s avonds is de heele be

advertisement
ITALIË EN DE ITALIANEN.
533
het geringste gehucht; van half-acht tot half-tien 's avonds is de heele bevolking van Italië z'/z /^'«^a, om naar de muziek te luisteren. Want zoo
arm, en zoo klein is geen Italiaansche gemeente of zij heeft haar /z'tf^tf en
haar burger- of militaire ^««dfo muzikanten. Jammer dat op dat avonduur de Dom te Milaan gesloten is. In zijn marmeren blankheid, met zijn honderden gothische spitsen en beelden als een ontbladerd woud, lijkt hij in den
maneschijn een grillig ijsgevaarte. Wat zou 't heerlijk wezen, voor een oogenblik de drukke markt met haar muziek en stemmengedartel te kunnen ontvluchten, om in mystieke en grootsche gewelven, die, wanneer de zon
door het groote roosvenster boven de hoofdpoort straalt, getooid worden door
een rijkdom van tintelende kleuren, uit te rusten. Maar op dat avonduur is heel
Italië in een profane stemming — Milaan óok. Welnu, laat ook ons dan
profaan zijn, te meer en te liever omdat Milaan, behalve Leonardo's beroemd
van het Heilig Avondmaal in de vroegere kloosterkerk van .Sötf/a J/örz'ö
6V<X37>, behalve de 5«« /^/z^r^z'i?, een der laatst-overgeblevene eerste
Christenkerken van Italië, behalve een paar zeer fraaie museums, maar die
in vergelijking van wat andere Italiaansche steden aan oude kunst rijk zijn,
weinig te zien geven, behalve de zeldzaam rijke Ambrosynsche bibliotheek,
weinig bezit, dat het gemoed zeer hoog stemt. Het ligt te dicht bij het profane
Frankrijk ; het is niet genoeg een stad van Italië, geboorteland van de latere
schoonheid der moderniteit, om den vreemdeling te doen gevoelen, wat hij in
midden-Italië gevoelt: te leven in een atmosfeer van zeer zuivere kunstschoonheid. Daarom is 't goed, dat we eerst Genua hebben bezocht: wij weten nu, dat
wat Milaan ons te zien geeft, niet het zuivere Italiaanschc karakter draagt. Als
wij ons lang genoeg hebben verfrischt aan de Italiaansche blijgeestigheid en
opgeruimdheid, die ons hier reeds tegemoet komt, kunnen wij Milaan en
Lombardije verlaten.
Waarheen dan ? Wel, Noordwaarts, naar de meren, naar het
naar het /.agv? e&' CÖW<?, naar de bergen, den J-Awfc /fora op. Het is zomer
geworden, de volle, rijke, gouden, weelderige, gloeiende zomer van Italië!
O, de Italiaansche zomer! O, Italië in den zomer! Dat is de beker, die overvloeit van den vurigsten wijn; dat is de gouden akker, waar het graan loom
van wuiven wordt door de zwaarte der halmen; dat is het land brons
gekleurd onder de hitte des daags, waar de schaduwen blauw zijn, waar de
stille atmosfeer trilt van ijlheid en loomheid; dat is de zon, aanbiddelijk als
een god, rijk aan stralend goud als de overvloed, machtig als een wereldoverwinnaar, onmeedoogend ook als een barbaar, maar schoon, maar verheven,
maar onzeggelijk van heerlijkheid. De reizigers verlaten Italië tegen den tijd
dat het op zijn schoonst is. Zij komen in den herfst, in den winter, in het
voorjaar. Het regent dan dikwijls, vaak is het er koud, soms nevelachtig en
grauw; de winter, in de Noordlanden een jonge god, is in Italië een kreupele
grijsaard. Daarom, kom in den zomer in Italië! Wel, als 't u te heet wordt,
Download