Inleiding tot het internationaal recht Deel 1. Inleiding – algemene kenmerken van het internationaal recht Hoofdstuk 1. Wat is internationaal recht? “International law: 100 ways it shapes our lives” uitgegeven door de Amerikaanse Society of International Law: het bevat thema’s die het internationaal recht beheerst, waar je niet bij stilstaat. Waarom sta je daar niet bij stil? Je ziet het verdrag niet, enkel de toepassing in de nationale wetgeving. Bv. Dubbelbelastingverdragen, uitleveringsakkoorden,… (zie infra). ACTUA: Paris 2015: klimaatcongres die plaats zal vinden in december 2015 te Parijs, men gaat tot een nieuw klimaatakkoord moeten komen, ter vervanging van het grote VNKaderakkoord inzake Klimaat (1992) en Kyoto-Protocol (1995). Men wil ambitieuzere doelstellingen opleggen aan staten om broeikasgassen terug te dringen. Zeerecht en maritieme handel, scheepvaart meer algemeen worden beheerst door 1 van de belangrijkste multilaterale verdragen die er zijn: het VN-Zeeverdrag (1982), een beetje de “grondwet” van de oceaan. Er heerst momenteel discussie over toepassing van dat verdrag ten aanzien van de Noordpool. Dit naar aanleiding van de klimaatopwarming is die aan het smelten. Havendag: je kon plannen rond de nieuwe aanleg van het kanaal Gent-Terneuzen bekijken. De bestaande sluizen waren te smal om grotere schepen toe te laten, ze beperken verdere groei van Gentse Haven. Er wordt dus een nieuwe sluis gemaakt die het mogelijk maakt om grotere schepen toe te laten, maar deze komt op Nederlands grondgebied te liggen. Deze gaan dus beide samen aan tafel zitten en komen tot een akkoord rond de bouw van de sluis; wie zal de kosten dragen, wie draagt de verantwoordelijkheid,…? In NY is de nieuwe Algemene Vergadering van start gegaan. Het begint met een groots gebeuren van 1-2 weken met een bijeenkomst van meer dan 100 staatshoofden en regeringsleiders. Wat gebeurt daar nu? 1 van de belangrijkste agendapunten is de ‘Sustainable development goals summit’. Deze heeft tot doel enkele overkoepelende doelstellingen vast te leggen waar staten de komende 15 jaar aan moeten werken. O.a. terugdringen armoede, toegang tot het onderwijs, gelijkheid man en vrouw, bescherming van het milieu,… Dit zullen de opvolgers zijn van een eerdere en beperktere reeks doelstellingen: de Millennium development goals, deze werden in 2000 aangenomen door de Algemene Vergadering. Het waren grosso modo 8 doelstellingen die men wou realiseren tegen 2015. Men is daar maar voor een stuk in geslaagd en deze hebben geholpen om de inspanning van staten en NGO’s te kanaliseren en het besef te versterken. De strijd tegen de Islamitische Staat in Syrië: wanneer een staat militair intervenieert in een ander land, dan stellen er zich daar internationaalrechtelijke vragen. De voorbije maanden was er veel discussie rond de legaliteit van luchtaanvallen tegen IS boven Syrisch grondgebied. Is dit gewettigd? Is daar een basis voor op het internationaal recht, wetende dat de president van Syrië daar nooit mee heeft ingestemd? Schengen: vluchtelingencrisis. Free Travel Agreement: gebruik van paspoort of visum. Uitleveringsakkoorden. Yasmine Ghys 1 Dubbelbelastingverdragen: stel dat je in Londen gaat werken, dan krijg je daar een inkomen. Je wordt hierop belast in Groot-Brittannië. Aangezien je Belg bent, zal je ook nog belasting moeten betalen aan België. Die dubbelbelastingverdragen zorgen ervoor dat je niet dubbel wordt belast. Luchtvaartakkoorden. … Sommige van de deelgebieden van het internationaal recht, zoals het internationaal strafrecht of het recht der gewapende conflicten (jus in bello), doen bij de meeste leken wel een belletje rinkelen. Andere, zoals de regels inzake minimale arbeidsomstandigheden, wapenhandel of de bescherming van intellectuele eigendom, zijn minder bekend bij het grote publiek. Sommige deelgebieden, zoals het internationale zeerecht, het recht inzake het gebruik van geweld (jus ad bellum), of het diplomatiek en consulair recht, berusten op een eeuwenlange traditie. Andere takken, zoals de internationale mensenrechten, het internationale milieurecht of het ruimterecht, zijn dan weer van recentere datum. Internationaal recht heeft in essentie 2 doelstellingen: enerzijds is er vreedzame coexistentie, hun bedoeling is om orde te creëren waar anders chaos zou zijn. Het zijn onder andere een aantal regels waar staten elkaars gelijke zijn, elkaars soevereiniteit moeten respecteren, elkaars territoriale integriteit,… Het verwijst naar de regels die in essentie de bevoegdheidsafbakening van de respectievelijke rechtssubjecten en hun vreedzame ‘samenbestaan’ tot doel hebben. Je hebt heel wat regels die vertrekken vanuit die nood aan vreedzame co-existentie. Bv. Diplomatiek recht. Anderzijds is internationaal recht ambitieuzer op vlak van coöperatie, samenwerking. Het veronderstelt een meer actieve/intense interactie tussen rechtssubjecten met het oog op bereiken van bepaalde gemeenschappelijke doelstellingen. Het gaat om het samen aanpakken van gemeenschappelijke uitdagingen. Klimaatopwarming, als staat alleen kan je hier niets tegen beginnen. Je kan dit enkel aanpakken als de staten de handen in elkaar slaan en gaan samenwerken. Dit geldt ook in tal van andere zaken, veel uitdagingen waar staten mee geconfronteerd worden stoppen niet aan de grenzen. Financiële crisis (2008), ineenstorting huizenmarkt VS heeft wereldwijde gevolgen. Internationaal recht is geen waarde neutraal iets, het is ook politiek getint. Men wil een aantal gemeenschappelijke waarden gaan creëren. Men wil een soort van internationale gemeenschap opbouwen en bestendigen. Belangrijkste instelling in dat verband is de Verenigde Naties. Het politieke wordt duidelijk geïllustreerd in die development goals. Internationaal recht groeit voortdurend, er worden geregeld nieuwe verdragen aangenomen; bilaterale, multilaterale, regionale (met het Europees recht als meest verregaande voorbeeld) en beslissingen van regionale organisaties. Een aantal van deze multilaterale verdragen zijn effectief door zowat alle leden van de internationale gemeenschap geratificeerd. Andere multilaterale verdragen daarentegen behalen zelfs niet het vereiste minimumaantal ratificaties om zelfs maar in werking te treden. Het evolueert voortdurend, denk aan het gewoonterecht. Vandaag zijn er duizenden bilaterale verdragen. Het is dus voortdurend in beweging en vrij organisch, zonder duidelijk begin- of eindpunt. Er is niet iemand die dit vanboven uit stuurt, er is geen centrale wetgever (zie infra). Het ontwikkelt zich voortdurend in verschillende snelheden en zonder een duidelijk einddoel. Die snelle groei van het internationaal recht is voor een stuk gestuurd door de globalisering. Het is nogal cliché, maar we leven in een wereld die steeds “kleiner” wordt en er zijn meer en meer kwesties die je niet enkel als staat kan aanpakken. Vandaag is er veel meer interactie tussen staten dan 50 jaar geleden. Dit uit zich in het gebruik van internationaal recht. Thomas Franck: “The time when any one scholar could give a definitive overview of the whole of Public International Law is past.” Je hebt een aantal mensen die met deze materie Yasmine Ghys 2 bezig zijn, die zich specialiseren in een bepaalde niche. Het is vandaag onmogelijk geworden om de hele breedte van het domein te beheersen. Vroeger sprak men van volkenrecht, law of nations of droit des gens. Vaak denkt men effectief enkel aan een recht tussen staten. Dit was aanvankelijk correct, maar vandaag is deze niet meer accuraat. Er zijn vandaag ook veel verdragen waar internationale organisaties bij betrokken zijn. Ook internationale organisaties kunnen onderling verdragen afsluiten in de mate hun oprichtingsverdrag dat toelaat. Tevens spelen individuen en ondernemingen ook een belangrijke rol vandaag. Het draait niet meer exclusief rond staten. Internationaal recht regelt de internationale betrekkingen. Dit is vaag, die is ook niet 100% accuraat. Er is namelijk een belangrijke rechtstak die niet de (internationale) betrekkingen tussen staten regelt; mensenrechten. Die legt nieuwe plichten op aan staten die ze binnen hun eigen jurisdictie moeten gaan respecteren. We kunnen het gaan afbakenen door onderscheiden te maken met andere domeinen. Er is een verschil met nationaal recht. Bij nationaal recht worden van bovenaf door de wetgever regels opgelegd, in een verticale relatie, een hiërarchische relatie die van toepassing zullen zijn tussen de overheid en de burger of tussen die burgers onderling. Internationaal recht is meer horizontaal, wordt gemaakt tussen staten. Je zit niet in een hiërarchische relatie. Wat is het verschil tussen internationaal publiekrecht en internationaal privaatrecht? Internationaal privaatrecht is het rechtsdomein dat betrekking heeft op verschillende situaties met een grensoverschrijdend aanknopingspunt. Je hebt een verkeersongeluk in Tanzania, het IPR bepaalt welk recht daarop van toepassing zijn, dat van België of dat van Tanzania. Student trouwt in Saoedi-Arabië. Internationaal privaatrecht is vooral in eerste instantie nationaal recht, die van toepassing is op situaties van een grensoverschrijdend aanknopingspunt. In België heb je de codex Internationaal Privaatrecht, dat is nationaal recht en daar vind je een bundeling van die regels. Welke regels van toepassing zijn, welke rechtbank bevoegd is, en op welke wijze een vonnis in een vreemd land kan worden tenuitvoergelegd. Ook op het niveau van het IPR is er een toenemende harmonisering, in die zin dat staten via een verdrag gemeenschappelijke IPR-regels gaan vastleggen. Je hebt meer en meer internationale verdragen die proberen die nationaalrechtelijke regels te harmoniseren en/of een bepaalde gemeenschappelijke minimumbescherming/minimumstandaard in te voeren. De implicatie is dat het onderscheid tussen het internationaal recht en het IPR minder afgelijnd is dan voorheen. In deze cursus gaat het over het internationaal publiekrecht, je kan internationaal recht als synoniem beschouwen. Internationaal recht beantwoordt aan een nood om ‘samenleven’ over de landsgrenzen heen aan bepaalde regels te onderwerpen (ubi societas, ibi jus). Het is geen toeval dat belangrijke opflakkeringen in de vroege geschiedenis van het internationaal recht zich voordeden precies daar waar kleine gemeenschappen op intense basis interageerden. Vandaag de dag is de nood aan internationaalrechtelijke regelgeving sterk toegenomen door de voortdurende interactie tussen staten wereldwijd en de toegenomen interdependentie die kenmerkend is voor onze geglobaliseerde wereld. De gevolgen van burgeroorlogen, van financiële en economische crisissen of van milieuvervuiling stoppen inderdaad niet aan grenzen, maar doen zich wereldwijd gevoelen en vragen om een geconcerteerde aanpak. Terzelfdertijd is de ontwikkeling van het internationaal recht tot op zekere hoogte een politiek project. Het is een instrument om bruggen te bouwen tussen verschillende culturen en regio’s, en om te streven naar een voorspoediger en rechtvaardiger wereld die berust op gedeelde normen en waarden. Wij focussen ons op int’l recht zoals je het terugvindt in de limitatieve formele bronnen van recht. In de rechtsleer wordt soms een onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire Yasmine Ghys 3 regels. Dit is puur didactisch. Met secundaire regels verwijzen we naar de regels van het spel, de basisregels die bepalen op welke wijze internationaal recht tot stand komt, hoe het moet worden geïnterpreteerd, toegepast, afgedwongen, gewijzigd,… Die vind je terug in een belangrijk instrument als het Weens Verdragenverdrag. Je vindt die ook terug in de regels rond staatsaansprakelijkheid. Het primaire recht zijn de eigenlijke rechten en plichten die de staten, organisaties en individuen op zich nemen. De meeste verdragen bevatten een mengeling van de 2, meeste verdragen bevatten rechten en plichten, als bepalingen hoe te wijzigen,… De beide zijn in elkaar verweven. Deze cursus focust op secundair recht. Hoofdstuk 2. Historische evolutie Internationaal recht kwam al in de oudheid voor. Als je kijkt naar het oude Egypte, Mesopotamië, daar zie je af en toe dat verschillende volkeren verdragen gaan afsluiten, vredesakkoorden. Akkoorden rond de behandeling van elkaars onderdanen. Uiteraard heel beperkt, heel ad hoc, heel sporadisch en bilateraal. Het oudst “bewaard” gebleven verdrag, dit wil niet persee zeggen het oudste, gewoon het oudste dat teruggevonden is. (13de eeuw v.C.) Het verdrag voor de eeuwige vrede tussen de Egyptenaren en de Hittieten. Het gaat over een of ander conflict over de uitwisseling van krijgsgevangen. In de middeleeuwen komt het internationaal meer tot ontwikkeling onder het natuurrecht of jus naturale. Wat is het natuurrecht? Dit is iets gepredetermineerd. Het gaat er vanuit dat bepaalde rechtsregels vooraf vaststaan, net zoals natuurwetten. Je kan het enkel afleiden door rationeel na te denken, het recht is niet gemaakt maar bestaat al. Theologen gaan dit proberen identificeren. Belangrijkste nalatenschap van het natuurrecht is de theorie van de rechtvaardige oorlog. Dit is de voorloper van het moderne recht inzake het gebruik van geweld, het jus ad bellum. De regels die bepalen wanneer je militair in een ander land kan gaan interveniëren. De oorsprong van het moderne internationale recht vindt zijn oorsprong pas in de 17de eeuw. Vooral vanaf de vrede van Westfalen. Vanaf die periode gaat men spreken van een internationale gemeenschap, als in onafhankelijk en soevereine staten zonder een hoger gezag. Je hebt niet meer het overkoepelende gezag van de Katholieke kerk. Geleidelijk aan volgt de overgang van het natuurrecht naar het positief recht. Rechten bestaan niet, zijn niet door God opgedwongen, maar het wordt gemaakt door staten. Het is in die poging tot maken, dat je rechtsregels gaat terugvinden, in hun verdragen. Je gaat ook evolueren van een subjectieve naar een meer objectieve benadering. Hugo de Groot of Grotius, wordt vaak gezien als de geestelijke grondlegger van het internationaal recht. Geboren in Delft, begon recht te studeren op zijn 11 jaar en beëindigde zijn doctoraat op zijn 16de. Hij heeft belangrijke werken, o.a. “de mare liberum” over het vrij gebruik van de volle zee. Dat heeft grote impact gehad op vrije handel. Een ander “de jure belli ac pacis”, gaat over recht van oorlog en vrede. 2 belangrijke basiswerken! Hij had een bewogen politiek leven. Hij was betrokken in de Nederlandse politiek ten tijde van de Nederlandse onrust, hij trok partij voor de religieuze tolerantie en wordt op een gegeven moment opgesloten in het kasteel van Loevestein. Hij wist te ontsnappen door zich op te sluiten in een boekenkoffer en zich naar buiten te laten dragen. Hij was later ambassadeur voor Zweden en Frankrijk. In de 18de eeuw werd de doorbraak van het positief recht gemaakt. De term internationaal recht komt langzaam in gebruik. Je ziet een toename van bilaterale verdragen. Een bilateraal verdrag is tussen 2 partijen. Er waren voornamelijk bilaterale verdragen; handelsverdragen, vredesverdragen… In de 19de eeuw vond zich een professionalisering plaats van het internationaal recht. Aan het einde van de eeuw was er de oprichting van 2 belangrijke vakverenigingen: International Law Association en Institut de Droit International. Goed nieuws, waarom? Die werden opgericht in België. Het IDI heeft zelfs een nobelprijs gekregen. Yasmine Ghys 4 Er was ook een oprichting van een eerste tijdschrift “Revue de Droit international et de législation comparée”. De eerste internationale organisaties ontstaan, deze hebben een beperkte activiteitenwaaier en zijn vaak meer technisch van aard. De Rijncommissie (1831) en de Donaucommissie (1856) zijn soort van organisaties die de verschillende oeverstaten van de Rijn en de Donau samenbrengen met betrekking tot het gemeenschappelijk gebruik van die waterloop. De Internationale Telegraafunie (1865) en de Universele Postunie (1874) zijn de eerste echt multilaterale open organisaties. Hiervan mochten alle staten lid worden, vrij technisch en een vrij beperkt doel. Deze bestaan nog steeds. De beide zijn na 1945 opgenomen bij de structuur van de Verenigde Naties, ookal zijn ze dus veel ouder, ze zijn er deel van gaan uitmaken. Multilaterale verdragen beginnen meer en meer op te komen, deze hebben meer dan 2 partijen. Er worden een aantal belangrijke multilaterale verdragen aangenomen over het IHR, de regels die van toepassing zijn bij gewapende conflicten, de conventies van Den Haag. Niet te verwarren met de Conventies van Genève. De eerste ervaring met internationale juridische geschillenbeslechting wordt gemaakt. Het is geen kwestie meer van onderhandelingen, bemiddelen en diplomatieke contacten. Men gaat over naar de juridische beslechting van internationale geschillen. Een belangrijk precedent die de doorbraak was van de internationale arbitrage, was de Alabama Claims arbitrage. o Alabama Claims arbitrage Arbitrage tussen VS en VK, aan het einde van de jaren ’60. Er was van 1860 tot 1865 een groot conflict, de Amerikaanse burgeroorlog. Het heeft geresulteerd in de afschaffing van de slavernij. Wat was het geschil? VK zou haar neutraliteitsverplichting hebben geschonden, ze zou oorlogsschepen geleverd hebben aan de confederalisten. Men beslist om een arbitragetribunaal op te richten, om daar een juridisch oordeel over te vellen. VK werd veroordeeld, moest een som betalen en dat heeft er toe bijgedragen om die spanning tussen die 2 staten weg te halen. Voor vele andere staten was dat een eyeopener, men ontdekte het potentieel van internationale geschillenbeslechting om escalaties te voorkomen. 20ste eeuw is de periode van de exponentiële groei van de proliferatie van internationale en regionale organisaties. Je krijgt organisaties met veel ambitieuzere doelen, onder andere de eerste collectieve veiligheidsorganisaties zoals de Verenigde Naties. Je gaat voor het eerst naar een echt mondiale club. Dit is nieuw, waarom? Internationaal recht is eigenlijk ontstaan binnen Europa, maar gaandeweg is deze toepassing zich gaan uitbreiden naar andere beschaafde volkeren. Het is pas na 1945 dat je naar een mondiale club gaat, het aantal lidstaten van de VN is gegroeid van 51 naar 193. De Veiligheidsraad is niet aangepast, we zitten vandaag nog steeds met 5 permanente leden die een vetorecht hebben. Wat de nietpermanente leden betreft, is er maar een bescheiden toename geweest. Er is al heel lang een discussie bezig over de hervorming van die Veiligheidsraad. Wat is het verschil tussen het Internationaal Gerechtshof en het Internationaal Strafhof? Ze zijn beide in Den Haag, maar er zijn grote verschilpunten. In het ISH/ICC gaat het om de vervolging van individuen, in het IGH daarentegen gaat het om geschillen tussen staten. Ook inhoudelijk, materieel is er een verschil. Bij het ISH gaat het om de vervolging van individuen voor internationale misdrijven, het gaat dus om internationaal strafrecht. Bij het IGH gaat het om eender welk internationaalrechtelijk geschil. Het IGH is een hoofdorgaan van de VN en vindt zijn basis in het HVN. Dit is niet het geval voor het ISH, dat vindt zijn oorsprong in het statuut van Rome. Nog een andere evolutie van de verschillende sub-domeinen is het codificeren. Codificatie betekent dat je bepaalde wetgeving gaat samenbrengen, specifiek het domein van het internationaal recht, en dat je ongeschreven gewoonterechtelijke regels gaat integreren in een multilateraal verdrag. Bv. WVV, zeerecht,… Een diversificatie van de rechtssubjecten, het gaat niet langer enkel om staten, internationale organisaties komen op, evenals individuen en ondernemingen. Het blijft ook steeds verder ontwikkelen. Yasmine Ghys 5 Hoofdstuk 3. Een horizontaal en onvolmaakt systeem Het wordt niet van bovenaf opgelegd, het wordt overeengekomen. De wilsovereenstemming is van cruciaal belang. Dat heeft een aantal repercussies. Het is niet zo dat je kan stellen dat er een centrale wetgever, rechter en/of afdwinger is. Is er een centrale wetgever? Het internationaal recht kent geen centrale wetgever die aan staten regels kan opleggen zonder hun voorafgaande instemming. Staten kiezen in beginsel zelf welke internationaalrechtelijke verplichtingen zij opnemen. Zo zullen zij bij de totstandkoming van een nieuw verdrag zelf kiezen om al of niet gebonden te zijn. Bij de totstandkoming van nieuwe gewoonterechtelijke regels kunnen zij zich desgewenst opstellen als ‘persistent objectors’ om alsnog aan de bindende kracht van deze regels te ontkomen. De EU is een supranationale organisatie. Het kan regels opleggen, ook al is niet iedereen het daarmee eens. Landen hebben instemming gegeven met de oprichting van de EU, ze kunnen er zelfs uitstappen. Van zodra je er instapt, dan aanvaard je dat voor bepaalde materies nieuwe wetten aangenomen worden met een gekwalificeerde meerderheid. Dit betekent dat er wetgeving, verordeningen, besluiten,… worden aangenomen, ook voor lidstaten die het daar niet mee eens zijn. Verspreidingsplan onder vluchtelingen, 4 lidstaten verzetten zich hiertegen, maar toch is het bindend voor hun. Dit is anders bij een intergouvernementele instelling, daar zijn nieuwe regels pas bindend voor degene die ermee akkoord zijn. Bij supranationale organisaties staan staten soevereiniteit af aan die organisatie. Het staat staten vrij om een internationale organisatie of verdragsorgaan een bepaalde autonome wetgevende bevoegdheid toe te kennen. Dit blijft echter zeer uitzonderlijk, staten zijn in de regel zelden geneigd een deel van hun soevereine prerogatieven af te staan. De Algemene Vergadering, is dit een centrale wetgever? Nee, maar ze neemt wel resoluties aan. Bv. UVRM, dit zijn louter aanbevelingen, de Algemene Vergadering creëert geen bindende rechten en plichten. De aanbevelingen hebben een politiek gezag, maar geen juridisch bindend karakter. Zij kunnen wel bijdragen tot de vorming van het gewoonterecht. Soms zie je dat er in het kader van de Algemene Vergadering multilaterale verdragen worden onderhandeld (bv. VN-Mensenrechtenverdragen), is dit dan toch een soort van wetgever? Nee, landen moeten dit verdrag gaan ratificeren vooraleer verschillende landen partij zullen worden. Hiervoor moeten ze een document neerleggen bij de depositaris van dat verdrag waarin ze zich akkoord verklaren om verdragspartij te worden. Ook de fameuze VN-Veiligheidsraad kan bezwaarlijk als een centrale wetgever worden beschouwd. Staten die lid worden van de Verenigde Naties aanvaarden weliswaar dat zij gebonden zijn door de resoluties die de Veiligheidsraad aanneemt op grond van ‘Hoofdstuk VII’ van het VN-Handvest en dat zij aan deze resoluties uitvoering moet geven. Anderzijds is de bevoegdheid van de Veiligheidsraad om bindende maatregelen op te leggen onlosmakelijk verbonden met haar (uitvoerende) taak om te waken over de internationale vrede en veiligheid. De Veiligheidsraad is daarentegen nooit geconcipieerd als een orgaan dat als wetgever kan optreden en nieuwe rechtsregels met algemene draagwijdte kan uitwerken. Is er een centrale rechter? Het IGH is bevoegd voor eender welk internationaalrechtelijk geschil. Is het een centrale rechter? Als België en Nederland een geschil hebben, kan je naar het IGH gaan? Het hangt er van af, de 2 partijen bij het geschil moeten op 1 of andere wijze de jurisdictie van het Hof hebben aanvaard. Hoe kan je dit aanvaarden? Het volstaat niet om gewoon lid te zijn van de VN, er is een aanvaarding nodig van beide zijden van de rechtsmacht van het Hof. Er zijn 4 manieren om die te erkennen (zie infra). De meest eenvoudige manier is dat beide partijen Yasmine Ghys 6 een verklaring afleggen om het geschil voor het Hof af te leggen. Ze zeggen in een akkoord dat ze dat geschil gaan voorleggen, ad hoc. Er zijn ook nog andere methodes, 1 met een ruimer effect is die waar je een bepaald verdrag hebt waarin een clausule staat dat geschillen rond de toepassing of uitlegging van het verdrag aan het IGH kunnen worden voorgelegd. Wanneer 2 landen partij zijn bij een verdrag waarin zo een clausule staat, en zij hebben een conflict, dat betrekking heeft op de toepassing van een bepaling van dat specifieke verdrag, dan kunnen zij daarmee naar het Hof stappen. Conventie van Genève, het vluchtelingenverdrag, dat verdrag bevat een clausule die stelt dat wanneer geschillen ontstaan dat de betrokken partijen ermee naar het Hof kunnen stappen. Dit geldt enkel voor geschillen die op het specifieke verdrag slaan. De meest verregaande vorm is de verklaring van verplichte rechtsmacht. Dit houdt in dat je als staat een verklaring indient bij het Hof waarin je zegt dat je voor de toekomst aanvaardt dat andere staten die een gelijkaardige verklaring hebben afgelegd, tegen jou een geschil kunnen beginnen. Je kan daar bepaalde voorwaarden aan verbinden, bv. voor enkele materies of voor ze allemaal. De verklaring van verplichte rechtsmacht is een ruimere aanvaarding van de jurisdictie van het Hof. Er zijn ongeveer 70 staten die zo’n verklaring hebben afgelegd, inclusief België. Maar is het IGH een centrale rechter?? Je moet altijd checken of de partijen de rechtsmacht hebben aanvaard!! Anders kan je niet zomaar naar Den Haag stappen. Is het ISH een centrale rechter? Het heeft maar een beperkte bevoegdheid, het gaat om vervolging van bepaalde individuen voor bepaalde strafrechtelijke misdrijven. Het geldt bovendien enkel voor staten die het Statuut van Rome hebben geratificeerd. Het EHRM? Het heeft een belangrijke rechtsmacht, ze kent haar grondslag in een multilateraal verdrag, het EVRM. Wat is het bijzondere hieraan? Elke staat die partij wordt bij dit verdrag, door het intekenen van het verdrag, aanvaardt dat geschillen daarrond voor het rechtscollege kunnen worden gebracht. Wil je daar een einde aan? Dan heb je maar 1 keuze, uit het verdrag stappen. Hetzelfde geldt voor het Zeerechttribunaal (VNZeerechtverdrag). Bij de WTO, die zich bezighoudt met de vrijmaking van de wereldhandel, heb je een gelijkaardige formule. Eens staten lid worden van de WTO, aanvaarden ze dat handelsgeschillen tussen verschillende WTO-leden juridisch worden beslecht voor het Panel. Wil je dit niet? Dan moet je uit de WTO stappen, maar dit doe je niet zomaar. Enerzijds heeft zich de voorbije kwarteeuw een sterke proliferatie voorgedaan van internationale hoven en tribunalen en is de mogelijkheid om internationale geschillen aan juridische geschillenbeslechting te onderwerpen sterk toegenomen (wat soms resulteert in zogeheten ‘forum shopping’. Anderzijds blijft deze mogelijkheid fundamenteel onderworpen aan de voorafgaande instemming van staten. Per slot van rekening zijn staten bijvoorbeeld vrij om zich terug te trekken of kunnen zij een erkenning van verplichte rechtsmacht van het IGH intrekken voor de toekomst. Is er centrale afdwinging? Heb je een hoger of extern orgaan die de regels afdwingt wanneer je een gunstige uitspraak verkrijgt? Het antwoord is complexer, de VN-Veiligheidsraad kan dwangmaatregelen nemen, ze kan economische sancties opleggen, diplomatieke sancties, ze kan ook militaire interventies ondernemen. Is het de arm der wet? Ja en nee, het is een politiek orgaan, zij kan maar bindende stappen ondernemen wanneer er sprake is van bedreiging van de vrede, inbreuk op de vrede of een daad van agressie. Dit wordt ruim geïnterpreteerd, is er sprake van 1 van die 3 elementen, dan kan men actie ondernemen onder ‘Chapter VII’ HVN. De VNVeiligheidsraad kan niet en mag ook niet optreden tegen elke inbreuk van het internationaal recht. Wanneer staten een onderling uitleveringsakkoord of een handelsakkoord hebben en zij komen die verbintenissen niet na, dan komt de VN-Veiligheidsraad daar niet in tussen. Het heeft die bevoegdheid niet, die is beperkt door de 3 elementen onder Chapter VII HVN. Zelfs als het wel zo is, dan blijft er het probleem dat het een politiek orgaan is. Yasmine Ghys 7 Hoofdstuk 4. Relevantie van internationaal recht Wat ben je ermee als je niet zomaar naar de rechter kan stappen? Als je zelf kiest wat je doet en waarmee je instemt? Je ziet af en toe in grote crisissen dat internationaal recht geen primaire rol vervult. Cubacrisis: De VS ontdekt dat de Sovjets in Cuba materiaal aan het verschaffen waren om een kernwapens te maken. 1 jaar later doet Dean Acheson een uitspraak: 1963 ‘Law simply does not deal with questions of ultimate power’. Vrij ontnuchterende uitspraak. Kosovocrisis: Een vergelijkbaar voorbeeld is een uitspraak van M. Albright (1999), dat was de periode van de Kosovo crisis, NAVO-operatie gericht tegen Milosovici en zijn troepen naar aanleiding van de etnische zuiveringen die plaatsvonden tegen Kosovaren. Soort van humanitaire interventie. De NAVO deed dit zonder een machtiging van de VN-Veiligheidsraad, omdat Rusland en China hun veto stelden en geen steun wouden geven aan een resolutie die de operatie zou toelaten. De verschillende NAVO landen vragen raad bij hun juridisch adviseurs. Zij krijgen als conclusie dat dit onwettig is zonder machtiging van de VN-Veiligheidsraad. Dit is een inbreuk op het internationaal recht. Iemand belt met Albright en geeft de boodschap mee dat de juristen zeggen dat dit onwettig is. Het antwoord van Albright is ‘Robin, get new lawyers’; zoek nieuwe advocaten die iets anders zeggen. Opnieuw zeer ontnuchterend. Is het recht? Dat hangt er van of hoe je het begrip ‘recht’ definieert. Je hebt juristen (o.a. John Austin) die zeggen dat recht maar recht is wanneer er een afdwingingsmechanisme is. De mogelijkheid van een sanctie is nodig vooraleer je van recht kan spreken (“a command backed by sanction”). Heb je die garantie op een sanctie niet, dan is het slechts positieve moraal en geen recht. Is dat een juiste weergave? Je moet ergens erkennen dat het internationaal recht minder ontwikkeld en minder volmaakt is dan nationaal recht. Maar, je kan niet zomaar een analogie maken naar het nationaal recht. Je kan hier een kanttekening bij plaatsen, het is niet omdat je in het nationaal recht verbiedt te stelen, dat er ook effectief nooit gestolen wordt. Ook op nationaalrechtelijk niveau vinden inbreuken plaats die niet altijd vervolgd worden. Er is een interessante parallel met het internationaalrechtelijke niveau. Als je op nationaal vlak een procedure voert met de overheid en je wint die zaak, is er nog altijd een mogelijkheid dat de overheid een uitspraak van een rechter eenvoudigweg naast zich neerlegt. Die analogie met het nationaal recht moet je met een korrel zout nemen. Staten zijn niet helemaal ‘tandeloos’. Staten kunnen voor een stuk zelf het eigen heft in handen nemen. Ze kunnen tegenmaatregelen nemen, dit houdt in dat wanneer je als staat slachtoffer wordt van een inbreuk door een andere staat, je zelf je plichten ten aanzien van die andere staat kan opschorten of negeren om op die manier de andere te dwingen om een einde te stellen aan de inbreuk. Je kan ook zeggen dat sanctie geen intrinsiek element is van wat recht recht maakt. Het is eerder een gevolg van een rechtsregel, dan een constitutieve voorwaarde. “Law’ is not ‘law’ because it is enforced. It is enforced because it is ‘law’ and enforcement would otherwise be illegal.” Op het einde van de rit, merk je dat staten het internationaal recht als bindend gaan beschouwen en het internationaal recht gekenmerkt wordt door een eigen bronnenapparaat. Internationale rechtsregels kunnen met name alleen volgen uit een beperkt aantal formele rechtsbronnen en onderscheiden zich hierdoor van bijvoorbeeld ethische regels of gebruiken. Vanuit dit opzicht is internationaal recht wel degelijk ‘recht’. Yasmine Ghys 8 Is het relevant? Je zou de indruk kunnen krijgen dat het internationaal recht het steevast moet afleggen tegen overheersende politieke belangen. Er zijn verschillende visies hierover in de politieke wetenschap. Realisme: alleen de belangen van machtige staten gelden, indien deze landen belang hebben bij de regels en bereid zijn de kost te dragen voor de afdwinging ervan, zal het internationaal recht worden gerespecteerd, anders niet. Institutionalisme: de opkomst van het internationaal recht en van internationale organisaties beantwoordt aan een nood van staten om interstatelijke betrekkingen te regelen en een zekere orde te brengen waar anders chaos zou heersen. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat staten veelal de regels zullen naleven omdat zij op langere termijn baat hebben bij een geordende samenwerking (ook wanneer een inbreuk op korte termijn voordelig zou zijn). Ze erkennen dat de naleving van het internationaal recht problematisch wordt waar het gaat om regels die raken aan de kern van de soevereine belangen (‘high politics’). Constructivisme: de sterkte van internationaalrechtelijke normen valt niet te herleiden tot een louter rationele afweging van de voor- en nadelen van naleving van de regels. Ze stellen dat deelname aan internationale organisaties en de aanvaarding van internationale rechtsregels mee de identiteit van staten beïnvloedt. Staten gaan bepaalde regels respecteren, niet louter en alleen omdat zij hier voordeel uit putten, maar omdat zij zich als leden van de internationale gemeenschap met deze normen vereenzelvigen. Ook in de rechtsleer is daar een hele discussie over. Er wordt op gewezen dat men niet louter mag afgaan op de zeer grootschalige en/of zichtbare inbeuken die de krantenkoppen halen. Het internationaal recht bestrijkt immers tal van domeinen en drukt haar stempel op alle vormen van internationale interactie. De meeste internationaalrechtelijke regels worden wel correct toegepast. Zelfs in die gevallen waar er soms inbreuken plaats vinden, wordt internationaal recht steeds betrokken in het besluitvormingsproces. “it is probably the case that almost all nations observe almost all of their international obligations almost all of the time”, citaat van L. Henkin. Ook in gevoelige domeinen als het recht der gewapende conflicten of de regels inzake het gebruik van geweld, blijkt dat internationaal recht niet irrelevant is: staten houden in hun internationale optreden wel degelijk rekening met het regelgevend kader. Het feit dat staten soms bewust de regels met de voeten treden doet hieraan geen afbreuk: het internationale recht vormt immers het referentiekader aan de hand waarvan de internationale gemeenschap de wettigheid van het optreden van individuele staten beoordeelt; inbreuken zijn noot 100% ‘kosteloos’. De normatieve kracht (‘compliance pull’) hangt af van heel wat factoren. Wat zijn de wederzijdse voordelen bij naleving? Wat is het risico op sancties bij niet-naleving? Kan een inbreuk worden voorgelegd aan een internationaal rechtscollege? … Besluit: internationaal recht is geenszins ‘irrelevant’. Een wereld zonder internationaal recht is niet denkbaar. Yasmine Ghys 9 Deel 2. Bronnen van het internationaal recht Hoofdstuk 1. Algemeen Het is moeilijk om internationaal recht te definiëren, een manier is door te kijken wat nu precies de formele bronnen zijn van het internationaal recht. Het vertrekpunt is art. 38 IGH, het bevat een bepaling die overgenomen is van het statuut van het PIGH, deze zegt welke bronnen partijen in een geschil kunnen inroepen voor het Hof. Men identificeert er 4: verdragen, internationaal gewoonterecht, algemene rechtsbeginselen, rechtspraak en rechtsleer. Met ‘formele’ rechtsbronnen bedoelen we de ‘types’ van bronnen waaruit internationaalrechtelijke rechten en plichten kunnen voortvloeien. De ‘materiële’ rechtsbronnen zijn de concrete manifestaties hiervan waarin de eigenlijke rechten en plichten zijn terug te vinden. Die bepaling is echter niet exhaustief, er zijn nog andere (minder relevante) rechtsbronnen die hier niet in vermeld staan. Bovendien is de onderlinge verhouding tussen de verschillende bronnen niet exhaustief geregeld in het artikel. Hoofdstuk 2. Verdragen Afdeling 1. Algemeen Belangrijkste bron van het internationaal recht, ze kunnen de meest uiteenlopende vorm of inhoud hebben. Ze zijn het consensuele instrument bij uitstek. Dit vertaalt zich in 2 Latijnse adagia: “Pacta sunt Servanda” overeenkomsten moeten worden nageleefd, en “Pacta tertiis nocent nec prosunt”, overeenkomsten doen geen rechten of plichten ontstaan in hoofde van derden, ze baten, noch schaden derden. Deze stelling is eigenlijk ook niet 100% accuraat, als je gaat kijken naar de relevante bepalingen van het WVV. Als je daarin gaat kijken dan zie je dat dit wel klopt voor de plichten. Wanneer je een verdrag sluit, doet dit geen plichten ontstaan voor derden. Wat rechten betreft, is het iets anders. Wanneer een verdrag voorziet in rechten voor een derde land, dan gaat men ervan uit dat het derde land daarmee instemt. Heel belangrijk! Verdragen binden enkel betrokken verdragspartijen. Bevat een verdrag echter verplichtingen voor derde staten, dan moeten deze verplichtingen uitdrukkelijk en schriftelijk door hen worden aanvaard alvorens bindend te zijn. Verdrag van Gent (1814): heeft een einde gemaakt aan gewapende conflicten tussen VS en VK. Het is een vredesverdrag, het beslecht territoriale geschillen,… Aanleg sluis kanaal Gent-Terneuzen: zie supra. Belgisch gedetineerden in NL: België en Nederland hebben akkoord afgesloten om Belgische gedetineerden in Nederlands te plaatsen, aangezien de Belgische gevangenissen vol zijn. Afdeling 2. Wat is een verdrag? Volgens Art. 2(1)(a) WVV: “een internationale overeenkomst in geschrifte tussen Staten gesloten en beheerst door het volkenrecht, hetzij in een enkele akte, hetzij in twee of meer samenhangende akten, en ongeacht haar bijzondere benaming” Deze definitie is niet volledig, het is ruimer in de zin dat zij ook ‘mondelinge’ akkoorden omvat. Dit is eerder uitzonderlijk, maar het is wel degelijk bindend. Het kan wel aanleiding geven tot bewijsproblemen. Die definitie omvat ook verdragen afgesloten tussen internationale organisaties, en tussen internationale organisaties en één of meerdere staten. Het is een wilsovereenstemming met de bedoeling om juridisch bindende gevolgen te creëren. Er is een onderscheid tussen een verdrag en een politiek akkoord (of gentleman’s agreement). In het ene geval aanvaardt de staat juridisch bindende plichten, in een politiek akkoord nemen staten louter engagementen op zich. Engagementen die nooit voor de Yasmine Ghys 10 rechter afdwingbaar zouden zijn. Hoe weet je nu of je te maken hebt met een verdrag of een politiek akkoord? In eerste instantie moet je kijken naar de bewoordingen ervan (duidelijke en concrete rechten en plichten t.o.v. vage en soepel geformuleerde toezeggingen) en de context waarbinnen het instrument wordt aangenomen. Je kan gaan kijken of het verdrag is geregistreerd bij de VN, in principe moet dit. Omgekeerd zie je dat overeenkomsten die tot stand komen binnen de OVSE (de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking en Europa) een bepaling bevatten: “komt niet in aanmerking voor registratie bij de VN”. Hieruit kan je afleiden dat het om een louter politiek engagement gaat. Andere aanwijzingen? De meeste verdragen zijn ook opgesteld in het Engels. Er wordt vanuit gegaan dat wanneer er in een bepaling staat “states will…” dat het om een politiek akkoord gaat. Wanneer er staat “states shall” gaat het om iets juridisch bindend. Will is minder sterk dan shall. Dus de tekst, maar ook bv. de titel is een nuttige indicatie. De ‘bijzondere benaming’ van een instrument is, conform het WVV, nochtans niet determinerend om uit te maken of men met een juridisch bindend overeenkomst te maken heeft. Wat met Memoranda of Understanding (MOU)? In de praktijk wordt daar vaak gebruik van gemaakt met het oog op praktische of technische samenwerking in bepaalde domeinen en/of om concrete uitvoering te geven aan meer algemeen opgestelde verdragen, je ziet vaak dat landen MOU’s gaan afsluiten. Vlaanderen en Bolivia sluiten MOU rond technische samenwerking in watergebonden aangelegenheden. Is dit een verdrag of een louter politiek engagement? De meeste MOU’s zijn niet juridisch bindend. Meestal is dit van politieke aard, maar dit is niet altijd het geval. Je moet steeds kijken naar de bepalingen van dat document in kwestie. Het kan zijn dat daar bindende rechten en plichten instaan. MOU’s hebben in de regel niet de intentie om juridisch bindende gevolgen te creëren. Uitzonderlijk kan uit de bewoordingen en de context toch het tegendeel blijken en zal men moeten besluiten dat het effectief om een ‘verdrag’ gaat. De benaming is ook hier niet doorslaggevend. Waarom sluiten landen zo’n MOU’s? Je houdt de formaliteiten minimaal, ze zijn veel flexibeler. Je kan ze makkelijker aannemen en wijzigen. Er is nog een bijkomend (politiek gevoelig) aspect, ze worden aangegaan door de uitvoerende macht. Klassiek bij MOU’s is dat de wetgever daar niet in tussen komt, deze staat aan de zijlijn. Wat wil dit zeggen? Dit is voor de uitvoerende macht een makkelijk instrument om bepaalde afspraken aan te gaan met andere landen zonder daar de handen te laten binden door de wetgevende macht. Wat is het risico? Dat de uitvoerende macht misbruik gaat maken van dat middel. Je wordt verondersteld de goedkeuring van de wetgever te hebben wanneer je een verdrag goedkeurt. Toch zou de uitvoerende macht dus ongrondwettelijk de wetgevende macht buiten spel kunnen zetten. Anderzijds kan deze werkwijze het moeilijker maken om bepaalde afspraken naderhand af te dwingen. Obama pursuing climate accord in lieu of treaty: dit artikel doet uitschijnen dat Obama eerder naar een klimaatakkoord wil, dan naar een klimaatverdrag. Wat is de achtergrond? Obama staat achter een nieuw klimaatakkoord maar hij weet dat de Amerikaanse senaat (die in principe met een 2/3de meerderheid moet instemmen) daar nooit aan gaat meewerken. Als we het nu als een akkoord gaan beschouwen, dan laten we dat congres terzijde een krijgen we toch een vorm van overeenkomst. Kernakkoord met Iran: het gaat om de schrik dat Iran haar infrastructuur zou gebruiken om een wapen te maken. Daar zijn al lang onderhandelingen over, men had daar in 2013 al een Joint Plan of Action voor aangenomen. Deze zomer heeft men een Joint Comprehensive Plan of Action aangenomen. Wat is er voor Iran bij te winnen? De sancties verdwijnen, het is al heel wat jaren onderhevig aan sancties opgelegd door de VN-Veiligheidsraad. Bovenop die sancties zijn er Yasmine Ghys 11 ook nog bijkomende, meer verregaande, sancties opgelegd op het niveau van de VS en de EU. De JCPA ziet geleidelijk aan het verdwijnen van die sancties, maar is dit wel een verdrag? De Amerikaanse senaat heeft een brief gestuurd naar de Iraanse president. Men schrijft min of meer dat wanneer de Amerikaanse president een akkoord zou sluiten met Iran, dit niet meer zou zijn dan een vodje papier. Maar is dit nu een verdrag? Dit is een politiek akkoord: “Iran and E3 will take the following voluntary measures within the timeframe as detailed in this JCPOA and its Annexes”. Betekent dit dat dit document waardeloos is? Neen, dit is nuttig. Er is nog een bijkomend aspect, men heeft op 14 juli dat politieke akkoord afgesloten, een week later heeft de Veiligheidsraad een resolutie aangenomen die voortbouwt op dat politiek akkoord. Het moet gaan om een overeenkomst tussen 2 of meer subjecten van internationaal recht. Men denkt in eerste instantie aan staten, maar niet enkel zij kunnen verdragen aangaan. IO’s kunnen dit ook, althans in de mate hun oprichtingsverdrag dit toelaat. Bv. EU. Wat met deelstaten? In België hebben gemeenschappen en gewesten een verdragsluitende bevoegdheid, althans voor de bevoegdheden waarvoor zij intern bevoegd zijn. In Duitsland hebben verschillende delen geen verdragsluitende bevoegdheid. ‘in foro interno, in foro externo’ waar je intern bevoegd bent, ben je ook extern bevoegd. Complex in België door verschillende parlementen. Wat gebeurt er wanneer er inbreuk wordt begaan, wanneer een geschil ontstaat bij de toepassing van dat verdrag? Stel dat Vlaanderen haar verplichtingen niet nakomt, wie zal Nederland dan aansprakelijk stellen? De Belgische overheid. Het internationaal recht erkent alleen het niveau van de staten. België zal optreden voor Vlaanderen. Particulieren en private ondernemingen kunnen daarentegen geen ‘verdragen aangaan. Bijkomende criteria: het verdrag moet beheerst zijn door het volkenrecht. Verdragen moeten onderscheiden worden van overeenkomsten naar nationaal recht die worden afgesloten tussen twee of meer subjecten van internationaal recht . Een commerciële overeenkomst (huur/bouw/koop-verkoop/…) tussen 2 staten die onderworpen is aan het recht van 1 van beide. De vorm is irrelevant. Het kan gaan om een akte, maar ook om een uitwisseling van brieven. Er is geen nood aan gelijktijdige aanbieding en aanvaarding door de betrokken partijen. Afdeling 3. Types verdragen Vanuit didactisch oogpunt kan men verschillende types verdragen onderscheiden, al blijft de juridische relevantie van deze typologieën beperkt. Materieel/inhoudelijk zijn er tal van soorten verdragen. Een meer algemeen onderscheid is dat tussen: Traités-lois: bevatten normen met algemene draagwijdte, bv. mensenrechtenverdragen. Traités-contrats: gemeenschappelijk met contracten, verdragen waar je wederzijdse verbintenissen aangaat. Eens uitgevoerd, wordt het een verdrag zonder voorwerp. Traités-constitutions: verdragen die een internationale organisatie oprichten. Op basis van formele criteria kan men vooreerst een onderscheid maken tussen: Bilateraal: akkoorden tussen 2 partijen. Multilateraal: akkoorden tussen meerdere partijen. Regionaal: sub-categorie van de ‘multilaterale’ akkoorden. Het onderscheid tussen ‘bilaterale’ en ‘multilaterale’ akkoorden heeft tot op zekere hoogte gevolgen voor wat betreft de toepassing van het verdragsrecht. Zo zijn de regels inzake goedkeuring of wijziging, of inzake de toelaatbaarheid van voorbehouden niet identiek. In een concrete casus zal men steeds moeten nagaan welke relevante bilaterale/regionale/ Yasmine Ghys 12 multilaterale verdragen er allemaal bestaan; of de betrokken staten partij zijn bij de verschillende verdagen, en; hoe deze verdragen zich onderling verhouden. Een ander onderscheid op formele basis is tussen: Open: de toegang tot een bepaald verdrag is niet aan vooraf bestaande voorwaarden verbonden. Gesloten: deze verdragen zijn enkel ‘toegankelijk’ voor partijen die aan bepaalde voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden kunnen van uiteenlopende aard zijn: soms is een verdrag beperkt tot staten die tot een bepaalde regio behoren of tot staten die beantwoorden aan vereisten inzake respect voor de mensenrechten en democratische principes. Afhankelijk van de mate waarin de totstandkoming van een verdrag al dan niet verschillende fases moet doorlopen, spreekt men van een ‘plechtig’ verdrag, dan wel een verdrag ‘in vereenvoudigde vorm’. Er gelden tot op zekere hoogte bijzondere regels voor verdragen aangenomen in het kader van een internationale organisatie (zie infra). Men maakt soms gebruik van een combinatie van ‘kaderakkoorden’ (framework agreements/conventions) en ‘protocollen’. ‘Kaderakkoorden’ creëren veelal een forum voor overleg en/of een aantal algemene verbintenissen. ‘Protocollen’ worden gebruikt om meer concrete/specifieke regels vast te leggen. Verdrag inzake Bepaalde Conventionele Wapens uit 1980, hierbij zijn intussen 5 protocollen aangenomen inzake specifieke wapens. Afdeling 4. Registratie en bekendmaking van verdragen Verdragen moeten verplicht worden geregistreerd bij de Verenigde Naties met het oog op publicatie in de United Nations Treaty Series (UNTS). Die verplichting is opgenomen in het HVN, art. 102(1). Wat is de achtergrond van die bepaling? In de 19de en 20ste eeuw heeft men slechte ervaringen gehad met zogenaamde ‘geheime verdragen’. Die werden gezien als katalysatoren van gewapende conflicten, en vooral als een schuldige van WOI. Men heeft aan het begin van de 21ste eeuw gezegd dat dit niet langer tolereerbaar was. Als regel, ten tijde van de Volkenbond, gold dat verdragen die niet geregistreerd werden, niet als juridisch bindend werden beschouwd. Vandaag, ten tijde van de Verenigde Naties, is die regel iets minder drastisch. Wanneer verdragen niet geregistreerd worden bij de VN, kan je ze niet inroepen ten aanzien van de VN (t.a.v. het IGH) en dus ook niet ten aanzien van het internationaal recht. Moet op nationaal vlak ook iets gebeuren, moeten deze verdragen worden gepubliceerd? In vele landen is dat zo, onder andere in België ook. Deze moeten worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Uit de rechtspraak van het Hof van Cassatie volgt niettemin dat een verdrag maar inroepbaar is ten opzichte van particulieren in de mate het effectief in het Staatsblad is gepubliceerd. Niet-naleving van de nationale bekendmakingsregels impliceert daarentegen geenszins dat het verdrag niet bindend zou zijn in hoofde van de staat. Hoofdstuk 3. Internationaal gewoonterecht Afdeling 1. Algemeen Naast verdragsrecht is vooral internationaal gewoonterecht van belang. Internationaal gewoonterecht is de oudste en oorspronkelijke bron van internationaal recht. Je zou het kunnen beschrijven als het “onbeschreven recht”, dit is in het nationaal recht veel minder terug te vinden. Belgische juristen zijn hier niet meer vertrouwd. De opkomst van verdragen is vrij laat op gang gekomen (18de eeuw, zie supra). Wil dat zeggen dat er hiervoor geen internationaal recht was? Nee, er bestond namelijk internationaal gewoonterecht. Yasmine Ghys 13 Bescherming van diplomaten: dit is al sinds de middeleeuwen bekend. Diplomaten werden al eens uitgewisseld en die genoten een zekere onschendbaarheid. Dit was niet op basis van een of ander akkoord. Men aanvaardde dat dit een ongeschreven regel was die bindend was. Zeerecht: de mogelijkheid om vrij gebruik te maken van de zee. Internationaal recht was voornamelijk ongeschreven van aard. Er werd hier wel over geschreven in handboeken. Waarop berust dit? Op 2 kwesties, een als recht aanvaarde algemene praktijk er moeten 2 elementen voor handen zijn, statenpraktijk (materiële element) en opinio juris (subjectieve element). Statenpraktijk is al het geen wat staten doen, de wijze waarop ze zich gedragen ten opzichte van staten, ten opzichte van vreemden. Het is als het ware de ‘ruwe grondstof’ of de ‘motor’ voor de vorming van internationaal gewoonterecht. Is dit voldoende op zich? Nee, je hebt een bijkomend criterium nodig om een onderscheid te maken tussen rechtsregel en een traditie of praktijk die men toepast uit praktische overwegingen of uit hoffelijkheid. Daar komt de opinio juris kijken. “The States concerned must therefore feel that they are conforming to what amounts to a legal obligation.” De praktijk op zich is niet voldoende, die moet soort van weerspiegelen dat ze beantwoordt aan een rechtsregel. o Paquete Habana Amerikaans Hooggerechtshof uit 1900, het Hof gaat na of er een gewoonterechtelijke regel bestaat in verband met de aanhouding van visserijschepen in oorlog? Het Hof besloot in deze zaak, op basis van een analyse van de officiële instructies in derde landen, van bestaande verdragen, van vonnissen van lokale rechtbanken en opinies in de rechtsleer, dat visserijschepen niet konden worden buit gemaakt in het kader van een gewapend conflict. o Claim op natuurlijke rijkdommen continentaal plat Continentaal plat = het ondiepere gedeelte van de zeebodem, voor je het steilere gedeelte hebt. Wat is daar het belang van? Daar zitten heel wat natuurlijke rijkdommen in (gas, olie,…) In het midden van de 20ste eeuw wordt het mogelijk om die natuurlijke rijkdommen te ontginnen. Gevolg: er ontstaat interesse. Truman-Verklaring (1945) Truman legt een publieke verklaring af waarin hij een claim legt op het continentaal plat en dus die rijkdom rond de kust van de VS. Hoe reageren andere staten? Men volgt eigenlijk het voorbeeld. Ze leggen allemaal gelijkaardige verklaringen af. Er ontwikkelt zich een statenpraktijk waarbij verschillende staten gelijkaardige claims gaan uitdrukken. Uit die statenpraktijk ontstaat een nieuwe gewoonterechtelijke regel. De regel dat de kuststaten de rijkdom in het continentaal plat te gaan beschermen. Die regel wordt nadien verankerd in de zeerechtverdragen. Yasmine Ghys 14 o Pulp Mills (2010) 2 Latijns-Amerikaanse landen hadden een geschil over een fabriek aan de grens die vervuiling veroorzaakte. Het IGH stel dat telkens wanneer je in een land grootschalige projecten plant waar een potentieel risico op grensoverschrijdende milieuschade bestaat, je verplicht bent een environmental impact assessment te hebben. Je hebt je plicht ten aanzien van een ander land. Waarom? Omdat dit in een verdrag staat? Nee, zegt het Hof, dit is een gewoonterechtelijke norm. o Immuniteit van overheidsfunctionarissen Immuniteit van overheidsfunctionarissen voor rechtbanken van derde landen. Hier bestaat geen verdrag over. waar vind je dat terug? In het gewoonterecht, je moet een analyse doen van de statenpraktijk om de regels te weten. Afdeling 2. Het materiële element: statenpraktijk Alles wat staten doen, ook wat ze niet doen. Opdat statenpraktijk een gewoonterechtelijke regel kan brengen moet die een zekere densiteit voortbrengen. Het moet gaan om een ‘bewuste’ gedraging, welke zich niet louter in de strikt nationale sfeer situeert. Ze moet voldoende uniform, consistent zijn. Ze moet voldoende algemeen zijn en die moet een zekere duurzaamheid vertonen. Ze moet zich herhalen over een bepaalde periode. Met ‘statenpraktijk’ doelen we in eerste instantie op de ‘fysieke’ praktijk van staten, maar ook ‘verbale’ praktijk kwalificeert als statenpraktijk. Ook het niet-optreden van staten kan kwalificeren als ‘statenpraktijk’ en kan in het bijzonder bijdragen tot vorming van een gewoonterechtelijk verbod. Uniformiteit: er is een zekere consistentie vereist. Staten moeten zich op en dezelfde manier gedragen. Betekent dat iedereen zich zo moet gedragen? Nee, belet dit dat er een nieuwe regel kan ontstaan? Nee, je hebt geen absolute uniformiteit nodig. o Nicaragua-zaak (1986) Geschil tussen Nicaragua en VS, deze speelt zich af tegen achtergrond van de Koude Oorlog. Er is een intern conflict binnen Nicaragua. Ze worden bekampt door een rebellenbeweging, de contra’s. De VS gaat steun verlenen aan de contra’s. Dit doet men in verschillende vormen; ze leveren geld, wapens,… Nicaragua betichte de VS van het geweldverbod te hebben geschonden. 1 van de zaken die het Hof moet nagaan, was de vraag of het geweldverbod een gewoonterechtelijke norm was. Ze gaan er van uit dat er inderdaad inbreuken plaatsvinden, maar er moet een algemene en geen absolute consistentie zijn. Het afwijkende gedrag wordt beschouwd als een inbreuk, maar belet niet dat er sprake is van een gewoonterechtelijke regel. o Nottebohm (1955) Staten onthouden zich om diplomatieke bescherming uit te oefenen ten gunste van een genaturaliseerde personen, die, wegens lange afwezigheid, hun band met de staat hadden verbroken. De heer Nottebohm vraagt neutralisatie in Liechtenstein aan. Voorwaarde hiervoor is dat hij ook geaccepteerd zal worden in een maatschappelijk verband in Liechtenstein, ook dit vraagt hij aan. De heer Nottebohm, werkte voornamelijk in Guatemala. Uiteindelijk wordt de neutralisatie geaccepteerd, wat de heer Nottebohm tot staatsburger van Liechtenstein maakt. Guatemala accepteert de neutralisatie niet, waarop Liechtenstein een vraag voorlegt aan het Internationaal Gerechtshof. Het Hof stelt dat de voorkeur wordt gegeven aan de effectieve nationaliteit die gebaseerd is op de banden die een persoon heeft met een staat. Hierbij moeten diverse factoren meegenomen worden die in verschillende zaken verschillende waarde toegekend moeten worden. Hieronder valt bijvoorbeeld, de woonplaats, zijn Yasmine Ghys 15 interesses en hoe deze aan een plaats gebonden zijn, familiebanden, participatie in de maatschappij, hechting aan een bepaalde staat etc. Het Hof komt tot de conclusie dat er helemaal geen band met Liechtenstein is. De enige reden dat de heer Nottebohm neutralisatie aan heeft gevraagd is om, in oorlogstijd, inwoner te zijn van een neutrale staat. Het Hof concludeert dat de werkelijke band bestaat tussen de heer Nottebohm en Guatemala. →‘Genuine link’ was een vereiste, Liechtenstein mag haar diplomatieke bescherming niet uitvoeren tegenover haar burger, omdat hij niet verbonden was met de staat maar enkel de nationaliteit had. Algemeenheid: je kan maar een gewoonterechtelijke regel creëren als meerdere staten zich zo gaan gedragen. Er is vandaag een hele discussie in militaire milieus over de bereidheid van het recht op zelfverdediging tegen niet-statelijke groepen. De mate waarin je als land het recht op zelfverdediging kan inroepen naar aanleiding van een inbreuk door een niet statelijke groepen. Vroeger ging men ervan uit dat enkel gold voor aanvallen door staten. Vandaag wordt die houding meer in vraag gesteld. Verschillende landen stellen dat dat recht op zelfverdediging ook geldt wanneer het land van waaruit ze opereren geen zin heeft om die aanvallen te stoppen. Staten hoeven niet ‘universeel’ te zijn. Er moet als het ware een ‘kritische massa’ van deelnemende staten zijn, zonder dat het mogelijk is hier een vast aantal of percentage op te kleven. Hierbij moet men ook rekening houden met de mate waarin staten die zelf niet actief deelnemen aan de statenpraktijk er niettemin in berusten of mee instemmen. Bovendien is het vooral belangrijk om rekening te houden met de praktijk van staten die belang hebben bij de regel in kwestie en die een betekenisvolle bijdrage kunnen leveren aan de statenpraktijk. Een consistente praktijk van ‘ingesloten’ landen zal op zich geen nieuwe regels doen ontstaan in het internationale zeerecht, maar men moet hiervoor in de eerste plaats kijken naar de praktijk van de kuststaten. Duurzaamheid: praktijk moet zich herhalen op verloop van tijd. Vandaag gaat men er van uit dat de duur korter moet zijn want men gaat er van uit dat de interactie veel intenser is geworden. Indien een bepaalde praktijk zeer consistent en wijd verspreid is, kan een kortere duur volstaan, en vice versa. Men moet wel oppassen met het concept van ‘instant custom’, dit is de idee dat één enkel voorbeeld van statenpraktijk kan volstaan voor het ontstaan of de wijziging van een gewoonterechtelijke norm. In reactie op de aanslagen van 9/11 en de daaropvolgende Amerikaanse interventie in Afghanistan is wel eens gesuggereerd in de rechtsleer dat de gewoonterechtelijke invulling van het recht op zelfverdediging een onmiddellijke wijziging heeft ondergaan. In principe moet statenpraktijk geleidelijk ‘insijpelen’ en moeten andere staten de kans krijgen op een opkomende praktijk te reageren en een standpunt in te nemen. De statenpraktijk kan uitgaan van zowel de uitvoerende, de wetgevende als de rechterlijke macht. In eerste instantie kijk je naar de uitvoerende macht. Traditioneel keek men vooral naar het optreden van de ‘heilige Drievuldigheid’ van staatshoofd, regeringshoofd en buitenlandminister. Het begrip is veel ruimer en omvat alle ‘officiële’ praktijk van iedere tak van de overheid. Ook het optreden van de nationale wetgever kan statenpraktijk opleveren. o Warrant zaak IGH keek o.m. naar de nationale wetgeving inzake immuniteiten in strafzaken om uit te maken of er een gewoonterechtelijke regel was die België verbood om de zittende Congolese buitenlandminister te vervolgen. Yasmine Ghys 16 Bestaat er zoiets als ‘niet-statelijke’ statenpraktijk? Zijn er bepaalde entiteiten, andere dan ‘staten’, die kunnen bijdragen tot de vorming van internationaal gewoonterecht? Voor particulieren, ondernemingen en niet-statelijke groepen is het antwoord negatief. Wat met internationale organisaties? In eerste instantie kunnen de gedragingen van/binnen een internationale organisatie een impact hebben op de eigen interne werking. Zij kunnen met name een ‘coutume institutionelle’/’institutionele praktijk’ tot stand brengen. VN-Veiligheidsraad: een onthouding van een permanent lid belet niet dat een resolutie wordt aangenomen. Hoewel het HVN vereist dat alle permanente leden instemmen. De vraag of het optreden van internationale organisaties kan bijdragen tot de vorming van gewoonterechtelijke regels met een algemene draagwijdte (los van de eigen interne werking) is echter van een andere orde. In principe moet hier een onderscheid worden gemaakt: • IO treedt op in het kader van een haar toegewezen autonome normerende (supranationale) bevoegdheid. De IO kan het optreden van de organisatie effectief als dusdanig bijdragen tot de vorming van internationaal gewoonterecht. • IO fungeert als intergouvernementele spreekbuis van de lidstaten. Er is sprake van een ‘collectieve’ statenpraktijk, uitgedrukt via het medium van de internationale organisatie. De resoluties van de Algemene Vergadering kunnen ook bijdragen tot statenpraktijk, je kan die zien als collectieve uitdrukking van statenpraktijk. In één extreme visie geven resoluties aangenomen bij unanimiteit of bij consensus aanleiding tot gewoonterechtelijke regels, aangezien de vereiste van ‘algemeenheid’ automatisch vervuld is. Een andere extreme visie stelt dat deze resoluties geen gewoonterecht kunnen vormen, het HVN stelt dat zij slechts als ‘aanbevelingen’ fungeren. De realiteit ligt ergens tussenin: uit de rechtspraak van het IGH volgt duidelijk dat resoluties van de AV wel degelijk kunnen bijdragen tot de vorming van gewoonterecht. Wel moet men daarbij rekening houden met diverse factoren zoals de gebruikte bewoordingen, de titel, de wijze van goedkeuring,… Bovendien is in de regel andere, bijkomende statenpraktijk vereist, en kunnen deze regels geen ‘instant custom’ creëren vanuit het niets. Ook verdragen kunnen daartoe bijdragen. Gewoonterecht is de oorspronkelijke bron van recht toen er nog geen verdragen waren. Hoe is de verhouding tussen gewoonterecht en verdragen? Het is mogelijk dat je een aanvankelijk gewoonterechtelijke regel hebt en die naderhand wordt opgenomen in een multilateraal verdrag (1). Dit is een codificatie. Het kan ook omgekeerd verlopen. Het is mogelijk dat staten een nieuwe regel creëren in een verdrag zonder dat die beantwoord aan een voorafbestaande gewoonterechtelijke regel (2). Ottowa-Verdrag: verdrag dat voorziet in een verbod op antipersoonsmijnen. Een heel aantal staten zijn hier lid van geworden. Het creëren van zo’n verdragsregel kan leiden tot het ontstaan van een nieuwe gewoonterechtelijke regel. Wat is het belang? Een gewoonterechtelijke regel is bindend ten opzichte van alle staten en niet enkel voor de verdragspartijen. (3) de mogelijkheid dat je een verdrag aanneemt, die de gewoonterechtelijke regel ‘kristalliseert’. Er is al een statenpraktijk en een gewoonterechtelijke norm die zich aan het ontwikkelen en het aannemen van een multilateraal verdrag geeft het laatste duwtje. Bilaterale verdragen kwalificeren in principe eveneens als ‘statenpraktijk’. Anderzijds is hier voorzichtigheid geboden. In veel gevallen sluiten staten precies bilaterale verdragen om verder te gaan dan wat het algemene internationaal recht voorziet/toelaat. In dergelijke gevallen zou het verkeerd zijn om uit een aantal gelijklopende bilaterale verdragen een nieuwe gewoonterechtelijke norm met algemene werking af te leiden. Yasmine Ghys 17 o Yerodia (2002) Geschil tussen België en Congo. De zaak is een nalatenschap van de Belgische Genocidewet (= wet die het mogelijk maakt om in België een strafvervolging in te stellen tegen personen die werden verdacht van ernstige feiten, oorlogsmisdaden, foltering, genocide,…). Ook al had je geen enkel aanknopingspunt met België, feit was niet gepleegd in België, als noch slachtoffer noch dader Belg was,… Er kwamen klagers vanuit verschillende andere landen naar België en België werd een spil in rechtspraakmakende strafvervolgingen tegen militaire en politieke leiders. Een aantal klagers uit Congo beroepen zich op de genocidewet om strafvervolging te initiëren tegen Yerodia, de Congolese buitenlandminister op dat ogenblik. Hij werd verdacht van betrokkenheid bij bepaalde internationale misdrijven. België vraagt uitleveringsbevel maar dat wordt niet aangenomen door Congo. Congo was hier helemaal niet mee gediend en begint een procedure voor het IGH tegen België. (België en Congo hebben beide verklaring van verplichte rechtsmacht afgelegd.) Congo is van oordeel dat België de immuniteiten van de buitenlandminister heeft geschonden. Die immuniteiten zijn niet vastgelegd in een verdrag. Waar gaat het Hof zoeken naar antwoorden? Wat zou relevante statenpraktijk kunnen zijn? Men gaat kijken naar nationale wetgeving en de relevante bepalingen erin. Men gaat ook kijken naar nationale rechtspraak. Wat is het antwoord van het Hof? Het Hof besluit dat Yerodia wel immuniteit geniet. Het Hof stelt vast dat bepaalde personen in de loop van de functie een absolute immuniteit hebben. Die kan je tijdens de loop van de functie niet voor de rechtbank van een ander land brengen. België heeft een schending begaan van het internationaal recht. o North Sea Continental Shelf Case (1969) Deze gaat in op de verhouding tussen verdragen en gewoonterecht. De zaak gaat over een geschil tussen Nederland, Duitsland en Denemarken. De Noordzee is vrijwel volledig continentaal plat. Er is een discussie tussen de 3 landen over de onderlinge afbakening van dat continentaal plat. Waar moeten we de scheidingsgrenzen plaatsen. Het is een aantal jaren na de totstandkoming van de 4 verdragen van Genève. 1 van die 4 verdragen gaat uitdrukkelijk over het continentaal plat. In dat verdrag staat een regel over de afbakening, men hanteert een vrij eenvoudige regel: de equidistantieregel. Die houdt in dat je een lijn trekt, waarop elk punt op die lijn op een gelijke afstand ligt van de kust van de betrokken landen. Nederland en Denemarken passen het equidistantieprincipe toe, Duitsland vindt dat ze een meer billijke afbakening moeten toepassen. Men besluit via een compromis de zaak voor het IGH te brengen. Is die verdragsregel bindend ten aanzien van Duitsland? Waar komt dat gewoonterecht bij kijken als die regel toch in een verdrag staat? Duitsland heeft dat verdrag getekend, maar nooit geratificeerd. Dus dat verdrag is niet bindend ten opzichte van Duitsland. Maar is die regel geen gewoonterechtelijke norm? Is die zo dan niet bindend? Daarover buigt het Hof zich in 2de instantie. Men identificeert hier 3 verschillende hypotheses. Hypothese 1, een verdrag codificeert een gewoonterechtelijke regel: kunnen we zeggen dat die regel voordien al behoorde tot gewoonterecht? Men stelt vast dat er tijdens de onderhandelingen van dat verdrag behoorlijk veel discussie bestond, er was geen duidelijke consensus. Staten mochten zelfs voorbehouden maken. Dit illustreert dat er vooraf geen gewoonterechtelijke norm was. Hypothese 2, een verdrag kristalliseert een opkomende gewoonterechtelijke regel: om gelijkaardige reden als hypothese 1 afgekeurd. Hypothese 3, de verdragsregel wordt nadien gewoonterecht: kunnen we stellen dat die verdragsregel gaandeweg een gewoonterechtelijke norm is geworden? Men kijkt naar de manier waarop staten onderling dat continentaal plat gaan afbakenen. Vooral, in welke mate we kunnen stellen dat er staten zijn die geen partij zijn bij het Yasmine Ghys 18 verdrag, maar toch dat principe gaan toepassen. Men stelt vast dat er een aantal gevallen zijn waar dit principe wordt toegepast, maar dit is al bij al vrij beperkt. De statenpraktijk is onvoldoende om te besluiten dat er een gewoonterechtelijke norm is ontstaan. Afdeling 3. Het subjectieve element: opinio juris De erkenning van de rechtspraktijk dat een bepaalde statenpraktijk niet louter een gebruik, traditie, etc. weerspiegelt, maar beantwoordt aan een rechtsnorm die bepaalde gedragingen verplicht stelt, toelaat, dan wel verbiedt. Het is de erkenning of aanvaarding van het ‘rechtskarakter’ van de statenpraktijk. Diplomaten gebruiken altijd wit papier. Dit is een uniforme statenpraktijk, wil dit zeggen dat dit een gewoonterechtelijke norm is? Neen! Bewijs van opinio juris is terug te vinden in uitdrukkelijke verklaringen waarin staten zich uitspreken over het juridisch verbindende karakter van een bepaalde praktijk. Bij afwezigheid van dergelijke verklaringen wordt opinio juris soms impliciet afgeleid uit de gedragingen van staten. Uit de rechtspraak van het IGH volgt inderdaad dat opinio juris soms eerder als negatief element wordt gehanteerd om de stelling te weerleggen dat een continue praktijk een gewoonterechtelijke regel is geworden. Afzonderlijk bewijs is niet steeds noodzakelijk. In afwezigheid van tegenstrijdige opinio juris kan men soms volstaan met een voldoende algemene en consistente statenpraktijk. Dit veronderstelt wel dat de statenpraktijk betrekking heeft op een domein van interstatelijke betrekkingen waar nood is aan regulering. Wanneer de statenpraktijk bovendien bestaat uit onthoudingen of anderszins ambigu is, blijft positief bewijs van opinio vereist. o Lotus-zaak (1927) De vraag of Turkije bevoegd was om tot arrestatie en vervolging van een Franse luitenant over te gaan. Turkije wou deze luitenant vervolgen omdat hij verantwoordelijk werd gehouden voor een ernstige botsing op volle zee tussen het Franse schip van de betreffende luitenant en een Turks schip. Het oordeel van het Permanente Hof van Justitie stelde Turkije in het gelijk. Het Hof was het niet eens met de bewering van Frankrijk. De bewering dat Turkije de kapitein niet mocht arresteren, omdat Frankrijk vond dat het ongeluk niet op het Turkse grondgebied plaats vond maar op internationale wateren, werd verworpen. Turkije had als soevereine staat de vrijheid om op grond van de Turkse wet tot vervolgen over te gaan en de Franse M. Demons te veroordelen. Dit omdat het hof vond dat de kapitein op Turkse territoriale wateren was gearresteerd. Afdeling 4. ‘Voortdurend verzet’ Gewoonterecht zijn de regels die bindend zijn voor alle staten. Je kan hier dus geen partij bij worden, dit is niet geschreven, het ontstaat organisch. Er is een probleem want internationaal recht is iets consensueels. Staten krijgen enkel de plichten die ze aanvaarden. De wilsovereenstemming is cruciaal. Maar dit geldt niet voor het internationaal gewoonterecht, de daaruit voortvloeiende rechtsregel zal bindend zijn voor staten die daar niet aan hebben deelgenomen. Dit is tegen hun wil, gaat dit in tegen het consensualisme? Ja en nee, er is namelijk een mogelijk om aan de bindende kracht te ontsnappen. Ze kunnen zich daaraan onttrekken door zich voortdurend te verzetten. Wanneer die statenpraktijk begint op te komen en je ziet dat een land zich daar direct tegen verzet. Wanneer dat verzet aangehouden blijft, dan zal die staat niet gebonden zijn. Een zogeheten ‘persistent objector’ zal niet gebonden zijn. Belangrijk is wel dat je je moet verzetten vanaf het begin. Als de regel al tot stand is gekomen kan je niet nadien je gaan verzetten ertegen, louter stilzwijgen volstaat niet. Yasmine Ghys 19 Indien een groter aantal staten zich verzet tegen de totstandkoming van een gewoonterechtelijke regel, rijst de vraag of überhaupt is voldaan aan de vereiste van ‘algemeenheid’. Afdeling 5. ‘Regionaal’ en ‘lokaal’ gewoonterecht Gewoonterecht is algemeen internationaal recht, ze zijn bindend ten opzichte van alle landen. Je hebt af en toe uitzonderingen. Je ziet soms dat er sprake is van regionaal of lokaal gewoonterecht. Dit is eerder uitzonderlijk. Er zijn maar weinig precedenten bekend in de rechtspraak. o Asiel-zaak Een Peruaanse rebel gaat naar de Colombiaanse ambassade in Peru en krijgt daar asiel. Peru wil geen “safe passage” verlenen om die man naar Colombia te laten gaan. Colombia beweert dat als zij asiel geeft dit ook bindend is voor andere staten want het is een vorm van lokaal gewoonterecht. Het Hof onderzocht of er binnen Latijns-Amerika regionaal gewoonterecht bestaat inzake het verlenen van asiel aan politieke vluchtelingen. o Right of Passage-zaak Portugal heeft kleine grondgebiedjes in India. Portugal beweert het recht te hebben te mogen passeren via Indisch grondgebied naar hun eigen grondgebied. Het Hof erkent de mogelijkheid van een vorm van ‘lokaal gewoonterecht’ mits instemming van alle betrokken partijen. Afdeling 6. De identificatie van internationaal gewoonterecht Om vast te stellen of een regel van internationaal gewoonterecht bestaat en wat de precieze draagwijdte ervan is, is een grondige analyse van de beschikbare statenpraktijk en opinio juris vereist. Een nuttige leidraad hierbij is het rapport van het International Law Association Committee on Formation of Customary (General) International Law uit 2000. Het is geïnspireerd door de rechtspraak van het IGH. Ook de VN-Commissie voor Internationaal Recht werkt momenteel aan een gelijkaardige leidraad. Het recht der gewapende conflicten, dit werd gepubliceerd door het ICRC. Het Rode Kruis heeft een poging ondernomen om alle regels te identificeren die gewoonterechtelijk van aard zijn. Men komt tot een opsomming van 161 regels. Wat was hier de relevante praktijk? Welke instrumenten vormden de basis voor die 161 regels? Verdragen, resoluties, militaire handboeken, nationale wetgeving, nationale rechtspraak, nationaal praktijk, VN-praktijk,… In sommige gevallen is er weinig twijfel mogelijk rond het bestaan van een gewoonterechtelijke norm en de concrete inhoud ervan. In andere gevallen is de identificatie van gewoonterechtelijke regels moeilijker en leidt dit tot controverse. Recht op zelfverdediging: afhankelijk van de precieze methodologische aanpak komen auteurs soms tot de vaststelling dat dit recht ruimer, dan wel enger, moet worden geïnterpreteerd. Soms vindt men in de nationale of internationale rechtspraak nuttige analyses terug m.b.t. de vraag of een bepaalde norm gewoonterechtelijk van aard is en/of wat de inhoud van een gewoonterechtelijke norm is. Een nuttige consultatiebron zijn de periodieke collecties van statenpraktijk in diverse ‘nationale’ internationaalrechtelijke tijdschriften, evenals sommige thematische collecties. Een land als de VS publiceert zelf op jaarlijkse basis een handige ‘Digest of United States Practice in International Law’. Yasmine Ghys 20 Hoofdstuk 4. De verhouding tussen verdragsrecht en internationaal gewoonterecht Afdeling 1. Algemeen Verdragen en gewoonterecht zijn de 2 belangrijkste bronnen van internationaal recht. Ze zijn beide primair recht en staan op dus op dezelfde hoogte. Wat als er een conflict zou zijn tussen de 2? Je moet de klassieke voorrangsregels toepassen. ‘Lex posterior derogat priori’; de nieuwe wet heeft voorrang op de oude en ‘lex specialis derogat generali’; de speciale wet gaat voor op de algemene. Het is niet uitgesloten dat een bestaand verdrag wordt gewijzigd door een latere gewoonterechtelijke norm, al is dit eerder uitzonderlijk (het omgekeerde komt eerder voor) en gaat dit mogelijk gepaard met een (overgangs-)periode van rechtsonzekerheid. Afdeling 2. Het belang van codificatie Het gewoonterecht was het oorspronkelijke recht, het was ongeschreven. Gaandeweg is men meer en meer van die zaken gaan codificeren. Gewoonterecht is iets moeilijker, en heeft het nadeel van de onzekerheid. Het is veel moeilijker dan bij een verdrag om na te gaan wanneer een gewoonterechtelijke regel is ontstaan, wat de inhoud ervan is,… Bij verdragsregels stelt deze onzekerheid zich niet, of toch veel minder. Men heeft geprobeerd zoveel mogelijk ongeschreven gewoonterecht te gaan codificeren. Verschillende multilaterale verdragen zijn het resultaat van een poging om de bestaande gewoonterechtelijke norm in vastere vorm te gieten, vaak in combinatie met een poging tot verdere ‘progressieve ontwikkeling’ van het recht. Commissie voor Internationaal Recht, dat is een subsidiair orgaan van de VN. Die is opgericht in 1940 met het specifieke doel codificaties tot stand te brengen. Die bestaat uit 34 experten die zich ontfermen hierover. Ze komen ieder jaar gedurende een aantal weken bijeen in Genève met als doel de systematische codificatie en verdere ontwikkeling van het internationaal recht. Het is in het kader daarvan dat er verdragen tot stand komen, zoals het WVV. De ILC is verantwoordelijk voor verschillende van de belangrijkste bestaande multilaterale verdragen. Weens Verdrag inzake Diplomatieke Betrekkingen Weens Verdrag inzake Consulaire Betrekkingen WVV Andere codificatiepogingen zijn minder geslaagd. Verschillende instrumenten inzake statenopvolging Vaak legt de ILC de basis voor verdragen die vervolgens in een internationale conferentie of binnen de VN-AV worden goedgekeurd en voor ratificatie worden opgesteld. De ILC heeft daarnaast ook een aantal gezaghebbende ‘ontwerpartikelen’ en ‘richtsnoeren’ geproduceerd. Aansprakelijkheid van staten, van IO’s, m.b.t. het juridisch verbindende karakter van unilaterale verdragen of nog m.b.t. voorbehouden bij verdragen. Afdeling 3. De blijvende relevantie van internationaal gewoonterecht Er zijn vandaag als maar meer codificaties. Wil dit zeggen dat gewoonterecht niet meer van belang is? Nee, het internationaal gewoonterecht is nog steeds een belangrijke rechtsbron. 1. Er blijven nog heel wat domeinen over die nog niet gecodificeerd zijn. Je moet hier dus noodgedwongen op terugvallen. Het is ook belangrijk omdat gewoonterecht de bindende regels kan veralgemenen. Zodanig dat ze bindend zijn ten opzichte van alle staten. Yasmine Ghys 21 Zeerechtverdrag, 1 van de belangrijkste verdragen: de VS heeft dit nooit geratificeerd. Geen enkele president slaagt erin de Senaat te overtuigen. De VS beseft wel dat het merendeel van de regels gewoonterechtelijk van aard zijn en ze alsnog gebonden zijn. 2. Zelfs daar waar er geschreven verdragsrecht bestaat, blijft het gewoonterecht van belang omdat het de bindende werking van verdragsregels kan uitbreiden naar nietverdragspartijen. Verdagen gelden alleen inter partes, daar waar regels van (algemeen) internationaal gewoonterecht bindend zijn voor alle staten (behoudens elke persistent objectors). Een verdrag kan tot doel hebben om bestaand gewoonterecht te ‘verankeren’. Maar ook het omgekeerde is mogelijk: een verdrag kan nieuwe regels in het leven roepen, die gaandeweg deel gaan uitmaken van het internationaal gewoonterecht, naarmate ook nietverdragspartijen de bindende werking gaan erkennen en zich in hun gedragingen aan de regels gaan conformeren. USA is geen partij bij het VN-Zeerechtverdrag, maar erkent wel dat deel van de regels die erin zijn neergelegd bindend zijn als gewoonterecht. Art. 38 WVV bevestigt dat een in een verdrag neergelegde regel bindend kan worden voor derde staten als een regel van internationaal gewoonterecht. 3. Waar internationaal gewoonterecht als nadeel heeft dat het gepaard gaat met een zekere onzekerheid, biedt het als voordeel dat het, in functie van een veranderde statenpraktijk en opinio, mee blijft evolueren met zijn tijd en kan inspelen op nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen. Dit laat toe dat het normatieve kader zich aanpast ook waar het (nog) niet opportuun of haalbaar is om bestaande verdragen formeel te wijzigen of bepaalde regels in een verdragstekst te gieten. Het gelijktijdig bestaan van een verdragsregel en een gewoonterechtelijke regel kan andere praktische gevolgen ressorteren. Jurisdictie van internationale rechtscolleges, de mogelijkheid om aan bepaalde verplichtingen te ‘ontsnappen’ door een voorbehoud te maken bij een verdrag of door een verdrag op te zeggen. Hoofdstuk 5. Overige bronnen Afdeling 1. Algemene beginselen van internationaal recht Dit zijn principes die gemeenschappelijk zijn aan diverse nationale rechtsstelsels en die je kan toepassen op internationaalrechtelijke betrekkingen. Er bestaat geen consensus rond een exhaustieve lijst van algemene rechtsbeginselen. Nemo iudex in sua causa: niemand kan rechter en partij zijn in dezelfde zaak. Beginsel van de goede trouw, het estoppel-beginsel, verbod van rechtsweigering door de rechter. In een aantal gevallen kan het onduidelijk zijn of men te maken heeft met een regel van internationaal gewoonterecht, dan wel een algemeen rechtsbeginsel. Wat is het belang? Dit zijn ook primaire bronnen, maar, je gaat hier pas beroep op doen wanneer je een geschil niet kan oplossen aan die hand van verdragen en gewoonterecht. Die hebben een soort van residuaire werking en zijn bedoeld om bepaalde lacunes op te vullen. Een bijzonder geval betreft de billijkheid. Dit concept, dat soms als een afzonderlijke (formele) rechtsbron wordt gezien, verwijst naar de toepassing van beginselen van rechtvaardigheid en redelijkheid (ex aequo et bono) op een bepaald geval. Het wordt soms Yasmine Ghys 22 toegepast door hoven en rechtbanken, veelal in combinatie met andere argumenten. Deze werkwijze kan nuttig zijn, al gaat zij gepaard met een element van onzekerheid. Billijkheid kan worden toegepast: I. II. III. ‘Infra legem’: om de toepassing van de rechtsregels te matigen/verzachten. ‘Praeter legem’: om de toepassing van de rechtsregels aan te vullen. ‘Contra legem’: om een rechtsregel aan de kant te schuiven. Minstens in dit laatste geval moeten de partijen zich akkoord verklaren met de toepassing van de billijkheid door de rechter. Afdeling 2. Internationale Rechtspraak en Rechtsleer Dit is een subsidiaire bron, je kan hier informatie in terug vinden maar die creëren geen nieuw recht, noch rechtspraak, noch rechtsleer zijn rechtscheppend. Internationale rechtspraak kan bijdragen tot interpretatie en opheldering van bestaande rechtsregels en kom onder meer duidelijkheid scheppen omtrent het bestaan van gewoonterechtelijke normen. Rechtspraak: je hebt heel wat rechtscolleges en tribunalen. Het voornaamste vanuit internationaalrechtelijk perspectief blijft het IGH. De uitspraken daarvan hebben een groot gezag, ook al zijn deze in principe enkel bindend ten opzichte van de betrokken partijen. Het IGH kent geen precedentenwerking (stare decisis). Het gezag dat van het IGH uitgaat wordt voor een deel beïnvloed door de mate waarin individuele rechters in ‘dissenting opinions’ of ‘separate opinions’ een afwijkende mening propageren. Er zijn ook nog diverse andere rechtscolleges die een belangrijke rol vervullen. Het EHRM, het Joegoslavië-Tribunaal, het Iran-US Claims Tribunal en het Zeerechttribunaal hebben een belangrijke bijdrage geleverd tot de verdere invulling van mensenrechten, het strafrecht en het recht der gewapende conflicten,… Ook uitspraken van ad hoc arbitrage-tribunalen kunnen een nuttige secundaire rechtsbron vormen. Rechtsleer: vroeger was rechtsleer belangrijker. Vandaag is de impact van de rechtsleer indirecter. Rechtsleer heeft vaak indirecte invloed op overheden, op rechters en, meer rechtstreeks, op de codificatiepogingen binnen de Commissie voor Internationaal Recht. Oplossingen voorgesteld in de rechtsleer kunnen doorsijpelen in de statenpraktijk of leiden tot nieuwe verdragsinitiatieven. 2 interessante organisaties: Institut de Droit International en International Law Association: 2 verenigingen van juristen, die geregeld resoluties, verklaringen of rapporten aannemen die een zeker gezag hebben. Afdeling 3. Besluitvorming van Internationale Organisaties Er zijn ook nog bronnen die niet vermeld worden in art. 38 IGH maar die wel nog internationaal recht kunnen creëren. In eerste instantie denken we aan beslissingen en resoluties van internationale organisaties. Kunnen die internationale rechten en plichten doen ontstaan? Om dit te weten moet je kijken naar het oprichtingsinstrument. Daarin zie je of staten een soort van wetgevende bevoegdheid hebben gedelegeerd aan de IO. EU: deze is eerder uitzonderlijk, de meeste IO hebben een veel bescheidenere bevoegdheid en kunnen enkel niet bindende resoluties aannemen. De Europese instellingen hebben een ruime supranationale normerende bevoegdheid. VN-Veiligheidsraad: kan bindende beslissingen aannemen binnen Chapter VII, maar die worden verondersteld om vooral uitvoerend te zijn. Yasmine Ghys 23 Internationale Zeebodemautoriteit: opgericht ingevolge het VN-Zeerechtverdrag van 1982, levert onder meer vergunningen af met het oog op de exploratie en exploitatie van de diepzeebodem. Staten staan in de regel huiverachtig ten opzichte van beknotting van hun soevereine prerogatieven. Veel internationale organisaties kunnen daarom slechts (niet-bindende) aanbevelingen uitvaardigen. Voor het overige is hun beslissingsbevoegdheid veelal beperkt tot het eigen interne functioneren. Afhankelijk van de wijze waarop het oprichtingsverdrag is opgesteld hebben internationale organisaties daarnaast een zekere bevoegdheid om het basisverdrag te implementeren via het aannemen van secundaire wetgeving. Resoluties/beslissingen van internationale organisaties kunnen mogelijk bijdragen aan de vorming van gewoonterecht en, in zoverre ze niet strikt bindend zijn, kunnen ze ook een vorm van soft law uitmaken. Hetzelfde geldt voor beslissingen aangenomen in het kader van periodieke plenaire bijeenkomsten van de partijen bij een bepaald multilateraal verdrag, vaak spreekt men over ‘Conferences of the Parties’. Dergelijke overlegfora hebben klassiek tot taak om de uitvoering van het verdrag op te volgen, maar dienen bv. ook al kader om amendementen op het verdrag goed te keuren, of om Protocollen bij een Kaderverdrag aan te nemen. in het relevante basisverdrag wordt hen soms een implementerende rol toegekend, waarbij zij secundaire regelgeving kunnen aannemen. Uitzonderlijk krijgt een COP in het verdrag de bevoegdheid om nieuwe, bindende regels aan te nemen bij consensus of bij (gekwalificeerde) meerderheid. Afdeling 4. Eenzijdige handelingen en verklaringen Op basis van het principe van de goede trouw en het estoppel-beginsel wordt aanvaard dat wanneer een staat op eenzijdige basis bepaalde verbintenissen op zich neemt, zij hier naderhand niet zomaar kan op terugkomen ten nadele van andere staten. Nuclear Tests Case o Zaak tussen Australië en Frankrijk. Periode waarin Frankrijk atmosferische kernproeven uitvoert in de Stille Oceaan. Dit was niet naar de zin van Australië. Men bracht Frankrijk voor het IGH, op basis van verklaring van verplichte rechtsmacht. Na deze zaak heeft Frankrijk zijn instemming ingetrokken. Het Hof stelt vast dat Franse overheidsvertegenwoordigers verschillende verklaringen hadden afgelegd waarin ze vermelden dat Frankrijk zou stoppen met kernproeven. Het Hof heeft gezegd dat die verklaringen juridisch bindend waren ten aanzien van Frankrijk. Het Hof creëert een aantal criteria: 1. Ze moeten blijk geven van een wil om juridisch bindende gevolgen te creëren; 2. Ze moeten algemeen zijn; 3. Ze moeten openbaar gecommuniceerd zijn. Aanvaarding of reactie van andere staten is niet nodig. o Suez-Crisis Egypte verklaart dat derde staten vrije doorgang hebben doorheen het Suez-Kanaal. o Attorney-General De Australische Attorney-General verklaart dat de informatie die verzegeld werd tijdens een huiszoeking bij de Australische advocaat van Oost-Timor niet zou worden gebruikt in het kader van een lopende arbitrageprocedure tussen Australië en OostTimor. Dus eenzijdige verklaringen en handelingen kunnen rechten en plichten doen ontstaan, maar he moet hier voorzichtig mee omspringen. Yasmine Ghys 24 Klimaatonderhandelingen: er worden geregeld uitspraken gedaan door regeringsleiders of minister waarbij ze zich engageren om dingen te realiseren. Zijn dit bindende verklaringen? Nee, dit zijn politiek engagementen. Je moet je ervan behouden te snel uit een eenzijdige verklaring juridisch bindende engagementen te gaan lezen. De ILC heeft in 2006 een document met richtsnoeren aangenomen waarin ze de criteria aanhaalt, dit is geen juridisch bindend instrument. Deze richtsnoeren bouwen voort op de rechtspraak van het IGH. Zij bevestigen dat unilaterale rechtshandelingen maar bindende gevolgen ressorteren indien zij uitgaan van een overheidsvertegenwoordiger die hiertoe de bevoegdheid heeft, en dat zij niet op arbitraire wijze kunnen worden ingetrokken. Afdeling 5. ‘Soft law’ - ‘informeel recht’ Dit verwijst naar een geheel van niet bindende verklaringen. Resoluties van de Algemene Vergadering: UVRM, loutere aanbeveling. Wat is het belang? Ze kunnen geleidelijk aan de weg vrijmaken voor bindende regels en die kunnen een vorm van statenpraktijk kunnen uitmaken die gaandeweg groeit tot een gewoonterechtelijke norm. Soft law vormt op zich een nevenproduct van de imperfectie van internationaal recht, dat een horizontaal systeem is dat op consensualisme berust. De term soft law wordt ook soms gebruikt om te verwijzen naar regels uit (bindende) verdragen die dermate vaag en/of algemeen zijn opgesteld dat zij de verdragspartijen een ruime mate van beoordelingsvrijheid laten en moeilijk(er) vatbaar zijn voor concrete ‘afdwinging’ en rechterlijke toetsing. Heel wat verdragen bevatten een combinatie van specifieke bindende verplichtingen en andere bepalingen die eerder als aanmoediging zijn geformuleerd. Hoofdstuk 6. Hiërarchie Er bestaan primaire en secundaire bronnen. De primaire bronnen staan op dezelfde hoogte, al zal je algemene rechtsbeginselen amper gebruiken. Er zijn een paar bijzondere afwijkende regels. Art. 103 HVN, dat zegt dat het VN-Handvest voorrang heeft op andere verdragen. Dat geldt niet enkel voor de eigenlijke bepalingen van het HVN. Dit geldt ook voor resoluties aangegaan door de VN-Veiligheidsraad onder Hoofdstuk VII. De Veiligheidsraad neemt geregeld economische sancties aan. Wat is het gevolg van die sancties? Als ze bv. diamantenexport verbiedt tussen België en Liberia. Stel dat België een bilateraal verdrag heeft met Liberia over de vrije handel van diamanten. Volgens art. 103 HVN zal die resolutie voorrang hebben op het bilaterale verdrag tussen Liberia en België. Jus cogens, of dwingende normen van internationaal recht. Jus cogens is een soort van aparte categorie van fundamentele regels die hoger staan in de hiërarchie. Het is een concept dat ontwikkeld werd door de Commissie voor Internationaal Recht. Ze heeft dat opgenomen in het WVV. Art. 53 geeft een soort van definitie. De definitie vertelt niet welke regels jus cogens zijn. Hoe moet je dit gaan afleiden? Rechtspraak en rechtsleer, daar vind je aanwijzingen. Er bestaat geen exhaustieve lijst van jus cogens. Genocides, folterverbod, slavernijverbod… Deze gaan allemaal voor op andere normen. Een jus cogens norm kan alleen gewijzigd worden door een andere jus cogens norm en een verdrags- of gewoonterechtsregel die strijdig is met een jus cogens norm, wordt als nietig beschouwd. Yasmine Ghys 25 De kwalificatie van een norm als deel van het ‘jus cogens’ heeft ook repercussies voor het leerstuk inzake staatsaansprakelijkheid. In geval van ernstige schending van een jus cogens norm moeten staten samenwerken om deze schending via rechtmatige middelen ten einde te brengen. Geen enkele staat mag een door dergelijke schending gecreëerde situatie erkennen of helpen in stand te houden. Erga omnes, je mag jus cogens hier niet mee verwarren. Er is een grote overlap tussen deze 2 concepten, maar ze hebben een verschillende betekenis en draagwijdte. Erga omnes zijn de verplichtingen die je hebt ten aanzien van de internationale gemeenschap in haar geheel. Dit gaat over het inroepen van aansprakelijkheid van staten. o Barcelona Traction Case Eerste zaak waar erga omnes aan bod komt. Geschil tussen België en Spanje en het gaat om een onderneming in Spanje, maar met Belgische aandeelhouders. België begint een procedure tegen Spanje, het wil opkomen voor de aandeelhouders. De vraag is of dit wel ontvankelijk is, kan België wel optreden tegen Spanje om de belangen van die aandeelhouders te verdedigen? Het Hof erkent dat staten bepaalde verplichtingen hebben ten aanzien van vreemde bedrijven die actief zijn binnen het grondgebied. Het Hof zegt dat deze materie los staat van verplichtingen van de staat. Met als gevolg dat wanneer een staat een geschil aanhangig wil maken, dat ze een belang moet kunnen aantonen. Aan het eind van de rit zal het Hof besluiten dat België dit niet heeft. Elke jus cogens norm is een erga omnes, maar omgekeerd geldt dit niet. Ten aanzien van normen die een erga omnes karakter hebben, moet je geen belang kunnen aantonen om de aansprakelijkheid van een andere staat in te roepen voor een internationaal rechtscollege. Iedereen mag opkomen om de aansprakelijkheid in te roepen. o België - Senegal (2012) Habré heeft heel wat mensenrechtenschendingen begaan. Hij is gevlucht naar Senegal, hij is daar met pensioen gegaan. Op basis van de Genocidewet hebben enkele slachtoffers een procedure gestart tegen Habré. België vraagt Habré zelf te berechten of hem uit te leveren. Senegal speelt eigenlijk een kat en muisspel, men wil Habré niet uitleveren maar men heeft ook niet veel zin om het geschil zelf te gaan berechten. België heeft het ermee gehad en men daagt Senegal voor het IGH, omwille van dat eeuwige drama. Waarom wordt deze zaak dan aangehaald? Heeft België hier belang bij, heeft ze schade geleden? België heeft geen belang, maar het gaat om een erga omnes norm. Dit is een verplichting die je hebt ten aanzien van de internationale gemeenschap in haar geheel. België hoeft geen belang aan te tonen opdat dat verzoek ontvankelijk zal zijn. Yasmine Ghys 26 Deel 3. Verdragenrecht Hoofdstuk 1. Bronnen Dit is het domein van het internationaal recht dat betrekking heeft op de totstandkoming van verdragen, de uitlegging, de wijziging, de beëindiging,… Waar vind je nu het verdragsrecht? Het Weens Verdragenverdrag (1969), een codificatie van het vooraf bestaande gewoonterecht. Het is bijgevolg ook van belang met betrekking tot verdragen gesloten door staten die geen partij zijn bij het WVV. Vele regels uit het WVV hebben een ‘residuaire’ werking, ze zijn maar van toepassing in de mate dat de partijen bij een concreet bi- of multilateraal verdrag er niet van afwijken. De regels van het WVV zijn maar van toepassing op verdragen die beantwoorden aan de definitie van art. 2(1) WVV, deze definitie omvat ook oprichtingsverdragen van internationale organisaties en verdragen afgesloten binnen een internationale organisatie. Het is niet van toepassing op verdragen afgesloten tussen internationale organisaties of mondelinge akkoorden. Het Weens Verdrag inzake Verdragen tussen Staten en IO’s of tussen IO’s onderling (1986). Dit loopt grotendeels parallel met het WVV. Dit is nog niet in werking, het aantal ratificaties is nog onvoldoende. Het Weens Verdrag inzake statenopvolging met betrekking tot verdragen (1978). Het gaat om een verandering in de uitoefening van soevereiniteit over een stuk grondgebied. Het is er 1 van de Commissie voor Internationaal Recht, maar er zijn heel weinig lidstaten partij bij. Hoofdstuk 2. Totstandkoming en inwerkingtreding Afdeling 1. Het sluiten van verdragen Wie kan er onderhandelen? Daarvoor moet je kijken naar de Grondwet van het land. Het interne recht van het land zegt wie die bevoegdheid heeft. Dat geldt vooral voor federale staten, deelstaten,… In België geldt het principe ‘in foro interno, in foro externo’. Dit betekent dat ook de deelstaten binnen de perken van hun bevoegdheid verdragen kunnen aangaan. Verdragen die uitsluitend betrekking hebben op federale bevoegdheden worden afgesloten door de Koning. Verdragen die uitsluitend betrekking hebben op gemeenschaps- of gewestmateries worden door de gemeenschaps- of gewestregeringen afgesloten. Voor gemengde verdragen is er een bijzondere regeling uitgewerkt, waarbij de betrokken overheden op voet van gelijkheid deel uitmaken van een onderhandelingsdelegatie onder leiding van de federale overheid. Als vertegenwoordiger heb je een document nodig: ‘full powers’, soort van volmacht, ondertekend door de regeringsleider of buitenlandminister. De meeste hebben dit nodig om duidelijk te maken dat ze wel degelijk bevoegd zijn om op te treden en te onderhandelen namens de staat. Niet iedereen heeft dit nodig, een buitenlandminister niet, maar ook ambassadeurs, vertegenwoordigers van internationale organisaties hebben dit niet nodig. Bij multilaterale verdragen zal de gaststaat of het secretariaat van de betrokken internationale organisatie/conferentie verifiëren of de vereiste volmachten voorhanden zijn. De aanneming van de tekst betekent op zich niet dat het verdrag bindende gevolgen teweegbrengt voor de deelnemende staten: daartoe is immers een bijkomende instemming vereist waarbij staten hun wil uitdrukken om door het verdrag gebonden te zijn. De aanneming van het verdrag ‘activeert’ wel de procedurele bepalingen van het verdrag. Stel onze handelingen zijn succesvol, dan gaan we op een bepaald moment de tekst aanvaarden. Dit betekent de tekst gaan vastleggen. Normaal gebeurt dit bij unanimiteit, een samenloop van wilsuitingen. Maar bij internationale conferenties wijkt men daar van af en werkt men eerder met een 2/3de meerderheid. Het is complex om een unanieme goedkeuring te verkrijgen. In de praktijk zien we ook dat we vaak met een consensus gaat Yasmine Ghys 27 werken. Bij unanimiteit drukt iedereen zijn stem uit, als iedereen ja stemt, dan heb je unanimiteit. Bij consensus zal iemand om bezwaren vragen. De volgende fase is de authentificatie. Dit houdt in dat de authentieke kopij ,tenzij anders overeengekomen, wordt ondertekend door de aanwezige partijen. Afdeling 2. Instemming om door het verdrag gebonden te zijn. De onderhandelingen, aanvaarding van de tekst en de authentificatie. Dit zijn de 3 klassieke fases bij verdragssluiting. Betekent dat iedereen die getekend heeft, door dat verdrag gebonden is? Het hangt er van af, maar meestal niet, toch vaak niet. We hebben het verdragsluitend proces behandeld, maar volstaat dat als instemming om gebonden te zijn? De instemming kunnen ze op verschillende manieren geven. Het WVV voorziet in verschillende mogelijkheden: ondertekening, door uitwisseling van akten die een verdrag vormen, door bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, of door ieder ander overeengekomen middel. De minst formele variant is de ondertekening. In sommige gevallen, vaak bij bilaterale verdragen, zal de loutere ondertekening van het verdrag volstaan als blijk van je instemming om gebonden te zijn. De ondertekening geldt dan zowel als authentificatie en tegelijk als uiting van instemming om door het verdrag gebonden te zijn. Dit is een akkoord ‘in vereenvoudigde vorm’. Soms wordt gebruik gemaakt van een ondertekening ‘ad referendum’, welke nog een definitieve bevestiging behoeft. Bij veel verdragen, zeker bij multilaterale verdragen, is het niet zo eenvoudig. Er zijn wel degelijk bijkomende formele stappen vereist. Via ratificatie of bekrachtiging kunnen staten ook instemming geven. Wat is die ratificatie? Het is een bijkomende formele stap vanwege de overheid, waarbij die met een document de instemming uitdrukt. Bij een bilateraal verdrag ga je die 2 documenten uitwisselen. Je geeft het ratificatiedocument af aan de andere partij. Bij multilaterale verdragen ga je het document gaan neerleggen bij de depositaris van het verdrag waarbij je uitdrukkelijk je instemming geeft. Dit is formeler dan de loutere ondertekening en wordt uitdrukkelijk vereist in heel wat multilaterale verdragen. Wat is de reden van ratificatie? Waarom is het zo dat veel multilaterale verdragen een bepaling voorzien die stelt dat staten een ratificatie instrument moeten neerleggen alvorens zij gebonden zijn? Vroeger was het zo dat de ratificatie tot doel had om na te gaan of de vertegenwoordiger binnen de perken van zijn bevoegdheid bleef. Nu is het vooral geïnspireerd door de nood bij vele landen om de wetgevende macht de kans te geven om te stemmen over het verdrag in kwestie. De grondwettelijke regels rond die inspraak van de nationale wetgever lopen sterk uiteen. In de VS kan de President het verdrag pas ratificeren wanneer de Senaat er met 2/3de meerderheid over gestemd heeft. Bv. Statuut van Rome, Bill Clinton was daar aanwezig en zette zijn handtekening. Dit was tegen de wil van de Senaat, zij zouden dit nooit goedkeuren. De handtekening is dus vooral symbolisch. In België is art. 167 GW. van toepassing, de Kamer van Volksvertegenwoordigers moet zich uitspreken over verdagen. Een verdrag mag pas geratificeerd worden door de uitvoerende macht als de verschillende bevoegde nationale wetgevers akkoord zijn gegaan. In Australië mag enkel de uitvoerende macht beslissen over verdragen zonder dat de wetgevende macht hun tegenhoudt. Die vereiste van ratificatie is juist bedoeld om die landen waar het vereist is door de grondwetten, toe te laten langs de wetgever te gaan, zeker te zijn dat de grondwettelijke regels zijn nageleefd en nadien het ratificatie instrument neer te leggen. De ratificatie is niet de stemming bij de wetgever! Het is het neerleggen van het document door de uitvoerende macht, na een eventuele stemming bij de wetgever. Yasmine Ghys 28 Wat als onze regering niet wacht en direct ratificeert, nog voor de kamer heeft gestemd. Is België dan partij bij dat verdrag, is België gebonden of is het een ratificatie zonder waarde? België zal partij zijn, je kan niet verwachten dat men gaat checken of elke partij zijn nationale regels heeft nageleefd. Ze mogen als partij worden beschouwd. Dit hangt samen met de regel dat men zich niet kan beroepen op een schending van nationaal recht om aan internationaalrechtelijke verplichtingen te ontsnappen. Varianten zijn aanvaarding en goedkeuring. Die sluiten wat aan bij de ratificatie. Ze impliceren een minder plechtige vorm van ‘instemming’. Deze mechanismen laten een zekere flexibiliteit toe in functie van de eigen nationaalrechtelijke bepalingen. Toetreding is wel iets anders. Het verwijst naar de situatie waar een staat niet bij de verschillende onderhandelingen was betrokken, heeft getekend maar pas nadien, na verloop van tijd is ingetreden bij het verdrag. Eens een staat heeft ingestemd om door een verdrag gebonden te worden, speekt men van een ‘Verdragsluitende Staat’. Wat is het gevolg van die instemming om door het verdrag gebonden te zijn? Moeten we alle rechten en plichten van het verdrag uitvoeren? Het hangt er van af. Bij de meeste multilaterale verdragen zal dit niet het geval zijn omdat dit pas moet vanaf de inwerkingtreding van het verdrag. De inwerkingtreding valt niet samen met de ratificatie. Veel multilaterale verdragen voorzien een bepaling dat er een minimum aan ratificaties moeten zijn vooraleer het verdrag in werking zal treden. Pas vanaf de inwerkingtreding zal de verdragspartij gehouden zijn door alle rechten en plichten vervat in het verdrag, voordien heeft men minder vergaande verplichten. Men heeft vanaf de instemming de plicht om het voorwerp en doel van het verdrag niet te schenden. Afdeling 3. Voorbehouden Voorbehouden zijn eenzijdige verklaringen ongeacht de bewoording, afgelegd door de staat bij instemming waarbij hij te kennen geeft het rechtsgevolg van zekere bepalingen in hun toepassing met betrekking tot deze staat uit te sluiten of te wijzigen. Je stemt in door een verdrag gebonden te zijn en je treedt toe, maar gaat bepaalde bepalingen uit het verdrag gaan uitsluiten of beperken. Voorbehouden verschillen van interpretatieve verklaringen. Dat gaat om verklaringen van een staat waarin ze uitlegt op welke wijze ze bepaalde bepalingen of begrippen uit het verdrag interpreteert. Ze doen geen afbreuk aan de draagwijdte van verdragsverplichtingen. Australische Verklaring m.b.t. Statuut van Rome: het Strafhof kan pas personen vervolgen in subsidiaire orde. Het Strafhof zal dus pas in werking treden als nationale rechtscolleges niet in staat zijn te vervolgen. Verklaring Filippijnen m.b.t. UNCLOS: Filipijnen stellen dat de ratificatie geen enkele impact zullen hebben op de soevereine rechten. Men probeert aan bepaalde verplichtingen te ontsnappen. Staten zullen soms de benoeming verklaring gebruiken voor een voorbehoud. Je moet opletten als je verklaringen tegenkomt. Het kan een vermomming zijn. Wat is het belang van die voorbehouden? Het gebruik van voorbehouden heeft een belangrijk voordeel, maar ook een nadeel. Voordeel: je kan een zo breed mogelijk publiek bereiken. Wat is het nadeel dan? Er is geen sprake van 1 geheel verdrag, je gaat meer fragmentarisch resultaat bereiken. Genocidewet voorziet in een verplichte geschillenbeslechting. Geschillen met toepassing van de uitwerking van het verdrag kunnen in principe voor het IGH worden gebracht. Er waren partijen die hier een voorbehoud hadden gemaakt. Er was vrij veel discussie, kan dit wel? De Algemene Vergadering vraagt het IGH om haar advies. Het Hof aanvaardt dat zo’n voorbehouden moeten kunnen, tenzij ze ingaan tegen doel en voorwerp van het verdrag. Yasmine Ghys 29 Dat advies van het Hof vormt direct een inspiratie voor de basisregel die je terugvindt in het WVV. Uitgangspunt: voorbehouden zijn toelaatbaar tenzij (1) het verdrag uitdrukkelijk het gebruik ervan uitsluit, bv. Statuut van Rome. (2) het verdrag alleen bepaalde voorbehouden toelaat, wanneer men identificeert de welke kunnen en welke niet, bv. Vluchtelingenverdrag. (3) ze ingaan tegen het voorwerp en het doel van het verdrag. Kan je voorbehouden aannemen bij bilaterale verdragen? Nee, evident! Het gaat enkel bij multilaterale verdragen. Aanvaarden van voorbehouden, is dit vereist? Dit hangt er van af, als het uitdrukkelijk in het verdrag staat uiteraard wel. Als niemand reageert, dan gaat men er van uit dat na een periode van 12 maanden men geacht heeft het voorbehoud te hebben aanvaard. Art. 20 WVV heeft betrekking op de aanvaarding van, en bezwaren tegen, voorbehouden. Deze regeling bepaalt als volgt: i. ii. iii. iv. v. Een voorbehoud dat uitdrukkelijk is toegestaan in een verdrag hoeft niet door de andere verdragspartijen te worden aanvaard (tenzij het verdrag dit voorschrijft). Een voorbehoud moet door de andere verdragspartijen worden aanvaard indien uit het beperkte aantal staten dat heeft deelgenomen aan de onderhandelingen en het voorwerp en doel van het verdrag blijkt, dat de toepassing van het verdrag in zijn geheel tussen alle partijen een wezenlijke voorwaarde voor instemming is. Een voorbehoud bij de oprichtingsakte van een internationale organisatie moet (behoudens afwijkende bepaling) worden aanvaard door het bevoegde orgaan van deze organisatie. In alle andere gevallen wordt een instemmingsakte waarin een voorbehoud is vervat van kracht van zodra tenminste 1 staat het voorbehoud heeft aanvaard. Een staat die niet binnen de 12 maanden bezwaar aantekent bij een voorbehoud, wordt geacht deze stilzwijgend te hebben aanvaard. Wat zijn de juridische gevolgen van een voorbehoud? Ze wijzigen de draagwijdte en werking van bepaalde verdragsbepalingen. Er is een belangrijk tweede aspect, het is zo dat staten niet enkel een voorbehoud kunnen gaan aanvaarden. Ze kunnen die ook gaan verwerpen. Ze kunnen bezwaar aantekenen. Art. 21 WVV preciseert voorts de rechtsgevolgen van voorbehouden en bezwaren: i. ii. De bepaling waarop het voorbehoud betrekking heeft, wijzigt in de verhouding tussen de staat die het voorbehoud maakt en de overige verdragspartijen. Deze wijziging gebeurt op wederzijdse basis, en in de mate voorzien in het voorbehoud. In de onderlinge betrekkingen tussen de overige verdragspartijen blijft het verdrag echter onverkort gelden. Indien een staat bezwaar maakt ten aanzien van het voorbehoud, zijn de bepalingen waarop het voorbehoud betrekking heeft niet van toepassing tussen de beide staten in de mate voorzien in het voorbehoud. Het verdrag zal voor het overige wel gelden tussen de beide staten tenzij de bezwaarmakende staat zich tevens verzet tegen de inwerkingtreding van het verdrag in de onderlinge verhouding tussen de 2 staten. Deze regel is in zekere zin gunstig voor staten die voorbehouden maken aangezien andere staten zich in de praktijk zelden zullen verzetten tegen de inwerkingtreding van het verdrag in de onderlinge betrekkingen tegenover staten die voorbehouden formuleren. Staat A neemt een voorbehoud aan, staat B tekent bezwaar aan. Gevolg: de bepaling(en) waarop het voorbehoud betrekking heeft zal niet van toepassing zijn tussen de staten. Wat Yasmine Ghys 30 met de rest van het verdrag? Dat blijft gewoon van kracht tenzij die derde staat zich ook verzet tegen de inwerkintreding van het verdrag. Duitsland neemt een voorbehoud aan bij het Kinderrechtenverdrag dat in strijd is met het voorwerp en het doel van het verdrag. Wat zegt men daar? De bepaling is toch van kracht voor Duitsland. Continentaal plat: je moet toepassing maken van de equidistantieregel, Frankrijk maakt een voorbehoud aan. Frankrijk aanvaardt de toepassing van die equidistantieregel maar in bepaalde gevallen. Het VK tekent bezwaar aan en ze erkennen het voorbehoud niet. Wat is het gevolg hiervan? De bepaling is niet van toepassing tussen de 2 landen. De rest van het verdrag is wel nog van kracht. Voorbehouden en bezwaren kan je ook gaan intrekken. (zonder nood aan voorafgaande instemming van andere partijen) Het gevolg van voorbehouden is ook dat er verschillende verdragsrelaties tot stand komen. Staat A heeft een voorbehoud, staat B aanvaardt, staat C formuleert bezwaar en staat D verzet zich tegen inwerkingtreding. Gevolg? Tussen A en D is er geen verdrag, tussen A en C verdwijnt de bepaling waarop het voorbehoud betrekking heeft, tussen A en B wordt het voorbehoud toegepast. De relaties tussen B en C, C en D, B en D: het volledige verdrag blijft van toepassing. Voorbehouden zijn altijd al controversieel geweest. Heel veel voorbehouden zijn heel ruim geformuleerd. “we aanvaarden het verdrag, voor zolang het in overeenstemming is met ons nationaal recht of de Sharia.” Vandaar die controverse. Daar is politiek rond ontstaan. In 1994 heeft het VN-Mensenrechtencomité daar een storm veroorzaakt. Het VNMensenrechtencomité is het orgaan dat toezicht houdt op de uitvoering van het BUPOVerdrag. Je mag het mensenrechtencomité nooooit verwarren met de Mensenrechtenraad. Dat is een subsidiair orgaan van de Algemene Vergadering van de VN, het is het grote mensenrechtenorgaan van de VN, maar het is wel een politiek orgaan. Het comité heeft het gehad met de talloze voorbehouden bij het BUPO-verdrag dus het neemt een general comment aan: men gaat inhoudelijk een aantal voorbehouden ratificeren die niet door de beugel kunnen. Die volgens het comité niet verenigbaar zijn met het voorwerp en doel van het BUPO-verdrag, maar ook voorbehouden bij rechten die niet derogeerbaar zijn. Nietderogeerbare rechten zijn degene die je nooit kan inperken. De derogeerbare rechten kan je mits bepaalde voorwaarden bepaalde beperkingen op voorzien. Het gevolg dat wordt bevonden aan een voorbehoud dat strijdig is met het voorwerp en doel: de staat blijft verbonden door het verdrag maar verliest het voordeel van het voorbehoud. Waarom ligt dit zo gevoelig? Omdat internationaal recht in essentie berust om de consensus. Het Comité heeft dit ook toegepast in een zaak: Trinidad en Tobago was een partij bij een optioneel protocol bij het BUPO-Verdrag. Het voorziet in een individueel klachtenmechanisme. T&T had een voorbehoud gemaakt dat klachten mogen, maar met uitzondering van klachten die afkomstig zijn van mensen die ter dood veroordeeld zijn. Het ILC heeft een belangrijk document aangenomen (Guide to Practice on Reservations to Treaties), een soort van richtsnoer rond de toepassing van voorbehouden en bezwaren. Het heeft een aantal principes uitgelegd. Wat zegt het ILC over voorbehouden die ingaan tegen voorwerp en doel van het verdrag? Men zoekt een compromis, het is aan de staat om zelf te beslissen of ze gebonden wil blijven door het verdrag. De staat in kwestie heeft de keuze. Maar dan moet men dit wel doen binnen een periode van 12 maanden anders mag je ervan uitgaan dat een staat gebonden wil blijven. Afdeling 4. Inwerkingtreding en voorlopige toepassing De rechten en plichten vervat in een verdrag gaan maar volledig een uitwerking krijgen op het ogenblik van de inwerkingtreding van het verdrag. Klassiek zal je zien dat multilaterale Yasmine Ghys 31 verdragen een uitdrukkelijke bepaling bevatten. “Het verdrag treedt in werking wanneer er x aantal ratificaties zijn ontvangen, 90 dagen nadien volgt de inwerkingtreding.” Vaak gaat het om een combinatie van een minimum aantal bekrachtigingen en een bepaald tijdsverloop. Het kan ook anders, staten kunnen kiezen op welke wijze ze dit willen formuleren. Kyoto-Protocol: de landen die geratificeerd hebben moeten instaan voor minstens 55% van de globale CO2-uitstoor. Het is een soort dubbele drempel. Wat als er niets is opgenomen in het verdrag? Dan zal het inwerkingtreden wanneer alle staten die bij de onderhandelingen waren betrokken hun instemming hebben gegeven. Dit volgens de residuaire regels van het WVV. Ten aanzien van andere staten treedt het verdrag in werking op het ogenblik van hun toetreding. Een staat ten aanzien waarvan een verdrag in werking is getreden, wordt aangeduid als ‘Verdragspartij’. Inwerkintreding volgt pas wanneer een drempel is bereikt, maar je kan ook voorzien in een voorlopige toepassing ervan. Je kan voorzien dat een deel van het verdrag of het gehele verdrag wordt toegepast nog voor de eigenlijke inwerkingtreding. Dit kan nuttig zijn wanneer het bepaalde urgenties zijn. Rechtsgevolgen voorafgaand aan de inwerkingtreding: 1) De procedurele bepalingen van het verdrag worden geactiveerd eens de tekst is aangenomen. 2) Eens een staat een verdrag ondertekent, moet zij zich onthouden van handelingen die het verdrag ‘zijn voorwerp en zijn doel zouden ontnemen’, althans totdat zij desgevallend kenbaar maakt geen partij te willen worden bij het verdrag. Hetzelfde geldt wanneer een staat haar instemming betuigt om daar een verdrag gebonden te zijn: zolang dit verdrag niet in werking is getreden, is de staat niettemin gehouden geen handelingen te stellen die het verdrag ‘zijn voorwerp en zijn doel zouden ontnemen’, althans in de mate de inwerkingtreding van het verdrag ‘niet onnodig worden vertraagd’. Staten kunnen overeenkomen dat een verdrag of een deel ervan voorlopig wordt toegepast in afwachting van zijn inwerkingtreding. Dergelijke ‘voorlopige toepassing’ kan uitdrukkelijk in het verdrag worden ingeschreven of kan anderszins worden overeengekomen. ‘Voorlopige toepassing’ kan nuttig zijn om de overgangsperiode tot de uiteindelijke inwerkingtreding van een verdrag (of wijziging ervan) te overbruggen. Anderzijds staat dit soms op gespannen voet met de nationale regels inzake de betrokkenheid van de wetgevende macht bij het afsluiten van verdragen. Een staat die haar voornemen te kennen geeft om geen partij worden bij een verdrag is niet langer gehouden tot voorlopige toepassing. Hoofdstuk 3. Naleving, toepassing en uitlegging van verdragen Afdeling 1. Toepassing Overeenkomstig het fundamenteel beginsel ‘pacta sunt servanda’ dat de grondslag vormt van het verdragsrecht, is ieder in werking getreden verdrag bindend ten aanzien van de verdragspartijen en moeten zij dit verdrag te goeder trouw ten uitvoer te leggen. Daarentegen ressorteert een verdrag in principe geen bindende gevolgen voor derde partijen. Verdragspartijen kunnen zich niet op bepalingen van hun nationale recht beroepen om de niet-naleving van verdragsbepalingen te rechtvaardigen. Het voorgaande wil niet zeggen dat de nationale rechter in een concrete zaak sowieso voorrang zal geven aan normen van internationaal recht boven strijdige regels van het eigen nationaal recht. De doorwerking van het internationaal recht in de nationale rechtsorde verschilt immers van land tot land. De primauteit van verdragen boven het interne recht impliceert wel dat staten zich bij schending van hun volkenrechtelijke verplichtingen niet op hun nationaal recht kunnen beroepen om Yasmine Ghys 32 aan internationale staatsaansprakelijkheid te ontkomen. Een internationaal rechtscollege zal de ingeroepen nationaalrechtelijke bepalingen desgevallend buiten beschouwing laten. Uitzonderlijk kan een staat wel de nietigheid van een verdrag inroepen wanneer het afgesloten werd op een wijze die onmiskenbaar in strijd is met een bepaling van nationaal recht van fundamenteel belang betreffende de bevoegdheid tot het sluiten van verdragen. Deze uitzondering moet wel met de nodige terughoudendheid worden uitgelegd teneinde de belangen van derde staten te vrijwaren. Tenzij het verdrag hiervan afwijkt of dit anderszins blijkt, heeft een verdrag geen terugwerkende kracht en bindt het elke verdragspartij ten opzichte van haar hele grondgebied. Staten kunnen hier echter van afwijken. Frankrijk of het VK sluiten bij ratificatie bepaalde ‘overzeese gebieden’ of ‘crown dependencies’ uit van de toepassing van het verdrag. Art. 30 WVV bepaalt de regels die van toepassing zijn in geval van opeenvolgende verdragen die betrekking hebben op eenzelfde onderwerp. In deze hypothese moet men eerst nagaan of de verdragen zelf een conflictbepaling bevatten. Een verdrag kan immers een uitdrukkelijke bepaling bevatten die stelt dat het primeert op andere, strijdige verdragen of dat partijen geen onverenigbare verdragen zullen afsluiten. Omgekeerd kan een verdrag ook bepalen dat het geen afbreuk doet aan bepaalde, eerdere bilaterale of multilaterale verdragen. Indien het verdrag zelf geen conflictbepaling bevat, valt men terug op de residuaire regels van art. 30 WVV. i. ii. In de relatie tussen staten die partij zijn bij beide verdragen moet men het latere verdrag toepassen. Bepalingen uit het eerdere verdrag zullen alleen toepassing vinden indien zij verenigbaar zijn met dit latere verdrag. Deze regel vindt veralgemeende toepassing indien alle verdragspartijen zowel bij het eerdere als bij het latere verdrag zijn aangesloten. In de betrekkingen tussen 2 staten die niet allebei zijn aangesloten bij beide verdragen daarentegen moet men de gemene deler toepassen. De wederzijdse rechten en plichten worden met andere woorden geregeld door het verdrag waarbij ze beiden partij zijn. Afdeling 2. Interpretatie Er zijn 3 grote benaderingen. De subjectieve, objectieve en de teleologische benadering. Als je gaat kijken naar de basisregel in het WVV (art. 31 WVV), dan zie je dat men niet een keuze maakt tussen die benaderingen. • • • Subjectieve benadering: klemtoon ligt op de bedoeling van de partijen. Objectieve, tekstuele of letterlijke benadering: klemtoon ligt op de betekenis van de bewoordingen. Teleologische benadering: klemtoon ligt op voorwerp en doel van het verdrag. Ieder van deze benaderingen heeft een onmiskenbaar nut, al is geen enkele op zich zaligmakend. Zo zal een strikt ‘tekstuele’ benadering niet steeds volstaan om een zinvolle uitlegging te geven aan een verdragsregel in een concrete situatie. Bij de ‘subjectieve’ benadering bestaat het gevaar dat men te zeer blijft vasthouden aan het verleden en geen rekening houdt met latere evoluties. Bovendien is de oorspronkelijke bedoeling van de partijen niet steeds eenvoudig te achterhalen. Bij de ‘teleologische’ benadering ontstaat het risico dat men te zeer afwijkt van de oorspronkelijke bedoeling van de verdragspartijen, hetgeen de legitimiteit kan aantasten. Er is geen hiërarchie, men somt een aantal elementen op. “Een verdrag moet te goeder trouw worden uitgelegd overeenkomstig de gewone betekenis van de termen van het Verdrag in hun context en in het licht van het voorwerp en doel van het Verdrag.” Yasmine Ghys 33 Er zijn een aantal primaire interpretatiemiddelen. Zo zegt men dat de latere praktijk en de latere akkoorden deel uitmaken van de context. Je ziet ook een aantal subsidiaire, ondergeschikte interpretatiemiddelen. Je mag die pas gaan hanteren naarmate de primaire middelen niet volstaan. De voornaamste zijn de voorbereidende werkzaamheden. Het gaat om alle schriftelijke weerslagen die deel uitmaken van het onderhandelingsproces. Met de context van een verdrag wordt bedoeld: a) Iedere overeenstemming die bij het sluiten van het verdrag bereikt is tussen alle partijen. b) Iedere akte opgesteld door 1 of meer partijen bij het sluiten van het verdrag en door de andere partijen erkend als betrekking hebbend op het verdrag. Naast de context moet ook rekening gehouden worden met: a) Latere akkoorden tussen de partijen betreffende de uitlegging of toepassing van het verdrag. b) Latere gebruiken inzake de toepassing van het verdrag. c) Andere relevante regels van het volkenrecht. Er kan ook beroep gedaan worden op diverse interpretatieregels die ook in de nationale rechtspraktijk worden gehanteerd. Je hebt een aantal interpretatiemiddelen, wanneer er een geschil ontstaat dan gaat het regelmatig om het bepalen van de precieze invulling van bepaalde bepalingen. Art 1 EVRM: ‘De Hoge Verdragsluitende Partijen verzekeren een ieder die ressorteert onder haar rechtsmacht de rechten en vrijheden [vastgesteld in dit Verdrag].’ Art. 2(1) BUPO: ‘Iedere Staat die partij is bij dit Verdrag verbindt zich de in dit Verdrag erkende rechten te eerbiedigen en deze aan een ieder die binnen zijn grondgebied verblijft en aan zijn rechtsmacht is onderworpen te verzekeren…’ In beide gevallen linkt men de toepassing van die verdragen aan de uitoefening van de rechtsmacht van de verdragspartijen. Traditioneel werd dit gelinkt aan het grondgebied, maar gaandeweg zie je in de rechtspraak dat er daar een veel ruimere betekenis aan gaan geven is. Men is het gaan toepassen op een soort van extraterritoriale basis. Bv. wanneer militairen deelnemen aan een operatie in het buitenland. Niet alle staten staan op dezelfde lijn. De USA verzet zich tegen een ruime invulling van die bepalingen. Memo’s Harold Koh, hij is de voormalige juridische adviseur van het State Department. Hij schreef 2 memo’s over hoe je al die bepalingen van de mensenrechtenverdragen moet gaan interpreteren. Die 2 memo’s waren intern, het waren officiële documenten binnen de Amerikaanse administratie. Ze zijn uitgelekt naar de pers. Art. 27(3) HVN: ‘Besluiten van de Veiligheidsraad over alle andere zaken zijn aangenomen, indien negen leden, waaronder zich de permanente leden bevinden, vóór stemmen…’ Wat als 13 landen voorstemmen, 1 van de niet-permanente leden stemt tegen en 1 van de permanente leden onthoudt zich. Is die resolutie aangenomen? Neen, want 1 van de permanente leden heeft niet voor gestemd. Is dat de manier waarop die bepaling effectief wordt geïnterpreteerd in de praktijk? Nee, onthoudingen tellen niet mee. Het wordt niet als een veto gezien, het is pas wanneer men effectief nee stemt, dat men een resolutie kan blokkeren. Hoe komt dit? Het hangt samen met de praktische toepassing van de bepaling, er zijn heel wat precedenten waar dit al gebeurd is. Hoeveel permanente leden zijn? Frankrijk, China, USA, VK, Rusland. Yasmine Ghys 34 Art. 51 HVN: ‘Geen enkele bepaling van dit Handvest doet afbreuk aan het inherente recht tot individuele of collectieve zelfverdediging in geval van een gewapende aanval tegen een Lid van de Verenigde Naties, totdat de Veiligheidsraad de noodzakelijke maatregelen ter handhaving van de internationale vrede en veiligheid heeft genomen.’ Er zijn 2 uitzonderingen op het geweldverbod. In het handvest vind je hier du 2 uitzonderingen op. Het ene is het recht op zelfverdediging, de andere is het militair optreden met machtiging van de VN-Veiligheidsraad. Er bestaat een discussie rond het concept gewapende aanval. Moet een land wachten tot het aangevallen wordt of mag je een aanval anticiperen wanneer het een dreiging vormt? De meningen daarover lopen uiteen. Als je kijkt naar de tekst moet je besluiten dat preventieve aanvallen niet toegestaan zijn. Wanneer je vasthoudt aan een letterlijke interpretatie, kom je aan een absurd resultaat volgens de voorstanders van preventieve aanvallen. Er is nog een aspect die heel wat voer voor discussie geeft. Het toestaan van het recht op zelfverdediging tegen niet statelijke groepen. Kan je het recht op zelfverdediging uitoefenen wanneer je het slachtoffer wordt van niet statelijke groepen, een rebellengroep? De bepaling zegt daar helemaal niets over. Het gaat gewoon om een aanval tegen een lidstaat. Hoe moeten we dit oplossen? Je moet gaan kijken naar de latere toepassing, hoe het artikel wordt toegepast in de praktijk. Bij de interpretatie van de tekst moet men zich steunen op de authentieke versies van de tekst, niet op andere vertalingen. Indien er meerdere authentieke versies zijn opgemaakt, worden de gebruikte termen geacht eenzelfde betekenis te hebben in de onderscheiden versies en moet men deze teksten zo goed als mogelijk met elkaar trachten te verzoenen, rekening houdend met voorwerp en doel van het verdrag. Hoofdstuk 4. Amendering en wijziging van verdragen Verdragen blijven soms zeer lang bestaan, dus het wijzigen ervan is belangrijk. Bij een bilateraal verdrag is het evident dat je de goedkeuring nodig hebt van de beide partijen. Bij multilaterale verdragen vind je meestal een bepaling terug die (1) vaststelt welke meerderheid je nodig hebt, welke drempel nodig is en (2) op welke wijze die wijziging in werking zal treden. Er zijn hier 2 verschillende benaderingen. 1 waar een wijziging zal gelden voor iedereen en 1 waar het enkel geldt voor degene die de nieuwe versie ratificeren. Gevolg is dat er meerdere versies van een verdrag bestaan. Art. 108 HVN: Besluitvorming wanneer 2/3de van de Algemene Vergadering het goedkeurt. Inwerkingtreding wanneer het geratificeerd wordt door 2/3de van de Algemene Vergadering + de 5 permanente leden van de Veiligheidsraad. Stel België stemt tegen en legt geen bekrachtiging neer, is het toch gebonden? Ja. Als zij daar een probleem mee heeft, wat moet ze dan doen? Uit de VN stappen! Art. 20 KP: akkoord wordt bereikt bij consensus en als dit niet lukt via gekwalificeerde meerderheid. Enkel de landen die instemmen zijn gebonden door de gewijzigde versie. Doha-amendement: het is een wijziging van het protocol die een nieuwe emitiereductie voorziet. Is die wijziging ook van kracht intussen? Neen. Er zijn te weinig ratificaties, de drempel voor inwerkingtreding is nog niet bereikt. Een lichtpunt is dat een aantal westerse landen de facto wel al heeft gezegd dat ze de plichten aan het toepassen is. Yasmine Ghys 35 Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof: amendementen worden aangenomen met consensus, of indien consensus onmogelijk blijkt, met 2/3e meerderheid. Deze amendementen treden in werking ten aanzien van alle verdragspartijen van zodra 7/8ste ervan ze heeft bekrachtigd of aanvaard. Het maakt een uitzondering voor wat betreft amendementen van de artt. 5-8, welke de materiële jurisdictie afbakenen van het Strafhof. Amendementen van deze bepalingen zijn alleen bindend ten aanzien van staten die ook daadwerkelijk instemmen om door deze wijzigingen gebonden te zijn. Indien een multilateraal verdrag geen uitzonderlijke amenderingsprocedure voorziet, valt men terug op het WVV. Die bepaalt: • • Dat elke voorstel tot amendering aan alle verdragsluitende Staten moet worden meegedeeld en dat elke van hen het recht heeft deel te nemen aan de onderhandelingen hierover. Dat de amendementen alleen bindend zijn voor de staten die partij worden bij amenderingsovereenkomst. Naast de residuaire procedure inzake het ‘amenderen’ van een multilateraal verdrag, behandelt het WVV tot slot nog de mogelijkheid van een ‘inter se-wijziging’ van multilaterale verdragen tussen slechts bepaalde partijen. Dergelijke wijziging is maar mogelijk indien • • • Zij niet wordt uitgesloten door het verdrag. Zij de positie van andere verdragspartijen niet aantast. Niet onverenigbaar is met het voorwerp en doel van het verdrag. Partijen die een verdrag onderling ‘wijzigen’ moeten dit bovendien ter kennis brengen van de overige verdragspartijen. Hoofdstuk 5. Ongeldigheid, beëindiging en opschorting van de werking van verdragen Afdeling 1. Nietigheid Wanneer je een contract sluit zijn er onder het nationaal recht verschillende situaties waar je de geldigheid kan gaan betwisten. Je kan een onderscheid maken tussen absolute en relatieve nietigheidsgronden. De relatieve moet je zélf inroepen, de absolute gelden vanzelf. Indien de staat die een relatieve nietigheidsgrond kan invoeren hieraan verzaakt, hetzij door uitdrukkelijk te aanvaarden dat het verdrag geldig blijft, dan wel door te berusten, kan zij de grond nadien niet langer inroepen. Bij absolute nietigheidsgronden is geen instemming of berusting mogelijk. Absolute nietigheid geldt steeds voor het verdrag in zijn geheel. Bij relatieve nietigheid zijn alleen de verdragsbepalingen waarop het gebrek betrekking heeft nietig, of kan de staat die het recht heeft de nietigheidsgrond in te roepen kiezen om dit te doen aanzien van het verdrag in zijn geheel, dan wel alleen ten aanzien van de bepalingen waarop het gebrek betrekking heeft. België stuurt een onderhandelaar voor het KP en hij mag akkoord gaan met een reductieverplichting tot -20%, hij tekent voor iets tot -25%. Hij gaat zijn bevoegdheid te buiten. Is België gebonden? In principe wel, maar je kan een relatieve nietigheidsgrond inroepen. Er zijn niet veel precedenten waar deze nietigheidsgronden zijn ingeroepen. Een eerste relatieve nietigheidsgrond betreft de situatie waarin de instemming van een staat is gegeven in strijd met nationale bepalingen met betrekking tot de bevoegdheid tot het sluiten van verdragen. Er kan van derde staten niet verwacht worden om zich proactief te informeren omtrent de nationale wetgeving van andere staten en eventuele ontwikkelingen Yasmine Ghys 36 van deze wetgeving op te volgen. Niet-naleving van deze regels geeft daarom alleen aanleiding tot (relatieve) nietigheid wanneer het gaat om een ‘onmiskenbare’ strijdigheid van een ‘regel van fundamenteel belang’ van de staat in kwestie. Dwaling is slechts een nietigheidsgrond indien de dwaling betrekking heeft op een feit of situatie welke een ‘wezenlijke grond’ vormde voor de instemming van de staat in kwestie. Bovendien kan ‘dwaling’ niet worden opgeworpen door een staat die door zijn gedrag zelf tot de dwaling heeft bijgedragen of “wanneer de omstandigheden van dien aard waren dat de staat bedacht had moeten zijn op de mogelijkheid van een dwaling”. o Temple of Preah Vihear De tempel Preag Vihear ligt op 2 grondgebieden. Grotendeels op grondgebied in Cambodja maar de meest toegankelijke ingang is op grondgebied van Thailand. Ze zijn aan discussiëren van wie die tempel is. Soms loopt het uit tot een gewapend conflict. Zaak komt voor met de vraag van de interpretatie van de uitspraak van 1962 met voorlopige maatregelen: geen gewapende activiteit meer in die zone, Thailand mag vrije toegang tot Cambodja niet beperken, aanvoer van goederen mag ook niet belemmerd worden, onthouden van elke activiteit die de zaak zou erger maken. In 2013 oordeelt het IGH dat de tempel zich op het grondgebied van Cambodja bevindt. Bedrog kan worden aangevoerd indien een staat er ingevolge het bedrieglijk gedrag van een andere staat is toe gebracht om met een verdrag in te stemmen. o Australië vs. Oost-Timor Verdrag inzake Timoreese Zee. Wat is er belangrijk aan die zee? Er bevinden zich veel oliën. Vanuit economisch perspectief is dit interessant. Het gaat over de gezamenlijke exploitatie, Australië heeft meer de middelen en het kapitaal om dit te doen dus de 2 gaan samenwerken. Er wordt een akkoord vastgelegd over de opbrengst. Oost-Timor claimt principe van het equidistantieprincipe. Er zijn eigenlijk 2 geschillen. De vergaderzaal van Oost-Timor zou afgeluisterd zijn door Australië. Australië zou die gebruikt hebben om haar positie te verbeteren. Toepassing van de relatieve nietigheidsgrond bedrog. Er bestaat nog een tweede procedure, Australië is binnengevallen bij de advocaat van Oost-Timor en heeft daar een hoop documenten in beslag genomen. Oost-Timor heeft Australië voor het IGH gebracht. Australië werd verplicht die documenten te verzegelen. Australië heeft besloten om die documenten terug te geven met als gevolg dat de procedure is stopgezet, vandaag loopt er dus nog 1, die voor het arbitragetribunaal. De vraag rond de nietigheid is dus alsnog niet beantwoord. Corruptie van een vertegenwoordiger van de staat is slechts een grond tot (relatieve) nietigheid indien zij een wezenlijke invloed heeft gehad op de houding van de vertegenwoordiger. Absolute nietigheidsgronden moet je niet inroepen, die kan je ook niet op een of andere manier rechtzetten. Die hebben tot gevolg dat je verdrag vanaf het begin nietig is. Wanneer de instemming van een staat is verkregen door het uitoefenen van dwang op een vertegenwoordiger van de staat, geeft dit aanleiding tot absolute nietigheid. Hetzelfde geldt wanneer de instemming van de staat is verkregen ingevolge de bedreiging met, of het gebruik van, geweld tegen een staat. Een verdrag dat strijdig is met een bestaande norm van jus cogens, je gaat bv. een genocide gaan organiseren, heeft geen enkele waarde. Ook wanneer je een bilateraal verdrag bekomt door die andere staat te gaan bedreigen met geweld. Stel puur hypothetisch dat de VS Irak binnenvalt en onmiddellijk na die militaire interventie een verdrag afdwingt waarbij de VS 50% van de olie inkomsten krijgt, dat kan niet door de beugel. Kan je economische of diplomatieke druk gebruiken om een verdrag af te sluiten? Heeft dit tot gevolg dat een verdrag nietig is? Neen. We leven in een wereld waarin de machtsverhoudingen ongelijk zijn en waar het ene land zijn positie beter kan uitspelen dan Yasmine Ghys 37 het andere. Men spreekt soms van ongelijke verdragen die onevenredige rechten en plichten opleggen tussen sterkere en zwakkere staten. Afdeling 2. Beëindiging en schorsing - Algemeen Wanneer alle partijen het eens zijn om een verdrag te beëindigen, er is onderlinge overeenstemming, dan is het evident. Ook wanneer een verdrag niet langer wordt toegepast (‘desuetudo’). Dan ziet men dat als een impliciet collectief beëindigen. Interessanter is de unilaterale beëindiging van verdragen. Op welke wijze kan je unilateraal een bilateraal gaan opzeggen of je terugtrekken uit een multilateraal verdrag? Het startpunt is kijken naar de bepalingen van het verdrag. De bepalingen van het WVV zijn residuair van aard. Je gaat eerst kijken naar de bepalingen in je eigen verdrag. Wanneer het verdrag zaken niet regelt, dan val je terug op de residuaire bepalingen van het WVV. Als er niets in het verdrag staat, geldt het WVV, die zegt dat opzegging of intrekking niet mogelijk is tenzij het volgt uit de aard van het verdrag of de wil van de partijen. Bovendien geldt er een opzegtermijn van 12 maanden. HVN: er is geen artikel inzake terugtrekking. Is het staten wel toegestaan zich terug te trekken als je kijkt naar de onderliggende aard van het verdrag? Er zijn niet echt precedenten, lidstaten hebben enkel hun lidmaatschap opgeschort tijdelijk. Je zou kunnen zeggen dat een verdrag dat een internationale organisatie opricht zich qua aard wel leent tot terugtrekking, je kan staten niet verplichten eeuwig lid te blijven van een internationale organisatie. Grensverdrag: een verdrag waar je territoriale of maritieme grenzen gaat afbakenen, als daar niets in staat over terugtrekking of opzegging. Kan je daar dan uitstappen nadien? Bv. Nederland wil zich terugtrekken, kan dit? Het verdrag bevat geen concrete bepalingen daarover. Dit kan als het andere land daar akkoord mee gaat maar kan dit ook op eigen initiatief? Neen, de aard van het verdrag is bedoeld om te allen tijde te blijven gelden. Vluchtelingenverdrag: bevat een bepaling tot terugtrekking, het herhaalt min of meer de algemene regel. Terugtrekking Noord-Korea uit het Non-Proliferatieverdrag: het nonproliferatieverdrag gaat over de niet verspreiding van kernwapens. Het verdrag bevat een vage algemene clausule. Wanneer een land vind dat er bepaalde essentiële belangen op het spel staan kan men zich terugtrekken. Noord-Korea heeft zich daar uit teruggetrokken, men voelde zich bedreigd door de VS. Brexit: in Groot-Brittannië verwacht men zich aan een referendum over de vraag of Groot-Brittannië lid moet blijven van de EU. Kan je uit de EU stappen? Ja, het is een regionale organisatie. Je kan een staat niet verplichten tegen zijn wil lid te blijven een organisatie. Afdeling 3. Beëindiging en schorsing - Bijzondere bepalingen Er zijn nog een aantal bijzondere situaties in het WVV vermeld die de beëindiging van het verdrag kunnen rechtvaardigen. Een verdrag zal in principe niet eindigen louter omdat het aantal verdragspartijen terugvalt tot beneden het voor inwerkintreding verplichte aantal, behoudens wanneer het verdrag dit uitdrukkelijk bepaalt zoals in het Genocideverdrag. In het verdragsrecht heb je iets gelijkaardig aan de enac uit het verbintenissenrecht. In het verdragsrecht heb je de materiële schending van een verdrag. Als staat A het contract niet uitvoert, dan moet staat B dit ook niet doen. Het is de meest ingeroepen grond voor verdragen te beëindigen. Yasmine Ghys 38 Niet elke schending, alleen schending van essentiële bepalingen van het verdrag kunnen aanleiding geven tot dit soort beëindigingen. Soms gaat het verdrag bepaalde clausules als essentieel gaan beschouwen. Bij humanitaire verdragen geldt dit principe niet. Conventies van Geneve: gaan over wat je al dan niet kan doen in het kader van een gewapend conflict. Een staat begaat grootschalige oorlogsmisdaden en leeft zijn verplichtingen niet na. Kan de andere staat dat inroepen om het contract te beëindigen? Neen, want hier speelt het aspect humanitaire verdragen. Je kan die niet zomaar opzeggen naar aanleiding van een materiele schending. Het is niet omdat de ene partij haar verplichtingen niet naleeft dat dit oorlogsmisdaden van de andere zijde zou kunnen rechtvaardigen. Een materiële schending van een bilateraal verdrag geeft aan de andere partij de mogelijkheid om het verdrag te beëindigen of om op te schorten, dit gebeurt niet automatisch. In geval van een multilateraal verdrag kunnen de overige verdragspartijen collectief besluiten het verdrag te beëindigen of op te schorten, hetzij tussen alle partijen, hetzij in de betrekkingen tussen henzelf en de inbreukmakende staat. Wanneer het verdrag van dien aard is dat de schending de positie van elke andere verdragspartij aantast, kan ieder van deze partijen de schending aanvoeren als grond voor opschorting van het verdrag. Het WVV bevat een aantal bijzondere situaties die aanleiding kunnen geven tot eenzijdige beëindiging. Force Majeur gaat over een situatie waarin de uitvoering van een verdrag eenvoudig weg onmogelijk wordt gemaakt door een factor die je zelf niet onder controle hebt, een externe factor. Loutere (financiële) moeilijkheden zijn onvoldoende. Indien de mogelijkheid tijdelijk van aard is, kan zij slechts aanleiding geven tot een opschorting van het verdrag. Overmacht kan niet worden ingeroepen wanneer zij resulteert uit een schending door de partij in kwestie van 1 van haar verplichtingen. Wezenlijke verandering der omstandigheden (rebus sic stantibus) heeft betrekking op een wijziging van de context. 1 van de essentiële factoren die noodzakelijk was om het verdrag af te sluiten, is niet langer aanwezig. Je kan niet langer verlangen om het verdrag nog te gaan uitvoeren. Dit is iets wat je restrictief moet gaan uitleggen om misbruik te gaan voorkomen. Niet elke wijzigen van de politieke context kan een excuus zijn om een verdrag te gaan beëindigen. Het WVV voorziet diverse cumulatieve voorwaarden: • • • De wijziging was niet voorzien door de partijen. Het gaat om een wijziging van omstandigheden die een wezenlijke grond vormden voor de instemming van de partijen. De wijziging wijzigt de verplichtingen onder het verdrag geheel. De ‘wezenlijke verandering’ mag niet resulteren uit een schending door de partij in kwestie van 1 van haar verplichtingen. Het kan niet worden ingeroepen ten aanzien van grensverdragen. Het verbreken van de diplomatieke of consulaire betrekkingen tussen 2 staten heeft geen gevolgen voor de onderlinge rechtsbetrekkingen, behoudens indien, en in zoverre, het bestaan van deze betrekkingen onontbeerlijk is voor de toepassing van bepaalde verdragen. Zo lijken uitleveringsverdragen bezwaarlijk uitvoerbaar bij gebrek aan diplomatieke of consulaire relaties tussen de betrokken landen. o Gabcikovo-Nagymaros-Zaak Hongarije, Tsjechië-Slovakije sloten een verdrag dat voorzag in de bouw van sluizen op de Donau om de navigatie te verbeteren, om daar hydro-elektriciteit uit te puren. Na verloop van tijd is Hongarije niet meer zo blij met dat verdrag, er is politieke Yasmine Ghys 39 commotie en men besluit om het, zonder de verplichtingen nagekomen te zijn, te gaan beëindigen. Men meldt aan Slovakije dat men het verdrag wil beëindigen, men roept een aantal gronden op. Ze komen overeen om het geschil voor te leggen aan het IGH. We moeten eerst kijken naar wat er in het verdrag staat, dan komen we terug op de residuaire regel aangezien het verdrag niets zegt. We moeten dus kijken naar de aard van het verdrag en de onderliggende wil van de partijen. Een verdrag waarin 2 staten overeenkomen om een bepaald infrastructuurproject uit te voeren, is dat iets dat zich qua aard leent tot eenzijdige opzegging? Nee, uit de aard kan je afleiden dat dit niet mogelijk is. Dus derde stap, je moet kijken of er bepalingen van die bijzondere gronden zijn tot beëindiging. In het verder loop zie je dat het Hof één voor één de argumenten bekijkt die Hongarije inroept, men beroept zich ondermeer op force majeur en rebus sic stantibus. Het Hof gaat die gronden heel restrictief invullen. Hongarije strandt telkens op een ‘njet’. De beëindiging is strijdig met het verdragenrecht. In 2011 heeft het ILC een reeks ‘ontwerpartikelen’ aangenomen inzake ‘de gevolgen van gewapende conflicten op verdragen’. Het uitgangspunt is dat het bestaan van een gewapend conflict niet automatisch leidt tot de beëindiging of opschorting van verdragen, doch dat men moet kijken naar de uitdrukkelijke bepalingen in het verdrag, evenals naar de aard van het verdrag en de kenmerken van het gewapend conflict. Het document bevat in bijlage een overzicht van verschillende types verdragen die geacht worden van toepassing te blijven ongeacht het uitbreken van een gewapend conflict: • Verdragen inzake het recht der gewapende conflicten, • Mensenrechtenverdragen, • Verdragen die een permanent regime vestigen, • Milieuverdragen, • Verdragen inzake geschillenbeslechting. Yasmine Ghys 40 Deel IV. Interactie tussen nationaal en internationaal recht Hoofdstuk 1. Algemeen Er is een grote mate van interactie tussen nationaal en internationaal recht, bv. wanneer er een verdrag wordt aangenomen. Dat verdrag voert zichzelf niet uit. In welke mate kan je internationaal recht gaan inroepen voor de Belgische rechter? Kan dit? Hetzij om je claim te ondersteunen, hetzij als verweer van andere claims. In de realiteit gebeurt dit zeer vaak. Hoofdstuk 2. Twee theorieën: monisme en dualisme Afdeling 1. Algemene kenmerken Dualisme gaat er van uit dat nationaal recht en internationaal recht gescheiden rechtsordes zijn waardoor je internationaal recht niet voor de nationale rechter kan inroepen. Anders gesteld, vooraleer je internationaal recht kan inroepen in een dualistisch land, moet dat eerst worden omgezet in nationale wetgeving. De nationale wetgever moet tussenkomen en moet wetgeving aannemen opdat die verdragen deel zouden gaan uitmaken van de nationale rechtsorde. Pas dan kunnen die worden ingeroepen voor de nationale rechter. Internationaal recht kan pas ingeroepen worden voor de nationale rechter wanneer het is omgezet in nationale wetgeving. Dit betekent dat wanneer het niet wordt omgezet dan zal de rechter alleen het nationale recht gaan toepassen ook wanneer het eigenlijk strijdig is met het internationaal recht. Indien het wel wordt omgezet, dan zal men de klassieke voorrangsregels gaan toepassen. ‘Omzetting’ kan ook via ‘blanco incorporatie’, dit is door een korte (formele) wet aan te nemen waar het Verdrag wordt aangehecht. Voor België houdt in dat een wet voorgaat op een KB, een latere wet gaat voor op een oudere wet, een speciale wet gaat voor op een algemene wet. Voorbeelden van dualistische landen zijn Groot-Brittannië, Australië en Canada. Monisme beschouwt het internationaal recht als 1 groot geheel. Daar aanvaardt men dat internationaal recht kan worden ingeroepen voor de rechter. Er is geen omzetting nodig in nationaal recht. Dat verdrag zal voorrang krijgen boven nationaal recht. Wat zijn de voor- of nadelen van de beide? Dat heeft ergens impact op de staatsaansprakelijkheid van staten. Dualistische landen lopen een hoger risico om voor een internationale rechtbank te worden veroordeeld. Waarom? Omdat de nationale rechters nu eenmaal nationale wetgeving voorrang zullen geven, ook al is die strijdig met het internationaal recht. Groot-Brittannië heeft een verdrag omgezet in nationale wetgeving, het EVRM. Voordien zien we dat Groot-Brittannië vaak werd veroordeeld voor het Hof in Straatsburg. Waarom? Omdat de Britse rechters voorrang gaven aan nationale wetgeving zonder rekening te houden met het EVRM. Wat is er gebeurd na de goedkeuring van die wet? Het aantal veroordelingen is gedaald. Waarom? Omdat de Britse nationale rechter rekening houdt met het EVRM. Er wordt ook wel eens gezegd dat dualisme democratischer is dan monisme. Waarom? Bij dualisme moet de nationale wetgever tussenkomen, bij monisme moet dit niet. Omwille van die tussenkomt van de wetgever, zegt men wel eens dat het democratischer is. Je moet ook rekening houden met de bevoegdheid van de regering en parlement om verdragen af te sluiten. Engeland is een dualistisch land, België een monistisch land, in Engeland moet de nationale wetgever verdragen omzetten, in België moet dit niet. Maar dat wordt voor een stuk gecompenseerd door de verschillen in verdragsluitende bevoegdheid. In België worden verdragen ook goedgekeurd door de kamer van volksvertegenwoordiger en niet enkel door de regering zoals in dualistische landen. Het staat landen vrij om te kiezen voor het ene of het andere. Het internationaal recht legt dit niet op. Die keuzes lopen ook sterk uiteen. Er zijn 2 tegenpolen, tot nog toe hebben we die beschreven als 2 uitersten. Yasmine Ghys 41 Voor de EU-lidstaten geldt overigens een belangrijke uitzondering op de principiële keuzevrijheid die het internationaal recht toestaat. Het Hof van Justitie van de EU heeft immers land bevestigd dat de Europese regelgeving die ‘directe werking’ heeft, wordt geacht inroepbaar te zijn in de nationale orde, zonder nood aan omzetting, ook in dualistische landen! Afdeling 2. Een complexe realiteit Ook in monistische landen zie je vaak dat niet elke verdragsbepaling inroepbaar is voor de rechter. Vaak zal de rechter maar kijken naar die verdragsregels die zogezegd rechtstreekse werking hebben. Men zal vaak nagaan of die verdragsregels rechtstreekse werking hebben. Wat houdt dit in? Het komt erop neer dat men enkel verdragsregels gaat bekijken die voldoende duidelijk zijn (objectieve element) zodat ze geen verdere uitvoerende regelgeving vereisen. Het moet bovendien vaststaan dat de partijen de bedoeling hadden om rechten te creëren ten hoofde van particulieren (subjectieve element). Men gaat zich de vraag stellen of partijen die het verdrag sloten de bedoeling hadden rechten te creëren. Dat is een soort controle die de rechter zal uitvoeren. Alleen die verdragsregels die aan de beide criteria voldoen zullen worden bekeken. Er bestaan verschillende benaderingen ten aanzien van burgerlijke en politieke rechten enerzijds en anderzijds ten aanzien van economische, sociale en culturele rechten. Bij burgerlijke en politieke rechten gaat men ervan uit dat dit directe werking heeft. Bij economische, sociale en culturele rechten is dit anders. Waarom? Die worden vaak omschreven als een soort van middelenverbintenis. Landen engageren zich om recht op gezondheidzorg te bieden maar dat is iets wat uitvoering behoeft. Deze wordt dus geen rechtstreekse werking toegekend. Algemeen kan men stellen dat regels die negatief geformuleerd zijn eerder ‘directe werking’ zal worden toegekend dan regels die positieve verplichtingen bevatten in hoofde van de verdragspartijen. In bepaalde dualistische landen bestaan er tegemoetkomingen, waar ze toch rekening gaan houden met internationaal recht ook al was er geen omzetting. Internationaal gewoonterecht, dit komt niet in aanmerking voor omzetting, maar het wordt ook gehanteerd in dualistische landen. (law of the land) In verschillende dualistische landen wordt aanvaard dat internationaal gewoonterecht deel uitmaakt van de rechtsorde zonder nood aan omzetting. Ook in dualistische landen zie je dat in de mate nationale wetgeving voor verschillende interpretaties vatbaar is, dat men aan verdragsconforme interpretatie gaat doen. Volkenrechtconforme interpretatie kan ook worden toegepast ten aanzien van regels die geen directe werking hebben, en wordt daarboven dikwijls gebruikt in dualistische landen om de wetgeving te interpreteren en ambiguïteiten op te helderen. Hoofdstuk 3. Doorwerking van internationaal recht in de Belgische rechtsorde Lees syllabus p. 99-102. Yasmine Ghys 42 Deel V. Staten Hoofdstuk 1. Inleiding - Subjecten van internationaal recht Staten zijn eerste van een waaier aan subjecten van het internationaal recht. Wat zijn die subjecten? Het gaat om het concept van internationale rechtspersoonlijkheid. Het gaat erom dat bepaalde entiteiten dragers zijn van rechten en plichten van het internationaal recht. Ze kunnen er zich op beroepen en ze kunnen verantwoordelijk worden gehouden voor inbreuken. Bij individuen onder het internationaal strafrecht kunnen zij ook verantwoordelijk worden gehouden voor inbreuk makend gedrag. Er zijn nog een aantal andere aspecten die beïnvloeden in welke mate men een entiteit als subject van internationaal recht kan beschouwen. Dat is (1) de mate waarin die entiteit kan bijdragen tot de vorming van het internationaal recht, (2) de mate waarin zij zich op voorrechten en immuniteiten kunnen beroepen en (3) de mate waarin zij toegang hebben tot internationale geschillenbeslechting. Ook bij individuen zie je, waar het vroeger onmogelijk was, kan je vandaag naar mensenrechtenorganen stappen. Wat zijn immuniteiten? De mate waarin je voor nationale rechtbanken kan worden vervolgd. Staten kunnen niet zomaar voor rechtbanken in andere landen worden vervolgd, hetzelfde voor vreemde overheidsvertegenwoordigers, buitenlandse ambtenaren, strijdkrachten, diplomaten… (zie infra). Subjecten van internationaal recht, dat gaat dus om staten. Zij zijn de enige met een volle en oorspronkelijke internationale rechtspersoonlijkheid. Alle andere subjecten van internationaal recht hebben slechts een afgeleide internationale rechtspersoonlijkheid. De mate waarin zij aan deze criteria voldoen wordt bepaald door staten. Het zijn zij die internationale organisaties oprichten en al dan niet beslissen om die internationale organisatie een verdragsluitende bevoegdheid te geven. Het zijn staten die individuen toegang geven tot internationale rechtscolleges enz. De oorspronkelijke en volle subjecten zijn de staten. Vroeger praatte men enkel over staten, vandaag is dit anders. Er zijn onder andere internationale organisaties, NGO’s, individuen. De erkenning dat dat subjecten van internationaal recht ruimer is dan alleen staten vind je in een belangrijke zaak van het IGH. o Reparations for Injuries Advies naar aanleiding van een vraag van de Algemene Vergadering. Zaak die volgde kort na de moord op Folke Bernadotte die trad op als VN-gezant in het conflict tussen Israël en Palestina. Hij werd vermoord door Joodse extremisten. In welke mate kon de VN een claim initiëren tegen Israël? Had de VN daartoe de vereiste rechtspersoonlijkheid? Het Hof stelt dat het begrip subject mee evolueert met zijn tijd. Het kan ruimer zijn voor staten, maar ook beperkter voor entiteiten inclusief internationale organisaties. Het Hof erkent dat de VN de claim kon initiëren. Men moet echter voor ogen houden dat subjecten, andere dan staten, steeds een ‘afgeleide’ internationale rechtspersoonlijkheid bezitten. Zij genieten immers maar de rechten, of immuniteiten, die hen door staten worden toegekend. Internationale organisaties kunnen bv. slechts verdragen aangaan, of bindende beslissingen nemen, in de mate staten hen deze bevoegdheid hebben toegekend in hun oprichtingsverdrag. Individuen hebben maar toegang tot internationale geschillenbeslechtingsmechanismen indien staten vrijwillig in deze mogelijkheid hebben voorzien. Hoofdstuk 2. Staten en hun totstandkoming Afdeling 1. Wat is een ‘staat’? Kan je zomaar je eigen staat oprichten? We laten deze vraag voorlopig onbeantwoord. De islamitische Staat heeft een kalifaat uitgeroepen in Syrië en Irak als een gewapende Yasmine Ghys 43 groepering. Ze controleert een grondgebied, ze heeft gewapende groepen, een soort van een overheidsapparaat, ze innen belastingen. Ze voorzien in bepaalde sociale structuren en voorzieningen. Is dit dan een staat? Ook deze vraag laten we even onbeantwoord. Het antwoord wordt zeker duidelijk hieronder. Wat is een staat? Dat is een zeer politiek gevoelige kwestie. We zitten in een domein waar je op het raakvlak zit tussen recht en politiek. Dit is niet zwart of wit. Er zijn veel grijze zones. Er zijn heel veel gebieden waar de precieze status betwist is of onduidelijk. Een aantal gebieden die door sommigen erkend worden en door anderen niet. Volstaat het om te kijken naar het lidmaatschap van de VN om te weten wie er een staat is en wie niet? Dat zou het voordeel van de eenvoud hebben, maar zo eenvoudig is het niet. In het verleden waren er landen die universeel erkend waren maar geen lid waren van de VN. In het verleden heeft men al geprobeerd om dat begrip staat te definiëren. 80 jaar na datum is het nog steeds de beste definitie. Art. 1 van het Montevideo-verdrag stelt dat er sprake is van een staat wanneer men kan spreken van een permanente bevolking, een afgebakend grondgebied, een regering en de mogelijkheid om betrekkingen aan te knopen met andere landen. (1) Een afgebakend grondgebied Een staat heeft een grondgebied nodig waarbinnen het zijn jurisdictie uitoefent. Moet dat groot of klein zijn? Het recht is flexibel, bv. Vaticaanstad. Er moet wel een voldoende duidelijke basis zijn, er kunnen nog betwistingen zijn, maar er moet een voldoende identificeerbare territoriale basis zijn. Bij het Vaticaanstad is er een verdrag dat grondgebied toewees aan de heilige stoel. Wat met IS? Men controleert een vrij groot grondgebied dus het voldoet wel aan die vereiste. Het grondgebied omvat de landmassa die door de buitengrenzen van de buurlanden wordt onderscheiden, evenals de ondergrond, de territoriale zee, de interne wateren (i.h.b. meren en rivieren en het luchtruim. Het grondgebied hoeft niet uit 1 aaneengesloten stuk te bestaan. (2) Permanente bevolking Een groep van personen met een duurzame nationaliteitslink met de staat. Hoe je nationaliteit krijgt en hoe je die verleent is een materie die exclusief door het nationale recht wordt beheerd. Het internationaal recht zegt daar vrij weinig over, tenzij het feit dat je het recht op nationaliteit hebt. Je mag niet staatloos worden gemaakt door een staat die je nationaliteit afpakt. Het aantal, ook daar is men flexibel. Er is geen bepaald aantal dat vereist is. Je hebt verschillende eilandstaten met een kleinere bevolking dan de stad Gent. Men mag dat niet al te flexibel te gaan interpreteren. Pitcairn: eiland in de Stille Oceaan waar er 50/60 mensen wonen. Er was daar een groot incestverhaal waarbij uiteindelijk een Brits team van onderzoekers veel mannen daar schuldig aan hebben gevonden. Is hier sprake van een permanente bevolking? Neen. Het is niet vereist dat het gaat om een groep personen die verwant zijn qua etniciteit, taal, cultuur of religie, al is zulks relevant voor de toepassing van het recht op zelfbeschikking. (3) Regering die daadwerkelijk en effectief gezag uitoefent Een regering die controle uitoefent op het grondgebied. Hij staat in voor veiligheid en stabiliteit. Dit via politie, leger, een overheidsapparaat,… Hij bestuurt intern dat gebied. Er zijn een aantal zaken geweest die handelen over de vraag wanneer je kan spreken van een regering die daadwerkelijk gezag uitoefent. Yasmine Ghys 44 o Aaland Eilanden-kwestie Eilandengroep tussen Zweden en Finland. Ze behoort bij Finland maar er is een minderheid die Zweeds sprekend is. Ze hielden een referendum waarbij men aanhechting bij Zweden vraagt. Dit werd voor de Volkenbond gebracht en men heeft een comité van internationale juristen (1920) in het leven geroepen om het te bekijken. Men zei dat de eilanden wel degelijk bij Finland behoorden maar dat de inwoners een bepaalde autonomie moeten krijgen. Hun culturele rechten, hun taal moest gegarandeerd worden. Wanneer werd Finland een onafhankelijke staat na de Russische revolutie? Dit kan pas vanaf er een stabiele politiek organisatie is waarbij men voldoende controle heeft over het grondgebied zonder ondersteuning van buitenlandse troepen. Daartegenover zie je dat er precedenten zijn, naar aanleiding van het uiteenvallen van ex-Joegoslavië waarin nieuwe staten worden erkend op een ogenblik wanneer die stabiliteit nog grotendeels afhangt van buitenlandse troepen. Eens je aan dit criterium beantwoordt, dan is het internationaal recht behoudens gezind en kiest men voor stabiliteit. Ook al vermindert dat gezag, of wordt het uitgehold, dan nog verliest men het karakter van staat niet. Het is niet omdat er onrust, rebellie of een burgeroorlog is, dat men dat karakter van staat verliest. Zelfs niet in het geval van een falende staat. Eens die staat gevestigd is, dan belet niks nog dat dit criterium voldaan is. (4) Onafhankelijkheid Dit is iets subjectiever, iets minder tastbaarder. Het gaat om de capaciteit om internationaal betrekkingen aan te gaan met andere staten zonder dat je daarbij onderworpen bent aan het soevereine gezag van een andere staat. Vlaanderen heeft een bevoegdheid om verdragen aan te gaan binnen haar eigen bevoegdheidssfeer. ‘In foro interno, in foro externo’. Dat is geen autonome bevoegdheid, dit is toegekend door de federale overheid. Het is zo dat als er een multilateraal verdrag is over een Vlaamse bevoegdheid, dan zal de Belgische federale regering die ratificatie moeten neerleggen. Het verdrag staat enkel open voor staten. Dus bij federale staten is enkel de federale overheid een staat in de ogen van het internationaal recht. Het gaat om een capaciteit om verdragen af te sluiten, om diplomaten uit te wisselen, volwaardig lid te zijn van internationale organisaties op een autonome, originele wijze. Er belet niets dat wanneer je economisch of de facto afhankelijk bent van andere staten je onafhankelijkheid bent. Sommige micro-staten zijn voor een aantal materies afhankelijk van hun grotere buren. Soms voor buitenlandse of militaire aangelegenheden. Dat soort afhankelijkheid belet niet dat je aan dit criterium voldoet. Onafhankelijkheid blijft overeind wanneer meerdere staten bij verdrag een confederatie oprichten waarbij zij bv. overeenkomen bepaalde bevoegdheden gezamenlijk uit te oefenen, of wanneer een staat bepaalde bevoegdheden vrijwillig (en tijdelijk) delegeert aan een andere staat. Het feit dat je vrijwillig bepaalde beperkingen aanvaart op je soevereiniteit doet hier ook geen afbreuk aan. Zoals in de EU, staten geven soevereiniteit af maar ze kunnen daar altijd op terugkomen. Afdeling 2. Hoe komen nieuwe staten tot stand? Hoe verwerf je dan die onafhankelijkheid? Hoe komen nieuwe staten tot stand? Dat lidmaatschap van de VN is een handig vertrekpunt, het geeft je geen exhaustief antwoord. Het valt op dat dat lidmaatschap enorm is geëvolueerd. We zijn begonnen met 51 lidstaten, vandaag zijn we met 193. Waar komen die nieuwe staten dan vandaan? Yasmine Ghys 45 (a) Zelfbeschikking in de koloniale context De factor die daar grotendeels verantwoordelijk voor is, is het dekolonisatieproces. De meeste leden die er zijn bijgekomen in de internationale gemeenschap zijn oud-kolonies die zich hebben afgescheiden van hun moederland. Hoe wordt dat proces juridisch gekaderd? Je moet dit linken aan het recht op zelfbeschikking. Het recht op zelfbeschikking is 1 van de fundamentele mensenrechten. Je vindt dit terug in de eerste bepaling in zowel het BUPO-Verdrag als het ECOSOC-Verdrag. Het stelt dat volkeren in alle vrijheid een politieke status bepalen en vrij kunnen streven om hun economische, sociale en culturele ontwikkeling te vervullen. Dat recht op zelfbeschikking is niet tot stand gekomen door de 2 mensenrechtenverdragen. Het kent een langere voorgeschiedenis. Woodrow Wilson heeft hier een belangrijke rol gespeeld. Hij was een president van de VS en de grondlegger van de Volkenbond. Hij is verantwoordelijk voor de oprichting van de Volkenbond, ook al heeft hij uiteindelijk de Senaat niet kunnen overtuigen om zelf toe te treden. Dat recht op zelfbeschikking is vandaag een algemeen aanvaard mensenrecht. Het is een erga omnes norm. In de context van koloniale gebieden wordt dat recht op zelfbeschikking een bepaalde invulling gegeven. Men aanvaardt dat het recht op zelfbeschikking oud kolonies het recht geven om in alle vrijheid hun politieke stelsel te kiezen. Zij kunnen opteren voor een waaier aan mogelijkheden, ze kunnen kiezen voor een behoud van de bestaande structuur. Ze kunnen er dus voor kiezen om bij hun moederland te blijven, ze kunnen opteren voor een bepaalde vorm van autonomie, een soort van tussenscenario of, het meest verregaande, men aanvaardt dat kolonies bij toepassing van dat recht op zelfbeschikking aanspraak kunnen maken op onafhankelijkheid. Die meest verregaande toepassing, daar verwijst men naar als externe zelfbeschikking. Dat is het vervullen van het recht op zelfbeschikking door onafhankelijk te worden. Voor kolonies geldt al vele decennia dat zij vrij kunnen kiezen om onafhankelijk te worden. Zij moeten dit niet, je ziet ook gevallen die voor een andere optie opteren. Gibraltar heeft een referendum gehouden waarbij men opnieuw heeft bevestigd dat men bij Groot-Brittannië wou blijven. Kolonies hebben het recht op onafhankelijkheid, dat geeft uitvoering op het recht op zelfbeschikking. Een belangrijke uitzondering daarop is het uti possidetis-principe. Dit houdt in dat kolonies onafhankelijk kunnen worden maar ze kunnen dit enkel binnen de bestaande erkende landsgrenzen. Onafhankelijkheid van kolonies mag niet ten koste gaan van de stabiliteit van landsgrenzen. Ook al zijn veel van die grenzen uitgetekend door de Europese grootmachten zonder daarbij veel rekening te houden met de interne gebruiken, ethische samenstelling, enz. Die bestaande grenzen mag je niet in vraag stellen. De onafhankelijkheid van kolonies is de voornaamste factor die het toenemen van het aantal staten verklaart. Is dit echter nog relevant vandaag? Als je kijkt naar de voorbije decennia, dan moet je erkennen dat de meeste koloniale gebieden hun status hebben gekozen. Ze hebben hun recht op externe zelfbeschikking inmiddels kunnen benutten. Dat proces is grotendeels georganiseerd onder de Volkenbond en de VN. Onder de Volkenbond had men het systeem van mandaatgebieden. Men identificeerde diverse kolonies en men catalogeerde die als mandaatgebieden A, B en C, naargelang de mate zij in de ogen van de internationale gemeenschap klaar waren voor de onafhankelijkheid. De A-gebieden konden vlug onafhankelijk worden, die C moesten nog lang wachten. Die mandaatgebieden werden geïdentificeerd, ze waren de kolonies van de verliezers van WOI. Na WOII heeft men een gelijkaardige oefening gedaan in het kader van de VN. Men heeft een lijst van trustgebieden geïdentificeerd, het ging ook weer hoofdzakelijk om kolonies van de verliezers. Die trustgebieden werden onder een soort monitoring stelsel geplaatst. Er was Yasmine Ghys 46 dus een Westers land dat instond voor de administratie, het beheer en het bestuur van dat gebied. Dat land in kwestie moest daarover rapporteren bij de VN en moest de kolonie klaarstomen voor de onafhankelijkheid. Het trustsysteem waarbij die besturende landen moesten rapporteren aan de trustschapsraad, dat is 1 van de hoofdorganen van de VN. Heeft dat nog enige relevantie? Nee, al die trustgebieden hebben inmiddels hun status bepaald, de meeste kozen voor onafhankelijkheid, andere niet, maar ze hebben hun recht op zelfbeschikking kunnen aanwenden. De laatste was Palau in 1994. Het orgaan bestaat nog op papier, de facto komt dat niet meer bijeen en leidt dat een slapend bestaan. Naast die mandaat en trustgebieden zijn er nog de niet-zelfbesturende gebieden. Art. 73 HVN heeft het daarover, het zijn ook gebieden die onder een soort van koloniale overheersing stonden. Ze moesten ook worden klaargestoomd voor onafhankelijkheid. Er moesten ook verslagen worden ingediend bij de VN. In 1946 hebben 8 VN-lidstaten een indicatieve lijst opgesteld met zo’n 72 niet-zelfbesturende gebieden. Wat blijft daar vandaag van over? De meeste ervan hebben hun recht op zelfbeschikking aangewend. Er zijn diverse overzeese gebieden bij die onder Frankrijk of Groot-Brittannië resulteren. De meeste van die gebieden op die lijst zijn intussen onafhankelijk. Er blijven er nog 17 over. (b) Secessie buiten de koloniale context In welke mate kan je je afscheuren van een bepaalde staat? Secessie kan dit buiten de koloniale context? Kan het onder bepaalde voorwaarden? Afscheuring van Spanje, er is al eerder uit Catalonië een referendum georganiseerd waarin de inwoners zich konden uitspreken over de afscheuring. De federale regering is toen naar het Grondwettelijk Hof gestapt en heeft gezegd dat het strijdig was met de Grondwet. Volgend jaar zal men wellicht opnieuw een referendum proberen organiseren. Schotland, daar was een referendum vorig jaar. Hun referendum was georganiseerd in samenwerking met de Britse overheid. Men heeft een scherpe campagne gevoerd. De uitkomst was negatief, al gaan er weer stemmen op om de hele oefening nog eens over te doen. De Koerdische Saga, je kan de Kuren beschouwen als een volk. Ze vertonen een soort van culturele, etnische, religieuze homogeniteit. Ze zijn een groep die bepaalde gemeenschappelijke kenmerken heeft. Het recht op zelfbeschikking bestaat in hoofde van volkeren en niet in hoofde van individuen. Ze zijn verspreid over een aantal staten. In welke mate regelt het internationaal recht die afscheuring? Voor oud kolonies is dit duidelijk, ze hebben het recht op zelfbeschikking. Daarnaast erkent men dat er ook andere situaties zijn waarbij volkeren aanspraak kunnen maken op zelfbeschikking. Traditioneel gaat het om volkeren die onderworpen zijn aan vreemde onderwerping, overheersing en uitbuiting. Dit concept wordt soms gelinkt aan apartheidsregimes. Dat gaat om heel uitzonderlijke gevallen. De meeste secessiekwesties zoals die van Schotland of Catalonië vallen hier niet onder. Wat buiten die beperkte hypotheses? Daar moet je vaststellen dat het internationaal recht zich eerder terughoudend opstelt en men een voorkeur toont voor interne zelfbeschikking. Dat lees je in beperkte termen in Art. 7 van de Friendly Relations Declaration. Dit is een belangrijke resolutie van de Algemene Vergadering. Die zegt dat de uitoefening van het recht niet ten koste mag gaan van de territoriale integriteit van bestaande staten. Men heeft een voorkeur voor interne zelfbeschikking. Wat houdt dit in? Als externe zelfbeschikking betekent dat je zelf kan kiezen om onafhankelijk te worden of te opteren voor een verregaande autonomie, wat is interne zelfbeschikking dan? Dit betekent in essentie dat je die zelfbeschikking realiseert binnen de bestaande overheidsstructuren. Hoe doe je dit? Door Yasmine Ghys 47 mee te doen aan verkiezingen en je te laten vertegenwoordigen als minderheid in de verschillende bestuursniveaus. Zijn daar geen uitzonderingen op? Zijn er geen gevallen waar je onafhankelijk kan claimen als afscheidingsbeweging binnen een bestaande staat? o Secession of Quebec Het Canadees Hooggerechtshof heeft hier uitspraak gedaan. Het Hof erkent dat wanneer het gaat over de situatie waar je een volk hebt binnen een staat waar ze hun recht op interne zelfbeschikking niet kunnen realiseren, de onafhankelijkheid mogelijk is. Het Hof houdt die hypothese open. Men spreekt dan van een remedial secession. Wat met Quebec? Het Hof zegt dat het zijn recht op interne zelfbeschikking wel kan benutten, dus het valt niet onder alle hypotheses, ook niet onder die van de remedial secession. Het heeft dus geen recht op onafhankelijkheid. Er is nog een addertje onder het gras als je verder in het arrest. Men zegt dat het mogelijk is dat er geen recht is, noch onder grondwet, noch onder het internationaal recht op een unilaterale afscheiding. Maar dat er een ongrondwettelijke onafhankelijkheidsverklaring kan worden aangenomen die leidt tot een de facto afscheiding. Een de facto afscheiding (fait accompli) gebeurt in de praktijk ook af en toe. Na verloop van tijd zal veel afhangen van de internationale erkenning. o Kosovo-advies Advies van het IGH. Het gaat over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo. Kosovo maakte deel uit van Servië en het werd daar erg onrustig op het ogenblik dat President Milosovici de autonomie van Kosovo innam. Dit gaf aanleiding tot een verzetsbeweging die gewapend verzet begon de Servische overheid. De overheid reageerde met harde hand en ging zelf zo ver dat er sprake was van een etnische zuivering. Wat gebeurt er vervolgens? De NAVO komt tussen beide. Dat was heel controversieel, er was namelijk geen machtiging van de VN-Veiligheidsraad. Wat is het gevolg? De Servische troepen werden verdreven, de president aanvaardde een vredesakkoord. Er werd binnen Kosovo een vredesoperatie (UNMIK) opgericht die een zeer omvangrijk mandaat met zich meekreeg. Het werd een soort van tijdelijke overgangsregering van Kosovo. Het kreeg een de facto gescheiden bestaan van Servië. In 2008 zien we dat de Kosovaarse parlementairen een soort van onafhankelijkheidsverklaring afleggen. Hoe reageren de andere landen daarop? Er waren een aantal staten die Kosovo erkenden. Anderzijds waren er ook andere landen die bewust besloten om Kosovo niet te gaan erkennen omwille van eigen gevoeligheden. Er komt een juridisch interessant initiatief uit de Algemene Vergadering van de VN. Zij hebben namelijk de bevoegdheid om een vraag over eender welk juridisch vraagstuk te richten aan het IGH. Men vraagt het Hof om uitspraak te doen over de wettigheid van die onafhankelijkheidsverklaring. Dit was een zeer delicate resolutie, zeer gevoelig. Wat was uiteindelijk het antwoord? Men heeft een boog gemaakt rond die vraag om zo het gevoelige aspect te gaan vermijden. Het Hof beklemtoonde in dat advies dat het niet wordt gevraagd om uitspraak te doen over een eventueel recht op zelfbeschikking. Men vraagt eerder om te beantwoorden of die onafhankelijkheidsverklaring onwettig is onder het internationaal recht. Men besluit dat ze geen regel vinden die de afscheidingsbewegingen zou verbieden om zichzelf onafhankelijk te verklaren. Er is dus geen algemeen verbod terug te vinden. Het antwoord is dus duidelijk, die verklaring van Kosovo was niet strijdig met het volkenrecht. Wat zegt men dan over een eventueel recht op afscheuring? Men verwijst naar bepaalde uitzonderlijke situaties waar het internationaal recht, recht op afscheuring erkent. Als het gaat over die remedial secession, buiten de koloniale context, stelt men vast dat het een gevoelig controversieel thema is en dat men niet uitdrukkelijk gevraagd is om een uitspraak te doen. Yasmine Ghys 48 Heel wat jaren later, in 2014, is er onrust in Rusland. Het Russische leger neemt de Krim in. Kort daarna wordt er een referendum gehouden over aanhechting bij Rusland. Eens die uitslag er is, sluit Putin een verdrag en verandert men de Grondwet zodanig dat de Krim wordt opgenomen binnen de Russische federatie. Wat is de houding van Putin in dat hele verhaal? Hij grijpt terug naar die Kosovo opinie van het IGH. Hij stelt dat het Kosovo-advies een precedent is dat ook de afscheuring van de Krim van Ukraine ondersteund. Wat zijn de gelijkenissen en verschillen tussen de situatie in Kosovo en de Krim? De voorkeur gaat uit naar interne zelfbeschikking. In Kosovo werd die onderuitgehaald, de autonomie werd ingeperkt. De Krim had een zeker autonomie en men onderscheidde zich van Ukraine omdat het een Russisch sprekend deel van de bevolking was. Men kon zijn interne zelfbeschikking wel uitoefenen. Er is dus zeker een fundamenteel verschil tussen die 2. Bij de Krim was er op het ogenblik van het referendum al een derde macht militair tussen beide gekomen. Wat is de reactie van de VN? Kort nadien heeft de Algemene Vergadering een resolutie aangenomen die stelt dat het referendum binnen de Krim niet geldig was. Ze roept de lidstaten op om de wijziging in de status van de Krim niet te gaan erkennen. Wat moeten we hier uit besluiten? Internationaal recht geeft niet altijd een duidelijk antwoord wanneer er een recht bestaat op onafhankelijkheid en wanneer niet. Het biedt wel een juridisch kader waarmee je die aansprak kan gaan beoordelen. Wanneer er een afscheiding is, die later erkend wordt door de moederstaat, dan is er geen enkel probleem. (c) Dismembratio Een soort van opsplitsing van een land. Het is soms wat verwant met afscheuring, maar het gaat over het uiteenvallen van een land in verschillende gebieden. Geen enkele van de uiteenvallende staten wordt geacht de identiteit van de voorgangerstaat over te nemen behoudens hierover een akkoord bestaat tussen de opvolgerstaten. (d) Fusie Omgekeerde van dismembratio. 2 landen komen samen in 1 geheel, of 1 staat die opgaat in een bestaande staat. Je mag een fusie niet verwarren met een personele unie, dit is een situatie waarin verschillende onafhankelijke staten eenzelfde staatshoofd delen. Bij elk van die situaties (secessie/dismembratio/fusie) stelt zich de vraag naar de staatopvolging. Wie van de entiteiten neemt de juridische persoonlijkheid van de oorspronkelijke staat over? Bij bv. een afscheuring, wie zet er dan de rechtspersoonlijkheid voort. Analoog als bij een bedrijf. Wat is het belang in dit kader? Waarom is dit belangrijk om te weten wie de rechtspersoonlijkheid overneemt of behoudt? Het is belangrijk voor de bestaande verdragen, een voorgangerstaat blijft normaal lid bij verdragen. Nauw daar aan verband houdende, het lidmaatschap van internationale organisaties. De afscheuring van Schotland bij Groot-Brittannië, als we aanvaarden dat GrootBrittannië de rechtspersoonlijkheid blijft behouden van de staat, ook al verliest ze grondgebied, dan blijft ze lid van de VN. Wat is de positie van Schotland als dit een nieuwe staat zou zijn? Dan is Schotland geen lid van de VN, men moet opnieuw lid worden. Hetzelfde bij de EU. Hoe weet je nu wie er de rechtspersoonlijkheid van de oorspronkelijke staat overneemt? Aan de plek waar de hoofdstad ligt en wie er de overheidsinstellingen overneemt. De entiteiten kunnen ook iets overeenkomen. Tsjecho-Slovakije, ze waren het er over eens dat geen van beide de rechtspersoonlijkheid overneemt. Ze moesten beide aanvraag doen om lid te worden bij de VN. Yasmine Ghys 49 Omgekeerd kan het ook dat de entiteiten overeen komen dat die de rechtspersoonlijkheid overneemt. Sovjet-Unie, Rusland wierp zich op als de voorgangersstaat. Er was geen van de deelrepublieken die zich daartegen verzette. Dus de onderlinge overeenstemming, maar ook zaken als de hoofdstad, wie het grootste grondgebied heeft,… Ook een belangrijk aspect is de reactie van derde staten. Eenmaking Duitsland, het is mogelijk dat 2 staten samenkomen en een nieuwe staat vormen maar het is ook mogelijk dat de ene opgaat in de andere. Bij Duitsland ging het oosten op in het westen. In de aanloop naar het Schotse referendum heeft de Britse overheid een rapport laten opmaken door James Crawford en Alan Boyle. Ze analyseerden alle implicaties voor het EUlidmaatschap in geval van afscheuring. Afdeling 3. De rol van erkenning Het erkennen van staten is een eenzijdige handeling waarbij een staat een nieuwe staat als lid van de internationale gemeenschap erkent en aangeeft bereid te zijn als dusdanig met de staat om te gaan. Erkenning van staten ligt op de grens van recht en politiek. Ze kunnen die stap vrij nemen op verschillende manieren. Ze kunnen verklaringen afleggen, verdragen afsluiten of door ambassadeurs te gaan uitwisselen. In principe kiest een staat vrij om een staat te gaan erkennen, maar er zijn wel enkele beperkingen. Als een staat tot stand komt op grond van een schending van jus cogens, vooral op grond van een schending van het geweldverbod, dan mogen andere landen dit niet gaan erkennen. De VN-Veiligheidsraad kan ook landen oproepen om nieuwe staten niet te gaan erkennen. Ze kunnen landen gaan verbieden dit te doen. De Turkse republiek Noord-Cyprus, kwam tot stand na een Turkse militaire interventie. De VN-Veiligheidsraad heeft een resolutie aangenomen waarbij ze die als onwettig beschouwt. Ze verbied staten om dat te gaan erkennen. Wat is het belang van die erkenning? Daar bestaan 2 fundamenteel verschillende opvattingen over. Je hebt aan de ene kant de stelling (de constitutieve benadering) die stelt dat erkenning een noodzakelijk gegeven is om een staat te worden. Het is 1 van de vereisten om een staat te zijn. Die stelling vind je vooral terug in de oudere rechtsleer. Vandaag wordt er meestal een andere benadering (de declaratoire benadering) gehanteerd. Een erkenning is geen juridische vereiste, geen sine qua non om een staat te zijn. Het stelt dat dit bepaalde praktische gevolgen resulteert. Men aanvaardt een ander land als een gelijkwaardig lid van de internationale gemeenschap. Het zijn 2 fundamenteel verschillende benaderingen, er zijn een aantal verdragen die die tweede benadering volgen. De waarheid ligt ergens tussen in. De erkenning van een staat heeft wel degelijk belangrijke gevolgen. De mate waarin een nieuwe staat erkend wordt door andere staten heeft een directe impact op die capaciteit om internationaal betrekkingen aan te gaan met andere staten wat op zich wel een vereiste is. Dit is zeker het geval wanneer we het hebben over collectieve erkenningen. Een hele groep van staten, een regionale of internationale organisatie een nieuwe entiteit gaan erkennen, dan heeft dit een bewijswaarde. Wanneer een afscheiding in een ‘fait accompli’ resulteert, kan een groot aantal erkenningen bovendien leiden tot een juridische consolidering van deze situatie. Is Palestina een staat? Het is een waarnemerstaat (non-member observer state) bij de VN. Het heeft dus geen stemrecht, ze kunnen wel deelnemen aan de werkzaamheden. Men heeft eerder al een resolutie aangenomen bij de VN- Yasmine Ghys 50 Veiligheidsraad om het lidmaatschap te steunen. In die resolutie lees je een soort van collectieve erkenning van het statelijke karakter van Palestina. Waarom was die resolutie zo gevoelig? Omdat je zou kunnen zeggen dat deze resolutie de doorslag geeft voor het vaststellen van het statelijke karakter van Palestina. Om lid te worden bij verdragen moet je een staat zijn. Dat geldt voor vele verdragen, waaronder het statuut van Rome, het ISH. Palestina heeft al pogingen ondernomen om verklaringen af te leggen waarin het de rechtsmacht van het Hof te erkennen. De reactie van de openbare aanklager was dat het geen staat is. Kort nadat die resolutie is aangenomen heeft Palestina verdragen aangegaan, waaronder het statuut van Rome. Erkenningen kunnen uitdrukkelijk zijn, dan wel impliciet. Erkenning kan bv. voortvloeien uit een expliciete officiële verklaring, maar ook het feit dat men diplomatieke betrekkingen aanknoopt, verdragen afsluit, of een kandidatuur binnen een internationale organisatie steunt. Gemeenschappelijk lidmaatschap van eenzelfde internationale organisatie impliceert niet automatisch wederzijdse erkenning als staat. Erkenning kan individueel, maar ook collectief gebeuren. Een erkenning van een staat kan de jure zijn (als aan alle juridische vereisten is voldaan) of de facto (wanneer niet aan alle juridische vereisten zijn voldaan). De eerste vorm is finaal, retroactief en niet-herroepbaar. De tweede is gedeeltelijk, voorlopig en herroepbaar. Wanneer een bepaalde entiteit een verdrag wil gaan ratificeren. Dan moet de depositaris beoordelen of die entiteit in aanmerking komt om da verdrag te ratificeren. 1 van de factoren waarnaar hij zal kijken is de mate van (collectieve) erkenning. Erkenning van regeringen en staatshoofden moet worden onderscheiden van de erkenning van staten. Erkenning van een regering betreft de handeling waarbij een staat erkent dat een nieuwe regering bevoegd is om de staat te vertegenwoordigen. Dit is vooral van belang wanneer een nieuwe regering op ongrondwettelijke wijze aan de macht komt. Erkenning van een regering kan een symbolische rol vervullen, het kan immers een vorm van goedkeuring van de nieuwe regering en/of afkeuring van het oude regime zijn. Zij heeft ook juridische implicaties: men kan immers maar 1 regering/staatshoofd erkennen per staat. Wanneer men een regering erkent, aanvaardt men onder meer dat deze regering, met uitsluiting van andere facties, bevoegd is om namens de staat verdragen af te sluiten, het lidmaatschap op te nemen van internationale organisaties, en diplomatieke en consulaire betrekkingen te onderhouden. Erkenning van een regering is in principe een vrij, politieke keuze. Niettemin moet hierbij rekening gehouden worden met het non-interventiebeginsel. Zo wordt een (premature) erkenning van een regering die (nog) geen effectieve controle heeft over het grondgebied van de staat in principe gezien als een onwettige inmenging in de interne aangelegenheden van de staat. Tot slot mag men het voorgaande niet verwarren met diverse politieke erkenningen waarbij men rebellenbewegingen of oppositiegroepen gaat erkennen als ‘legitieme vertegenwoordiger van (de belangen van) het volk’. Het gaat om verklaringen die een politieke steunbetuiging inhouden en die praktische gevolgen kunnen impliceren. Behoudens tegenbewijs hebben dergelijke verklaringen echter geen internationaalrechtelijke implicaties. Zij doen in het bijzonder geen afbreuk aan het feit dat de verklarende staat het oude regime nog steeds erkent als de officiële (de jure) regering. Afdeling 4. Verwerving van grondgebied Als je gaat kijken naar interstatelijke procedures, 1 van de meest belangrijke is dat aangaande maritieme en territoriale claims. Hoe los je die procedures op? Je moet dit doen aan de hand van de stand van het internationaal recht op het ogenblik dat men het gebied verworven heeft. Je kan vandaag geen gebied verwerven met militaire middelen. Dit is een inbreuk op jus cogens, andere staten mogen dit niet erkennen. Dit is niet altijd zo geweest. In het verleden Yasmine Ghys 51 wanneer er gebied werd verworden via militaire middelen op een ogenblik wanneer het jus ad bellum nog niet bestond, is daar, a priori, niks mis mee. Gebiedsverwerving beoordeel je juridisch aan de hand van de stand van het internationaal recht op het ogenblik van de verwerving. Dit is de regel van het intertemporeel recht. Hoe moet je die claims gaan bekijken? Er zijn 2 categorieën van gebiedsverwerving. Je moet een onderscheid maken tussen terra nullius (dit behoort vooraf niet aan een andere staat toe) en gebieden die wel degelijk aan een andere staat toebehoren, waar al claims op berusten. Terra nullius kon je in het verleden verwerven via effectieve bezetting. Je vond een gebied waar geen andere staat aanwezig is, je oefende daar (administratieve of politionele) controle over uit en dat volstond. Het uitoefenen van die controle en de wil om dat gebied te controleren volstond om het op te nemen in je grondgebied. Uitzonderlijk wanneer het ging om een gebied dat onbewoonbaar, daar aanvaardde men dat de louter geografische nabijheid volstond om een titel te verwerven over dat gebied. Is dit nog relevant vandaag? Kan dit vandaag nog? Nee, er is vandaag geen terra nullius meer. Er is geen grondgebied waar er geen claims op rusten. Die effectieve bezetting is enkel van historisch belang. Er is wel nog een variant die vandaag wel relevant blijft. Dit is acretie of avulsie. Dat is heel uitzonderlijk. Het gaat over gebiedsuitbreiding op een natuurlijke wijze. Langzaam, doordat de oever van een rivier aangroeit of onderzeese vulkaanuitbarstingen. Snoopy-eiland: recentste Canarisch eiland. Vandaag is er geen terra nullius, maar hoe zit het dan met de Zuidpool en de Noordpool? Een belangrijk verschil tussen de Zuidpool en de Noordpool is dat de Noordpool geen land is, het gaat om drijvend ijs dat uitbreidt of smelt naargelang de klimaatopwarming en de seizoenen. Dat heeft niets te maken met afbakening van grondgebied. Het heeft te maken met maritieme claims onder het zeerecht, met de aanspraak die je kan maken op het continentaal plat. Wat met Antarctica? Er waren in het verleden heel wat landen die aanspraak maakten op Antarctica. Ze voerden wetenschappelijk expedities uit en eisten een groot stuk van de taart op. In 1959 is er een verdrag afgesloten waarin alle bestaande claims heeft bevroren. Er zijn een 38-tal landen die elk een stuk claimen, dat verdrag zet deze claims op hold. Er worden basisprincipes vastgelegd. Iedereen mag wetenschappelijk onderzoek verrichten, er moet vreedzaam gebruik van gemaakt worden,… Je kan het geen terra nullius noemen, het is gewoon een gebied waar alle aanspraken zijn bevroren. Er bestaat vandaag geen terra nullius meer, maar er is een actuele kwestie. De OostChinese Zee is ingesloten door een aantal landen, al die landen leggen claims op eilanden(groepen) in dat gebied. Dat leidt tot veel politieke spanning. China is assertiever geworden, het is veel directer claims gaan leggen op die eilanden. Wat zien we vooral vandaag? Bij sommige koraalriffen gaat men grote bouwwerken gaan uitvoeren. Wat is het belang daarvan? Kan China op die manier claim leggen op grondgebied? Kan je zomaar een eiland opspuiten in de zee en dat grondgebied claimen? We zitten hier op de grens van het zeerecht en de vraag naar gebiedsverwerving. Als je een eiland hebt, dan heb je daarrond een territoriale zee van 12 zeemijl. 200 zeemijl daarrond heb je exclusief economische zone, dit is het gebied waar alleen het land de natuurlijke rijkdommen exploiteren. In principe heeft elk eiland aanspraak op een territoriale zee als een EEZ. Je moet wel een onderscheid maken tussen eilanden die bewoonbaar zijn en eilanden die niet bewoonbaar zijn. Wat met eilanden die niet bewoonbaar zijn? Daar heb je enkel aanspraak op een territoriale zee. Een echt eiland kan aanspraak doen op zowel een territoriale zee als een EEZ. 4 hypotheses: 1) Bewoonbaar eiland: kan aanspraak maken op een territoriale zee en een exclusief economische zone. 2) Onbewoonbaar eiland: kan enkel aanspraak maken op een territoriale zee. Yasmine Ghys 52 3) Koraalrif dat deel van de tijd boven het water uitsteekt: geen aanspraak, maar wanneer dit in je territoriale zee ligt, dan kan je dit gebruiken om een soort van ruimere territoriale zee te creëren. Je leidt je territoriale zee daar om heen, je kan daar een klein stukje gebied mee winnen mits het dicht genoeg bij je eigen grondgebied ligt. 4) Koraalrif dat onder water ligt: dat levert niks op, dat beïnvloedt ook niets. We zitten in scenario 3 of 4, kunnen we door land op te spuiten op het koraal van 3 naar 2 of van 3 naar 1 gaan? Nee, want 1 en 2 gaan over natuurlijke eilanden. Wat is dan het belang om dit te doen? Men gebruikt dat als soort van ijkpunten om meer controle te hebben. Er is een arbitragezaak lopende tussen de Filipijnen en China. De Filipijnen heeft een zaak geïnitieerd voor een arbitragetribunaal tegen China waarin zij de aanspraak van China betwist op sommige van die riffen en eilanden + waarin men onder andere claimt dat die gebieden die China opeist, dat dat geen eilanden zijn, maar slechts koraalriffen die al dan niet onder water liggen. Men vraagt het arbitragetribunaal daar uitspraak over te doen. Wat is 1 van de redenen waarom China nu met die projecten bezig is? De Filipijnen stellen dat al die stippen geen eilanden zijn maar slechts riffen en dat die geen recht vormen om een territoriale zee of EEZ op te eisen. Nu met al die zaken op te hogen, wordt het veel moeilijker voor het tribunaal om te controleren of die stelling klopt. Men is eigenlijk een beetje met het bewijsmateriaal aan het spelen, het aan het manipuleren. Een gebied dat voordien wel aan een staat toebehoorde, vroeger kon je dit verwerven via verovering. Vandaag gaat dit niet meer. Er is ook zoiets als cessie, dat is overdracht. Je kan gebieden in onderling overleg overdragen. Er zijn daar in het verleden wel redelijk wat verdragen waarin de ene grondgebied overkoopt van de andere. Louisiana Purchase (1803): de VS koopt een gebied over van Frankrijk voor 250.000.000$. Je ziet dat er dus vaak verdragen worden gesloten waarin men gebieden overdraagt of grenzen gaat corrigeren. Wat je ook vaak ziet zijn lease overeenkomsten, daarin wordt er een gebruiksrecht toegekend. Guantánamo Bay: schiereiland ten oosten van Cuba, een eeuw geleden werd hier een verdrag afgesloten tussen de VS en Cuba. Men krijgt voor onbepaalde tijd gebruiksrechten tot er in onderling akkoord een einde zou werden gesteld aan die overeenkomst. Vandaag betaalt de VS ongeveer 4000$ voor een maand. Je kan geen gebied overdragen waar je zelf geen geldige titel op hebt (nemo dat quod non habet). o Island of Palmas-arbitrage Arbitragezaak tussen Nederland en de VS. Er was discussie over wie het Palmas eiland toebehoorde, vandaag behoort dit toe aan Indonesië. De VS waren van oordeel dat zij dit via cessie hadden verkregen van Spanje. Nederland zei dat Spanje niet de geldige titel had om Palmas weg te geven. Nederland had het gebied via usucapio verkregen. Nederland bestuurde dat gebied zonder dat Spanje zich hiertegen verzette, dus Nederland kreeg het gebied. Spanje had het verloren en kan het dus niet overdragen. Usucapio/prescriptie, dat is een soort van verkrijgde verjaring. Je gaat een land niet gaan bezetten, het is geen terra nullius. Maar er komt geen weerstand of verzet van de staat aan wie het grondgebied oorspronkelijk toebehoorde. Dit mechanisme veronderstelt dat (1) een staat effectief autoriteit uitoefent over gebied dat aan een andere staat toebehoort en (2) dat deze laatste staat afstand doet van haar aanspraken door de situatie te erkennen of erin te berusten. Die vraag naar territoriale afbakening, daar bestaan veel geschillen over, eveneens juridische betwistingen. Yasmine Ghys 53 o Senkaku/Diaoyu-eilanden Dat zijn eilanden die het voorwerp uitmaken van een geschil tussen China en Japan. Beide maken er aanspraak op. Die 2 landen hebben allebei hun juridische aanspraken gecommuniceerd. Japan zegt dat ze aan het einde van de 19de eeuw die eilanden verworven heeft als een soort van terra nullius. Ze hebben daar later geen afstand van gedaan, ze zijn controle blijven uitoefenen. Daar is ook nooit protest tegen geweest beweert Japan. China baseert zich op de historie. Die eilanden waren altijd in Chinese aanwezigheid en geen terra nullius was. Die eilanden hebben altijd op Chinese kaarten gestaan. Afdeling 5. Statenopvolging Het gaat om de verandering van het soeverein gezag op een grondgebied, niet wanneer je van regering verandert. Het gaat om een verandering als gevolg van een fusie, een afscheiding, dismembratio, een nieuwe staat die tot stand komt,… Je moet daarbij een onderscheid maken tussen 2 grote types van staatopvolging: universeel of partieel. Bij een universele staatsopvolging houdt de voorgangerstaat op met te bestaan. Bij een partiële blijft de oorspronkelijke wel bestaan, maar er komen andere nieuwe staten tot stand, de opvolgerstaten. Universeel: Tsjecho-Slovakije, er kwamen 2 volledig nieuwe staten tot stand. Partieel: Sovjet-Unie, Rusland is de opvolgerstaat. Bij een statenopvolging komen veel juridische vragen kijken. Wat met het lidmaatschap van internationale organisaties en verdragen? Wat met concessies die zijn toegekend door een bepaalde staat? Wat met de schuld? Wat met de nationaliteit? Zo’n vragen komen vaak terug. Arrest van het Hof van Cassatie over een geschil omtrent dubbele belastingen. Het gaat over het dubbelbelastingverdrag tussen België en de Sovjet-Unie. De vraag was of dat verdrag bleef bestaan na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Hoe wordt dat geregeld? Dat wordt voor een deel ad hoc geregeld in devolutieakkoorden. Entiteiten die uit elkaar gaan zullen soms onderling akkoorden sluiten waarin ze een aantal zaken gaan regelen zoals staatsschuld en nationaliteit. Er is natuurlijk ook nog gewoonterecht die ons bepaalde aanknopingspunten biedt. Het nadeel is dat gewoonterecht altijd een stuk onzeker is. Er zijn een aantal documenten van de International Law Commission. Die heeft een poging ondernomen om die problematiek te gaan codificeren. Hieruit zijn 3 instrumenten voortgekomen. 1978: Weens Verdrag inzake statenopvolging met betrekking tot verdragen. 1983: Weens Verdrag inzake statenopvolging met betrekking tot staatseigendom, archieven en schulden (niet in werking). 1999: Draft articles on nationality of natural persons in relation to State succession. Dit is niet direct de meest succesvolle codificatieondernemingen geweest. Er waren veel (westerse) die zich niet in de instrumenten konden vinden en bijgevolg ook niet hebben ingetekend. Wat met staatsschuld? Bv. België valt uiteen, valt de staatsschuld weg? Nee, er moet een redelijke verdeling komen van de schulden tussen de verschillende opvolgerstaten. Wat met nationaliteit? Daar bestaan ook een aantal regels over, de belangrijkste is dat een persoon recht blijft hebben op een nationaliteit. Je kan niet staatloos worden. Yasmine Ghys 54 Wat met verdragen? Blijven die bindend ten opzichte van opvolgerstaten? Daar bestaat er een onderscheid tussen bepaalde types van verdragen enerzijds en tussen verschillende vormen van statenopvolging anderzijds. Enerzijds dus bepaalde types van verdragen, bij bepaalde verdragen acht men ze zo fundamenteel dat die overeind moeten blijven ongeacht statenopvolging. Grensverdragen zijn het prototype. Politieke verdragen anderzijds overleven een statenopvolging meestal niet. Nieuwe staten zijn hier niet door gehouden, ze moeten hun eigen politiek, beleid uitstippelen. Mensenrechtenverdragen, daar kiest men voor continuïteit aangezien het humanitaire belang. Bij andere types verdragen moet je gaan kijken naar de vorm van statenopvolging. Wat met het lidmaatschap van internationale organisaties? Daar moet je gaan kijken naar de regels van de organisatie in kwestie. In de regel is het zo dat de voorgangerstaat lid zal blijven, nieuwe staten zullen opnieuw een aanvraag tot toetreding moeten indienen. Dat zou tot complexe situaties kunnen leiden wanneer er een secessie plaatsvindt binnen de EU. Schotland en Groot-Brittannië in de EU: het stemgewicht zal niet langer proportioneel zijn. Men zou nog steeds evenveel zitjes en stemmen hebben als eerder maar er is wel een grondgebied en een deel van de bevolking die niet langer deel uitmaakt. Hoofdstuk 3. Positie van staten in het internationaal recht Afdeling 1. Algemene beginselen Staten zijn de oorspronkelijke en volle rechtspersonen in het internationaal recht. Ze dragen bij tot de vorming van het internationaal recht. Ze hebben een aantal fundamentele rechten en plichten. Je vindt een oplijsting van die fundamentele rechten en plichten in de ‘Ontwerpverklaring inzake rechten en plichten van staten’ van 1949. Dat zijn zaken zoals soevereine gelijkheid, elke staat wordt als gelijk beschouwd. Wat is er nog? Respect voor territoriale integriteit & politieke onafhankelijkheid, er is het verbod op gebruik van geweld tussen staten. Staten moeten zich onthouden van de dreiging met, of het gebruik van geweld, ten opzichte van andere staten. Deze bepaling, die veelal als een norm van jus cogens en als hoeksteen van het VN-Handvest wordt beschouwd, wordt algemeen geacht alle vormen van dreiging met, of gebruik van, gewapend geweld te omvatten. Ook indirect geweld wordt gevat door het geweldverbod, dit verwijst naar situaties waarin staten bv. wapens of militaire training verschaffen aan niet-statelijke gewapende groepen actief in een ander land (men spreekt in dit verband van ‘proxy warfare’). Economisch druk wordt niet als een vorm van ‘geweld’ beschouwd. Dan is er nog het non-interventiebeginsel, staten mogen niet interveniëren in de interne of externe betrekkingen van andere staten. Dat non-interventiebeginsel is ruimer van aard, het toepassingsgebied is wat ruimer dan dat van het geweldverbod. o Nicaragua-zaak Zie supra. Men maakt hier het onderscheid tussen het geweldverbod en het wat ruimere non-interventiebeginsel. Men zei dat het leveren van wapens en het geven van militaire training onder het geweldverbod valt. Ga je die gaan financieren, dan bega je geen inbreuk op het geweldverbod maar dan schend je het noninterventiebeginsel. In principe bestaat er een algemene en exclusieve jurisdictie in eigen grondgebied. Zij moeten hun internationale verplichtingen ter goeder trouw uitvoeren. Doen zij dit niet, dan zij zij internationaal aansprakelijk. Je moet voor ogen houden dat het niet zo is dat het land dat aansprakelijk is volstaat om die aansprakelijkheid te gaan afdwingen. Als je die aansprakelijkheid wil afdwingen op internationaal niveau voor een internationaal tribunaal of gerechtshof dan moet daar een jurisdictioneel aanknopingspunt zijn. De andere staat moet Yasmine Ghys 55 op de een of andere wijze de rechtsmacht van dat internationale rechtscollege hebben aanvaard. Kan je internationale aansprakelijkheid gaan afdwingen voor een nationale rechter? Dan zit je met het probleem van de staatsimmuniteit. Afdeling 2. Jurisdictie §1. Algemeen Jurisdictie is de rechtsmacht die je hebt, de bevoegdheid die volkenrechtelijke subjecten, i.h.b. staten, kunnen uitoefenen over personen, zaken of gebeurtenissen. Er zijn 3 types: wetgevende, rechterlijke en handhavings- of afdwingingsjurisdictie. Je kan de wetgevende jurisdictie uitoefenen door regels uit te vaardigen, je kan jurisdictie op een rechterlijk niveau uitoefenen door bepaalde zaken, personen of bedrijven voor de rechter te brengen en het derde aspect, de handhavingsjurisdictie, die gaat erover dat je uitvoerende maatregelen gaat nemen, dwangmaatregelen. Deze territoriale jurisdictie is in beginsel bovendien exclusief, althans minstens voor wat de handhavingsjurisdictie betreft. Staten mogen geen uitvoeringsmaatregelen treffen op het grondgebied van een andere staat, behoudens toestemming van deze staat. §2. Territoriale jurisdictie Territoriale jurisdictie is een algemeen principe dat je binnen je eigen grondgebied jurisdictie uitoefent. Wat omvat dat grondgebied juist? Het landgedeelte en de binnenwateren, het luchtruim, maar ook de territoriale zee. In principe volle, exclusieve bevoegdheid maar daar zijn er belangrijke uitzonderingen. Er zijn uitzonderingen op de handhavingsjurisdictie. Staten moeten erover waken dat hun grondgebied niet wordt gebruikt op een wijze die schade berokkent aan andere staten en zij verplicht zijn om de internationale standaarden houdende behandeling van vreemde onderdanen (en bedrijven) te respecteren. Een belangrijke beperking op het algemene karakter van de territoriale jurisdictie vloeit voort uit de immuniteiten die rusten op staten, vreemde overheidsfunctionarissen, diplomaten en consuls, ambtenaren van internationale organisaties etc. (zie infra). Staten kunnen hun territoriale jurisdictie aan banden leggen door internationale organisaties of derde staten bepaalde rechten of bevoegdheden toe te kennen. Een andere uitzondering is het concept van onschuldige doorvaart, dit is een toepassing in de territoriale wateren, alle vrede schepen hebben het recht op een onschuldige doorvaart van de territoriale wateren van andere staten. Bovendien is het zo dat wat er zich aan boord van een schip afspeelt, in het kader van de onschuldige doorvaart, dat valt buiten het bereik van de territoriale staat. Wanneer zich in een schip dat door de Belgische territoriale zee vaart criminele feiten afspelen dan zal België daar in principe niets tegen kunnen beginnen. Er zijn maar een aantal uitzonderlijke gevallen waarbij strafbare feiten in de territoriale wateren worden vervolgd door het land in kwestie. Het is anders wanneer dat schip niet door de territoriale zee vaart, maar een haven binnenvaart, een haven en rivieren maken deel uit van het grondgebied maar daar heb je weldegelijk een volle jurisdictie. In de territoriale zee daarentegen daar zijn er ernstige beperkingen op die strafrechtelijke en burgerlijke jurisdictie. VS stuurt oorlogsschip naar omstreden Chinese eilanden: er is discussie tussen de VS en China met betrekking tot de activiteiten van Amerikaanse oorlogsschepen in de Zuid-Chinese zee. Mag dit wel? Kan de VS dit doen? In de territoriale zee hebben schepen recht op onschuldige doorvaart. Geldt dat recht enkel voor commerciële, toeristische schepen of oorlogsschepen? In principe geldt dit voor de beiden. Ook oorlogsschepen hebben een recht op doorvaart. Yasmine Ghys 56 In het nationale luchtruim bestaat geen recht op ‘onschuldige overvlucht’. Staten hebben steeds instemming nodig van de territoriale staat. In de burgerluchtvaart wordt dit hoofdzakelijk geregeld door tal van bilaterale ‘air services agreements’. §3. Extraterritoriale jurisdictie Wat met jurisdictie uitgeoefend op het grondgebied van andere landen? Daar moeten we terugvallen op handhavingsjurisdictie enerzijds en wetgevende en rechterlijke jurisdictie anderzijds. Die handhavingsjurisdictie, de mogelijkheid om dwangmaatregelen te nemen is in principe uitgesloten. Je mag geen personen aanhouden in derde landen. Doe je dit wel, dan bega je een inbreuk op de territoriale integriteit van de landen, mogelijk zelfs een inbreuk op het geweldverbod. Dit is bevestigd in de Lotus-zaak uit 1927. o Lotus-zaak Zaak voor het PIGH, de voorloper van het IGH. Die ging over een botsing tussen 2 schepen in internationale wateren. Het ging om een botsing van een Turks schip en een Frans schip, de Lotus. Dat Franse schip vaarde het Turkse schip doormidden en er kwamen 8 bemanningsleden verdrinken. Dit is een ernstig navigatie incident. De Lotus vaart naar de haven van Constantinopel om de schade te gaan opmeten. Wanneer men aanmeert in Constantinopel wordt de stuurman van dat schip aangehouden door de Turkse overheden, hij wordt in voorhechtenis geplaatst en strafrechtelijk vervolgd. Hij zal uiteindelijk worden veroordeeld. Daar ontstaat een geschil tussen Frankrijk en Turkije, Frankrijk is van oordeel dat Turkije geen jurisdictie mocht uitoefenen. Die 2 landen sluiten een overeenkomst om hun geschil voor te leggen aan het PIGH. Als je de uitspraak leest van het hof, dan is men heel duidelijk over die handhavingsjurisdictie. Je kan niet zomaar eigenhandig een aanhouding doen in een derde land zonder de instemming van die staat in kwestie. Gebeurt dit wel eens in de praktijk? Af en toe zie je dat daar inbreuken plaats vinden. Adolf Eichmann was de hoogste bureaucraat in het Naziregime, verantwoordelijk voor de organisatie van de Holocaust. Hij ontsnapte na WOII en vluchtte naar Argentinië. Op een gegeven moment komt die man op de radar van de Israëlische geheime dienst. Zonder Argentinië op voorhand in te lichten, stuurt men agenten waarin men die man ontvoert richting Israël, waar hij zal worden vervolgd. Is dat wettig? Kan dit zomaar? Nee, de grote VN-Veiligheidsraad zal een resolutie aannemen. Je bespreekt dat met de land in kwestie, precies om deze reden bestaan er uitleveringsakkoorden. Uitleveringsakkoorden en Mutual Legal Assistance (MLA) akkoorden hebben tot doel om samenwerkingen mogelijk te maken. VS heeft terroristenverdachten ontvoerd in Libië zonder de overheid te verwittigen. Handhavingsjurisdictie kan je niet uitoefenen op het grondgebied van derde staten. Wat met wetgevings- en rechterlijke jurisdictie? Kan je regelgeving uitvaardigen die van toepassing zijn in een ander land? Kan de rechter uitspraken doen over zaken, gebeurtenissen die in een ander land zijn voorgevallen? Het PIGH zei hierover in de Lotus-zaak, het komt erop neer dat staten dit in principe wel kunnen, tenzij er een bepaalde regel is in het internationaal recht die dit verbied. Men noemt dit wel eens het Lotus-principe, het Lotus-principe is dus de idee dat staten de vrijheid hebben om te handelen zoals ze willen maar het uitgangspunt is dat hun handelen conform is met het internationaal recht tenzij men kan aantonen dat het een bepaalde verbodsregel schendt. Het optreden van staten wordt verondersteld conform te zijn met het volkenrecht, tenzij je een specifiek verbod kan aantonen. Als je gaat kijken naar de gewoonterechtelijke praktijk van de laatste decennia, dan is dit minder evident. Je zou eerder kunnen stellen dat die benadering omgekeerd is. Men is eerder de mening toegedaan dat je de extraterritoriale uitoefening van jurisdictie op een of andere manier moet kunnen verantwoorden, het is dus het omkeren van de bewijslast. In het gewoonterecht stelt men dat Yasmine Ghys 57 je een of ander aanknopingspunt moet kunnen aantonen om de extraterritoriale uitoefening van wetgevende of rechterlijke jurisdictie te gaan verantwoorden. De vraag naar de wettigheid van extraterritoriale jurisdictie komt vooral naar voren in strafzaken. In principe is het zo dat ook in strafzaken jurisdictie in eerste instantie op territoriaal niveau is. Maar er zijn ook een aantal gevallen waarin de Belgische rechter bevoegd is voor misdrijven die in het buitenland plaatsvinden. Daar zijn een aantal mogelijke aanknopingspunten om dat te gaan verantwoorden. Er zijn enkele permissieve rechtsmachtbeginselen. Het actief personaliteitsbeginsel, het beschermingsbeginsel en het passief personaliteitsbeginsel. Het actief personaliteitsbeginsel houdt in dat je vervolgd op basis van de nationaliteit van de dader. Bij het beschermingsbeginsel gaat het om vervolging van misdrijven die worden geacht een sterke impact te hebben op de staat in kwestie. Die worden geacht aan de belangen van de veiligheid van de staat te raken. Bij het passief personaliteitsbeginsel is het aanknopingspunt de nationaliteit van het slachtoffer. Er is een procedure bezig tegen een aantal leden van Sharia4Belgium die mensen hebben geronseld om te gaan meestrijden in Syrië en ten aanzien van feiten door die mensen gepleegd in Syrië. Er is een uitspraak in eerste aanleg gebaseerd op het actief personaliteitsbeginsel. Het VN-Folterverdrag stelt dat staten het vervolg van staten moet gaan vervolgen in een aantal hypotheses (art. 5). In uitzonderlijke gevallen gaat men een vervolging instellen voor feiten die zich buiten het grondgebied voordoen indien er een bepaald aanknopingspunt is, de veiligheid van de staat, nationaliteit van de dader, nationaliteit van de slachtoffers. Maar dan zijn er ook een aantal gevallen waarin geen van die aanknopingspunten voor handen zijn maar waar men van oordeel is dat iedereen op universele basis vervolging kan instellen. Het gaat hier over de universele jurisdictie. Het aanknopingspunt is de buitengewoon ernstige aard van de feiten. Voor welke feiten kan je universele jurisdictie dan toepassen? Om dat te mogen doen als staat moet je ergens een volkenrechtelijke basis vinden. Je moet een machtiging of een verplichting kunnen identificeren in het verdrags- of gewoonterecht die dat soort vervolging toelaat of verplicht stelt. Je kan dat niet voor eender welke vervolging gebruiken. Om welke feiten gaat het? Er zijn verschillende verdragen en gewoonterechtelijke regels die in dat soort toelating of dat soort verplichting voorzien. Een bekend voorbeeld is het VN-folterverdrag. In art. 5(2) lees je dat in situaties waarin de folterverdachte geen onderhorige is van de staat of de feiten niet gepleegd zijn in de staat in kwestie, ook het slachtoffer is geen onderhorige. Het gaat effectief over universele jurisdictie. Het verdrag zegt dat er een plicht bestaat om te gaan vervolgen telkens er een terrorismeverdachte zich in het grondgebied bevindt van de staat in kwestie. In dergelijke situaties zegt het artikel dat je de keuze hebt tussen 2 opties: uitleveren of vervolgen. Dat is de toepassing van zo’n verdragsbepaling die universele jurisdictie toelaat en zelfs verplicht stelt. Er zijn nog zo’n rechtsgronden. o België-Senegal Zie supra. Senegal heeft uiteindelijk een zaak begonnen tegen Habré. Universele jurisdictie is vrij gevoelig. In zaken zoals België-Senegal tonen aan dat dit nog steeds vrij gevoelig ligt. In de jaren ’90 had België een zeer ambitieuze genocidewet die toeliet dat oorlogsmisdaden, misdaden tegen de mensheid en genocide werden vervolgd op basis van het universaliteitsbeginsel. Wat was er bijzonder aan die wet? Het feit dat men een heel soepele aanpak hanteerde. Procedures konden worden opgestart door burgerlijke partijen. Die processen konden ook in absentia worden gevoerd, de dader moest zich niet eens in België bevinden. Dat bleek politiek heel gevoelig, België kreeg tegenwind van verschillende landen waaronder VS. Men dreigde met een verhuis van de NAVO uit België. Men heeft die wet dan gedesintegreerd en in een minder ambitieuze versie opgenomen in het strafwetboek. Vandaag is het zo dat de verdachte zich wel degelijk op het grondgebied Yasmine Ghys 58 moet bevinden en vandaag is het de openbare aanklager die beslist over het opstarten van een procedure. Wat met Internationaal Strafhof? Heeft het extraterritoriale jurisdictie? Kan het leden van de Islamitische Staat gaan vervolgen voor feiten gepleegd in Syrië? Er zijn 3 opties om naar het Strafhof te gaan. (1) Een doorverwijzing van de VN-Veiligheidsraad. De VN-Veiligheidsraad kan onder hoofdstuk 7 van het VN-Handvest eender welke situatie doorverwijzen naar het Strafhof. Dit is een politieke beslissing, als de VN-Veiligheidsraad deze neemt, zit men veilig qua jurisdictie. (2) Gaan kijken of Syrië het statuut van Rome heeft geratificeerd. De openbare aanklager kan dan initiatief nemen om te gaan vervolgen. (3) Een staat die het initiatief neemt om een zaak voor het Strafhof te brengen via een verklaring van rechtsmacht. In de laatste 2 gevallen zit je met een belangrijke beperking. Je kan maar personen gaan vervolgen op voorwaarde dat de personen de nationaliteit hebben van de verdragspartij of dat de feiten zich hebben voortgedaan in het grondgebied van de verdragspartij. Heeft de VN-Veiligheidsraad IS al doorverwezen naar het Strafhof? Nee, kunnen leden van IS worden vervolgd door het Strafhof? Hangt er van of Irak en Syrië het Statuut van Rome hebben geratificeerd. Dit is niet het geval. Er is nog een tweede optie, er is nog een toepassing van het actief personaliteitsbeginsel. In de mate dat die personen de nationaliteit hebben van een verdragspartij kan het ISH ze gaan vervolgen. Belgen van de IS zouden in theorie kunnen worden vervolgd voor het Strafhof. Ook in andere domeinen heb je toepassing van extraterritoriale jurisdictie. Zoals in het mededingingsrecht, wanneer er bv. een fusie plaatsvindt door een Japanse onderneming van een Amerikaanse onderneming dan zal die fusie moeten worden aangemeld bij de Europese Commissie in de mate die een effect heeft op de Europese markt. Idem bij sanctieregelgeving. Helms-Burton Act: het embargo van de VS tegen Cuba. Die is heel controversieel en voorziet in een aantal sancties ten opzichte van Cuba. Maar die voorziet ook in secundaire sancties, dus ook Europese bedrijven, wanneer zij handel drijven met Cuba mogelijk in de problemen komen onder Amerikaanse wetgeving. Dit heeft een heel uitgebreid toepassingsgebied waardoor die wet zeer controversieel is. De EU heeft daar een soort van tegenregelgeving aangenomen waarbij zij bedrijven verbiedt om zich daaraan te conformeren. In de VS worden veel banken vervolg omdat zij die sanctieregelgeving niet zouden naleven. Degene die de grootste boete tot nu toe hebben gekregen zijn die van PNB Paribas. Die hebben een boete gekregen van 9 miljard dollar. Waarom als ze zaken hadden gedaan binnen de VS? Ze hadden bepaalde transacties toegestaan met Saddam die in dollars werden verricht. Dus ook buiten strafzaken bestaan er gevallen van extraterritoriale jurisdictie. Ook voor de toepassing van foutaansprakelijkheid in burgerlijke zaken wordt soms buiten de lijnen van het eigen grondgebied gekleurd. Alien Tort Claims Act: naar aanleiding van de zaak Filartiga v. Pena-Irala ontstond de indruk dat deze wetsbepaling kon worden ingeroepen om voor Amerikaanse rechtbanken schadevergoeding te verkrijgen voor de meest uiteenlopende schendingen van het volkenrecht gepleegd in het buitenland. De draagwijdte van de wet werd gekortwiekt in het Kiobel-arrest. Het Hof besloot dat ten aanzien van zo’n wet een weerlegbaar vermoeden geldt dat zij geen extraterritoriale werking kent. Nog volgens het Hof waren er geen aanwijzingen om dit vermoeden aan de kant te schuiven. Men kan de ATS op dit vlak contrasteren met de Amerikaanse Torture Victim Protection Act die wel duidelijk bedoeld is om slachtoffers van foltering in het buitenland toe te laten voor de Amerikaanse rechter schadevergoeding te bekomen. Yasmine Ghys 59 Extraterritoriale jurisdictie kan positieve effecten hebben. Anderzijds legt het bepaalde gevoeligheden bloot en brengt het staten soms in elkaar vaarwater. De toekomst zal verder uitwijzen in welke mate het internationale (gewoonte-)recht de extraterritoriale uitoefening van jurisdictie begrenst. Mensenrechtenverplichtingen van staten gelden niet enkel in hun eigen grondgebied, maar ook daarbuiten, met name wanneer zij anderszins controle uitoefenen over ander grondgebied of wanneer zij controle uitoefenen over bepaalde personen. §4. Functionele jurisdictie en globale rechtsgebieden Er zijn nog andere bijzondere vormen van jurisdictie ten aanzien van een aantal maritieme zones en een aantal globale rechtsgebieden. Het internationaal recht voorziet hier in een beperkte vorm van ‘functionele’ jurisdictie. Wanneer we een bepaalde kuststaat hebben, dan heeft die voor haar kustlijn een strook van max. 12 zeemijl die we territoriale zee noemen. Die is in principe deel van je grondgebied maar er zijn bepaalde beperkingen op die volle en exclusieve jurisdictie die je hierop kan toepassen. Ga je nog verder buiten je kustlijn dan zit je in de zogeheten aansluitende zone, die je moet afkondigen, van 12 zeemijl waarin de staat bepaalde handhavingsmaatregelen kunnen nemen. Ga je nog verder dan zit je in de exclusief economische zone. Die moet je ook afkondigen en kan max. 200 zeemijl van de kustlijn liggen. Wat is het belang van die zone? Welke functionele jurisdictie heeft de kuststaat in die zone? Binnen de EEZ heeft die kuststaat het exclusieve recht op de exploitatie en exploratie van de natuurlijke rijkdommen. Visvangst is hier ook van belang. Dan is er nog het continentaal plat, die kan zich mogelijk verder dan 200 zeemijl uitstrekken tot max. 350 zeemijl buiten je kust. Wat is het belang van het continentaal plat? De kuststaat heeft het exclusieve recht van de exploitatie van de natuurlijke rijkdommen. Het gaat niet over de wateren maar wel over de bodem. Ook eilanden die bewoonbaar zijn kunnen zelf aanspraak maken op een EEZ en een continentaal plat daarrond. Het gevolg daarvan is dat de landen met de grootste EEZ ter wereld niet altijd de landen zijn die je verwacht. Landen die bestaan uit verschillende kleine eilanden of landen die nog controle hebben over deze gebieden hebben vaak een veel grotere EEZ dan je zou denken. Er zijn ook globale rechtsgebieden. De volle zee, de diepzeebodem en de ruimte. Daar moet je een onderscheid maken tussen 2 types van globale rechtsgebieden. Enerzijds de res communes en anderzijds heb je een aantal zaken die worden beschouwd als gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid. Dit zijn 2 verschillende concepten. De res communis wil zeggen dat het gebruik openstaat voor iedereen. Iedereen doet daarmee wat hij wil, maar je houdt wel rekening met elkaar. Het gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid, daar is het zo dat het gebied moet worden beheerst in de belang van de mensheid in haar geheel. Bij de diepzeebodem daar is een bijzonder regime in het zeerechtverdrag dat stelt dat al de baten die voortvloeien uit de exploitatie moeten toekomen aan de mensheid in zijn geheel. • • • De volle zee wordt al eeuwenland als res communis beschouwd. Ze is open voor visvangst, scheepvaart,… Gebruik van de volle zee moet wel vreedzaam zijn. Bovendien dient men hierbij rekening te houden met de belangen van andere staten. In principe kan op volle zee alleen de ‘vlagenstaat’ jurisdictie uitoefenen ten aanzien van een schip. De diepzeebodem is zeer diep gelegen zeebodem die geen deel uitmaakt van de EEZ of het continentaal plat. Het is gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid, de baten ervan moeten ten goede komen aan de mensheid in haar geheel. Het zeerechtverdrag heeft een Internationale Zeebodemautoriteit in het leven geroepen die waakt over de exploratie en exploitatie van de diepzeebodem. De ruimte en de hemellichamen worden als res communis beschouwd. Ze kunnen vrijelijk worden verkend en gebruikt, weliswaar zonder mogelijkheid tot toe-eigening Yasmine Ghys 60 • en mits men rekening houdt met de belangen van andere landen. Het maanverdrag preciseert verder dat de maan en haar natuurlijke rijkdommen gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid vormen. Antarctica, zie supra. Afdeling 3. Staatsaansprakelijkheid Staatsaansprakelijkheid handelt over de vraag wanneer staten aansprakelijk zijn in het internationaal recht, wat de gevolgen er van zijn, wie het kan inroepen, … Dat soort secundaire regels vinden we terug in staatsaansprakelijkheid. 1 heel belangrijk document, er is geen verdrag dat die regels codificeert. Het ILC heeft wel een instrument opgesteld, de DASR: Draft Articles on State Responsibility. Dat zijn de ontwerpartikelen inzake staatsaansprakelijkheid. Een reeks artikelen die eigenlijk tot doel hebben om het regime te codificeren. Het is geen bindend verdrag, maar het wordt gezien als een codificatie van het gewoonterecht. Ook internationale organisaties kunnen aansprakelijk zijn in het internationaal recht. Die materie wordt overwegend geregeld in de DARIO: Draft Articles on Responsibility of International Organisations. Een aantal zaken zijn aangepast aan het karakter van internationale organisaties. §1. Constitutieve bestanddelen van staatsaansprakelijkheid Wanneer is een staat nu aansprakelijk onder het volkenrecht? Daar zijn 2 zaken voor nodig: enerzijds de inbreuk, het internationaal onrechtmatig gedrag en anderzijds moet die inbreuk toerekenbaar zijn aan de staat in kwestie. Internationaal onrechtmatig gedrag kan van alles zijn. Het gaat om elke inbreuk van een staat op haar plichten onder het internationaal recht. Een inbreuk op een verdragsregel, een gewoonterechtelijke regel,… Het kan ook gaan om een inbreuk op een middelenverbintenis of een resultaatsverbintenis. Beide opties zijn mogelijk. Het onderscheid is dat je bij een resultaatsverbintenis belooft om een bepaald resultaat te bezorgen. Is je resultaat er niet, dan heb je een inbreuk begaan. Een middelenverbintenis is een inspanningsverplichting. Je moet gaan beoordelen of de persoon, de onderneming, de staat voldoende haar best heeft gedaan om een bepaald resultaat te bekomen. Het folterverbod, is dat ten aanzien van staten een resultaatsverbintenis of een middelenverbintenis? Een resultaatsverbintenis, van zodra je foltert heb je inbreuk gepleegd op je verplichting. Beveiliging van buitenlandse ambassades op je grondgebied of de plicht van staten om ervoor te zorgen dat rebellengroepen geen aanvallen plegen vanuit hun grondgebieden ten aanzien van buurlanden, dit zijn middelenverbintenissen. België heeft de plicht om in te staan voor de veiligheid van de buitenlandse ambassades op haar grondgebied. Wil dat dan zeggen dat wanneer er toch een aanslag plaatsvindt op de Amerikaanse ambassade dat België haar verplichting heeft geschonden? Nee, want het is een middelenverbintenis, je moet gaan kijken of België voldoende heeft ondernomen om die ambassade te beveiligen. Het is van geen belang of de inbreuk wordt toegelaten, of zelfs verplicht gesteld, door het nationaal recht. Het nationaal recht niet worden ingeroepen om te vermijden dat het optreden van een staat als internationaal onrechtmatig gedrag wordt gekwalificeerd. Anderzijds moet die inbreuk ook toerekenbaar zijn aan de staat in kwestie. De staat is maar aansprakelijk voor de handelingen die aan haar toerekenbaar zijn. Hoe bepaal je nu of handelingen toerekenbaar zijn aan een overheid of niet? Hier zijn 2 uitgangspunten. Enerzijds het optreden van staatsorganen is in de regel altijd toerekenbaar aan de staat. Dit zijn de personen en entiteiten die volgens de eigen nationale wet als ‘organen’ van de staat optreden. Anderzijds is het optreden van particulieren in beginsel niet toerekenbaar aan staten tenzij in bepaalde uitzonderlijke gevallen. Yasmine Ghys 61 Het optreden van staatsorganen is normaal toerekenbaar, maar wat zijn staatsorganen? De regeringsleden, parlementsleden, politieagenten, het leger. In principe gaat het om al die personen die onder het nationaal recht de bevoegdheid hebben om een stukje overheidsgezag uit te oefenen. Wil dat zeggen dat staten aan aansprakelijkheid kunnen ontsnappen door bepaalde taken te gaan delegeren aan privéondernemingen? Nee, in de mate men bepaalde taken delegeert aan bedrijven en die activiteiten maken deel uit van de uitoefening van het overheidsgezag, dan is er nog steeds sprake van toerekenbaarheid. Wanneer men een gevangenis laat bewaken door een privéonderneming, dan zal de overheid nog steeds aansprakelijk zijn voor het optreden van die bewuste personen. Ook wanneer personen gemachtigd worden om een vorm van overheidsgezag uit te oefenen, dan zal dat optreden toerekenbaar zijn aan de staat. Die toerekenbaarheid van het optreden van staatsorganen en andere die gemachtigd zijn om overheidsgezag uit te oefenen blijven bestaan wanneer die personen ultra vires optreden. Dat wil zeggen ook wanneer die personen hun boekje te buiten gaan of de instructies naast zich neerleggen. Het wordt wat moeilijker als we gaan kijken naar het optreden van particulieren. Het uitgangspunt is dat het optreden van die personen niet toerekenbaar is aan de staat, tenzij een aantal uitzonderlijke gevallen. (1) Groepen die volledig afhankelijk zijn van de staat, deze uitzondering vind je niet terug in de ontwerpartikelen inzake staatsaansprakelijkheid, wel in de rechtspraak van het IGH. Wanneer een niet-statelijke groep volledig afhankelijk is van de staat, dan zal het hele optreden automatisch toerekenbaar zijn aan de staat. o Nicaragua zaak Zie supra. De VS steunt een rebellengroep, de contra’s. Diverse CIA agenten waren betrokken bij bepaalde sabotagehandelingen. Is dat toerekenbaar aan de VS? Ja, dit zijn staatsorganen. Wat met de Latijns-Amerikaanse agenten die ze inhuurden? Ook aansprakelijk. Moeilijker wordt het als we gaan kijken naar het optreden van de contra’s zelf, de rebellengroep pleegde bepaalde feiten, waren die inbreuken toerekenbaar aan de VS? Het Hof zei dat we moeten kijken of de groep volledig afhankelijk is van de VS. Als dit zo is, dan is de VS aansprakelijk. Er wordt toegelicht wat een groep is die afhankelijk is van een staat. De lat wordt hoog gelegd, men stelt dat van zodra een groep nog enige beleidsvrijheid heeft, deze drempel niet bereikt is. Is dit het geval bij de contra’s? De contra’s waren niet louter afhankelijk van de VS. (2) Personen die handelen in opdracht van of onder de controle van een staat. In opdracht van, dit spreekt voor zich, van zodra je instructies krijgt, is het optreden toerekenbaar aan de staat. Het tweede aspect is moeilijker, particulieren die onder controle staan van de staat. Daar is behoorlijk wat discussie geweest over hoe je dat begrip controle moet gaan interpreteren. o Nicaragua zaak Zie supra. De VS leende militaire advies, wapens, middelen en hielp mee bij het kiezen van doelwitten. Was het Hof van oordeel dat de contra’s onder controle stonden van de VS? Nee, het Hof vond die consultatie en de steun onvoldoende om te spreken van een zogeheten effectieve controle over die groep. De lat wordt dus opnieuw vrij hoog gelegd. o Tadic Uitspraak van het Joegoslavische tribunaal. Het tribunaal heeft die hoge drempel op de korrel genomen. Het vond dat geen faire test, zeker niet wanneer het ging om rebellengroep, opdat die test ertoe leidt dat staten via proxy warfare hun verantwoordelijkheid kunnen ontlopen. Het Tribunaal was het daar niet mee eens en Yasmine Ghys 62 stelde in plaats van die effectieve controledrempel een soepelere drempel van ‘overall control’, algemene controle. Het gaat dus in de clinch met het Hof in de Haag. o Bosnische genocidezaak Het gaat om de slachtpartij in Srebrenica. Het was een zaak tussen Bosnië en Servië, waarbij Bosnië Servië aansprakelijk wou stellen voor genocide. Wie heeft die slachtpartij gepleegd? Mladic en Karadzic. Wie waren dat? De President was Milicovic, de genocide is niet begaan door het Servische regeringsleger, maar door het Bosnische Servische leger. Dat was een niet-statelijke entiteit, het was een rebellengroep die nauwe banden onderhield met de Servische overheid. In welke mate kan je Servië verantwoordelijk houden voor het optreden van het Bosnisch Servische leger. Wat doet het Hof in zijn arrest? Het doorloopt de verschillende stappen. Was het een groep die volledig afhankelijk was van Servië? Die lat ligt zeer hoog. In deze zaak besloot het Hof dat de lat niet bereikt was, het was niet volledig afhankelijk. Kunnen we stellen dat het leger handelde in opdracht van of onder de controle van de staat? Men gaat opnieuw kijken naar de banden, maar opnieuw zegt het Hof dat je niet de ‘overall control’ moet toepassen maar wel de effectieve controlestandaarden uit de Nicaragua zaak. Opnieuw komt men tot het besluit dat de samenwerking onvoldoende was om te stellen dat zij handelde onder de controle van Servië. Servië is uiteindelijk veroordeeld, maar niet voor de genocide. Het Hof heeft een onderscheid gemaakt tussen de genocide op zich die niet toerekenbaar is aan Servië, maar dit wil niet zeggen dat Servië volledig vrijuit is gegaan. Het Hof heeft gezegd dat Servië was tekortgeschoten in de plicht om genocide te voorkomen. Men had bepaalde stappen kunnen ondernemen tegen het leger en men heeft dit niet gedaan. Dus Servië is tekortgeschoten in die middelenverbintenis om een genocide te voorkomen. (3) Afwezigheid van overheidsgezag (4) Staat erkent en aanvaardt handelingen als staatsoptreden. o Teheran-zaak Zaak die zich afspeelt tussen de VS en Iran in nasleep van de Islamitische Revolutie in 1979. De sjah, die nauwe banden had met de VS, wordt afgezet en een islamitisch regime onder Khomeini komt aan de macht. Er is een heel anti-VS gezinde houding, een groot deel van de Iraanse bevolking wordt aangewakkerd door dat nieuwe regime. Op een gegeven moment is er incident aan de Amerikaanse ambassade in Teheran. Er zijn daar grote betogingen voor de ambassade, dat ontaard. De ambassade wordt onder de voet gelopen en wordt ingenomen door die betogers. Men begint die ambassade te gijzelen, met inbegrip van het Amerikaanse personeel dat daar aanwezig was. Is die aanval op die ambassade toerekenbaar aan Iran? Waren het staatsorganen? Nee, het was eerder een spontane volksbeweging. Was het een groep die volledig afhankelijk was van de staat of onder controle stond? Neen. Het IGH zegt dat de bezetting niet toerekenbaar is aan Iran. Iran kan niet verantwoordelijk worden gehouden. Maar gedurende de loop van die gijzeling verandert de situatie, in de nasleep van die gijzeling vinden diplomatieke onderhandelingen plaats tussen de VS en Iran over de inbeslagname van Amerikaanse goederen binnen Iran. Khomeini begint de gijzeling uit te spelen als een troef. Door dat optreden zegt het Hof dat hij die handelingen erkent en aanvaardt hij die handelingen als staatsoptreden. Hij neemt verantwoordelijkheid op voor de verdere voortzetting van die gijzeling. o MH17 Vlucht is boven Ukraine neergestort. Er wordt beweerd dat die vlucht zou zijn neergehaald met een raket gelanceerd van op een Russisch lanceerplatform. Dat zou 2 dagen voor het incident de grens zijn overgestoken naar een gebied gecontroleerd Yasmine Ghys 63 door Oekraïense separatisten. In welke mate is die aanslag toerekenbaar aan Rusland? Gaat het om een Russisch leger of Russische rebellen? Als het Russische militairen waren, is Rusland aansprakelijk. Als het pro Russische Oekraïense rebellen zouden zijn, dan is het complexer. Zijn die rebellengroepen volledig afhankelijk van Rusland? Men vermoedt van niet. Handelt ze onder instructies van Rusland? Dat weten we niet, we kunnen dit enkel opnoemen in hypotheses. Staat ze onder controle van Rusland? We kunnen niet zeggen dat de hoge drempel hier bereikt is. Erkent men het optreden als overheidsoptreden? Rusland erkent het optreden niet. Bij het voorgaande horen nog een aantal bijkomende algemene bedenkingen: • De handelingen van een private persoon of niet-statelijke groepering die niet als dusdanig toerekenbaar zijn aan een staat belet niet dat de staat zelf een onderscheiden internationale onrechtmatige gedraging heeft begaan. • Staten kunnen onder bepaalde voorwaarden ook internationaal aansprakelijk zijn voor internationaal onrechtmatig gedrag, wanneer dit gedrag op hun aansturen of onder hun controle wordt verricht, of verricht, of wanneer zij bewust steun verlenen aan een andere staat in het kader van het internationaal onrechtmatig gedrag van deze laatste. • De regels gecodificeerd in de ASR hebben een residuaire draagwijdte. Niks belet dat m.a.w. het gewoonterecht of verdragsrecht voor bepaalde domeinen/activiteiten andere ‘lex specialis’-regels ontwikkelt. In sommige domeinen wordt een vorm van objectieve/foutloze aansprakelijkheid wordt gehanteerd. Een gevallen ruimtevoorwerp. Een staat moet de schade vergoeden wanneer er schade ontstaat in het grondgebied. §2. Omstandigheden die onrechtmatigheid uitsluiten Er zijn een aantal omstandigheden die men kan inroepen om aan aansprakelijkheid te ontsnappen. Dat is bv. zelfverdediging, force majeur, noodtoestand, … Deze kunnen niet worden ingeroepen wanneer sprake is van een inbreuk op jus cogens-normen. Zij kunnen maar onrechtmatigheid uitsluiten zolang de rechtsgrond blijft bestaan. Bovendien zal de inbreukmakende staat in sommige gevallen toch nog vergoeding verschuldigd zijn voor eventuele materiële schade (tenzij bij tegenmaatregelen of zelfverdediging). Instemming is wanneer een staat op geldige wijze, en vooraf, instemt met een gedraging. Dan zal de inbreuk ten aanzien van deze staat niet als inbreuk gekwalificeerd worden. Wanneer een na de feiten instemt met, of berust in, het optreden van de andere staat is er geen sprake van daadwerkelijke instemming, maar van afstand van claim. Zelfverdediging. Force majeur of noodtoestand zijn zaken die je kan inroepen als een soort van excuus om aan aansprakelijkheid te ontsnappen. Force majeur betekent dat je op een bepaalde wijze hebt gehandeld omdat je geen andere keuze had en daartoe werd gedwongen door externe factoren. De inbreuk die je hebt gepleegd is eigenlijk buiten je wil om. Je had er zelf geen autonomie over. wanneer naleving van de regels slechts ‘moeilijker’ wordt, of wanneer de staat zelf verantwoordelijk is voor het optreden van de gebeurtenissen/kracht in kwestie, kan geen beroep worden gedaan op deze rechtsgrond. Noodtoestand kan worden ingeroepen wanneer een inbreuk de enige manier is om een fundamenteel belang van de staat te vrijwaren tegen een ernstige en imminente dreiging. Uit de negatieve formulering volgt dat deze rechtsgrond restrictief moet worden uitgelegd. Tegenmaatregelen zijn bewust inbreuken door de staat op de eigen juridische plichten, maar je doet dat als reactie op een eerdere inbreuk door een andere staat. Je doet dat met Yasmine Ghys 64 het doel om die eerdere inbreuk van die andere staat stop te zetten. Het is een vorm van eigenrichting die het volkenrecht toelaat. Maar tegenmaatregelen moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen. In de ontwerpartikelen rond aansprakelijkheid vind je deze terug. Er zijn een aantal procedurele vooraleer je tegenmaatregelen mag nemen, je moet de staat inlichten en proberen alsnog te overtuigen om zijn plichten te respecteren. Er zijn ook verschillende inhoudelijke vereisten. Tegenmaatregelen moeten proportioneel zijn ten opzichte van de oorspronkelijke inbreuk en ze moeten doelgericht zijn. Ze moeten tot doel hebben die oorspronkelijke inbreuk te doen beëindigen. Ze moeten ook tijdelijk van aard zijn, als de oorspronkelijke inbreuk is stopgezet, dan moeten ook de tegenmaatregelen ophouden. Ze mogen geen afbreuk doen aan het geweldverbod, aan humanitaire verplichtingen of aan normen van jus cogens. Evenmin mogen zij de diplomatieke of consulaire immuniteiten aantasten of de rechten van derde staten. Tegenmaatregelen komen vaak voor, vooral in het kader van de WTO. Wie mag er tegenmaatregelen nemen? In principe degene die het slachtoffer is van de inbreuk. Die mag daarop reageren door voor een stuk het recht in eigen handen te nemen. Wat met schendingen van erga omnes regels? Dit zijn de regels die bestaan in het belang van de internationale gemeenschap in zijn geheel. Je ziet de laatste tijd dat staten en regionale organisaties buiten de VN-Veiligheidsraad zelf economische sancties en gerichte sancties gaan opleggen. Wat is het voordeel en wat het nadeel? De ILC stipt die problematiek aan in haar ontwerpartikelen maar stelt daarin dat de statenpraktijk nog geen duidelijk antwoord heeft geformuleerd. Wat is het belang? Wat is de inzet? De inzet is groot, je kan niet-naleven van het internationaal recht gaan bestraffen. Wat is het risico? Waarom is dit zo controversieel? Je hebt het risico op chaos, je hebt het risico dat alle staten zelf gaan oordelen of er een inbreuk is op een erga omnes norm en het recht in eigen handen gaan nemen. Je holt voor een stukje het gezag van de VN-Veiligheidsraad uit. Het is de VN-Veiligheidsraad die sancties kan aannemen. Wat is het onderscheid tussen tegenmaatregelen en retorsies? Retorsies zijn handelingen, onvriendelijke maatregelen zonder dat je daarbij je eigen juridische plichten schendt. §3. Gevolgen van staatsaansprakelijkheid Wat zijn de gevolgen van staatsaansprakelijkheid? Je moet de inbreuk stopzetten en garanderen dat de inbreuk niet wordt herhaald. Je hebt een herstelplicht. Deze kan 3 vormen aannemen: restitutio ad integrum, schadevergoeding of genoegdoening. • Restitutio ad integrum impliceert herstel in de oorspronkelijke staat, een terugkeer naar de situatie zoals zij bestond voor de inbreuk. Het geniet de voorkeur als herstelmechanisme. Dit is slechts anders wanneer restitutio materieel onmogelijk is of disproportioneel zou zijn. In de praktijk is restitutio eerder de uitzondering. • Schadevergoeding betreft een financieel ‘herstel’ voor geleden schade en gederfde winst, vermeerderd met interesten. • Genoegdoening kan bestaan in een erkenning van de inbreuk, een formele verontschuldiging of een andere geschikte, niet-geldelijke modaliteit. Naast de herstelplicht zullen er bijkomende verplichtingen gelden in het bijzonder geval wanneer ernstige inbreuken op jus cogens worden vastgesteld. In deze hypotheses zijn staten immers verplicht om samen te werken om de inbreuk via rechtmatige middelen ten einde te brengen. Voorts mag geen enkele staat een door dergelijke schending gecreëerde situatie erkennen of helpen in stand te houden. Wie kan die staatsaansprakelijkheid inroepen? De slachtoffers van het inbreukmakend gedrag. Maar je moet daarbij een onderscheid maken tussen situaties waarbij een staat het rechtstreekse slachtoffer is en situaties waarin men eerder het onrechtstreekse slachtoffer is. Yasmine Ghys 65 Rechtstreeks: Belgische ambassade wordt in Malawi ingenomen door de politie van Malawi, België is rechtstreeks slachtoffer. Het zijn ook rechtstreekse inbreuken als je eigendommen van de staat gaan vernielen of overheidsvertegenwoordigers gaat molesteren. Onrechtstreeks: wanneer er een Belgische toerist in Malawi onrechtmatig wordt aangehouden. Dit is niet rechtstreeks maar het is wel een incident waarbij België onrechtstreeks schade ondervindt. Er geldt een tweede vereiste wanneer het gaat om onrechtstreekse schade, de lokale rechtsmiddelen moeten uitgeput zijn. De local remedies rule, deze houdt in dat België de aansprakelijkheid van een staat kan inroepen mits de uitputting van alle rechtsmiddelen worden gerespecteerd. De persoon in kwestie moet eerst verhaal zoeken voor de nationale rechter in die staat. Pas wanneer heel dat hoofdstuk is afgewerkt, pas dan zijn de lokale rechtsmiddelen uitgeput en kan België op internationaal niveau die staat aansprakelijk stellen. Wat met andere staten? Die kunnen aansprakelijkheid inroepen ten aanzien van erga omnes regels. Iedereen heeft daar het vereiste belang. Afdeling 4. Immuniteiten §1. Algemeen Die immuniteiten vormen een soort van beperking op de territoriale jurisdictie van staten. Binnen haar eigen grondgebied kan een staat haar eigen wetgeving uitvaardigen, uitspraak doen over geschillen en men kan ook gaan handhaven. Die bevoegdheid is onderworpen aan een aantal beperkingen. Immuniteiten vormen daar een belangrijk voorbeeld van. Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen 2 types van immuniteiten, je hebt een immuniteit van rechtsmacht enerzijds en anderzijds een uitvoeringsimmuniteit. Wat is immuniteit van rechtsmacht? Dat houdt in dat een bepaalde persoon of entiteit niet voor de nationale rechtbanken kan worden gedaagd. Wat is dan uitvoeringsimmuniteit? Dat betekent dat bepaalde personen of entiteiten beschermd zijn tegen uitvoeringsmaatregelen, dwangmaatregelen… In het internationaal recht zijn er heel wat personen entiteiten die een minder verregaande vorm hebben van immuniteit. Het standaard voorbeeld zijn de diplomaten. Wanneer een ambassadeur een strafbaar feit pleegt, bv. een moord, wat kan je dan doen? Kan die voor de nationale rechter gebracht worden? Nee, dat kan niet, die heeft een absolute onschendbaarheid. Wat kan België wel doen? België kan die persoon persona non grata verklaren. Hij is niet langer welkom in je land en je vraagt aan het land van herkomst om die persoon terug te nemen. Je kan die persoon niet voor nationale rechtbanken vervolgen tenzij zijn land zijn immuniteit intrekt en hij afstand doet van de immuniteit. Wanneer een consul een moord pleegt, kan die in de regel wel vervolgd worden. Er zijn ook nog andere categorieën. Troepen in het buitenland, zoals de NAVO. Er zijn nog verschillende categorieën, wanneer overheidsvertegenwoordigers deelnemen aan verdragsonderhandelingen in het buitenland, ook dan genieten zij van een bepaalde immuniteit. Maar meer algemeen: staten, overheidsvertegenwoordigers genieten diverse immuniteiten. We vinden die terug in het gewoonterecht. Het feit dat je een immuniteit hebt, betekent dat je niet vervolgd kan worden. Het recht blijft wel bindend. Die immuniteiten zijn beperkt tot de nationale rechtbanken. Zij kunnen die niet inroepen ten aanzien van hun eigen rechtbank in hun eigen staat, en zij kunnen die ook niet inroepen voor internationale straftribunalen. Het is mogelijk om van die immuniteiten afstand te doen. Yasmine Ghys 66 §2. Staatsimmuniteit Er is een onderscheid tussen immuniteit van rechtsmacht en een uitvoeringsimmuniteit. Er zijn 2 verdragen die ingaan op de omvang van staatsimmuniteit. Het ene is nog niet in werking, het andere kent een beperkte werking. In de meeste gevallen, moet je dus terugvallen op dat ongeschreven gewoonterecht. Het internationaal recht biedt een gewoonterechtelijk kader waarbinnen landen kunnen handelen. Dat kader wordt verder verfijnd in nationale wetgeving en rechtspraak. Er zijn verschillende aanpakken, het ene land kent een verregaandere immuniteit toe dan een andere. Staatsimmuniteit is enorm geëvolueerd, vroeger was het zo dat staten een absolute immuniteit hadden. Je kon een derde land nooit gaan dagvaarden voor je eigen rechtbanken. Gaandeweg is men daar van afgeweken, dit werd als onrechtvaardig beschouwd. Geleidelijk aan is men geëvolueerd van een visie van absolute staatsimmuniteit naar een restrictieve staatsimmuniteit. Vroeger waren staten verplicht om een absolute, volledige immuniteit toe te kennen. Vandaag mag men daar van afwijken, men mag die immuniteit gaan inperken. Althans wanneer het gaat om de zogeheten acta gestionis. Vandaag in de restrictieve immuniteitsvisie, maakt men een fundamenteel onderscheid tussen 2 types van handelingen. Enerzijds de acta jure imperii, dit zijn de handelingen die intrinsiek verbonden zijn met de uitoefening van het overheidsgezag en waar de staat echt als staat gaat optreden en anderzijds die acta jure gestionis waar de overheid als een particulier gaat optreden. Voor de acta jure imperii ben je verplicht de immuniteit te respecteren. Voor de acta jure gestionis moet dat niet. Voor die zaken kan je als land wel degelijk procedures voor de nationale rechter of uitvoeringsmaatregelen toestaan. Het onderscheid tussen die categorieën is niet altijd evident te maken, er zijn verschillende benaderingen. Sommigen leggen nadruk op andere criteria. Wat met schendingen van het internationaal recht? Is die immuniteit nog steeds van toepassing? o Duitsland tegen Italië Het heeft te maken met de eindfase van WOII. Italië nam oorspronkelijk mee aan de kant van de Nazi’s maar gaf zich over in 1943. De Duitse militairen bleven daar wel aanwezig en hebben zich bezondigd aan diverse oorlogsmisdaden. Duitsland heeft een compensatie-mechanisme in het leven geroepen om vergoedingen te gaan uitbetalen aan slachtoffers van die feiten. Er waren verschillende mensen, zoals personen die niet als krijgsgevangene werden erkend, die niet in aanmerking kwamen onder dat Duitse compensatieschema. Zij zijn met procedures voor de Italiaanse rechter begonnen. De Italiaanse rechters, tot en met het Hof van Cassatie, leggen die immuniteiten naast zich neer. Het gaat nu eenmaal om ernstige oorlogsmisdaden, voor inbreuken op jus cogens erkennen wij geen immuniteit. Die nabestaanden hebben succes en men krijgt gunstige vonnissen. Men slaagt er bovendien ook in om die vonnissen te laten uitvoeren. Duitsland is daar niet mee gediend en begint een procedure voor het IGH. Italië roept een hele reeks argumenten in, het gaat om ernstige misdrijven, daar geldt geen immuniteit voor. Wat doet het Hof daarmee? Ze worden allemaal verworpen, het Hof komt tot een vrij conservatieve uitspraak, men erkent dat voor acta jure imperii immuniteiten overeind moeten blijven, ook al gaat het om ernstige misdrijven. Het Hof stelde dat: 1) Het internationaal gewoonterecht vereist dat een staat immuniteit van rechtsmacht wordt toegekend bij procedures n.a.v. vermeende onrechtmatige daden die door haar strijdkrachten zoude zijn gepleegd op het grondgebied van een andere staat ten tijde van een gewapend conflict 2) Dat deze eis ook geldt voor ernstige inbreuken op het internationaal recht 3) Dat deze eis ook geldt voor vermeende inbreuken op jus cogens-normen. Yasmine Ghys 67 Uitvoeringsimmuniteit gaat over wanneer je een gunstig vonnis krijgt, of je uitvoeringsmaatregelen mag nemen. Men is ook daar geëvolueerd van een vrij absolute immuniteit naar een meer restrictieve opvatting. Vandaag aanvaardt men dat je niet aan bepaalde goederen mag komen. Goederen die meer commercieel van aard zijn, komen wel in aanmerking voor uitvoeringsmaatregelen. Om afstand te doen van uitvoeringsimmuniteit is in beginsel een afzonderlijke en uitdrukkelijke verklaring van afstand nodig. o NML Capital v. Argentinië Argentinië heeft het financieel moeilijk en men kan de rente niet betalen aan de schuldeisers. Wat doet Argentinië? Ze gaan onderhandelen met de verschillende schuldeisers en ze komen tot een schuldherschikking. De meeste schuldeisers aanvaarden een soort van deal, maar er zijn er een aantal die de voorwaarden niet aanvaardbaar vinden. Die schuldeisers verkopen hun schuldpapieren, hun claims, hun aanspraken aan NML Capital. NMLC begint met een reeks van procedures tegen de Argentijnse overheid om de betaling te verkrijgen van het volledige bedrag van die schuldpapieren. Zij bekomen een gunstig vonnis voor de Amerikaanse rechters. Je moet dat vonnis ook laten uitvoeren. NMLC is in diverse landen op zoek gegaan naar goederen die men in beslag kan nemen. Men is daarbij ook in België terecht gekomen. Dit heeft geleid tot een interessante procedure voor het Hof van Cassatie waarbij men beslag had gelegd onder meer op de rekeningen van de Argentijnse ambassade. Het Hof zei dat dit niet verenigbaar is met de uitvoeringsimmuniteit van Argentinië. o Yukos oil Yukos Oil was een grote Russische oliemaatschappij. Ze is bankroet gedreven door de Russische overheid. Het is dan voor een appel en ei verkocht aan Russische staatsbedrijven. De oorspronkelijke aandeelhouders waren daar niet gelukkig mee. Men heeft beroep gedaan op een multilateraal investeringsverdrag, het Energy Charter Treaty. Men heeft op basis van dat verdrag een arbitrageprocedure kunnen beginnen tegen de nationale overheid. De aandeelhouders hebben parallel een procedure opgestart voor het EHRM. De uitkomst daarvan was genoegdoening. Zo’n vonnis krijgen is 1 ding, je moet dit ook laten uitvoeren. §3. Immuniteit van vreemde overheidsfunctionarissen Net zoals een staat niet zomaar voor een rechtbank van een derde land kan worden gedaagd, genieten ook overheidsfunctionarissen bepaalde immuniteiten. Het zijn een soort van afgeleide. Dit is niet vastgelegd in een bindend multilateraal verdrag, je moet terugvallen op het gewoonterecht om te kijken hoe omvangrijk die immuniteiten zijn. De ILC is momenteel bezig met dat thema. Er is een strafrechtelijke immuniteit van overheidsfunctionarissen. Er zijn bepaalde personen die een absolute personele immuniteit genieten, zoals diplomaten. Welke personen zijn dit? Staatshoofden, regeringsleiders en buitenlandministers. Die genieten een personele immuniteit. Dit wil zeggen dat ze nooit voor een rechtbank in een derde land kunnen worden vervolgd. Niet alleen voor hetgeen zij doen in de uitoefening van hun functie, maar ook voor al het geen zij doen in het privéleven. Die absolute personele immuniteit is enorm omvangrijk, dat lijkt soms onrechtvaardig maar dit geldt alleen voor de duur van het ambt. Die personele immuniteit is bevestigd geweest in de Yerodia zaak. o Yerodia Zie supra. Men verduidelijkt wel dat er een aantal beperkingen zijn, de immuniteit geldt niet ten opzichte van de Congolese rechter zelf, ook niet ten opzichte van Yasmine Ghys 68 internationale hoven. Wat was de uitkomst? België heeft zijn wetgeving aangepast om rekening te houden met immuniteiten. Het Hof beklemtoonde wel 1) 2) 3) 4) De personele immuniteit is tijdelijk Ze geldt niet ten opzichte van de nationale rechter in het eigen land Er kan afstand gedaan worden van deze immuniteit Ze geldt ook niet ten opzichte van een internationaal orgaan De personele immuniteit geldt dus enkel voor staatshoofden, regeringsleiders en buitenlandministers. Wat met andere overheidsvertegenwoordigers? Die hebben een materiële immuniteit. Wat houdt dit in? Dat houdt in dat zij wel kunnen worden vervolgd voor zaken die losstaan van de uitoefening van hun functie. De immuniteit beperkt zich tot de uitoefening van hun functie. Die materiële immuniteit geldt voor alle overheidsvertegenwoordigers. Die geldt natuurlijk wanneer die functie ten einde is. Bv. de minister van justitie is minister af, dan nog blijft die immuniteit bestaan want die immuniteit geldt voor hetgeen men heeft gedaan in de uitoefening van die functie. De laatste jaren zien we ook dat voor daden die gesteld worden in de functie, dat men daar die immuniteiten gaat beperken. Er zijn verschillende precedenten waarbij die materiële immuniteit niet wordt erkend wanneer er sprake is van ernstige mensenrechtenschendingen. o Rainbow Warrior Greenpeace schip dat in de jaren ’80 ging protesteren tegen Franse atoomproeven in de Stille Oceaan. Wat is er met dat schip gebeurd? Frankrijk was niet zo gelukkig met die protesten en met de bezigheden van dat schip in kwestie. Men heeft toen dat schip was aangemeerd in Auckland, enkele Franse geheime agenten gestuurd die explosieven aan dat schip hebben aangebracht. De Nieuw-Zeelandse veiligheidsdiensten zijn in actie geschoten en men heeft 2 Franse geheime agenten laten arresteren vooraleer ze konden vluchten. Die personen zijn vervolgd geweest, dus voor ernstige misdrijven wordt er geen materiële immuniteit toegekend. o Pinochet Hij was in Engeland voor medische behandelingen. Spanje was een procedure begonnen tegen die man voor zijn betrokkenheid voor praktijken in de jaren ’70 en ’80. Groot-Brittannië is overgegaan tot aanhouding. Men stelde dat voor foltering men zich niet kan beroepen als voormalig staatshoofd op materiële immuniteit. Op het ogenblik van de aanhouding was hij een voormalig staatshoofd. Hij kan zich dus niet meer beroepen op de absolute immuniteit, enkel op de materiële. Aangezien het gaat om ernstige schendingen wordt deze verworpen. Het EHRM besloot in de Jones v. UK zaak dat er vooralsnog onvoldoende bewijs is om te besluiten tot een gelijkaardige uitholling van de materiële immuniteit van vreemde overheidsfunctionarissen in burgerlijke zaken. Yasmine Ghys 69 Deel VI. Internationale organisaties Hoofdstuk 1. Kenmerken Internationale organisaties zijn vandaag belangrijke subjecten van internationaal recht geworden. De opkomst is vooral gesitueerd in de 19ste eeuw. Wat is een organisatie? Er zijn er veel uiteenlopende maar er zijn toch een aantal gemeenschappelijke kenmerken. Het gaat om een associatief verband van volkenrechtelijke subjecten (lees: staten, maar ook internationale organisaties zelf). Ze hebben gemeenschappelijke doelstellingen. Het is opgericht via een verdrag. Ze hebben 1 of meer organen samengesteld van vertegenwoordigers van de verschillende lidstaten. Je kan internationale organisaties gaan onderverdelen op een aantal manieren. Dit heeft een didactisch nut. Je kan ze onderverdelen naargelang het lidmaatschap open of gesloten is. Bij gesloten organisaties is het lidmaatschap beperkt tot staten die aan bepaalde criteria voldoen. De OPEC staat enkel open voor landen met substantiële olie-export. Je kan ze onderverdelen naargelang ze een algemeen of meer specifiek, functioneel doel hebben. Je kan ze onderverdelen naargelang hun geografische reikwijdte. Je hebt de grote universele organisaties zoals de VN, maar er zijn ook heel wat regionale of sub-regionale organisaties. Men spreekt van een ‘regio-overschrijdende’ organisaties wanneer het lidmaatschap verder reikt dan een bepaald continent. Er is dan ook nog een groot onderscheid tussen intergouvernementele en supranationale organisaties. Dit is een belangrijk onderscheid! Wat onderscheidt een intergouvernementele van een supranationale? Bij een supranationale organisatie gaan de staten een stuk soevereiniteit afstaan aan een organisatie die beslissingen kan nemen die bindend zijn, ook wanneer zij daar niet noodzakelijk mee akkoord is. Bij een intergouvernementele organisatie houd je nog controle over beslissingen. Ook bij een supranationale organisatie kan je er nog uitstappen. Om van een werkelijk ‘supranationale’ organisatie te spreken, moeten volgens Schermers 6 criteria vervuld zijn: • • • • • • De organen van de organisatie bestaan (deels) uit personen die niet louter optreden in hun hoedanigheid van vertegenwoordiger van hun staat. Beslissingen worden aangenomen bij meerderheid De organen kunnen bindende beslissingen nemen. Sommige van deze beslissingen ressorteren directe gevolgen voor particulieren Het oprichtingsverdrag en de secundaire besluitvorming van de organisaties vormen een eigen rechtsorde Een onafhankelijk rechterlijk orgaan waakt over de geldigheid van de handelingen van de organen van de organisatie en over de naleving van de besluiten door de lidstaten. Internationale organisaties hebben heel uiteenlopende bevoegdheden. Ze hebben toegewezen bevoegdheden. Dit zijn degene die expliciet worden geïdentificeerd in een oprichtingsverdrag. Daarnaast wordt aanvaard dat men ook impliciete bevoegdheden heeft, deze staan niet uitdrukkelijk in het verdrag opgesomd maar bevoegdheden die intrinsiek vereist zijn om de uitdrukkelijk opgesomde bevoegdheden te kunnen uitoefenen. In de praktijk zie je dat organisaties die bevoegdheden vaak dynamisch gaan invullen. De invulling van het takenpakket ondergaat vaak belangrijke ontwikkelingen door de tijd heen en oprichtingsverdragen moeten veelal op een dynamische en evolutieve wijze worden geïnterpreteerd. Yasmine Ghys 70 Ook bij het lidmaatschap zie je uiteenlopende benaderingen. Lidmaatschap was vroeger veelal voorbehouden voor staten. Vandaag ziet men dat ook internationale organisaties zelf soms deelnemen aan de oprichting van nieuwe internationale organisaties. De toetredingsprocedure wordt vastgelegd in het oprichtingsverdrag van de organisatie. Soms moet iedereen akkoord zijn, soms is er bepaalde meerderheidsvereiste. Er is ook een onderscheid bij veel organisaties. Naast volwaardige leden, zijn er ook alternatieve statuten zoals het geassocieerde lidmaatschap, waarnemersstatus of bevoorrechte waarnemersstatus. Wat is het voornaamste verschil met volwaardige leden? Het stemrecht! Er zijn verschilpunten tussen waarnemersstatus en de bevoorrechte waarnemersstatus, maar dit hangt ook een beetje af van organisatie tot organisatie. Het heeft praktische implicaties, bv. voor de deelname aan de gesloten vergadering. Dit kan belangrijk zijn, het is vaak in die besloten werkgroepen dat de eigenlijke besluitvorming gebeurd. Er zijn verschillende manieren waarop een lidmaatschap kan worden opgeschort of beëindigd. Er is de mogelijkheid om zich terug te trekken. Omgekeerd is het zo dat leden ook uit een organisatie kunnen worden gezet. Het lidmaatschap wordt dan ontnomen. Die bestaat in het kader van de EU, dit vereist dan een eenparige beslissing van alle lidstaten. Soms wordt voorzien in de mogelijkheid om het lidmaatschap, of toch bepaalde lidmaatschapsrechten, tijdelijk op te schorten, bv. wanneer een lid in gebreke blijft om zijn financiële bijdragen te betalen. In het begin van de jaren 2000, was er in Oostenrijk een probleem. Er kwam een extreemrechts regeringshoofd aan de macht. Dit was niet naar de zin van de andere Europese lidstaten. Men brak zich het hoofd hoe men daarmee kon omgaan. In die periode was er niets in het verdrag voorzien, daarna heeft men besloten om de mogelijkheid op te nemen dat in de uitsluiting van een land voorziet. Wat met de VN? Ook daar bestaat die mogelijkheid. Er is een clausule waarmee je een lid kan verwijderen op aansturen van de VN-Veiligheidsraad en de VN-Algemene Vergadering. Dit is tot op heden wel nog niet gebeurd. Verschillende organisaties hebben mogelijkheden om lidmaatschapsrechten, en dan vooral stemrechten, te gaan opschorten. Dit kan wanneer een lid bv. zijn geld niet betaalt. De Amerikaanse deelname binnen UNESCO. Men besluit om Palestina toe te laten tot Unesco. Dit is niet naar de zin van de VS, die besluit dan maar om zijn bijdrage op te schorten. Gevolg? Dit activeert een clausule die de lidmaatschapsrechten opschort. Afrikaanse Unie, Egypte werd eruit gezet. Klassiek hebben organisaties 3 organen. Een plenair orgaan, dit beslist o.a. over nieuwe leden. Het beslist ook over het budget, iedereen is hier in vertegenwoordigd. Het wordt vaak Algemene Vergadering, Conferentie of Raad genoemd. Dit orgaan bestaat uit vertegenwoordigers van de nationale regeringen van de aangesloten leden, met uitzondering van de IAO. Het plenair orgaan komt meestal maar periodiek bij elkaar. Dan is er een kleiner uitvoerend orgaan, de Raad, Raad van Bestuur of Uitvoerende Raad, daar wordt het dagelijks bestuur in de regel waargenomen. In de regel zouden daar niet alle leden in vertegenwoordigd zijn aangezien het moeilijk werken is met al die vertegenwoordigers. Dan heb je nog een secretariaat geleid door een Secretaris-Generaal of een Directeur-Generaal. Deze vervult een louter administratieve functie, in andere gevallen speelt hij ook een substantiële politieke rol. Wat met rechterlijke of parlementaire organen? Er zijn een aantal organisaties die naast de voorgaande organen ook een rechterlijk en parlementair orgaan hebben, maar dit is vrij uitzonderlijk. Bovendien hebben veel van die parlementaire organen geen wetgevende bevoegdheid. Het zijn meer overlegfora, discussieplatforms. Het Europees Parlement wel natuurlijk! Yasmine Ghys 71 De besluitvorming loopt ook sterk uiteen. Vroeger werkten internationale organisaties vaak op basis van een unanimiteitsvereiste. Deze uitgangspositie werd gaandeweg verlaten en vervangen door een vorm van meerderheidsstemming om de organisaties meer slagkracht te geven. De precieze procedure verschilt van organisatie tot organisatie. Meestal heeft ieder lid 1 stem, doch uitzonderlijk worden de stemmen gewogen. In verschillende internationale organisaties is men in de praktijk geëvolueerd naar besluitvorming bij consensus (ook al voorziet de oprichtingsakte in een meerderheidsstemming). Besluitvorming bij consensus impliceert dat de voorzitter aan het einde van het onderhandelingsproces vraagt of 1 van de leden bezwaar wenst te maken bij het voorstel en wenst aan te sturen op een formele stemming. Bij gebrek aan dergelijk protest wordt het voorstel als aanvaard beschouwd. Deze werkwijze is verschillend van besluitvorming bij unanimiteit/eenparigheid, hier is wel sprake van een eigenlijke stemming. Wat met financiën? Organisaties leven vooral op de ledenbijdrage. Jaarlijks of tweejaarlijks worden de bijdragen van verschillende leden vastgelegd door het plenaire orgaan van de organisatie. Deze bijdragen worden in de regel vastgelegd op basis van een bindend besluit van het plenaire orgaan van de organisatie. In verschillende gevallen wordt rekening gehouden met de betalingscapaciteit van de betrokken lidstaten. Soms heeft men ook andere inkomstenbronnen. De EU haalt het meeste van zijn geld uit de ledenbijdragen, maar het haalt ook geld uit douane-inkomsten of inkomsten uit kartelboetes. De VN, het reguliere budget is zo’n 4 miljard euro. België betaalt daarvan ongeveer 1%. Er komt wel nog bij voor de vredesoperaties. Het budget voor vredesoperaties is sterk gegroeid, hoe kan dit? Er zijn vandaag nu eenmaal meer vredesoperaties. De vrijwillige bijdragen zijn ook gegroeid, wat is dit? Dat gaat bv. om éénmalige bijdragen. Het feit dat men onafhankelijk is van vrijwillige bijdragen is riskant. Het Yasmine Ghys 72 heeft ergens een voordeel, zo blijft men weg van bureaucratische geest. Wat is het risico? Je kan moeilijk vooraf gaan plannen. Het is mogelijk dat je je begroting ziet inkrimpen omdat een sponsor geen zin meer heeft in een bijdrage. Dit maakt het bestaan moeilijker. De EU, heeft 140 miljard euro. De Belgische bijdrage is iets meer dan 5 miljard. Als je dit gaan omrekenen, komt dit neer op een euro per dag, per persoon. Het merendeel van dit bedrag gaat diverse projecten. Hoofdstuk 2. Positie van internationale organisaties in het internationaal recht Afdeling 1. Rechtspersoonlijkheid Internationale organisaties hebben een privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, deze stelt de organisatie in staat om gebouwen te kopen, contracten aan te gaan,… Internationale organisaties hebben een afgeleide internationale rechtspersoonlijkheid, mits de leden de intentie hadden om de organisatie de nodige bevoegdheden te geven om haar taken effectief, en tot zeker hoogte autonoom van de individuele leden uit te voeren. Die laat hun toe om hun taken en hun doel uit te voeren. Dit werd erkend in 1949 in de Reparations for injuries case (zie supra). Het IGH erkende dat de VN een functionele rechtspersoonlijkheid heeft. Deze is tegenstelbaar aan alle staten en niet alleen aan de leden van de organisatie. Naar analogie met de onderliggende redenering kan men stellen dat organisaties met een (quasi-)universeel karakter een ‘objectieve’ internationale rechtspersoonlijkheid bezitten. Organisaties met een beperkter lidmaatschap daarentegen kunnen hun internationale rechtspersoonlijkheid slechts doen gelden ten aanzien van andere volkenrechtelijke subjecten die deze expliciet of impliciet erkend hebben. Afdeling 2. Draagwijdte internationale rechtspersoonlijkheid Wat houdt dit in? Organisaties kunnen verdragen afsluiten, in de mate hun die bevoegdheid is toegekend in hun oprichtingsverdrag. Net zoals er een WVV bestaat dat het interstatelijk verdragsrecht regelt, heb je ook een gelijkaardig Weens verdrag dat gaat over verdragen waar er internationale organisaties partij bij zijn. Organisaties kunnen ook lid worden van andere organisaties. De EU is partij bij honderden verdragen. Ze hebben de mogelijkheid om claims te brengen wanneer zij slachtoffer worden van een inbreuk en kunnen aansprakelijk zijn wanneer ze hun eigen internationaalrechtelijke verplichtingen schenden. Het is mogelijk dat eenzelfde handeling gelijktijdig toerekenbaar is aan een staat en aan een internationale organisatie. Daar hoort een belangrijke opmerking bij! Het is niet omdat een internationale organisatie aansprakelijk is of theoretisch een bepaalde claim heeft, dat men die ook zal kunnen uitoefenen door naar een internationaal rechtscollege te stappen of ervoor te worden gedaagd. Een internationale organisatie heeft niet automatisch toegang tot alle internationale hoven en rechtbanken. Wanneer je kijkt naar het IGH, dan zie je dat alleen staten claims kunnen brengen tegen andere staten. Bij andere rechtsorganen is dat anders. Zoals de WTO, dit is 1 van de verdragen waar de EU lid bij is. Daar zie je dat de EU ook procedures kan beginnen voor het geschillenbeslechtingsmechanisme van de WTO. àïƒ Dit zijn alle WTO-geschillen waar de EU betrokken bij is. De rode pijlen zijn de procedures ingesteld door de EU zelf, de blauwe zijn geschillen tegen de EU. Waarover gaat dit? Over bv. dat Europa een procedure Yasmine Ghys 73 begint tegen China omdat ze aan dumping doet van zonnepanelen op de Europese markt. Er zijn ook nog andere voorbeelden, het Zeerechttribunaal staat ook open voor een organisatie als de EU. Die is daar ook betrokken geweest in procedures. Afdeling 3. Immuniteiten van internationale organisaties en hun ambtenaren Staten beschikken over een immuniteit van rechtsmacht en een uitvoeringsimmuniteit, wat betekent dat je ze niet zomaar voor de rechtbank van een ander land kan gaan vervolgen. Naar analogie daarvan heb je ook bepaalde immuniteiten voor overheidsvertegenwoordigers, staatshoofden, regeringsleiders en ook andere ambtenaren (zie supra). Net zoals staten over bepaalde immuniteiten beschikken, geldt dit net zozeer voor internationale organisaties. Die immuniteiten beletten dat je een organisatie zomaar voor de nationale rechter kan gaan dagen. Wat zijn de bronnen? Die vind je terug in het oprichtingsverdrag, mogelijk ook in een bijkomend immuniteitenverdrag, bijkomend zie je soms een derde instrument, dit is het Headquarters Agreement. Wat wordt er daarmee bedoeld? Dit is een soort van zetelakkoord, een verdrag afgesloten tussen de IO en het land waar het zijn hoofdzetel heeft. Wat de VN betreft zijn er 2 belangrijke verdragen. Het ene handelt over de privileges en immuniteiten van de VN zelf (1946), het tweede gaat over de privileges en immuniteiten van de verschillende gespecialiseerde organisaties (1947). Wat is de bedoeling van immuniteiten? Het doel is er voor zorgen dat internationale organisaties onafhankelijk kunnen optreden, dat ze hun taken kunnen uitvoeren zonder interventie van individuele staten. Het is een waarborg voor het onafhankelijke optreden van die organisaties. De immuniteiten zijn in principe functioneel, die gaan maar zo ver als nodig is om een doel na te streven. In de praktijk komt het er op neer dat die vrijwel de facto absoluut zijn. Waarom? Omdat in tegenstelling tot bij staten, internationale organisaties vrijwel geen activiteiten gaan uitvoeren dan degene voorzien in hun oprichtingsverdrag. Je kan dus niet echt een groot onderscheid gaan maken tussen die acta jure imperii en acta jure gestionis. Er zijn geen internationale organisaties die openbare ondernemingen hebben die aan commerciële activiteiten doen. Er heeft zich een beperkte erosie voorgedaan van de immuniteit van internationale organisaties. Meer bepaald ziet men dat nationale rechters soms onder verwijzing naar het recht op toegang tot de rechter de immuniteit van internationale organisaties terzijde schuiven in het kader van arbeidsrechtelijke geschillen ingeleid door (oud-)werknemers van de organisatie (althans in zoverre de organisatie geen eigen geschillenbeslechtingsmechanisme heeft met afdoende garanties voor dergelijke procedures). Internationale organisaties kunnen ook afstand doen van hun immuniteit. Zij kunnen dit doen wanneer zich een geschil voordoet, dan wel voorafgaandelijk, bv. door in een contract te bepalen dat geschillen aan arbitrage zullen worden voorgelegd. Die immuniteiten zijn er niet enkel voor die internationale organisaties, maar ook voor de ambtenaren ervan. De bronnen zijn dezelfde. Vaak wordt er een onderscheid gemaakt naargelang de hiërarchie. Als je kijkt naar het verdrag van 1947, dan zie je dat de hoogste vertegenwoordigers heel verrijkende immuniteiten hebben. Voor de gewone ambtenaren heeft men een minder verregaande immuniteit. Immuniteit voor de organisatie zelf: Yasmine Ghys 74 o Moeders van Srebrenica De VN is in de buurt van Srebrenica en heeft daar een afgeschermd gebied afgeschermd waar burgers veilig zijn. Hier zijn geen militaire activiteiten toegelaten, er komt dan iemand die wil dat alle Bosniërs, alle moslims vertrekken. Dit zal uiteindelijk leiden tot de slachting bij Srebrenica. De rol van de VN in dat verhaal? Had de VN meer kunnen/moeten doen? Een aantal nabestaanden van slachtoffers hebben procedures ingesteld voor de Nederlandse rechter met de bedoeling om een veroordeling en schadevergoeding te bekomen van de Nederlandse overheid en de VN. Wat is de uitkomst? De claims tegen de VN zijn aan de kant geschoven door de Nederlandse rechter, de VN genoot immuniteit. Dit werd bevestigd in hoger beroep en door het EHRM Tegen de Nederlandse overheid kwam er wel een veroordeling. De moeders hebben gewonnen er werd vastgesteld dat de Nederlandse overheid een aantal mensenrechtenschendingen had begaan. o Haïti Er was een aardbeving, daarna kwam er een grote hulpactie op gang. Er werd een contingent Nepalese blauwhelmen gestuurd. Een aantal van die blauwhelmen waren besmet met cholera en omwille van de slechte hygiënische sanitaire omstandigheden breidde die cholera-epidemie zich snel uit. Er zijn meer dan duizend mensen hieraan gestorven. Een aantal nabestaanden wezen met de vinger naar de VN. Men is begonnen met een procedure voor de Amerikaanse rechter tegen de VN. In eerste aanleg heeft de Amerikaanse rechter om die claim af te wijzen op grond van de immuniteit van de VN. Een beroepsprocedure is momenteel hangende, maar wellicht wordt ook daar de immuniteit bevestigd. Wanneer er incidenten zijn met VN-personeel, of ander personeel, zal men vaak een minnelijke regeling treffen met slachtoffers om wat schade te vergoeden. Immuniteit van de internationale ambtenaren: o Strauss-Kahn Hij was het hoofd van de IMF op het ogenblik dat er een schandaal uitbrak. Hij werd ervan beticht om een kamermeisje te hebben seksueel misbruikt. Dit heeft geleid tot procedures voor de Amerikaanse rechter, hij heeft uiteindelijk een minnelijke schikking getroffen met het meisje. Is hij immuun? Het gaat uiteraard over iets dat niks met zijn bevoegdheid te maken heeft. Je moet gaan kijken naar het verdrag van ’47, want het gaat om iemand van de IMF en dit is een gespecialiseerde organisatie. Daarnaast moeten we ook kijken naar het zetelakkoord tussen de VN en de VS, want de feiten spelen zich af in de VS. In het verdrag staat er dat die man een absolute immuniteit geniet. Hij heeft kort na de feiten ontslag genomen, wat is daar het gevolg van? Je verliest je immuniteit. Ambtenaren van internationale organisaties genieten in de regel ook van fiscale vrijstellingen, ingegeven door de idee dat de gaststaat al voldoende voordeel haalt uit de aanwezigheid van de organisatie op haar grondgebied. In tegenstelling tot hetgeen geldt voor diplomaten bestaat er geen algemene regel de stelt dat de gaststaat ambtenaren van internationale organisaties ‘persona non grata’ kan verklaren. Hoofdstuk 3. De Verenigde Naties en haar hoofdorganen Afdeling 1. Algemeen De VN is opgericht op de Conferentie van San Francisco in 1945. Ze is de opvolger van de Volkenbond. In de loop van de jaren ’90 en beginjaren 2000 kwam de VN veel in opspraak. Er waren een aantal vredesoperaties die fout liepen, die uitdraaiden in grote tragedies. Er waren ook seksuele misbruiken door blauwhelmen. Men heeft toen een poging ondernomen in 2004Yasmine Ghys 75 2005 om de VN voor een stuk te gaan hervormen. Men is toen op een aantal maatregelen gekomen die bij een aantal zaken orde op zaken heeft gesteld. Als je over de VN uitspraken doet, is het belangrijk om de 2 gezichten te onderkennen. We spreken altijd over de VN alsof het 1 geheel is, maar dat is het niet. Je moet een onderscheid maken tussen enerzijds de grote politieke organen zoals de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad en anderzijds de verschillende meer gespecialiseerde programma’s, fonds, organisaties zoals het vluchtelingenagentschap die allemaal werk verrichten. De kritiek gaat vooral over de politieke organen, en dan vooral nog de veiligheidsraad. Wanneer we het over de VN-Veiligheidsraad hebben, dat is een samenraapsel van 15 lidstaten. Dus als we spreken over het onvermogen van de Veiligheidsraad om bepaalde zaken aan te pakken, dan is dit geen verwijt aan het VN-Secretariaat maar aan het adres van die staten, vooral die met een doorslaggevende stem. De VN is opgericht in 1945 met het VN-Handvest. Het is gestart met 51 leden, dit ledenaantal is enorm gegroeid naar 193 leden. Dat is niet alleen een numerieke evolutie, maar ook een politieke evolutie. Dit is vooral toegenomen door de dekolonisatie. Vandaag zijn de machtsverhoudingen sterk veranderd. Vroeger was het zo dat de westerse landen een heel sterk aandeel hadden in de Algemene Vergadering, vandaag ligt dit meer bij de ontwikkelingslanden. Dit leidt ertoe dat sommige westerse landen, zoals de VS, zich daar soms ongemakkelijk bij voelen. Wat is het doel? Het is opgericht in de nasleep van WOII met de bedoeling om internationale vrede en veiligheid te verzekeren, om toekomstige generaties te beschermen tegen oorlog. Die doelstellingen kan je niet in isolement nastreven, dat wordt erkend in art. 1 HVN. Men koppelt vrede en veiligheid aan een aantal andere zaken waarvan men veronderstelt dat ze daar intrinsiek mee gelinkt zijn. De ‘Millennium Development Goals’ werden in 2000 goedgekeurd in het kader va de VN door staatshoofden en regeringsleider naar aanleiding van de United Nations Millennium Declaration. De MDG’s omvatten een reeks concrete doelstellingen. Momenteel wordt binnen de VN werk gemaakt van een nieuwe set ‘Sustainable Development Goals’ voor de periode 2015-2030. Yasmine Ghys 76 Afdeling 2. De Algemene Vergadering De Algemene Vergadering komt het hele jaar bijeen. Die begint met een top van staatshoofden en regeringsleiders in september. De Algemene Vergadering werkt met een ‘one member, one vote’ beleid. De Algemene Vergadering wordt geleid door een Voorzitter, die jaarlijks wisselt, en een Bureau, dat bestaat uit 21 vicevoorzitters en uit de voorzitters van de 6 Hoofdcomités: • • • • • • Ontwapening en internationale veiligheid Economische en financiële kwesties Sociale, humanitaire en culturele aangelegenheden Bijzondere politieke aangelegenheden en dekolonisatie Administratieve en budgettaire aangelegenheden Juridische aangelegenheden Ieder lid heeft 1 stem. Bepaalde belangrijke besluiten worden genomen bij 2/3de meerderheid. Voor andere zaken volstaat een meerderheid van de uitgebrachte stemmen. In de praktijk worden veel resoluties bij consensus genomen zonder dat het tot een formele stemming komt. De Algemene Vergadering heeft een hele uitgebreide politieke bevoegdheid, zij kan vergaderingen houden om over het even welk onderwerp, ze kan daar resoluties over ontwerpen, er zijn weinig beperkingen. In het HVN staan er een aantal bepalingen die erop gericht zijn om de Algemene Vergadering weg te houden van het werkterrein van de Veiligheidsraad. Art. 11§2 en 12§1 HVN., die zijn bedoeld dat de Algemene Vergadering zich niet moeit, in de praktijk ziet de Algemene Vergadering anders en trekt men zich niets van die regeling aan. Uniting for peace, dit gaat ook over de verhouding tussen de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad. Het is een resolutie van de Algemene Vergadering uit 1950, toen de VN de gevolgen van de Koude Oorlog moest ondervinden, toen ging het om de aanpak van de Korea-Oorlog, binnen de VN kreeg men niets gedaan omdat Rusland continu met zijn veto dreigde, op initiatief werd toen in de Algemene Vergadering een resolutie aangenomen die op het volgende neerkomt: wanneer de VN-Veiligheidsraad wordt geblokkeerd door het veto, dan kan de Algemene Vergadering de zaak naar zich toe trekken en bepaalde maatregelen kan aanbevelen met het oog op het behoud van de internationale vrede en veiligheid. De laatste jaren wordt de resolutie minder gebruikt, dit komt door o.a. de machtsverschuiving in de Algemene Vergadering. Daarnaast zijn er specifieke bevoegdheden, sommige worden met de Veiligheidsraad uitgeoefend, anderen exclusief door de Algemene Vergadering. De toelating van nieuwe leden, wordt samen uitgeoefend met de Veiligheidsraad. Er komt een aanbeveling van de Veiligheidsraad en vervolgens een beslissing in de Algemene Vergadering waar een 2/3de meerderheid bereist is. De verkiezing van nieuwe niet permanenten leden van de Veiligheidsraad behoort exclusief tot de bevoegdheid van de Algemene Vergadering. Resoluties van de Algemene Vergadering zijn niet bindend, dit zijn louter aanbevelingen. De Algemene Vergadering heeft enkel subsidiaire organen. Er is een onderscheid tussen subsidiaire en gespecialiseerde VN-organisaties. De subsidiaire organen worden gecreëerd door een hoofdorgaan zoals de Algemene Vergadering. Die hangen daar bijgevolg daar ook van af, ze zijn ondergeschikt aan dat orgaan. Wat is dan het verschil met ges? Die worden opgericht door staten zelf in een eigen oprichtingsverdrag, zoals het IMF of de IAO. Zij hebben een grote autonomie en die worden via een samenwerkingsovereenkomst Yasmine Ghys 77 verbonden met de VN. Wat houdt die overeenkomst in? Men gaat gaan overleggen, mensen uitwisselen en men gaat periodiek gaan rapporteren aan de economische en sociale raad. Dit heeft ook gevolgen voor de immuniteiten. De immuniteiten van de subsidiaire organen worden geregeld door het verdrag van 1946, die van gespecialiseerde worden geregeld door het verdrag van 1947. Voorbeelden van subsidiaire organen: International Law Commission (ILC): die houdt zich bezig met codificatie. De commissie voor de vredesopbouw: dit is een subsidiair orgaan van de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad De Mensenrechtenraad: dit is het hoogste politieke orgaan binnen de VN dat zich bezig houdt met mensenrechten. Het is een politiek orgaan, het bestaat uit vertegenwoordigers van lidstaten. Het bestaat dus niet experten, het zijn politieke vertegenwoordigers. Het houdt zich bezig met resoluties aan te nemen waar het uitspraak doet over mensenrechtenschendingen in landen, het heeft klachtenprocedures en gaat mensenrechtenschendingen gaan analyseren. Universal Periodic Review: procedure binnen mensenrechtenraad waar elke VN-lidstaat om de 5 jaar doorheen moet. Elke lidstaat moet een rapport voorbereiden waarin staat hoe men uitvoering geeft aan zijn verplichtingen, welke wetgevende initiatieven men neemt om de naleving te verbeteren. De verschillende leden mogen vragen stellen, aanbevelingen doen en de staat wordt zowat op het rooster gelegd. NGO’s nemen heel actief deel aan dit proces, ze kunnen ook stukken indienen waarin ze op bepaalde dingen wijzen. Dit creëert een soort van druk op de landen om initiatieven te nemen. De Mensenrechtenraad is 1 van de verwezenlijkingen van de hervorming in 2005. Men wou de mensenrechtencommissie aanpakken, er was daar veel kritiek op. Die was te politiek gestuurd en diende als instrument voor mensenrechtenschenders om zich te vrijwaren van kritiek. De Mensenrechtencommissie werd dus afgeschaft en vervangen door de Mensenrechtenraad. Bleek dit een succes? Ja en nee, er zijn veel positieve evoluties maar anderzijds keren er nog een aantal oude ziektes terug. Men heeft er voor geopteerd om de verkiezingen van de nieuwe leden via een geheime stemming te laten verlopen, zo zijn landen die mensenrechtenschendingen begaan nog steeds lid. Er is een grote interventie in Jemen door Saudi-Arabië. Deze komt vaak in een slecht daglicht omdat Saudi-Arabië het niet zo nauw zal nemen met het onderscheiden van burgerdoelwitten en militaire doelwitten. Een aantal weken terug was er een ontwerpresolutie in de Mensenrechtenraad ingediend door Nederland met de vragen om een onafhankelijk onderzoekscommissie op te richten om onderzoek te doen naar de feiten in Jemen. Dit doet de Mensenrechtenraad wel vaker. Het politieke kwam bovendrijven, Saudi-Arabië is er in geslaagd die resolutie in te trekken en is afgekomen met een ander voorstel, de president van Jemen zal zelf een nationale onderzoekscommissie oprichten. De man die dus vragende partij was voor de interventie zal nu zelf een nationale onderzoekscommissie oprichten zonder enige vorm van onafhankelijkheid. Dit plaatst die Mensenrechtenraad in een minder gunstig daglicht. Allerlei fondsen en programma’s: Unicef, UNAids, … Yasmine Ghys 78 Afdeling 3. De Veiligheidsraad De Veiligheidsraad bestaat uit 15 leden: 5 permanente en 10 niet-permanente leden. De 5 permanente leden zijn Rusland, de VS, China, Frankrijk en Groot-Brittannië. De 10 nietpermanente leden worden verkozen door de Algemene Vergadering, met oog voor de nodige geografische spreiding, en dit telkens voor een periode van 2 jaar. De Veiligheidsraad komt permanent bijeen in New York. Het voorzitterschap wordt telkens voor 1 maand waargenomen door 1 van de 15 leden. Niet-leden kunnen zonder stemrecht deelnemen aan de besprekingen indien hun belangen in het geding zijn, dan wel wanneer zij uitgenodigd worden door de Raad. De besluitvorming is belangrijk! Voor een resolutie heb je in principe 9 stemmen nodig, inclusief de stemmen van de permanente leden. Voor procedurele resoluties heb je de 5 stemmen van de permanente leden niet nodig, daar volstaan gewoon 9 stemmen. Telkens wanneer er onenigheid is over de vraag of een resolutie procedureel van aard is of niet, geldt de initiële regel en geldt het vetorecht. àïƒ Gebruik van het veto. De VS gebruikt vandaag zijn veto vandaag vaker dan andere landen. China heeft lange tijd geen gebruik gemaakt van dit vetorecht. Men heeft recent een veto gesteld voor de doorverwijzing van Syrië naar het Strafhof. Frankrijk en VK gebruiken het ook niet zo vaak. Rusland is de veel gebruiker van het vetorecht, zeker in de Koude Oorlog, vandaag is het vooral de VS die zijn veto gebruikt. Tegen welke resoluties? 9/10 keer voor resoluties tegen Israël en Palestina. Er zijn ook ‘hidden vetos’. Dit betekent dat in het besluitvormingsproces 1 van de permanente leden duidelijk maakt dat het niet akkoord zal gaan met een bepaald voorstel. Het voorstel wordt dan al geblokkeerd. Tenzij je het permanent lid in een slecht daglicht wil stellen. Het is dan symbolisch, wanneer je weet dat een resolutie zal worden ge-veto-d, zo dwing je het lid open kaart te spelen. Oprichting MH17-Tribunaal. Dit werd gevraagd door Nederland, België en Australië. Men wist dat Rusland zijn veto ging gebruiken, toch moest er nog gestemd worden. De bevoegdheden van de VN-Veiligheidsraad zijn onderverdeeld in 2 afzonderlijke hoofdstukken in het HVN. Het ene, hoofdstuk 6, gaat over vreedzame geschilbeslechting. Hoofdstuk 7 gaat over het optreden van de Veiligheidsraad in het kader van het handhaving van internationale vrede en veiligheid. Het gaat om niet bindende maatregelen, maar wanneer de Raad optreedt onder hoofdstuk 7, gaat het om bindende resoluties. Resoluties die alle lidstaten moeten gaan uitvoeren. Opdat de Veiligheidsraad van zijn bevoegdheden onder hoofdstuk 7 kan gebruik maken, moet je deze eerst activeren. Hoe doet men dit? Men moet vaststellen dat er sprake is van een bedreiging van de vrede, een inbreuk op de vrede of een daad van agressie. In de realiteit zie je dat dat begrip bedreiging van de vrede flexibeler is ingevuld. Welke bevoegdheden heeft de Veiligheidsraad onder hoofdstuk 7? Je ziet deze opgesomd in de artt. 39-42 HVN en je ziet dat er een trapsgewijze benadering in. Het begint met aanbevelingen die symbolisch worden opgenomen in een hoofdstuk 7 resolutie, als een soort van waarschuwing. Art. 40 HVN zijn de voorlopige maatregelen, art. 41 HVN zijn de economische diplomatieke sancties en de laatste stap, art. 42 HVN is het militaire optreden. Hoe vult de Veiligheidsraad concreet die taken in? Vroeger was deze quasi werkloos en kwamen er misschien 1, 2 of 3 resoluties per jaar. vandaag is het een heel actief orgaan, het vergadert dagelijks. Het legt ook vaak spoedvergadering in. De Veiligheidsraad geeft geregeld machtiging voor militaire operaties. Er is vandaag een EU operatie actief in de Middellandse Zee. Die richt zich tegen mensensmokkelaars. Dit mag niet zomaar, je mag niet zomaar een schip gaan Yasmine Ghys 79 kenteren, maar als de Veiligheidsraad een resolutie aanneemt die zo’n operatie machtigt, dan mag dit wel. ‘Peacekeeping’, de vredesoperaties, wat is het verschil dan met militaire operaties? Er zijn belangrijke verschilpunten. Vredesoperaties gaan niet aan offensieve militaire acties doen. Ze zijn er meer op gericht om de status quo te handhaven. Je moet geen vredesoperatie sturen naar Syrië. De vredesoperaties zijn lichtgewapend en gebruiken geen geweld tenzij om zichzelf te beschermen of een mandaat uit te voeren. Een ander verschilpunt, de vredesoperaties worden centraal geleid vanuit de VN uit New York. De gemachtigde operaties gebeuren zonder leiding van de VN, de VN controleert deze niet. Er zijn vandaag 17 VN-Vredesoperaties, de grootste zijn die in Sudan en Congo. 22.000 militairen, dit is praktisch het heel Belgische leger. Het opvolgen van diverse sanctieregimes hoort vandaag ook tot de bevoegdheid. Je hebt een onderscheid tussen algemene sancties, zoals import en export restricties, en gerichte sancties, dat houdt in dat je bv. iemands bankrekening gaat blokkeren, een reisverbod opleggen,… Die zijn gericht ten aanzien van bepaalde individuen. Waarom is men daarmee begonnen? Deze kunnen effectiever zijn dan de algemene sancties. Die algemene sancties soms ook schade toebrengen aan de verkeerde mensen, de burgerbevolking is daar meer het slachtoffer van. De Veiligheidsraad blijft gehouden de principes en doelstellingen van het VN-Handvest te respecteren, evenals normen van jus cogens. Zij kan geen troepen ‘opvorderen’, maar is aangewezen op vrijwillige bijdragen van individuele landen. Tot slot moet eraan herinnerd worden dat de Veiligheidsraad geconcipieerd is als een ‘uitvoerend’ orgaan, bedoeld om internationale crisissen aan te pakken. Zij heeft niet de bevoegdheid om algemene normen op te leggen aan de VN-leden, noch geeft zij enige rechtsprekende bevoegdheid. Ook de Veiligheidsraad heeft subsidiaire organen. Heel wat van die subsidiaire organen houden zich bezig met monteren van de sancties. Voor elk sanctieregime wordt er een apart comité opgericht die de uitvoering daarvan opvolgt. Andere zaken waar de Veiligheidsraad zich mee bezighoudt, zijn o.a. personen doorverwijzen naar het Strafhof, het oprichten van straftribunalen. Naar aanleiding van de situatie in Irak en Syrië heeft men een maatregel aangenomen, men heeft landen verplicht om maatregelen aan te nemen om te beletten dat personen gaan vechten in Irak en Syrië. Het blijft een orgaan dat fundamenteel nood heeft aan een hervorming. De samenstelling beantwoordt niet langer aan de gewijzigde geopolitieke verhouding. Bovendien kan je het ledenaantal wel uitbreiden, maar dat orgaan moet voldoende klein blijven om zijn rol te kunnen waarmaken. In 1993 richtte de Algemene Vergadering een ‘open ended working group’ op om de kwestie te bekijken. Secretaris Kofi Annan legde in 2005 2 concrete voorstellen op tafel. • • De toevoeging van 6 nieuwe permanente leden en 3 nieuwe niet-permanente leden. De toevoeging van 8 nieuwe niet-permanente leden met een termijn van 4 jaar en 1 bijkomend niet-permanent lid met een termijn van 2 jaar. In beide hypotheses bleven alleen de oorspronkelijke 5 permanente leden hun vetorecht behouden. Geen van beide voorstellen werden uiteindelijk weerhouden. Afdeling 4. De Economische en Sociale Raad Ecosoc bestaat uit 54 leden, gekozen voor een termijn van 3 jaar door de Algemene Vergadering, elk jaar worden er 17 leden vervangen. Ze komen periodiek bijeen in New York en Genève. Beslissingen worden genomen bij gewone meerderheid. Yasmine Ghys 80 Het bereidt studies, rapporten en aanbevelingen allerhande voor m.b.t. economische, sociale en culturele aangelegenheden. Het staat in voor de coördinatie tussen de VN en de verschillende gespecialiseerde organisaties. Het is ook het aanspreekpunt voor de NGO’s. Het organiseert internationale conferenties en het bereidt ontwerpverdragen voor binnen haar bevoegdheidssfeer die vervolgens worden overgemaakt aan de Algemene Vergadering. Het voornaamste uitvoerende werk gebeurt in tal van subsidiaire organen die rapporteren aan de ECOSOC. Deze subsidiaire organen omvatten 9 Functionele Commissies, daarnaast zijn er 5 regionale commissies. ECOSOC staat samen met de Algemene Vergadering in voor de supervisie en coördinatie van de werking van de diverse VN-‘fondsen’ en ‘-agentschappen’. Afdeling 5. De Voogdijraad Deze is nog wel ingeschreven in het HVN, maar deze doet niks meer. Deze zou beter uit het HVN worden verwijderd, er was hier zelfs een consensus voor in 2005. Het is moeilijk om het HVN enkel te gaan amenderen voor dit aspect. Afdeling 6. Het Internationaal Gerechtshof Het bestaat uit 15 onafhankelijke rechters die aangesteld zijn voor 9 jaar. Ze worden aangesteld door de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad. België heeft er al decennia geen meer. 15 onafhankelijke rechters, waarvan 5 met de nationaliteit van de permanente leden. Af en toe worden er ad hoc rechters aan toegevoegd. Wat zijn die ad hoc rechter? Wanneer voeg je die toe? Wanneer er een procedure is tussen 2 landen en er is geen rechter van die nationaliteit, dan wordt er een ad hoc rechter ingesteld. Als er een procedure is tussen België en de VS, hoeveel rechters zullen er zich dan uitspreken over het geschil? 16! Er zijn er sowieso 15, waarvan 1 de VS en België mag een ad hoc rechter aanstellen. De bedoeling van de ad hoc rechters is dat die de positie van de staat kan vertegenwoordigen. Het is niet het enige rechterlijke orgaan dat bestaat van de VN. Andere voorbeelden zijn de Administratieve Tribunalen van de VN en van de Internationale Arbeidsorganisatie, of de Joegoslavië- en Rwandatribunalen. Het Hof heeft 2 grote bevoegdheden, de bevoegdheid in contentieuze zaken en de adviesbevoegdheid. De contentieuze bevoegdheid gaat over het beslechten van concrete geschillen tussen staten, alleen staten. Opdat je een procedure aanhangig kan maken, moet je ergens een aanknopingspunt hebben. De staat moet de rechtsmacht van het Hof hebben aanvaard. Er zijn 4 manieren, technieken om een zaak voor het Hof te brengen. 1. Compromis of special agreement Dit betekent dat 2 staten een geschil hebben en omdat men er via onderhandeling niet uitkomt, samen overeenkomt om de zaak voor te leggen aan het Hof. 2. Compromissoire clausule Je hebt een verdrag, dit verdrag bevat een geschillenbeslechtingclausule dat zegt dat wanneer er geschillen bestaan rond de interpretatie, toepassing rond het verdrag in kwestie, deze voorgelegd kunnen worden aan het Hof. o Consulaire zaken tegen de VS Deze zaken werden geïnitieerd, telkens op basis van een verdragsclausule. Yasmine Ghys 81 o Genocideverdrag Hoe heeft Bosnië de zaak tegen Servië kunnen initiëren? Het verdrag voorziet in een clausule. 3. Facultatieve clausule ven verplichte rechtsmacht Meest verregaande erkenning van de rechtsmacht. Dit zijn verklaringen die VN-lidstaten neerleggen bij het Hof en waarin men de rechtsmacht erkent voor een onbepaalde tijd. Men aanvaardt op die manier dat alle ander elanden die een gelijkaardige verklaring hebben afgelegd een procedure tegen jou kunnen beginnen. o Yerodia Congo en België hadden beide zo’n verklaring afgelegd waarin ze de rechtsmacht erkennen. Vandaag zijn er zo’n 70tal landen die deze verklaring hebben afgelegd. Een belangrijk voorbehoud is dat de reikwijdte, de omvang kan worden ingeperkt. Je kan die verklaring opstellen zoals je dit zelf wil. Je kan daar beperkingen in opnemen om ervoor te zorgen dat bepaalde landen geen procedure tegen jou kunnen beginnen (ratione personae). Je kan bepaalde types van geschillen uitsluiten en je kan ook beperkingen opnemen qua timing. Je kan dus die verklaring vorm geven zoals je zelf wil en je kan die ook aanpassen en zelfs intrekken. Groot-Brittannië heeft een verklaring ratione personae, het aanvaardt geen geschillen van staten die ooit koloniaal bezet waren door hun. Men heeft dit later veranderd naar aanleiding van een geschil tussen Mauritius en Groot-Brittannië over de Archipeleilanden. Dat geschil sleept al decennia aan, op een gegeven moment dreigt Mauritius ermee om uit de commonwealth te stappen om alsnog een procedure te beginnen tegen Groot-Brittannië. In Groot-Brittannië beslist om de verklaring aan te passen naar ‘alle staten die nu of ooit lid waren van de commonwealth’. De beperkingen die je opneemt in de verklaringen gelden wederkerig. Die verklaringen kunnen worden ingetrokken. Er zijn landen die een blauwtje lopen in het Hof en hun verklaringen beslissen in te trekken. Het Hof kan alsnog uitspraak doen als je je verklaring intrekt terwijl er een geschil hangende is. Eens een geding is ingeleid en een juridisch aanknopingspunt bestond, doet het verdere verloop er niet meer toe. Een latere intrekking heeft daar geen impact op. Die uitspraak blijft wel degelijk bindend. Dit betekent nog niet automatisch dat de staat in kwestie die veroordeling zal uitvoeren. 4. Forum prorogatum Dit is eerder een uitzondering. Het betekent dat je de facto tijdens de procedure de rechtsmacht van het Hof aanvaardt, dit doe je door te reageren op de grond van de zaak en de toelaatbaarheid van de vordering niet te gaan betwisten. Dit komt zo goed als niet voor. Het tweede bevoegdheidsluik is de adviesbevoegdheid. Het Hof kan juridische adviezen geven over diverse kwesties, juridische vragen maar niet iedereen kan om zo’n advies vragen. Wie kan dit wel? Dat zijn in de eerste plaats de VN-Veiligheidsraad en de VNAlgemene Vergadering, maar ook andere VN-organisaties die daartoe gemachtigd zijn, zij kunnen die enkel binnen de perken van hun bevoegdheidsterrein. Wat met staten? Men heeft er bewust voor gekozen om staten niet toe te staan om een advies te vragen. Men had schrik dat er dan veel politiek geïnspireerde vragen zouden komen. Adviezen zijn belangrijk, zoals de Kosovo-opinie, Reparations for Injuries, er zijn ook nog een aantal andere gezaghebbende adviezen. Afdeling 7. Het VN-Secretariaat Het secretariaat is het administratief orgaan van de VN en omvat de internationale staf van medewerkers, gevestigd op de hoofdzetel in New York, evenals op de zetels in o.m. Genève, Yasmine Ghys 82 Wenen en Nairobi. Deze medewerkers staan in voor het dagelijks werk van de organisatie. Zij staan ten dienste van de hoofd- en hulporganen van de VN en voeren het beleid uit. De medewerkers van het VN-secretariaat mogen geen instructies aannemen van de individuele lidstaten en moeten zich onthouden van activiteiten die afbreuk doen aan de positie van de VN. Omgekeerd mogen de lidstaten de leden van het VN-Secretariaat niet op ongeoorloofde wijze beïnvloeden. Het secretariaat wordt geleid door de Secretaris-Generaal. Hij is de grootste administratieve ambtenaar van de VN. Hij treedt o.a. op als depositaris voor tal van verdragen, staat in voor het overmaken van mededelingen van en naar de VN, bereidt de agenda’s van diverse VNbijeenkomsten voor, en zorgt voor de interne coördinatie binnen de talrijke geledingen van het VN-Secretariaat. Hij vertegenwoordigt de VN bij onderhandelingen en bij juridische procedures, stelt het personeel aan, en kan desgevallend afstand doen van de immuniteit van de organisatie. Daarnaast is de politieke rol sterk gegroeid sinds 1945, hij zal soms zaken onder de aandacht van de Algemene Vergadering of de Veiligheidsraad brengen, en treedt hij actief op als bemiddelaar bij geschillen. De termijn van de Secretaris-Generaal houdt volgend jaar op met bestaan en er gaan nu al stemmen uit voor een vrouw. Hoofdstuk 4. De gespecialiseerde VN-organisaties en de overige organisaties die deel uitmaken van de VN-familie Afdeling 1. De gespecialiseerde organisaties Deze worden opgericht door een afzonderlijk verdrag. Ze worden verbonden met de VN door overeenkomsten met ECOSOC. Ze lopen zeer sterk uiteen qua invulling. Er zijn er zelfs die ouder zijn da de VN. Hun mandaten lopen uiteen. Het zijn allemaal quasi-universele organisaties, bij sommige is het lidmaatschap kleiner dan de VN, bij andere is het dan weer hoger. De structuur van de organisaties is zoals we al eerder aanhalen. De besluitvorming is verschillend. Soms heeft iedereen 1 stem, soms gelden er gewogen stemmen. IAO: houdt zich bezig met het bevorderen van minimale arbeidsomstandigheden, zoals veiligheid, gelijkheid man/vrouw. Ze doen ook inspecties in bepaalde regio’s waar het slechter gesteld is met de veiligheid. Men neemt geregeld nieuwe verdragen en aanbevelingen aan. De verschillende organen bestaan niet enkel uit regeringsvertegenwoordigers, maar ook uit vertegenwoordigers van werknemers en werkgeversorganisaties. WHO: houdt zich bezig met voorlichtingen, verzamelen van informatie, statistieken rond gezondheidszorg. Ook met het aanpakken van epidemies. Laatste jaren komt deze ook negatief in beeld naar aanleiding van ebola. Men heeft te laat en te weinig gedaan. De WTO heeft een eigen quasi-jurisdictioneel geschillenbeslechtingsmechanisme. Een WTO-lid dat een handelsgeschil heeft met een ander lid kan inderdaad een geschillenbeslechtingsprocedure opstarten, tenzij er binnen het ‘Orgaan voor de Geschillenbeslechting’ een consensus bestaat tegen het oprichten van een ‘panel’. De procedure kent 3 fases. De eerste fase is die van de consultatie tussen de betrokken partijen, m.o.o. het bereiken van een onderling aanvaardbare oplossing. De tweede fase betreft de beslechting van het geschil van arbiters. In derde instantie staat er tegen het panelrapport beroep open, zij het alleen op de rechtspunten, bij de Vaste Beroepsinstantie in Genève. Wanneer een veroordeelde partij weigert gevolg te geven aan de beslissing, kan de andere partij in extremis overgaan tot het nemen van equivalente handelssancties. Private ondernemingen hebben geen rechtstreekste toegang tot het WTOgeschillenbeslechtingsmechanisme. Wanneer zij van oordeel zijn het Yasmine Ghys 83 slachtoffer zijn van bepaalde praktijken die onverenigbaar zijn met de WTOregels kunnen zij er bij hun overheid op aansturen een zaak te initiëren. Unesco: houdt zich bezig met werelderfgoed. Het gaat om cultureel erfgoed, maar ook om natuurparken. Voor ontwikkelingslanden heeft dit het nut van financiering te verkrijgen voor het onderhoud van bepaald erfgoed. Unesco doet wel meer dan dit, ze houden zich ook bezig met toegang tot onderwijs, vrijheid van meningsuiting,… FAO: houdt zich bezig met duurzame voedselveiligheid, concrete technische projecten om de landbouw te verbeteren in bepaalde ontwikkelingslanden. 1 van hun aandachtpunten is de strijd tegen illegale visvangst. IMF: houdt zich bezig met monetaire stabiliteit. Wanneer een land betalingsproblemen kent, dan zal het geld aan de staat lenen. Het IMF koppelt daar bepaalde voorwaarden aan zoals besparingen. Het IMF kwam de laatste tijd in het nieuws door de lening aan Griekenland, het heeft de eer om het eerste ontwikkelde land te zijn dat er niet is in geslaagd om zijn schulden af te lossen. De Wereldbank: houdt zich bezig met duurzame economische groei. Het was oorspronkelijk gericht op naoorlogse wederopbouw. Het werkt ook vaak via leningen overal ter wereld. Hoofdstuk 5. Regionale organisaties in Europa Lezen boek: p. 189-198. Yasmine Ghys 84 Deel VII. Andere subjecten van internationaal recht Hoofdstuk 1. Individuen en ondernemingen Afdeling 1. Individuen en ondernemingen als rechtssubjecten Het recht heeft een enorme evolutie meegemaakt. Vroeger werden ondernemingen eerder gezien als passieve objecten van recht. Ze waren zelf geen dragers van rechten en plichten. Ze konden hooguit voordelen putten uit verdragen maar waren geen zelfstandige drager van rechten en plichten. Er bestaan al decennia lang gewoonterechtelijke regels rond de behandeling van vreemde onderdanen. Het zijn bv. regels die stellen dat je die mensen niet zomaar mag vasthouden zonder rechtmatige redenen, dat je ondernemingen niet zomaar mag gaan onteigenen. Wat is nu de nuance, de regels werden niet gezien als rechten maar als wederzijdse tegemoetkomingen tussen staten. Er bestaat al langer discussie over de omvang, die regels zijn nergens neergeschreven. Er bestaat discussie niet enkel over individuen, maar ook wat betreft de bescherming van ondernemingen. Het grote twistpunt was de mate waarin die bescherming die verschuldigd was aan vreemde onderdanen of ondernemingen, of dat die moest voldoen aan een soort van minimumstandaard of dat het voldoende was om dezelfde bescherming toe te kennen als de eigen nationale onderhorigen. Westerse landen waren van oordeel dat er minimumstandaard moest zijn, ook al was die hoger dan de eigen onderhorigen. Ontwikkelingslanden waren van oordeel dat ondernemingen dezelfde bescherming moesten krijgen als de onderhorigen. Wat betreft de bescherming van individuen is de discussie grotendeels afgesloten door de ontwikkeling van de mensenrechten en is er een duidelijke internationale minimumstandaard die geldt zowel voor vreemde onderdanen maar ook voor eigen onderdanen binnen de jurisdictie. Daarentegen wat betreft de behandeling van vreemde ondernemingen waar het gaat over de nationalisering en de onteigening, daar blijft de discussie bestaan. Daar zie je een belangrijk meningsverschil tussen meer geïndividualiseerde landen en ontwikkelingslanden. Het gaat over omstandigheden waarin je een onderneming kan gaan onteigen. Geïndividualiseerde landen hebben daar een meer restrictieve visie op dan ontwikkelingslanden. Het gaat om ook over de vergoeding die je verschuldigd bent, wanneer je een onderneming gaat onteigenen. Het gaat bv. om westerse bedrijven die actief zijn in de mijnbouw. Kan je zo’n westerse onderneming van een Afrikaans land, die zomaar onteigenen worden? Welke vergoeding ben je verschuldigd? Die discussie blijft bestaan. In beide richtingen kan je gaan pleiten. Wat is het verschil vandaag? Vandaag is die problematiek meestal beslecht door specifieke investeringsverdragen. Er bestaat dozijnen BIT’s. Wat is een BIT? Een bilateraal investeringsakkoord. Wat is de bedoeling hiervan? Waarom sluit je dit af? Je wil rechtszekerheid, stabiliteit creëren. Het doel voor ontwikkelingslanden is om buitenlandse investeerders aan te trekken, om je eigen economie te realiseren. Waarom zijn die akkoorden nodig? Omdat westerse ondernemingen gaan investeren wanneer ze weten dat de wetgeving niet zomaar zal veranderen, dat er bepaalde bescherming is waardoor hun investering gewaarborgd wordt. Zo’n akkoord verfijnt de gewoonterechtelijke bescherming die men verschuldigd is aan buitenlandse ondernemingen. Er wordt veelal geopteerd voor de westerse visie wat betreft de mogelijkheid tot onteigening en wat betreft de vergoeding in geval van onteigening. Die discussie bestaat nog steeds. In de regel vind je wel meer en meer bilaterale investeringsverdragen die de knoop doorhakken. Individuen waren zelf geen dragers van rechten en plichten, ze genoten onrechtstreeks bepaalde voordelen. Ook procedureel hadden zij een louter passieve rol. Ze konden niet zomaar de internationale aansprakelijkheid van een vreemde overheid gaan inroepen. Wanneer er een onderdaan onwettig werd vastgehouden in het buitenland of een Yasmine Ghys 85 onderneming werd onteigend, dan kon die naar de nationale rechter gaan maar kon niet de internationale aansprakelijkheid inroepen of naar een internationaal rechtscollege stappen. Die procedurele mogelijkheid werd voorgehouden voor de staat in kwestie. Dit brengt ons bij de figuur van de diplomatiek bescherming. De staat kan wel haar beschermende rol uitoefenen door gebruik te maken van de diplomatiek bescherming. Is België verplicht de diplomatieke bescherming te gebruiken? Nee, er is geen verplichting. Stel dat het zo ver komt dat het tot een arbitrageprocedure komt en een land wordt veroordeeld, er wordt een schadevergoeding opgelegd. Is België verplicht om de vergoeding te gaan uitkeren aan het slachtoffer? Nee, België is de ontvanger, het slachtoffer is passief en is niet verplicht het te ontvangen. Er zijn 2 belangrijke voorwaarden bij het uitoefenen van de diplomatieke bescherming. 1. Je moet de nationaliteit hebben van de staat die optreedt. Als onderdanen een tweede nationaliteit hebben, kunnen beide staten het diplomatieke beschermrecht uitoefenen ten opzichte van andere landen, althans in zoverre de vereiste van een daadwerkelijke band (genuine link) met het land vervuld is. 2. Local remedies rule, je moet eerste alle nationale rechtsmiddelen gaan uitputten vooraleer je de internationale aansprakelijkheid van de staat kan gaan inroepen. Als iemand in Senegal wordt mishandeld, moet die eerst naar de rechter in Senegal stappen. De vereiste geldt weliswaar enkel voor ‘effectieve’ lokale rechtsmiddelen. Bovendien geldt de vereiste van voorafgaande uitputting van lokale rechtsmiddelen niet wanneer de staat zelf de benadeelde is. Dit is bv. het geval wanneer schade wordt toegebracht aan staatseigendom in het buitenland. Ook wanneer de benadeelde partij een staatsorgaan is gaat men ervan uit dat de staat rechtstreeks in haar rechten wordt getroffen en de ‘local remedies rul’ bijgevolg niet geldt. Wanneer een staat een ‘gemengde’ claim brengt tegen een andere staat waarbij zowel gewag wordt gemaakt van schade aan de eigen belangen als schade aan individuen/ondernemingen moet men kijken welk aspect doorslaggevend is om te bepalen of de local remedies rule al of niet van toepassing is. In contracten tussen een staat en een vreemde onderdaan wordt soms een zogenaamde ‘Calvo-clausule’ ingelast. Deze clausule houdt in dat de vreemde onderdaan ermee akkoord gaat om alle geschillen aan de lokale wetgeving te onderwerpen. Indien deze clausule slechts een bevestiging inhoudt van de local remedies rule, vormt dit geen probleem. Indien zij echter verder gaat en het recht op diplomatieke bescherming uitsluit, dan is dit strijdig met het internationaal recht. Bij rechtspersonen, bij ondernemingen, hoe wordt de nationaliteit bepaald? Je gaat kijken naar de plaats van vestiging, de statutaire zetel. Dit heeft het Hof bevestigd in de Barcelona Traction zaak. o Barcelona Traction Case Elektriciteitsonderneming die in Spanje werd onteigend, de grote meerderheid van de aandeelhouders waren Belgen, maar het Hof zei dat dit irrelevant was. Dit geeft België geen belang om procedure te beginnen of het recht om diplomatieke bescherming uit te oefenen. De nationaliteit van een onderneming houdt niet af van de nationaliteit van de aandeelhouders maar van de vestiging? In 2006 heeft de Commissie voor Internationaal Recht een belangrijk document uitgewerkt dat meer uitlegging geeft over de figuur van de diplomatieke bescherming. Wat is de hedendaagse relevantie? Geeft dit vaak aanleiding tot juridische procedures voor het arbitragetribunaal of het IGH? Yasmine Ghys 86 o Diallo-zaak Persoon met de Genese nationaliteit werd vastgehouden en uitgewezen door Congo. Guinea begint een procedure voor het IGH en krijgt gelijk, Congo werd veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding. Is dat nog steeds relevant, diplomatieke bescherming? Ja en nee, vroeger was die diplomatieke bescherming de enige manier om inbreuken van staten ten aanzien van vreemde onderdanen te gaan aankaarten. Wat is er vandaag veranderd? Je kan als individu vandaag veel sneller zelf de aansprakelijkheid van andere staten inroepen. Het is vandaag dus minder zinvol voor staten om de belangen van hun onderdanen te gaan verdedigen. Afdeling 2. Individuen en ondernemingen als rechtssubjecten §1. Algemeen De rol van het individu is enorm toegenomen, in zeker mate kunnen we spreken over subjecten van internationaal recht. Er zijn 3 belangrijke evoluties: • • • Opkomst mensenrechten, waardoor individuen zelf drager zijn geworden van onvervreemdbare rechten. Toegenomen mogelijkheid om vorderingen in te stellen in internationale fora, zoals het IGH. Opkomst internationaal strafrecht, waardoor individuen ook drager zijn geworden van bepaalde plichten onder het internationaal recht. §2. Opkomst van de mensenrechten - individuen als dragers van internationale rechten Dit is een evolutie die dateert van na WOII, de internationale mensenrechten zijn dan pas ontwikkeld door het HVN en het UVRM, nadien door de internationale mensenrechtenverdragen. §3. Mogelijkheid om vorderingen in te stellen De toegang tot de internationale geschillenbeslechting is toegenomen. Dit blijft afhankelijk van de instemming van staten. Het is enkel in de mate dat staten die mechanisme voorzien, bv. door de oprichting ervan, dat deze toegang bestaat. We hebben het over de verschillende mensenrechtenprocedures. Heb je op het VN-niveau die individuele claims behandeld en daar een bindende uitspraak rond verleend? Nee, wat je wel hebt is in elk van de verschillende VN-Mensenrechtenverdragen, is er een comité voorzien. Elk van die verdragen richt een onafhankelijk expertencomité op. Zijn er procedures voorzien waar individuen claims kunnen indienen? Die mogelijkheid bestaat, voor elk VN-Verdrag bestaat er een klachtenprocedure, maar die mogelijkheid is beperkt. De draagwijdte is beperkt. De individuele klachtenprocedures zijn minder ontwikkeld dan het beschermingsmechanisme dat je hebt onder de Raad van Europa. Waarom is de impact daarvan beperkt? Staten die partij worden bij de verdragen zijn niet verplicht om in te tekenen op die individuele klachtenprocedure. Die aanvaarding is steeds facultatief. Dit wil zeggen dat staten uitdrukkelijk moeten aangeven dat ze dit mechanisme aanvaarden, dat ze aanvaarden dat individuen die zich binnen hun jurisdictie bevinden klachten kunnen indienen bij zo’n expertencomité. Zij kunnen dit aanvaarden op 2 verschillende manieren. • • Ze kunnen intekenen op een protocol. Ze kunnen een verklaring afleggen waarbij je de klachtenprocedure aanvaardt. Dit is een beperking van die klachtenprocedures onder de grote VNMensenrechtenverdragen. Een tweede beperking is dat dit geen bindende uitspraken zijn. Het zijn geen rechterlijke organen, ze vellen geen juridisch bindende uitspraken. Wel is er een soort politiek gewicht en heeft het een symbolische waarde. Yasmine Ghys 87 Die VN-klachtenprocedures hebben een nut, maar de impact blijft beperkt. Voor regionale beslechtingprocedures, zoals het EHRM, is dit anders. Hun uitspraak is juridisch bindend, staten hebben dit aanvaard. Er is een zelfde evolutie zichtbaar bij ondernemingen. Veel van de bilaterale investeringsakkoorden bevatten bepalingen die stellen dat wanneer een onderneming slachtoffer wordt van onteigening, men een zaak kan beginnen voor een internationaal arbitragetribunaal. Waarom is dit belangrijk voor grote multinationale ondernemingen? Omdat je het internationaal rechtssysteem meer kan vertrouwen. Meer en meer zie je dat die BIT’s de local remedies vereiste laten vallen. Je ziet dat die investeringsakkoorden toelaten om rechtstreeks naar een internationaal tribunaal te stappen, zonder eerst de nationale rechter te passeren. Hierdoor spaart men veel tijd uit. Die toegang zie je niet enkel in bilaterale investeringsakkoorden, maar ook in heel wat multilaterale investerings- en handelsakkoorden. Philip Morris heeft investeringsakkoorden en arbitragemogelijkheden gebruikt om procedures te beginnen tegen Uruguay en Australië omwille van hun wetgeving rond de verpakking van tabak. Het zou hun marktwaarde aantasten. §4. Dragers van plichten Opkomst Internationaal Strafhof Er zijn vandaag meer en meer verdragen die voorzien in een plicht voor staten om bepaalde feiten strafbaar te stellen op het internationaal niveau. Dat zijn verdragen die internationaal misdrijven gaan identificeren. Het gaat niet enkel om klassieke misdrijven, maar over alle strafbare misdrijven zoals kinderporno. Het gaat in eerste instantie over vervolging op nationaal niveau. Daarnaast is een verwante evolutie, de opkomst van internationale straftribunalen. Waarom richt je zo’n tribunalen op? Soms heeft de nationale rechterlijke macht niet voldoende capaciteit om veel personen te gaan vervolgen. Rwanda, 1994, op 4 maand tijd worden 800.000 mensen vermoord, dit betekent vele 10.000den schuldigen. In dit land is 90% van de rechters ook om het leven gebracht. Die ad hoc tribunalen zijn er ook omdat derde landen politiek niet geïnteresseerd zijn om zelf strafprocedures te beginnen. Er zijn niet enkel ad hoc straftribunalen, er is ook een Permanent Internationaal Strafhof. Wat is dit en wat kan het doen? De jurisdictie, materieel, over welke feiten kan het strafhof zich buigen? Welke feiten kan je vervolgen? Misdaad tegen de mensheid, daad van agressie, genocide en de meest courante: oorlogsmisdaden. Het gaat om heel uiteenlopende feiten, het gaat om het bewust doden van burgers. Dit is steeds in het kader van een gewapend conflict. De misdaad van een agressie is een speciaal geval, het is een jurisdictie die nog niet geactiveerd is. De jurisdictie ten aanzien van daden van agressie staat ingeschreven in het Statuut van Rome, maar het Strafhof zal die jurisdictie maar kunnen uitoefenen wanneer een aantal bijkomende procedurele voorwaarden zullen zijn vervuld. Er zijn 3 manieren om zaken aanhangig te maken bij het Strafhof. • • • Op het initiatief van een staat die partij is bij het statuut van Rome of de rechtsmacht van het Strafhof heeft erkend. Op initiatief van de openbare aanklager. Na doorverwijzing van de VN-Veiligheidsraad. Belangrijk! Tenzij in het geval van de VN-Veiligheidsraad, gelden er nog bijkomende voorwaarden. Het Hof kan enkel jurisdictie uitoefenen ten aanzien van: Yasmine Ghys 88 • • Feiten die gepleegd zijn in het grondgebied van staten die partij zijn bij het Statuut van Rome of de rechtsmacht hebben erkend. Of het moet gaan om personen die de nationaliteit hebben van een verdragsstaat of een staat die de rechtsmacht heeft erkend. Er is dus een territoriale link of een nationaliteit vereist zijn. Kan je IS-militanten gaan vervolgen voor het ISH? Wel op doorverwijzing van het VNVeiligheidsraad. Maar niet als de openbare aanklager het initiatief neemt, er is geen territoriale link. Je kan ze enkel vervolgen als ze de nationaliteit hebben van landen die het Statuut van Rome hebben geratificeerd. De Veiligheidsraad heeft niet enkel de mogelijkheid om procedures te initiëren, ze heeft ook een negatief injunctierecht, dit wil zeggen dat ze resoluties kan aannemen waarin ze het Strafhof beveelt het onderzoek voor 12 maanden op te schorten. Recent is er nog een poging ondernomen om dat negatief injunctierecht te activeren. Een aantal landen hebben gevraagd om de procedure tegen de zittende president van Soedan en Kenya op te schorten. De VN-Veiligheidsraad is daar niet op in gegaan. Men beschuldigt het Strafhof ervan een anti-Afrikaanse houding te hebben. Een aantal Afrikaanse landen hebben het de rug toegekeerd of dreigen ermee. De president van Soedan, een man tegen wie een internationaal arrestatiebevel is uitgevaardigd, is in staat om af te reizen van Soedan naar een top van de Afrikaanse Unie in Zuid-Afrika, waar men die vrij laat rondlopen en net op tijd laat wegglippen wanneer een rechtbank dat bevel wil implementeren. Het Strafhof ligt dus een stukje onder vuur in Afrika, daarom heeft men voor de nieuwe openbare aanklager voor een Afrikaanse vrouw gekozen. Het heeft ook onlangs een eerste procedure gestart buiten Afrika. Het gaat over het conflict tussen Rusland en Georgië van 2008. Yasmine Ghys 89