesprek. Timmermans startte in feite met een ‘leeg’ programma. ‘Als uitgangspunten beschikten we over de zes competenties, het gegeven dat het begeleiden van kwekelingen beter moest en de kennis van hoe je het beste leert op de werkplek. Dat was het. De deelnemers hebben met hun inbreng voor de inhoud van de trainingsdagen gezorgd.’ Vandaar dat er voorafgaand aan de eerste trainingsdag een assessment plaatsvond, gericht op het meten van de begeleidingsvaardigheden, en een intakegesprek. In dat assessment simuleerden de deelnemers een begeleidings- en een feedbackgesprek. ‘Dat bevestigde het beeld dat het management vaak te oplossingsgericht begeleidt. Maar het liet ook zien dat er grote onderlinge verschillen waren, afhankelijk van het karakter van de manager en diens manier van leren.’ Het individuele intakegesprek gaf de deelnemers ruimte te reflecteren op hun eigen competenties. En dat leverde een heel reëel beeld en maakte ook duidelijk wat ze gedurende het traject vooral wilden leren en wat ze daarvoor nodig hadden. ‘Van mij als trainer en van de mededeelnemers wilden ze vooral directe feedback en hadden behoefte aan enige ruimte voor reflectie. Voorts ging het om het opdoen van praktische vaardigheden als het goed leren luisteren, het leren stellen van de juiste vragen.’ Geleerd hoe ze leren Inmiddels is het eerste Traject Lerend Leiderschap afgerond en de vraag is dan ook gerechtvaardigd: wat heeft het opgeleverd? Heeft het van de deelnemers betere (begeleidende) managers gemaakt? Een generiek antwoord, geldend voor de hele groep, kan Miranda Timmermans daarop niet geven. ‘Juist doordat de deelnemers geacht werden met hun inbreng inhoud te geven aan het programma is het leerproces van de deelnemers zeer individueel geweest. Maar ze hebben gedurende het traject vooral geleerd hoe ze zélf leren. Ze hebben zelf ervaren wat leren op de werkplek en daarin begeleid worden inhoudt en dus ook wat de kwekeling doormaakt als hij in de praktijk van zijn school een managementproject moet uitvoeren. En ze hebben inzicht gekregen wat het effect van hun gedrag is op de kwekeling of ander personeel. De ruimte die het biedt voor zelfreflectie, dat is de kracht van dit programma.’ Zij illustreert: ‘Het was de bedoeling dat elke deelnemer voorafgaand aan elke training een reflectieverslag zou indienen dat ik van commentaar zou voorzien. De één deed dat consciëntieus, omdat hij mijn vragen en opmerkingen nodig had om een volgende stap te kunnen zetten. De ander deed dat alleen als zijn werksituatie daar aanleiding toe gaf. Die conclusies gaven veel inzicht in het individuele leerproces.’ zijn geweest dat ‘anderen het nog veel drukker hebben’. Nu probeer ik in een gesprek te achterhalen waaróm hij zich zo gedraagt. Vaak zit er iets anders achter dan ik verwacht; en al kun je er misschien niet altijd iets aan doen, je bent het je dan tenminste wel bewust.’ Ook heeft het traject hem meer inzicht gegeven in zichzelf en heeft hem ertoe aangezet te zorgen dat hij nu regelmatig feedback krijgt op zijn eigen functioneren. ‘Samen met een collega - in opleiding voor een managementfunctie en mijn rechterhand hier - bespreek ik geregeld hoe ik bijvoorbeeld een afdelingsvergadering heb geleid. En andersom geef ik hem feedback’, aldus Bekker wiens school inmiddels weer het fiat van de inspectie heeft gekregen. Zetje Voorts lijkt het Traject voor enkele deelnemers net dat zetje te zijn geweest dat ze nodig hadden voor een volgende carrièrestap. Een aantal deelnemers is dan ook inmiddels van start gegaan met de Leergang Hoger Management, speciaal bedoeld voor diegene die een eindverantwoordelijke functie als schooldirecteur of rector ambieert. Ook blijken de ervaringen van een paar van de deelnemers met het leren op de werkplek en het leren begeleiden een zodanig impact op hun omgeving gehad te hebben dat hun schoolbestuur nu heeft aangekondigd ‘opleidingschool’ te worden. ‘Niet alleen voor managers, maar ook voor docenten in opleiding. De veranderende ideeën over leren op de werkplek en begeleiden daarvan breiden zich zo als een olievlek uit.’ Aldus Miranda Timmermans, die hoopt dat het lerendleiderschap-concept ook op andere onderwijsniveaus - als het primair onderwijs - wordt ingezet. Het is in elk geval de bedoeling dat dit najaar het Traject voor het voortgezet onderwijs opnieuw van start gaat. Leren luisteren Theo Bekker is afdelingsleider van De Monnikskap, lid van het MT van het Dominicus College in Nijmegen, een havo-vwo school voor lichamelijk gehandicapten of chronisch zieke jongeren. Hij heeft veel baat gehad bij het volgen van het Traject Lerend Leiderschap. Zijn school is - na een negatief inspectierapport drie jaar geleden - een soort hogedrukpan geworden waarin in korte tijd veel veranderingen moesten worden doorgevoerd. ‘Dat vroeg natuurlijk heel veel van mijn mensen en leverde veel extra werkdruk op.’ Het vroeg van Bekker zijn mensen veranderingsbereid en gemotiveerd te houden en juist daarvoor heeft hij tijdens het Traject de instrumenten aangereikt gekregen. ‘Ik heb geleerd beter te observeren en te luisteren en niet – zoals ik gewoon was – snel aannames te doen en met een oordeel te komen. Als iemand bijvoorbeeld steeds wat klagerig is over de werkdruk zou mijn reactie voorheen De opzet van het Traject waarin de deelnemers met hun eigen managementervaringen inhoud aan het programma moesten geven, vindt Theo Bekker een geslaagde. ‘Zo word je als het ware gedwongen naar jezelf te kijken en aan te geven waarin je jezelf minder sterk vindt. Die opzet vergt van de deelnemers een kritische houding naar zichzelf. Het is geen cafetariamodel waarin je met de armen over elkaar kunt gaan zitten, zo van: Vertel mijn maar eens wat nieuws.’ Ook Maarten Delen heeft de Traject-opzet van het inbrengen van problemen uit zijn praktijk als leuk en leerzaam ervaren. Zozeer zelfs dat hij het komend jaar voor de managers en teamleiders van zijn eigen school samen met het NDO een management development programma à la ‘Lerend leiderschap’ wil opzetten. ‘Om ook hen te trainen in het eerst stellen van vragen, zodat ze sámen met hun mensen kunnen werken aan bijvoorbeeld het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs.’ HANBLAD NR.4 NDO is een dienstverlener in het onderwijs die trainingen, coaching, assessment en adviestrajecten verzorgt voor het personeel en management van alle onderwijsinstellingen, van primair onder- Ruimte Ook zijn collega Maarten Delen, directeur van het Stedelijk Gymnasium te Arnhem, heeft tijdens het Traject veel over zichzelf als leidinggevende geleerd. ‘Ik heb door de rollenspelen, de collegiale intervisie goed kunnen ontdekken dat ik mijn mensen niet veel ruimte gaf. Dat ik, voordat de hulpvraag goed en wel gesteld was, al aangaf: Weet je wat jij zou moeten doen…?’ Delen merkt aan zijn mensen dat hij als leidinggevende echt veranderd is. ‘Mijn mensen benaderen me op een andere manier. Vroeger kwamen ze met een probleem dat ik moest oplossen. Nu blijven ze zelf eigenaar van het probleem en komen ze veel meer bij me met zaken die hen dwars zitten. Zijn ze meer geneigd mij erbij te betrekken.’ En andersom is de betrokkenheid ook toegenomen. ‘Het motiveert natuurlijk als je meer ruimte krijgt om zelf aan oplossingen te werken. De energie voor het oplossen van problemen hoeft daardoor niet meer alleen van mij te komen.’ Dat heeft overigens ook van hem gevergd dat hij zijn neiging tot controleren heeft moeten afzweren. ‘Ik heb moeten leren wat afstand te nemen, moeten leren ándere oplossingen te accepteren. Zie ik echt betere oplossingen dan stel ik vooral vragen in de trant van ‘wat als’. Ik ondersteun vooral.’ 22 23 NDO SAMEN wijs tot en met het HBO. NDO vormt vanaf september een nieuwe organisatie met Interstudie, dat dezelfde diensten aanbiedt. ‘De managementtaak in het onderwijs is veel ingewikkelder geworden’ Sporteconoom HAN bepleit nieuwe internationale competities De ratio of de ranglijst? 24 25 HANBLAD NR.4 SAMEN Pieter Verhoogt Directeur Sport2B en HAN-docent Sport en Bewegingstudies ‘Topsport is entertainment én big business’ WK-winst goed voor consumentenvertrouwen De ABN Amro heeft gegevens verzameld over de economisch gevolgen van WKsucces. De gemiddelde WK-winnaar wordt in het jaar ná het kampioenschap beloond met 0,7 procent extra economische groei; het land dat de finale verliest ziet de groei juist met 0,3 procent afnemen. De belangrijkste reden voor het verschil is de impuls die het consumentenvertrouwen krijgt Wint Oranje het WK dan heeft dat forse, positieve economische gevolgen voor Nederland. Maar met het betaald voetbal zouden we nog veel meer geld kunnen verdienen. Nu zal het er hier nooit zo Amerikaans aan toe gaan dat de eigenaar van Ajax de club naar Rotterdam verplaatst, omdat hij denkt daar met z’n FC meer winst te maken. Maar s p o r t e c o n o o m e n H A N - d o c e n t P i e t e r Ve r h o o g t constateert wel dat ook hier de economische ratio de sport steeds meer gaat domineren. Dat zal de saaie Nederlandse voetbalcompetitie een stuk spannender maken. door sportief succes. ‘Gelukkige consumenten besteden meer’, stelt de bank. Nederlandse consumenten waren in de eerste helft van 1988 nog negatief gestemd, maar na het winnen van het EK sloeg de stemming om. In de tweede helft van het jaar lag het consumentenvertrouwen gemiddeld zeven punten hoger in de eerste zes maanden. ‘Topsport is sexy en sex sells’ Topsport is entertainment én big business. Om stadionbezoekers en televisiekijkers maximaal te bedienen moeten competities spannend zijn. Het actief beperken van de financiële - en daarmee sportieve - krachtsverschillen tussen clubs is dan ook absoluut noodzakelijk. Zo kijkt de gemiddelde clubeigenaar in de VS tegen topsport aan. In de Nederlandse en Europese topsport is men nog huiverig voor spanningsbevorderende maatregelen, constateert sporteconoom Pieter Verhoogt. Verhoogt is directeur van sporteconomisch adviesbureau Sport2B (wat staat voor Sport, Business en Beleid) en daarnaast part-time docent Sporteconomie aan het Instituut voor Sport- en Bewegingsstudies van de HAN. Sporteconomen, legt hij uit, houden zich bezig met de wijze waarop de economische krachten in de sport uitwerken. ‘Mijn ambitie is om sportbestuurders en ook mijn studenten te wapenen met voldoende economische ratio om deze krachten in de sport tijdig te herkennen en te managen. Zodat de sport daar niet de dupe van wordt, maar er juist van profiteert, zonder zich uit te leveren aan het grote geld.’ Play-offs een succes Het gesprek met Pieter Verhoogt komt al snel op de play-offs in de Nederlandse betaald-voetbalcompetitie. Voor hem is het geen punt van discussie of de play-offs een succes waren of niet. Er waren daardoor veel meer spannende wedstrijden. Het bewijs daarvoor levert het recordaantal toeschouwers dat de competitiewedstrijden bezocht, wijst hij op de koele cijfers. De kritiek dat het niet sportief is na een volledige competitie de nummers 2 tot en met 5 tegen elkaar te laten spelen, ondanks grote verschillen in de reguliere competitie, deelt Verhoogt niet. ‘Elke sport kiest uiteindelijk voor play-offs. De besten tegen de besten laten spelen, wedstrijden op het scherpst van de snede, dat is waar het om gaat. Ook in Nederland kent meer dan tachtig procent van de sporten al play-offs. De conservatieve voetbalwereld lijkt nu ook eindelijk de stap te maken. Ik ben er van overtuigd dat het een succes wordt en dat over enkele jaren andere landen zullen volgen. Ik zit dichtbij het vuur en weet hoe groot de buitenlandse interesse in het Nederlandse experiment is.’ Geld polariseert Verhoogt grijpt in het gesprek veel terug op zijn kennis over en ervaringen met commerciële topsport in de VS. Daar zijn eigenaren van ijshockey-, basketball- of honkbalclubs in de eerste plaats geïnteresseerd in: wat levert mij die investering in deze club op. ‘Daar kunnen clubeigenaren beslissen om de complete club te verhuizen naar een ander stad, omdat zij daar meer publieke belangstelling - en dus economisch rendement - verwachten. En nemen zij diverse maatregelen om de sportieve spanning te bevorderen. Zo gelden er salarisplafonds en regelt de jaarlijkse spelersdraft geregeld dat de slechtste clubs als eerste mogen kiezen uit de vijver van nieuwe talenten.’ In het Europese sportmodel ontbreken dergelijke economische maatregelen. En dat leidt in toenemende mate tot problemen. ‘Zonder externe sturing heeft geld in de sport de neiging om te polariseren, om de sterke clubs steeds sterker te maken. Dat is funest voor de spanning in de competitie en op de lange termijn voor de interesse in de sport. In Nederland kunnen wij daarover meepraten. De Nederlandse voetbalcompetitie is samen met die van Schotland en Portugal één van de meest saaie van Europa. Ajax, Feyenoord en PSV zijn een steeds groter deel van de tv-rechten naar zich toe gaan trekken waardoor het financiële gat tussen hen en de rest veel groter is geworden.’ Verhoogt ziet de oplossing in het creëren van nieuwe internationale competities. Clubs met min of meer gelijkwaardig budgetten komen in één league terecht. Eén competitie voor de tien, twintig grootste clubs van de Benelux en Denemarken bijvoorbeeld. Met daarboven nog een Europese league voor de tien, twintig beste clubs van Europa. ‘Daar zitten dan geen Nederlandse clubs bij, denk ik. Het gaat er om dat clubs binnen de Europese markt kunnen spelen op een niveau dat past bij hun financiële en sportieve mogelijkheden. Het verlost onze topclubs van de noodzaak in het spoor van de Europese topclubs te blijven. Het geeft ze de ruimte om veel meer solidair te zijn met de andere clubs in hun competitie.’ Zwaarder dan clubliefde Met de toenemende commercialisering wordt economische ratio in de sport steeds belangrijker. Wie sport een beetje volgt herkent ook in Nederland de 'Amerikaanse' ontwikkelingen. Verhoogt duidt op een voorbeeld uit de Nederlandse basketballcompetitie. Daarin is de club van sponsor Eiffel, the Eiffel Towers, om strikt commerciële reden verhuisd van Nijmegen naar Den Bosch, een grote basketballstad maar door een faillissement tijdelijk zonder club. ‘In Den Bosch willen de toeschouwers basketball zien. Dat weegt zwaarder dan clubliefde. Wij kijken toch ook zonder clubliefde maar met veel belangstelling naar Champions leaguewedstrijden tussen Barcelona en Chelsea?’ En het aantrekken van Onno door Feyenoord was behalve een voetbaltechnische, vooral een economisch gedreven beslissing. De Rotterdamse club heeft via de Japanner op de Aziatische markt heel veel geld verdiend. En wat te denken van trainer Cees Lok van NEC die het veld heeft moeten ruimen toen hij niet inging op de eisen van investeerders om bepaalde spelers toch op te stellen waardoor die investeerders de waarde van hun spelers zagen afnemen. ‘In Europa moeten we leren omgaan met de economische wetten in de sport. Zeker in de commerciële sportwereld moet dat minstens zo belangrijk zijn als de plek op de ranglijst.’ omzet opleveren alleen al voor de detailhandel – weten mijn studenten al wel. Maar hoe precies de economische krachten in de sport uitwerken en hoe sportorganisaties daar verstandig op kunnen inspelen is een belangrijke meerwaarde die ik ze mee kan geven'. De meesten zullen trouwens niet landen bij een topsportclub - daar is nu eenmaal te weinig emplooi. Ze komen terecht bij gemeentes, scholen en gezondheidsinstellingen om zich daar in een beleidmatige functie bezig te houden met de vraag: hoe kunnen we sport het beste inzetten om ons doel te bereiken? Pieter Verhoogt is overigens als adviseur en marktonderzoeker ook betrokken geweest bij de komst van de nieuwe eerstegraads lerarenopleiding Lichamelijke Opvoeding, de ALO. Hij heeft onderzoek gedaan onder potentiële werkgevers naar de behoefte aan ALO-afgestudeerden. Dat onderzoek is met de aanvraag voor de opleiding meegezonden naar Staatssecretaris Rutte van Onderwijs. Nooit honderd procent Pieter Verhoogt heeft zijn eigen sporteconomisch adviesbureau voor organisaties in en om de sportwereld. En hij is dus verbonden aan de HAN, aan het Instituut voor Sport en Bewegingsstudies, waar hij het vak Sport & Economie doceert. Hij is in ons land een van de zeer weinigen in dat vak, alleen aan de RU Groningen is een hoogleraar in dezelfde discipline. Maar hij verwacht wel dat het aantal mensen dat met dat fenomeen sport én economie bezig is snel zal groeien. Want sport is nu eenmaal sexy en sex sells. Al zal Europa de achterstand op de VS nooit inhalen – ‘sport wordt bij ons nooit honderd procent entertainment’ – , de economische ratio zal de sport wel meer gaan domineren. ‘Mensen zijn nu eenmaal tegen verandering, maar zullen bijvoorbeeld de play-offs in het voetbal binnen een paar jaar echt gaan waarderen.’ Over zijn vak: ‘Wat je bij mij leert is niet iets dat je op dag één na afstuderen in je functie gaat toepassen. Ik verbreed de blik van mijn studenten en zorg dat ze op een andere manier naar sport kijken. Dat je met sport geld kunt verdienen – het WK in Duitsland zal naar verwachting 2,2 miljard euro extra ALO Zorgen dat kinderen hun leven lang blijven sporten. Dat is de belangrijkste doelstelling van de nieuwe eerstegraads lerarenopleiding Lichamelijke Opvoeding (ALO) van het Instituut Sport en Bewegingsstudies van de HAN. Het is voor het eerst sinds 1947 dat een dergelijke opleiding mag starten van het ministerie van OC&W. Behalve met de verwachte stijging van de behoefte aan leraren lichamelijke opvoeding per 2010 heeft dat alles te maken met die opleidingsdoelstelling. ‘Het onderwijs in het algemeen’, duidt instituutsdirecteur Tjeerd de Jong, ‘wordt gegeven om kinderen te ontwikkelen, zodat ze op een zinvolle manier kunnen participeren in de maatschappij. Het onderdeel sport daarin heeft óók dat doel: zorgen dat kinderen zich ontwikkelen, dat ze leren een betekenisvolle relatie aan te gaan met anderen en de omgeving, maar ook dat ze leren met winst en verlies om te gaan en met de regels van het spel. In beweging ontwikkel je je. En het is natuurlijk gezond!’ Daarbij is het van groot belang dat kinderen ervaren dat sporten en bewegen leuk is, leuk genoeg om een leven lang te blijven doen. ALO De nieuwe opleiding beoogt leraren in spe instrumenten aan te reiken waarmee ze kinderen kunnen stimuleren permanent te blijven sporten. Het is vreemd dat het onderwijs wel zorgt voor homogene groepen van vwo, havo en vmbo, maar dat tijdens de lessen lichamelijke opvoeding kinderen met veel en met weinig aanleg in één groep moeten sporten. Met als gevolg dat de besten niet worden uitgedaagd en de minst getalenteerden het ook wel geloven. Belangrijk is ook dat de aankomende leraren leren te netwerken. Want uit onderzoek blijkt dat kinderen vooral blijven sporten als ze al tijdens de lagere school op een sportclub terecht komen. De ALO van de HAN geeft daarin zelf 26 27 HANBLAD NR.4 SAMEN het goede voorbeeld omdat het onderdeel uitmaakt van een regionaal netwerk met daarin de gemeentes Arnhem en Nijmegen en ook het Arnhemse CIOS. Het mes van het netwerken snijdt aan nog meer kanten. Met het CIOS, een MBO die sport- en bewegingsleiders opleidt wordt een goede band onderhouden evenals met het NOC*NSF, de koepelorganisatie van alle sportclubs. Dit is overigens niet alleen in het belang van de nieuwe ALO. Het instituut van De Jong leidt immers ook sportmanagers op om sportverenigingen te leiden en personal coaches die – binnen fitness- en gezondheidscentra – mensen individueel en in kleine groepjes gaan begeleiden. De opleiding verwacht dat de instroom binnen vijf jaar groeit naar 130 eerstejaars. MKB versterken als lange termijn partner Wel tevreden, niet ‘content’ HAN Smart Business Center Jonathan van Deutekom Wim Smit Directeur Lector Smart Business Center Embedded Systems straatkant te transporteren. ‘Ideeën genoeg, ‘Wat is anno 2006 nodig • Met de Verenigde Beton Industrie is maar ook onzekerheden’ om te overleven?’ • Met DAR-Nijmegen is een ‘Robotainer’ ontwikkeld die bejaarden in staat stelt zelf hun volle afvalcontainer naar de onderzoek gedaan naar levensloopbestendig bouwen. Als mensen langer in thuis wonen, levert dat besparingen op. • Onder het ‘Quality-of-life-concept’ zijn ideeën en producten ontstaan: een rollator met een routeplanner; een investeringsplan voor een taxibedrijf dat bejaarden mèt rollator vervoert; intelligente vleessnijmachines; inrichting, assortimentskeuze, verpakkingsgrootte en toegankelijkheid van een supermarkt; inrichting van keukens voor bejaarden. • Samen met de Zorggroep ZuidGelderland zijn gemaksdiensten voor ouderen in ontwikkeling zoals de opticiën, De themabijeenkomst van het HAN-Smart Business Center (HAN-SBC) op 15 juni markeert een periode van herbezinning binnen dit ‘Kroonjuweel’ van de HAN! Waarheen? Waar voor? En om te beginnen: waar vandaan? De tandem Van Deutekom/Smit kijkt na anderhalf jaar het HAN-SBC tevreden terug. Maar toch. Het moet anders, vinden ze. De participatie moet intensiever. E e n i n t e r v i e w m e t d i r e c t e u r J o n a t h a n va n Deutekom en lector Wim Smit. pedicure en kapper aan huis; hulp bij het invullen van het belastingformulier en een mondhygiënische service. Omdat de HAN mondhygiënistes opleidt, kan een betaalbare dienst opgezet worden. • Het HAN-SBC heeft een kristalproducerend bedrijf in Tsjechië geholpen met verkoop per e-mail. Van een noodlijdend bedrijf is het een winstgevende onderneming geworden. • Het HAN-SBC ondersteunt de Ondernemersacademie Ruurlo met accreditatie en theorievorming. • Het HAN-SBC biedt het MKB de ‘Marktversneller’ aan, een ‘organisatie- Wat is er bijzonder aan deze bestaansfase van het HAN-SBC? Voor directeur Jonathan van Deutekom en Wim Smit, lector Embedded Systems, markeren de thema-bijeenkomst op 15 juni als een breekpunt. ‘Onze kernactiviteit is allereerst het bedienen van het MKB. Naast onderwijs is het de taak van het HBO om het MKB te ondersteunen met onderzoek, ontwikkeling en advies. Vervolgens ploegen wij de feedback van die bedrijven terug naar de opleidingen van de HAN. We willen bespreken welke samenwerking goed is gegaan, en welke niet. En waarom. We boeken wel resultaten, maar willen samenwerkingen voor langere termijn aangaan om ‘content’, praktische invulling en vertrouwen te versterken.’ diagnosegereedschap’ dat binnen een bedrijf de haperingen analyseert. • Met Alewijnse, Innovatieve elektrotechniek, heeft het HAN-SBC deze maand een Foundership overeenkomst getekend waarin vastgelegd is dat beide partijen vergaand gaan samenwerken om complexe ondernemersvraagstukken op te lossen. Het HAN-SBC is ontstaan op initiatief van lectoren. Die wilden meer betekenen voor de buitenwereld. ‘Zoals overal is het ook bij ons ‘deels-deels’. Eerst maar over het zuur; dan over het zoet. Van onze participanten is de eerste dertig procent actief, de tweede dertig kijkt mee, de laatste is passief. Gelukkig verschuift dit gaandeweg. Verder zijn we niet tevreden over de hit-and-run-aanpak waar we teveel op moesten leunen. Dat zet in de huidige mondiale verhoudingen geen zoden aan de dijk. Het MKB heeft een hoge ‘kloksnelheid’; zonder direct succes doen ze niet snel mee. Zeker nu de economie wat aantrekt liggen de zorgen voor over vijf à tien jaar wel erg ver achter de horizon. Daar ligt onze taak. Daarom die nadruk op ons partnerschap voor de lange termijn.’ Het afgelopen jaar heeft aangetoond dat zo’n lange termijn aanpak voordelen biedt. Door dichter op elkaars huid te zitten is het HAN-SBC van haar kant in staat om in te spelen op projecten die op termijn actueel dreigen te worden. Van Deutekom: ‘Wij willen meer structurele kennisuitwisseling met mensen die de taal van het MKB spreken: lectoren en andere collega’s.’ Tevreden zijn beiden over de resultaten van het SIA (Stichting Innovatie Alliantie)–Raak programma; de regionale inbedding ervan in Triangle (samenwerkingsproject Twente, Wageningen, Nijmegen). Dat concentreert zich op food, health, technology en - dank zij Syntens -op de maakindustrie. Voor wie concrete voorbeelden wil is er het ‘Qualityof-life-concept’. Ondernemers komen zelf niet uit de zorgsector, dus kunnen ze de vraag en de specifieke financiering niet goed inschatten. Het HAN-SBC helpt daarbij.’ (Zie kader). Van Deutekom en Smit verstaan de kunst om tevreden terug te kijken zonder zelf-genoegzaam stil te staan. Van Deutekom: ‘Na anderhalf jaar; mmmwah, niet slecht, toch?? We hebben nauwe banden met zo’n vijftig bedrijven, de provincie en zorginstellingen en diverse regionale ondernemersnetwerken. Je sprak net over de noodzaak van structurele kennisuitwisseling. Welk soort ‘content’ wil je als partner voor je rekening nemen? Smit: ‘Wat is anno 2006 nodig om te overleven? Van de drie hoofdfactoren hebben we op de kostenfactor al verloren. De kennisfactor zijn we op termijn ook kwijt, als ik zie hoe leergierig en ijverig ze in India en China zijn. De enige factor die overblijft is creativiteit. Die uit zich in ideeëngeneratie en in slimme combinaties van kennisdisciplines en contacten. Niet voor niets zijn we betrokken bij masterclasses van Richard Florida en Isaac Getz. Ook in de gerealiseerde innovaties zie je het terug. In het ‘Quality of life-concept’ zitten creatieve ideeën die ik nog zo snel niet uit China verwacht.’ ‘Het MKB moet van ons de concepten en systemen van het grootbedrijf handzaam vertaald krijgen om te profiteren van research. Zij zoeken bij ons geen commerciële dienstverlener maar een partner die met een team van lectoren, docenten en studenten ideeën verder kan ontwikkelen en toetsen. Dat is voor hen ook een manier om nieuw personeel te scouten. Dus bedenken en vertalen we concepten, betrekken we het onderwijs erbij en bundelen individuele ervaringen. Dat is nodig. Survival of the fittest, betekent niet dat de sterkste dictator overleeft maar diegene die zich het beste kan aanpassen aan veranderende omstandigheden.’ Van Deutekom stelt een businessmodel ten voorbeeld van een scheepswerf in Grouw. Een paar jaar geleden nog zieltogend. Toen overgenomen door een Turkse ondernemer. ‘Hij verkoopt nu miljoenenjachten aan Arabische sjeiks. Hoe doet hij dat? Hij integreert ICT, werktuigbouwkunde, elektronica en logistiek. Zo je wilt: een holistische aanpak.’ Zijn klanten lopen met hem virtueel door hun toekomstige schip. De klant zegt bijvoorbeeld: ik wil motor A, brugdek B; en op die plek wil ik slaapbank X en schemerlamp Y. Met een harde return is dat in het bouwplan en de calculatie opgenomen en de bestelling uitgevoerd. Smit: ‘Survival of the fittest. Fantastisch.’ Het klinkt of jullie het traject van de komende jaren al helemaal hebben uitgestippeld. ‘Ideeën zat. Maar ook onzekerheden.’ 28 29 HANBLAD NR.4 Noem er eens een paar? ‘Eèèhmmm.’ Het idee van het Programma Kennispoort is goed, volgens beiden; de ambities zijn prima. Ook het SBC van de HAN levert hier al een jaar een bijdrage aan naar het MKB toe. Echter, dat MKB eist, zoals gezegd, vruchten op korte termijn. Het verwacht daarbij een passende invulling door het HBO. Zelf heeft het voor nieuwe ontwikkelingen financieel weinig te besteden. ‘Oftewel’, aldus Van Deutekom, ‘wij moeten ons organiseren om dit mogelijk te maken. Dat kost tijd.’ Hij vervolgt: ‘Laten we ook niet te hoog van de toren blazen maar ook eens zoeken wat we van het MKB kunnen leren.’ Smit neemt het stokje over: ‘Laten we bovendien niet de vergissing maken dat het om kennis-an-sich gaat. Het gaat om verschil in kennis ten opzichte van de concurrent. Alleen dàt betekent voorsprong en betaalt zich uit.’ Het aantal mensen binnen de Nederlandse kennisinstellingen dat deze logische verwachtingen van een onderneming aankan, is volgens het tweespan helaas nog te gering. Van Deutekom over de positie van het HAN-SBC: ‘We moeten zowel naar buiten als naar binnen duwen en trekken om mensen mee te krijgen.’ Dat lukt hem pas als het HANSBC met de geldbuidel kan rammelen. Geen geld geen Zwitsers. Verder moeten volgens Smit en Van Deutekom de HAN-studenten meer bagage krijgen in requirement analyse, in het denken in concepten en wiskundige modellen om de werkelijkheid te kunnen nabootsen zoals die Turkse scheepsbouwer, en in kunstzinnige vormgeving. Toegevoegde waarde creëren, daar gaat het volgens beiden om. Maar als je ondanks alle twijfels de kiezen op elkaar zet, welke ambities willen jullie dan de komende tijd echt waarmaken? ‘Noteer maar. Allereerst verdere aansluiting bij ondernemersnetwerken; meer actieve deelnemers; een betere geografische spreiding over Gelderland en Overijssel; de start van een expertisecentrum ‘Quality of Life’ waarin een multidisciplinair team vraagstukken over zorg, welzijn, innovatie en ondernemerschap oppakt; verdergaande regionale en sectorale inbedding om Triangle te versterken; en tenslotte: beleidsplannen van de overheid omzetten in werkbare businessplannen voor het MKB. Ambities die passen bij een Kroonjuweel.’ SAMEN ‘Toegevoegde waarde creëren, daar gaat het om’ ‘Wij vertalen technieken van grote bedrijven tot een handzaam formaat voor het MKB’ Contactgegevens Wilt u naar aanleiding van de artikelen in het HAN-Blad meer informatie over opleidingen, onderzoek of advies, neem dan contact op met een van onderstaande personen: Preventie is beter, pg 7 Josephine Engels, Lector Arbeid & Gezondheid T: 024 353 03 70 E: [email protected] Kennispoort is goud, pg 8 Noël Maertens, Programmacoördinator Kennispoort T: 026 369 15 17 E: [email protected] Zoek oplossingen, geen schuldigen, pg 11 Jan Kops, Lector Industrial safety T: 026 365 81 91 E: [email protected] Samengebalde communicatie, pg 14 Marlou Nijland, Communicatie-adviseur Rechtbank Arnhem T: 026 359 20 00 I: www.rechtbank-arnhem.nl Els van der Poel, Lector Human Communication Development T: 026 369 11 39 Het HAN-blad is een magazine van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen bedoeld voor vernieuwende bedrijven, not for profit organisaties en het regionale grootbedrijf. Het magazine verschijnt drie keer per jaar. ICA en het Ecosysteem, pg 17 Cees Landman, Projectleider ICA T: 026 365 82 31 E: [email protected] Bas Lukkenaar, PR&Marketing Burgers’ Zoo T: 026 442 45 34 I: www.burgerszoo.nl Ruimte in plaats van opdrachten, pg 21 Miranda Timmermans, traject Lerend Leiderschap T: 024 323 37 78 E: [email protected] De ratio of de ranglijst, pg 25 Pieter Verhoogt, directeur Sport2B T: 06 506 920 023 E: [email protected] I: www.sport2b.nl Wel tevreden, niet ’content’, pg 28 Jonathan van Deutekom, directeur HAN-SBC T: 026 365 82 33 E: [email protected] Realisatie: HAN MCV Redactie: Han Geurts (Hoofdredacteur) Frank Höppener, Martin van Zaalen Marina Beckers (red. assistente) Medewerkers: José Velzeboer, Herman van Deutekom, Renée Jenniskens Algemene informatie HAN HAN Voorlichtingcentrum T: 024 - 353 05 00 E: [email protected] I: www.han.nl Sectoren Economie, Techniek en Informatica & Communicatie HAN Kenniscentrum Economie, Techniek en Informatica T: 026 - 36 58 290 E: [email protected] I: www.kenniscentrum.han.nl Sectoren Gezondheid, Gedrag en Maatschappij VDO, opleidings- en adviescentrum T: 024 353 06 00. E: [email protected] I: www.vdo.han.nl Sector Onderwijs NDO, Dienstverleners in onderwijsontwikkeling T: 024 353 02 10 E: [email protected] I: www.ndo.han.nl Interstudie T: 026 353 73 00 E: [email protected] I: www.interstudie.nl Fotografie: Ralph Schmitz, Nijmegen Coos Dam, Arnhem MegaStock Vormgeving en productie: Communicerende Ontwerpers, Ubbergen Druk: Thieme MediaCenter, Nijmegen Telefoon: (024) 353 03 88 COLOFON 30 31 HANBLAD NR.4 E-mail: [email protected] Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen Abonnementen en adreswijzigingen via e-mail: [email protected] SAMEN