beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes

advertisement
BEWEEGRICHTLIJN BIJ OVERGEWICHT, OBESITAS,
PREDIABETES EN DIABETES MELLITUS TYPE 2
© Copyright Fit!vak
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk,
fotokopie, microfilm, geluidsband, elektronisch of op welke andere wijze dan ook en evenmin in een
retrieval systeem worden opgeslagen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Fit!vak. Met
uitzondering de leden van Fit!vak.
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
Inhoudsopgave
1
Inleiding ........................................................................................................................... 4
1.1
Overgewicht, obesitas en diabetes mellitus type 2 (DMII) ................................................................... 5
1.1.1
1.1.2
1.1.3
1.1.4
Ontstaanswijze ...........................................................................................................................................5
Voorkomen van overgewicht, obesitas en diabetes mellitus type 2 ..........................................................5
Symptomatologie en klachtenpatroon .......................................................................................................5
Diagnose .....................................................................................................................................................5
1.2
Behandeling van overgewicht, obesitas en diabetes mellitus type 2 ................................................... 6
1.2.1
1.2.2
1.2.3
1.2.4
Rol van beweging bij overgewicht, obesitas en diabetes mellitus type 2 ..................................................7
Rol van voeding bij overgewicht, obesitas en diabetes mellitus type 2 .....................................................7
Medicatie ....................................................................................................................................................7
Prognose .....................................................................................................................................................8
2
Intake ............................................................................................................................... 9
2.1
Zelfstandige instroom of multidisciplinaire zorg .................................................................................. 9
2.2
Inhoud intake ...................................................................................................................................... 9
2.3
Testen van lichaamssamenstelling, uithoudingsvermogen en kracht ................................................ 10
3
Leefstijlinterventies .........................................................................................................11
3.1
Trainingsprogramma ......................................................................................................................... 11
3.1.1
3.1.2
3.1.3
Duurtraining .............................................................................................................................................11
Krachttraining ...........................................................................................................................................11
Niet trainen en de training afbreken ........................................................................................................12
3.2
Voeding ............................................................................................................................................. 13
3.2.1
3.2.2
3.2.3
Verantwoorde voeding .............................................................................................................................13
Preventie van hypoglykemie ....................................................................................................................13
Hyperglykemie ..........................................................................................................................................14
3.3
Differentiatie naar verschillende groepen ......................................................................................... 14
4
Aanbevelingen en conclusie .............................................................................................16
Literatuur
............................................................................................................................... 17
Bijlage I
Competenties bewegingsdeskundige ....................................................................... 19
Bijlage II
Physical Activity Readiness Questionairre (PAR-Q) ................................................... 22
Bijlage III
Intake ..................................................................................................................... 23
Bijlage IV
Protocol BMI ........................................................................................................... 29
Bijlage V
Protocol middelomtrek............................................................................................ 30
Bijlage VI
Protocol Steep Ramp test ........................................................................................ 31
Bijlage VII
Logboek .................................................................................................................. 32
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
3
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
1
Inleiding
In 2009 heeft Fit!vak vanuit haar kernactiviteit (borging van kwaliteit van de fitnessbranche) besloten om de
beweegadviezen aan mensen met chronische aandoeningen te professionaliseren. Om de beweegadviezen te
professionaliseren moet er gestreefd worden naar een beweegrichtlijn waarop de bewegingsdeskundige zijn
adviezen kan baseren. Net zoals de KNGF-standaard, beweeginterventie diabetes mellitus type 2 is ook dit
beweegrichtlijn gebaseerd op de door TNO ontwikkelde beweegprogramma’s. De beweegprogramma’s zijn
niet volledig opgenomen. Waar in de beweegprogramma’s per specifieke klantengroep een beweegprogramma
is ontwikkeld, is in deze beweegrichtlijn juist gekozen voor een concept waarop de bewegingsdeskundige zijn
adviezen kan baseren met inachtneming van de specifieke kenmerken van elke klant.
De beweegrichtlijn wordt gebruikt als basis van de bewegingsdeskundige voor het ontwikkelen van een
beweegadvies voor de klant. Deze beweegrichtlijn geeft achtergrondinformatie over de effecten van bewegen
op de aandoening en de plaats die de bewegingsdeskundige daarbij kan innemen. Om op basis van deze
richtlijn beweegadviezen te geven, is het nodig te beschikken over specifieke aanvullende competenties (zie
bijlage I).
Deze richtlijn is gericht op klanten met overgewicht, obesitas en/of diabetes mellitus type 2 (DMII). Bij klanten
wordt gestreefd naar het behalen en/of in stand houden van de beweegnormen, het verhogen van de
algemene fitheid en het reduceren van de vetmassa om zo het risico op beïnvloedbare risicofactoren te
bestrijden.
Gedragsmatige en psychologische aspecten zijn uiteraard van het grootste belang om mensen in beweging te
brengen. Er is echter bewust gekozen om in dit document de nadruk te leggen op de fysiologische effecten van
inspanning en voeding op de gezondheid.
In hoofdstuk 1 wordt aandacht besteed aan eigenschappen, kenmerken, gezondheidsrisico’s, behandeling en
prognose die samenhangen met overgewicht, obesitas en DMII. In hoofdstuk 2 komt de intake aan bod en in
hoofdstuk 3 wordt ingegaan op leefstijlinterventies. Tot slot worden in hoofdstuk 4 aanbevelingen gedaan en
conclusies getrokken.
I
II
III
T. Maas , H. Smid , J. Hermans , M. Stegeman
IV
I Drs. T. Maas, sportdiëtist, fysiotherapeut, bewegingswetenschapper, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Instituut voor
Sport en Bewegingsstudies
II Drs. H.E.C. Smid, Sportarts, Vereniging voor Sportgeneeskunde (VSG)
III Drs. J. Hermans, sportdiëtist, gezondheidswetenschapper, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Instituut voor Sport en
Bewegingsstudies
IV Drs. M. Stegeman, Msc. Physical Activity and Health, fysiotherapeut, KennisPraktijk FysioGym
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
4
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
1.1
Overgewicht, obesitas en diabetes mellitus type 2 (DMII)
1.1.1 Ontstaanswijze
Overgewicht (BMI (Body Mass Index) >25<30) en obesitas (BMI>30) ontstaan wanneer de energie-inname
groter is dan het energiegebruik (RIVM). Er is overtuigend bewijs dat omgevingsfactoren een belangrijke rol
spelen in de ontwikkeling van overgewicht en obesitas. Een omgeving die uitnodigt tot veel en energierijk eten
en weinig fysieke activiteit (een zogenaamde obesogene omgeving) stimuleert de ontwikkeling van
overgewicht en obesitas (RIVM).
Overgewicht, obesitas, een abdominale vetverdeling, inactiviteit, een voeding rijk aan verzadigd vet en leeftijd
spelen naast erfelijke aanleg een belangrijke rol in de ontwikkeling van diabetes mellitus type 2 (RIVM).
Fysiologisch hebben overgewicht en obesitas een verminderde gevoeligheid van spier-, lever- en vetweefsel
voor insuline en een verminderde productie van insuline door de alvleesklier tot gevolg (Ross R, Després JP.
2009). In het begin wordt de verminderde gevoeligheid van de weefsels voor insuline gecompenseerd met een
grotere afgifte van insuline door de pancreas. Uiteindelijk produceert de pancreas onvoldoende insuline om de
bloedglucosespiegel binnen normale grenzen te houden en spreekt men van DMII.
Overgewicht en obesitas kennen een sterke relatie met de ontwikkeling van verschillende aandoeningen, zoals
gewrichtsaandoeningen, hart- en vaatziekten, galblaas- en ademhalingsproblemen, bepaalde vormen van
kanker, de psychische gezondheid en met name DMII (RIVM).
De mate van overgewicht is een belangrijke risicofactor in het ontwikkelen van DMII. Mensen met een BMI
groter dan 30 hebben 5-12 keer meer kans op het ontwikkelen van DMII (RIVM).
Bij DMII ontstaan door te hoge bloedglucosespiegels en een afwijkende vetstofwisseling schade aan kleine en
grote bloedvaten en zenuwcellen. Deze schade geeft aanleiding tot hart- en vaatziekten, diabetische
retinopathie, blindheid, nefropathie en perifere en autonome neuropathie (RIVM). DMII heeft een sluipend
beloop. Hierdoor kunnen complicaties al langdurig aanwezig zijn, voordat iemand met DMII wordt
gediagnosticeerd. Op het moment van de diagnose hebben 3-50% van de patiënten al complicaties
(Spijkerman, 2003).
1.1.2 Voorkomen van overgewicht, obesitas en diabetes mellitus type 2
In 2009 had 47% van de Nederlandse bevolking ouder dan 20 jaar een BMI groter dan 25. Een te hoog
lichaamsgewicht komt vaker voor bij mannen (53%) dan bij vrouwen (42%). Matig overgewicht (BMI 25,0-29,9
2
kg/m ) komt vaker voor bij mannen (42%) dan bij vrouwen (30%). Ernstig overgewicht ook wel obesitas
2
(BMI >=30 kg/m ) genoemd, komt echter vaker voor bij vrouwen (13%) dan bij mannen (11%) (RIVM).
Op 1 januari 2007 waren er 668.000 mensen met DMII. Op 31 december 2007 zijn er ruim 70.000 mensen met
DMII bijgekomen. Op 31 december 2007 waren er dus 740.000 mensen waarbij DMII gediagnosticeerd is
(RIVM).
1.1.3 Symptomatologie en klachtenpatroon
Overgewicht en obesitas kennen naast een afwijkend lichaamsgewicht en lichaamssamenstelling geen
symptomen. De belangrijkste klachten ten gevolge van overgewicht en obesitas zijn rug- en gewrichtspijn,
slaapapneu, vermoeidheid en onvruchtbaarheid. Ook depressiviteit is gerelateerd met overgewicht en
obesitas.
De symptomen en klachten van DMII zijn naast zwakheid, vermoeidheid en lusteloosheid, ook wazig zien,
gewichtsverlies, meer eetlust en dorst, meer aandrang om veel en frequent te plassen en een grotere kans op
schimmelinfecties van de primaire geslachtsorganen en huid.
1.1.4 Diagnose
Er is sprake van matig overgewicht wanneer de BMI groter is dan 25 en kleiner is dan 30 (zie tabel 1). Er is
sprake van ernstig overgewicht (obesitas) wanneer de BMI groter is dan 30 (zie tabel 1).
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
5
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
Tabel 1: Internationale categorieën in lichaamsgewicht voor volwassenen: normaal gewicht, overgewicht en ernstig
overgewicht (obesitas) naar BMI (Bron: WHO, 2006i).
2
Categorie
BMI (kg/m ) Grenswaarden
Normaal gewicht
Overgewicht
(matig overgewicht)
Ernstig overgewicht
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
18,50-24,99
≥25
25,0-29,99
≥30
30,0-34,9
35,0-39,9
≥40
De BMI geeft aan of er sprake is van overgewicht. De BMI geeft echter niet aan hoe het vet verdeeld is en wat
de lichaamssamenstelling is. De buikomvang geeft een goede indicatie van de hoeveelheid abdominaal vet en
totaal vet. Een buikomvang kleiner dan 94 centimeter voor mannen en 80 centimeter voor vrouwen wordt als
normaal beschouwd. Een buikomvang gelijk of groter dan 102 centimeter voor mannen en 88 centimeter voor
vrouwen is een goede indicatie voor een abdominale vetopslag. Bij mensen ouder dan 70 jaar heeft het meten
van de buikomvang de voorkeur boven het bepalen van de BMI (RIVM).
De diagnose DM wordt vermoed op basis van eerder genoemde symptomen en klachten en wordt door de arts
gesteld. Aanvullend kunnen de nuchtere bloed- of plasmaglucosewaarden worden geprikt. Wanneer op twee
afzonderlijke metingen de glucosewaarde in capillair volbloed hoger is dan 6,0 mmol/l of in bloedplasma hoger
is dan 6,9 mmol/l, dan is er sprake van DM. Van prediabetes ook wel intermediaire hyperglykemie genoemd, is
sprake wanneer de glucosewaarde in capillair volbloed tussen de 5,6 en 6,0 mmol/l ligt en in veneus plasma
tussen de 6,1 en 6,9 mmol/l ligt (WHO/IDF). Verder inventariseert de arts, naast de glucosewaarden, ook
eventuele risicofactoren (DMII in de familie, hoge bloeddruk en/of hart- en vaatziekten, zwangerschapsdiabetes, gestoorde vetstofwisseling, overgewicht en etnische belasting).
1.2
Behandeling van overgewicht, obesitas en diabetes mellitus type 2
De behandeling van klanten met overgewicht en obesitas richt zich in het algemeen op het reduceren van het
lichaamsgewicht. Deze gewichtsreductie dient bij voorkeur gepaard te gaan met een afname van abdominale
vetmassa en een gelijk blijven (of in sommige gevallen zelfs een toename) van de totale spiermassa. Een matig
gewichtsverlies van 5% geeft al sterke verbetering van het risicoprofiel. Bij overgewicht en obesitas wordt
gestreefd naar een gewichtsverlies van 0,5 tot 1,0 kg per week, wat praktisch neerkomt op een calorisch
deficiet van 500 tot 1000 kcal per dag. Een matig energetisch deficiet van 500 tot 1000 kcal per dag zorgt voor
een relatief groter verlies van vetmassa, dan crashdiëten waarbij het energetisch deficiet groter is dan
1000 kcal per dag. Deze zogenaamde crashdiëten zorgen voor een relatief groter verlies van vetvrije massa en
kan een slechte voedingstoestand tot gevolg hebben (Golay A, et al).
De behandeling van DMII is erop gericht de bloedglucosewaarden te normaliseren (tussen de 4 en 8 mmol/l).
Ook moet de patiënt met DMII streven naar een HbA1c onder de 53 mmol/mol (voorheen HbA1c kleiner dan
7,0 procent). Naast een normalisatie van de bloedglucosewaarden wordt ook een normalisatie van de
vetstofwisseling en het lichaamsgewicht nagestreefd. Nuchtere bloedglucosewaarde en na 2 uur na de
maaltijd, totaal HbA1c, cholesterol- en vetspectrum en bloeddruk zijn belangrijke indicatoren voor de
diabetesregulatie. Bloedglucosewaarden, HbA1c, cholesterol- en bloedlipidenwaarden en bloeddruk zijn
belangrijke parameters die verbeteren bij een betere en gezondere leefstijl. Bovengenoemde parameters zijn
echter niet de zaken waar de bewegingsdeskundige zich primair op moet richten. Aeroob
uithoudingsvermogen, spierkracht en uiteindelijk middelomtrek en lichaamsgewicht zijn de parameters waar
de klant zich, in samenspraak met de bewegingsdeskundige, op moet richten. Verbetering van het aerobe
uithoudingsvermogen en spierkracht, zonder gewichtsverlies geeft al een forse reductie van het risico op harten vaatziekten bij mensen met overgewicht en DMII. Wanneer verbetering van het aerobe
uithoudingsvermogen en spierkracht gepaard gaan met een daling van de middelomtrek en lichaamsgewicht,
neemt het risico op het krijgen van hart- en vaatziekten nog verder af.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
6
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
1.2.1 Rol van beweging bij overgewicht, obesitas en diabetes mellitus type 2
Inactiviteit is een van de belangrijkste oorzaken van overgewicht en obesitas in de Westerse wereld. Te weinig
lichamelijke activiteit is net zo belangrijk in de ontwikkeling van een ongezond gewicht als een te grote energieinname. Lichamelijke activiteit is dus een onmisbaar onderdeel van programma’s gericht op gewichtsreductie.
In Nederland geldt voor elke volwassene dat deze minimaal dagelijks 30 minuten matig intensief moet
bewegen om aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) te voldoen (rijksoverheid). Matig intensief
bewegen betekent lichamelijke inspanning van minimaal 3 tot maximaal 6 metabolic equivalents (MET’s).
1 MET wordt gelijkgesteld aan rustmetabolisme en staat voor 3,5ml O 2 opname/kilogram
lichaamsgewicht/minuut (BE Ainsworth, Haskell WL et. al.). 3 tot 6 MET staat gelijk aan rustig tot stevig
wandelen of fietsen met een snelheid van 8 tot 16 km per uur (BE Ainsworth, Haskell WL). Bij mensen met
overgewicht en obesitas wordt geadviseerd om dagelijks minimaal 60 minuten matig actief te zijn. In het
dagelijks leven kan een actieve leefstijl bereikt worden door in theorie eenvoudige aanpassingen van de
leefstijl, bijvoorbeeld door de fiets te nemen wanneer een boodschap gedaan moet worden, de trap in plaats
van lift of roltrap te pakken, dagelijks met de lunch te gaan wandelen. In de praktijk blijkt aanpassing van de
leefstijl echter minder eenvoudig en spelen naast mogelijke fysieke beperkingen ook psychosociale factoren
een rol. Frequente lichamelijke activiteit zal afhankelijk van intensiteit, frequentie van lichamelijke activiteit en
aanvangsconditie de zuurstofopname en spierkracht vergroten en een verbetering geven van coördinatie en
lichaamssamenstelling. Verder neemt door regelmatige fysieke activiteit het risico op het krijgen van
aandoeningen genoemd in paragraaf 1.1.1 sterk af.
Naast alle positieve effecten die hierboven zijn genoemd heeft bewegen bij mensen met DMII een gunstige
invloed op het beloop van de ziekte. Het is bekend dat verbetering van de lichaamssamenstelling (BH
Goodpaster, Kelley DE et. al) en meer lichaamsbeweging (EJ Henriksen) effectief zijn om de
insulinegevoeligheid te vergroten.
Als toevoeging op de NNGB is het in navolging van de richtlijnen vanuit de ACSM (American College of Sports
Medicine) ook aan te bevelen om meer intensieve bewegingsvormen te kiezen. Te denken valt dan aan de
Fitnorm en de Spiernorm. Dit komt neer op minimaal 2 keer per week 1 uur intervaltraining en krachttraining
(de 'Fitnorm' en de 'Spiernorm').
In hoofdstuk 3 wordt specifiek ingegaan op de effecten van duur- en krachttraining bij overgewicht, obesitas en
DMII.
1.2.2 Rol van voeding bij overgewicht, obesitas en diabetes mellitus type 2
Naast fysieke activiteit is een beperking van de energie-inname effectief om de vetmassa te reduceren. Een
verlaagde energie-inname heeft volgens de eerste wet van de thermodynamica gewichtsverlies tot gevolg. De
dieetkenmerken bij behandeling van mensen met een te hoog gewicht bestaan uit een matige
energiebeperking, een regelmatig eetpatroon, gebruik van voeding met minder energiedichte producten (chips,
chocolade, frites, frikadellen etc.) en een kleinere consumptie van vloeibare koolhydraten (frisdrank en
vruchtensappen) (BJ van Wezel).
DMII verstoort de koolhydraat- en vetstofwisseling. Naast fysieke activiteit kan een gezond voedingspatroon de
koolhydraat- en vetstofwisseling normaliseren. De dieetdoelstellingen bij mensen met DMII zijn het
normaliseren van de bloedglucosewaarden en het vetspectrum, preventie van aan diabetes gerelateerde
complicaties en handhaven of normaliseren van het lichaamsgewicht (E Aslander-van Vliet). Het is belangrijk
om te weten dat aan diabetes geen speciale aandacht hoeft worden besteed. Suikerconsumptie is geen
oorzaak voor de ontwikkeling en verergering van DMII (artsenwijzer). De bewegingsdeskundige heeft een rol in
het onder de aandacht brengen van een gezond eetpatroon. De diëtist kan een belangrijke rol spelen in de
dieetbehandeling van klanten met een ongezond gewicht en/of DMII.
1.2.3 Medicatie
Wanneer serieuze leefstijlinterventies leiden tot een te beperkt gewichtsverlies (minder dan 5% in 1 jaar), dan
kan de arts bij ernstig overgewicht niveau 2 of bij ernstig overgewicht niveau 1, waarbij er sprake is van
comorbiditeit (DMII, hypertensie, cardiovasculaire aandoeningen, dyslipidemie, artrose en slaapapneu),
medicatie inzetten (CBO). Deze medicatie is ter ondersteuning en niet ter vervanging van leefstijlinterventies
(CBO). Medicamenteuze ondersteuning kan leiden tot bijwerkingen (CBO).
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
7
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
Naast leefstijlinterventies kan de arts, praktijkondersteuner en/of diabetesverpleegkundige overwegen om
medicatie in te zetten bij mensen met DMII. De keuze om medicatie in te zetten bij mensen met DMII is
afhankelijk van de ernst van de ziekte en de aanwezigheid van complicaties. Aanvankelijk volstaan naast
leefstijlinterventies orale bloedglucoseverlagende middelen. Wanneer de bloedglucosewaarde slecht te
reguleren is, wordt insuline ingezet. De toedieningsvorm en werkingsduur zijn afhankelijk van de soort insuline.
Naast orale bloedglucoseverlagende middelen en insuline gebruiken mensen met DMII vaak ook medicatie die
het risico hart- en vaatziekten verlagen (NHG).
1.2.4 Prognose
Mensen met ernstig overgewicht sterven gemiddeld 3 jaar eerder, dan mensen zonder overgewicht. In totaal is
ernstig overgewicht de oorzaak voor 5% van alle sterfgevallen (RIVM). Verder zullen mensen met ernstig
overgewicht minder jaren in goede gezondheid doormaken, omdat chronische ziekten en aandoeningen eerder
optreden. Mensen met ernstig overgewicht verliezen ruim 5 jaar aan gezonde levensverwachting (RIVM).
Het totaal aantal sterfgevallen waarvan DMII de primaire of secundaire doodsoorzaak is, bedroeg in 2007
10.811. Dit is 8,1% van het totaal aantal sterfgevallen in 2007. Hoogstwaarschijnlijk is dit een onderschatting
(RIVM). Verder blijkt dat oudere mensen (ouder dan 55 jaar) met DMII een ruim twee keer grotere kans
hebben om binnen 8 jaar te overlijden, dan mensen zonder DMII (RIVM). Regelmatige fysieke activiteit
onafhankelijk van gewichtsverlies kan echter het risico op hart- en vaatziekten met 30-50% verlagen (SFE Praet,
Uden C van et al).
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
8
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
2
Intake
2.1
Zelfstandige instroom of multidisciplinaire zorg
Voor training van mensen met overgewicht of obesitas zonder comorbiditeit is samenwerking met andere
disciplines niet strikt noodzakelijk. Voor klanten met overgewicht of obesitas geldt echter wel dat
multidisciplinaire interventies effectiever zijn en de voorkeur verdienen boven monodisciplinaire
trainingsprogramma’s. Samenwerking met fysiotherapeut, diëtist, diabetesverpleegkundige en/of
praktijkondersteuner is noodzakelijk in het begeleiden van klanten met DMII.
De intake kan alleen worden afgenomen door bewegingsdeskundigen met voldoende kennis en vaardigheden
voor trainingsprogramma’s (SFE Praet, Uden C van et al). Tijdens de intake beoordeelt de bewegingsdeskundige
of de klant kan deelnemen aan een trainingsprogramma. Het is belangrijk dat de klant gegevens bij de hand
heeft die inzicht geven over diens belastbaarheid. Wanneer blijkt dat klanten niet kunnen deelnemen binnen
een beweegprogramma, dan dient de klant (terug)verwezen te worden naar de (behandelend) arts en een
fysiotherapeut gespecialiseerd in het behandelen van klanten met overgewicht, obesitas en/of DMII.
Helaas zijn er geen concrete landelijke of internationale richtlijnen voor exclusiecriteria (uitsluitingscriteria) van
diabetespatiënten voor bewegingsprogramma's. Uitsluiting dient dan ook op individuele basis te geschieden,
uiteraard het liefst in overleg met behandelaars uit het zorgcircuit. Ideaal zou het zijn als een fitnesscentrum
lokaal of regionaal concrete afspraken kan maken met professionals uit een gezondheidscentrum of ziekenhuis,
bijvoorbeeld: huisarts, specialist, praktijkondersteuner of diabetesverpleegkundige.
Exclusiecriteria die dan lokaal in overleg geformuleerd kunnen worden, begeven zich op de volgende terreinen:
Medische exclusiecriteria: dit betreft alle patiënten (klanten) waarover niet met voldoende zekerheid of
autoriteit gezegd kan worden dat hun chronische ziekte een stabiel verloop heeft.
Fysieke exclusiecriteria: dit betreft alle patiënten (klanten), met dermate grote fysieke beperkingen dat
enig trainingseffect redelijkerwijs niet haalbaar lijkt.
Mentale exclusiecriteria: dit betreft patiënten (klanten) met onvoldoende motivatie of een psychologisch
dan wel psychiatrisch disfunctioneren.
Naast deze exclusiecriteria kunnen er in individuele gevallen specifieke voorzorgsmaatregelen bij intensieve
fysieke training noodzakelijk zijn. Overleg met behandelend arts, psycholoog/maatschappelijk werker,
diabetesverpleegkundige en/of praktijkondersteuner en/of de fysiotherapeut gespecialiseerd in training bij
DMII is dan noodzakelijk.
2.2
Inhoud intake
Tijdens het gesprek met de klant met overgewicht of obesitas gaat de bewegingsdeskundige in op de motivatie
van de klant en de eventuele (medische, fysieke en mentale) beperkingen. Vervolgens maakt de
bewegingsdeskundige een inventarisatie en analyse van het huidige beweegpatroon van de klant. Ook is het
belangrijk dat de bewegingsdeskundige de PAR-Q afneemt om te bepalen of er contra-indicaties zijn. Ook
verricht de bewegingsdeskundige een aantal tests om een inschatting te maken van de lichaamssamenstelling,
uithoudingsvermogen en kracht.
Naast alle bovengenoemde punten inventariseert de bewegingsdeskundige bij de klant met DMII ook de
contra-indicaties (zie paragraaf 2.1) die deelname aan een trainingsprogramma onmogelijk maken. Ook
inventariseert de bewegingsdeskundige de kennis over de ziekte en het vermogen van de klant met DMII om
een hypoglykemie te herkennen en de acties die hierbij genomen moeten worden. In het kader van deze
punten is het verder belangrijk dat de bewegingsdeskundige bepaalt of de klant met DMII in staat is om de
bloedglucose adequaat te controleren en de relatie tussen inspanning en veranderingen in de bloedglucose
begrijpt. Wanneer de bewegingsdeskundige de klant ongeschikt acht om deel te nemen aan een
trainingsprogramma of aanvullende gegevens nodig zijn, dient de klant (terug)verwezen te worden naar de
(behandelend) arts, diabetesverpleegkundige en/of praktijkondersteuner. Wanneer de klant geschikt is om
deel te nemen aan een trainingsprogramma (zowel binnen als buiten de muren van het sportcentrum)
inventariseert de bewegingsdeskundige de persoonlijke doelen, beweegvoorkeuren en beweegervaring (bijlage
III). Hierbij is het belangrijk dat de bewegingsdeskundige aanstuurt op realistische doelen en dat de doelen
betrekking hebben op het verbeteren van het aerobe uithoudingsvermogen en spierkracht. Deze doelstellingen
kunnen vertaald worden naar in het dagelijks leven meetbare parameters.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
9
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
Voorbeelden hiervan zijn meer trappen kunnen lopen, met de fiets boodschappen kunnen doen, langer
tuinieren, boodschappen kunnen tillen. Naast het bepalen van de persoonlijke doelen, beweegvoorkeuren en
beweegervaring van de klant, gaat de bewegingsdeskundige in op het behalen van de beweegnormen, klachten
en symptomen, ervaren drempels en barrières, de Specific Activity Scale, beweegangst, het stadium
gedragsverandering en zelfeffectiviteit (bijlage III).
2.3
Testen van lichaamssamenstelling, uithoudingsvermogen en kracht
Het is van groot belang dat elke klant op dezelfde manier wordt getest, omdat anders de normtabellen en
adviezen niet goed toegepast kunnen worden. Op basis van de verkregen testresultaten kan een op maat
gesneden trainingsprogramma worden samengesteld. De BMI (bijlage IV) en de middelomtrek (bijlage V) zijn
geschikte methoden om een inschatting te maken van de lichaamssamenstelling (RIVM). Het bepalen van de
lichaamssamenstelling op basis van de dikte van de huidplooien is niet per se nodig om een goede inschatting
van de lichaamssamenstelling te maken.
Het aerobe uithoudingsvermogen wordt bepaald door de maximale zuurstofopname per kilogram
lichaamsgewicht. De steep ramp test is ook met name geschikt voor mensen die cardiovasculair minder zwaar
belast mogen worden (SFE Praet, Uden C van et al).
Naast het in kaart brengen van het aerobe uithoudingsvermogen, is het ook noodzakelijk om een beeld te
krijgen van de maximale kracht van de klant. De 1-RM (1 herhalingsmaximum) is echter niet geschikt om af te
nemen bij mensen die ongetraind en/of onbekend zijn met krachttraining. Het afnemen van een 4- tot 6RM
submaximale krachttest kan gebruikt worden om de 1RM-waarde te schatten. Het wordt aangeraden om de
kracht van de onderste en bovenste extremiteit op een veilige manier in kaart te brengen. Kracht kan getest
worden met Leg Press, Chest Press en de Horizontal Row. Op basis van onderstaande formule van Brzycki kan
aan de hand van het gebruikte gewicht en het aantal herhalingen een inschatting worden gemaakt van de
1RM-waarde:
1RM = gebruikt gewicht/1,0278-(0,0278 x aantal herhalingen)
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
10
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
3
Leefstijlinterventies
3.1
Trainingsprogramma
Als vuistregel geldt dat een merkbare en meetbare verbetering van de conditie bij de klant samengaan met de
gezondheidseffecten. Het trainingsprogramma van mensen met overgewicht, obesitas en/of DMII dient
daarom gericht te zijn op het verbeteren van het aerobe uithoudingsvermogen en spierkracht. De intensievere
inspanningen kunnen het beste binnen het sportcentrum verbeterd worden, omdat hier directe begeleiding
beschikbaar is. Minder intensieve en meer langdurige bewegingsvormen kunnen ook buiten de muren van het
sportcentrum fysieke activiteit ontplooid worden. Uiteraard zal de beweegconsulent het zelfstandig bewegen
moeten aanmoedigen en dat kan zowel binnen als buiten de muren van het sportcentrum.
Omdat klanten met overgewicht, obesitas en/of DMII een verhoogd risico op blessures kunnen hebben en
minder belastbaar kunnen zijn, dient aandacht besteed te worden aan de veiligheid.
Zowel bij de duurtraining als de krachttraining is het trainingsprincipe: de trainingsprikkel dient individueel zo
intensief mogelijk te zijn, zonder gevaar op uitputting. Als controle zullen de trainingen moeten worden
gemonitord.
Voor zowel klant als bewegingsdeskundige is het aldus belangrijk dat de training en eventuele test- en
meetresultaten worden geëvalueerd. Deze gegevens kunnen worden genoteerd in een logboek (bijlage VII).
Het logboek is uitermate geschikt om de planning en uitvoering van trainingsgegevens (de subjectieve (vb.
RPE), fysieke (vb. geleverd vermogen) en fysiologische (vb. hartfrequentie) intensiteit, duur en RPE van de
training) en anthropometrische (middelomtrek en gewicht) te registreren.
Op grond van de evaluatie van de training dient het trainingsschema bijgestuurd en aangepast te worden,
zodat er een optimaal trainingsresultaat kan ontstaan.
3.1.1 Duurtraining
Doordat veel klanten met overgewicht, obesitas en/of DMII relatief lang inactief zijn geweest en een lage
belastbaarheid kennen, is het met het oog op veiligheid verstandig de intensiteit langzaam op te voeren.
Duurtraining kan gestart worden met een (lage) intensiteit van ongeveer 50% van de maximale hartslag, 40%
van de hartslagreserve volgens Karvonen of 40% van de Wmax. Wanneer klanten β-blokkers gebruiken kan op
11-13 op de RPE-schaal getraind worden. Doordat klanten een lage belastbaarheid kennen, kan inspannen op
50% van de maximale hartslag of 40% van de hartslagreserve of Wmax voor de klant relatief zwaar aanvoelen.
Bij de opbouw van een trainingsprogramma staan het vergroten van de belastbaarheid en het garanderen van
de veiligheid voorop. Wanneer de belastbaarheid en trainbaarheid toenemen, kan de inspanningsduur en
intensiteit vergroot worden. Ook kan gebruik worden gemaakt van intervaltraining waarbij aanvankelijk korte
intervalblokken afgewisseld worden met perioden van (relatieve/actieve) rust. Er kan bijvoorbeeld gestart
worden met intervallen van 30-45 seconden op ongeveer 80-85% van de maximale hartslag (14-15 op de RPEschaal). Deze intervallen worden dan afgewisseld met 2 minuten rust. Afhankelijk van de conditie van de klant
kan gestart worden met 4 tot 8 intervallen. Het effect van duurtraining op de bloedglucose is afhankelijk van de
trainingsintensiteit en kan 24 tot 72 uur aanhouden. Met name voor klanten met een slechte conditie is het
omwille van veiligheidsoverwegingen belangrijk om de trainingen zodanig op te bouwen dat de intensiteit en
omvang van de training geleidelijk toenemen. Het principe hierin is: intensief zonder uitputting!
Door regelmatig een inspanningstest af te nemen en de trainingen in het logboek te noteren, kan het effect van
duurtraining duidelijk worden gemaakt.
3.1.2 Krachttraining
Naast duurtraining is ook krachttraining een effectieve trainingsvorm in het trainingsprogramma van klanten
met DMII. Krachttraining wordt om verschillende redenen toegepast. Wanneer de spiermassa toeneemt
(hypertrofie) heeft dat een positief effect op de bloedglucoseregulatie. Tevens kan door krachttraining de
vetvrije massa toenemen, wat een toename van de ruststofwisseling tot gevolg heeft. Ook zorgt intensieve
krachttraining voor een hogere ruststofwisseling na inspanning. Voor gedeconditioneerde klanten voor wie
duurtraining te langdurig van aard is, kan gestart worden met kortdurende krachttraining. Krachttraining biedt
voor deze klanten een veilige trainingsvorm waarmee vertrouwen en belastbaarheid verbeterd kunnen
worden.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
11
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
Ook heeft een toename van spierkracht een beter ADL-functioneren tot gevolg. Door meer spierkracht kunnen
functionele problemen (traplopen, zware boodschappentas tillen, opstaan uit een lage stoel) in het dagelijks
leven verminderen. Net zoals voor duurtraining geldt, moet ook krachttraining rustig worden opgebouwd om
blessures te voorkomen. Aanvankelijk kan gestart worden met twee series van 8 tot 12 herhalingen op 50-60%
van de 1RM om op deze manier de klant te laten wennen aan de belasting. Wanneer dit goed gaat, wordt ook
weer eerst de trainingsduur vergroot en vervolgens de intensiteit. Praktisch betekent dat, dat eerst het aantal
series verhoogd kan worden naar 3 en daarna de intensiteit naar 80% van de 1RM. Wanneer krachttraining
gebruikt wordt, is het belangrijk om grote spiergroepen te trainen zoals de musculatuur van de benen, borst en
rug. Gebruik oefeningen waarbij veel spiermassa wordt geactiveerd. Uit veiligheidsoverwegingen is het met
name bij klanten met balans- en evenwichtsproblemen verstandig om te starten met oefeningen op apparaten
en vervolgens langzaam op te bouwen naar vrije oefeningen. Het is aan te raden om klanten ook thuis op
kracht te laten trainen, uiteraard onder voorwaarde dat de betreffende oefeningen goed worden beheerst. Dit
kan bijvoorbeeld door de klant te stimuleren te participeren aan diverse beweegprogramma’s die in de
ochtend op tv komen.
Uit bovenstaande stukken kan geconcludeerd worden dat zowel duur- als krachttraining in een
beweegprogramma moeten worden opgenomen. Ook dient aangemerkt te worden dat het effect van zowel
duur- als krachttraining op de insulinegevoeligheid en dus het positieve effect op de bloedglucoseregulatie
24 tot maximaal 72 uur aanhoudt. De tijd tussen twee trainingen wordt gesteld op maximaal 72 uur.
3.1.3 Niet trainen en de training afbreken
Voor de start van iedere trainingssessie is het belangrijk dat zowel de klant als de bewegingsdeskundige
controleren of de klant op dat moment in staat is om te trainen/bewegen. In principe betekent dit dat bij elke
klacht of elk verschijnsel dat door klant of trainer intuïtief niet wordt vertrouwd, de training niet moet worden
aangevangen. Voorbeelden om niet te starten met de training zijn (SFE Praet, Uden C van et al):
 Aanwezigheid van ziekte of infectie;
 (Niet-genezende) wondjes aan de voeten; deze zijn een absolute contra-indicatie; het voetulcus moet eerst
behandeld worden.
Voor klanten die bij zichzelf de bloedsuikers controleren, gelden de volgende aanvullende criteria:
 Bloedglucosewaarden van 16 mmol/l of hoger. In dit geval moet eerst de bloedglucose instelling worden
verbeterd;
 Bloedglucosewaarden van 5 mmol/l of lager. In dit geval moet eerst de koolhydratenvoorraad
(bloedglucose) worden aangevuld. In paragraaf 3.2.2 worden hier praktische adviezen voor gegeven.
Bovengenoemde opsomming geeft redenen om niet te starten met de training. Voor wat betreft de
bloedglucosewaarden kan hier in overleg met huisarts, praktijkondersteuner en/of diëtist worden afgeweken.
In paragraaf 3.2.2 worden adviezen gegeven hoe te handelen bij bepaalde bloedglucosewaarden.
De inspanning moet verminderd of beëindigd worden wanneer de klant verschijnselen vertoont van
overbelasting van het hart, zoals (SFE Praet, Uden C van et al):
 Pijn op borst;
 Pompfunctiestoornissen die zich uiten in kortademigheid en moeheid, dat wil zeggen abnormale
vermoeidheid in verhouding tot de geleverde inspanning; deze moeheid kan algemeen of lokaal zijn;
 Hartritmestoornissen:
o Snelle frequentie, niet in verhouding met de geleverde inspanning; onder andere om deze reden is het
belangrijk trainingen goed te documenteren; uit eerdere trainingsgegevens kan het effect van
inspanning op hartslagfrequentie en RPE nageslagen worden;
 Onverklaarde onregelmatige hartslag;
 Verschijnselen van algehele malaise, zoals flauwvallen, misselijkheid, bleek wegtrekken, duizeligheid.
Feitelijk komt het erop neer dat er stilgestaan moet worden bij elke training die klachten of symptomen geeft,
die of door de klant of door de bewegingsdeskundige niet verklaard of geplaatst kunnen worden. Eventueel is
overleg met andere disciplines (diabetesverpleegkundige, diëtist, arts) en zijn aanpassingen in trainingsschema
of specifieke voorzorgsmaatregelen noodzakelijk. Dus: als er intuïtief ‘iets’ niet wordt vertrouwd, dient dit door
zowel klant als bewegingsdeskundige gemeld te worden!!
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
12
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
3.2
Voeding
3.2.1 Verantwoorde voeding
Zoals eerder is te lezen, heeft DMII invloed op de koolhydraat- en vetstofwisseling. Een voeding rijk aan
energie, verzadigd vet, weinig vezels, samen met weinig groente en fruit verslechtert de prognose. Een matige
energiebeperking samen met veel groente en fruit die voldoet aan de richtlijnen goede voeding (RGV)
verbetert de prognose. Wanneer klanten geen alcohol gebruiken, wordt het afgeraden hiermee te starten.
Mannen die alcohol gebruiken wordt geadviseerd maximaal twee alcoholische consumpties te gebruiken.
Vrouwen die alcohol gebruiken wordt geadviseerd om maximaal één alcoholische consumptie te gebruiken.
Op de website van het voedingscentrum (www.voedingscentrum.nl) kan naar geslacht worden bekeken welke
producten in welke hoeveelheden bij een bepaalde leeftijd nodig zijn om aan de RGV te voldoen.
Bij klanten die exogeen insuline gebruiken, dient de voeding te voldoen aan de RGV. Ook dient deze
klantengroep bedacht te zijn op schommelingen in de bloedglucosespiegel die hyper- en hypoglykemie kunnen
veroorzaken. Met name tijdens en na inspanning kan de kans op een hypoglykemie toenemen.
Een diëtist kan de klant helpen een gezonde voeding in de huidige leefstijl in te passen en eetmomenten zo te
plannen en te moduleren dat de kans op een hyper- en hypoglykemie wordt verlaagd.
3.2.2 Preventie van hypoglykemie
De klant dient niet alleen gemotiveerd te zijn om deel te nemen aan een beweegprogramma, maar dient ook
gemotiveerd te zijn om de bloedglucosespiegels systematisch te documenteren. Een goed inzicht in de
bloedglucosespiegels en de reactie van de bloedglucosespiegels op inspanning kan het risico op een
hypoglykemie verkleinen. Tekenen die wijzen op een (dreigende) hypoglykemie zijn:
 Transpireren
 Bleek zien
 Hartkloppingen
 Trillerig, slap en onzeker
 Koud hebben
 Licht in het hoofd, duizelig
 Wazig zien
 Hongerig
Voor het voorkomen van een hypoglykemie bestaan een aantal algemene richtlijnen (SFE Praet, Uden C van et
al):
 Voorafgaand aan de training moeten de intensiteit en duur van de activiteit worden geschat, zodat
medicijnen en voeding daarop kunnen worden afgestemd. Overleg met diëtist en
praktijkondersteuner/diabetesverpleegkundige is hierin noodzakelijk.
 Voor aanvang en na ongeveer 30 minuten na afloop van de training dienen de bloedglucosewaarden
worden bepaald.
 In tabel 2 staan voedingsmaatregelen die afhankelijk van de bloedglucose genomen kunnen worden. Dit
betekent dat de klant voor aanvang van een training zijn bloedglucose moet bepalen.
 Tijdens de training dient de klant te beschikken over voldoende koolhydraten in de vorm van snel
beschikbare koolhydraten in vloeibare (drank) of vaste vorm.
 Voorafgaand aan de training mag de klant geen dorstgevoel hebben. Voldoende drinken vooraf, tijdens en
na de training is belangrijk.
 Het is veiliger om met meer personen gelijktijdig te trainen, dan alleen.
 De klant moet inspanning staken wanneer er klachten optreden die wijzen op een dreigende hypoglykemie.
Vervolgens dient de klant maatregelen te nemen. Het is aan te raden om binnen het sportcentrum een
voorraad van producten die snel beschikbare koolhydraten te hebben.
 Bij gebruik van insuline dient de klant de dosis zelf te verlagen of extra koolhydraten te gebruiken. Extra
koolhydraten verminderen echter het effect van inspanning op het reduceren van de vetmassa.
 Bij het spuiten van insuline moet men niet boven het gebied spuiten wat tijdens inspanning actief is.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
13
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
Er zijn nog een aantal andere maatregelen die een klant moet nemen. Deze maatregelen hebben niet direct te
maken met het voorkomen van een hypoglykemie, maar zijn voor de klant toch belangrijk om in acht te nemen:
 Het wordt aangeraden klanten een SOS-armband of –ketting te laten dragen. Bij eventuele calamiteiten
kunnen hulpverleners snel zien dat de klant bekend is met DMII.
 De klant moet inspanning staken wanneer er klachten optreden die wijzen op overbelasting, een
zuurstoftekort van de hartspier (acute kortademigheidklachten en/of een onregelmatige pols) of pijn op de
borst.
Afhankelijk van de duur en intensiteit van de inspanning en de bloedglucosespiegel voorafgaand aan
inspanning dient de klant een hoeveelheid koolhydraten tijdens inspanning te gebruiken. Eerst worden de
richtlijnen gegeven voor een bepaalde koolhydraatinname tijdens inspanning (tabel 2. Richtlijnen preventie
hypoglykemie bij sport (SFE Praet, Uden C van et al)). Vervolgens worden voorbeelden gegeven van
koolhydraatbevattende voedingsmiddelen die voor en tijdens inspanning gebruikt kunnen worden (tabel 3.
Voedingsmiddelen om een hypoglykemie op te vangen (SFE Praet, Uden C van et al)).
Tabel 2. Richtlijnen ter preventie hypoglykemie
Duur en type inspanning
30 minuten lichte inspanning
30-60 minuten matige inspanning
1 uur matige inspanning
Glucosewaarde voor aanvang
<5 mmol/l
>5 mmol/l
<5 mmol/l
5-10 mmol/l
10-16 mmol/l
<5 mmol/l
5-10 mmol/l
10-16 mmol/l
Extra koolhydraten
10-15 g
Geen
30-45 g
15 g
Geen
45 g
30-45 g
15 g
Tabel 3. Voedingsmiddelen om een hypoglykemie op te vangen
Hoeveelheid koolhydraten
15 gram
30 gram
45 gram
Producten
Kleine banaan, appel, peer, 1 snee brood, glas frisdrank of vruchtensap,
evergreen, 1 minimars
2 sneden brood, krentenbol, 1 snee brood met honing
1 flesje energiesportdrank
1 gewone mars of andere candybar
2 sneden brood met jam
3 sneden brood
3.2.3 Hyperglykemie
Een onverklaarde hyperglykemie duidt op een ontregeling van de diabetes en dient altijd nader door een ter
zake deskundige (diabetesverpleegkundige of arts) te worden geanalyseerd.
3.3
Differentiatie naar verschillende groepen
Op basis lichaamssamenstelling, comorbiditeit, ziekteduur, beweeggeschiedenis en leeftijd kan een op maat
gesneden trainingsprogramma worden samengesteld. Op basis van de ziekteduur of lichaamssamenstelling of
leeftijd kan een onderscheid worden gemaakt in de klant die recent is gediagnosticeerd met DMII, de obese
klant, de klant die al langer (> 5 jaar) DMII heeft en de klant ouder dan 70 jaar (SFE Praet, Uden C van et al).
Naast deze indeling is het aan te raden om de Specific Activity Scale (SAS) (bijlage III) af te nemen, om de
beweeggeschiedenis en belastbaarheid van de klant in te schatten. Per klantengroep worden hieronder een
aantal algemene doelen geformuleerd. Het vergroten van het vertrouwen in bewegen en het vergroten van het
vertrouwen in het eigen lichaam is een belangrijk doel dat voor alle groepen geldt.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
14
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
Voor de klant die recent is gediagnosticeerd met DMII is het verstandig om te werken aan een toename van de
fitheid en secundair een verlaging van de vetmassa. Het streven naar het behalen van de NNGB, of een extra
energiegebruik door beweging van meer dan 1200 kcal per week is een belangrijk doel (SFE Praet, Uden C van
et al). Echter elke verhoging van het energiegebruik is al een verbetering. Op basis van de SAS zullen deze
klanten vaak voldoen aan klasse 2. Deze klanten zijn over het algemeen goed te belasten.
De obese klant dient naast het verbeteren van de fitheid ook te werken aan een verlaging van de vetmassa (SFE
Praet, Uden C van et al). Enerzijds kan gewichtsverlies gerealiseerd worden door een groter energiegebruik
door duur- en krachttraining bij een gelijkblijvende energie-inname. Duurtraining heeft het meeste invloed op
het energiegebruik. Krachttraining zorgt echter voor behoud en mogelijk vergroting van de spiermassa wat het
energiegebruik in rust kan handhaven of verhogen. Praktisch kan 1 keer per week krachttraining waarbij grote
spiergroepen worden getraind voor behoud of vergroting van de spiermassa zorgen. Een sneller
gewichtsverlies wordt gerealiseerd door de energie-inname te verlagen. Een gewichtsverlies van 0,5 tot 1 kg
kan bereikt worden door dagelijks 500-1000 kcal minder in te nemen dan worden gebruikt. De diëtist kan
helpen bij het realiseren bij het verlagen van het lichaamsgewicht. Deze klanten kunnen goed belastbaar zijn.
Het is echter goed te bepalen of er sprake is van comorbiditeit, zoals gewrichtsklachten. Op basis van de SAS
zullen deze klanten vaak voldoen aan klasse 2 of 3.
Bij klanten met langer bestaande DMII dient het risico op hart- en vaatziekten goed te worden ingeschat.
Wanneer de klant op basis van de bij paragraaf 2.2 exclusiecriteria niet kan worden geïncludeerd, dient de
klant doorverwezen te worden naar huisarts, praktijkondersteuner en/of gespecialiseerd fysiotherapeut.
Wanneer deze klanten wel geïncludeerd kunnen worden voor een trainingsprogramma, dient men zich te
realiseren dat deze groep mensen minder belastbaar is. Bij deze klanten dient het spiervermogen vergroot te
worden door krachttraining en korte intensieve intervaltraining (SFE Praet, Uden C van et al). Wanneer het
spiervermogen is vergroot, kan langzaam de training worden opgebouwd naar duurtraining. Deze groep
mensen zullen op basis van de SAS vaak tot klasse 3 of 4 voldoen.
De oudere klant dient zich in eerste instantie te richten op het vergroten van de spiermassa. De spiermassa die
bij ouderen vaak is afgenomen, heeft een belangrijke invloed op regulatie van de bloedglucosewaarden.
Training bij ouderen bestaat uit het vergroten van de spiermassa door gerichte 7-10 krachtoefeningen, waarbij
gestart wordt met 1 set op 50% van de 1RM en kan worden opgebouwd naar 3 sets op 80% van de 1RM (SFE
Praet, Uden C van et al). Ouderen zullen op basis van de SAS vaak voldoen aan klasse 3 of 4. Naast
krachttraining heeft een gerichte voedingsinterventie door een diëtist een positief effect op de aanmaak van
spiermassa. Samenwerking met de diëtist is dus zeer nuttig (SFE Praet, Uden C van et al).
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
15
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
4
Aanbevelingen en conclusie
Bewegen heeft een positieve invloed op de prognose bij DMII. Hierbij dient aangemerkt te worden dat de
beweging een bepaalde duur en intensiteit moet hebben en dat de acute effecten op de bloedglucose
maximaal 72 uur aanhouden. Wanneer regelmatig wordt gesport/bewogen heeft dat structurele aanpassingen
tot gevolg en zal de insulinegevoeligheid chronisch verbeteren. Hierbij dient aangemerkt te worden dat
structurele aanpassingen verdwijnen wanneer niet meer regelmatig wordt gesport/bewogen.
Trainingen gericht op het uithoudingsvermogen dienen op den duur opgebouwd te worden naar een
trainingssessie met een energiegebruik van 400 kcal. Deze trainingen dienen minimaal 3 maal per week gedaan
worden. Trainingen gericht op het vergroten van spiermassa dienen ook minimaal 3 maal per week gedaan
worden en op opgebouwd worden van 1 naar 3 sessies met 8 tot 10 herhalingen op tot 80% van de 1RM.
De obese klant dient te streven naar een negatieve energiebalans. Enerzijds kan een negatieve energiebalans
worden bereikt door een matig energiebeperkt dieet, waarbij overleg met de diëtist noodzakelijk is, anderzijds
door trainingen te doen die zich richten op het vergroten van het uithoudingsvermogen en spiermassa.
Klanten die al langer DMII hebben moet goed gescreend worden. Bij deze klanten staat het vergroten van de
trainbaarheid en belastbaarheid door korte intensieve intervaltraining voorop.
Oudere klanten dienen zicht te richten op het vergroten van de spiermassa door krachttraining. De training
moet ondersteund worden door een goede voeding met mogelijk meer eiwit. Overleg met een diëtist is hier
noodzakelijk.
In alle gevallen is een goede screening noodzakelijk. Wanneer een klant geëxcludeerd wordt van een
trainingsprogramma, moet deze worden doorverwezen naar huisarts en/of praktijkondersteuner/
diabetesprogramma.
Ook moet de bewegingsdeskundige goed op de hoogte zijn van de mogelijke risico’s (hypo- en hyperglykemie
en blessures) van training bij DMII (SFE Praet, Uden C van et al).
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
16
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
Literatuur
ACSM (2006) ACSM’s Guidelines for exercise testing and prescription. Baltimore: Lippincott Williams & Wilkins
A. Golay, et al. (1996) Similar weight loss with low- or high-carbohydrate diets. Am J Clin Nutr;63:174
A.M.W. Spijkerman (2003) Targeted screening for type 2 diabetes: The Hoorn Screening Study.
Thesis. Amsterdam: Vrije Universiteit Amsterdam
Artsenwijzer:
http://www.artsenwijzer.info/html/nl/09_metabole_ziekten/index.html
CBO (2008) Richtlijn: Diagnostiek en behandeling van obesitas bij volwassenen en kinderen, Utrecht: Van
Zuiden Communications
B.E. Ainsworth, W.L. Haskell, M.C. Whitt, M.L. Irwin, A.M. Swartz, S.J. Strath, W.L. O'Brien, Dr. Jr. Bassett, K.H.
Schmitz, P.O. Emplaincourt, Dr. Jr. Jacobs, A.S. Leon (2000) Compendium of physical activities: an update of
activity codes and MET intensities Med Sci Sports Exerc. Sep;32 (9 Suppl):S498-504.
B.E. Ainsworth, W.L. Haskell, A.S. Leon, et al. (1993) Compendium of physical activities: classification of energy
costs of human physical activities. Medicine and Science in Sports and Exercise;25(1):71-80.
B.H. Goodpaster, D.E. Kelley, R.R. Wing, A. Meier, F.L. Thaete. (1999) Effects of weight loss on regional fat
distribution and insulin sensitivity in obesity. Diabetes; 48: 839-47
B.J. van Wezel. (2000) Adipositas. In: Handboek Dieetbehandelingsrichtlijnen, Maarssen: Elsevier
gezondheidszorg;
E. Aslander-van Vliet, E.M. van Yperen. (1999) Diabetes mellitus. In: Handboek Dieetbehandelingsrichtlijnen,
Maarssen: Elsevier gezondheidszorg
E.J. Henriksen. (2002) Invited Review: Effects of acute exercise and exercise training on insulin resistance. J Appl
Physiol; 93: 788-96
J. Geijsel, H. Hlobil, Mechelen.(1996) ’Conditietests: conditie, kracht en lenigheid meten met wetenschappelijk
verantwoorde testmethoden’. W. 2e herz. dr. - Haarlem.
J.M. Reynolds, T.J. Gordon, R.A. Robergs. (2006) Prediction of one repetition maximum strength from multiple
repetition maximum testing and anthropometry. J. Strength Cond Res.;20:584-92.
Nederlands Huisartsen Genootschap
http://nhg.artsennet.nl/kenniscentrum/k_richtlijnen/k_nhgstandaarden/SamenvattingskaartjeNHGStandaard/M01_svk.htm#N65911
Nederlandse Norm Gezond Bewegen
http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/vragen-en-antwoorden/wat-is-de-nederlandse-normgezond-bewegen-beweegnorm-en-wat-is-de-fitnorm.html
RIVM:
http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/persoonsgebonden/lichaamsgewicht/
RIVM:
http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-en-aandoeningen/endocriene-voedings-enstofwisselingsziekten-en-immuniteitsstoornissen/diabetes-mellitus/
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
17
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
R. Ross, Després JP (2009) Abdominal obesity, insulin resistance, and the metabolic syndrome: contribution of
physical activity/exercise. Obesity (Silver Spring). Dec;17 Suppl 3:S1-2
SFE Praet, C. van Uden, F. Hartgens, H.H.C.M. Savelberg, K. Toereppel, R.A. de Bie, (2009) KNGF-standaard
Beweeginterventie diabetes mellitus type 2. Amersfoort: drukkerij De Gans
T. Takken, (2004) Inspanningstests, Elsevier gezondheidszorg, Maarssen 2004
WHO; (2006i) World Health Organization.
http://apps.who.int/bmi/index.jsp?introPage=intro_3.html (geraadpleegd april 2010). Genève,
WHO/IDF WHOIDF. (2006) Definition and diagnosis of diabetes mellitus and intermediate hyperglycemia:
report of a WHO/IDF consultation. Geneva, Switzerland; World Health Organization
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
18
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
Bijlage I
Competenties bewegingsdeskundige
ALGEMENE VERBREDING, MODULAIRE VERBREDING EN VERDIEPING FITNESSTRAINER B
Inleiding
In het hieronder volgend document is een algemene verbreding, modulaire verbreding en een verdieping van
de fitnesstrainer B beschreven. Voor een nadere uitwerking van het competentieprofiel in een
examenreglement of een concrete opleiding is consensus vereist over de precieze inhoud en structuur van
beweegprogramma’s met de gekozen meetmethodieken en analysemethodieken.
Met nadruk is verder vermeld, dat de competenties zich bevinden op sportieve, sporttechnische en eventueel
het inspanningsfysiologische vlak. Kennis betreffende medische en paramedische zaken zijn bedoeld als
achtergrond bij begeleiding en om de grenzen af te bakenen met betrekking tot de te nemen en dragen
verantwoordelijkheid.
Verantwoording ten aanzien van analyses, adviezen, en beleid ten aanzien van medische en paramedische
zaken kan nooit door een fitnessinstructeur worden gedragen en derhalve ook niet aan hem of haar worden
toegeschreven. Wel is er een beperkte mogelijkheid tot het dragen van verantwoordelijkheid voor de juiste
uitvoering voor sommige medische en paramedische handeling voor zover die duidelijk en expliciet zijn
overgedragen in specifieke gevallen door een medicus of paramedicus.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
19
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
1. Algemene verbreding van Competentieprofiel Fitnesstrainer B (niveau 4+) bij verminderd belastbaren en
mensen met overgewicht
Uitgangspunten:
 Competenties van fitnesstrainer 4 worden als uitgangspunt genomen, om een verantwoord
trainingsprogramma voor ‘minder belastbaren’ (Bewegingsdeskundige Pre-diabetes, niv. 4+) op te stellen.
 De specifieke doelgroep betreft gezonde mensen, met een verminderde fysieke (sportieve) belastbaarheid
en/of overgewicht. Er is dus GEEN sprake van een chronische medische aandoening!
 Voor het begeleiden van mensen die WEL een (stabiele) chronische aandoening of ziekte hebben is
modulaire aanvulling van het competentieprofiel noodzakelijk.
KERNTAKEN VAN HET BEROEP
Kerntaak 1: Begeleiding van klanten
Algemene zaken met betrekking tot begeleiding van klanten

Het hebben van een goede attitude en het goed aanspreekbaar zijn voor klanten

Het goed kunnen inschatten van wensen en verwachtingen klanten

Het goed kunnen observeren van bewegingsgedrag van klanten

Het kunnen uitvoeren van een calamiteiten- of veiligheidsplan
Kerntaak 2: Sporttechnisch
Plannen, Uitvoeren en Evalueren van Trainingen en Lessen

Kennis hebben over de algemene en specifieke inclusie en exclusiecriteria van potentiële klanten.

Deskundigheid bij globale analyse van leefstijl.

Deskundigheid bij specifieke analyse van individuele bewegingspatroon.

Kennis hebben van oorzaken en vormen van overgewicht.

Kennis hebben van effecten van lichaamsbeweging en conditieverbetering op energieverbruik,
lichaamsgewicht, middelomtrek en vetpercentage op korte, middellange en lange termijn.

Het kunnen bepalen van zelfstandigheid en motivatie van klanten om beweegpatroon te veranderen.

Deskundigheid bij toedienen van intensieve en effectieve trainingsprikkel zonder risico voor
uitputting of overbelasting.

Deskundigheid bij observeren van pupillen, die minder belastbaar en minder lichamelijk
zelfbewustzijn hebben -> Inschatten van technisch breekpunt en mentaal breekpunt/buigpunt.
Kerntaak 3: Plannen en Uitvoeren van Testen

Het kunnen meten en monitoren van BMI, Middelomtrek en Vetpercentage (objectief).

Het kunnen meten en analyseren van algemene en specifieke conditie (objectief).

Het kunnen vastleggen en globaal interpreteren van ervaren klachten en ervaren gezondheid van
klanten (subjectief).
Kerntaak 4: Sportomgeving
Ontplooien nieuwe activiteiten
 Het kunnen samenwerken met (para)medische disciplines buiten het eigen centrum, bijv.
fysiotherapeuten, diëtisten en leefstijladviseurs.
Kerntaak 5: Organisatie binnen eigen centrum

Het kunnen werken met protocollen met betrekking tot trainingsprogramma’s.

Het kunnen samenwerken met (para)medische disciplines binnen eigen centrum.

Het kunnen werken met specifieke protocollen onder leiding van (para)medici.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
20
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
2. Modulaire verbreding en verdieping bewegingsdeskundige prediabetes niv. 4+ bij stabiele chronisch zieken
Uitgangspunt:
 Onderstaande modules zijn een specifieke aanvulling voor trainers met het algemene
competentieprofiel 4+.
2A. Competenties voor begeleiden van mensen met diabetes:
Algemeen: achtergrondinformatie over diabetes
Specifieke medische begeleiding bij diabetes mellitus

Kennis hebben van sporttechnische en medische inclusie- en exclusiecriteria.

Kennis hebben van effecten van lichaamsbeweging en conditieverbetering op verloop van de
diabetes op korte, middellange en lange termijn.

Het kunnen inschatten van het risico op hypoglykemie.

Het kunnen herkennen van hypoglykemie.

Het kunnen handelen bij hypoglykemie.

Voorkomen, Herkennen en Juist Handelen van en bij onveilige en ongezonde situaties.

Het kunnen overleggen met medici en paramedici bij specifieke problemen.
2B. Competenties voor begeleiden van mensen met Hart- en Vaatziektes:
Algemeen: achtergrondinformatie over Hart- en Vaatziektes en Risicofactoren
Specifieke medische begeleiding bij HVZ

Kennis hebben van sporttechnische en medische inclusie- en exclusiecriteria.

Kennis hebben van effecten van lichaamsbeweging op verloop van hartslag, bloeddruk, cholesterol en
het proces van aderverkalking op korte, middellange en lange termijn.

Voorkomen, Herkennen en Juist Handelen van en bij onveilige en ongezonde situaties.

Het kunnen overleggen met medici en paramedici bij specifieke problemen.
2C. Competenties voor mensen met Chronische aandoeningen van de luchtwegen
Algemeen: achtergrondinformatie over Chronisch ziektes aan longen en luchtwegen
Specifieke medische begeleiding bij Chronisch ziektes aan longen en luchtwegen.

Kennis hebben van sporttechnische en medische inclusie- en exclusiecriteria.

Kennen van effecten van lichaamsbeweging op ademhaling.

Herkennen van normale en abnormale kortademigheid.

Voorkomen, Herkennen en Juist Handelen van en bij onveilige en ongezonde situaties.

Het kunnen overleggen met medici en paramedici bij specifieke problemen.
2D. Competenties voor mensen die zijn of worden behandeld voor een kwaadaardige ziekte
Algemeen: achtergrondinformatie over kwaadaardige ziektes
Specifieke medische begeleiding bij kwaadaardige ziektes.

Kennis hebben van sporttechnische en medische inclusie- en exclusiecriteria.

Voorkomen, Herkennen en Juist Handelen van en bij onveilige en ongezonde situaties.

Het kunnen overleggen met medici en paramedici bij specifieke problemen.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
21
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
Bijlage II
Physical Activity Readiness Questionairre (PAR-Q)
Physical Activity Readiness Questionnaire (PARQ)
Deze vragenlijst bepaalt of er contra-indicaties zijn voor deelname aan de intake. Als u een of meer vragen met
‘ja’ beantwoordt, moet de lichamelijke inspanning of de test uitgesteld worden. Medische controle of
afstemming is dan nodig.
Vraag:
Ja
Nee
Heeft u pijn op de borst tijdens lichamelijke activiteit?
Heeft u in de afgelopen maand last gehad van pijn op de borst in rust?
Is er ooit door een arts geconstateerd dat u last van hart- en vaatziekten heeft en dat u
alleen lichamelijke activiteit op advies van een arts moet uitvoeren?
Verliest u uw balans als gevolg van duizeligheid of verliest u het bewustzijn wel eens?
Heeft u bot- of gewrichtsaandoeningen zoals artrose, artritis of reuma die verergeren
door inspanning?
Gebruikt u momenteel medicijnen die door een arts zijn voorgeschreven (bijvoorbeeld
plaspillen) in verband met uw bloeddruk of voor uw hart?
Is er een goede reden die nog niet genoemd is waardoor u niet mee zou kunnen doen
aan een activiteitenprogramma?
ACSM (2006) ACSM’s Guidelines for exercise testing and prescription. Baltimore: Lippincott Williams & Wilkins
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
22
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
Bijlage III Intake
Intake
1. Voldoet klant aan beweegnormen (dagelijks minimaal 30 minuten matig intensief bewegen) in zomer en
winter?
Ja => ga zo door, fitness (pre)diabetesprogramma wordt ingezet om actieve leefstijl te onderhouden
nee => controleer punten 2 t/m 5, namelijk:
2. Klachten / symptomen die inspanning belemmeren bijv. pijn benauwdheid.
3. Ervaren drempels, barrières en beweegangst, is de klant bang om zelfstandig bepaalde beweegactiviteiten
uit te voeren? In welk stadium gedragsverandering t.a.v. het ontwikkelen van een actieve leefstijl bevindt
de klant zich? Laat de klant hiervoor de PACE-score invullen.
LET OP punten 4 en 5 komen na de PACE-vragenlijst.
Pace vragenlijst ‘Physician-based Assessment and Counseling for Exercise’
Dit formulier bepaalt uw lichamelijke activiteiten niveau. Lees dit formulier door en kies de zin die het beste aansluit bij uw
huidige activiteiten niveau of uw interesse in lichamelijke activiteiten. De activiteiten die u voor uw werk uitvoert, worden
uitgesloten.
Voorbeelden van intensieve sport:
 Joggen
 Hardlopen
 Wielrennen
 Aerobics
 Baantjes zwemmen
 Tennis enkelspel
Voorbeelden van matig intensieve sport:
 Wandelen
 Fietsen
 Tuinieren
 Tennis dubbelspel
 Dansen
 Werk rond het huis
Huidige activiteiten niveau:
1. Op dit moment sport of wandel ik niet regelmatig en ik ben ook niet van plan hier mee te beginnen.
2. Ik sport of wandel niet regelmatig, maar ik ben wel van plan hier mee te beginnen.
3. Gedurende de laatste maand probeer ik af en toe te sporten of te wandelen.
4. Ik heb meer dan een maand af en toe gesport of gewandeld.
5. Ik sport minder dan 2 uur per week matig intensief.
6. De laatste 1 tot 6 maanden heb ik vaker dan 3 keer per week (of meer dan 2 uur per week) matig intensief gesport.
7. Ik heb meer dan 7 maanden vaker dan 3 keer per week (of meer dan 2 uur per week) matig intensief gesport.
8. Ik heb de afgelopen 1 tot 6 maanden 1 tot 3 keer per week intensief gesport.
9. Ik heb de afgelopen 7 tot 12 maanden 1 tot 3 keer per week intensief gesport.
10. Ik heb meer dan 12 maanden 1 tot 3 keer per week intensief gesport.
11. Ik sport meer dan 3 keer per week intensief.
Tips voor het volhouden van een lichamelijke actieve leefstijl:
Blessures aan spieren, gewrichten en botten zijn de meest voorkomende oorzaken van beëindigen van activiteiten. De
beste manier om blessures te voorkomen is geleidelijk te beginnen. Doe geen activiteiten die te zwaar voor u zijn. Als u
merkt dat u te ver gaat, doe het dan wat rustiger aan. Als u ergens pijn voelt tijdens de activiteit, stop dan en neem rust.
Het grootste risico dat verbonden is met lichamelijke activiteit is het ontstaan van hartproblemen, dit komt echter zelden
voor. Als u pijn op de borst voelt moet u meteen stoppen en een arts raadplegen.
De Nederlandse Norm Gezond Bewegen voor volwassenen geeft aan dat een half uur matig intensief bewegen per dag,
minimaal 5 dagen per week nodig is om je goed te blijven voelen. Bewegingswetenschappers bevelen een warming-up aan
voor de hoofdactiviteit en een cooling-down en stretchen na de activiteit om de kans op blessures zo klein mogelijk te
houden. De warming-up en de cooling-down kunnen een langzame uitvoering zijn van de hoofdactiviteit, zoals bijv. rustig
lopen. Stretch de spieren die bij de activiteit gebruikt worden licht. Soms komt het voor dat u stopt met uw regelmatige
activiteit, hiervoor kunnen verschillende redenen zijn. Onderbrekingen zijn normaal en te verwachten. Het punt is, zo snel
mogelijk weer regelmatig lichamelijk actief te worden.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
23
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
Kijk uit naar belemmeringen in de toekomst. Welke situaties of dingen zullen het meest waarschijnlijk zijn waardoor u zult
stoppen met actief te zijn? Hoe kunt u dit voorkomen of u zelf erop voorbereiden?Wat is voor u de beste manier om weer
actief te worden nadat u bent gestopt?
Tips om opnieuw actief te worden:
 Herinner u zelf eraan dat het niet erg is af en toe een rustperiode te hebben. Wees niet boos op u zelf. Een
schuldgevoel zal het moeilijker maken opnieuw actief te worden.
 U kunt hulp nodig hebben om opnieuw actief te worden. Vraag familie en vrienden u te helpen en aan te moedigen.
 Vraag iemand om met u te mee sporten.
 Het kan helpen iedereen te vertellen dat u opnieuw begint aan uw activiteiten.
 Gebruik een activiteiten dagboek om u activiteiten bij te houden.
 Geef u zelf een kleine beloning elke keer dat u lichamelijk actief bent. U zelf prijzen is een effectieve beloning.
 Voor variatie kunt u nieuwe activiteiten uit proberen.
 Om opnieuw lichamelijk actief te worden kunt u dingen gebruiken die in het verleden ook hebben gewerkt.
Zet vandaag de eerste stap op weg naar een actieve leefstijl
Naam klant:
Datum:
 PACE score1
Uit uw stoel
Uit het door u ingevulde formulier is gebleken dat u niet erg geïnteresseerd bent in lichamelijke activiteit. Heeft u er al
over nagedacht wat u kunt doen om lichamelijk actief te worden? Lichamelijke activiteit heeft namelijk een aantal
belangrijke voordelen:
 Lichamelijke activiteit kan helpen om u beter te voelen.
 Lichamelijke activiteit kan helpen om u er beter uit te laten zien.
 Lichamelijke activiteit kan helpen om u gezonder te voelen.
Wat zouden voor u de 2 meest belangrijke voordelen van lichamelijke activiteit zijn?
1.
2.
Er zijn enkele redenen die mensen aangeven om niet lichamelijk actief te zijn. Zet een kruisje
voor de uitspraken die het best bij u passen.
1. sporten is zwaar
□
2. ik hou niet van sporten
□
3. ik ben meestal te moe om te sporten
□
4. ik ben bang om te falen
□
5. ik heb niemand om mee te sporten
□
6. ik ken geen veilige plaats om te sporten
□
7. het weer is te slecht
□
8. sporten is saai
□
9. er is geen geschikte plaats
□
10. ik heb geen tijd om te sporten
□
11. ik ben te zwaar
□
12. ik ben te oud
□
13. sporten is te duur
□
Het goede nieuws is nu dat u er iets aan kunt doen om lichamelijk actief te worden. U kunt bijvoorbeeld vroeger opstaan
om tijd te maken voor lichamelijke activiteit. Bovendien kunt u al veel voordelen bereiken door regelmatig te wandelen.
De meeste mensen kunnen hun gezondheid verbeteren door 3 tot 4 keer per week langer dan 30 minuten te wandelen.
Voordelen van lichamelijke activiteit:
 verbeteren van uw gezondheid
 verminderen van de kans op hart- en vaatziekten
 verminderen van de kans op diabetes
 versterken van je botten
 door betere conditie meer energie
 handhaven of verminderen van gewicht
 verbeteren van stemming en zelfwaardering
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
24
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
Hoe denkt u de voornaamste redenen om niet lichamelijk actief te zijn te kunnen veranderen?
1.
2.
Naam klant:
Datum:
PACE score 2-5
Op weg naar een lichamelijk actieve leefstijl
Op uw PACE formulier gaf u aan dat u bereid bent om regelmatig lichamelijk actief te worden. Dit is een grote stap voor
het verbeteren van uw lichamelijke en geestelijke gezondheid. Met behulp van dit formulier kunt u een goed
activiteitenprogramma opzetten. Wat zijn de belangrijkste voordelen die u hoopt te behalen met het doen van
regelmatige lichamelijke activiteit?
1.
2.
Welke activiteiten gaat u doen? Enkele voorbeelden staan hieronder genoemd:
1. Wandelen
2. Zwemmen
3. Tuinieren
4. Nordic Walking
5. Fitness / Gymnastiek
6. Dansen
7. Joggen
8. Balspelen
9. Traplopen
10. Fietsen
11. Tennis
Bij het kiezen van uw activiteit moet u de volgende vragen in gedachten houden:
 Vindt u het leuk? Kunt u het zich veroorloven (contributie, benodigdheden)? Doet u deze activiteiten met familie of
vrienden? Kunt u dit het hele jaar doen of zou u meer dan een activiteit willen doen?
Soort activiteit(en):
 Waar bent u actief? Kunt u de activiteit thuis of in uw nabije omgeving beoefenen? Moet u naar een sporthal of
fitnesscentrum? Is deze plaats geschikt voor u?
Plaats van de activiteit(en):
 Wat is de meest geschikte tijd om de activiteiten drie tot vijf keer per week te beoefenen? Moet u hiervoor andere
activiteiten verplaatsen? Dag en tijd van de activiteit(en):
Hoe lang bent u van plan de activiteit(en) elke keer te doen? Zorg dat er een opbouw in de tijd zit over een aantal
weken. Start met vijf tot tien minuten warming-up en 30 tot 60 minuten matig intensieve activiteit of 20 tot 40
minuten intensieve activiteit.
Duur van de activiteit(en):
 Wie kan u helpen bij uw nieuwe activiteitenprogramma? Voor sommige mensen is het ideaal om samen actief te zijn.
U kunt iemand vragen u aan te moedigen of helpen lichamelijk actief te zijn.
Wie zal u helpen en op wat voor manier?
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
25
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
Naam klant:
Datum:
PACE score 6-11
Volhouden van een lichamelijk actieve leefstijl
U bent regelmatig lichamelijk actief, maar toch kunt u de voordelen van lichamelijke activiteit op lichamelijke en
geestelijke gezondheid wel eens uit het oog verliezen. Wat motiveert u dan om toch lichamelijk actief te blijven?
1.
2.
3.
Maak een overzicht van uw programma
Wanneer u alle activiteiten die u momenteel uitvoert op een rijtje zet, kunt u zien of het nodig is om veranderingen in uw
plan aan te brengen. Het doel is de kans om actief te blijven te vergroten.
 Welke activiteit(en) doet u meestal?
 Hoe vaak per week?
 Hoe lang per keer?
 Wie helpt u of doet de activiteit met u?
 Bent u wel eens geblesseerd geweest?
 Wat zou u in uw activiteiten willen veranderen?
Opnieuw actief worden
Veel mensen die regelmatig actief zijn, zijn hier in het verleden één of meerdere malen mee gestopt. Soms zijn ze voor een
aantal weken gestopt of heeft het jaren geduurd voordat ze weer actief werden. Bij het beantwoorden van de volgende
vragen kunnen belemmeringen voorkomen worden door vooraf plannen te maken.
 Als u in het verleden bent gestopt met regelmatig bewegen, wat was hier de oorzaak van?
 Wat had u anders kunnen doen om actief te blijven of wat had u kunnen doen om weer sneller actief te worden?
Volhouden van een lichamelijk actieve leefstijl.
 Hoeveel vertrouwen heeft u erin dat u de komende drie maanden lichamelijk actief zult blijven? (kruis één van de
volgende vakjes aan)
□ geen vertrouwen
□ vertrouwen
□ weinig vertrouwen
□ veel vertrouwen
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
26
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
4. Neem de Specific Activity Scale af
1. Kunt u de trap (≥ 8 treden) aflopen zonder te stoppen?
Ja
Nee
2a. Kunt u iets dragen als u de
trap
afloopt?
Of kunt u:
 tuin harken/wieden
 dansen (foxtrot)
 wandelen (6,4 km/uur)
op een
vlakke ondergrond
Nee
Ja
Ja
3a. Kunt u douchen zonder
stoppen?
Of kunt u:
 bedden
opmaken/afhalen
wasgoed ophangen
 4 km/uur wandelen
 bowlen of golfen
 grasmaaien
Nee
2b. Kunt u tenminste 12
kilogram de trap opdragen? Of
kunt u:
 zware objecten (≥ 40
kilo) dragen
 sneeuw schuiven /
tuin spitten
 actieve recreatie zoals
skiën,
 squashen, basketbal,
voetbal en handbal
 joggen (9 km/uur)
3b. Moet u stoppen bij aan- en
uitkleden?
Of hebt u symptomen bij:
 eten of staan
 zitten of liggen
Nee
Ja
Ja
CLASS 1
Nee
CLASS 2
CLASS 3
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
CLASS 4
27
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
5. Zelfeffectiviteit, Neem de VAS schaal af
VAS SCORE
Naam:……………………………………. Datum……………………………………..
Op onderstaande lijnen dient u d.m.v. een verticaal streepje aan te geven welke maat volgens u overeenkomt
met de mate van zelfvertrouwen in uzelf heeft om een beweegprogramma vol te houden.
Rechts betekent zeer veel zelfvertrouwen
Links betekent zeer weinig zelfvertrouwen
geen ----------------------------------------------------------- maximaal
Indien VAS score < 70% => dan moet er extra aandacht worden besteed aan het vergroten van de eigen
effectiviteit door:
 de klant direct succes te laten ervaren (bijv. goed volhouden training, gebruik stappenteller in het dagelijks
leven)
 rolmodellen gebruiken, bijv. andere diabetes klanten die succesvol bij u trainen
 buddy systeem gebruiken, koppel klant aan een meer ervaren sporter of aan andere klanten (mensen die
elkaar stimuleren om te trainen)
 geef veel en positieve feedback
 buig negatieve gedachten om in positieve gedachten (bijv 'ik kan net zo goed stoppen' in 'ik kan het best')
6. Persoonlijke motieven/doelen, neem de uitkomsten mee bij het vaststellen van de trainingsdoelen en het
samen stellen van het trainingsprogramma
Stel realistische doelen:
Formuleer doelen in termen van gedrag (niet in termen van uitkomst bijvoorbeeld van het aantal kilo's dat
iemand moet afvallen).
Breek lange termijn doelen af in kleine stapjes.
7. Beweegvoorkeuren, neem de uitkomsten mee bij het vaststellen van de trainingsdoelen en het samen
stellen van het trainingsprogramma.
8. Beweegervaring, besteed bij klanten met weinig beweegervaring extra aandacht aan de begeleiding en aan
de zelfeffectiviteit en retentiemanagement.
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
28
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
Bijlage IV Protocol BMI
Bij het bepalen van de BMI is noodzakelijk om de lichaamslengte en –gewicht in kaart te brengen. Het gewicht
2
in kg gedeeld door het kwadraat van de lengte in meters bepaalt de BMI; in formule BMI=gewicht in kg/lengte .
In tabel 1 van paragraaf 1.1.4 wordt aangegeven wat een (on)gezonde BMI is.
Hieronder wordt aangegeven hoe een lengtemeting en gewichtmeting structureel en systematisch kan worden
uitgevoerd.
Lengtemeting
Uitvoering:
 Schoenen uit (sokken/blote voeten)
 Rug tegen de muur, hakken tegen de muur
 Hielen tegen elkaar aan, voeten in een hoek van 45º
 Hoofd rechtop, deelnemer kijkt voor zich uit
 Let op haarspelden, staartjes of knotten
Gewichtmeting
Voor de bepaling van het gewicht wordt een geijkte weegschaal gebruikt.
Uitvoering:
 Wegen op sokken of blote voeten (nooit met schoenen aan!)
 Deelnemer staat rechtop, in het midden, met de voeten iets uit elkaar
 Na 5 seconden waarde aflezen
 1/2 kilo (kleding) aftrekken van het bepaalde gewicht
Opmerking bij gewichtmeting:
Vaak wijkt het gewicht af van hetgeen thuis werd gemeten. Dit kan een teleurstelling voor de deelnemer zijn.
Leg uit dat het gewicht beïnvloed kan worden door verschillende factoren:
 tijdstip/ moment van de dag; het gewicht kan verspreid over de dag met 2 kg fluctueren
 weegschalen verschillen onderling
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
29
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
Bijlage V
Protocol middelomtrek
In paragraaf 1.1.4 wordt aangegeven wat een (on)gezonde BMI voor mannen en vrouwen is.
Uitvoering:
 Dikke kleding uit, dun shirt mag aangehouden worden.
 Strakke kleding, broeken en riemen uit.
 Meting over de onderkleding heen uitvoeren.
 Deelnemer staat ontspannen rechtop, voeten 25-30 cm uit elkaar (heupbreedte).
 Buikomvang meten in midden tussen onderkant onderste rib en bovenkant bekken (beiden zijn goed met
de hand te voelen).
 Tijdens meting meetlint goed horizontaal houden.
 Op het moment van meten moet de deelnemer rustig uitademen en aan het eind van de uitademing wordt
het aantal centimeters geregistreerd. Meetlint losjes om het lichaam leggen, niet insnoeren dus!
 Deelnemer moet recht vooruit kijken en niet meekijken naar beneden.
 Meet de waarde 2 keer (meetlint helemaal loslaten tussendoor). Indien de twee waarden sterk van elkaar
e
verschillen, dan de meting nog een 3 keer uitvoeren om de meetfout van één van de 2 eerste waarden te
herstellen/ontdekken.
 Noteer beide waarden en neem het gemiddelde van de twee waarden.
De middelomtrek is met name geschikt om te dienen als uitgangsmeting aan het begin van een
bewegingsprogramma. Een vervolgmeting na een succesvolle beweeginterventie kan een afname laten zien
van de middelomtrek, door afname van de hoeveelheid buikvet en door toename van de rompspiermassa. De
middelomtrek is op deze wijze gebruikt als een waardevolle individuele maat. Het gebruik is relatief, omdat de
vervolgmeting wordt gerelateerd aan de uitgangsmeting.
In absolute zin kan de middelomtrek ook gebruikt worden om te bepalen of er sprake is van overgewicht (naast
of als alternatief voor de BMI-tabel).
De volgende normering is dan geldig:
Mannen:
MO>94 cm: overgewicht
MO>102cm: ernstig overgewicht
Vrouwen:
MO>80cm:
MO>88cm:
overgewicht
ernstig overgewicht
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
30
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
Bijlage VI Protocol Steep Ramp test
Doel
Fietstest om de maximale inspanningscapaciteit van spieren te meten.
Met behulp van de resultaten kan de intervaltraining aangestuurd worden.
Hulpmiddel
Test wordt onder begeleiding uitgevoerd op een stevige fietsergometer.
Warming up
Na 30 seconden fietsen met een belasting van 10 W start de test op 25 W.
Test
De belasting werd iedere tien seconden opgevoerd met 25 W tot uitputting. De klant fietst met een
trapfrequentie tussen 70 en 80 rpm. De test stopt wanneer de trapfrequentie daalt tot onder de 60 rpm.
Metingen
Het behaalde maximale wattage, de maximum short exercise capacity (MSEC) en de hartfrequentie bij dit
wattage worden geregistreerd.
Uitkomst lezen
Aan de hand van het behaalde resultaat kan de maximale zuurstofopname worden geschat.
Inschatting belastbaarheid/fitheid op basis van de Wmax tijdens de Steep Ramp test
Geschatte VO2max (l/min) = 0,0067 x Wmax (steepramp) + 0,358
In tabel 1 van bijlage VI kan vervolgens worden opgezocht wat de score is.
Tabel 1. Zuurstofopname per kilogram lichaamsgewicht (Geijsel J, Hlobil H, Mechelen)
Vrouwen
Leeftijd
20-29
30-39
40-49
50-65
Mannen
Leeftijd
20-29
30-39
40-49
50-59
60-69
Zeer laag
Laag
Gemiddeld
Hoog
Zeer hoog
<29
<28
<26
<22
29-34
28-33
26-31
22-28
35-43
34-41
32-40
29-36
44-48
42-47
41-45
37-41
>48
>47
>45
>41
<39
<35
<31
<26
<22
39-43
35-39
31-35
26-31
22-26
44-51
40-47
36-43
32-39
27-35
52-56
48-51
44-47
40-43
36-39
>56
>51
>47
>43
>39
Op basis van het wattage wat bereikt is tijdens de Steep Ramp test kan de trainingsbelasting bepaald worden
met de volgende formule:
Wtraining = Trainingspercentage x Wmax (steepramp) - 3,9 (Beweegkuur)
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
31
Beweegrichtlijn bij overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes mellitus type 2| Fit!vak I 1.2
Februari 2011
Bijlage VII Logboek
Naam klant
Geboortedatum klant
Bewegingsdeskundige
Trainingsdoel
Trainingsuitvoering
Trainingsdatum:
Duur
Intensiteit:
RPE
Test:
Testdatum:
Steep Ramp
1-RM
Anthropometrische gegevens:
Datum:
Middelomtrek:
Gewicht:
Trainingsuitvoering:
Trainingsdatum:
Duur
Intensiteit
RPE
Test:
Testdatum:
Steep Ramp
1-RM
Anthropometrische gegevens:
Datum:
Middelomtrek:
Gewicht:
Fit!vak brancheorganisatie | Postbus 32 | 6860 AA OOSTERBEEK
 026-3390730 | e-mail [email protected] | www.fitvak.com
32
Download