Academiejaar: 2014-2015 Eerstesemesterexamenperiode Waarom komen personen met psychische problemen die bij de huisarts op consultatie komen vaak niet bij een psycholoog terecht? Een kwalitatief onderzoek naar de visie van artsen en patiënten. Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Psychologie, Afstudeerrichting Klinische psychologie. Promotor: Prof. Dr. Mattias Desmet Begeleiding: Kaat Van Roy Joke Snick 01000951 Dankwoord Met deze masterproef komt een einde aan een studiecarrière van 7 jaar, jaren waar ik geen spijt van heb en waar ik met een zekere weemoed op terug kijk. De jaren gingen snel, met vallen en opstaan, maar zouden niet mogelijk geweest zijn zonder de hulp en steun van een aantal belangrijke personen in mijn leven. Allereerst wil ik mijn promotor prof. Dr. Mattias Desmet bedanken. Ik kan niet uitdrukken hoe blij ik was toen ik vernam dat mijn eigen onderwerp voor het schrijven van deze masterproef door de vakgroep psychoanalyse en raadplegingspsychologie goedgekeurd werd. De positieve reacties van personen uit mijn omgeving en van de unief maakten me enthousiast maar gaven me tevens veel stress in het werken aan deze masterproef. Het was geen evidente taak om als persoon die vooral op de praktijk gericht is een wetenschappelijk artikel te schrijven op basis van literatuur. Het was een grote uitdaging om zelf een volledig onderzoek uit te voeren. Daarom wil ik Kaat Van Roy van harte bedanken voor haar steun en vele hulp. Zij was een grote meerwaarde in het proces van het schrijven van deze masterproef. Dankzij Kaat kan ik fier zijn op een masterproef met een thema dat relevant is voor de praktijk. Bedankt Kaat! Oprechte dank aan de deelnemende huisartsen en patiënten voor hun inbreng en voor de tijd die ze voor het onderzoek van deze masterproef vrij maakten. Bedankt mama en papa om in me te geloven, om me de kansen te bieden die het mogelijk maakten dat ik sta waar ik nu sta. Bedankt om me rijke ervaringen te laten meemaken en om me na drie jaar sociaal werk de kans te geven om klinisch psycholoog te worden. Bedankt voor jullie steun en warmte, jullie geduldige telefoontjes in momenten van stress of paniek. Bedankt voor het nalezen en vooral ook voor de interesse in mijn studies en in deze masterproef. Bedankt aan mijn broer Kris voor de vele hulp en steun in het tot stand komen van deze masterproef. Het is fijn om een grote broer te hebben die geïnteresseerd en bezorgd klaar staat met raad en daad voor zijn kleine zus. Bedankt aan mijn broer Jeroen voor de peptalks en voor de fijne ontspanningsmomenten tijdens onze studietijd: Leuven, Gent of Nice vormden geen onoverkomelijke drempels. Bedankt Melanie en nonkel Luc om steeds te luisteren en voor de bezoekjes. Bedankt ook aan mijn grootouders en meter en peter voor hun interesse en steun. Daarnaast wil ik ook mijn studiegenoten bedanken voor de vele uren die we samen in de aula’s en klaslokalen doorbrachten. Als laatste wil ik ook mijn partner Jan bedanken voor de jaren vol geduld en steun en voor de heerlijke maaltijden die steeds klaar stonden. Abstract In de literatuur wordt aangegeven dat ongeveer een vierde van alle personen psychische problemen ervaren. Daarvan komen slechts een klein deel bij de psycholoog terecht; een groot deel zoekt hulp bij de huisarts. In deze masterproef exploreren we de redenen waarom mensen met psychische problemen die bij de huisarts op consultatie komen al dan niet bij een psycholoog terechtkomen. Hierbij exploreerden we zowel het perspectief van de huisarts als het perspectief van de patiënt. Aan de hand van semigestructureerde interviews bij 11 huisartsen en 11 patiënten werd nagegaan wat mogelijke drempels en stimulansen zijn in het doorverwijzen of in de stap zetten naar een psycholoog. Deze interviews werden vervolgens aan een thematische analyse onderworpen. Uit de interviews kwamen redenen als weerstand, praktische belemmeringen, probleemgerelateerde zaken, voorgeschiedenis/verwachting en invloed van anderen naar voren. Deze thema’s werden verder onderverdeeld en toegelicht aan de hand van interviewfragmenten van huisartsen en patiënten. Anderzijds bespraken we ook de redenen om wel bij een psycholoog te komen. Tenslotte gaven we ook kort enkele argumenten weer met betrekking tot doorverwijzingen naar een psychiater. Deze masterproef schept duidelijkheid over drempels die ervoor kunnen zorgen dat een patiënt met psychische problemen niet bij een psycholoog terecht komt. Daarnaast krijgen we ook een eerste idee over factoren die deze drempel zouden kunnen wegwerken. Inhoudsopgave Inleiding ....................................................................................................................................... 1 Psychische Problemen.............................................................................................................. 2 Definities van psychische problemen. .................................................................................. 2 Prevalentie van psychische problemen. ................................................................................ 2 Psychische Problemen in de Huisartsenpraktijk ...................................................................... 3 Prevalentie van psychische problemen in de huisartsenpraktijk. .......................................... 4 Behandeling van psychische problemen in de huisartsenpraktijk. ........................................ 4 De Psychologische Praktijk...................................................................................................... 5 Samenwerkingsvormen Tussen Arts en Psycholoog ............................................................... 5 Stepped care. ......................................................................................................................... 6 Geïntegreerde eerstelijnszorg. ............................................................................................... 6 De eerstelijnspsycholoog. ..................................................................................................... 7 Samenwerking huisarts en psycholoog. ................................................................................ 8 Verwijzingen naar de Psycholoog ............................................................................................ 8 Verwijzingen door huisarts naar psycholoog. ....................................................................... 8 Mogelijke redenen om niet bij een psycholoog te gaan. ....................................................... 9 Mogelijke redenen om wel bij een psycholoog te gaan. ..................................................... 11 Besluit .................................................................................................................................. 11 Methode...................................................................................................................................... 12 Steekproef .............................................................................................................................. 12 Procedure ............................................................................................................................... 13 Resultaten................................................................................................................................... 15 Redenen Waarom Patiënten Niet Bij een Psycholoog Terechtkomen ................................... 15 Weerstand. .......................................................................................................................... 15 Probleemgerelateerde factoren. ........................................................................................... 18 Praktische belemmeringen. ................................................................................................. 22 Voorgeschiedenis / verwachtingen. .................................................................................... 26 Invloed van anderen. ........................................................................................................... 28 Redenen Waarom Patiënten Wel Bij een Psycholoog Terechtkomen ................................... 29 Probleemgerelateerde factoren. ........................................................................................... 29 Praktisch.............................................................................................................................. 30 Verwachtingen. ................................................................................................................... 31 Invloed van anderen. ........................................................................................................... 33 Redenen om al dan niet te Verwijzen naar een Psychiater .................................................... 34 Discussie ..................................................................................................................................... 36 Bespreking van de Resultaten ................................................................................................ 36 Beperkingen van het Onderzoek ............................................................................................ 41 Aanbevelingen voor Verder Onderzoek................................................................................. 42 Conclusie .................................................................................................................................... 44 Referenties ................................................................................................................................. 45 Bijlagen....................................................................................................................................... 51 Bijlage 1: Informatiebrief voor de Huisartsen ....................................................................... 51 Bijlage 2: Informatiebrief voor Patiënten .............................................................................. 53 Bijlage 3: Toestemmingsverklaring Huisartsen ..................................................................... 56 Bijlage 4: Toestemmingsverklaring Patiënten ....................................................................... 58 Bijlage 5: Goedkeuring Ethisch Comité ................................................................................ 60 Inleiding Jaarlijks ervaart ongeveer 26% van de wereldbevolking psychische problemen (World Health Organisation, 2013; Fleury, Imboua, Aubé, Farand, & Lambert, 2012; Hassink-Franke et al., 2011; Uegaki et al., 2009). Vanuit de literatuur wordt duidelijk dat slechts een beperkt deel van deze patiënten een psycholoog consulteert (Verhaak et al., 2012). Veel patiënten met psychische problemen komen in de praktijk van de huisarts terecht (Fleury, Imboua, Aubé, Farand, & Lambert, 2012). Hierbij stellen wij ons de vraag wat de huisarts onderneemt wanneer een dergelijke patiënt met psychische problemen bij hem of haar terecht komt. Merkt deze de problemen op? Behandelt hij/zij zelf of verwijst hij/zij door naar een andere, meer gespecialiseerde hulpverlener zoals de psycholoog? Wat maakt dat een huisarts een bepaalde keuze maakt? Daarnaast komt de vraag wat patiënten in een dergelijk geval zelf ondernemen. Wat maakt dat zij al dan niet bij een psycholoog op consultatie gaan? Vandaag is er weinig tot geen onderzoek te vinden uit België dat een antwoord biedt op deze onderzoeksvragen. Om dit te exploreren, zullen we een kwalitatief onderzoek uitvoeren. Dit stelt ons immers in staat om een zo breed mogelijk spectrum aan antwoorden te vinden op deze onderzoeksvragen. We gaan de redenen voor het al dan niet consulteren van of doorverwijzen naar een psycholoog na bij zowel patiënten als huisartsen in Vlaanderen. Om onze onderzoeksvraag preciezer te kaderen, staan we eerst stil bij wat de literatuur ons leert over psychische problemen en de rol van zowel de huisarts als de psycholoog in de behandeling van deze problemen. Eerst wordt ingegaan op de definitie en prevalentie van psychische problemen wereldwijd en in België. Daarna bespreken we het aandeel psychische problemen in de artsenpraktijk en kijken we wat dit inhoudt voor de behandeling van deze personen binnen een artsenpraktijk. Hierna gaan we verder in op de behandeling van dergelijke problemen door psychologen, waarna we verschillende samenwerkingsvormen tussen psychologen en huisartsen beschrijven. In het laatste deel van de literatuurstudie geven we weer wat we in de literatuur vinden over het al dan niet door de huisarts doorverwijzen van patiënten naar een psycholoog. Daarbij komt ook een eerste verkenning van de onderzoeksvraag vanuit de literatuur. Na het literatuurgedeelte volgt het empirisch onderzoek. Hierbinnen gaan we via semigestructureerde interviews na waarom personen die bij een arts op consultatie gaan, al dan niet bij een psycholoog terechtkomen. Hierbij bevragen we zowel de mening van de patiënt als van de arts. Via dit onderzoek willen we een beter zicht krijgen op wat mogelijke redenen zijn 1 en in hoeverre onze onderzoeksgegevens uit Vlaanderen in de lijn liggen van wat we vinden in de bestaande literatuur. Psychische Problemen In dit stuk zullen we het kort hebben over verschillende definities van psychische problemen en hoe vaak deze wereldwijd en in België voorkomen. Definities van psychische problemen. Definities over psychische problemen binnen de ‘Diagnostic and Statistical Manual of mental disorders IV’ (DSM IV) en de tiende gereviseerde editie van de ‘International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems’ (ICD-10) geven allebei aan dat gevoelens van lijden en disfunctioneren aanwezig moeten zijn voor het stellen van de diagnose ‘psychisch probleem’. Bolton (2009, 2010) en Stein et al. (2010) benadrukken dat een psychisch probleem pas zo genoemd wordt wanneer de persoon zelf moeilijkheden ervaart op psychisch vlak. Daarnaast bepalen ook sociale en culturele factoren wat we als ‘ziekte’ bestempelen en wat niet. Afhankelijk van de representatie binnen een cultuur en de mening van de persoon zelf, kan een psychisch probleem of een psychische stoornis gediagnosticeerd worden (Bolton, 2009, 2010; Stein et al., 2010). Daarnaast beschrijft Perring (2010) psychische problemen als verstoringen in gedachten, ervaringen en emoties die ernstig genoeg zijn om een functionele verstoring te veroorzaken die het interpersoonlijke contact bemoeilijken. Prevalentie van psychische problemen. De World Health Organisation (2010) geeft aan dat psychische problemen bij ongeveer één vierde van de wereldbevolking voorkomen. De jaarprevalentie voor psychische stoornissen wordt door APA (2000) op 26,2% geschat. In de NICE (National Institute for Health and Clinical Excellence) Guidelines (2012) wordt gesteld dat binnen de groep van personen met psychische problemen depressieve of angststoornissen het meest voorkomen, dit stemt overeen met de bevindingen van Kessler et al. (2005), Zij stelden dit namelijk vroeger (in 2005) reeds. De American Psychiatric Association (APA) (2000) deelt psychische problemen in naar ernst. Zij geven aan dat van de personen die met psychische problemen kampen, ongeveer 22% ernstige, 37% gemiddelde en 40% milde problemen ervaren. Daarnaast is er heel wat comorbiditeit tussen de verschillende stoornissen (Roca et al., 2009; Serrano-Blanco, 2010). 2 Rosendal et al. (2013) vonden dat van alle psychische problemen die op de eerste lijn1 voorkomen, de majeure depressie het grootste aandeel heeft. Ook buiten de eerste lijn zijn stemmingsstoornissen het meest voorkomend, gevolgd door angststoornissen en somatoforme stoornissen (Roca et al., 2009). Cijfermateriaal uit eigen land ligt in dezelfde lijn als de gegevens die wereldwijd uit onderzoek naar voren komen. Volgens de Cel Geestelijke Gezondheidszorg van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid (2014) ligt het aantal personen boven de 18 jaar die lijden aan een ernstige psychische stoornis op 27%. Uit de Belgische Gezondheidsenquête blijkt dat slaapproblemen (21%), depressie (9%), somatische klachten (8%) en angststoornissen (6%) de meest voorkomende psychische problemen zijn voor personen vanaf 15 jaar (Van der Heyden et al., 2010). Slaapproblemen vormen in België dus het grootste aandeel in tegenstelling tot wat wereldwijd gevonden werd. In de Gezondheidsenquête wordt duidelijk dat er een verschil is naar leeftijd, geslacht en woonplaats (Van der Heyden et al., 2010). De prevalentie van psychische problemen is hoger bij jongeren en het laagst bij oudere volwassenen. Daarnaast geven vrouwen vaker aan last te hebben van depressieve problemen dan mannen (13% vrouwen tegenover 6% mannen). Tot slot vinden we voor Vlaanderen iets lagere cijfers in het voorkomen van psychische problemen dan voor de rest van België (23% voor het Vlaamse Gewest tegenover 34% voor het Brussels Hoofdstedelijk gewest en 29% van de personen in het Waalse Gewest). Psychische Problemen in de Huisartsenpraktijk In dit stuk bespreken we het aandeel psychische problemen in de huisartsenpraktijk en gaan we in op de behandeling ervan in huisartsenpraktijk. De huisarts is vaak de eerste persoon die door patiënten geconsulteerd wordt wanneer deze een probleem ervaren op fysisch, sociaal en/of psychisch vlak (Beacham, Herbst, Streitwieser, Scheu & Sieber, 2012; De Lepeleire, 2010; 1 Eerste lijn: De gezondheidszorg in België is ingedeeld in vier ‘lijnen’ (gaande van de nulde tot de derde lijn). Elke lijn representeert een bepaalde vorm van hulpverlening. Onder de nulde lijn zien we de sociale voorzieningen die in de omgeving van de persoon bestaan. Dit zijn vrienden, familie en kennissen die hulp kunnen bieden. Huisartsen, huisartsenpraktijken en eerstelijnspsychologen zijn terug te vinden op de eerste lijn en zijn werkzaam in zorginstanties waar een persoon meteen bij terecht kan. Dit zijn veelal algemene gezondheidsinstanties. Op de tweede lijn komt meer gespecialiseerde zorg waaronder privé werkende psychologen, psychologische centra en psychiaters. Als derde en laatste lijn is er de residentiële hulpverlening, daaronder verstaan we gespecialiseerde instellingen waar personen met verschillende problemen terecht kunnen voor kort- of langdurend verblijf en verzorging (http://www.vlaamsesels.be) 3 Cape, Barker, Buszewicz & Pistrang, 2000; De Maeseneer et al., 2009; Gavin et al., 2008; Kelleher & Stevens, 2009; Verhaak, 2011). De huisarts heeft dus een belangrijke functie in het opsporen van psychische problemen bij de patiënt (Cullen et al., 2011; De Lepeleire, 2010; Kelleher & Stevens, 2009; Zantinge, 2009). Bovendien vormt de huisarts als eerstelijnshulpverlener vaak een brug tussen de patiënt met psychische problemen en de psycholoog. Volgens Uegaki et al. (2009) zou 60% tot 90% van de personen met psychische problemen eerst hulp zoeken bij de huisarts. Prevalentie van psychische problemen in de huisartsenpraktijk. Psychische problemen vormen een belangrijk aandeel van de consultaties binnen de artsenpraktijk. Huisartsen geven aan dat in 20% van de huisartsenconsultaties psychische problemen aan bod komen (Fleury et al., 2012; Zantinge, 2009). 51% van deze problemen betreffen depressieve en stress gerelateerde symptomen (Rosendal, Vedsted, Christensen & Moth, 2013). Volgens het Vlaams Agentschap voor Zorg & Gezondheid (2014) was voor de periode 1994 tot 2010 depressie de meest gestelde diagnose op vlak van geestelijke gezondheid binnen de huisartsenpraktijken, gevolgd door acute stressreacties, slaapstoornissen, angstige/nerveuse/gespannen gevoelens, enz…. Binnen de chronische aandoeningen is depressie, na hypertensie, de meest voorkomende aandoening binnen de praktijk van huisartsen in Vlaanderen (Vlaams Agentschap voor Zorg & Gezondheid, 2014). Behandeling van psychische problemen in de huisartsenpraktijk. Van de personen met psychische problemen die bij de huisarts komen, behandelt de huisarts het grootste deel zelf (De Lepeleire, 2010; Hassink-Franke et al. 2011; Verhaak et al., 2012). Wereldwijd worden 5 tot 10% van de patiënten die met psychische problemen in een huisartsenpraktijk terechtkomen, door de arts naar gespecialiseerde geestelijke gezondheidsinstanties doorverwezen (Cape et al., 2000; Verhaak, 2011; Verhaak et al., 2012). Deze patiënten gaan vaak frequent en langdurig bij hun huisarts op consultatie voor allerhande klachten (Morriss et. al, 2012). Het merendeel van de patiënten met psychische problemen die op eerste lijn behandeld worden, krijgen een medicamenteuze behandeling (Bosmans et al., 2012; Fleury et al., 2012; Verhaak et al., 2012). Daarnaast worden counseling (Cape, Whittington, Buszewicz, Wallace & 4 Underwood, 2010; Hassink-Franke et al., 2011), cognitieve gedragstherapie (Bosmans et al., 2012; Cape et al., 2010; Hassink-Franke et al., 2011; Parker et al., 2011), probleemoplossende therapie (Bosmans et al., 2012; Cape et al., 2010; Hassink-Franke et al., 2011; Parker et al., 2011; Seekles, van Straten, Beekman, van Marwijk & Cuijpers, 2009), zelfmanagement strategieën (Cape et al., 2010; Parker et al., 2011; Seekles et al., 2009; Verhaak, 2011) en psycho-educatie (Fleury et al., 2012) vermeld als gebruikte behandelingsvormen van patiënten met psychische problemen binnen huisartsenpraktijken. Patiënten lijken zelf een voorkeur te hebben voor psychologische behandelingen boven een louter medicamenteuze aanpak (Bosmans et al., 2012; Verhaak, Zwaansdijk & ten Have, 2011). Huisartsen behandelen vooral de niet ernstige psychische problematieken. Dit doen ze met een genezend en preventief doel (De Lepeleire, 2010; De Maeseneer et al., 2009). Wanneer een psychisch probleem zich somatisch uit, is het mogelijk dat een arts dit onderliggend psychisch probleem niet opmerkt (Zantinge, 2009). De huisarts zal doorverwijzen wanneer de psychische problematiek zo ernstig is dat hij er zelf niet mee aan de slag kan (Derksen & de Jong, 2011; De Lepeleire, 2010; De Maeseneer et al., 2009; Zantinge, 2009). De Psychologische Praktijk Psychologen worden veelal geconsulteerd nadat personen door hun huisarts of een andere hulpverlener worden doorverwezen (Cape et al., 2000). Op deze doorverwijzingen zelf wordt verderop dieper ingegaan. Bij psychische problemen zijn volgens de Nice Guideline (2011) volgende behandelingen aangewezen: CGT (cognitieve gedragstherapie), IPT (interpersoonlijke therapie), mindfulness, toegepaste relaxatie, gestuurde zelfhulp, exposure en responspreventie, varianten van cognitieve therapie en Eye Movement Desensitisation Reprogramming (EMDR). De keuze voor bepaalde technieken zal afhankelijk zijn van de psychotherapeutische richting van de behandelende psycholoog (psychoanalytisch, gedragstherapeutisch, ervaringsgericht of systeemtherapeutisch) (www.geestlijkgezondvlaanderen.be). Samenwerkingsvormen Tussen Arts en Psycholoog In dit stuk bekijken we de samenwerkingsvormen tussen psychologen en huisartsen. Volgens Fleury et al. (2012) verkiezen huisartsen gedeelde zorg met een psychiater voor ernstige psychische problemen. Sommige huisartsen kiezen ervoor om in een team te werken met psychologen, sociaal werkers, fysiotherapeuten enz… Dit biedt artsen, psychologen en andere hulpverleners de mogelijkheid om expertise te delen en elkaar te ondersteunen waar nodig, wat 5 een betere zorg voor de patiënt mogelijk maakt (Derksen, 2010; van den Heuvel, 2010). Doorheen verschillende studies komen drie belangrijke vormen van samenwerking tussen artsen en psychologen aan bod. Stepped care. Bij Stepped care of getrapte zorg verloopt het hulpverleningsproces stapsgewijs tot op het punt dat verwijzing naar een psycholoog aangewezen is (De Maeseneer et al, 2009; Huibers, Beurskens, Bleijenberg & van Schayck, 2009; Seekles et al., 2009). Dit model is een zelfverbeterend model: wanneer iets niet werkzaam blijkt, gaat men een stap verder (Seekles et al., 2009). Men start steeds met de behandeling die het minst ingrijpend is voor de patiënt. Als deze niet lijkt te werken, stelt men een intensievere behandeling voor (De Maeseneer et al, 2009; Huibers, Beurskens, Bleijenberg & van Schayck, 2009; Seekles et al., 2009). Wanneer naar een psycholoog doorverwezen wordt, kan dit gaan om een eerstelijnspsycholoog2 of om psychologische hulpverlening op de tweede lijn (Derksen & de Jong, 2011; Verhaak, Zwaansdijk & ten Have, 2011). Stepped Care zorgt ervoor dat rekening gehouden wordt met de wil van de patiënt. Geïntegreerde eerstelijnszorg. Een andere vorm van samenwerking tussen huisartsen en psychologen is geïntegreerde eerstelijnszorg. Binnen deze vorm van samenwerking benadert men de patiënt steeds multidisciplinair binnen de eerstelijnszorg en op dezelfde plek als waar de huisarts werkt (Beacham et al, 2012). Onder deze geïntegreerde eerstelijnszorg vinden we onder andere multidisciplinaire gezondheidszorgteams. Daarbij werken psychologen, artsen en andere hulpverleners in team en in een gedeelde praktijk, wat overdracht van informatie mogelijk maakt, met respect voor de privacy van de patiënt (Van Liew, 2012). Binnen multidisciplinaire gezondheidszorgteams kunnen verschillende hulpverleners hun expertise delen en is geestelijke gezondheidszorg toegankelijker voor huisartsen en patiënten (Fleury et al., 2012; Van Liew, 2012). Deze samenwerking brengt echter ook enkele moeilijkheden met zich mee (Beacham et al., 2012; Van Liew, 2012). Het is als psycholoog op de eerste lijn steeds zoeken naar de balans tussen het delen van informatie over de cliënt en de geheimhouding van informatie die in vertrouwen gedeeld wordt (Van Liew, 2012). Daarbij moet ook steeds rekening gehouden 2 Een eerstelijnspsycholoog is een psycholoog die op de eerste lijn werkzaam is, naast huisartsen en andere hulpverleners (Derksen, 2010). 6 worden met de verschillende ethische standaarden die gelden voor de verschillende hulpverleners (Van Liew, 2012). Beacham et al. (2012) vonden bewijzen voor de efficiëntie van geïntegreerde eerstelijnszorg op de gezondheid van de patiënten. Zo vallen een aantal barrières zoals toegankelijkheid weg en blijkt er ook een beter herstel voor meer ernstige problematieken. Deze methode van werken brengt algemeen meer positieve gezondheidsuitkomsten voor patiënten, zorgt voor minder uitval en leidt tot een beter opvolgen van eventueel advies door de huisarts (Beacham et al., 2012). De eerstelijnspsycholoog. Een laatste vorm van samenwerking tussen artsen en psychologen die in Nederland en België bestaat, is de werkzaamheid van de ‘Eerstelijnspsycholoog’. Deze psychologen zijn werkzaam op de eerste lijn naast huisartsen en mogelijke andere hulpverleners (Derksen, 2010). De eerstelijnspsycholoog wordt geconsulteerd na doorverwijzing van de huisarts of kan op eigen initiatief gecontacteerd worden (Derksen & de Jong, 2011). De praktijk met een eerstelijnspsycholoog, zoals hier aangegeven als mogelijke samenwerkingsvorm tussen artsen en psychologen, is in Nederland reeds een tijd werkzaam. In België is deze eerstelijnspsycholoog aanwezig maar minder wijdverspreid. Diens functie is ook niet zo goed uitgewerkt en gekend als in Nederland (De Maeseneer et al., 2009). In Nederland lijkt de functie van een eerstelijnspsycholoog overeen te komen met de functie van een psycholoog op de eerste lijn. In België zijn er echter psychologen aanwezig op de eerste lijn die niet binnen de projecten van de eerstelijnspsychologische functies opgenomen zijn. Dit zijn dan vaak privaat werkende psychologen die binnen een multidisciplinaire praktijk opgenomen zijn en die binnen een multidisciplinaire praktijk op de eerste lijn werken (Agentschap Zorg & Gezondheid, 2014; De Maeseneer et al., 2009). Het verschil tussen een psycholoog binnen de geïntegreerde eerstelijnszorg en een eerstelijnspsycholoog kan verder begrepen worden in de manier van werken tussen beiden. Waar een eerstelijnspsycholoog vaak kortdurend en verkennend werkt, kan een psycholoog op de eerste lijn instaan voor een langdurigere begeleiding van een patiënt. Hoewel er dus veel gelijkenissen zijn tussen beiden, zijn er toch een aantal zaken die het verschil maken tussen een psycholoog die werkzaam is op de eerste lijn en een eerstelijnspsycholoog (Agentschap Zorg & Gezondheid, 2014; De Maeseneer et al., 2009). Momenteel lopen er zes projecten met een eerstelijnspsychologische dienst in Vlaanderen en Brussel. Daarbij is het de bedoeling dat de eerstelijnspsycholoog steeds gaat werken vanuit het model van ‘stepped care’ dat hierboven reeds aangehaald werd (Agentschap Zorg & Gezondheid, 2014). De eerstelijnspsycholoog staat vooral in voor het aanbieden van een 7 kortdurende behandeling op een laagdrempelige manier (Agentschap Zorg & Gezondheid, 2014; Derksen, 2010; Prins, Verhaak, Smit & Verheij, 2012). Hij/zij is snel toegankelijk, kan preventief werken en doet dit vaak op korte termijn, in tegenstelling tot andere psychologen die aanwezig zijn op de eerste lijn of werkzaam zijn in openbare organisaties (Derksen & de Jong, 2011; Prins et al, 2012). Dit zorgt ervoor dat patiënten voor psychische problemen minder bij de huisarts op consultatie gaan, wat de werkdruk voor de huisarts een stuk kan verlagen (De Maeseneer et al., 2009). Uit een onderzoek van De Maeseneer et al. (2009) blijkt dat het consulteren van een eerstelijnspsycholoog zeer interessant is voor patiënten in Nederland omdat de kortdurende interventies van deze eerstelijnspsycholoog opgenomen zijn in de ziektekostverzekering en dus terugbetaald worden (Prins et al., 2012; van den Heuvel, 2010). Deze eerstelijnspsycholoog zou er ook voor moeten zorgen dat problemen veel sneller gedetecteerd worden en dat snel kan ingegrepen worden in crisissituaties (Agentschap Zorg & Gezondheid, 2014). Toch blijven ook bij deze samenwerking verschillende drempels bestaan om bij de psycholoog op consultatie te gaan. (De Maeseneer et al., 2009; van den Heuvel, 2010). Hier zullen we verder op ingaan. Samenwerking huisarts en psycholoog. De samenwerking tussen artsen en psychologen is niet vanzelfsprekend: vaak geeft de psycholoog onvoldoende feedback over de behandeling aan de huisarts, overleg tussen beiden is niet steeds evident en de aanwezigheid van een psycholoog op de eerste lijn kan leiden tot doorverwijzingen naar die psycholoog wanneer dit niet echt nodig is (De Maeseneer et al., 2009; Derksen & de Jong, 2011). Dit laatste is een probleem dat zowel bij geïntegreerde eerstelijnszorg naar voor komt als bij het werken met een eerstelijnspsycholoog. Verwijzingen naar de Psycholoog In dit stuk gaan we dieper in op de redenen waarom patiënten met psychische problemen al dan niet bij een psycholoog terechtkomen. Verwijzingen door huisarts naar psycholoog. Wereldwijd worden 5 tot 10% van de patiënten die met psychische problemen in een huisartsenpraktijk terechtkomen, door de arts naar gespecialiseerde geestelijke gezondheidsinstanties doorverwezen (Cape et al., 2000; De Lepeleire, 2010; Verhaak, 2011; 8 Verhaak et al., 2012). Hieruit concluderen we dat huisartsen het merendeel van de patiënten die bij hen op consultatie komt met psychische problemen niet doorverwijzen. Zoals voorgaand reeds aangegeven, behandelen artsen deze patiënten in de meeste gevallen zelf (De Lepeleire, 2010; Hassink-Franke et al., 2011; Verhaak et al., 2012). Mogelijke redenen om niet bij een psycholoog te gaan. In de internationale literatuur worden verschillende redenen aangehaald waarom patiënten niet bij een psycholoog op consultatie gaan. Of deze redenen door de arts of door de patiënt zelf aangegeven zijn, is vaak niet duidelijk. Stigma. Stigma is de meest vernoemde reden waarom mensen niet naar een psycholoog stappen. Mensen hebben immers vaak vooroordelen t.a.v. psychische hulpverlening (Biddle et al., 2007; Cullen et al., 2011; Gavin et al., 2008; Gulliver, Griffiths & Christensen, 2010; Kelleher & Stevens, 2009; McCann & Lubman, 2012; National Institute for Health and Clinical Excellence, 2012). Naast deze vooroordelen komt ook dat mensen zich schamen voor hun psychische problemen of dat ze bang zijn voor de reacties van anderen (Cullen et al.,2011; McCann & Lubman, 2012). Door dit stigma op psychische hulpverlening zijn veel personen die met psychische problemen kampen vaak weerhoudend tegenover het zoeken naar gespecialiseerde hulp (Cullen et al., 2011; Kelleher & Steven, 2009; McCann & Lubman, 2012). Kostprijs van een consultatie. De kostprijs van een consultatie bij een psycholoog wordt meestal niet terugbetaald door de ziekteverzekering. Hierdoor moet een patiënt de volledige kost van een consultatie zelf betalen. Dit zorgt ervoor dat een consultatie met een psycholoog soms wordt vermeden of uitgesteld (Beacham et al., 2012; Cullen et al., 2011; Eaton et al., 2008; Gulliver et al., 2010; Kelleher & Stevens, 2009). In België ligt de kostprijs van een consultatie bij een zelfstandig psycholoog gemiddeld op 42,50 euro (www.geestelijkgezondvlaanderen.be). Toegankelijkheid van psychologische dienstverlening. Vaak is er geen psycholoog of geestelijke gezondheidsvoorziening in de buurt van de patiënt. Hoge verplaatsingskosten, de tijd om zich te verplaatsen of de moeilijkheden om deze 9 verplaatsing te regelen, bemoeilijken de stap naar een psycholoog of gezondheidszorgvoorziening (Cullen et al., 2011; Eaton et al., 2008; Fleury et al., 2012; Gulliver et al., 2010; McCann & Lubman, 2012; Radford et al., 2011). Daarnaast weten patiënten vaak niet welke voorzieningen in de buurt zijn waardoor het moeilijk is om de stap naar gespecialiseerde hulp te zetten (Cullen et al., 2011). Wanneer een patiënt een afspraak wil maken met een psycholoog die zich niet op de eerste lijn bevindt, moet deze vaak enkele weken tot maanden wachten vooraleer een eerste afspraak mogelijk is (Cullen et al., 2011; Fleury et al., 2012; McCann & Lubman, 2012). Ten gevolge van deze lange wachttijden kunnen vaak enkel patiënten met ernstige of acute psychische problemen die door de huisarts verwezen worden bij een psycholoog terecht. De meest ernstige gevallen kunnen wel steeds bij een spoeddienst terecht (Fleury et al., 2012). Ervaring met bestaande voorzieningen en psychologen. Zowel voor artsen als voor patiënten is het niet vertrouwd zijn met voorzieningen voor geestelijke gezondheidszorg een barrière om de stap naar een psycholoog te zetten (McCann & Lubman, 2012; Radford et al., 2011). Wanneer een patiënt niet vertrouwd is met geestelijke gezondheidszorg en het aanbod daarbinnen, zal de weerstand voor het zoeken van hulp groter zijn (Cullen et al., 2011). Het idee dat psychologische hulpverlening het probleem niet zal oplossen of geen beterschap zal brengen, wordt ook in verschillende studies aangehaald (Mechanic, 2007; Sareen et al. 2007). Het idee dat men zelf zijn eigen moeilijkheden moet proberen op te lossen, zorgt ervoor dat bepaalde mensen geen gespecialiseerde hulp zoeken (Mechanic, 2007; Wilson & Deane, 2012). Huisarts verwijst niet. Huisartsen ervaren een zekere drempelvrees als het gaat over het doorverwijzen van patiënten met psychische problemen (De Maeseneer et al., 2009; van den Heuvel, 2010). Ze zijn te weinig vertrouwd met geestelijke gezondheidsinstellingen of psychologen (Fleury et al., 2012). Wanneer ze wel doorverwijzen is dit vaak omdat ze patiënten niet kunnen behandelen door de beperkte tijd die er is binnen de artsenpraktijk, de te beperkte kennis omtrent dergelijke behandelingen, evenals de zware lasten die een dergelijke zorg met zich mee brengt (Fleury et al., 2012). 10 Mogelijke redenen om wel bij een psycholoog te gaan. Naast bovenstaande barrières in het zoeken van psychologische hulp, werden ook verschillende ondersteunende factoren gevonden voor het raadplegen van een psycholoog. Geloof in de werkzaamheid van een eerdere behandeling is een eerste element dat de stap naar psychische hulpverlening gemakkelijker maakt (Gulliver et al., 2010; Mechanic, 2007; Wilson & Deane, 2012). Een hoger opleidingsniveau en de steun van partner en vrienden werden ook als ondersteunende factoren ervaren door patiënten om de stap naar een psycholoog te zetten (Gulliver et al., 2010; Mechanic, 2007). Daarnaast geven Gulliver et al. (2010) ook nog kennis over psychologische hulpverlening en psychische problemen, attitudes tegenover professionele hulpverlening en een goede vertrouwensrelatie met de huisarts aan als factoren die het zoeken naar hulp in de psychische hulpverlening vergemakkelijken. Besluit Het is duidelijk geworden dat personen met psychische problemen in de meeste gevallen eerst bij de huisarts terechtkomen. Artsen kiezen er vaak voor of voelen zich gedwongen om de behandeling van een patiënt zelf uit te voeren en kiezen meestal voor een medicamenteuze behandeling. Wanneer een patiënt toch doorverwezen wordt naar een psycholoog, krijgt hij/zij een behandeling die aangepast is aan de problematiek waarmee hij/zij kampt. In de literatuur vinden we slechts een beperkt aantal gegevens over wat maakt dat artsen patiënten niet doorverwijzen of waarom patiënten met psychische problemen geen psycholoog raadplegen. Daarom willen we in deze masterproef nagaan wat de belemmerende en faciliterende factoren zijn in het consulteren van een psycholoog zowel voor de patiënt als voor de arts als doorverwijzer. 11 Methode We kozen ervoor om onze onderzoeksvragen via een kwalitatief onderzoek te benaderen. Deze keuze berustte op het feit dat kwalitatief onderzoek erg geschikt is om menselijke ervaringen en percepties in kaart te brengen. Bovendien biedt een kwalitatieve benadering de mogelijkheid om flexibel te werken wat tot een rijke en gedetailleerde analyse van de data kan leiden (Braun & Clarke, 2006). Aan de hand van semigestructureerde interviews, gingen we op zoek naar de redenen waarom een persoon die bij een arts op consultatie komt met psychische problemen al dan niet bij de psycholoog terecht komt. Deze interviews werden digitaal geregistreerd en nadien getranscribeerd. Vervolgens onderwierpen we deze transcripten aan een thematische analyse. Daarbij werden uit de veelheid van antwoorden die uit de interviews naar voor kwamen, thema’s en patronen geïdentificeerd, die terugkerende clusters vormen met een gelijkaardige inhoud (Kvale & Steinar, 1996; Braun & Clarke, 2006). Hierdoor werd het mogelijk om terugkerende factoren in de verschillende interviews te identificeren (Braun & Clarke, 2006). Na het coderen van deze interviews werden de verschillende codes of clusters van codes verder bekeken om ze inhoudelijk te kunnen begrijpen (Braun & Clarke, 2006). De transcripten van de interviews werden gecodeerd met behulp van Nvivo10. Steekproef De steekproef van dit onderzoek bestaat zowel uit artsen als patiënten. Er werd hoofdzakelijk in en rond Gent gezocht naar artsen; daarnaast komen ook artsen uit West-Vlaanderen, regio Westhoek, aan bod. De artsen uit West-Vlaanderen werden random geselecteerd via de website van huisartsen in West-Vlaanderen, http://hamwvl.be/. De artsen in de regio Gent werden via http://www.gentgezondestad.be/ gezocht. Daarbij was het de bedoeling om variatie in leeftijd te hebben en de plaats van de praktijk zo breed mogelijk te spreiden door zowel artsen van de stad als artsen van het platteland in het onderzoek te betrekken. Het onderzoek werd telefonisch en per e-mail aan artsen uitgelegd of in sommige gevallen per brief verstuurd of afgegeven. Daarna was het aan de arts om te beslissen al of niet deel te nemen aan het onderzoek. Patiënten werden gerekruteerd via de deelnemende artsen. De artsen werd gevraagd om een informatiebrief in de wachtkamer te leggen. Patiënten konden dan, indien ze interesse hadden, contact met de onderzoeker opnemen om een afspraak te maken. Daarnaast vroegen we de artsen om patiënten die bereid waren om deel te nemen aan het onderzoek hierover informatie te geven. Tot slot vroegen we aan deelnemende patiënten om informatie over het onderzoek door te geven aan andere potentieel geïnteresseerde patiënten. Deze weg, waarbij via mond-aan- 12 mond-reclame patiënten enthousiast gemaakt werden tot deelname aan het onderzoek, is de meest effectieve manier gebleken om patiënten te rekruteren en wordt ook wel snowballsampling genoemd (Miles & Huberman, 1984). Ook kennissen en vrienden brachten op deze manier een aantal patiënten aan die vervolgens in het onderzoek werden opgenomen. Het aantal deelnemers werd bepaald op basis van saturatie. Dit houdt in dat zoveel personen geïnterviewd werden als er nieuwe informatie aangebracht werd. Op het moment dat de deelnemers geen nieuwe informatie meer gaven, werden de interviews stopgezet. In totaal werden 41 huisartsen gecontacteerd (7 uit de regio Westhoek, West-Vlaanderen en 34 uit de regio Gent in Oost-Vlaanderen). Van de artsenpraktijken waar contact mee opgenomen werd, waren er 9 niet bereikbaar of werd na herhaaldelijk contact nemen geen antwoord gegeven. 28 artsen gaven aan geen interesse te hebben in deelname aan het onderzoek. Uiteindelijk waren 11 van de gecontacteerde artsen uit 8 verschillende praktijken bereid om deel te nemen aan het onderzoek. Van de 11 deelnemende huisartsen, zijn drie huisartsen werkzaam in een praktijk van Geneeskunde voor het Volk, twee artsen zijn werkzaam in een Wijkgezondheidscentrum, twee artsen werken in een multidisciplinaire groepspraktijk, twee artsen werken in een private groepspraktijk en nog twee artsen zijn werkzaam in een solo-praktijk. De groep van deelnemende patiënten bestond eveneens uit 11 participanten. Slechts enkele patiënten, in het begin van het zoekproces, waren niet bereid tot deelname aan het onderzoek. De 11 deelnemende patiënten zijn verspreid over verschillende regio’s. Eén persoon kwam uit Limburg, drie personen uit de Regio Westhoek en zeven anderen uit de regio Gent. Elke patiënt die ondervraagd werd, was ouder dan 20 en had een job of was nog aan het studeren. Procedure Alvorens met het onderzoek van start te gaan, werd toelating gevraagd aan de Commissie voor Medische Ethiek van het Universitair Ziekenhuis in Gent. Na goedkeuring van de informatie- en toestemmingsformulieren (die in de bijlage geraadpleegd kunnen worden) en de interviewvragen, werd met de rekrutering van deelnemende artsen en patiënten van start gegaan. Interviews met huisartsen gingen steeds door in de consultatieruimte van de desbetreffende arts. Dit interview ging door tijdens de pauze van de arts, werd ingepland als consultatie of kon na het afronden van de dagelijkse consultaties doorgaan. Gesprekken met patiënten gingen, afhankelijk van de voorkeur van de persoon zelf, bij hen thuis door of bij de onderzoeker. 13 De interviewvragen voor de huisartsen waren de volgende: - Komt u in uw praktijk in aanraking met patiënten met psychische problemen? Over welk soort problemen gaat het vooral? - Wat doen patiënten in dergelijke gevallen? Wat doet u als arts in dergelijke gevallen? Kunt u hier een voorbeeld van geven? Hoe kijkt u terug op deze situatie? - Wat zijn redenen voor u als arts om zelf te behandelen en al of niet door te verwijzen naar een psycholoog? - Wat maakt dat u als arts in een multidisciplinaire groepspraktijk wel/niet doorverwijst naar de psycholoog die binnen de praktijk aanwezig is? - Geeft u soms de voorkeur aan doorverwijzingen naar een psychiater? Zo ja, waarom precies deze voorkeur? Is het mogelijk om een situatie te schetsen waarin dit net wel/niet aan de orde is volgens u? - Zijn er zaken die u los van deze vragen nog wil meedelen in functie van dit onderzoek? Voor patiënten vormden volgende vragen de basis voor het semigestructureerd interview: - Indien u problemen zou ervaren, waar zou u dan hulp zoeken en waarom? - Hebt u ervaring met psychologische hulpverlening? Hebt u kennis over psychologie? Kent u psychologen in uw omgeving? - Wat is uw idee over psychologen en psychologie in het algemeen? - Zou u ooit overwegen om naar een psycholoog te gaan? Zou dit anders/eenvoudiger zijn moest uw huisarts u het advies geven om naar een psycholoog te stappen? - Zijn er andere zaken die u ervan zouden weerhouden of die het net gemakkelijker zouden maken om de stap naar een psycholoog te zetten? - Zijn er zaken, los van de informatie die u reeds gegeven heeft, die u nog wil meedelen in functie van dit onderzoek? Een aantal interviews werd door twee verschillende onderzoekers gecodeerd om zo in overleg tot een codeerschema te komen. 14 Resultaten We kozen ervoor om deze resultaten op te delen in twee grote delen. Eerst bespreken we de redenen die de participanten aangaven om niet naar een psycholoog door te verwijzen (in het geval van de artsen) of te consulteren (in het geval van de patiënten) en vervolgens de redenen om dit wel te doen. Door de grote overlap in thema’s die uit de interviews met huisartsen en patiënten naar voor kwamen, besloten we om deze te bundelen. Daarbij bespreken we per thema eerst de visie van huisartsen en vervolgens deze van de patiënten. Redenen Waarom Patiënten Niet Bij een Psycholoog Terechtkomen Hieronder worden alle redenen aangegeven die zowel uit de interviews van huisartsen als van patiënten naar voor komen als oorzaken waarom de patiënt niet bij een psycholoog terecht komt. Het gaat dan zowel over zaken die een huisarts ervan weerhouden om door te verwijzen naar een psycholoog en die de huisarts bij patiënten opmerkt, als zaken die de patiënten zelf aangeven. Het zal tijdens het lezen duidelijk worden dat de verschillende thema’s elkaar overlappen en niet los van elkaar kunnen bekeken worden. Toch is het belangrijk om deze apart te bespreken omdat er een aantal nuanceverschillen zijn. Elk thema wordt verder geïllustreerd aan de hand van een of meerdere fragmenten uit de interviews. Weerstand. Wanneer het gaat over psychologische hulpverlening, ondervinden huisartsen vaak een zekere weerstand bij patiënten, die ervoor kan zorgen dat deze patiënten niet doorverwezen kunnen worden of dat ze niet bij een psycholoog terechtkomen. Daarnaast geven patiënten ook zelf aan dat er zaken zijn die hen tegenhouden om naar een psycholoog te stappen. Weerstand is een ruim begrip en uit de interviews komen een aantal vormen van weerstand naar voor. We onderscheiden taboe m.b.t. psychische hulpverlening, het ontbreken van een hulpvraag en het uitstellen of niet nakomen van een afspraak met de psycholoog. Stigma / taboe op psychische hulpverlening. Het stigma en taboe dat nog steeds op psychische problemen en psychologische hulpverlening kleeft, is één van de factoren die kan leiden tot weerstand. De huisarts merkt soms op dat patiënten niet naar de psycholoog willen omdat de omgeving van de patiënt hier negatief over 15 denkt of omdat anderen zouden denken dat ze ‘gek’ zijn. Daarbij speelt het stigma van de psychiatrie zoals die vroeger was een rol, alsook de beeldvorming hierover in de samenleving. Dit taboe maakt dat, zolang die aanwezig is, huisartsen patiënten minder snel gaan doorverwijzen naar een psycholoog omdat de patiënt daar op dat moment niet voor open staat. “Het taboe van psychiatrie zit daar nog heel hard achter, van ‘ik ben toch niet zot’. Ik denk dat dat nog altijd, de stempel, het stigma van de psychiatrische patiënt van vroeger… vroeger was dat: ‘de psychiatrische patiënt is een zotte patiënt’.” (Huisarts 8) “Er is in algemene zin een grote drempel voor verwijzingen naar psychologische begeleiding. ‘Ik ben niet zot meneer’, is een klassieke reactie. Dus, die beeldvorming blijft problematisch, ja. Dat doet er nu eigenlijk niet toe of dat naar een centrum geestelijke gezondheid is of naar een privé werkende psycholoog. Je begrijpt ook, doorverwijzen naar psychiaters is niet evident.“ (Huisarts 5) Een aantal patiënten geeft aan dat de maatschappelijke beeldvorming over psychische problemen een drempel is. Het maakt de stap zetten moeilijker en doet iemand twijfelen. Anderen vinden dat dit reeds verbeterd is, maar toch nog meespeelt. “In onze maatschappij heb je het beeld van, als je naar een psycholoog gaat, dan ben je ziek in je hoofd. Dat is cru om te zeggen, maar dat is nog altijd een beetje het beeld. Ook al kijk ik daar persoonlijk helemaal anders naar. Maar ik denk tot op het punt dat je zelf zou moeten gaan, dat dat wel echt een drempel is. Ik denk dat wel, toch voor jezelf om toe te geven van, ik ben ziek is het juiste woord niet, maar ik heb het nodig…” (Patiënt 6) “Ik had daar [psychologen, psychiaters] vroeger geen schrik van, eigenlijk is dat taboe he, een psychiater of een psycholoog, dat is eigenlijk taboe voor sommige mensen. Dus als ik daar zelf naartoe moest gaan, was dat echt verschrikkelijk. Je ziet dat woordje daar op de deur staan, psychiater of psycholoog, en je moet daar dan binnen gaan en dat is, ja, verschrikkelijk. Dus ja, dat heeft toch wel invloed op, op alles hoor.” (Patiënt 9) Probleemerkenning is moeilijk / geen hulpvraag. Wanneer een patiënt met een psychisch probleem kampt maar geen hulpvraag heeft of het probleem ontkent, dan kan de huisarts niet tot een verwijzing komen. De huisarts moet de patiënt dan eerst zo ver krijgen dat deze inziet dat er iets psychisch aan de grondslag van de moeilijkheden of problemen ligt. 16 “Als een patiënt zelf geen hulpvraag heeft, dan is dat ook moeilijk he. Je ziet wel dat ze depressief zijn, ze zeggen dat ook zelf maar ze willen daar niets aan doen.” (Huisarts 6) “Er zijn mensen die absoluut niet willen geweten hebben dat er iets is” (Huisarts 7) “Mensen die aangemeld worden of die met andere dingen komen, hebben meestal al een weerstand ten opzichte van verdere hulp. Zeker mensen die aangemeld worden, dat zijn mensen die geen hulp zoeken. Dus, daar is er een weerstand naar hulpverlening, het is heel moeilijk om hulp te bieden als er geen hulpvraag is.” (Huisarts 9) Moeilijkheden bij probleemerkenning worden ook door patiënten zelf aangestipt. Een aantal patiënten geven aan dat het hen moeilijk zou vallen om te moeten aanvaarden dat ze een psychisch probleem ervaren. Ze denken dat ze dit moeilijk zouden vinden omdat een psychisch probleem, in tegenstelling tot een fysisch probleem, niet eenvoudig aantoonbaar is en als een teken van ‘zwakte’ wordt gezien. Patiënten die reeds psychische problemen ervaren hebben, geven aan dat dit inderdaad niet evident is. Vaak is er wel het besef dat er iets psychisch niet goed zit, maar dit benoemen is een grote stap en vergt soms wat tijd. “Het is natuurlijk wel geen gemakkelijke stap, want naar een psycholoog gaan betekent ook erkennen dat je een psychisch probleem hebt, en dat is iets wat dat denk ik bij iedereen wel redelijk gevoelig ligt, om dat te erkennen, dat je een psychisch probleem hebt.” (Patiënt 1) “Ik denk eerlijk gezegd dat ik het [het ervaren/hebben van een psychisch probleem] zou ontkennen.” (Patiënt 6) Afspraak wordt niet gemaakt/uitgesteld/niet nagekomen. Huisartsen geven aan dat patiënten soms niet op een afspraak met de psycholoog geraken. De precieze redenen hiervoor kunnen op verschillende vlakken liggen Dit kan gaan van het niet maken van een afspraak tot het niet gaan naar een reeds gemaakte afspraak met de psycholoog. Uit verschillende interviews werd duidelijk dat het voor huisartsen niet evident is om hier een goed zicht op te krijgen. “Ik denk ook nog altijd een beetje dat taboe meespeelt. De stap zetten, soms het zelf moeten telefoneren om een afspraak te krijgen. Als ze er niet altijd voor openstaan hier, durf ik soms zelf te bellen om een afspraak vast te zetten.” (Huisarts 11) 17 Patiënten die ervaring hebben met psychologische hulpverlening, geven aan dat het maken van een afspraak een grote stap is. Vaak is er een zekere weerstand tot contactname met de psycholoog of wordt een afspraak niet gemaakt. Een patiënt voelt zich soms niet in staat om zelf contact te nemen met de psycholoog. “Goh, ik was al sowieso van plan om dat te doen [naar een psycholoog gaan]. Uiteindelijk, wat heeft ervoor gezorgd dat ik die stap wel gezet heb? Dat is omdat mijn vriendin voor mij gebeld heeft en contact gelegd. Op dat moment kon ik dat zelf… had ik het daar moeilijk mee en voelde ik me nog altijd niet zo goed om, ja, daarvoor te gaan rondbellen en te gaan doen. Ja, en eens dat contact gelegd was, dan had ik ook wel, dan is er niks meer geweest dat mij tegenhield om te gaan.“ (Patiënt 1) Probleemgerelateerde factoren. Onder probleemgerelateerde factoren begrijpen we zaken die maken dat de patiënt niet klaar is om psychologische hulpverlening te krijgen. Daarnaast komt ook het effect van medicatie aan bod en wordt ook verder ingegaan op de zaken die ervoor zorgen dat een arts of patiënt zelf met de bestaande problematiek aan de slag wil of kan. Patiënt is er niet klaar voor/ heeft te weinig kracht. Het komt voor dat huisartsen niet doorverwijzen naar een psycholoog omdat ze ervaren dat de patiënt daar nog niet klaar voor is. De patiënt ziet mogelijk zelf het probleem niet in of heeft een problematiek die op dat moment niet toelaat om door te verwijzen. Het kan ook zijn dat de huisarts voelt dat er vooruitgang is en doorverwijzen om die reden niet noodzakelijk acht. “Op sommige momenten dat ze zo de kracht hebben, dat ze denken van: en nu gaat het echt niet meer, ja dan is het ook niet meer het moment om door te sturen. Ja, dat kan wel he, maar het is al vaak moeilijker of dan heb je vaak ook minder dat snelle resultaat waar ze dan op hopen als ze gaan.” (Huisarts 2) “Iemand die zwaar depressief is, die moet je niet naar de psycholoog sturen want die gaat met moeite iets vertellen. Daar gaat de discussie over: ‘kijk, ik zal je eerst medicamenteus moeten ondersteunen tot het wat beter gaat, dat je kunt los komen en terug kunt praten en dan zien we wel in welke richting we verder moeten gaan’.” (Huisarts 3) 18 Daarnaast geven ook patiënten aan dat de ernst van de problematiek ervoor kan zorgen dat ze zich niet klaar voelen om de stap naar een psycholoog te zetten. Als men te diep zit of zich nog te goed voelt, dan zal een dergelijk voorstel door de arts niet opgevolgd worden. “Ik heb daar toch een eindje over gedaan, een tweetal maanden om effectief naar een therapeut te gaan. Waarom? Omdat, zeker in het begin, staat uw hoofd daar nog niet naar. Dat was toch bij mij het geval. Ik wou eerst een beetje tot rust komen en om dan direct geconfronteerd te worden met een psycholoog waarbij je natuurlijk alles een beetje gaat uitspitten en gaat zoeken waar het probleem zit… Op dat moment voelde ik me daar niet sterk genoeg voor om dat te doen. En na een paar maand medicatie te nemen ging dat beter, voelde ik me ook beter en voelde ik me ook mentaal klaar om dat te doen. Voor mij was dat zo, ik denk dat dat voor nog mensen zo is. Het is redelijk belastend om naar een psycholoog te gaan, mentaal.” (Patiënt 1) “ Ik was nog niet klaar om mijn verhaal te doen, dus ben ik niet naar de psycholoog terug geweest.”(Patiënt 2) Medicatie geeft het gewenste effect. In sommige gevallen beslist de huisarts dat medicatie noodzakelijk is. Wanneer de arts en patiënt dan merken dat een medicamenteuze behandeling aanslaat en zelfs het effect dat men vooraf beoogde teweeg brengt, is er vaak geen sprake meer van doorverwijzen naar een psycholoog. De huisarts stelt vast dat de patiënt sterke vorderingen maakt en besluit dat de problematiek niet dermate ernstig is dat psychologische begeleiding nodig is of voelt dat de patiënt niet langer open staat voor psychologische hulpverlening. “De werkzaamheid van medicatie snijdt langs twee kanten he. Als je zenuwachtig bent en je pakt zo een pilletje en je zegt, ik voel me zo (arts steekt duim omhoog), ja, de motivatie om iets aan de bronnen van je zenuwachtigheid te doen zal al een serieuze deuk krijgen.” (Huisarts 3) Als een patiënt zelf merkt dat de medicatie werkzaam is en als deze zich daardoor opnieuw sterk genoeg voelt om verder te gaan, hoeft een consultatie bij de psycholoog niet. De patiënt voelt zich goed en heeft niet het gevoel dat nog meer hulp of ondersteuning nodig is. “Dat [het moment waarop je hulp gaat zoeken] is iets dat je voelt. Als je achteruit blijft gaan en je voelt dat dat in een negatieve spiraal blijft gaan, dan moet je direct hulp hebben en ga je eerder naar medicatie grijpen om geholpen te worden.” (Patiënt 3) 19 Wil zelf eerst proberen / kan er zelf mee aan de slag. Het is zo dat zowel huisartsen als patiënten vaak eerst zelf aan de slag te gaan met de problematiek die zich voordoet. De keuze om zelf te behandelen bij huisartsen heeft verschillende oorzaken en zal soms ook afhankelijk zijn van de patiënt zelf en diens weerstand voor psychologische hulpverlening. Bij de patiënt is het vaak zo dat deze pas bij de huisarts terechtkomt na zelf enkele zaken geprobeerd te hebben of er met andere mensen over gesproken te hebben. De thema’s die hieronder aan bod komen zijn de vertrouwensband tussen een huisarts en diens patiënten, de aard van de problematiek en de ervaring met een bepaalde problematiek. Vertrouwensband huisarts – patiënt Huisartsen ondervinden dat patiënten gemakkelijk met psychische problemen bij hen komen en schrijven dit toe aan de vertrouwensband tussen huisarts en patiënt. De huisarts kent een patiënt vaak reeds lange tijd en is ook laagdrempelig. Door de vaak langdurige band tussen een huisarts en zijn patiënt kan de huisarts sneller onderliggende psychische problemen ontdekken. “Een aantal mensen moet eerst hun eigen huisarts heel goed leren kennen voordat ze beginnen over een aantal problemen waar dat ze het moeilijk mee hebben. En dan ook maar alleen die persoon of bijna alleen maar die persoon meer vertrouwen en dus niet zo gemakkelijk, ik zeg het, bij een wildvreemde, ook al is die misschien beter opgeleid en beter geschikt en beter in staat om het probleem op te lossen maar de drempel is soms toch wel wat groot, ja.” (Huisarts 1) “Dat is het voordeel van een huisarts ook, dat je vaak uw patiënten na een tijd goed kent. Dat je weet hoe ze zijn en hoe ze handelen en hoe ze denken.” (Huisarts 4) “Als huisarts kun je aanklampend werken omdat je de mensen beter kent, omdat je weet dat de mensen jou als huisarts kiezen, dus, ze vertrouwen jou, ze komen sowieso terug, ze gaan niet afhaken. En als er dan iets is, dan komen ze ook wel.” (Huisarts 9) Naast het feit dat de vertrouwensband ervoor zorgt dat patiënten bij de huisarts op consultatie blijven gaan, kan deze band er ook voor zorgen dat het advies om een psycholoog te consulteren opgevolgd wordt. “Soms denk je als huisarts dat de mensen dat [een consultatie bij de psycholoog] niet willen. Terwijl het niet altijd het geval is. Als je het goed voor hebt voor je patiënten, als 20 ze het merken dat je het goed voor hebt, dan volgen ze je advies wel en gaan ze op je advies in.” (Huisarts 9) Patiënten geven zelf aan dat ze naar hun huisarts gaan omwille van de band die ze met hem of haar hebben. De psycholoog is een stap verder weg omdat dit een vreemde persoon is. Patiënten die een goede band hebben met hun huisarts willen vaak door hem of haar behandeld worden zolang dat mogelijk is. “Ergens denk ik misschien wel dat je bij uw huisarts toch iets of meer wat vertrouwensband hebt omdat je die persoon toch iets of wat langer kent en aan die persoon wel gemakkelijker iets lost. Daarom nog niet een heel verhaal vertelt, maar dat je wel al iets lost.” (Patiënt 5) “Mijn dokter is, ja, we kennen die eigenlijk al heel goed in feite. Die weet ook wel heel veel dingen van ons. Op zich, als het iets tussen de oren is ofzo, dan gaat die dat ook zelf wat proberen regelen. Dus ja, aangezien die ook veel van onze geschiedenis kent, kan die ook daarop inspelen zonder medicatie ofzo.” (Patiënt 8) Aard van de problematiek Huisartsen geven in het algemeen aan dat ze bepaalde mentale problemen zoals lichte depressies en psychische compensaties zo goed als mogelijk zelf behandelen. De reden daarvoor is dat veel patiënten zich reeds beter voelen en opnieuw verder kunnen na een goed gesprek met de huisarts. “Maar eigenlijk zelf een psychotherapie aanbieden, is bij een lichte depressie, bij een mineure depressie, dat je, allez, soms is dat een situationele depressie en als ze uit die situatie halen, gelijk die eenzaamheid, zijn we er al. En is het eigenlijk opgelost.” (Huisarts 11) “Dat [surmenages, lichte depressies,…] is een begeleiding die ik zelf ga doen, het is in feite wel een kleinigheid bij wijze van spreken, dat gaan we wel kunnen geklaard krijgen. Of waarvan ik zeg van, OK, ik ga er een eindje mee weg en we zullen dan wel zien of dat echt vooruit gaat of niet.” (Huisarts 3) “Als dat iets acuuts is, van d’er is iemand gestorven of er is enkel een relatiebreuk of, er is iets uit het leven dat eigenlijk, iedereen komt tegenslagen tegen, dan ga ik niet direct zeggen van je moet naar de psycholoog gaan.” (Huisarts 8) 21 Een aantal patiënten zegt ook dat ze zelf aan de slag zouden gaan indien ze merken dat hun psychisch probleem niet complex is. Indien mogelijk gaan ze zelf zaken zoeken die kunnen helpen om zich weer beter te voelen. “Ook bijvoorbeeld gewoon ook al hulp van dichtbij. Wat is dat dan, nulde lijn ofzo, vrienden ofzo, dan…, sowieso van daaruit ook al wat hulp proberen zoeken. Maar meestal zien die dat zelf al wel als het even niet goed gaat.” (Patiënt 8) Ervaring/ training met een bepaald probleem Jonge huisartsen kregen training in de aanpak van een aantal psychische problemen. Een aantal andere artsen volgde een bijkomende cursus om een aantal psychische problemen zelf te kunnen behandelen. Dit maakt het dan ook logisch dat huisartsen eerst zelf aan de slag gaan met dergelijke problemen. Daarbij geven artsen aan dat theoretische kennis of ervaring door jaren praktijk toelaat om in te schatten hoe ernstig een problematiek is. Dit maakt dus dat huisartsen soms beslissen om patiënten niet naar een psycholoog door te sturen. “We hebben onszelf wel een beetje bekwaamd in de niet medicamenteuze aanpak van depressie en van angst. Zodanig dat we eigenlijk bij mensen met die problemen zeker niet standaard het advies geven om naar een psycholoog te gaan.” (Huisarts 1) “Op de duur, als je daar in de tijd in getraind wordt, losten wij veel zaken zelf op. En bij de ene patiënt ging dat en bij de andere niet. Ik heb heel wat mensen onder andere behandeld voor depressie. Dit lukte redelijk vlot door training voor verhaal, de nietmedicamenteuze aanpak van depressie.” (Huisarts 4) Van de patiënten die reeds ervaring hadden met psychische problemen of die op professioneel vlak met dergelijke problemen in aanraking komen, werd duidelijk dat ook zij deze ervaring zouden aanwenden indien er zich een psychisch probleem zou aandienen. Ze zouden proberen om met de ervaring die ze hebben, zelf aan de slag te gaan. “Ik zou eerst zelf dingen uitproberen omdat ik ook een psychologische achtergrond heb, in die zin van, sporten en zelf dingen proberen.” (Patiënt 3) Praktische belemmeringen. Een aantal praktische moeilijkheden maken dat een huisarts er soms niet voor kiest om een bepaalde patiënt te verwijzen. Daarnaast kunnen een aantal praktische zaken ervoor zorgen dat 22 een patiënt niet bij de psycholoog terecht komt. We bespreken achtereenvolgens kennis over de psychologie in brede zin, de kostprijs van een consultatie bij een psycholoog, wachtlijsten en afstand. Kent psycholoog niet / weet niet waar psycholoog te vinden / weet niet hoe de psycholoog werkt. Huisartsen en patiënten geven beiden aan dat het domein van de psychologie nog onvoldoende gekend is. Dit weerhoudt een huisarts er soms van om door te verwijzen. Deze weet namelijk soms niet goed waar hij een patiënt naartoe kan verwijzen, hoe een psycholoog werkt en welke psycholoog best bij een bepaalde patiënt past. “Wat me ook tegenhoudt om door te verwijzen is dat het niet altijd duidelijk is, de competenties van een psycholoog. Dat is ook niet altijd duidelijk, of hun aanpak of de aanpak die ze doen, wij zijn ook niet altijd op de hoogte van de soorten aanpak.” (Huisarts 11) “Drempels om te verwijzen zijn financieel en dat ik niet weet wat ze gaan doen. Dat zijn de twee, daar begint het mee he, ik heb weinig namen en ik weet eigenlijk niet hoe dat ze eraan beginnen en de namen die ik dan heb, als dat privé is, dan is dat vaak al een heel grote drempel.“ (Huisarts 6) Patiënten zelf geven aan het moeilijk te vinden om de stap te moeten zetten naar een psycholoog wanneer ze niet weten wat ze kunnen verwachten omdat ze geen kennis hebben over het werk van een psycholoog of niet weten hoe een consultatie kan verlopen. “Ik moet eerlijk zeggen, ik weet ook niet goed hoe het eraan toe gaat bij een psycholoog. Ik denk dat dat ook iets is wat andere mensen waarschijnlijk afschrikt om te gaan naar een psycholoog omdat ze gewoon ook niet weten wat doet die nu en wat kan een psycholoog meer dan gewoon een vriend die kan luisteren. Ik weet niet of dat het grootste is maar ik weet wel dat het een factor is die eigenlijk nog veel te weinig… nog veel te weinig aan de mensen duidelijk wordt gemaakt wat een psycholoog kan doen… denk ik.” (Patiënt 6) Daarnaast weten velen ook niet of er psychologen in de buurt gevestigd zijn. Het wordt ook duidelijk dat patiënten niet goed weten hoe ze zelf op zoek zouden moeten gaan naar een psycholoog. 23 “Dat wij nog nooit persoonlijk in contact gekomen zijn met een psycholoog maakt het moeilijk om die stap te zetten. Ik denk dat ik navraag zou doen bij mensen die al geweest zijn hier of daar om te vragen, was u tevreden, of kent u iemand die u mij kan aanraden, maar ik zou niet zomaar in een telefoonboek gaan kijken.” (Patiënt 4) “Het is eigenlijk niet het feit om ernaar toe te gaan zelf, eerder van naar waar moet ik gaan…” (Patiënt 8) Kostprijs consultatie. Een van de meest voorkomende drempels die uit de interviews naar voor komt, is de kostprijs van een consultatie bij de psycholoog. Huisartsen geven aan dat ze vaak proberen om naar een CGG (Centrum Geestelijke Gezondheidszorg) te verwijzen, waar consultaties goedkoper zijn voor de patiënt. Indien dit niet mogelijk is, is het vaak moeilijk voor hen om patiënten door te verwijzen. Een aantal huisartsen geeft aan dat het extra moeilijk is omdat zij in een praktijk werken waar een groot deel van de patiënten een lage financiële draagkracht heeft. Ze geven ook aan dat psychische problemen vaak gepaard gaan met armoede of financiële problemen. Dit leidt ertoe dat wanneer iemand niet bij het CGG terecht kan, de huisarts een patiënt omwille van dit probleem niet gaat doorverwijzen. “Een eerste probleem is de betaalbaarheid, door de niet terugbetaling van de psychologische hulpverlening, op dit moment, zal veranderen waarschijnlijk, is dus dat criterium natuurlijk belangrijk want dat sluit al heel veel uit.” (Huisarts 5) “Het grote probleem is, en ik denk dat je dat wel weet, financieel, dus dat dat niet terugbetaald is dus, ik werk ook wel veel met de eerstelijnspsycholoog samen, juist omdat het laagdrempelig is. Het financiële, ik denk dat dat ook wel nog een grote drempel is. Ik ben daar zeker van.” (Huisarts 8) “… financiële drempel, psychotherapie is niet terugbetaald, wel in het CCGZ maar ja, wachtlijsten, CGGZ heeft wachtlijsten en dat… ja, en dat is moeilijk. Dat, dat brengt met zich mee, mensen hebben dat nodig en kunnen niet wachten en dat maakt dat ze bij de huisarts wel terecht kunnen want bij de huisarts moeten ze niet wachten.” (Huisarts 9) Patiënten geven ook aan dat dit financiële aspect een grote drempel is. Consultaties bij een psycholoog lopen vaak op. Anderen hebben geen idee over de kostprijs maar zeggen wel dat dit een drempel zou zijn voor hen. 24 “De kostprijs is dan wel natuurlijk iets wat mij zou tegenhouden. Ik heb zoiets van, ja, als ik daar zoveel geld aan moet geven zou ik het zelf eerst proberen op te lossen.” (Patiënt 5) Wachtlijsten. Aanvullend op het vorige thema zijn de wachtlijsten bij psychologen een belangrijke reden voor het niet doorverwijzen van patiënten. Huisartsen geven aan dat het doorsturen naar een CGG vaak niet mogelijk is door de zeer lange wachtlijsten daar. Een groot aantal huisartsen geven aan dat dit een algemeen probleem is in de psychologische sector. Patiënten moeten vaak weken tot maanden wachten voor een eerste consultatie mogelijk is. Hierdoor beslissen artsen vaak om zelf aan de slag te gaan, al dan niet om die wachttijd te overbruggen. Zoals hierboven aangegeven, is dit probleem het grootst wanneer een patiënt omwille van financiële redenen niet bij eender welke psycholoog terecht kan. Artsen geven aan dat hierdoor net deze patiënten getroffen worden die langdurig met problemen kampen omdat ze een gepaste psychologische begeleiding niet kunnen bekostigen. “De wachttijd natuurlijk dat heb je bij alle psychologen dus dat is echt een probleem. Je zegt daar juist van je start de psychotherapie een beetje zelf op, soms kun je niet anders als huisarts. Als je ze doorstuurt en er zit daar echt een wachttijd op van meer dan een maand, twee maand, kun je de mensen niet zomaar in de steek laten. Die staan dan bijvoorbeeld eindelijk open om geholpen te worden en zij willen dan soms graag, ja, een concreet uur en een concrete datum hebben en soms is dat moeilijk inderdaad. En dan proberen wij dat een beetje te overbruggen.” (Huisarts 11) Een aantal patiënten die ervaring hebben met psychologische hulpverlening geven aan dat wachtlijsten inderdaad een probleem vormen. “ Als je financiële moeilijkheden hebt, kunt je bij CGG’s enzo terecht, maar, dat zijn vaak heel lange wachtlijsten en, ja, natuurlijk als je… zeker in mijn geval, ik had directe hulpverlening nodig, ik kon daar niet een half jaar mee wachten. Dusja, ik had direct iemand nodig, dus dan ga je natuurlijk privé zoeken.” (Patiënt 1) Afstand. De afstand naar een psycholoog kan er voor zorgen dat iemand niet tot bij een psycholoog geraakt. Huisartsen geven aan dat een aantal patiënten zich gewoon niet kunnen verplaatsen en 25 daardoor niet door een psycholoog geholpen kunnen worden. Vooral voor praktijken met patiënten in armoede blijkt dit een factor die meespeelt. “Je hebt dan de centra geestelijke gezondheidszorg die wel toegankelijk zijn en betaalbaar, tenminste betaalbaar zijn maar veraf gelegen zijn voor ons en waar er wachtlijsten zijn.” (Huisarts 1) “Vervoer en vanalles he, praktische problemen ook soms. Je heb op iedere hoek, op ieder dorp heb je daar een huisarts maar geen psycholoog.” (Huisarts 8) Een aantal patiënten geeft aan dat afstand een cruciale factor is. Afstand blijkt bovendien in twee richtingen een rol te spelen. Een aantal patiënten wil dat de afstand klein is en een andere groep heeft liever een psycholoog die iets verder af gelegen is omwille van de anonimiteit. Toch is afstand een factor die ervoor kan zorgen dat een patiënt niet tot bij de psycholoog geraakt. Eén patiënt bekijkt dit ook vanuit de problematiek die zich mogelijk kan voordoen en waarbij je net niet ver weg kunt omwille van de aandoening waarmee je kampt. “Moest ik eigenlijk een beetje meer op de buiten wonen ofzo. Dan zou ik misschien die stap minder rap maken omdat ik weet zo…als ik bijvoorbeeld een depressie zou hebben ofzo en je moet dan al redelijk ver gaan. Ik weet niet hoe dat zit op de buiten met het aantal psychologen. Ik weet alleen in Gent dat er een deftig aanbod is. Maar als je dan effectief nog moet buiten gaan allez, van de buiten naar de stad ofzo. Goh, daar zou ik het dan eigenlijk wel moeilijk mee hebben. Als je dan al wat in de put zit, en depressief bent en je moet dan nog zeggen van… Ken je dat en je hebt dan net ook geen zin om met de auto te rijden ofzo.” (Patiënt 8) Voorgeschiedenis / verwachtingen. Vroegere ervaringen met psychologen of psychologische hulpverlening bepalen een stuk van wat er in het heden speelt. Ook wat iemand verwacht van een consultatie kan ervoor zorgen dat de stap naar een psycholoog wel of niet gezet wordt. Zowel huisartsen als patiënten geven aan dat dit meespeelt in de stap naar de psycholoog. We bespreken meer bepaald de invloed van een negatieve ervaring met een psycholoog of het gebrek aan geloof in de psychologie. 26 Negatieve ervaring met psycholoog. Het is evident dat negatieve ervaringen iemand tegenhouden om de stap naar een psycholoog te zetten. Dit komt dan ook naar voor uit de interviews met zowel huisartsen als patiënten. Deze negatieve ervaring hoeft niet per se persoonlijk te zijn: het horen over negatieve ervaringen van anderen of zien dat anderen niet positief evolueren na het consulteren van een psycholoog heeft ook een groot effect. “We gaan ook soms voorzichtig eens aftasten hoe patiënten staan tegenover psychotherapie. En sommige mensen, die gaan al meteen duidelijk maken van neen, dat is niet voor mij, ik vertrouw dat niet. Of ik, ik heb dat vroeger, dat hoor je ook af en toe eens, ik heb dat vroeger nog gedaan, bij een psycholoog gaan, of moeten doen want in sommige gevallen is het zo dat mensen tegen hun zin, ik weet niet of dat nu nog vaak gebeurt, maar vroeger gebeurde dat soms wel, dat mensen tegen hun zin naar psychologen werden gestuurd, of moesten blijven gaan, ook al hadden ze het gevoel niet dat het hielp. En dan hebben die dan een beetje een afkeer gekregen daarvan. En als je dat merkt, dan ga je natuurlijk… niet pushen in die richting.” (Huisarts 1) Patiënten geven aan dat ze zelf bang zijn voor een negatieve ervaring en staan hierdoor gewoon niet open voor een consultatie met een psycholoog. “Ik krijg vaak bij psychiaters en psychologen, als ik met die mensen praat, ik heb in de psychiatrie gewerkt dus ik weet een beetje hoe die mensen ook denken en ook hoe die praten. Ik krijg altijd een gevoel, ik zeg niet dat dat zo is, ik krijg altijd een gevoel dat die mensen te veel een alwetendheid uitstralen en ik voel mij daar dus gewoon niet op mijn gemak bij. Ik kan mij niet voorstellen dat ik me daar op mijn gemak zou bij voelen en dat ze daadwerkelijk iets zouden kunnen doen voor mij.” (Patiënt 10) “Ik weet alleszins wel dat mijn mama naar de psycholoog ging en dat ze daar toch niet zo’n goede ervaring mee, hoe moet ik dat zeggen… Ze had niet echt het gevoel dat die psychologe haar erg heeft kunnen verder helpen. Ze vond dat die psycholoog haar meer zo in een bepaalde richting duwde dat zij zoiets had van, dat is niet wat ik wil. Dus ja, daarmee ook zo, ik vind het zo vree dubbel, het idee voor een psycholoog.” (Patiënt 6) Geen geloof in psychologie. Ook mensen die weinig ervaring hebben met psychologen of die niemand kennen die reeds ervaring had met een psycholoog kunnen het idee hebben dat een consultatie bij de psycholoog 27 hen niets kan bijbrengen. Dit gaat van patiënten die het idee om naar een psycholoog te gaan belachelijk vinden tot patiënten die ervan overtuigd zijn dat niemand hen kan helpen. “Ik kan mij niet inbeelden dat iemand mij daar op een andere manier zou kunnen doen naar kijken. Daarmee zeg ik niet dat het niet mogelijk is, maar ik kan me dat niet inbeelden. Ik geloof er niet in.” (Patiënt 10) “Dan stel ik mij soms vragen met, ja, in welke mate dat die [psychologen] kunnen helpen omdat, ik denk dat dat zo’n proces van lange duur is. Ja, vooral zo dat je uw verhaal moet gaan vertellen en ik eigenlijk niet geloof dat ze de oplossing gaan bieden.” (Patiënt 5) Invloed van anderen. Naast de patiënt, hebben ook anderen een invloed op het feit dat de stap naar een psycholoog al dan niet gezet wordt. Hierbij merken we vooral een invloed van de huisarts die een consultatie met de psycholoog niet voorstelt of mensen uit de omgeving van de patiënt die het afraden. Huisarts stelt het niet voor. Ongeveer de helft van de patiënten geven aan dat ze sowieso nooit psychologische hulpverlening zouden zoeken of gezocht hebben, indien de huisarts of een andere specialist dit niet zou voorstellen. Een van de onderliggende redenen hier kan de vertrouwensband tussen huisartsen en patiënten zijn, alsook een zekere autoriteit die de huisarts tegenover bepaalde patiënten uitstraalt. “Ook de huisarts zelf heeft daar ook een… tot het moment dat die diagnose echt gesteld werd, heeft de huisarts dat zelf ook nooit voorgesteld om dat te doen.” (Patiënt1) Anderen raden het af. Een van de redenen die maken dat een advies niet opgevolgd wordt of dat de stap naar een psycholoog niet gezet wordt, is de omgeving van de patiënt. “Soms krijg je ook wel dingen van, ‘mijne man wil dat absoluut niet’. Ja, dus, ik zeg, praat daar een keer over want dat je omgeving…als we dat kunnen he, het is ook belangrijk dat de omgeving daar ook mee akkoord gaat.” (Huisarts 8) 28 “Dat probleem was eigenlijk al eens aan de oppervlakte gekomen een goed half jaar eerder. Ik was daar, eigenlijk ben ik voordat die diagnose echt gesteld is, al een keer of drie bij de huisarts geweest. Toen heb ik dat zelfs besproken ook met de werkgever op dat moment of dat het niet nuttig zou zijn om psychologische hulp te zoeken omdat ik op dat moment voelde dat daar wel iets aan het sluimeren was. Maar dat is toen een beetje afgeraden geweest, niet eigenlijk helemaal afgeraden maar toch gezegd dat dat niet echt nodig was om naar een psychologe te gaan vanuit mijn werkgever. Dat zij dachten dat dat niet echt nodig was dus heb ik dat ook niet gedaan. Ja, dus daar heeft de omgeving toch ook wel een rol in gespeeld.” (Patiënt 1) Redenen Waarom Patiënten Wel Bij een Psycholoog Terechtkomen Veel van de zaken die maken dat een patiënt net wel bij de psycholoog terecht komt, zijn tegenovergesteld aan de redenen die ervoor zorgen dat een patiënt niet bij een psycholoog terecht komt en worden hier niet verder toegelicht. We gaan enkel dieper in op nieuwe factoren of op deze die verdere toelichting vragen omwille van hun specifieke karakter. Probleemgerelateerde factoren. Bepaalde factoren die sterk met het psychisch probleem gerelateerd zijn, kunnen ervoor zorgen dat de doorverwijzing of stap naar een psycholoog sneller gezet wordt. Een aantal zaken worden expliciet door huisartsen en patiënten in de interviews vermeld. Aanhoudende problemen / complexiteit. Huisartsen geven aan dat bepaalde problematieken te ernstig of complex zijn om deze zelf te behandelen. Ook wanneer artsen merken dat na een tijd zelf behandelen er niet veel verandering bij de patiënt optreedt, gaan ze deze proberen door te verwijzen. “Bij de patiënten van wie ik echt merk van, na een controleweek later of twee weken later van, ok, het heeft hier niets gedaan, ze zijn echt, ze zitten te veel in de put en het gaat echt niet, probeer ik eens voor te stellen om naar de psycholoog te gaan.” (Huisarts 10) “Maar zie je eigenlijk hoe dat iets in plaats van te beteren eigenlijk pathologisch wordt of dat mensen die eigenlijk al een heel verleden met zich meedragen en nu plots... Dat zijn de mensen ook waar dat er verschillende lijnen fout lopen, ga je ook veel rapper 29 doorverwijzen. Ja, iedereen zit een keer in de put maar je moet niet altijd direct naar de psycholoog. Kun je dat verwerken op korte termijn door hier een paar keer te komen, is dat goed. Maar is dat eigenlijk dieper, en zeker ja, is er suïcide bij en wordt dat pathologisch ja, dan wordt er wel doorverwezen. Of is het te complex, wij hebben niet altijd, we maken wel tijd maar je kunt ook niet dagen… we hebben soms niet die mogelijkheid.” (Huisarts 8) Patiënten geven zelf aan dat aanslepende psychische problemen maken dat ze toch bereid zouden zijn om de stap naar een psycholoog te zetten. Wanneer problemen complex zijn of er anderen bij betrokken zijn, zouden ze ook sneller de stap zetten naar psychologische hulpverlening. Bij herval zullen patiënten sneller geneigd zijn om naar een psycholoog te gaan. “Als je diep zit, als je zo diep zit, als je een burn-out hebt, ja, dan moet je geholpen worden sowieso, want alleen kun je dat zelf niet oplossen.“ (Patiënt 9) “Ik denk dat ik terug hetzelfde zou doen maar dat ik ook meer psychologische begeleiding zou afwegen omdat je dan weer hetzelfde doet, maar dat het ook weer niet verandert.” (Patiënt 3) “Ik denk, dat als het zo omtrent relatieproblemen, wanneer nog iemand anders daarbij betrokken is dat je wel rapper misschien de stap zet omdat dat niet over uzelf alleen gaat. En dat je dan misschien als laatste redmiddel dat probeert, kan ik nog begrijpen dat je dat doet. Nu, alleen denk ik wel dat dat zinvol kan zijn, maar ik denk voor mezelf, je moet u zo openstellen en je moet alles vertellen en dat is, ik denk dat dat heel moeilijk is.“ (Patiënt 5) Praktisch. Een aantal praktische zaken bepalen mede of een patiënt al dan niet bij de huisarts geraakt. Los van de zaken die als reden aangegeven werden om niet bij de psycholoog terecht te komen, zijn er nog een aantal zaken die vooral artsen kunnen helpen in het doorverwijzen van patiënten naar een psycholoog. Psycholoog in de huisartsenpraktijk. Het feit dat een psycholoog aanwezig is in de huisartsenpraktijk, maakt de drempel veel kleiner voor huisartsen om patiënten naar een psycholoog door te verwijzen. Dit heeft niet enkel te 30 maken met het feit dat men de psycholoog kent en weet hoe deze werkt, het helpt bovendien ook dat communicatie over de patiënt mogelijk is. De huisarts kan gemakkelijk informatie meegeven over de patiënt en kan de behandeling bij de psycholoog via overleg opvolgen. “Het feit dat wij een psychologe hebben in onze praktijk, dat gaat een paar drempels verlagen waar ik het over gehad heb. Eerst en vooral de bereikbaarheid. Het is dezelfde wachtzaal als de huisarts, dus de mensen voelen zich daar al sneller thuis dan in een wildvreemde wachtplaats. Het is financieel aantrekkelijker, want de groepspraktijk komt daar voor een stuk in tussen.” (Huisarts 1) “Een ander punt is ook iemand in huis hebben. Ik vind het feit dat wij een psycholoog in huis hebben, is zeer grondig drempelverlagend en vind ik ook kwalitatief een grote stap vooruit. In die zin dat je een zeer goede interactie hebt. Anders moet je vaak, heb je eens een verwijzing of een telefoon van de therapeut maar anders gaan die mensen enkele reis weg en hoor je of zie je daar bitter weinig van. Terwijl nu, de psychologe die hier werkt, haar nota’s staan in het dossier.” (Huisarts 3) Verwachtingen. Vertrouwd met psycholoog. Zowel huisartsen als patiënten geven expliciet aan dat vertrouwd zijn met psychologen de drempel naar een psycholoog kan verlagen. Voor huisartsen is het gemakkelijker om door te verwijzen als ze weten bij wie ze terecht kunnen of als ze weten hoe iemand werkt. Ervaring in het werken met psychologen is dus een extra stimulans om in de toekomst door te verwijzen. “Er zijn drie psychotherapeuten waar da wij hier op de praktijk mee samen werken. Ja, we weten, we kennen die mensen ook beter dus ik denk dat je ook wel beter weet van, die gaat waarschijnlijk wel goed zijn.“ (Huisarts 8) Kennis over psychologie in het algemeen zou patiënten helpen om de stap naar een psycholoog te overwegen. Deze kennis over psychologie kan gaan van informatie door iets dat men zag op tv, het werken in een algemeen of psychiatrisch ziekenhuis waar men professioneel in contact komt met psychologen of kennis over psychologie die werd opgedaan in een vroegere opleiding. Een aantal patiënten die deze stap reeds zetten, gaven aan dat vertrouwd zijn met psychologie uit een opleiding of het kennen van een psycholoog in hun omgeving hen hielp om de stap naar een psycholoog uiteindelijk te nemen. 31 “Daarnaast is het ook wel gemakkelijker geweest omdat mijn vriendin ook psychologie studeert, natuurlijk, je zit er een beetje, je zit er meer in dan de gemiddelde mens, je weet er ook meer over en dat stelt je ook wel meer op je gemak om die stap te nemen. Het is natuurlijk wel geen gemakkelijke stap.” (Patiënt 1) “Voor mij zou de stap zetten naar een psycholoog misschien redelijk vlot gaan omdat ik via mijn werk toch wel in contact kom met de psychiatrie en mensen die psychiatrische hulp nodig hebben. En dat ik ook al ervaren heb dat die personen wel deugd hebben van een goed gesprek en daarom zou ik waarschijnlijk wel gemakkelijk naar een psycholoog stappen.“ (Patiënt 4) Positieve vroegere ervaring. Analoog aan de negatieve ervaring is het ook zo dat patiënten die reeds een positieve ervaring hadden met psychologische hulpverlening sneller geneigd zullen zijn om opnieuw de stap naar psychologische hulpverlening te zetten. Uit de interviews kwam ook naar voor dat patiënten die over positieve ervaringen hoorden bij anderen, ook sneller de stap zouden zetten naar een psycholoog. “Ja, bijvoorbeeld iemand had een psychisch probleem en praatte daarover met andere mensen en die zeiden, stap eens naar een psycholoog, omdat die ook via via gehoord hadden van ik ken een goede, ga daar eens naartoe. Die hadden dat gedaan en waren ook heel tevreden. Dus ik denk dat mond-aan-mond-reclame wel heel belangrijk is.” (Patiënt 4) Het idee dat psycholoog een verschil kan maken. Wanneer een huisarts ervan overtuigd is dat een psycholoog echt een verschil kan maken bij een bepaalde patiënt, dan gaat deze sneller doorverwijzen. Dit gaat dan over problemen waarvan huisartsen weten dat een bepaalde psycholoog erin onderlegd is of problemen waar ze zelf niet mee verder kunnen. “Dat ik zoiets had: die man heeft eigenlijk wel nu nog de kracht, dus ik wil gewoon niet dat het verder komt ook niet, dat ik nog twee maand wacht en dat hij echt depressief is en dat ik dan gewoon niet meer de kans heb om hem door te verwijzen. Er was zeker een factor tijd, de factor voorgeschiedenis, een factor merken bij hem dat hij eigenlijk wel, eigenlijk zijn eigen therapie aan het zoeken was maar niet echt daarin, allez, daarin best 32 wel wat coaching kon gebruiken of iemand die hem daarin wel een beetje in, meer in banen kon leiden. Ik denk dat dat zo wat de factoren waren die meespeelden voor door te verwijzen dan.” (Huisarts 2) “Vrij snel zal ik zeggen, neen, dit dient deskundigheid en zal ik verwijzen naar een psycholoog of als het nodig is naar een psychiater omdat ik vind dat de positie van de huisarts van die aard is dat je eigenlijk niet aan psychotherapie kan doen.” (Huisarts 5) “Ik ben heel hard voorstander eigenlijk van psychologen eh, ik stel dat eigenlijk nog rap voor, niet dat ik de patiënten dan niet meer zie maar eigenlijk een beetje samen. Dat ik ze wel opvolg, maar eigenlijk, voor het echt psychologische peins ik toch dat psychologen veel beter opgeleid zijn.” (Huisarts 8) Patiënten zullen zelf sneller de stap naar een psycholoog zetten, wanneer ze ervan overtuigd zijn dat deze hen kan helpen. Deze patiënten hebben geloof in de werkzaamheid van psychologie en zijn ervan overtuigd dat deze psychologische hulpverlening hen kan helpen bij psychische problemen. “Mijn idee is dat ik denk dat veel mensen geholpen kunnen zijn door een gesprek met de psycholoog die wel degelijk onderlegd is in die materie en die ook wel de opleiding daarvoor gehad heeft en dat misschien wel meer problemen kunnen opgelost zijn door een goed gesprek of door een manier van de mensen in de juiste richting te sturen zonder medicatie te gebruiken.” (Patiënt 4) “Ik sta niet echt zo weigerachtig tegenover psychologie. Ik denk dat dat wel zo kan helpen bij mensen. Dat lijkt alsof dat dat gewoon alleen maar babbelen is ofzo maar dat kun je ook met vrienden, maar dan is dat op een lossere manier, terwijl bij iemand professioneel is dat dan meer in stappen en kun je misschien rapper uitkomen op dat probleem, of op een andere manier.“(Patiënt 8) Invloed van anderen. Steun uit omgeving. Voor patiënten is het belangrijk dat hun omgeving hen steunt in wat ze ondernemen. Steun bij de beslissing om naar een psycholoog te stappen wanneer een psychisch probleem zich voordoet is dan ook een factor die patiënten zelf heel belangrijk vinden. 33 “Ja, , ik denk dat dat voor iedereen wel een beetje geldt dat, ja, als je een omgeving hebt die daar stimulerend tegenover staat dat je zoiets doet, dat je dat dan al rapper gaat doen dan als je een omgeving hebt die daar niet achter staat dat je naar een psycholoog gaat, dus ik denk uw netwerk dat je hebt als mens, dat dat ook wel een rol speelt.” (Patiënt 1) “Ik denk hoe meer mensen het zeggen, hoe meer het stimuleert om dat te doen. Maar doordat iemand professioneel het zegt, en je weet, die weet er ook iets van. Mijn partner en mijn ouders kennen dat zo niet. Dus ja, ik denk hoe meer mensen dat zeggen, hoe beter om de stap te zetten.“ (Patiënt 3) Doorverwijzing van de huisarts. Het lijkt evident dat een doorverwijzing van de huisarts patiënten stimuleert om de stap naar een psycholoog te zetten. Toch is deze belangrijk om te vermelden. Een aantal patiënten geeft echt aan dat de beslissing om de stap naar de psycholoog te zetten echt van de huisarts afhangt. De huisarts helpt hen dan om de knoop door te hakken of zorgt ervoor dat zij de stap nemen of overwegen. “Ik denk, moest de huisarts dat zeggen, ‘je zou misschien eens bij een psycholoog moeten gaan’, dat ik zou denken van, mijn huisarts gaat niet vlug doorverwijzen, dat weet ik. En ik denk, moest mijn huisarts dat zeggen, dat ik zoiets zou hebben, van, amai, het moet dan wel heel serieus zijn. Ik zou dan wel gaan omdat ik weet, eens hij dat zegt dan moet het wel serieus zijn, ja. Het moet erg zijn, ja. Als ik dat zelf ook zeg tegen mensen is dat omdat ik het nodig vind. Ik ga het ook niet zeggen als ik het niet nodig vind. Ik denk wel moest iemand extern dat zo zeggen tegen mij dat ik wel zou denken van oei, ik moet er nu echt wel iets aan doen.” (Patiënt 3) “Ik denk dat ik wel zou luisteren naar mijn dokter waar hij me naar zou toesturen. Maar uit mijn eigen denk niet dat ik daar zelf zou naartoe gaan. Ze zouden mij moeten doorverwijzen.” (Patiënt 9) Redenen om al dan niet te Verwijzen naar een Psychiater Soms wordt ook gekozen voor een doorverwijzing naar de psychiater. Hoewel dit niet de hoofdfocus van deze masterproef is, bevroegen we dit wel en willen we hieromtrent enkele bevindingen uit de interviews aanhalen. Huisartsen vermelden dat ze vooral kiezen voor doorverwijzing naar een psychiater wanneer het gaat om problemen met medicatie of bij 34 psychische problemen waar veel onduidelijkheid rond is. Daarnaast worden patiënten ook doorverwezen wanneer een specialistisch verslag nodig is voor de werkgever of controlearts. Huisartsen merken op dat de drempel om naar een psychiater te gaan vaak hoger is voor patiënten dan bij een doorverwijzing naar een psycholoog. Eén arts geeft ook aan dat de voorkeur gegeven wordt voor een verwijzing naar een psychiater die ook therapie aanbiedt, omdat dit goedkoper is dan naar een psycholoog te gaan. “Als er echt een actieve suïcidaliteit aanwezig is, dan verwijs ik da sowieso naar een psychiater.” (Huisarts 10) “Moest er nu een psychiater zijn die goed therapie geeft, dan zou ik waarschijnlijk sneller geneigd zijn om naar de psychiater door te verwijzen gewoon omdat het goedkoper is voor de mensen, omdat het terugbetaald is. Maar als dat geen issue is, dan zou ik gewoon evengoed naar de psycholoog verwijzen. Als geld geen issue is dan zou ik een psychiater echt kiezen voor mensen waar je voelt van, hm ja, het is hier gewoon enorm complex, zie ik hier niks over het hoofd?” (Huisarts 2) “Als ik er zelf geen vat op krijg, dat ik niet kan met mijn vinger erop te zetten wat er juist gaande is met die patiënt. Recidieven, ja, echt de dingen met een ethylproblematiek, echt dingen die medicamenteus zullen moeten aangepakt worden. Vooral die zaken worden dan doorverwezen naar de psychiater.” (Huisarts 11) Uit de interviews met patiënten komt naar voor dat het vaak niet duidelijk is wat het verschil tussen een psycholoog en een psychiater precies is. Een aantal patiënten geven aan dat ze liever niet bij een psychiater op consultatie zouden gaan omwille van het negatieve beeld dat dit bij hen oproept. Naar een psychiater gaan zou voor hen betekenen dat hun problematiek zeer ernstig is of dat een opname in een psychiatrische instelling nodig zou kunnen zijn. In die zin is de drempel voor de psychiater nog groter dan voor de psycholoog. “Neen naar een psychiater zou ik niet gaan, dat is meer zo voor mensen die veel pillen pakken en drinken daarop. Aja, das normaal he.” (Patiënt 7) “Eigenlijk weet ik het niet exact, ik weet het zo een beetje, maar niet om te zeggen van, het zou nu een verschil zijn of ik nu naar de psychiater of naar de psycholoog ga. Alleen vind ik dat psychiater wel zo, ik vind dat dat zo, dat woord afschrikt, ik vind gewoon, ik vind dat een vreselijk woord.” (Patiënt 6) 35 Discussie Bespreking van de Resultaten Aan de hand van een aantal vooropgestelde vragen, gingen we op zoek naar antwoorden op onze onderzoeksvraag: "Waarom komen personen met psychische problemen die bij de huisarts op consultatie komen vaak niet bij een psycholoog terecht?” Uit de antwoorden van huisartsen en patiënten kwamen verschillende thema’s naar boven die in het vorige stuk uitgebreid weorden geschetst en toegelicht. Hier willen we de bevindingen aanhalen en de terugkoppeling maken naar de literatuur. Een eerste thema dat uit het onderzoek naar voor komt is weerstand. Daaronder begrijpen we onder andere stigma, probleemerkenning en het uitstellen of niet nakomen van een afspraak met de psycholoog. Uit de literatuur wordt duidelijk dat stigma zich kan uiten in vooroordelen t.a.v. psychische hulpverlening (Biddle et al., 2007; Cullen et al., 2011; Gavin et al., 2008; Gulliver, Griffiths & Christensen, 2010; Kelleher & Stevens, 2009; McCann & Lubman, 2012; National Institute for Health and Clinical Excellence, 2012), schaamte en angst voor de reactie van anderen (Cullen et al.,2011; McCann &Lubman, 2012). Daar wordt ook duidelijk dat dit stigma op psychische hulpverlening een drempel vormt voor zowel patiënten (Cullen et al., 2011; Kelleher & Steven, 2009; McCann & Lubman, 2012) als huisartsen (De Maeseneer et al., 2009; van den Heuvel, 2010). In het huidig onderzoek komen verschillende zaken aan bod die onderliggend zijn aan stigma. Bij nader inzien zijn de meeste belemmeringen voor het terecht komen bij een psycholoog gelinkt aan stigma, al dan niet rechtstreeks. Bij de volgende thema’s die aan bod komen kan het stigma dat leeft over psychische problemen of psychologische hulpverlening meespelen. Daarbij kan een reden om niet bij de psycholoog te gaan eigenlijk mede ontstaan zijn door dit stigma. In onderstaande thema’s is het dus een mogelijkheid dat stigma mee bepaalt dat deze drempel bestaat. Een tweede thema zijn probleemgerelateerde factoren die een drempel vormen voor het consulteren van een psycholoog. Daaronder worden medicatie en de wil om eerst zelf met een probleem aan de slag te gaan als grote onderdelen gegeven. De vertrouwensband tussen een huisarts en diens patiënt, de aard van de problematiek en de ervaring met bepaalde problemen kunnen ervoor zorgen dat een huisarts of patiënt beslissen om eerst zelf aan de slag te gaan. Hier wordt in de literatuur weinig over gezegd. Uit de resultaten wordt duidelijk dat de ernst van de problematiek mee speelt in het al dan niet consulteren van of doorverwijzen naar een psycholoog. De zaken die gerelateerd zijn met de ernst van de problematiek en de eventuele medicamenteuze behandeling die reeds opgestart is, bepalen mee of een patiënt bij de psycholoog terecht komt. In de literatuur wordt hier amper iets over geschreven. Enkel Fleury et 36 al. (2012) gaven aan dat huisartsen doorverwijzen wanneer ze patiënten niet zelf kunnen behandelen door de beperkte tijd die er is binnen de artsenpraktijk, de te beperkte kennis omtrent dergelijke behandelingen, evenals de zware lasten die een dergelijke zorg met zich mee brengt. In de resultaten spreken huisartsen vooral over de aard en de ernst van de problematiek die mee bepalen of hij/zij al dan niet een patiënt gaat doorverwijzen. Praktische problemen komen als derde thema uit het onderzoek naar voor en vormen eveneens een drempel voor de toegankelijkheid van psychologen en voorzieningen voor geestelijke gezondheidszorg. Onder dit thema worden kennis over de psycholoog, kostprijs van een consultatie, wachtlijsten en afstand besproken. Onwetendheid over wat een psycholoog doet is een drempel die zowel huisartsen als patiënten aangeven. Deze bevindingen werden door Cullen et al. (2011), Fleury et al. (2012) en McCann & Lubman (2012) reeds vermeld. De hoge prijs van een consultatie zorgt ervoor dat een consultatie met een psycholoog soms wordt vermeden of uitgesteld (Beacham et al., 2012; Cullen et al., 2011; Eaton et al., 2008; Gulliver et al., 2010; Kelleher & Stevens, 2009). Momenteel zijn volop debatten bezig over terugbetaling van psychotherapie. De vraag is of het probleem opgelost zal zijn met terugbetaling? Psychologische begeleiding zal misschien wel betaalbaar zijn, terugbetaling zorgt niet noodzakelijk voor minder wachtlijsten of meer psychologen in de buurt Vaak weten artsen en patiënten niet waar ze terecht kunnen. Indien wel, dan zijn er lange wachtlijsten of is de afstand moeilijk te overbruggen. Een voorlaatste thema dat uit de resultaten naar voor komt is de voorgeschiedenis van een patiënt en de verwachting van een consultatie bij een psycholoog. Hierbij worden vroegere negatieve ervaringen en ongeloof in de psychologie als factoren gegeven. Uit het onderzoek wordt duidelijk dat de verwachtingen die een persoon heeft over psychologische hulpverlening, zowel positief als negatief, bepalen of een psycholoog geconsulteerd wordt. In de literatuur wordt duidelijk dat positieve verwachtingen over psychologische hulpverlening het gemakkelijker maken om de stap naar een psycholoog te zetten (Gulliver et al., 2010; Mechanic, 2007; Wilson & Deane, 2012). Uit de resultaten blijkt dat negatieve verwachtingen een extra drempel vormen in het zoeken van hulp bij een psycholoog. De verwachting die een patiënt heeft, beïnvloedt ook de huisarts in zijn/haar keuze om een patiënt door te verwijzen. Dit is zo omdat de verwachting die de patiënt heeft van een consultatie bij de psycholoog mede bepaalt of hij/zij al of niet open staat voor een doorverwijzing naar een psycholoog. Invloed van anderen komt als laatste thema uit de resultaten naar voor. Daaronder begrijpen we dat anderen een invloed kunnen uitoefenen op het al dan niet consulteren van een psycholoog. Daarbij kan steun uit de omgeving een grote drempel wegnemen wanneer een huisarts beslist 37 om een patiënt door te verwijzen. De invloed van personen uit de omgeving en van de huisarts komt voor uit het stigma dat bij deze personen bestaat. Personen uit de omgeving kunnen een beslissende rol spelen in het feit of een patiënt wel of niet bij een psycholoog op consultatie gaat. Het is niet evident om na te gaan wat precies maakt dat een huisarts een bepaalde patiënt gaat doorverwijzen. Alle voorgaande factoren spelen mee in de keuze van de huisarts. Deze aanpakken zou er dus toe kunnen leiden dat een huisarts een patiënt sneller gaat doorverwijzen naar een psycholoog. Daarnaast kan er in de opleiding tot huisarts dieper ingegaan worden op psychische problemen zodat huisartsen meer vertrouwd zijn met psychische problematieken voor ze in een praktijk aan de slag gaan. Het is echter ook van belang om in de opleiding tot psycholoog aandacht te hebben voor mogelijke verwijzingen van de huisarts en de samenwerking met andere professionals. Huisartsen geven aan dat het moeilijk is om feedback te krijgen over de behandeling van een patiënt bij een psycholoog, ook in de literatuur kwam dit reeds naar voor (De Maeseneer et al., 2009; Derksen & de Jong, 2011). Huisartsen zijn goed toegankelijk en bijna overal aanwezig. Psychologische hulpverlening is minder gemakkelijk toegankelijk. Kan een psycholoog beter in de praktijk van de huisarts ingekaderd worden om zo een aantal drempels te weg te nemen? Ook de vertrouwensband tussen de huisarts en zijn patiënten speelt een rol (Gulliver et al., 2010). Deze band maakt dat een patiënt zijn huisarts gaat vertrouwen en diens oordeel gaat opvolgen. Ook huisartsen en patiënten gaven dit aan in de interviews. Over een dergelijke band tussen patiënt en psycholoog werd in de inleiding van deze masterproef niet ingegaan en deze kwam in dit onderzoek amper aan bod. Enkel patiënten die reeds vertrouwd zijn met een psycholoog konden hier iets meer over vertellen. Naast de drempels die bestaan, werden uit de resultaten ook redenen aangegeven waarom patiënten wel bij een psycholoog terecht komen. De meeste van deze redenen zijn analoog aan de redenen waarom patiënten niet bij een psycholoog komen en worden niet of slechts bondig besproken. Andere redenen vragen meer toelichting of zijn volledig nieuw. Een eerste reden die patiënten kan helpen in het zetten van de stap naar een psycholoog, is de aanwezigheid van deze hulpverlener in de huisartsenpraktijk. Een aantal huisartsen uit onze steekproef werkte in een multidisciplinaire eerstelijnspraktijk of met eerstelijnspsychologen. De eerstelijnspsycholoog wordt geconsulteerd voor snelle kortdurende interventies waarbij een patiënt geholpen wordt in het zoeken naar meer gespecialiseerde hulp (Agentschap Zorg & Gezondheid, 2014; De Maeseneer et al., 2009; Derksen, 2011; Prins, Verhaak, Smit & Verheij, 2012). Een psycholoog op de eerste lijn is dan weer interessant omwille van de toegankelijkheid. Deze is vaak snel toegankelijk op dezelfde plek als de huisarts (Agentschap Zorg & Gezondheid, 2014; De Maeseneer et al., 2009). Hierdoor lijkt dit een spoor dat veel meer uitgewerkt en gevolgd kan worden. De arts en de psycholoog kunnen veel gemakkelijker de nodige info over de patiënt 38 uitwisselen wat een goede samenwerkingsband tussen de professionals in de hand kan werken. Voor de patiënten vallen drempels zoals toegankelijkheid dan weg. Een psycholoog op de huisartsenpraktijk maakt het ook mogelijk om reeds kennis te maken met de patiënt alvorens een consultatie nodig zou zijn. Daarnaast maken de complexiteit en het aanslepen van een problematiek dat de stap naar een psycholoog gezet wordt. De huisarts geeft mogelijk aan dat een bepaalde problematiek te ernstig of complex is om zelf te behandelen en stelt een doorverwijzing voor. Voor patiënten speelt de betrokkenheid van andere personen in de problematiek mee om de stap naar psychologische hulpverlening te zetten. Personen die vertrouwd zijn met psychologen, die reeds positieve ervaringen hadden en die geloven dat een psycholoog een verschil kan maken, zullen sneller geneigd zijn om de stap naar een psycholoog te zetten. Patiënten geven daarbij zelf aan dat kennis uit opleiding hierbij een grote rol speelt. Positieve ervaringen van kennissen en vrienden helpen ook bij het verlagen van de drempel. Huisartsen zullen sneller doorverwijzen als ze psychologen kennen omdat ze weten hoe deze werken en wat deze voor een patiënt kunnen betekenen. Een laatste factor die het gemakkelijker maakt om de stap naar een psycholoog te zetten is steun uit de omgeving. Dit blijkt volledig analoog aan de drempels waarbij anderen een consultatie bij de psycholoog ontmoedigen. Toch is het interessant omdat een aantal patiënten zelf aangeven dat een doorverwijzing door de huisarts echt een noodzaak zou zijn vooraleer die stap naar een psycholoog te zetten. Daarnaast is de invloed van het netwerk rondom een patiënt een belangrijke factor die doorslaggevend kan zijn. Hierdoor lijkt beeldvorming over psychische problemen een belangrijke factor te zijn Er bestaat nog steeds een vertekend beeld over psychologische hulpverlening dat op verschillende manieren kan weggewerkt worden. Kennis kan zorgen voor een zicht op wat een psycholoog doet en wat psychische problemen precies inhouden. Hierdoor kan het stigma op dergelijke problemen verminderen omdat dit niet langer iets vreemd of abnormaal is. Daarnaast zou kennis en transparantie over de sector voor meer duidelijkheid kunnen zorgen bij huisartsen en patiënten waardoor deze weten wat ze kunnen verwachten. Vaak zijn de verwachtingen gekleurd door de beeldvorming in de media. Voor media kan dus een belangrijke taak/rol weggelegd zijn. Ook onderwijs en opleiding spelen mogelijk een belangrijke rol in de beeldvorming van psychische problemen. Een juistere beeldvorming is een eerste factor die drempels zoals stigma, geloof in de psychologie, mening van anderen en onwetendheid rond psychologie in het algemeen zou kunnen wegnemen. Door psychologische problemen een plaats in de samenleving te geven en bespreekbaar te maken, kunnen mensen meer vertrouwd geraken hiermee en weten ze wel waar ze terecht kunnen en wat ze mogen verwachten. Als de beeldvorming rond psychische problemen zou veranderen, is het mogelijk dat personen in de omgeving van patiënten met psychische problemen positiever staan t.a.v. psychologische 39 hulpverlening waardoor deze sneller de stap naar een psycholoog zou zetten. Door de grote invloed van de omgeving op de patiënt lijkt de beeldvorming die er omtrent psychische problemen bestaat doorslaggevend. Huisartsen en patiënten geven aan dat ook de stap naar een psychiater niet evident is. Patiënten geven ook aan dat ze het verschil tussen een psychiater en een psycholoog niet kennen. Dit maakt dat patiënten vaak dezelfde drempels lijken te ervaren bij een verwijzing naar een psychiater als naar een psycholoog. Enkele patiënten geven wel aan dat een psychiater voor hen een negatievere connotatie heeft dan een psycholoog. Huisartsen geven aan dat de drempel op financieel vlak er niet is bij psychiaters, maar dat ze wel slechts voor bepaalde zaken bij een psychiater terecht kunnen. In de literatuur worden slechts een beperkt deel van de drempels besproken die uit het onderzoek naar voor komen. Dit onderzoek voegt dus een heel aantal zaken toe aan wat uit de literatuur en eerder onderzoek reeds geweten is. Daarnaast geeft het ons een eerste idee over hoe de situatie in België is, aangezien hier geen eerder onderzoek naar gebeurde. Deze masterproef kan mogelijk een aanzet geven tot verder onderzoek over de situatie in België. Tijdens de interviews kwam ook informatie aan bod die niet rechtstreeks met de onderzoeksvraag te maken heeft. Deze informatie omtrent samenwerking tussen huisartsen en psychologen geeft meer duiding over de informatie hierover in de literatuur en voegt een aantal bevindingen toe. De meeste patiënten gaan pas naar de huisarts als ze zelf niet met hun problemen aan de slag kunnen, daarnaast gaat een huisarts ook eerst proberen om een patiënt zelf te behandelen. Dit komt overeen met het stepped care principe. De redenen waarom een arts een patiënt zelf behandelt, zijn duidelijk niet louter om het stepped care principe te volgen. Het is soms zelfs een noodzaak omwille van de drempels ten aanzien van psychologische hulpverlening die er voor een bepaalde patiënt bestaan. Dit wordt duidelijk uit de resultaten maar komt in de literatuur niet tot uiting. Een aantal huisartsen vertelden over de samenwerkingsband met psychologen die in de huisartsenpraktijk aanwezig zijn. Deze werken dan samen op dezelfde plek en maken zo psychologische hulpverlening toegankelijk. Zoals eerder aangegeven kan dit een factor zijn om meer op in te zetten. Een laatste manier van samenwerken tussen huisartsen en psychologen, die ook in de interviews aan bod kwam, is via de eerstelijnspsycholoog. Deze is slechts op een aantal plaatsen in Vlaanderen en Brussel werkzaam (Agentschap Zorg & Gezondheid, 2014). Deze beperkte aanwezigheid van de eerstelijnspsycholoog in België werd duidelijk uit de interviews met de huisartsen. Artsen bij wie deze eerstelijnspsycholoog in de buurt gevestigd is, geven aan dat dit een meerwaarde is in hun praktijk. Anderen zeggen duidelijk dat dit een functie is die zeer gewenst is. De deelnemende huisartsen pleiten allemaal voor betere toegankelijkheid van psychologen. Daarnaast wensen ze ook meer duidelijkheid 40 over de werkwijze van een psycholoog, wat door werken in een multidisciplinair team mogelijk gemaakt wordt. De resultaten uit het onderzoek lijken de gegevens uit de literatuur te bevestigen en beter toe te lichten. Toch is het belangrijk om goed na te gaan wat ze precies inhouden. Het blijvende stigma dat effecten heeft op verschillende vlakken blijft een probleem. Hoe kan een samenleving invloed uitoefenen op het psychisch welbevinden, het omgaan met psychische problemen en de hulpverlening die rond een patiënt met psychische problemen bestaat? Na deze masterproef blijven heel wat vragen bestaan. Beperkingen van het Onderzoek In deze masterproef komt een thema aan bod dat zeer actueel is. Hoewel recent veel in de media gesproken wordt over psychische problemen in huisartsenpraktijken en consultaties bij psychologen, bleek de literatuur omtrent dit gegeven beperkt. De meeste literatuur is buitenlands en onbruikbaar voor België omdat de gezondheidszorg anders georganiseerd is. Hoewel er veel internationale literatuur bestaat over psychologische hulpverlening en huisartsen wordt niet veel gezegd over de stap van de huisarts naar de psycholoog. Dit zorgde ervoor dat het literatuurgedeelte een beknopte inleiding gaf op de onderzoeksvragen. De bedoeling was om via kwalitatief onderzoek een eerste zicht te krijgen op de situatie in Vlaanderen. De keuze voor kwalitatief onderzoek was evident door de verkennende functie van dit onderzoek. Deze masterproef wil dus geen veralgemeningen maken maar eerder een eerste verkenning zijn van het probleem rond verwijzingen naar en consultaties bij een psycholoog. De steekproef waarbij het onderzoek werd afgenomen, was beperkt tot 11 huisartsen en 11 patiënten. Het aantal huisartsen werd bepaald door saturatie. Dit wil zeggen dat tijdens de laatste interviews met huisartsen geen nieuwe informatie meer naar voor kwam. Toch is het niet onbelangrijk om rekening te houden met een mogelijke vertekening van deze groep huisartsen. Enkel huisartsen die bereid waren om deel te nemen, zijn in de studie opgenomen. Het is mogelijk dat enkel huisartsen die positief staan tegenover psychologische hulpverlening deelnamen aan de steekproef. Elke deelnemende huisarts gaf namelijk aan positief te staan tegenover psychologische hulpverlening en gaf aan dat hij/zij reeds patiënten doorverwees naar een psycholoog. Hierdoor wordt wellicht een zeer belangrijke groep van artsen niet in dit onderzoek opgenomen. Deze groep kan net belangrijk zijn om een nog beter zicht te krijgen op de redenen waarom huisartsen niet doorverwijzen. Patiënten geven aan dat de huisarts een belangrijke rol speelt in het zetten van de stap naar een psycholoog. Een aantal patiënten gaf aan 41 dat hun huisarts niet snel gaat verwijzen en gaven dit ook als reden om minder snel de stap naar een psycholoog te zetten. Bij de steekproef van patiënten werd het aantal op 11 gehouden om een evenwicht te hebben tussen het aantal huisartsen en patiënten. Is de patiëntengroep representatief of geeft deze een vertekend beeld? De groep die deelnam aan het onderzoek stond grotendeels positief tegenover psychologische hulpverlening, hierbij was er geen enkel persoon uit een lagere sociale klasse of in armoede. Deze masterproef wil slechts een idee geven van de factoren die meespelen in de praktijk. Uit dit beperkt onderzoek komen toch reeds heel wat factoren naar voor die drempels vormen ten aanzien van psychologische hulpverlening. Hierdoor kan het vernieuwend zijn om onderzoek te doen in België waarbij ook factoren zoals leeftijd, regio, sociaal-economische status en dergelijke in het onderzoek opgenomen worden. Deze uitbreiding kan meer nuances scheppen in de resultaten. Het kan ook interessant zijn om kinderen en jongeren in het onderzoek op te nemen. Een arts gaf aan dat voor deze doelgroep nog veel te weinig mogelijkheden zijn op vlak van psychische hulpverlening. Aangezien dit de volwassenen van de toekomst zijn, is dit een belangrijke groep om zorg voor te dragen. Aanbevelingen voor Verder Onderzoek Op basis van de beperkingen van het onderzoek en de vragen die naar boven komen na het bestuderen van de resultaten, kunnen we enkele interessante pistes voor verder onderzoek naar voor schuiven. Als eerste kan een uitbreiding van de steekproef en de regio waar het onderzoek gebeurt interessant zijn. Bij onderzoek in heel België kan een vergelijking gemaakt worden tussen verschillende regio’s en tussen stedelijke gebieden en platteland. Naast de doelgroep volwassenen kunnen ook kinderen en jongeren in het onderzoek opgenomen worden om te kijken wat voor hen specifiek drempels kunnen zijn in de toegang naar geestelijke gezondheidszorg of psychologie. Voor de groep professionals die bevraagd worden is het zeker een meerwaarde om naast huisartsen ook psychologen, psychiaters en andere hulpverleners die met personen met psychische problemen in contact komen, te betrekken. Een eerste aanbeveling richt zich dus vooral op het uitbreiden van de steekproef. Naast voorgaande zaken, kan het aangewezen zijn om meerdere thema’s die onderliggend aan bod komen of als vraag naar boven komen, van dichterbij te bestuderen. Een eerste thema dat niet aan bod kwam in deze masterproef maar wel een meerwaarde kan zijn, zijn de achterliggende mechanismen van het hulpverleningstraject dat een patiënt met psychische problemen doorloopt. Hoe ziet het hulpverleningstraject eruit van patiënten met psychische problemen? Wat zijn de mogelijkheden voor dergelijke patiënten en hun huisarts? Hoe spelen verschillende factoren een rol in het 42 ontstaan, omgaan met en behandelen van psychische problemen? Daarnaast is het zinvol om verschillende drempels per doelgroep en regio te vergelijken zodat daar op beleidsvlak iets mee gedaan kan worden. Vervolgens kan het nuttig zijn om verschillende opleidingen onder de loep te nemen. Daarbij kan gekeken worden hoe een basisopleiding en een meer specifieke opleiding waaronder een opleiding tot huisarts, psycholoog, sociaal werker… bijdragen tot het beeld over psychische problemen. Meer specifiek is het aangewezen om de mogelijke samenwerkingsvormen tussen huisartsen en psychologen onder de loep te nemen. Uit de resultaten en de literatuur blijkt dat deze samenwerking tussen huisarts en psychologen niet evident is (De Maeseneer et al., 2009; Derksen & de Jong, 2011). Daardoor kan het onderzoeken van moeilijkheden en mogelijkheden binnen dergelijke samenwerking tussen huisartsen en psychologen helpen om het werk van zowel huisartsen, psychologen als patiënten te vergemakkelijken. Een laatste, zeer breed domein om te onderzoeken is het beleid, de media en de samenleving. Hoe werken het beleid en de samenleving op zich drempels tot de hulpverlening in de hand? Verder onderzoek kan dan gaan over de meerwaarde die het beleid, de media en de samenleving in zijn geheel kunnen betekenen in het wegwerken van de verschillende drempels met betrekking tot psychische hulpverlening. Daarbij kan zowel gekeken worden naar het stigma, de toegang tot specifieke hulpverlening, de betaalbaarheid daarvan en de steun uit de omgeving van de personen met psychische problemen. Ook sociologisch onderzoek, los van psychologische zaken en de zaken die spelen op persoonlijk vlak bij huisartsen en patiënten, kan veel nieuwe informatie naar voor brengen. 43 Conclusie Ongeveer een vierde van alle personen wereldwijd en in België ervaart psychische problemen. De meeste personen gaan eerst naar hun huisarts en slechts een beperkt aantal van hen komt daadwerkelijk bij een psycholoog terecht. Uit de literatuur blijkt dat de samenwerking tussen psychologen en huisartsen in België nog niet goed uitgewerkt is. Toch is de situatie veel complexer dan dat. Zowel uit de literatuur als uit het onderzoek blijkt dat er nog een heel aantal drempels bestaan als het gaat over hulpverlening bij een psycholoog. Huisartsen ervaren drempels bij het doorverwijzen van patiënten. Patiënten ervaren in het algemeen heel wat moeilijkheden in het zetten van de stap naar een psycholoog. Aan de hand van interviews werd een eerste idee verkregen over de drempels die er zijn t.a.v. psychologische hulpverlening in Vlaanderen. Deze komen grotendeels overeen met de bevindingen uit de literatuur, maar bieden toch nog een uitbreiding daarvan. De belangrijkste zaken die de stap naar de psycholoog beïnvloeden zijn weerstand, praktische belemmeringen, probleemgerelateerde factoren en de invloed van anderen. Verschillende voorbeelden uit de interviews geven concreet aan welke zaken belemmerend zijn. Daarbij werden meningen van huisartsen en patiënten naast elkaar gezet. Naast drempels en belemmeringen kwam uit verschillende interviews ook naar voor wat de stap naar psychologische hulpverlening kan vergemakkelijken. Deze zaken die hulpverlening kunnen vergemakkelijken, zijn vaak factoren die de bestaande drempels wegwerken of omzeilen. In de interviews wordt ook verteld waarom doorverwijzingen en consultaties bij de psychiater moeilijk zijn en hoe dit anders is dan bij een psycholoog. Als slot wordt duidelijk dat deze eerste stand van zaken veel nieuwe vragen en bedenkingen naar voor brengt. Een grote vraag blijft hoe we meer personen een gepaste begeleiding kunnen geven. 44 Referenties Agentschap Zorg & Gezondheid, Eerstelijnspsychologische functie. Retrieved: 20 juni 2014, Retrieved from: http://www.zorg-en-gezondheid.be/Beleid/Vlaamsebevoegdheden/Eerstelijnspsychologische-functie/ American Psychiatric Association. (2000). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (4th ed., text rev.). Washington: American Psychiatric press. doi:10.1176/appi.books.9780890423349 Beacham, A.O., Herbst, A., Streitwieser, T., Scheu, E. & Sieber, W. J. (2012). Primary Care Medical Provider Attitudes Regarding Mental Health and Behavioral Medicine in Integrated and Non-integrated Primary Care Practice Settings. Journal of Clinical Psychology in Medical Settings, 19, 364-375. doi:10.1007/s10880-011-9283-y Bolton, D. (2009). What is mental disorder? Psychiatry, 8(12), 468-470. doi:10.1016.j.mppsy.2009.09.002 Bolton, D. (2010). Conceptualisation of mental disorder and its personal meanings. Journal of Mental Health, 19(4), 328-336. doi:10.3109/09638237.2010.492483 Bosmans, J. E., Schreuders, B., Smit, J. H., van Marwijk, H. W., Smit, J. H., van Oppen, P. & van Tulder M. W. (2012). Cost-effectiveness of problem-solving treatment in comparison with usual care for primary care patients with mental health problems: a randomized trial. BMC Family Practice, 13(98). doi:10.1186/1471-2296-13-98 Braun, V., & Clarke, V. (2006). Using thematic analysis in psychology. Qualitative research in psychology, 3(2), 77-101. doi:10.1191/1478088706qp063oa Cape, J., Barker C., Buszewicz, M. & Pistrang, N. (2000) General practitioner psychological management of common emotional problems (I): definitions and literature review. British Journal of General Practice, 50, 313-318. Retrieved from: ncbi.nlm.nih.gov Cape, J., Whittington, C., Buszewicz, M., Wallace, P., & Underwood, L. (2010) Brief psychological therapies for anxiety and depression in primary care: meta-analysis and meta-regression. BMC Medicine, 8 (1), 38. doi:10.1186/1741-7015-8-38 Cel Geestelijke Gezondheidszorg van de federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en leefmilieu. Retrieved: 9 mei 2013. Retrieved from:http://www.health.belgium.be/eportal/Healthcare/Specialisedcare/Mentalhealth/Pil otprojects/index.htm?fodnlang=nl#.UYemqrVSiAg Cullen, W., Broderick, N., Connoly, D. & Meagher, D. (2011). What is the role of general practice in addressing youth mental health? A discussion paper. Irish Journal of Medical Science, 181, 189-197. doi: 10.1007/s11845-011-0757-6 45 De Lepeleire, J. (2010) Actualiteit: Standpunten. De bijdrage van huisartsgeneeskunde in de geestelijke gezondheidszorg. Tijdschrift voor Geneeskunde, 66(7), 317. doi: 10.2143/TVG.66.07.2000724 De Maeseneer, J., Decroos, V., Desmyter, F., Herman, E., Vincke, A. & Wittevronger, L. (2009) Onderzoeksrapport Eerstelijnspsycholoog. Vlaams Agentschap Zorg & Gezondheid. Retrieved from: http://www.zorg-en-gezondheid.be Decoster, C. (2012). Geestelijke gezondheidszorg in België: Een nieuw model voor de toekomst. Huisarts Nu, 41(1), 10-13. Derksen, J. L. L. (2010). Geïntegreerde psychologische zorg in de eerste lijn. Bijblijven, 26(8), 33-39. doi: 10.1007/BF03090115 Derksen, J. J. L., & de Jong, M. A. (2011). Het profiel van de eerstelijnspsycholoog na dertig jaar. Huisarts en wetenschap, 54(8), 432-435. doi: 10.1007/s12445-011-0204-y Eaton, K. M., Hoge, C. W., Messer, S. C., Whitt, A. A., Cabrera, O. A., McGurk, D., Cox, A. & Castro, C. A. (2008). Prevalence of Mental Health Problems, Treatment Need, and barriers to Care among Primary Care-Seeking Spouses of Military Service Members Involved in Iraq and Afghanistan Deployments. Militairy Medicine, 173(11), 10511056. Retrieved: 8 mei 2013. Retrieved from: http://www.ingentaconnect.com/content/amsus/zmm/2008/00000173/00000011/art0001 5 Fleury, M. J., Imboua, A., Aubé, D., Farand, L., & Lambert, Y. (2012). General practitioners’ management of mental disorders: A rewarding practice with considerable obstacles. BMC Family Practice, 13(1), 19. doi:10.1186/1471-2296-13-19 Gavin, B., Cullen, W., Foley, S., McWilliams, S., Turner, N., O'Callaghan, E., & Bury, G. (2008). Integrating primary care and early intervention in psychosis services: A general practitioner perspective. Early Intervention in Psychiatry, 2(2), 103-107. doi:10.1111/j.1751-7893.2008.00065.x Gulliver, A., Griffiths, K. M. & Christensen, H. (2010). Perceived barriers and facilitators to mental health help-seeking in young people: a systematic review. BMC psychiatry, 10(1), 113. doi: 10.1186/1471-244X-10-113 Hassink-Franke, L. J., Beek, M. M., Hartman, T. C. O., van Weel, C., Lucassen, P. L. B. J. & van Weel-Baumgarten, E. M. (2011). Problem-solving treatment in general practice residency: A focus group study of registrar’s views. Patient Education and Counseling, 85(1), 106-112. doi:10.1016/j.pec.2010.07.045 van den Heuvel, E. (2010). Taakherschikking: kansen voor de eerstelijnspsychologische praktijk?.Psychopraktijk, 2(6), 32-34. doi: 10.1007/s13170-010-0092-z 46 Huibers, M. J., Beurskens, A. J. H. M., Bleijenberg, G., & Van Schayck, C. P. (2007). Psychosocial interventions by general practitioners. Cochrane Database of Systematic Reviews, 3. Retrieved from: http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1002/14651858.CD003494.pub2/pdf/standard International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems 10th Revision (ICD-10) Version for 2010 Kelleher, K. J., Stevens, J. (2009). Evolution of Child Mental Health Services in Primary Care. Academic Pediatrics, 9(7), 7-14. doi: 10.1016/j.acap.2008.11.008 Kessler, R. C., Berglund, P., Demler, O., Jin, R., Merikangas, K. R., & Walters, E. E. (2005). Lifetime prevalence and age-of-onset distributions of DSM-IV disorders in the National Comorbidity Survey Replication. Archives of general psychiatry, 62(6), 593. doi: 10.1001/archpsyc.62.6.617 Kvale & Steinar, (1996) Interviews: An Introduction to Qualitative Research Interviewing. McCann, T. V. & Lubman, D. I. (2012). Young people with depression and their experience accessing an enhanced primary care service for youth with emerging mental health problems: a qualitative study. BMC Psychiatry, 12(96). Retrieved from: http://www.biomedcentral.com/1471-244X/12/96 Miles, M. B, & Huberman, A. M. (1984). Qualitative data analysis : a sourcebook of new methods. Beverly Hills (Calif.): Sage publications. Mechanic, D. (2007). Barriers to help-seeking, detection, and adequate treatment for anxiety and mood disorders: implications for health care policy. The Journal of clinical psychiatry, 68, 20. Available from: http://www.psychiatrist.com/privatepdf/2007/v68s02/v68s0203.pdfv68s0203.pdf Morriss, R., Kai, J., Atha, C., Avery, A., Bayes, S., Franklin, M., George, T., James, M., Malins, S., McDonald, R., Patel, S., Stubley, M. & Yang, M (2012). Persistent frequent attenders in primary care: costs, reasons for attendance, organization of care and potential for cognitive behavioral therapeutic intervention. BMC Family Practice, 13(1), 39. doi:10.1186/1471)2296-13-39 National Institute for Health and Clinical Excellence (2012). Common mental health disorders: The NICE guideline on identification and pathways to care. Leicester & London, United Kingdom: The British Psychological Society and The Royal College of Psychiatrists. Available from: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK92266/ Parker, A. G., Hetrick, S. E., Jorm, A. F., Yung, A. R., McGorry, P. D., Mackinnon, A., Moller, B. & Purcell, R. (2011). The effectiveness of simple psychological and exercise 47 interventions for high prevalence mental health problems in young people: a factorial randomized controlled trial. BioMed Cental, 12(76). doi: 10.1186/1745-6215-12-76 Perring, C. (2010). Mental Illness. In E. N. Zalta, The Stanford Encyclopedia of Philosophy. Available from: http://plato.stanford.edu/archives/spr2010/entries/mental-illness/ Prins, M., Verhaak, P., Smit, D., & Verheij, R. (2012). De positie van de eerstelijnspsycholoog in de eerstelijns-ggz. Huisarts en wetenschap, 55(4), 146-150. doi: 10.1007/s12445012-0073-z Radford, S., Van Driel, M. L. & Swanton K. (2011). Improving health outcomes in young people. A holistic, team based approach. Australian Family Physician, 40(3), 153-156. Retrieved: 8 mei 2013. Retrieved from: http://hdl.handle.net/1854/LU-1865374 Roca, M., Gili, M., Garcia-Garcia, M., Salva, J., Vives, M., Garcia Campayo, J., & Comas, A. (2009). Prevalence and comorbidity of common mental disorders in primary care. Journal of affective disorders, 119(1), 52-58. doi: 10.1007/s00127-009-0056-yIntego. Results. [Data file and code book]. Retrieved: 9 mei 2013. Retrieved from: http://www.intego. be/Results/DiagnosesTot. aspx Rosendal, M., Vedsted, P., Christensen, K. S., & Moth, G. (2013). Psychological and social problems in primary care patients – general practitioners’ assessment and classification. Scandinavian Journal of Primary Health Care, 31(43), 43-49. doi: 10.3109/02813432.2012.751688 Samenwerkingsinitiatieven Eerstelijnsgezondheidszorg. (n.d.) Retrieved: 9 mei 2013. Retrieved from: http://www.vlaamsesels.be Seekles, W., van Straten, A., Beekman, A., van Marwijk, H., & Cuijpers, P. (2009). Stepped care for depression and anxiety: from primary care to specialized mental health care: a randomised controlled trial testing the effectiveness of a stepped care program among primary care patients with mood or anxiety disorders. BMC Health Services Research, 9(90). doi:10.1186/1472-6963-9-90 Sareen, J., Jagdeo, A., Cox, B., Clara, I., ten Have, M., Belik, S. L., M., de Graaf, R. & Stein, (2007). Perceived barriers to mental health service utilization in the United States, Ontario, and the Netherlands. Psychiatric Services, 58(3), 357-364. doi: 10.1176/appi.ps.58.3.357 Serrano-Blanco, A., Palao, D. J., Luciano, J. V., Pinto-Meza, A., Luján, L., Fernández, A., Roura, P., Bertsch, J., Mercader, M. & Haro, J. M. (2010). Prevalence of mental disorders in primary care: results from the diagnosis and treatment of mental disorders in primary care study (DASMAP). Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 45(2), 201-210. doi: 10.1007/s00127-009-0056-y 48 Stein, D. J., Phillips, K. A., Bolton, D., Fulford, K. W. M., Sadler, J. Z. & Kendler, K. (2010). What is a mental/psychiatric disorder? From DSM-IV to DSM-V. Psychological Medicine,40(11), 1759-1765. doi:10.1017/S0033291709992261 Uegaki, K., Bakker, I., de Bruijne, M., Heymans, M., Stalman, W., Terluin, B., van der Beek, A., van Marwijk, H. & van Mechelen W. (2009). Cost-effectiveness of a minimal intervention for stress-related sick leave in general practice: results of an economic evaluation alongside a pragmatic randomised control trial. Journal of Affective Disorders, 120(1-3), 177-187. doi: 10.1016/j.jad.2009.04.012 Van der Heyden, J., Gisle, L., Demarest, S., Drieskens, S., Hesse, E., & Tafforeau, J. (2010). Gezondheidsenquête België, 2008. Rapport I–Gezondheidstoestand. Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance, 2010; Brussel Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. Van Liew, J. R. (2012). Balancing Confidentiality and Collaboration Within Multidisciplinary Health Care Teams. Journal of Clinical Psychology in Medical Settings, 19, 411-417. doi: 10.1007/s10880-012-9333-0 Verhaak, P., Zwaanswijk, M., & ten Have, J. (2011). Psychologische interventies. Huisarts en wetenschap, 54(1), 23-28. doi: 10.1007/s12445-011-0015-1 Verhaak, P. F. M. (2011). Geestelijke gezondheidszorg in de huisartspraktijk: psychiatriseren of normaliseren?. Psychologie & gezondheid, 39(2), 94-103. doi: 10.1007/s12483-0110020-x Verhaak, P. F., van Dijk, C. E., Nuijen, J., Verheij, R. A., & Schellevis, F. G. (2012). Mental health care as delivered by Dutch general practitioners between 2004 and 2008. Scandinavian Journal of Primary Health Care, 30(3), 156-162. doi: 10.3109/02813432.2012.688707 Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. Meest voorkomende geestelijke gezondheidsproblemen in de huisartspraktijk (n.d.). Retrieved: 9 mei 2013. Retrieved from: http://www.zorg-en-gezondheid.be/Cijfers/Zorgaanbod-enverlening/Artsen/Geregistreerde-aandoeningen-in-de-Vlaamse-huisartspraktijk/ Wilson, C. J. & Deane, F. P. (2012). Brief report: Need for autonomy and other perceived barriers relating to adolescents’ intentions to seek professional mental health care. Journal of adolescence, 35(1), 233-237. doi: 10.1016/j.pec.2008.05.006 World Health Organization. (2001). The ICD-10 classification of mental and behavioral disorders: clinical descriptions and diagnostic guidelines. World Health Organization. World Health Organisation (2013). Mental Disorders. Retrieved: 9 mei 2013. Retrieved from: http://www.who.int/topics/mental_disorders/en/ 49 Zantinge, E. (2009) Drukke huisartsen houden oog voor psychische problemen. Huisarts en Wetenschap, 53(4), 193-196. Zwaansdijk, M., van Dijk, C. E. & Verheij, R. A. (2011). Child and adolescent mental health care in Dutch general practice: time trend analyses. BMC Family Practice, 12, 133. doi:10.1186/1471-2296-12-133 50 Bijlagen Bijlage 1: Informatiebrief voor de Huisartsen 51 Informatie voor de arts: Project: Masterproef: “Waarom komen patiënten die met psychische problemen bij de huisarts op consultatie komen al dan niet bij een psycholoog terecht? Visie van de arts en de patiënt.” Beschrijving en doel van het project. De dienst Psychoanalyse en Raadplegingspsychologie van de Faculteit Psychologische en Pedagogische Wetenschappen van de Universiteit Gent voert via deze masterproef een onderzoek uit naar wat voor u als patiënt de redenen zijn om al dan niet op het advies in te gaan om een psycholoog te contacteren. Daarnaast bevragen we artsen naar zaken die hen weerhouden/stimuleren om een patiënt naar een psycholoog door te verwijzen. In het kader van dit onderzoek vraag ik graag uw medewerking. Dit onderzoek kadert binnen een bredere interesse naar de samenwerking tussen artsen en psychologen. Het doel van dit onderzoek is de ervaringen en visies rond doorverwijzingen naar een psycholoog in kaart te brengen. (Dit met het oog op een beter aangepaste behandeling voor patiënten.) Hiervoor willen wij interviews afnemen van zowel artsen als patiënten. Uiteraard wordt het verzamelde interviewmateriaal als vertrouwelijk materiaal behandeld en geanonimiseerd. Wij vragen u vriendelijk of u de tijd zou willen nemen om aan een interview deel te nemen. Dit zal ongeveer een half uur van uw tijd in beslag nemen. Deze studie werd goedgekeurd door een onafhankelijke Commissie voor Medische Ethiek verbonden aan het UZ Gent en de Universiteit van Gent, en zal worden uitgevoerd volgens de richtlijnen van ICH/GCP opgesteld in de verklaring van Helsinki opgesteld ter bescherming van individuen deelnemend aan klinische studies. Deze verzameling wordt uitgevoerd onder supervisie van Prof. dr. Mattias Desmet. Toestemming en weigering Het staat u volkomen vrij om deel te nemen of niet. U kunt weigeren aan het interview deel te nemen zonder dat u hiervoor een reden moet opgeven en zonder dat dit op enigerlei wijze een invloed zal hebben op uw verdere behandeling en de relatie met de behandelende artsen. Als u toestemt, wordt u gevraagd het toestemmingsformulier te tekenen. Voordelen Deze studie biedt geen medisch of ander voordeel voor uzelf, maar de bekomen resultaten kunnen leiden tot nieuwe en meer efficiënte methodes voor de behandeling van psychische problemen bij patiënten. Kosten Uw deelname aan de studie brengt geen bijkomende kosten mee voor u, maar biedt ook geen financieel voordeel. Vertrouwelijkheid Als u akkoord gaat om aan deze studie deel te nemen, zullen uw persoonlijke en klinische gegevens tijdens deze studie worden geanonimiseerd (hierbij is er totaal geen terugkoppeling meer mogelijk naar uw persoonlijke dossier). In overeenstemming met de Belgische wet van 8 december 1992 en de Belgische wet van 22 augustus 2002, zal uw persoonlijke levenssfeer worden gerespecteerd. Als de resultaten van de studie worden gepubliceerd, zal uw anonimiteit aldus verzekerd zijn. 52 Bijlage 2: Informatiebrief voor Patiënten 53 Informatie voor de patiënt: Project: Masterproef: “Waarom komen personen met psychische problemen die bij de huisarts op consultatie komen vaak niet bij een psycholoog terecht? Een kwalitatief onderzoek naar de visie van artsen en patiënten.” Beschrijving en doel van het project. U zal binnenkort op consultatie bij uw huisarts. Daarbij zal u de vraag gesteld worden of u al dan niet bereid bent deel te nemen aan een onderzoek in het kader van de masterproef zoals hierboven aangegeven. De dienst Psychoanalyse en Raadplegingspsychologie van de Faculteit Psychologische en Pedagogische Wetenschappen van de Universiteit Gent voert via bovenstaande masterproef een onderzoek uit naar wat voor u als patiënt de redenen zijn om al dan niet op het advies in te gaan om een psycholoog te contacteren. Daarnaast bevragen we artsen naar zaken die hen weerhouden/stimuleren om een patiënt naar een psycholoog door te verwijzen. Dit onderzoek kadert binnen een bredere interesse naar de samenwerking tussen artsen en psychologen. Het doel van dit onderzoek is de ervaringen en visies rond doorverwijzingen naar een psycholoog in kaart te brengen. (Dit met het oog op een beter aangepaste behandeling voor patiënten.) Hiervoor willen wij interviews afnemen van zowel artsen als patiënten. Uiteraard wordt het verzamelde interviewmateriaal als vertrouwelijk materiaal behandeld en geanonimiseerd. Wij vragen u vriendelijk of u de tijd zou willen nemen om aan een interview deel te nemen. Dit zal ongeveer een half uur van uw tijd in beslag nemen. Deze studie werd goedgekeurd door een onafhankelijke Commissie voor Medische Ethiek verbonden aan het UZ Gent en de Universiteit van Gent, en zal worden uitgevoerd volgens de richtlijnen van ICH/GCP opgesteld in de verklaring van Helsinki opgesteld ter bescherming van individuen deelnemend aan klinische studies. Deze verzameling wordt uitgevoerd onder supervisie van Prof. dr. Mattias Desmet. Toestemming en weigering Het staat u volkomen vrij om deel te nemen of niet. U kunt weigeren aan het interview deel te nemen zonder dat u hiervoor een reden moet opgeven en zonder dat dit op enigerlei wijze een invloed zal hebben op uw verdere behandeling en de relatie met de behandelende artsen. Als u toestemt, wordt u gevraagd het toestemmingsformulier te tekenen. Voordelen Deze studie biedt geen medisch of ander voordeel voor uzelf, maar de bekomen resultaten kunnen leiden tot nieuwe en meer efficiënte methodes voor de behandeling van psychische problemen bij patiënten. Kosten Uw deelname aan de studie brengt geen bijkomende kosten mee voor u, maar biedt ook geen financieel voordeel. 54 Vertrouwelijkheid Als u akkoord gaat om aan deze studie deel te nemen, zullen uw persoonlijke en klinische gegevens tijdens deze studie worden geanonimiseerd (hierbij is er totaal geen terugkoppeling meer mogelijk naar uw persoonlijke dossier). In overeenstemming met de Belgische wet van 8 december 1992 en de Belgische wet van 22 augustus 2002, zal uw persoonlijke levenssfeer worden gerespecteerd. Als de resultaten van de studie worden gepubliceerd, zal uw anonimiteit aldus verzekerd zijn. 55 Bijlage 3: Toestemmingsverklaring Huisartsen 56 Toestemmingsverklaring Mevrouw/De Heer............................................................................................................ Adres................................................................................................................................. Stemt erin toe uit vrije wil deel te nemen aan het wetenschappelijk onderzoek. □ □ Akkoord Niet akkoord Ik verklaar hierbij op een voor mij begrijpelijke wijze mondeling en schriftelijk te zijn ingelicht over de aard, de methode en het doel van deze studies. Daarbij kreeg ik de kans om vragen te stellen en op deze heb ik een bevredigend antwoord gekregen. Ik begrijp het onderzoek waaraan men mijn gevraagd heeft deel te nemen. Ik ben er mij van bewust dat dit project ter beoordeling en controle aan het Ethisch Comité van het UZ Gent werd voorgelegd en ik deze goedkeuring niet moet beschouwen als een motivatie tot deelname aan deze studie. Ik ben ervan op de hoogte dat deelname aan deze studies geen bijkomende kosten meebrengen en dat er geen financieel voordeel aan verbonden is. De patiënt kan zich op elk moment terugtrekken tot op het ogenblik dat de gegevens in de database worden bewaard, zonder hiervoor een verklaring te hoeven afleggen en zonder dat dit op enigerlei wijze invloed zal hebben op de verdere behandeling en de relatie met de arts. Ik geef toestemming aan de onderzoekers om een audio-opname te maken van dit gesprek en om deze data op anonieme wijze te verwerken, te bewaren en te rapporteren. Deze gegevens zullen gebruikt worden voor wetenschappelijk onderzoek. Ik ben ervan op de hoogte dat ik, op aanvraag, een samenvatting van de onderzoeksbevindingen kan bekomen bij de onderzoekers. Datum:……………………. Gelezen en goedgekeurd, Dr. …………………………….. (Stempel en handtekening) 57 Bijlage 4: Toestemmingsverklaring Patiënten 58 Toestemmingsverklaring Mevrouw/De Heer............................................................................................................ Adres................................................................................................................................. Stemt erin toe uit vrije wil deel te nemen aan het wetenschappelijk onderzoek. □ Akkoord □ Niet akkoord Ik verklaar hierbij op een voor mij begrijpelijke wijze mondeling en schriftelijk te zijn ingelicht over de aard, de methode en het doel van deze studies. Daarbij kreeg ik de kans om vragen te stellen en op deze heb ik een bevredigend antwoord gekregen. Ik begrijp het onderzoek waaraan men mijn gevraagd heeft deel te nemen. Ik ben er mij van bewust dat dit project ter beoordeling en controle aan het Ethisch Comité van het UZ Gent werd voorgelegd en ik deze goedkeuring niet moet beschouwen als een motivatie tot deelname aan deze studie. Ik ben ervan op de hoogte dat deelname aan deze studies geen bijkomende kosten meebrengen en dat er geen financieel voordeel aan verbonden is. De patiënt kan zich op elk moment terugtrekken tot op het ogenblik dat de gegevens in de database worden bewaard, zonder hiervoor een verklaring te hoeven afleggen en zonder dat dit op enigerlei wijze invloed zal hebben op de verdere behandeling en de relatie met de arts. Ik geef toestemming aan de onderzoekers om een audio-opname te maken van dit gesprek en om deze data op anonieme wijze te verwerken, te bewaren en te rapporteren. Deze gegevens zullen gebruikt worden voor wetenschappelijk onderzoek. Ik ben ervan op de hoogte dat ik, op aanvraag, een samenvatting van de onderzoeksbevindingen kan bekomen bij de onderzoekers. Datum:……………………. Gelezen en goedgekeurd, Dr. …………………………….. Naam Patiënt…………………… (Stempel en handtekening) (Naam en handtekening) 59 Bijlage 5: Goedkeuring Ethisch Comité 60 61 62