Verslag bijeenkomst Duits socialisme

advertisement
Discussiebijeenkomst ‘Duits Socialisme’, 23 november 2007.
Ilse Raaijmakers
De Duitse sociaal-democratie faalde daar waar het nationaal-socialisme succes wist te boeken.
Deze stevige stelling van de socioloog Van Doorn over het Duitse socialisme kan door
sociaal-democratische
historici
niet
onbesproken
gelaten
worden.
Tijdens
een
discussiebijeenkomst, georganiseerd door de WBS-werkgroep geschiedenis, stond het
veelbesproken boek Duits Socialisme. Het falen van de sociaal-democratie en de triomf van
het nationaal-socialisme dan ook centraal. Met deze bijeenkomst luidde de werkgroep een
nieuwe start in, na een jarenlange afwezigheid.
De bijeenkomst vond plaats in de Rode Hoed te Amsterdam en werd voorgezeten door
de historicus Jacco Pekelder, tevens de nieuwe voorzitter van de werkgroep Geschiedenis. Na
een korte introductie was het woord aan Stefan Vogt. De Duitse historicus Vogt is
medewerker van het
Duitslandinstituut
Amsterdam.
Hij
heeft
zich tijdens
zijn
promotieonderzoek aan de Freie Universität Berlin met hetzelfde thema als Van Doorn
beziggehouden: de relatie tussen sociaal-democratie en nationaal-socialisme in de Weimarjaren en het Derde Rijk. Hij komt echter tot compleet andere conclusies dan Van Doorn. Zijn
betoog bevatte drie kritiekpunten op het boek.
Ten eerste levert Vogt kritiek op Van Doorns schets van de nationalistische
onderstroom in het Duitse socialisme. Vogt is het met Van Doorn eens dat deze onderstroom
bestond, maar in tegenstelling tot Van Doorn kent hij deze onderstroom een veel grotere
plaats binnen het Duitse socialisme toe. Het nationalistische socialisme, zoals Van Doorn en
Vogt de onderstroom bestempelen, genoot veel aanzien en sympathie binnen de SPD en werd
in brede partijkringen geaccepteerd. De nationalisten waren geen buitenstaanders binnen de
partij en hun invloed was dan ook niet marginaal, zoals Van Doorn het voorstelt. Sommigen
probeerden juist een conservatieve revolutie te bewerkstelligen door aansluiting te zoeken bij
andere radicale nationalistische groeperingen. Vogt verduidelijkt dit aan de hand van het
voorbeeld van de Junge Rechte. De ideeën van deze groep radicale nationalisten binnen de
SPD leken sterk op de ideeën van extreemrechtse nationalistische groeperingen, bijvoorbeeld
de idee van het ‘Führerprinzip’. Belangrijk verschil was het ontbreken van de raciale en
antisemitische opvattingen bij de Junge Rechte. Vogt laat zien dat er geen ideologische leegte
was op het gebied van nationalistisch socialisme, die de nazi’s konden opvullen, zoals Van
Doorn beweert.
De nationalistische stroming binnen het socialisme ging later niet op in het nationaalsocialisme, er kan dan ook geen sprake zijn van een continuïteit van het Duitse socialisme van
Lasalle tot aan Hitler, aldus Vogt. Dit brengt hem op zijn tweede kritiekpunt: de overschatting
van het socialistische element in het nationaal-socialisme door Van Doorn. In het boek wordt
sterk de nadruk gelegd op het socialisme binnen het nationaal-socialisme, maar Van Doorn
gaat eraan voorbij dat dit een ander soort socialisme is dan het socialisme van de SPD;
nationaal-socialisme was geen variant op het nationalistische socialisme. Vogt noemt het een
mythe om van een socialistische component in het nationaal-socialisme te spreken. De wortels
van het nationaal-socialisme lagen niet in het Duitse socialisme, maar in de twee extreme
uitersten van het politieke spectrum van de Weimar-republiek waartoe de SPD (niet meer)
behoorde. De komst van het nationaal-socialisme maakte deel uit van een meer fundamentele
en politieke ontwikkeling, namelijk de popularisering van het nationalisme.
Dit leidt tot het derde kritiekpunt: het onderbreken van een theoretische onderbouwing
in Van Doorns boek. Van Doorn geeft geen duidelijke definitie van het nationalisme, het
socialisme en het nationaal-socialisme. Zonder deze theoretische onderbouwing is het
moeilijk om te spreken van nationalistische elementen in de SPD of socialistische elementen
in de NSDAP omdat niet duidelijk is wat ermee bedoeld wordt. De connectie tussen deze
stromingen bestaat uit dezelfde intellectuele voedingsbodem waaruit ze putten: de
moderniteitcrisis, de afwijzing van rationalisme en liberalisme en de komst van het radicale
nationalisme. Vanuit deze gemeenschappelijke intellectuele achtergrond boden het
nationalistische socialisme en het nationaal-socialisme geheel verschillende remedies voor de
heersende problemen. Het nationalistische socialisme is enkel verantwoordelijk voor het
succes van de nazi’s doordat het vanuit het politieke centrum geen antwoord wist te geven op
de crisis van liberalisme en democratie. Vogt gaat tegen de totalitariteitsthese in door te
beweren dat de democratie van Weimar-Duitsland niet alleen door de politieke uitersten
omver werd geworpen, maar ook vanuit het politieke midden waartoe de SPD behoorde.
Van Doorn was wegens ziekte niet in staat om zelf zijn boek te verdedigen. Deze eer nam
Dick Pels op zich, ook al geeft hij vanuit zijn expertise commentaar op het boek. Van Doorn
dacht zelf niet meer aan het schrijven van het boek toe te komen voor zijn dood, maar Pels
heeft hem daartoe aangezet. Van Doorn droeg het boek daarom aan Pels op. Ondanks deze eer
bleek hij het boek voor deze gelegenheid pas voor het eerst helemaal gelezen te hebben.
Volgens Pels is het thema dat Van Doorn in zijn boek aansnijdt, het verband tussen
socialisme en nationaal-socialisme, niet nieuw. Aan de hand van enkele artikelen uit de jaren
tachtig, o.a. van hemzelf en van Pim Fortuyn, maakt hij dit duidelijk. Hij noemt Van Doorns
boek dan ook weinig origineel. Bovendien ontbreekt hierin een weergave van de
historiografie over dit onderwerp. Niettemin heeft Van Doorn, aldus Pels, een verdienstelijke
poging gedaan om het nationaal-socialisme te begrijpen door op de sociale elementen in de
stroming te wijzen. Pels constateert in navolging van Blom dat we in discussies over de
Tweede Wereldoorlog nog steeds in de ban van goed en fout zijn. Ook is er een groot verschil
tussen het wetenschappelijke en het maatschappelijke debat. In laatstgenoemde heerst nog
steeds taboe op het zich positief uiten over het fascisme, maar volgens Pels is het van belang
het nationaal-socialisme dichter naar ons toe te halen om het te begrijpen, zonder het daarbij
meteen te veroordelen. We zullen moeten inzien dat het fascisme – Pels wisselt de term
willekeurig af met het nationaal-socialisme – wortelt in de Westerse cultuur. In dit licht
bezien vindt hij het ook tijd worden dat er gediscussieerd wordt over de NSB als een
authentiek Nederlandse beweging. Overigens ontkomt Van Doorn zelf niet aan de ban van
goed en fout, zoals uit de titel van zijn boek blijkt. Volgens Pels ligt daar een schuldvraag in
verborgen. In het boek maakt Van Doorn indirect verschillende verwijten aan het adres van de
sociaal-democraten, maar Pels vraagt zich af wat ze nou te verwijten valt: had de SPD het
nationalisme moeten omarmen of een autoritaire vorm van het socialisme? Had de SPD de
socialistische revolutie in 1918 moeten doorzetten? Of had de SPD simpelweg jonger moeten
zijn, aangezien dit een verklaring voor de triomf van de nationaal-socialisten is? Uit deze
verwijten wordt in ieder geval duidelijk dat Van Doorn een sympathie heeft voor een
geciviliseerde vorm van nationalisme of patriottisme, daar maakt hij geen duidelijk
onderscheid tussen. Jacco Pekelder - voorzitter van de WBS-werkgroep Geschiedenis - merkt
op dat deze unfaire verwijten misschien voortkomen uit Van Doorns conservatieve en
pessimistische mensbeeld.
Ondanks deze kritiek onderschrijft Pels de centrale these van Van Doorn. Er is een
unheimische familieverwantschap tussen sociaal-democratie en nationaal-socialisme. Anders
dan Vogt ziet hij een direct verband tussen beide stromingen en is hij niet van mening dat Van
Doorn de socialistische component in het nationaal-socialisme overschat. Het fascisme en
nationaal-socialisme wisten fatale lacunes in het liberalisme en marxisme te traceren. NaziDuitsland was een dynamische, moderne staat die diepe sporen heeft nagelaten in de
naoorlogse tijd, niet in de laatste plaats op het gebied van sociale wetgeving en de vorming
van de verzorgingsstaat. Het dynamische en moderne karakter wordt onderstreept door de
meritocratie en het leidende beginsel van het Führerprincipe. Deze stelling veroorzaakt veel
discussie. Het feit dat er gelijkenissen tussen beide stromingen bestaan, wil nog niet zeggen
dat er een familieverwantschap is. Ontbreekt hier niet een politieke waterscheiding tussen
democratisch en ondemocratisch socialisme?
Of is
het
voor sociaal-democraten
ongemakkelijk om deze verwantschap onder ogen te zien? De gemoederen lopen nog verder
op als het over antisemitisme binnen de sociaal-democratie en het nationaal-socialisme gaat.
Dit thema wordt door Van Doorn niet aangesneden, wat door de zaal als een lacune wordt
beschouwd. Was het antisemitisme verantwoordelijk voor de werfkracht van de NSDAP,
zoals Vogt beweert, of dichten we het fenomeen achteraf een te grote rol toe omdat we weten
waartoe het heeft geleid, zoals Thomas von der Dunk stelt. Een andere lacune is Van Doorns
schets van de instabiele Weimar Republiek. Van Doorn laat het na om de intellectuele
voedingsbodem van de partijen te belichtten, en ook wijst hij niet op de grote stabiliteit in de
grootste deelstaat Pruisen. Sterker nog, als we Vogt mogen geloven was de SDP een van de
grootste stabiele factoren tijdens de Weimar Republiek, die de democratie wèl aanvaardde.
Andere instabiele factoren zoals de afkeer voor de democratie in brede kringen, waren in veel
belangrijker mate verantwoordelijk voor de triomf van de NSDAP, dan de sociaal-democratie
was. Met deze geruststellende woorden werd de eerste bijeenkomst afgesloten.
Download