Inleiding tot het internationaal recht

advertisement
Inleiding tot het internationaal recht
Deel 1. Inleiding – algemene kenmerken van het internationaal recht
Hoofdstuk 1. Wat is internationaal recht?
“International law: 100 ways it shapes our lives” uitgegeven door de Amerikaanse Society of
International Law: het bevat thema’s die het internationaal recht beheerst, waar je niet bij
stilstaat. Waarom sta je daar niet bij stil? Je ziet het verdrag niet, enkel de toepassing in de
nationale wetgeving. Bv. Dubbelbelastingverdragen, uitleveringsakkoorden,… (zie infra).
ACTUA:
Paris 2015: klimaatcongres die plaats zal vinden in december 2015 te Parijs, men
gaat tot een nieuw klimaatakkoord moeten komen, ter vervanging van het grote VNKaderakkoord inzake Klimaat (1992) en Kyoto-Protocol (1995). Men wil ambitieuzere
doelstellingen opleggen aan staten om broeikasgassen terug te dringen.
Zeerecht en maritieme handel, scheepvaart meer algemeen worden beheerst door 1
van de belangrijkste multilaterale verdragen die er zijn: het VN-Zeeverdrag (1982),
een beetje de “grondwet” van de oceaan. Er heerst momenteel discussie over
toepassing van dat verdrag ten aanzien van de Noordpool. Dit naar aanleiding van de
klimaatopwarming is die aan het smelten.
Havendag: je kon plannen rond de nieuwe aanleg van het kanaal Gent-Terneuzen
bekijken. De bestaande sluizen waren te smal om grotere schepen toe te laten, ze
beperken verdere groei van Gentse Haven. Er wordt dus een nieuwe sluis gemaakt
die het mogelijk maakt om grotere schepen toe te laten, maar deze komt op
Nederlands grondgebied te liggen. Deze gaan dus beide samen aan tafel zitten en
komen tot een akkoord rond de bouw van de sluis; wie zal de kosten dragen, wie
draagt de verantwoordelijkheid,…?
In NY is de nieuwe Algemene Vergadering van start gegaan. Het begint met een
groots gebeuren van 1-2 weken met een bijeenkomst van meer dan 100
staatshoofden en regeringsleiders. Wat gebeurt daar nu? 1 van de belangrijkste
agendapunten is de ‘Sustainable development goals summit’. Deze heeft tot doel
enkele overkoepelende doelstellingen vast te leggen waar staten de komende 15 jaar
aan moeten werken. O.a. terugdringen armoede, toegang tot het onderwijs, gelijkheid
man en vrouw, bescherming van het milieu,… Dit zullen de opvolgers zijn van een
eerdere en beperktere reeks doelstellingen: de Millennium development goals, deze
werden in 2000 aangenomen door de Algemene Vergadering. Het waren grosso
modo 8 doelstellingen die men wou realiseren tegen 2015. Men is daar maar voor
een stuk in geslaagd en deze hebben geholpen om de inspanning van staten en
NGO’s te kanaliseren en het besef te versterken.
De strijd tegen de Islamitische Staat in Syrië: wanneer een staat militair
intervenieert in een ander land, dan stellen er zich daar internationaalrechtelijke
vragen. De voorbije maanden was er veel discussie rond de legaliteit van
luchtaanvallen tegen IS boven Syrisch grondgebied. Is dit gewettigd? Is daar een
basis voor op het internationaal recht, wetende dat de president van Syrië daar nooit
mee heeft ingestemd?
Schengen: vluchtelingencrisis.
Free Travel Agreement: gebruik van paspoort of visum.
Uitleveringsakkoorden.
Yasmine Ghys
1
Dubbelbelastingverdragen: stel dat je in Londen gaat werken, dan krijg je daar een
inkomen. Je wordt hierop belast in Groot-Brittannië. Aangezien je Belg bent, zal je
ook nog belasting moeten betalen aan België. Die dubbelbelastingverdragen zorgen
ervoor dat je niet dubbel wordt belast.
Luchtvaartakkoorden.
…
Sommige van de deelgebieden van het internationaal recht, zoals het internationaal
strafrecht of het recht der gewapende conflicten (jus in bello), doen bij de meeste leken wel
een belletje rinkelen. Andere, zoals de regels inzake minimale arbeidsomstandigheden,
wapenhandel of de bescherming van intellectuele eigendom, zijn minder bekend bij het grote
publiek. Sommige deelgebieden, zoals het internationale zeerecht, het recht inzake het
gebruik van geweld (jus ad bellum), of het diplomatiek en consulair recht, berusten op een
eeuwenlange traditie. Andere takken, zoals de internationale mensenrechten, het
internationale milieurecht of het ruimterecht, zijn dan weer van recentere datum.
Internationaal recht heeft in essentie 2 doelstellingen: enerzijds is er vreedzame coexistentie, hun bedoeling is om orde te creëren waar anders chaos zou zijn. Het zijn onder
andere een aantal regels waar staten elkaars gelijke zijn, elkaars soevereiniteit moeten
respecteren, elkaars territoriale integriteit,… Het verwijst naar de regels die in essentie de
bevoegdheidsafbakening van de respectievelijke rechtssubjecten en hun vreedzame
‘samenbestaan’ tot doel hebben. Je hebt heel wat regels die vertrekken vanuit die nood aan
vreedzame co-existentie. Bv. Diplomatiek recht. Anderzijds is internationaal recht
ambitieuzer op vlak van coöperatie, samenwerking. Het veronderstelt een meer
actieve/intense interactie tussen rechtssubjecten met het oog op bereiken van bepaalde
gemeenschappelijke doelstellingen. Het gaat om het samen aanpakken van
gemeenschappelijke uitdagingen.
Klimaatopwarming, als staat alleen kan je hier niets tegen beginnen. Je kan dit
enkel aanpakken als de staten de handen in elkaar slaan en gaan samenwerken. Dit
geldt ook in tal van andere zaken, veel uitdagingen waar staten mee geconfronteerd
worden stoppen niet aan de grenzen.
Financiële crisis (2008), ineenstorting huizenmarkt VS heeft wereldwijde gevolgen.
Internationaal recht is geen waarde neutraal iets, het is ook politiek getint. Men wil een aantal
gemeenschappelijke waarden gaan creëren. Men wil een soort van internationale
gemeenschap opbouwen en bestendigen. Belangrijkste instelling in dat verband is de
Verenigde Naties. Het politieke wordt duidelijk geïllustreerd in die development goals.
Internationaal recht groeit voortdurend, er worden geregeld nieuwe verdragen aangenomen;
bilaterale, multilaterale, regionale (met het Europees recht als meest verregaande voorbeeld)
en beslissingen van regionale organisaties. Een aantal van deze multilaterale verdragen zijn
effectief door zowat alle leden van de internationale gemeenschap geratificeerd. Andere
multilaterale verdragen daarentegen behalen zelfs niet het vereiste minimumaantal
ratificaties om zelfs maar in werking te treden. Het evolueert voortdurend, denk aan het
gewoonterecht. Vandaag zijn er duizenden bilaterale verdragen. Het is dus voortdurend in
beweging en vrij organisch, zonder duidelijk begin- of eindpunt. Er is niet iemand die dit
vanboven uit stuurt, er is geen centrale wetgever (zie infra). Het ontwikkelt zich voortdurend
in verschillende snelheden en zonder een duidelijk einddoel. Die snelle groei van het
internationaal recht is voor een stuk gestuurd door de globalisering. Het is nogal cliché, maar
we leven in een wereld die steeds “kleiner” wordt en er zijn meer en meer kwesties die je niet
enkel als staat kan aanpakken. Vandaag is er veel meer interactie tussen staten dan 50 jaar
geleden. Dit uit zich in het gebruik van internationaal recht.
Thomas Franck: “The time when any one scholar could give a definitive overview of the
whole of Public International Law is past.” Je hebt een aantal mensen die met deze materie
Yasmine Ghys
2
bezig zijn, die zich specialiseren in een bepaalde niche. Het is vandaag onmogelijk
geworden om de hele breedte van het domein te beheersen.
Vroeger sprak men van volkenrecht, law of nations of droit des gens. Vaak denkt men
effectief enkel aan een recht tussen staten. Dit was aanvankelijk correct, maar vandaag is
deze niet meer accuraat. Er zijn vandaag ook veel verdragen waar internationale
organisaties bij betrokken zijn. Ook internationale organisaties kunnen onderling verdragen
afsluiten in de mate hun oprichtingsverdrag dat toelaat. Tevens spelen individuen en
ondernemingen ook een belangrijke rol vandaag. Het draait niet meer exclusief rond staten.
Internationaal recht regelt de internationale betrekkingen. Dit is vaag, die is ook niet 100%
accuraat. Er is namelijk een belangrijke rechtstak die niet de (internationale) betrekkingen
tussen staten regelt; mensenrechten. Die legt nieuwe plichten op aan staten die ze binnen
hun eigen jurisdictie moeten gaan respecteren.
We kunnen het gaan afbakenen door onderscheiden te maken met andere domeinen. Er is
een verschil met nationaal recht. Bij nationaal recht worden van bovenaf door de wetgever
regels opgelegd, in een verticale relatie, een hiërarchische relatie die van toepassing zullen
zijn tussen de overheid en de burger of tussen die burgers onderling. Internationaal recht is
meer horizontaal, wordt gemaakt tussen staten. Je zit niet in een hiërarchische relatie.
Wat is het verschil tussen internationaal publiekrecht en internationaal privaatrecht?
Internationaal privaatrecht is het rechtsdomein dat betrekking heeft op verschillende situaties
met een grensoverschrijdend aanknopingspunt.
Je hebt een verkeersongeluk in Tanzania, het IPR bepaalt welk recht daarop van
toepassing zijn, dat van België of dat van Tanzania.
Student trouwt in Saoedi-Arabië. Internationaal privaatrecht is vooral in eerste
instantie nationaal recht, die van toepassing is op situaties van een
grensoverschrijdend aanknopingspunt.
In België heb je de codex Internationaal Privaatrecht, dat is nationaal recht en daar vind je
een bundeling van die regels. Welke regels van toepassing zijn, welke rechtbank bevoegd is,
en op welke wijze een vonnis in een vreemd land kan worden tenuitvoergelegd. Ook op het
niveau van het IPR is er een toenemende harmonisering, in die zin dat staten via een
verdrag gemeenschappelijke IPR-regels gaan vastleggen.
Je hebt meer en meer internationale verdragen die proberen die nationaalrechtelijke regels
te harmoniseren en/of een bepaalde gemeenschappelijke minimumbescherming/minimumstandaard in te voeren. De implicatie is dat het onderscheid tussen het internationaal recht
en het IPR minder afgelijnd is dan voorheen. In deze cursus gaat het over het internationaal
publiekrecht, je kan internationaal recht als synoniem beschouwen.
Internationaal recht beantwoordt aan een nood om ‘samenleven’ over de landsgrenzen heen
aan bepaalde regels te onderwerpen (ubi societas, ibi jus). Het is geen toeval dat belangrijke
opflakkeringen in de vroege geschiedenis van het internationaal recht zich voordeden
precies daar waar kleine gemeenschappen op intense basis interageerden. Vandaag de dag
is de nood aan internationaalrechtelijke regelgeving sterk toegenomen door de voortdurende
interactie tussen staten wereldwijd en de toegenomen interdependentie die kenmerkend is
voor onze geglobaliseerde wereld. De gevolgen van burgeroorlogen, van financiële en
economische crisissen of van milieuvervuiling stoppen inderdaad niet aan grenzen, maar
doen zich wereldwijd gevoelen en vragen om een geconcerteerde aanpak. Terzelfdertijd is
de ontwikkeling van het internationaal recht tot op zekere hoogte een politiek project. Het is
een instrument om bruggen te bouwen tussen verschillende culturen en regio’s, en om te
streven naar een voorspoediger en rechtvaardiger wereld die berust op gedeelde normen en
waarden.
Wij focussen ons op int’l recht zoals je het terugvindt in de limitatieve formele bronnen van
recht. In de rechtsleer wordt soms een onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire
Yasmine Ghys
3
regels. Dit is puur didactisch. Met secundaire regels verwijzen we naar de regels van het
spel, de basisregels die bepalen op welke wijze internationaal recht tot stand komt, hoe het
moet worden geïnterpreteerd, toegepast, afgedwongen, gewijzigd,… Die vind je terug in een
belangrijk instrument als het Weens Verdragenverdrag. Je vindt die ook terug in de regels
rond staatsaansprakelijkheid. Het primaire recht zijn de eigenlijke rechten en plichten die de
staten, organisaties en individuen op zich nemen. De meeste verdragen bevatten een
mengeling van de 2, meeste verdragen bevatten rechten en plichten, als bepalingen hoe te
wijzigen,… De beide zijn in elkaar verweven. Deze cursus focust op secundair recht.
Hoofdstuk 2. Historische evolutie
Internationaal recht kwam al in de oudheid voor. Als je kijkt naar het oude Egypte,
Mesopotamië, daar zie je af en toe dat verschillende volkeren verdragen gaan afsluiten,
vredesakkoorden. Akkoorden rond de behandeling van elkaars onderdanen. Uiteraard heel
beperkt, heel ad hoc, heel sporadisch en bilateraal. Het oudst “bewaard” gebleven verdrag,
dit wil niet persee zeggen het oudste, gewoon het oudste dat teruggevonden is. (13de eeuw
v.C.) Het verdrag voor de eeuwige vrede tussen de Egyptenaren en de Hittieten. Het gaat
over een of ander conflict over de uitwisseling van krijgsgevangen.
In de middeleeuwen komt het internationaal meer tot ontwikkeling onder het natuurrecht of
jus naturale. Wat is het natuurrecht? Dit is iets gepredetermineerd. Het gaat er vanuit dat
bepaalde rechtsregels vooraf vaststaan, net zoals natuurwetten. Je kan het enkel afleiden
door rationeel na te denken, het recht is niet gemaakt maar bestaat al. Theologen gaan dit
proberen identificeren. Belangrijkste nalatenschap van het natuurrecht is de theorie van de
rechtvaardige oorlog. Dit is de voorloper van het moderne recht inzake het gebruik van
geweld, het jus ad bellum. De regels die bepalen wanneer je militair in een ander land kan
gaan interveniëren.
De oorsprong van het moderne internationale recht vindt zijn oorsprong pas in de 17de
eeuw. Vooral vanaf de vrede van Westfalen. Vanaf die periode gaat men spreken van een
internationale gemeenschap, als in onafhankelijk en soevereine staten zonder een hoger
gezag. Je hebt niet meer het overkoepelende gezag van de Katholieke kerk. Geleidelijk aan
volgt de overgang van het natuurrecht naar het positief recht. Rechten bestaan niet, zijn niet
door God opgedwongen, maar het wordt gemaakt door staten. Het is in die poging tot
maken, dat je rechtsregels gaat terugvinden, in hun verdragen. Je gaat ook evolueren van
een subjectieve naar een meer objectieve benadering.
Hugo de Groot of Grotius, wordt vaak gezien als de geestelijke grondlegger van het
internationaal recht. Geboren in Delft, begon recht te studeren op zijn 11 jaar en beëindigde
zijn doctoraat op zijn 16de. Hij heeft belangrijke werken, o.a. “de mare liberum” over het vrij
gebruik van de volle zee. Dat heeft grote impact gehad op vrije handel. Een ander “de jure
belli ac pacis”, gaat over recht van oorlog en vrede. 2 belangrijke basiswerken! Hij had een
bewogen politiek leven. Hij was betrokken in de Nederlandse politiek ten tijde van de
Nederlandse onrust, hij trok partij voor de religieuze tolerantie en wordt op een gegeven
moment opgesloten in het kasteel van Loevestein. Hij wist te ontsnappen door zich op te
sluiten in een boekenkoffer en zich naar buiten te laten dragen. Hij was later ambassadeur
voor Zweden en Frankrijk.
In de 18de eeuw werd de doorbraak van het positief recht gemaakt. De term internationaal
recht komt langzaam in gebruik. Je ziet een toename van bilaterale verdragen. Een bilateraal
verdrag is tussen 2 partijen. Er waren voornamelijk bilaterale verdragen; handelsverdragen,
vredesverdragen…
In de 19de eeuw vond zich een professionalisering plaats van het internationaal recht. Aan
het einde van de eeuw was er de oprichting van 2 belangrijke vakverenigingen:
International Law Association en Institut de Droit International. Goed nieuws, waarom?
Die werden opgericht in België. Het IDI heeft zelfs een nobelprijs gekregen.
Yasmine Ghys
4
Er was ook een oprichting van een eerste tijdschrift “Revue de Droit international et de
législation comparée”.
De eerste internationale organisaties ontstaan, deze hebben een beperkte activiteitenwaaier
en zijn vaak meer technisch van aard. De Rijncommissie (1831) en de Donaucommissie
(1856) zijn soort van organisaties die de verschillende oeverstaten van de Rijn en de Donau
samenbrengen met betrekking tot het gemeenschappelijk gebruik van die waterloop. De
Internationale Telegraafunie (1865) en de Universele Postunie (1874) zijn de eerste echt
multilaterale open organisaties. Hiervan mochten alle staten lid worden, vrij technisch en een
vrij beperkt doel. Deze bestaan nog steeds. De beide zijn na 1945 opgenomen bij de
structuur van de Verenigde Naties, ookal zijn ze dus veel ouder, ze zijn er deel van gaan
uitmaken. Multilaterale verdragen beginnen meer en meer op te komen, deze hebben meer
dan 2 partijen. Er worden een aantal belangrijke multilaterale verdragen aangenomen over
het IHR, de regels die van toepassing zijn bij gewapende conflicten, de conventies van Den
Haag. Niet te verwarren met de Conventies van Genève.
De eerste ervaring met internationale juridische geschillenbeslechting wordt gemaakt. Het is
geen kwestie meer van onderhandelingen, bemiddelen en diplomatieke contacten. Men gaat
over naar de juridische beslechting van internationale geschillen. Een belangrijk precedent
die de doorbraak was van de internationale arbitrage, was de Alabama Claims arbitrage.
o
Alabama Claims arbitrage
Arbitrage tussen VS en VK, aan het einde van de jaren ’60. Er was van 1860 tot 1865
een groot conflict, de Amerikaanse burgeroorlog. Het heeft geresulteerd in de
afschaffing van de slavernij. Wat was het geschil? VK zou haar
neutraliteitsverplichting hebben geschonden, ze zou oorlogsschepen geleverd
hebben aan de confederalisten. Men beslist om een arbitragetribunaal op te richten,
om daar een juridisch oordeel over te vellen. VK werd veroordeeld, moest een som
betalen en dat heeft er toe bijgedragen om die spanning tussen die 2 staten weg te
halen. Voor vele andere staten was dat een eyeopener, men ontdekte het potentieel
van internationale geschillenbeslechting om escalaties te voorkomen.
20ste eeuw is de periode van de exponentiële groei van de proliferatie van internationale en
regionale organisaties. Je krijgt organisaties met veel ambitieuzere doelen, onder andere de
eerste collectieve veiligheidsorganisaties zoals de Verenigde Naties. Je gaat voor het eerst
naar een echt mondiale club. Dit is nieuw, waarom? Internationaal recht is eigenlijk ontstaan
binnen Europa, maar gaandeweg is deze toepassing zich gaan uitbreiden naar andere
beschaafde volkeren. Het is pas na 1945 dat je naar een mondiale club gaat, het aantal
lidstaten van de VN is gegroeid van 51 naar 193. De Veiligheidsraad is niet aangepast, we
zitten vandaag nog steeds met 5 permanente leden die een vetorecht hebben. Wat de nietpermanente leden betreft, is er maar een bescheiden toename geweest. Er is al heel lang
een discussie bezig over de hervorming van die Veiligheidsraad.
Wat is het verschil tussen het Internationaal Gerechtshof en het Internationaal Strafhof?
Ze zijn beide in Den Haag, maar er zijn grote verschilpunten. In het ISH/ICC gaat het om de
vervolging van individuen, in het IGH daarentegen gaat het om geschillen tussen staten. Ook
inhoudelijk, materieel is er een verschil. Bij het ISH gaat het om de vervolging van individuen
voor internationale misdrijven, het gaat dus om internationaal strafrecht. Bij het IGH gaat het
om eender welk internationaalrechtelijk geschil. Het IGH is een hoofdorgaan van de VN en
vindt zijn basis in het HVN. Dit is niet het geval voor het ISH, dat vindt zijn oorsprong in het
statuut van Rome.
Nog een andere evolutie van de verschillende sub-domeinen is het codificeren. Codificatie
betekent dat je bepaalde wetgeving gaat samenbrengen, specifiek het domein van het
internationaal recht, en dat je ongeschreven gewoonterechtelijke regels gaat integreren in
een multilateraal verdrag. Bv. WVV, zeerecht,… Een diversificatie van de rechtssubjecten,
het gaat niet langer enkel om staten, internationale organisaties komen op, evenals
individuen en ondernemingen. Het blijft ook steeds verder ontwikkelen.
Yasmine Ghys
5
Hoofdstuk 3. Een horizontaal en onvolmaakt systeem
Het wordt niet van bovenaf opgelegd, het wordt overeengekomen. De wilsovereenstemming
is van cruciaal belang. Dat heeft een aantal repercussies. Het is niet zo dat je kan stellen dat
er een centrale wetgever, rechter en/of afdwinger is.
Is er een centrale wetgever?
Het internationaal recht kent geen centrale wetgever die aan staten regels kan opleggen
zonder hun voorafgaande instemming. Staten kiezen in beginsel zelf welke
internationaalrechtelijke verplichtingen zij opnemen. Zo zullen zij bij de totstandkoming van
een nieuw verdrag zelf kiezen om al of niet gebonden te zijn. Bij de totstandkoming van
nieuwe gewoonterechtelijke regels kunnen zij zich desgewenst opstellen als ‘persistent
objectors’ om alsnog aan de bindende kracht van deze regels te ontkomen.
De EU is een supranationale organisatie. Het kan regels opleggen, ook al is niet iedereen
het daarmee eens. Landen hebben instemming gegeven met de oprichting van de EU, ze
kunnen er zelfs uitstappen. Van zodra je er instapt, dan aanvaard je dat voor bepaalde
materies nieuwe wetten aangenomen worden met een gekwalificeerde meerderheid. Dit
betekent dat er wetgeving, verordeningen, besluiten,… worden aangenomen, ook voor
lidstaten die het daar niet mee eens zijn.
Verspreidingsplan onder vluchtelingen, 4 lidstaten verzetten zich hiertegen, maar toch
is het bindend voor hun.
Dit is anders bij een intergouvernementele instelling, daar zijn nieuwe regels pas bindend
voor degene die ermee akkoord zijn. Bij supranationale organisaties staan staten
soevereiniteit af aan die organisatie. Het staat staten vrij om een internationale organisatie of
verdragsorgaan een bepaalde autonome wetgevende bevoegdheid toe te kennen. Dit blijft
echter zeer uitzonderlijk, staten zijn in de regel zelden geneigd een deel van hun soevereine
prerogatieven af te staan.
De Algemene Vergadering, is dit een centrale wetgever? Nee, maar ze neemt wel
resoluties aan. Bv. UVRM, dit zijn louter aanbevelingen, de Algemene Vergadering creëert
geen bindende rechten en plichten. De aanbevelingen hebben een politiek gezag, maar
geen juridisch bindend karakter. Zij kunnen wel bijdragen tot de vorming van het
gewoonterecht. Soms zie je dat er in het kader van de Algemene Vergadering multilaterale
verdragen worden onderhandeld (bv. VN-Mensenrechtenverdragen), is dit dan toch een
soort van wetgever? Nee, landen moeten dit verdrag gaan ratificeren vooraleer verschillende
landen partij zullen worden. Hiervoor moeten ze een document neerleggen bij de depositaris
van dat verdrag waarin ze zich akkoord verklaren om verdragspartij te worden.
Ook de fameuze VN-Veiligheidsraad kan bezwaarlijk als een centrale wetgever worden
beschouwd. Staten die lid worden van de Verenigde Naties aanvaarden weliswaar dat zij
gebonden zijn door de resoluties die de Veiligheidsraad aanneemt op grond van ‘Hoofdstuk
VII’ van het VN-Handvest en dat zij aan deze resoluties uitvoering moet geven. Anderzijds is
de bevoegdheid van de Veiligheidsraad om bindende maatregelen op te leggen
onlosmakelijk verbonden met haar (uitvoerende) taak om te waken over de internationale
vrede en veiligheid. De Veiligheidsraad is daarentegen nooit geconcipieerd als een orgaan
dat als wetgever kan optreden en nieuwe rechtsregels met algemene draagwijdte kan
uitwerken.
Is er een centrale rechter?
Het IGH is bevoegd voor eender welk internationaalrechtelijk geschil. Is het een centrale
rechter? Als België en Nederland een geschil hebben, kan je naar het IGH gaan? Het hangt
er van af, de 2 partijen bij het geschil moeten op 1 of andere wijze de jurisdictie van het Hof
hebben aanvaard. Hoe kan je dit aanvaarden? Het volstaat niet om gewoon lid te zijn van de
VN, er is een aanvaarding nodig van beide zijden van de rechtsmacht van het Hof. Er zijn 4
manieren om die te erkennen (zie infra). De meest eenvoudige manier is dat beide partijen
Yasmine Ghys
6
een verklaring afleggen om het geschil voor het Hof af te leggen. Ze zeggen in een akkoord
dat ze dat geschil gaan voorleggen, ad hoc. Er zijn ook nog andere methodes, 1 met een
ruimer effect is die waar je een bepaald verdrag hebt waarin een clausule staat dat
geschillen rond de toepassing of uitlegging van het verdrag aan het IGH kunnen worden
voorgelegd. Wanneer 2 landen partij zijn bij een verdrag waarin zo een clausule staat, en zij
hebben een conflict, dat betrekking heeft op de toepassing van een bepaling van dat
specifieke verdrag, dan kunnen zij daarmee naar het Hof stappen.
Conventie van Genève, het vluchtelingenverdrag, dat verdrag bevat een clausule die
stelt dat wanneer geschillen ontstaan dat de betrokken partijen ermee naar het Hof
kunnen stappen. Dit geldt enkel voor geschillen die op het specifieke verdrag slaan.
De meest verregaande vorm is de verklaring van verplichte rechtsmacht. Dit houdt in dat je
als staat een verklaring indient bij het Hof waarin je zegt dat je voor de toekomst aanvaardt
dat andere staten die een gelijkaardige verklaring hebben afgelegd, tegen jou een geschil
kunnen beginnen. Je kan daar bepaalde voorwaarden aan verbinden, bv. voor enkele
materies of voor ze allemaal. De verklaring van verplichte rechtsmacht is een ruimere
aanvaarding van de jurisdictie van het Hof. Er zijn ongeveer 70 staten die zo’n verklaring
hebben afgelegd, inclusief België. Maar is het IGH een centrale rechter?? Je moet altijd
checken of de partijen de rechtsmacht hebben aanvaard!! Anders kan je niet zomaar naar
Den Haag stappen.
Is het ISH een centrale rechter? Het heeft maar een beperkte bevoegdheid, het gaat om
vervolging van bepaalde individuen voor bepaalde strafrechtelijke misdrijven. Het geldt
bovendien enkel voor staten die het Statuut van Rome hebben geratificeerd.
Het EHRM? Het heeft een belangrijke rechtsmacht, ze kent haar grondslag in een
multilateraal verdrag, het EVRM. Wat is het bijzondere hieraan? Elke staat die partij wordt bij
dit verdrag, door het intekenen van het verdrag, aanvaardt dat geschillen daarrond voor het
rechtscollege kunnen worden gebracht. Wil je daar een einde aan? Dan heb je maar 1
keuze, uit het verdrag stappen. Hetzelfde geldt voor het Zeerechttribunaal (VNZeerechtverdrag). Bij de WTO, die zich bezighoudt met de vrijmaking van de wereldhandel,
heb je een gelijkaardige formule. Eens staten lid worden van de WTO, aanvaarden ze dat
handelsgeschillen tussen verschillende WTO-leden juridisch worden beslecht voor het
Panel. Wil je dit niet? Dan moet je uit de WTO stappen, maar dit doe je niet zomaar.
Enerzijds heeft zich de voorbije kwarteeuw een sterke proliferatie voorgedaan van
internationale hoven en tribunalen en is de mogelijkheid om internationale geschillen aan
juridische geschillenbeslechting te onderwerpen sterk toegenomen (wat soms resulteert in
zogeheten ‘forum shopping’. Anderzijds blijft deze mogelijkheid fundamenteel onderworpen
aan de voorafgaande instemming van staten. Per slot van rekening zijn staten bijvoorbeeld
vrij om zich terug te trekken of kunnen zij een erkenning van verplichte rechtsmacht van het
IGH intrekken voor de toekomst.
Is er centrale afdwinging?
Heb je een hoger of extern orgaan die de regels afdwingt wanneer je een gunstige uitspraak
verkrijgt? Het antwoord is complexer, de VN-Veiligheidsraad kan dwangmaatregelen
nemen, ze kan economische sancties opleggen, diplomatieke sancties, ze kan ook militaire
interventies ondernemen. Is het de arm der wet? Ja en nee, het is een politiek orgaan, zij
kan maar bindende stappen ondernemen wanneer er sprake is van bedreiging van de vrede,
inbreuk op de vrede of een daad van agressie. Dit wordt ruim geïnterpreteerd, is er sprake
van 1 van die 3 elementen, dan kan men actie ondernemen onder ‘Chapter VII’ HVN. De VNVeiligheidsraad kan niet en mag ook niet optreden tegen elke inbreuk van het internationaal
recht. Wanneer staten een onderling uitleveringsakkoord of een handelsakkoord hebben en
zij komen die verbintenissen niet na, dan komt de VN-Veiligheidsraad daar niet in tussen.
Het heeft die bevoegdheid niet, die is beperkt door de 3 elementen onder Chapter VII HVN.
Zelfs als het wel zo is, dan blijft er het probleem dat het een politiek orgaan is.
Yasmine Ghys
7
Hoofdstuk 4. Relevantie van internationaal recht
Wat ben je ermee als je niet zomaar naar de rechter kan stappen? Als je zelf kiest wat je
doet en waarmee je instemt? Je ziet af en toe in grote crisissen dat internationaal recht geen
primaire rol vervult.
Cubacrisis: De VS ontdekt dat de Sovjets in Cuba materiaal aan het verschaffen
waren om een kernwapens te maken. 1 jaar later doet Dean Acheson een uitspraak:
1963 ‘Law simply does not deal with questions of ultimate power’. Vrij ontnuchterende
uitspraak.
Kosovocrisis: Een vergelijkbaar voorbeeld is een uitspraak van M. Albright (1999),
dat was de periode van de Kosovo crisis, NAVO-operatie gericht tegen Milosovici en
zijn troepen naar aanleiding van de etnische zuiveringen die plaatsvonden tegen
Kosovaren. Soort van humanitaire interventie. De NAVO deed dit zonder een
machtiging van de VN-Veiligheidsraad, omdat Rusland en China hun veto stelden en
geen steun wouden geven aan een resolutie die de operatie zou toelaten. De
verschillende NAVO landen vragen raad bij hun juridisch adviseurs. Zij krijgen als
conclusie dat dit onwettig is zonder machtiging van de VN-Veiligheidsraad. Dit is een
inbreuk op het internationaal recht. Iemand belt met Albright en geeft de boodschap
mee dat de juristen zeggen dat dit onwettig is. Het antwoord van Albright is ‘Robin,
get new lawyers’; zoek nieuwe advocaten die iets anders zeggen. Opnieuw zeer
ontnuchterend.
Is het recht? Dat hangt er van of hoe je het begrip ‘recht’ definieert. Je hebt juristen (o.a.
John Austin) die zeggen dat recht maar recht is wanneer er een afdwingingsmechanisme is.
De mogelijkheid van een sanctie is nodig vooraleer je van recht kan spreken (“a command
backed by sanction”). Heb je die garantie op een sanctie niet, dan is het slechts positieve
moraal en geen recht.
Is dat een juiste weergave? Je moet ergens erkennen dat het internationaal recht minder
ontwikkeld en minder volmaakt is dan nationaal recht. Maar, je kan niet zomaar een analogie
maken naar het nationaal recht. Je kan hier een kanttekening bij plaatsen, het is niet omdat
je in het nationaal recht verbiedt te stelen, dat er ook effectief nooit gestolen wordt. Ook op
nationaalrechtelijk niveau vinden inbreuken plaats die niet altijd vervolgd worden. Er is een
interessante parallel met het internationaalrechtelijke niveau. Als je op nationaal vlak een
procedure voert met de overheid en je wint die zaak, is er nog altijd een mogelijkheid dat de
overheid een uitspraak van een rechter eenvoudigweg naast zich neerlegt.
Die analogie met het nationaal recht moet je met een korrel zout nemen. Staten zijn niet
helemaal ‘tandeloos’. Staten kunnen voor een stuk zelf het eigen heft in handen nemen. Ze
kunnen tegenmaatregelen nemen, dit houdt in dat wanneer je als staat slachtoffer wordt van
een inbreuk door een andere staat, je zelf je plichten ten aanzien van die andere staat kan
opschorten of negeren om op die manier de andere te dwingen om een einde te stellen aan
de inbreuk.
Je kan ook zeggen dat sanctie geen intrinsiek element is van wat recht recht maakt. Het is
eerder een gevolg van een rechtsregel, dan een constitutieve voorwaarde. “Law’ is not ‘law’
because it is enforced. It is enforced because it is ‘law’ and enforcement would otherwise be
illegal.”
Op het einde van de rit, merk je dat staten het internationaal recht als bindend gaan
beschouwen en het internationaal recht gekenmerkt wordt door een eigen bronnenapparaat.
Internationale rechtsregels kunnen met name alleen volgen uit een beperkt aantal formele
rechtsbronnen en onderscheiden zich hierdoor van bijvoorbeeld ethische regels of
gebruiken. Vanuit dit opzicht is internationaal recht wel degelijk ‘recht’.
Yasmine Ghys
8
Is het relevant? Je zou de indruk kunnen krijgen dat het internationaal recht het steevast
moet afleggen tegen overheersende politieke belangen. Er zijn verschillende visies hierover
in de politieke wetenschap.
Realisme: alleen de belangen van machtige staten gelden, indien deze landen
belang hebben bij de regels en bereid zijn de kost te dragen voor de afdwinging
ervan, zal het internationaal recht worden gerespecteerd, anders niet.
Institutionalisme: de opkomst van het internationaal recht en van internationale
organisaties beantwoordt aan een nood van staten om interstatelijke betrekkingen te
regelen en een zekere orde te brengen waar anders chaos zou heersen. Daarbij
wordt ervan uitgegaan dat staten veelal de regels zullen naleven omdat zij op langere
termijn baat hebben bij een geordende samenwerking (ook wanneer een inbreuk op
korte termijn voordelig zou zijn). Ze erkennen dat de naleving van het internationaal
recht problematisch wordt waar het gaat om regels die raken aan de kern van de
soevereine belangen (‘high politics’).
Constructivisme: de sterkte van internationaalrechtelijke normen valt niet te
herleiden tot een louter rationele afweging van de voor- en nadelen van naleving van
de regels. Ze stellen dat deelname aan internationale organisaties en de aanvaarding
van internationale rechtsregels mee de identiteit van staten beïnvloedt. Staten gaan
bepaalde regels respecteren, niet louter en alleen omdat zij hier voordeel uit putten,
maar omdat zij zich als leden van de internationale gemeenschap met deze normen
vereenzelvigen.
Ook in de rechtsleer is daar een hele discussie over. Er wordt op gewezen dat men niet
louter mag afgaan op de zeer grootschalige en/of zichtbare inbeuken die de krantenkoppen
halen. Het internationaal recht bestrijkt immers tal van domeinen en drukt haar stempel op
alle vormen van internationale interactie. De meeste internationaalrechtelijke regels worden
wel correct toegepast. Zelfs in die gevallen waar er soms inbreuken plaats vinden, wordt
internationaal recht steeds betrokken in het besluitvormingsproces. “it is probably the case
that almost all nations observe almost all of their international obligations almost all of the
time”, citaat van L. Henkin. Ook in gevoelige domeinen als het recht der gewapende
conflicten of de regels inzake het gebruik van geweld, blijkt dat internationaal recht niet
irrelevant is: staten houden in hun internationale optreden wel degelijk rekening met het
regelgevend kader. Het feit dat staten soms bewust de regels met de voeten treden doet
hieraan geen afbreuk: het internationale recht vormt immers het referentiekader aan de hand
waarvan de internationale gemeenschap de wettigheid van het optreden van individuele
staten beoordeelt; inbreuken zijn noot 100% ‘kosteloos’.
De normatieve kracht (‘compliance pull’) hangt af van heel wat factoren. Wat zijn de
wederzijdse voordelen bij naleving? Wat is het risico op sancties bij niet-naleving? Kan een
inbreuk worden voorgelegd aan een internationaal rechtscollege? …
Besluit: internationaal recht is geenszins ‘irrelevant’. Een wereld zonder internationaal recht
is niet denkbaar.
Yasmine Ghys
9
Deel 2. Bronnen van het internationaal recht
Hoofdstuk 1. Algemeen
Het is moeilijk om internationaal recht te definiëren, een manier is door te kijken wat nu
precies de formele bronnen zijn van het internationaal recht. Het vertrekpunt is art. 38 IGH,
het bevat een bepaling die overgenomen is van het statuut van het PIGH, deze zegt welke
bronnen partijen in een geschil kunnen inroepen voor het Hof. Men identificeert er 4:
verdragen, internationaal gewoonterecht, algemene rechtsbeginselen, rechtspraak en
rechtsleer. Met ‘formele’ rechtsbronnen bedoelen we de ‘types’ van bronnen waaruit
internationaalrechtelijke rechten en plichten kunnen voortvloeien. De ‘materiële’ rechtsbronnen zijn de concrete manifestaties hiervan waarin de eigenlijke rechten en plichten zijn
terug te vinden.
Die bepaling is echter niet exhaustief, er zijn nog andere (minder relevante) rechtsbronnen
die hier niet in vermeld staan. Bovendien is de onderlinge verhouding tussen de
verschillende bronnen niet exhaustief geregeld in het artikel.
Hoofdstuk 2. Verdragen
Afdeling 1. Algemeen
Belangrijkste bron van het internationaal recht, ze kunnen de meest uiteenlopende vorm of
inhoud hebben. Ze zijn het consensuele instrument bij uitstek. Dit vertaalt zich in 2 Latijnse
adagia: “Pacta sunt Servanda” overeenkomsten moeten worden nageleefd, en “Pacta tertiis
nocent nec prosunt”, overeenkomsten doen geen rechten of plichten ontstaan in hoofde van
derden, ze baten, noch schaden derden. Deze stelling is eigenlijk ook niet 100% accuraat,
als je gaat kijken naar de relevante bepalingen van het WVV. Als je daarin gaat kijken dan
zie je dat dit wel klopt voor de plichten. Wanneer je een verdrag sluit, doet dit geen plichten
ontstaan voor derden. Wat rechten betreft, is het iets anders. Wanneer een verdrag voorziet
in rechten voor een derde land, dan gaat men ervan uit dat het derde land daarmee instemt.
Heel belangrijk! Verdragen binden enkel betrokken verdragspartijen. Bevat een verdrag
echter verplichtingen voor derde staten, dan moeten deze verplichtingen uitdrukkelijk en
schriftelijk door hen worden aanvaard alvorens bindend te zijn.
Verdrag van Gent (1814): heeft een einde gemaakt aan gewapende conflicten
tussen VS en VK. Het is een vredesverdrag, het beslecht territoriale geschillen,…
Aanleg sluis kanaal Gent-Terneuzen: zie supra.
Belgisch gedetineerden in NL: België en Nederland hebben akkoord afgesloten om
Belgische gedetineerden in Nederlands te plaatsen, aangezien de Belgische
gevangenissen vol zijn.
Afdeling 2. Wat is een verdrag?
Volgens Art. 2(1)(a) WVV: “een internationale overeenkomst in geschrifte tussen Staten
gesloten en beheerst door het volkenrecht, hetzij in een enkele akte, hetzij in twee of meer
samenhangende akten, en ongeacht haar bijzondere benaming”
Deze definitie is niet volledig, het is ruimer in de zin dat zij ook ‘mondelinge’ akkoorden
omvat. Dit is eerder uitzonderlijk, maar het is wel degelijk bindend. Het kan wel aanleiding
geven tot bewijsproblemen. Die definitie omvat ook verdragen afgesloten tussen
internationale organisaties, en tussen internationale organisaties en één of meerdere
staten.
Het is een wilsovereenstemming met de bedoeling om juridisch bindende gevolgen te
creëren. Er is een onderscheid tussen een verdrag en een politiek akkoord (of gentleman’s
agreement). In het ene geval aanvaardt de staat juridisch bindende plichten, in een politiek
akkoord nemen staten louter engagementen op zich. Engagementen die nooit voor de
Yasmine Ghys
10
rechter afdwingbaar zouden zijn. Hoe weet je nu of je te maken hebt met een verdrag of een
politiek akkoord? In eerste instantie moet je kijken naar de bewoordingen ervan (duidelijke
en concrete rechten en plichten t.o.v. vage en soepel geformuleerde toezeggingen) en de
context waarbinnen het instrument wordt aangenomen. Je kan gaan kijken of het verdrag is
geregistreerd bij de VN, in principe moet dit. Omgekeerd zie je dat overeenkomsten die tot
stand komen binnen de OVSE (de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking en Europa)
een bepaling bevatten: “komt niet in aanmerking voor registratie bij de VN”. Hieruit kan je
afleiden dat het om een louter politiek engagement gaat.
Andere aanwijzingen? De meeste verdragen zijn ook opgesteld in het Engels. Er wordt
vanuit gegaan dat wanneer er in een bepaling staat “states will…” dat het om een politiek
akkoord gaat. Wanneer er staat “states shall” gaat het om iets juridisch bindend. Will is
minder sterk dan shall. Dus de tekst, maar ook bv. de titel is een nuttige indicatie. De
‘bijzondere benaming’ van een instrument is, conform het WVV, nochtans niet determinerend
om uit te maken of men met een juridisch bindend overeenkomst te maken heeft.
Wat met Memoranda of Understanding (MOU)? In de praktijk wordt daar vaak
gebruik van gemaakt met het oog op praktische of technische samenwerking in
bepaalde domeinen en/of om concrete uitvoering te geven aan meer algemeen
opgestelde verdragen, je ziet vaak dat landen MOU’s gaan afsluiten.
Vlaanderen en Bolivia sluiten MOU rond technische samenwerking in
watergebonden aangelegenheden.
Is dit een verdrag of een louter politiek engagement? De meeste MOU’s zijn niet
juridisch bindend. Meestal is dit van politieke aard, maar dit is niet altijd het geval. Je
moet steeds kijken naar de bepalingen van dat document in kwestie. Het kan zijn dat
daar bindende rechten en plichten instaan. MOU’s hebben in de regel niet de intentie
om juridisch bindende gevolgen te creëren. Uitzonderlijk kan uit de bewoordingen en
de context toch het tegendeel blijken en zal men moeten besluiten dat het effectief
om een ‘verdrag’ gaat. De benaming is ook hier niet doorslaggevend.
Waarom sluiten landen zo’n MOU’s? Je houdt de formaliteiten minimaal, ze zijn veel
flexibeler. Je kan ze makkelijker aannemen en wijzigen. Er is nog een bijkomend
(politiek gevoelig) aspect, ze worden aangegaan door de uitvoerende macht. Klassiek
bij MOU’s is dat de wetgever daar niet in tussen komt, deze staat aan de zijlijn. Wat
wil dit zeggen? Dit is voor de uitvoerende macht een makkelijk instrument om
bepaalde afspraken aan te gaan met andere landen zonder daar de handen te laten
binden door de wetgevende macht. Wat is het risico? Dat de uitvoerende macht
misbruik gaat maken van dat middel. Je wordt verondersteld de goedkeuring van de
wetgever te hebben wanneer je een verdrag goedkeurt. Toch zou de uitvoerende
macht dus ongrondwettelijk de wetgevende macht buiten spel kunnen zetten.
Anderzijds kan deze werkwijze het moeilijker maken om bepaalde afspraken
naderhand af te dwingen.
Obama pursuing climate accord in lieu of treaty: dit artikel doet uitschijnen
dat Obama eerder naar een klimaatakkoord wil, dan naar een klimaatverdrag.
Wat is de achtergrond? Obama staat achter een nieuw klimaatakkoord maar hij
weet dat de Amerikaanse senaat (die in principe met een 2/3de meerderheid
moet instemmen) daar nooit aan gaat meewerken. Als we het nu als een akkoord
gaan beschouwen, dan laten we dat congres terzijde een krijgen we toch een
vorm van overeenkomst.
Kernakkoord met Iran: het gaat om de schrik dat Iran haar infrastructuur zou
gebruiken om een wapen te maken. Daar zijn al lang onderhandelingen over,
men had daar in 2013 al een Joint Plan of Action voor aangenomen. Deze zomer
heeft men een Joint Comprehensive Plan of Action aangenomen. Wat is er voor
Iran bij te winnen? De sancties verdwijnen, het is al heel wat jaren onderhevig
aan sancties opgelegd door de VN-Veiligheidsraad. Bovenop die sancties zijn er
Yasmine Ghys
11
ook nog bijkomende, meer verregaande, sancties opgelegd op het niveau van de
VS en de EU. De JCPA ziet geleidelijk aan het verdwijnen van die sancties, maar
is dit wel een verdrag? De Amerikaanse senaat heeft een brief gestuurd naar de
Iraanse president. Men schrijft min of meer dat wanneer de Amerikaanse
president een akkoord zou sluiten met Iran, dit niet meer zou zijn dan een vodje
papier. Maar is dit nu een verdrag? Dit is een politiek akkoord: “Iran and E3 will
take the following voluntary measures within the timeframe as detailed in this
JCPOA and its Annexes”. Betekent dit dat dit document waardeloos is? Neen, dit
is nuttig. Er is nog een bijkomend aspect, men heeft op 14 juli dat politieke
akkoord afgesloten, een week later heeft de Veiligheidsraad een resolutie
aangenomen die voortbouwt op dat politiek akkoord.
Het moet gaan om een overeenkomst tussen 2 of meer subjecten van internationaal
recht. Men denkt in eerste instantie aan staten, maar niet enkel zij kunnen verdragen
aangaan. IO’s kunnen dit ook, althans in de mate hun oprichtingsverdrag dit toelaat. Bv. EU.
Wat met deelstaten? In België hebben gemeenschappen en gewesten een verdragsluitende
bevoegdheid, althans voor de bevoegdheden waarvoor zij intern bevoegd zijn. In Duitsland
hebben verschillende delen geen verdragsluitende bevoegdheid. ‘in foro interno, in foro
externo’ waar je intern bevoegd bent, ben je ook extern bevoegd. Complex in België door
verschillende parlementen.
Wat gebeurt er wanneer er inbreuk wordt begaan, wanneer een geschil ontstaat bij de
toepassing van dat verdrag? Stel dat Vlaanderen haar verplichtingen niet nakomt, wie zal
Nederland dan aansprakelijk stellen? De Belgische overheid. Het internationaal recht erkent
alleen het niveau van de staten. België zal optreden voor Vlaanderen.
Particulieren en private ondernemingen kunnen daarentegen geen ‘verdragen aangaan.
Bijkomende criteria: het verdrag moet beheerst zijn door het volkenrecht. Verdragen
moeten onderscheiden worden van overeenkomsten naar nationaal recht die worden
afgesloten tussen twee of meer subjecten van internationaal recht .
Een commerciële overeenkomst (huur/bouw/koop-verkoop/…) tussen 2 staten die
onderworpen is aan het recht van 1 van beide.
De vorm is irrelevant. Het kan gaan om een akte, maar ook om een uitwisseling van brieven.
Er is geen nood aan gelijktijdige aanbieding en aanvaarding door de betrokken partijen.
Afdeling 3. Types verdragen
Vanuit didactisch oogpunt kan men verschillende types verdragen onderscheiden, al blijft de
juridische relevantie van deze typologieën beperkt.
Materieel/inhoudelijk zijn er tal van soorten verdragen. Een meer algemeen onderscheid is
dat tussen:
Traités-lois: bevatten normen met algemene draagwijdte, bv. mensenrechtenverdragen.
Traités-contrats: gemeenschappelijk met contracten, verdragen waar je wederzijdse
verbintenissen aangaat. Eens uitgevoerd, wordt het een verdrag zonder voorwerp.
Traités-constitutions: verdragen die een internationale organisatie oprichten.
Op basis van formele criteria kan men vooreerst een onderscheid maken tussen:
Bilateraal: akkoorden tussen 2 partijen.
Multilateraal: akkoorden tussen meerdere partijen.
Regionaal: sub-categorie van de ‘multilaterale’ akkoorden.
Het onderscheid tussen ‘bilaterale’ en ‘multilaterale’ akkoorden heeft tot op zekere hoogte
gevolgen voor wat betreft de toepassing van het verdragsrecht. Zo zijn de regels inzake
goedkeuring of wijziging, of inzake de toelaatbaarheid van voorbehouden niet identiek. In
een concrete casus zal men steeds moeten nagaan welke relevante bilaterale/regionale/
Yasmine Ghys
12
multilaterale verdragen er allemaal bestaan; of de betrokken staten partij zijn bij de
verschillende verdagen, en; hoe deze verdragen zich onderling verhouden.
Een ander onderscheid op formele basis is tussen:
Open: de toegang tot een bepaald verdrag is niet aan vooraf bestaande voorwaarden
verbonden.
Gesloten: deze verdragen zijn enkel ‘toegankelijk’ voor partijen die aan bepaalde voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden kunnen van uiteenlopende aard zijn: soms is een
verdrag beperkt tot staten die tot een bepaalde regio behoren of tot staten die beantwoorden
aan vereisten inzake respect voor de mensenrechten en democratische principes.
Afhankelijk van de mate waarin de totstandkoming van een verdrag al dan niet verschillende
fases moet doorlopen, spreekt men van een ‘plechtig’ verdrag, dan wel een verdrag ‘in
vereenvoudigde vorm’.
Er gelden tot op zekere hoogte bijzondere regels voor verdragen aangenomen in het kader
van een internationale organisatie (zie infra).
Men maakt soms gebruik van een combinatie van ‘kaderakkoorden’ (framework
agreements/conventions) en ‘protocollen’. ‘Kaderakkoorden’ creëren veelal een forum voor
overleg en/of een aantal algemene verbintenissen. ‘Protocollen’ worden gebruikt om meer
concrete/specifieke regels vast te leggen.
Verdrag inzake Bepaalde Conventionele Wapens uit 1980, hierbij zijn intussen 5
protocollen aangenomen inzake specifieke wapens.
Afdeling 4. Registratie en bekendmaking van verdragen
Verdragen moeten verplicht worden geregistreerd bij de Verenigde Naties met het oog op
publicatie in de United Nations Treaty Series (UNTS). Die verplichting is opgenomen in het
HVN, art. 102(1). Wat is de achtergrond van die bepaling? In de 19de en 20ste eeuw heeft
men slechte ervaringen gehad met zogenaamde ‘geheime verdragen’. Die werden gezien als
katalysatoren van gewapende conflicten, en vooral als een schuldige van WOI. Men heeft
aan het begin van de 21ste eeuw gezegd dat dit niet langer tolereerbaar was. Als regel, ten
tijde van de Volkenbond, gold dat verdragen die niet geregistreerd werden, niet als juridisch
bindend werden beschouwd. Vandaag, ten tijde van de Verenigde Naties, is die regel iets
minder drastisch. Wanneer verdragen niet geregistreerd worden bij de VN, kan je ze niet
inroepen ten aanzien van de VN (t.a.v. het IGH) en dus ook niet ten aanzien van het
internationaal recht.
Moet op nationaal vlak ook iets gebeuren, moeten deze verdragen worden gepubliceerd? In
vele landen is dat zo, onder andere in België ook. Deze moeten worden gepubliceerd in het
Belgisch Staatsblad.
Uit de rechtspraak van het Hof van Cassatie volgt niettemin dat een verdrag maar inroepbaar
is ten opzichte van particulieren in de mate het effectief in het Staatsblad is gepubliceerd.
Niet-naleving van de nationale bekendmakingsregels impliceert daarentegen geenszins dat
het verdrag niet bindend zou zijn in hoofde van de staat.
Hoofdstuk 3. Internationaal gewoonterecht
Afdeling 1. Algemeen
Naast verdragsrecht is vooral internationaal gewoonterecht van belang. Internationaal
gewoonterecht is de oudste en oorspronkelijke bron van internationaal recht. Je zou het
kunnen beschrijven als het “onbeschreven recht”, dit is in het nationaal recht veel minder
terug te vinden. Belgische juristen zijn hier niet meer vertrouwd. De opkomst van verdragen
is vrij laat op gang gekomen (18de eeuw, zie supra). Wil dat zeggen dat er hiervoor geen
internationaal recht was? Nee, er bestond namelijk internationaal gewoonterecht.
Yasmine Ghys
13
Bescherming van diplomaten: dit is al sinds de middeleeuwen bekend. Diplomaten
werden al eens uitgewisseld en die genoten een zekere onschendbaarheid. Dit was
niet op basis van een of ander akkoord. Men aanvaardde dat dit een ongeschreven
regel was die bindend was.
Zeerecht: de mogelijkheid om vrij gebruik te maken van de zee.
Internationaal recht was voornamelijk ongeschreven van aard. Er werd hier wel over
geschreven in handboeken.
Waarop berust dit? Op 2 kwesties, een als recht aanvaarde algemene praktijk er moeten 2
elementen voor handen zijn, statenpraktijk (materiële element) en opinio juris (subjectieve
element). Statenpraktijk is al het geen wat staten doen, de wijze waarop ze zich gedragen
ten opzichte van staten, ten opzichte van vreemden. Het is als het ware de ‘ruwe grondstof’
of de ‘motor’ voor de vorming van internationaal gewoonterecht. Is dit voldoende op zich?
Nee, je hebt een bijkomend criterium nodig om een onderscheid te maken tussen rechtsregel
en een traditie of praktijk die men toepast uit praktische overwegingen of uit hoffelijkheid.
Daar komt de opinio juris kijken. “The States concerned must therefore feel that they are
conforming to what amounts to a legal obligation.” De praktijk op zich is niet voldoende, die
moet soort van weerspiegelen dat ze beantwoordt aan een rechtsregel.
o
Paquete Habana
Amerikaans Hooggerechtshof uit 1900, het Hof gaat na of er een gewoonterechtelijke
regel bestaat in verband met de aanhouding van visserijschepen in oorlog? Het Hof
besloot in deze zaak, op basis van een analyse van de officiële instructies in derde
landen, van bestaande verdragen, van vonnissen van lokale rechtbanken en opinies
in de rechtsleer, dat visserijschepen niet konden worden buit gemaakt in het kader
van een gewapend conflict.
o
Claim op natuurlijke rijkdommen continentaal plat
Continentaal plat = het ondiepere gedeelte van de zeebodem, voor je het steilere
gedeelte hebt.
Wat is daar het belang van? Daar zitten heel wat natuurlijke rijkdommen in (gas,
olie,…) In het midden van de 20ste eeuw wordt het mogelijk om die natuurlijke
rijkdommen te ontginnen. Gevolg: er ontstaat interesse. Truman-Verklaring (1945)
Truman legt een publieke verklaring af waarin hij een claim legt op het continentaal
plat en dus die rijkdom rond de kust van de VS.
Hoe reageren andere staten? Men volgt eigenlijk het voorbeeld. Ze leggen allemaal
gelijkaardige verklaringen af. Er ontwikkelt zich een statenpraktijk waarbij
verschillende staten gelijkaardige claims gaan uitdrukken. Uit die statenpraktijk
ontstaat een nieuwe gewoonterechtelijke regel. De regel dat de kuststaten de rijkdom
in het continentaal plat te gaan beschermen. Die regel wordt nadien verankerd in de
zeerechtverdragen.
Yasmine Ghys
14
o
Pulp Mills (2010)
2 Latijns-Amerikaanse landen hadden een geschil over een fabriek aan de grens die
vervuiling veroorzaakte. Het IGH stel dat telkens wanneer je in een land grootschalige
projecten plant waar een potentieel risico op grensoverschrijdende milieuschade
bestaat, je verplicht bent een environmental impact assessment te hebben. Je hebt je
plicht ten aanzien van een ander land. Waarom? Omdat dit in een verdrag staat?
Nee, zegt het Hof, dit is een gewoonterechtelijke norm.
o
Immuniteit van overheidsfunctionarissen
Immuniteit van overheidsfunctionarissen voor rechtbanken van derde landen. Hier
bestaat geen verdrag over. waar vind je dat terug? In het gewoonterecht, je moet een
analyse doen van de statenpraktijk om de regels te weten.
Afdeling 2. Het materiële element: statenpraktijk
Alles wat staten doen, ook wat ze niet doen. Opdat statenpraktijk een gewoonterechtelijke
regel kan brengen moet die een zekere densiteit voortbrengen. Het moet gaan om een
‘bewuste’ gedraging, welke zich niet louter in de strikt nationale sfeer situeert. Ze moet
voldoende uniform, consistent zijn. Ze moet voldoende algemeen zijn en die moet een
zekere duurzaamheid vertonen. Ze moet zich herhalen over een bepaalde periode.
Met ‘statenpraktijk’ doelen we in eerste instantie op de ‘fysieke’ praktijk van staten, maar ook
‘verbale’ praktijk kwalificeert als statenpraktijk. Ook het niet-optreden van staten kan
kwalificeren als ‘statenpraktijk’ en kan in het bijzonder bijdragen tot vorming van een
gewoonterechtelijk verbod.
Uniformiteit: er is een zekere consistentie vereist. Staten moeten zich op en dezelfde
manier gedragen. Betekent dat iedereen zich zo moet gedragen? Nee, belet dit dat er een
nieuwe regel kan ontstaan? Nee, je hebt geen absolute uniformiteit nodig.
o
Nicaragua-zaak (1986)
Geschil tussen Nicaragua en VS, deze speelt zich af tegen achtergrond van de
Koude Oorlog. Er is een intern conflict binnen Nicaragua. Ze worden bekampt door
een rebellenbeweging, de contra’s. De VS gaat steun verlenen aan de contra’s. Dit
doet men in verschillende vormen; ze leveren geld, wapens,… Nicaragua betichte de
VS van het geweldverbod te hebben geschonden. 1 van de zaken die het Hof moet
nagaan, was de vraag of het geweldverbod een gewoonterechtelijke norm was. Ze
gaan er van uit dat er inderdaad inbreuken plaatsvinden, maar er moet een algemene
en geen absolute consistentie zijn. Het afwijkende gedrag wordt beschouwd als een
inbreuk, maar belet niet dat er sprake is van een gewoonterechtelijke regel.
o
Nottebohm (1955)
Staten onthouden zich om diplomatieke bescherming uit te oefenen ten gunste van
een genaturaliseerde personen, die, wegens lange afwezigheid, hun band met de
staat hadden verbroken.
De heer Nottebohm vraagt neutralisatie in Liechtenstein aan. Voorwaarde hiervoor is
dat hij ook geaccepteerd zal worden in een maatschappelijk verband in Liechtenstein,
ook dit vraagt hij aan. De heer Nottebohm, werkte voornamelijk in Guatemala.
Uiteindelijk wordt de neutralisatie geaccepteerd, wat de heer Nottebohm tot
staatsburger van Liechtenstein maakt. Guatemala accepteert de neutralisatie niet,
waarop Liechtenstein een vraag voorlegt aan het Internationaal Gerechtshof.
Het Hof stelt dat de voorkeur wordt gegeven aan de effectieve nationaliteit die
gebaseerd is op de banden die een persoon heeft met een staat. Hierbij moeten
diverse factoren meegenomen worden die in verschillende zaken verschillende
waarde toegekend moeten worden. Hieronder valt bijvoorbeeld, de woonplaats, zijn
Yasmine Ghys
15
interesses en hoe deze aan een plaats gebonden zijn, familiebanden, participatie in
de maatschappij, hechting aan een bepaalde staat etc.
Het Hof komt tot de conclusie dat er helemaal geen band met Liechtenstein is. De
enige reden dat de heer Nottebohm neutralisatie aan heeft gevraagd is om, in
oorlogstijd, inwoner te zijn van een neutrale staat. Het Hof concludeert dat de
werkelijke band bestaat tussen de heer Nottebohm en Guatemala.
→‘Genuine link’ was een vereiste, Liechtenstein mag haar diplomatieke bescherming
niet uitvoeren tegenover haar burger, omdat hij niet verbonden was met de staat
maar enkel de nationaliteit had.
Algemeenheid: je kan maar een gewoonterechtelijke regel creëren als meerdere staten zich
zo gaan gedragen.
Er is vandaag een hele discussie in militaire milieus over de bereidheid van het recht
op zelfverdediging tegen niet-statelijke groepen. De mate waarin je als land het recht
op zelfverdediging kan inroepen naar aanleiding van een inbreuk door een niet
statelijke groepen. Vroeger ging men ervan uit dat enkel gold voor aanvallen door
staten. Vandaag wordt die houding meer in vraag gesteld. Verschillende landen
stellen dat dat recht op zelfverdediging ook geldt wanneer het land van waaruit ze
opereren geen zin heeft om die aanvallen te stoppen.
Staten hoeven niet ‘universeel’ te zijn. Er moet als het ware een ‘kritische massa’ van
deelnemende staten zijn, zonder dat het mogelijk is hier een vast aantal of percentage op te
kleven. Hierbij moet men ook rekening houden met de mate waarin staten die zelf niet actief
deelnemen aan de statenpraktijk er niettemin in berusten of mee instemmen. Bovendien is
het vooral belangrijk om rekening te houden met de praktijk van staten die belang hebben bij
de regel in kwestie en die een betekenisvolle bijdrage kunnen leveren aan de statenpraktijk.
Een consistente praktijk van ‘ingesloten’ landen zal op zich geen nieuwe regels doen
ontstaan in het internationale zeerecht, maar men moet hiervoor in de eerste plaats
kijken naar de praktijk van de kuststaten.
Duurzaamheid: praktijk moet zich herhalen op verloop van tijd. Vandaag gaat men er van uit
dat de duur korter moet zijn want men gaat er van uit dat de interactie veel intenser is
geworden. Indien een bepaalde praktijk zeer consistent en wijd verspreid is, kan een kortere
duur volstaan, en vice versa.
Men moet wel oppassen met het concept van ‘instant custom’, dit is de idee dat één enkel
voorbeeld van statenpraktijk kan volstaan voor het ontstaan of de wijziging van een
gewoonterechtelijke norm.
In reactie op de aanslagen van 9/11 en de daaropvolgende Amerikaanse interventie
in Afghanistan is wel eens gesuggereerd in de rechtsleer dat de gewoonterechtelijke
invulling van het recht op zelfverdediging een onmiddellijke wijziging heeft ondergaan.
In principe moet statenpraktijk geleidelijk ‘insijpelen’ en moeten andere staten de kans
krijgen op een opkomende praktijk te reageren en een standpunt in te nemen.
De statenpraktijk kan uitgaan van zowel de uitvoerende, de wetgevende als de rechterlijke
macht. In eerste instantie kijk je naar de uitvoerende macht. Traditioneel keek men vooral
naar het optreden van de ‘heilige Drievuldigheid’ van staatshoofd, regeringshoofd en
buitenlandminister. Het begrip is veel ruimer en omvat alle ‘officiële’ praktijk van iedere tak
van de overheid. Ook het optreden van de nationale wetgever kan statenpraktijk opleveren.
o
Warrant zaak
IGH keek o.m. naar de nationale wetgeving inzake immuniteiten in strafzaken om uit
te maken of er een gewoonterechtelijke regel was die België verbood om de zittende
Congolese buitenlandminister te vervolgen.
Yasmine Ghys
16
Bestaat er zoiets als ‘niet-statelijke’ statenpraktijk? Zijn er bepaalde entiteiten, andere dan
‘staten’, die kunnen bijdragen tot de vorming van internationaal gewoonterecht? Voor
particulieren, ondernemingen en niet-statelijke groepen is het antwoord negatief. Wat met
internationale organisaties? In eerste instantie kunnen de gedragingen van/binnen een
internationale organisatie een impact hebben op de eigen interne werking. Zij kunnen met
name een ‘coutume institutionelle’/’institutionele praktijk’ tot stand brengen.
VN-Veiligheidsraad: een onthouding van een permanent lid belet niet dat een
resolutie wordt aangenomen. Hoewel het HVN vereist dat alle permanente leden
instemmen.
De vraag of het optreden van internationale organisaties kan bijdragen tot de vorming van
gewoonterechtelijke regels met een algemene draagwijdte (los van de eigen interne werking)
is echter van een andere orde. In principe moet hier een onderscheid worden gemaakt:
•
IO treedt op in het kader van een haar toegewezen autonome normerende
(supranationale) bevoegdheid. De IO kan het optreden van de organisatie effectief
als dusdanig bijdragen tot de vorming van internationaal gewoonterecht.
•
IO fungeert als intergouvernementele spreekbuis van de lidstaten. Er is sprake van
een ‘collectieve’ statenpraktijk, uitgedrukt via het medium van de internationale
organisatie.
De resoluties van de Algemene Vergadering kunnen ook bijdragen tot statenpraktijk, je
kan die zien als collectieve uitdrukking van statenpraktijk. In één extreme visie geven
resoluties aangenomen bij unanimiteit of bij consensus aanleiding tot gewoonterechtelijke
regels, aangezien de vereiste van ‘algemeenheid’ automatisch vervuld is. Een andere
extreme visie stelt dat deze resoluties geen gewoonterecht kunnen vormen, het HVN stelt
dat zij slechts als ‘aanbevelingen’ fungeren. De realiteit ligt ergens tussenin: uit de
rechtspraak van het IGH volgt duidelijk dat resoluties van de AV wel degelijk kunnen
bijdragen tot de vorming van gewoonterecht. Wel moet men daarbij rekening houden met
diverse factoren zoals de gebruikte bewoordingen, de titel, de wijze van goedkeuring,…
Bovendien is in de regel andere, bijkomende statenpraktijk vereist, en kunnen deze regels
geen ‘instant custom’ creëren vanuit het niets.
Ook verdragen kunnen daartoe bijdragen. Gewoonterecht is de oorspronkelijke bron van
recht toen er nog geen verdragen waren. Hoe is de verhouding tussen gewoonterecht en
verdragen? Het is mogelijk dat je een aanvankelijk gewoonterechtelijke regel hebt en die
naderhand wordt opgenomen in een multilateraal verdrag (1). Dit is een codificatie. Het kan
ook omgekeerd verlopen. Het is mogelijk dat staten een nieuwe regel creëren in een verdrag
zonder dat die beantwoord aan een voorafbestaande gewoonterechtelijke regel (2).
Ottowa-Verdrag: verdrag dat voorziet in een verbod op antipersoonsmijnen. Een
heel aantal staten zijn hier lid van geworden. Het creëren van zo’n verdragsregel kan
leiden tot het ontstaan van een nieuwe gewoonterechtelijke regel. Wat is het belang?
Een gewoonterechtelijke regel is bindend ten opzichte van alle staten en niet enkel
voor de verdragspartijen.
(3) de mogelijkheid dat je een verdrag aanneemt, die de gewoonterechtelijke regel
‘kristalliseert’. Er is al een statenpraktijk en een gewoonterechtelijke norm die zich aan het
ontwikkelen en het aannemen van een multilateraal verdrag geeft het laatste duwtje.
Bilaterale verdragen kwalificeren in principe eveneens als ‘statenpraktijk’. Anderzijds is hier
voorzichtigheid geboden. In veel gevallen sluiten staten precies bilaterale verdragen om
verder te gaan dan wat het algemene internationaal recht voorziet/toelaat. In dergelijke
gevallen zou het verkeerd zijn om uit een aantal gelijklopende bilaterale verdragen een
nieuwe gewoonterechtelijke norm met algemene werking af te leiden.
Yasmine Ghys
17
o
Yerodia (2002)
Geschil tussen België en Congo. De zaak is een nalatenschap van de Belgische
Genocidewet (= wet die het mogelijk maakt om in België een strafvervolging in te
stellen tegen personen die werden verdacht van ernstige feiten, oorlogsmisdaden,
foltering, genocide,…). Ook al had je geen enkel aanknopingspunt met België, feit
was niet gepleegd in België, als noch slachtoffer noch dader Belg was,… Er kwamen
klagers vanuit verschillende andere landen naar België en België werd een spil in
rechtspraakmakende strafvervolgingen tegen militaire en politieke leiders.
Een aantal klagers uit Congo beroepen zich op de genocidewet om strafvervolging te
initiëren tegen Yerodia, de Congolese buitenlandminister op dat ogenblik. Hij werd
verdacht van betrokkenheid bij bepaalde internationale misdrijven. België vraagt
uitleveringsbevel maar dat wordt niet aangenomen door Congo. Congo was hier
helemaal niet mee gediend en begint een procedure voor het IGH tegen België.
(België en Congo hebben beide verklaring van verplichte rechtsmacht afgelegd.)
Congo is van oordeel dat België de immuniteiten van de buitenlandminister heeft
geschonden. Die immuniteiten zijn niet vastgelegd in een verdrag. Waar gaat het Hof
zoeken naar antwoorden? Wat zou relevante statenpraktijk kunnen zijn? Men gaat
kijken naar nationale wetgeving en de relevante bepalingen erin. Men gaat ook kijken
naar nationale rechtspraak. Wat is het antwoord van het Hof? Het Hof besluit dat
Yerodia wel immuniteit geniet. Het Hof stelt vast dat bepaalde personen in de loop
van de functie een absolute immuniteit hebben. Die kan je tijdens de loop van de
functie niet voor de rechtbank van een ander land brengen. België heeft een
schending begaan van het internationaal recht.
o
North Sea Continental Shelf Case (1969)
Deze gaat in op de verhouding tussen verdragen en gewoonterecht. De zaak gaat
over een geschil tussen Nederland, Duitsland en Denemarken. De Noordzee is
vrijwel volledig continentaal plat. Er is een discussie tussen de 3 landen over de
onderlinge afbakening van dat continentaal plat. Waar moeten we de scheidingsgrenzen plaatsen. Het is een aantal jaren na de totstandkoming van de 4 verdragen
van Genève. 1 van die 4 verdragen gaat uitdrukkelijk over het continentaal plat. In dat
verdrag staat een regel over de afbakening, men hanteert een vrij eenvoudige regel:
de equidistantieregel. Die houdt in dat je een lijn trekt, waarop elk punt op die lijn op
een gelijke afstand ligt van de kust van de betrokken landen. Nederland en
Denemarken passen het equidistantieprincipe toe, Duitsland vindt dat ze een meer
billijke afbakening moeten toepassen. Men besluit via een compromis de zaak voor
het IGH te brengen. Is die verdragsregel bindend ten aanzien van Duitsland? Waar
komt dat gewoonterecht bij kijken als die regel toch in een verdrag staat? Duitsland
heeft dat verdrag getekend, maar nooit geratificeerd. Dus dat verdrag is niet bindend
ten opzichte van Duitsland. Maar is die regel geen gewoonterechtelijke norm? Is die
zo dan niet bindend? Daarover buigt het Hof zich in 2de instantie. Men identificeert
hier 3 verschillende hypotheses.
Hypothese 1, een verdrag codificeert een gewoonterechtelijke regel: kunnen we
zeggen dat die regel voordien al behoorde tot gewoonterecht? Men stelt vast dat er
tijdens de onderhandelingen van dat verdrag behoorlijk veel discussie bestond, er
was geen duidelijke consensus. Staten mochten zelfs voorbehouden maken. Dit
illustreert dat er vooraf geen gewoonterechtelijke norm was.
Hypothese 2, een verdrag kristalliseert een opkomende gewoonterechtelijke regel:
om gelijkaardige reden als hypothese 1 afgekeurd.
Hypothese 3, de verdragsregel wordt nadien gewoonterecht: kunnen we stellen dat
die verdragsregel gaandeweg een gewoonterechtelijke norm is geworden? Men kijkt
naar de manier waarop staten onderling dat continentaal plat gaan afbakenen.
Vooral, in welke mate we kunnen stellen dat er staten zijn die geen partij zijn bij het
Yasmine Ghys
18
verdrag, maar toch dat principe gaan toepassen. Men stelt vast dat er een aantal
gevallen zijn waar dit principe wordt toegepast, maar dit is al bij al vrij beperkt. De
statenpraktijk is onvoldoende om te besluiten dat er een gewoonterechtelijke norm is
ontstaan.
Afdeling 3. Het subjectieve element: opinio juris
De erkenning van de rechtspraktijk dat een bepaalde statenpraktijk niet louter een gebruik,
traditie, etc. weerspiegelt, maar beantwoordt aan een rechtsnorm die bepaalde gedragingen
verplicht stelt, toelaat, dan wel verbiedt. Het is de erkenning of aanvaarding van het
‘rechtskarakter’ van de statenpraktijk.
Diplomaten gebruiken altijd wit papier. Dit is een uniforme statenpraktijk, wil dit
zeggen dat dit een gewoonterechtelijke norm is? Neen!
Bewijs van opinio juris is terug te vinden in uitdrukkelijke verklaringen waarin staten zich
uitspreken over het juridisch verbindende karakter van een bepaalde praktijk. Bij afwezigheid
van dergelijke verklaringen wordt opinio juris soms impliciet afgeleid uit de gedragingen van
staten. Uit de rechtspraak van het IGH volgt inderdaad dat opinio juris soms eerder als
negatief element wordt gehanteerd om de stelling te weerleggen dat een continue praktijk
een gewoonterechtelijke regel is geworden.
Afzonderlijk bewijs is niet steeds noodzakelijk. In afwezigheid van tegenstrijdige opinio juris
kan men soms volstaan met een voldoende algemene en consistente statenpraktijk. Dit
veronderstelt wel dat de statenpraktijk betrekking heeft op een domein van interstatelijke
betrekkingen waar nood is aan regulering. Wanneer de statenpraktijk bovendien bestaat uit
onthoudingen of anderszins ambigu is, blijft positief bewijs van opinio vereist.
o
Lotus-zaak (1927)
De vraag of Turkije bevoegd was om tot arrestatie en vervolging van een Franse
luitenant over te gaan. Turkije wou deze luitenant vervolgen omdat hij
verantwoordelijk werd gehouden voor een ernstige botsing op volle zee tussen het
Franse schip van de betreffende luitenant en een Turks schip.
Het oordeel van het Permanente Hof van Justitie stelde Turkije in het gelijk. Het Hof
was het niet eens met de bewering van Frankrijk. De bewering dat Turkije de kapitein
niet mocht arresteren, omdat Frankrijk vond dat het ongeluk niet op het Turkse
grondgebied plaats vond maar op internationale wateren, werd verworpen. Turkije
had als soevereine staat de vrijheid om op grond van de Turkse wet tot vervolgen
over te gaan en de Franse M. Demons te veroordelen. Dit omdat het hof vond dat de
kapitein op Turkse territoriale wateren was gearresteerd.
Afdeling 4. ‘Voortdurend verzet’
Gewoonterecht zijn de regels die bindend zijn voor alle staten. Je kan hier dus geen partij bij
worden, dit is niet geschreven, het ontstaat organisch. Er is een probleem want
internationaal recht is iets consensueels. Staten krijgen enkel de plichten die ze aanvaarden.
De wilsovereenstemming is cruciaal. Maar dit geldt niet voor het internationaal
gewoonterecht, de daaruit voortvloeiende rechtsregel zal bindend zijn voor staten die daar
niet aan hebben deelgenomen.
Dit is tegen hun wil, gaat dit in tegen het consensualisme? Ja en nee, er is namelijk een
mogelijk om aan de bindende kracht te ontsnappen. Ze kunnen zich daaraan onttrekken door
zich voortdurend te verzetten. Wanneer die statenpraktijk begint op te komen en je ziet dat
een land zich daar direct tegen verzet. Wanneer dat verzet aangehouden blijft, dan zal die
staat niet gebonden zijn. Een zogeheten ‘persistent objector’ zal niet gebonden zijn.
Belangrijk is wel dat je je moet verzetten vanaf het begin. Als de regel al tot stand is
gekomen kan je niet nadien je gaan verzetten ertegen, louter stilzwijgen volstaat niet.
Yasmine Ghys
19
Indien een groter aantal staten zich verzet tegen de totstandkoming van een
gewoonterechtelijke regel, rijst de vraag of überhaupt is voldaan aan de vereiste van
‘algemeenheid’.
Afdeling 5. ‘Regionaal’ en ‘lokaal’ gewoonterecht
Gewoonterecht is algemeen internationaal recht, ze zijn bindend ten opzichte van alle
landen. Je hebt af en toe uitzonderingen. Je ziet soms dat er sprake is van regionaal of
lokaal gewoonterecht. Dit is eerder uitzonderlijk. Er zijn maar weinig precedenten bekend in
de rechtspraak.
o
Asiel-zaak
Een Peruaanse rebel gaat naar de Colombiaanse ambassade in Peru en krijgt daar
asiel. Peru wil geen “safe passage” verlenen om die man naar Colombia te laten
gaan. Colombia beweert dat als zij asiel geeft dit ook bindend is voor andere staten
want het is een vorm van lokaal gewoonterecht. Het Hof onderzocht of er binnen
Latijns-Amerika regionaal gewoonterecht bestaat inzake het verlenen van asiel aan
politieke vluchtelingen.
o
Right of Passage-zaak
Portugal heeft kleine grondgebiedjes in India. Portugal beweert het recht te hebben te
mogen passeren via Indisch grondgebied naar hun eigen grondgebied. Het Hof
erkent de mogelijkheid van een vorm van ‘lokaal gewoonterecht’ mits instemming van
alle betrokken partijen.
Afdeling 6. De identificatie van internationaal gewoonterecht
Om vast te stellen of een regel van internationaal gewoonterecht bestaat en wat de precieze
draagwijdte ervan is, is een grondige analyse van de beschikbare statenpraktijk en opinio
juris vereist. Een nuttige leidraad hierbij is het rapport van het International Law Association
Committee on Formation of Customary (General) International Law uit 2000. Het is
geïnspireerd door de rechtspraak van het IGH. Ook de VN-Commissie voor Internationaal
Recht werkt momenteel aan een gelijkaardige leidraad.
Het recht der gewapende conflicten, dit werd gepubliceerd door het ICRC. Het Rode Kruis
heeft een poging ondernomen om alle regels te identificeren die gewoonterechtelijk van aard
zijn. Men komt tot een opsomming van 161 regels. Wat was hier de relevante praktijk?
Welke instrumenten vormden de basis voor die 161 regels? Verdragen, resoluties, militaire
handboeken, nationale wetgeving, nationale rechtspraak, nationaal praktijk, VN-praktijk,…
In sommige gevallen is er weinig twijfel mogelijk rond het bestaan van een
gewoonterechtelijke norm en de concrete inhoud ervan. In andere gevallen is de identificatie
van gewoonterechtelijke regels moeilijker en leidt dit tot controverse.
Recht op zelfverdediging: afhankelijk van de precieze methodologische aanpak
komen auteurs soms tot de vaststelling dat dit recht ruimer, dan wel enger, moet
worden geïnterpreteerd.
Soms vindt men in de nationale of internationale rechtspraak nuttige analyses terug m.b.t. de
vraag of een bepaalde norm gewoonterechtelijk van aard is en/of wat de inhoud van een
gewoonterechtelijke norm is.
Een nuttige consultatiebron zijn de periodieke collecties van statenpraktijk in diverse
‘nationale’ internationaalrechtelijke tijdschriften, evenals sommige thematische collecties.
Een land als de VS publiceert zelf op jaarlijkse basis een handige ‘Digest of United States
Practice in International Law’.
Yasmine Ghys
20
Hoofdstuk 4. De verhouding tussen verdragsrecht en internationaal
gewoonterecht
Afdeling 1. Algemeen
Verdragen en gewoonterecht zijn de 2 belangrijkste bronnen van internationaal recht. Ze zijn
beide primair recht en staan op dus op dezelfde hoogte.
Wat als er een conflict zou zijn tussen de 2? Je moet de klassieke voorrangsregels
toepassen. ‘Lex posterior derogat priori’; de nieuwe wet heeft voorrang op de oude en ‘lex
specialis derogat generali’; de speciale wet gaat voor op de algemene.
Het is niet uitgesloten dat een bestaand verdrag wordt gewijzigd door een latere
gewoonterechtelijke norm, al is dit eerder uitzonderlijk (het omgekeerde komt eerder voor) en
gaat dit mogelijk gepaard met een (overgangs-)periode van rechtsonzekerheid.
Afdeling 2. Het belang van codificatie
Het gewoonterecht was het oorspronkelijke recht, het was ongeschreven. Gaandeweg is
men meer en meer van die zaken gaan codificeren. Gewoonterecht is iets moeilijker, en
heeft het nadeel van de onzekerheid. Het is veel moeilijker dan bij een verdrag om na te
gaan wanneer een gewoonterechtelijke regel is ontstaan, wat de inhoud ervan is,… Bij
verdragsregels stelt deze onzekerheid zich niet, of toch veel minder. Men heeft geprobeerd
zoveel mogelijk ongeschreven gewoonterecht te gaan codificeren. Verschillende multilaterale
verdragen zijn het resultaat van een poging om de bestaande gewoonterechtelijke norm in
vastere vorm te gieten, vaak in combinatie met een poging tot verdere ‘progressieve
ontwikkeling’ van het recht.
Commissie voor Internationaal Recht, dat is een subsidiair orgaan van de VN. Die is
opgericht in 1940 met het specifieke doel codificaties tot stand te brengen. Die bestaat uit 34
experten die zich ontfermen hierover. Ze komen ieder jaar gedurende een aantal weken
bijeen in Genève met als doel de systematische codificatie en verdere ontwikkeling van het
internationaal recht. Het is in het kader daarvan dat er verdragen tot stand komen, zoals het
WVV.
De ILC is verantwoordelijk voor verschillende van de belangrijkste bestaande multilaterale
verdragen.
Weens Verdrag inzake Diplomatieke Betrekkingen
Weens Verdrag inzake Consulaire Betrekkingen
WVV
Andere codificatiepogingen zijn minder geslaagd.
Verschillende instrumenten inzake statenopvolging
Vaak legt de ILC de basis voor verdragen die vervolgens in een internationale conferentie of
binnen de VN-AV worden goedgekeurd en voor ratificatie worden opgesteld. De ILC heeft
daarnaast ook een aantal gezaghebbende ‘ontwerpartikelen’ en ‘richtsnoeren’ geproduceerd.
Aansprakelijkheid van staten, van IO’s, m.b.t. het juridisch verbindende karakter van
unilaterale verdragen of nog m.b.t. voorbehouden bij verdragen.
Afdeling 3. De blijvende relevantie van internationaal gewoonterecht
Er zijn vandaag als maar meer codificaties. Wil dit zeggen dat gewoonterecht niet meer van
belang is? Nee, het internationaal gewoonterecht is nog steeds een belangrijke rechtsbron.
1. Er blijven nog heel wat domeinen over die nog niet gecodificeerd zijn. Je moet hier dus
noodgedwongen op terugvallen. Het is ook belangrijk omdat gewoonterecht de bindende
regels kan veralgemenen. Zodanig dat ze bindend zijn ten opzichte van alle staten.
Yasmine Ghys
21
Zeerechtverdrag, 1 van de belangrijkste verdragen: de VS heeft dit nooit geratificeerd.
Geen enkele president slaagt erin de Senaat te overtuigen. De VS beseft wel dat het
merendeel van de regels gewoonterechtelijk van aard zijn en ze alsnog gebonden
zijn.
2. Zelfs daar waar er geschreven verdragsrecht bestaat, blijft het gewoonterecht van belang
omdat het de bindende werking van verdragsregels kan uitbreiden naar nietverdragspartijen. Verdagen gelden alleen inter partes, daar waar regels van (algemeen)
internationaal gewoonterecht bindend zijn voor alle staten (behoudens elke persistent
objectors).
Een verdrag kan tot doel hebben om bestaand gewoonterecht te ‘verankeren’. Maar ook het
omgekeerde is mogelijk: een verdrag kan nieuwe regels in het leven roepen, die gaandeweg
deel gaan uitmaken van het internationaal gewoonterecht, naarmate ook nietverdragspartijen de bindende werking gaan erkennen en zich in hun gedragingen aan de
regels gaan conformeren.
USA is geen partij bij het VN-Zeerechtverdrag, maar erkent wel dat deel van de
regels die erin zijn neergelegd bindend zijn als gewoonterecht.
Art. 38 WVV bevestigt dat een in een verdrag neergelegde regel bindend kan worden voor
derde staten als een regel van internationaal gewoonterecht.
3. Waar internationaal gewoonterecht als nadeel heeft dat het gepaard gaat met een zekere
onzekerheid, biedt het als voordeel dat het, in functie van een veranderde statenpraktijk en
opinio, mee blijft evolueren met zijn tijd en kan inspelen op nieuwe maatschappelijke
ontwikkelingen. Dit laat toe dat het normatieve kader zich aanpast ook waar het (nog) niet
opportuun of haalbaar is om bestaande verdragen formeel te wijzigen of bepaalde regels in
een verdragstekst te gieten.
Het gelijktijdig bestaan van een verdragsregel en een gewoonterechtelijke regel kan andere
praktische gevolgen ressorteren.
Jurisdictie van internationale rechtscolleges, de mogelijkheid om aan bepaalde
verplichtingen te ‘ontsnappen’ door een voorbehoud te maken bij een verdrag of door
een verdrag op te zeggen.
Hoofdstuk 5. Overige bronnen
Afdeling 1. Algemene beginselen van internationaal recht
Dit zijn principes die gemeenschappelijk zijn aan diverse nationale rechtsstelsels en die je
kan toepassen op internationaalrechtelijke betrekkingen.
Er bestaat geen consensus rond een exhaustieve lijst van algemene rechtsbeginselen.
Nemo iudex in sua causa: niemand kan rechter en partij zijn in dezelfde zaak.
Beginsel van de goede trouw, het estoppel-beginsel, verbod van rechtsweigering
door de rechter.
In een aantal gevallen kan het onduidelijk zijn of men te maken heeft met een regel van
internationaal gewoonterecht, dan wel een algemeen rechtsbeginsel.
Wat is het belang? Dit zijn ook primaire bronnen, maar, je gaat hier pas beroep op doen
wanneer je een geschil niet kan oplossen aan die hand van verdragen en gewoonterecht.
Die hebben een soort van residuaire werking en zijn bedoeld om bepaalde lacunes op te
vullen.
Een bijzonder geval betreft de billijkheid. Dit concept, dat soms als een afzonderlijke
(formele) rechtsbron wordt gezien, verwijst naar de toepassing van beginselen van
rechtvaardigheid en redelijkheid (ex aequo et bono) op een bepaald geval. Het wordt soms
Yasmine Ghys
22
toegepast door hoven en rechtbanken, veelal in combinatie met andere argumenten. Deze
werkwijze kan nuttig zijn, al gaat zij gepaard met een element van onzekerheid.
Billijkheid kan worden toegepast:
I.
II.
III.
‘Infra legem’: om de toepassing van de rechtsregels te matigen/verzachten.
‘Praeter legem’: om de toepassing van de rechtsregels aan te vullen.
‘Contra legem’: om een rechtsregel aan de kant te schuiven.
Minstens in dit laatste geval moeten de partijen zich akkoord verklaren met de toepassing
van de billijkheid door de rechter.
Afdeling 2. Internationale Rechtspraak en Rechtsleer
Dit is een subsidiaire bron, je kan hier informatie in terug vinden maar die creëren geen
nieuw recht, noch rechtspraak, noch rechtsleer zijn rechtscheppend. Internationale
rechtspraak kan bijdragen tot interpretatie en opheldering van bestaande rechtsregels en
kom onder meer duidelijkheid scheppen omtrent het bestaan van gewoonterechtelijke
normen.
Rechtspraak: je hebt heel wat rechtscolleges en tribunalen. Het voornaamste vanuit
internationaalrechtelijk perspectief blijft het IGH. De uitspraken daarvan hebben een groot
gezag, ook al zijn deze in principe enkel bindend ten opzichte van de betrokken partijen. Het
IGH kent geen precedentenwerking (stare decisis). Het gezag dat van het IGH uitgaat wordt
voor een deel beïnvloed door de mate waarin individuele rechters in ‘dissenting opinions’ of
‘separate opinions’ een afwijkende mening propageren.
Er zijn ook nog diverse andere rechtscolleges die een belangrijke rol vervullen. Het EHRM,
het Joegoslavië-Tribunaal, het Iran-US Claims Tribunal en het Zeerechttribunaal hebben een
belangrijke bijdrage geleverd tot de verdere invulling van mensenrechten, het strafrecht en
het recht der gewapende conflicten,… Ook uitspraken van ad hoc arbitrage-tribunalen
kunnen een nuttige secundaire rechtsbron vormen.
Rechtsleer: vroeger was rechtsleer belangrijker. Vandaag is de impact van de rechtsleer
indirecter. Rechtsleer heeft vaak indirecte invloed op overheden, op rechters en, meer
rechtstreeks, op de codificatiepogingen binnen de Commissie voor Internationaal Recht.
Oplossingen voorgesteld in de rechtsleer kunnen doorsijpelen in de statenpraktijk of leiden
tot nieuwe verdragsinitiatieven.
2 interessante organisaties: Institut de Droit International en International Law
Association: 2 verenigingen van juristen, die geregeld resoluties, verklaringen of
rapporten aannemen die een zeker gezag hebben.
Afdeling 3. Besluitvorming van Internationale Organisaties
Er zijn ook nog bronnen die niet vermeld worden in art. 38 IGH maar die wel nog
internationaal recht kunnen creëren.
In eerste instantie denken we aan beslissingen en resoluties van internationale organisaties.
Kunnen die internationale rechten en plichten doen ontstaan? Om dit te weten moet je kijken
naar het oprichtingsinstrument. Daarin zie je of staten een soort van wetgevende
bevoegdheid hebben gedelegeerd aan de IO.
EU: deze is eerder uitzonderlijk, de meeste IO hebben een veel bescheidenere
bevoegdheid en kunnen enkel niet bindende resoluties aannemen. De Europese
instellingen hebben een ruime supranationale normerende bevoegdheid.
VN-Veiligheidsraad: kan bindende beslissingen aannemen binnen Chapter VII, maar
die worden verondersteld om vooral uitvoerend te zijn.
Yasmine Ghys
23
Internationale Zeebodemautoriteit: opgericht ingevolge het VN-Zeerechtverdrag
van 1982, levert onder meer vergunningen af met het oog op de exploratie en
exploitatie van de diepzeebodem.
Staten staan in de regel huiverachtig ten opzichte van beknotting van hun soevereine
prerogatieven. Veel internationale organisaties kunnen daarom slechts (niet-bindende)
aanbevelingen uitvaardigen. Voor het overige is hun beslissingsbevoegdheid veelal beperkt
tot het eigen interne functioneren.
Afhankelijk van de wijze waarop het oprichtingsverdrag is opgesteld hebben internationale
organisaties daarnaast een zekere bevoegdheid om het basisverdrag te implementeren via
het aannemen van secundaire wetgeving. Resoluties/beslissingen van internationale
organisaties kunnen mogelijk bijdragen aan de vorming van gewoonterecht en, in zoverre
ze niet strikt bindend zijn, kunnen ze ook een vorm van soft law uitmaken.
Hetzelfde geldt voor beslissingen aangenomen in het kader van periodieke plenaire
bijeenkomsten van de partijen bij een bepaald multilateraal verdrag, vaak spreekt men over
‘Conferences of the Parties’. Dergelijke overlegfora hebben klassiek tot taak om de
uitvoering van het verdrag op te volgen, maar dienen bv. ook al kader om amendementen op
het verdrag goed te keuren, of om Protocollen bij een Kaderverdrag aan te nemen. in het
relevante basisverdrag wordt hen soms een implementerende rol toegekend, waarbij zij
secundaire regelgeving kunnen aannemen. Uitzonderlijk krijgt een COP in het verdrag de
bevoegdheid om nieuwe, bindende regels aan te nemen bij consensus of bij
(gekwalificeerde) meerderheid.
Afdeling 4. Eenzijdige handelingen en verklaringen
Op basis van het principe van de goede trouw en het estoppel-beginsel wordt aanvaard dat
wanneer een staat op eenzijdige basis bepaalde verbintenissen op zich neemt, zij hier
naderhand niet zomaar kan op terugkomen ten nadele van andere staten.
Nuclear Tests Case
o
Zaak tussen Australië en Frankrijk. Periode waarin Frankrijk atmosferische
kernproeven uitvoert in de Stille Oceaan. Dit was niet naar de zin van Australië. Men
bracht Frankrijk voor het IGH, op basis van verklaring van verplichte rechtsmacht. Na
deze zaak heeft Frankrijk zijn instemming ingetrokken. Het Hof stelt vast dat Franse
overheidsvertegenwoordigers verschillende verklaringen hadden afgelegd waarin ze
vermelden dat Frankrijk zou stoppen met kernproeven. Het Hof heeft gezegd dat die
verklaringen juridisch bindend waren ten aanzien van Frankrijk. Het Hof creëert een
aantal criteria:
1. Ze moeten blijk geven van een wil om juridisch bindende gevolgen te creëren;
2. Ze moeten algemeen zijn;
3. Ze moeten openbaar gecommuniceerd zijn.
Aanvaarding of reactie van andere staten is niet nodig.
o
Suez-Crisis
Egypte verklaart dat derde staten vrije doorgang hebben doorheen het Suez-Kanaal.
o
Attorney-General
De Australische Attorney-General verklaart dat de informatie die verzegeld werd
tijdens een huiszoeking bij de Australische advocaat van Oost-Timor niet zou worden
gebruikt in het kader van een lopende arbitrageprocedure tussen Australië en OostTimor.
Dus eenzijdige verklaringen en handelingen kunnen rechten en plichten doen ontstaan, maar
he moet hier voorzichtig mee omspringen.
Yasmine Ghys
24
Klimaatonderhandelingen: er worden geregeld uitspraken gedaan door
regeringsleiders of minister waarbij ze zich engageren om dingen te realiseren. Zijn
dit bindende verklaringen? Nee, dit zijn politiek engagementen. Je moet je ervan
behouden te snel uit een eenzijdige verklaring juridisch bindende engagementen te
gaan lezen.
De ILC heeft in 2006 een document met richtsnoeren aangenomen waarin ze de criteria
aanhaalt, dit is geen juridisch bindend instrument. Deze richtsnoeren bouwen voort op de
rechtspraak van het IGH. Zij bevestigen dat unilaterale rechtshandelingen maar bindende
gevolgen ressorteren indien zij uitgaan van een overheidsvertegenwoordiger die hiertoe de
bevoegdheid heeft, en dat zij niet op arbitraire wijze kunnen worden ingetrokken.
Afdeling 5. ‘Soft law’ - ‘informeel recht’
Dit verwijst naar een geheel van niet bindende verklaringen.
Resoluties van de Algemene Vergadering: UVRM, loutere aanbeveling.
Wat is het belang? Ze kunnen geleidelijk aan de weg vrijmaken voor bindende regels en die
kunnen een vorm van statenpraktijk kunnen uitmaken die gaandeweg groeit tot een
gewoonterechtelijke norm.
Soft law vormt op zich een nevenproduct van de imperfectie van internationaal recht, dat een
horizontaal systeem is dat op consensualisme berust.
De term soft law wordt ook soms gebruikt om te verwijzen naar regels uit (bindende)
verdragen die dermate vaag en/of algemeen zijn opgesteld dat zij de verdragspartijen een
ruime mate van beoordelingsvrijheid laten en moeilijk(er) vatbaar zijn voor concrete
‘afdwinging’ en rechterlijke toetsing. Heel wat verdragen bevatten een combinatie van
specifieke bindende verplichtingen en andere bepalingen die eerder als aanmoediging zijn
geformuleerd.
Hoofdstuk 6. Hiërarchie
Er bestaan primaire en secundaire bronnen. De primaire bronnen staan op dezelfde hoogte,
al zal je algemene rechtsbeginselen amper gebruiken.
Er zijn een paar bijzondere afwijkende regels.
Art. 103 HVN, dat zegt dat het VN-Handvest voorrang heeft op andere verdragen. Dat geldt
niet enkel voor de eigenlijke bepalingen van het HVN. Dit geldt ook voor resoluties
aangegaan door de VN-Veiligheidsraad onder Hoofdstuk VII.
De Veiligheidsraad neemt geregeld economische sancties aan. Wat is het gevolg van die
sancties? Als ze bv. diamantenexport verbiedt tussen België en Liberia. Stel dat België een
bilateraal verdrag heeft met Liberia over de vrije handel van diamanten. Volgens art. 103
HVN zal die resolutie voorrang hebben op het bilaterale verdrag tussen Liberia en België.
Jus cogens, of dwingende normen van internationaal recht. Jus cogens is een soort van
aparte categorie van fundamentele regels die hoger staan in de hiërarchie. Het is een
concept dat ontwikkeld werd door de Commissie voor Internationaal Recht. Ze heeft dat
opgenomen in het WVV. Art. 53 geeft een soort van definitie. De definitie vertelt niet welke
regels jus cogens zijn. Hoe moet je dit gaan afleiden? Rechtspraak en rechtsleer, daar vind
je aanwijzingen. Er bestaat geen exhaustieve lijst van jus cogens.
Genocides, folterverbod, slavernijverbod… Deze gaan allemaal voor op andere
normen.
Een jus cogens norm kan alleen gewijzigd worden door een andere jus cogens norm en een
verdrags- of gewoonterechtsregel die strijdig is met een jus cogens norm, wordt als nietig
beschouwd.
Yasmine Ghys
25
De kwalificatie van een norm als deel van het ‘jus cogens’ heeft ook repercussies voor het
leerstuk inzake staatsaansprakelijkheid. In geval van ernstige schending van een jus cogens
norm moeten staten samenwerken om deze schending via rechtmatige middelen ten einde
te brengen. Geen enkele staat mag een door dergelijke schending gecreëerde situatie
erkennen of helpen in stand te houden.
Erga omnes, je mag jus cogens hier niet mee verwarren. Er is een grote overlap tussen
deze 2 concepten, maar ze hebben een verschillende betekenis en draagwijdte. Erga omnes
zijn de verplichtingen die je hebt ten aanzien van de internationale gemeenschap in haar
geheel. Dit gaat over het inroepen van aansprakelijkheid van staten.
o
Barcelona Traction Case
Eerste zaak waar erga omnes aan bod komt. Geschil tussen België en Spanje en het
gaat om een onderneming in Spanje, maar met Belgische aandeelhouders. België
begint een procedure tegen Spanje, het wil opkomen voor de aandeelhouders. De
vraag is of dit wel ontvankelijk is, kan België wel optreden tegen Spanje om de
belangen van die aandeelhouders te verdedigen? Het Hof erkent dat staten bepaalde
verplichtingen hebben ten aanzien van vreemde bedrijven die actief zijn binnen het
grondgebied. Het Hof zegt dat deze materie los staat van verplichtingen van de staat.
Met als gevolg dat wanneer een staat een geschil aanhangig wil maken, dat ze een
belang moet kunnen aantonen. Aan het eind van de rit zal het Hof besluiten dat
België dit niet heeft.
Elke jus cogens norm is een erga omnes, maar omgekeerd geldt dit niet. Ten aanzien van
normen die een erga omnes karakter hebben, moet je geen belang kunnen aantonen om de
aansprakelijkheid van een andere staat in te roepen voor een internationaal rechtscollege.
Iedereen mag opkomen om de aansprakelijkheid in te roepen.
o
België - Senegal (2012)
Habré heeft heel wat mensenrechtenschendingen begaan. Hij is gevlucht naar
Senegal, hij is daar met pensioen gegaan. Op basis van de Genocidewet hebben
enkele slachtoffers een procedure gestart tegen Habré. België vraagt Habré zelf te
berechten of hem uit te leveren. Senegal speelt eigenlijk een kat en muisspel, men wil
Habré niet uitleveren maar men heeft ook niet veel zin om het geschil zelf te gaan
berechten. België heeft het ermee gehad en men daagt Senegal voor het IGH,
omwille van dat eeuwige drama. Waarom wordt deze zaak dan aangehaald? Heeft
België hier belang bij, heeft ze schade geleden? België heeft geen belang, maar het
gaat om een erga omnes norm. Dit is een verplichting die je hebt ten aanzien van de
internationale gemeenschap in haar geheel. België hoeft geen belang aan te tonen
opdat dat verzoek ontvankelijk zal zijn.
Yasmine Ghys
26
Deel 3. Verdragenrecht
Hoofdstuk 1. Bronnen
Dit is het domein van het internationaal recht dat betrekking heeft op de totstandkoming van
verdragen, de uitlegging, de wijziging, de beëindiging,…
Waar vind je nu het verdragsrecht? Het Weens Verdragenverdrag (1969), een codificatie
van het vooraf bestaande gewoonterecht. Het is bijgevolg ook van belang met betrekking tot
verdragen gesloten door staten die geen partij zijn bij het WVV. Vele regels uit het WVV
hebben een ‘residuaire’ werking, ze zijn maar van toepassing in de mate dat de partijen bij
een concreet bi- of multilateraal verdrag er niet van afwijken.
De regels van het WVV zijn maar van toepassing op verdragen die beantwoorden aan de
definitie van art. 2(1) WVV, deze definitie omvat ook oprichtingsverdragen van internationale
organisaties en verdragen afgesloten binnen een internationale organisatie. Het is niet van
toepassing op verdragen afgesloten tussen internationale organisaties of mondelinge
akkoorden.
Het Weens Verdrag inzake Verdragen tussen Staten en IO’s of tussen IO’s onderling (1986).
Dit loopt grotendeels parallel met het WVV. Dit is nog niet in werking, het aantal ratificaties is
nog onvoldoende.
Het Weens Verdrag inzake statenopvolging met betrekking tot verdragen (1978). Het gaat
om een verandering in de uitoefening van soevereiniteit over een stuk grondgebied. Het is er
1 van de Commissie voor Internationaal Recht, maar er zijn heel weinig lidstaten partij bij.
Hoofdstuk 2. Totstandkoming en inwerkingtreding
Afdeling 1. Het sluiten van verdragen
Wie kan er onderhandelen? Daarvoor moet je kijken naar de Grondwet van het land. Het
interne recht van het land zegt wie die bevoegdheid heeft. Dat geldt vooral voor federale
staten, deelstaten,… In België geldt het principe ‘in foro interno, in foro externo’. Dit betekent
dat ook de deelstaten binnen de perken van hun bevoegdheid verdragen kunnen aangaan.
Verdragen die uitsluitend betrekking hebben op federale bevoegdheden worden afgesloten
door de Koning. Verdragen die uitsluitend betrekking hebben op gemeenschaps- of
gewestmateries worden door de gemeenschaps- of gewestregeringen afgesloten. Voor
gemengde verdragen is er een bijzondere regeling uitgewerkt, waarbij de betrokken
overheden op voet van gelijkheid deel uitmaken van een onderhandelingsdelegatie onder
leiding van de federale overheid.
Als vertegenwoordiger heb je een document nodig: ‘full powers’, soort van volmacht,
ondertekend door de regeringsleider of buitenlandminister. De meeste hebben dit nodig om
duidelijk te maken dat ze wel degelijk bevoegd zijn om op te treden en te onderhandelen
namens de staat. Niet iedereen heeft dit nodig, een buitenlandminister niet, maar ook
ambassadeurs, vertegenwoordigers van internationale organisaties hebben dit niet nodig. Bij
multilaterale verdragen zal de gaststaat of het secretariaat van de betrokken internationale
organisatie/conferentie verifiëren of de vereiste volmachten voorhanden zijn.
De aanneming van de tekst betekent op zich niet dat het verdrag bindende gevolgen
teweegbrengt voor de deelnemende staten: daartoe is immers een bijkomende instemming
vereist waarbij staten hun wil uitdrukken om door het verdrag gebonden te zijn. De
aanneming van het verdrag ‘activeert’ wel de procedurele bepalingen van het verdrag.
Stel onze handelingen zijn succesvol, dan gaan we op een bepaald moment de tekst
aanvaarden. Dit betekent de tekst gaan vastleggen. Normaal gebeurt dit bij unanimiteit, een
samenloop van wilsuitingen. Maar bij internationale conferenties wijkt men daar van af en
werkt men eerder met een 2/3de meerderheid. Het is complex om een unanieme
goedkeuring te verkrijgen. In de praktijk zien we ook dat we vaak met een consensus gaat
Yasmine Ghys
27
werken. Bij unanimiteit drukt iedereen zijn stem uit, als iedereen ja stemt, dan heb je
unanimiteit. Bij consensus zal iemand om bezwaren vragen.
De volgende fase is de authentificatie. Dit houdt in dat de authentieke kopij ,tenzij anders
overeengekomen, wordt ondertekend door de aanwezige partijen.
Afdeling 2. Instemming om door het verdrag gebonden te zijn.
De onderhandelingen, aanvaarding van de tekst en de authentificatie. Dit zijn de 3 klassieke
fases bij verdragssluiting. Betekent dat iedereen die getekend heeft, door dat verdrag
gebonden is? Het hangt er van af, maar meestal niet, toch vaak niet.
We hebben het verdragsluitend proces behandeld, maar volstaat dat als instemming om
gebonden te zijn? De instemming kunnen ze op verschillende manieren geven. Het WVV
voorziet in verschillende mogelijkheden: ondertekening, door uitwisseling van akten die een
verdrag vormen, door bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, of door ieder
ander overeengekomen middel. De minst formele variant is de ondertekening. In sommige
gevallen, vaak bij bilaterale verdragen, zal de loutere ondertekening van het verdrag volstaan
als blijk van je instemming om gebonden te zijn. De ondertekening geldt dan zowel als
authentificatie en tegelijk als uiting van instemming om door het verdrag gebonden te zijn. Dit
is een akkoord ‘in vereenvoudigde vorm’. Soms wordt gebruik gemaakt van een
ondertekening ‘ad referendum’, welke nog een definitieve bevestiging behoeft.
Bij veel verdragen, zeker bij multilaterale verdragen, is het niet zo eenvoudig. Er zijn wel
degelijk bijkomende formele stappen vereist. Via ratificatie of bekrachtiging kunnen staten
ook instemming geven. Wat is die ratificatie? Het is een bijkomende formele stap vanwege
de overheid, waarbij die met een document de instemming uitdrukt. Bij een bilateraal verdrag
ga je die 2 documenten uitwisselen. Je geeft het ratificatiedocument af aan de andere partij.
Bij multilaterale verdragen ga je het document gaan neerleggen bij de depositaris van het
verdrag waarbij je uitdrukkelijk je instemming geeft. Dit is formeler dan de loutere
ondertekening en wordt uitdrukkelijk vereist in heel wat multilaterale verdragen.
Wat is de reden van ratificatie? Waarom is het zo dat veel multilaterale verdragen een
bepaling voorzien die stelt dat staten een ratificatie instrument moeten neerleggen alvorens
zij gebonden zijn? Vroeger was het zo dat de ratificatie tot doel had om na te gaan of de
vertegenwoordiger binnen de perken van zijn bevoegdheid bleef. Nu is het vooral
geïnspireerd door de nood bij vele landen om de wetgevende macht de kans te geven om te
stemmen over het verdrag in kwestie. De grondwettelijke regels rond die inspraak van de
nationale wetgever lopen sterk uiteen.
In de VS kan de President het verdrag pas ratificeren wanneer de Senaat er met
2/3de meerderheid over gestemd heeft. Bv. Statuut van Rome, Bill Clinton was daar
aanwezig en zette zijn handtekening. Dit was tegen de wil van de Senaat, zij zouden
dit nooit goedkeuren. De handtekening is dus vooral symbolisch.
In België is art. 167 GW. van toepassing, de Kamer van Volksvertegenwoordigers
moet zich uitspreken over verdagen. Een verdrag mag pas geratificeerd worden door
de uitvoerende macht als de verschillende bevoegde nationale wetgevers akkoord
zijn gegaan.
In Australië mag enkel de uitvoerende macht beslissen over verdragen zonder dat de
wetgevende macht hun tegenhoudt.
Die vereiste van ratificatie is juist bedoeld om die landen waar het vereist is door de
grondwetten, toe te laten langs de wetgever te gaan, zeker te zijn dat de grondwettelijke
regels zijn nageleefd en nadien het ratificatie instrument neer te leggen.
De ratificatie is niet de stemming bij de wetgever! Het is het neerleggen van het document
door de uitvoerende macht, na een eventuele stemming bij de wetgever.
Yasmine Ghys
28
Wat als onze regering niet wacht en direct ratificeert, nog voor de kamer heeft gestemd. Is
België dan partij bij dat verdrag, is België gebonden of is het een ratificatie zonder waarde?
België zal partij zijn, je kan niet verwachten dat men gaat checken of elke partij zijn nationale
regels heeft nageleefd. Ze mogen als partij worden beschouwd. Dit hangt samen met de
regel dat men zich niet kan beroepen op een schending van nationaal recht om aan
internationaalrechtelijke verplichtingen te ontsnappen.
Varianten zijn aanvaarding en goedkeuring. Die sluiten wat aan bij de ratificatie. Ze
impliceren een minder plechtige vorm van ‘instemming’. Deze mechanismen laten een
zekere flexibiliteit toe in functie van de eigen nationaalrechtelijke bepalingen.
Toetreding is wel iets anders. Het verwijst naar de situatie waar een staat niet bij de
verschillende onderhandelingen was betrokken, heeft getekend maar pas nadien, na verloop
van tijd is ingetreden bij het verdrag.
Eens een staat heeft ingestemd om door een verdrag gebonden te worden, speekt men van
een ‘Verdragsluitende Staat’.
Wat is het gevolg van die instemming om door het verdrag gebonden te zijn? Moeten we alle
rechten en plichten van het verdrag uitvoeren? Het hangt er van af. Bij de meeste
multilaterale verdragen zal dit niet het geval zijn omdat dit pas moet vanaf de
inwerkingtreding van het verdrag. De inwerkingtreding valt niet samen met de ratificatie. Veel
multilaterale verdragen voorzien een bepaling dat er een minimum aan ratificaties moeten
zijn vooraleer het verdrag in werking zal treden. Pas vanaf de inwerkingtreding zal de
verdragspartij gehouden zijn door alle rechten en plichten vervat in het verdrag, voordien
heeft men minder vergaande verplichten. Men heeft vanaf de instemming de plicht om het
voorwerp en doel van het verdrag niet te schenden.
Afdeling 3. Voorbehouden
Voorbehouden zijn eenzijdige verklaringen ongeacht de bewoording, afgelegd door de staat
bij instemming waarbij hij te kennen geeft het rechtsgevolg van zekere bepalingen in hun
toepassing met betrekking tot deze staat uit te sluiten of te wijzigen. Je stemt in door een
verdrag gebonden te zijn en je treedt toe, maar gaat bepaalde bepalingen uit het verdrag
gaan uitsluiten of beperken. Voorbehouden verschillen van interpretatieve verklaringen. Dat
gaat om verklaringen van een staat waarin ze uitlegt op welke wijze ze bepaalde bepalingen
of begrippen uit het verdrag interpreteert. Ze doen geen afbreuk aan de draagwijdte van
verdragsverplichtingen.
Australische Verklaring m.b.t. Statuut van Rome: het Strafhof kan pas personen
vervolgen in subsidiaire orde. Het Strafhof zal dus pas in werking treden als nationale
rechtscolleges niet in staat zijn te vervolgen.
Verklaring Filippijnen m.b.t. UNCLOS: Filipijnen stellen dat de ratificatie geen enkele
impact zullen hebben op de soevereine rechten. Men probeert aan bepaalde
verplichtingen te ontsnappen.
Staten zullen soms de benoeming verklaring gebruiken voor een voorbehoud. Je moet
opletten als je verklaringen tegenkomt. Het kan een vermomming zijn.
Wat is het belang van die voorbehouden? Het gebruik van voorbehouden heeft een
belangrijk voordeel, maar ook een nadeel. Voordeel: je kan een zo breed mogelijk publiek
bereiken. Wat is het nadeel dan? Er is geen sprake van 1 geheel verdrag, je gaat meer
fragmentarisch resultaat bereiken.
Genocidewet voorziet in een verplichte geschillenbeslechting. Geschillen met toepassing van
de uitwerking van het verdrag kunnen in principe voor het IGH worden gebracht. Er waren
partijen die hier een voorbehoud hadden gemaakt. Er was vrij veel discussie, kan dit wel? De
Algemene Vergadering vraagt het IGH om haar advies. Het Hof aanvaardt dat zo’n
voorbehouden moeten kunnen, tenzij ze ingaan tegen doel en voorwerp van het verdrag.
Yasmine Ghys
29
Dat advies van het Hof vormt direct een inspiratie voor de basisregel die je terugvindt in het
WVV. Uitgangspunt: voorbehouden zijn toelaatbaar tenzij
(1) het verdrag uitdrukkelijk het gebruik ervan uitsluit, bv. Statuut van Rome.
(2) het verdrag alleen bepaalde voorbehouden toelaat, wanneer men identificeert de
welke kunnen en welke niet, bv. Vluchtelingenverdrag.
(3) ze ingaan tegen het voorwerp en het doel van het verdrag.
Kan je voorbehouden aannemen bij bilaterale verdragen? Nee, evident! Het gaat enkel bij
multilaterale verdragen.
Aanvaarden van voorbehouden, is dit vereist? Dit hangt er van af, als het uitdrukkelijk in het
verdrag staat uiteraard wel. Als niemand reageert, dan gaat men er van uit dat na een
periode van 12 maanden men geacht heeft het voorbehoud te hebben aanvaard.
Art. 20 WVV heeft betrekking op de aanvaarding van, en bezwaren tegen,
voorbehouden. Deze regeling bepaalt als volgt:
i.
ii.
iii.
iv.
v.
Een voorbehoud dat uitdrukkelijk is toegestaan in een verdrag hoeft niet door
de andere verdragspartijen te worden aanvaard (tenzij het verdrag dit
voorschrijft).
Een voorbehoud moet door de andere verdragspartijen worden aanvaard
indien uit het beperkte aantal staten dat heeft deelgenomen aan de
onderhandelingen en het voorwerp en doel van het verdrag blijkt, dat de
toepassing van het verdrag in zijn geheel tussen alle partijen een wezenlijke
voorwaarde voor instemming is.
Een voorbehoud bij de oprichtingsakte van een internationale organisatie
moet (behoudens afwijkende bepaling) worden aanvaard door het bevoegde
orgaan van deze organisatie.
In alle andere gevallen wordt een instemmingsakte waarin een voorbehoud is
vervat van kracht van zodra tenminste 1 staat het voorbehoud heeft aanvaard.
Een staat die niet binnen de 12 maanden bezwaar aantekent bij een
voorbehoud, wordt geacht deze stilzwijgend te hebben aanvaard.
Wat zijn de juridische gevolgen van een voorbehoud? Ze wijzigen de draagwijdte en
werking van bepaalde verdragsbepalingen. Er is een belangrijk tweede aspect, het is zo dat
staten niet enkel een voorbehoud kunnen gaan aanvaarden. Ze kunnen die ook gaan
verwerpen. Ze kunnen bezwaar aantekenen.
Art. 21 WVV preciseert voorts de rechtsgevolgen van voorbehouden en bezwaren:
i.
ii.
De bepaling waarop het voorbehoud betrekking heeft, wijzigt in de verhouding
tussen de staat die het voorbehoud maakt en de overige verdragspartijen.
Deze wijziging gebeurt op wederzijdse basis, en in de mate voorzien in het
voorbehoud. In de onderlinge betrekkingen tussen de overige verdragspartijen
blijft het verdrag echter onverkort gelden.
Indien een staat bezwaar maakt ten aanzien van het voorbehoud, zijn de
bepalingen waarop het voorbehoud betrekking heeft niet van toepassing
tussen de beide staten in de mate voorzien in het voorbehoud. Het verdrag zal
voor het overige wel gelden tussen de beide staten tenzij de
bezwaarmakende staat zich tevens verzet tegen de inwerkingtreding van het
verdrag in de onderlinge verhouding tussen de 2 staten.
Deze regel is in zekere zin gunstig voor staten die voorbehouden maken aangezien andere
staten zich in de praktijk zelden zullen verzetten tegen de inwerkingtreding van het verdrag in
de onderlinge betrekkingen tegenover staten die voorbehouden formuleren.
Staat A neemt een voorbehoud aan, staat B tekent bezwaar aan. Gevolg: de bepaling(en)
waarop het voorbehoud betrekking heeft zal niet van toepassing zijn tussen de staten. Wat
Yasmine Ghys
30
met de rest van het verdrag? Dat blijft gewoon van kracht tenzij die derde staat zich ook
verzet tegen de inwerkintreding van het verdrag.
Duitsland neemt een voorbehoud aan bij het Kinderrechtenverdrag dat in strijd is met
het voorwerp en het doel van het verdrag. Wat zegt men daar? De bepaling is toch
van kracht voor Duitsland.
Continentaal plat: je moet toepassing maken van de equidistantieregel, Frankrijk
maakt een voorbehoud aan. Frankrijk aanvaardt de toepassing van die
equidistantieregel maar in bepaalde gevallen. Het VK tekent bezwaar aan en ze
erkennen het voorbehoud niet. Wat is het gevolg hiervan? De bepaling is niet van
toepassing tussen de 2 landen. De rest van het verdrag is wel nog van kracht.
Voorbehouden en bezwaren kan je ook gaan intrekken. (zonder nood aan voorafgaande
instemming van andere partijen)
Het gevolg van voorbehouden is ook dat er verschillende verdragsrelaties tot stand komen.
Staat A heeft een voorbehoud, staat B aanvaardt, staat C formuleert bezwaar en
staat D verzet zich tegen inwerkingtreding. Gevolg? Tussen A en D is er geen
verdrag, tussen A en C verdwijnt de bepaling waarop het voorbehoud betrekking
heeft, tussen A en B wordt het voorbehoud toegepast. De relaties tussen B en C, C
en D, B en D: het volledige verdrag blijft van toepassing.
Voorbehouden zijn altijd al controversieel geweest. Heel veel voorbehouden zijn heel ruim
geformuleerd. “we aanvaarden het verdrag, voor zolang het in overeenstemming is met ons
nationaal recht of de Sharia.” Vandaar die controverse. Daar is politiek rond ontstaan. In
1994 heeft het VN-Mensenrechtencomité daar een storm veroorzaakt. Het VNMensenrechtencomité is het orgaan dat toezicht houdt op de uitvoering van het BUPOVerdrag. Je mag het mensenrechtencomité nooooit verwarren met de Mensenrechtenraad.
Dat is een subsidiair orgaan van de Algemene Vergadering van de VN, het is het grote
mensenrechtenorgaan van de VN, maar het is wel een politiek orgaan. Het comité heeft het
gehad met de talloze voorbehouden bij het BUPO-verdrag dus het neemt een general
comment aan: men gaat inhoudelijk een aantal voorbehouden ratificeren die niet door de
beugel kunnen. Die volgens het comité niet verenigbaar zijn met het voorwerp en doel van
het BUPO-verdrag, maar ook voorbehouden bij rechten die niet derogeerbaar zijn. Nietderogeerbare rechten zijn degene die je nooit kan inperken. De derogeerbare rechten kan je
mits bepaalde voorwaarden bepaalde beperkingen op voorzien. Het gevolg dat wordt
bevonden aan een voorbehoud dat strijdig is met het voorwerp en doel: de staat blijft
verbonden door het verdrag maar verliest het voordeel van het voorbehoud. Waarom ligt dit
zo gevoelig? Omdat internationaal recht in essentie berust om de consensus.
Het Comité heeft dit ook toegepast in een zaak: Trinidad en Tobago was een partij bij
een optioneel protocol bij het BUPO-Verdrag. Het voorziet in een individueel
klachtenmechanisme. T&T had een voorbehoud gemaakt dat klachten mogen, maar
met uitzondering van klachten die afkomstig zijn van mensen die ter dood
veroordeeld zijn.
Het ILC heeft een belangrijk document aangenomen (Guide to Practice on Reservations to
Treaties), een soort van richtsnoer rond de toepassing van voorbehouden en bezwaren. Het
heeft een aantal principes uitgelegd. Wat zegt het ILC over voorbehouden die ingaan tegen
voorwerp en doel van het verdrag? Men zoekt een compromis, het is aan de staat om zelf te
beslissen of ze gebonden wil blijven door het verdrag. De staat in kwestie heeft de keuze.
Maar dan moet men dit wel doen binnen een periode van 12 maanden anders mag je ervan
uitgaan dat een staat gebonden wil blijven.
Afdeling 4. Inwerkingtreding en voorlopige toepassing
De rechten en plichten vervat in een verdrag gaan maar volledig een uitwerking krijgen op
het ogenblik van de inwerkingtreding van het verdrag. Klassiek zal je zien dat multilaterale
Yasmine Ghys
31
verdragen een uitdrukkelijke bepaling bevatten. “Het verdrag treedt in werking wanneer er x
aantal ratificaties zijn ontvangen, 90 dagen nadien volgt de inwerkingtreding.” Vaak gaat het
om een combinatie van een minimum aantal bekrachtigingen en een bepaald tijdsverloop.
Het kan ook anders, staten kunnen kiezen op welke wijze ze dit willen formuleren.
Kyoto-Protocol: de landen die geratificeerd hebben moeten instaan voor minstens
55% van de globale CO2-uitstoor. Het is een soort dubbele drempel.
Wat als er niets is opgenomen in het verdrag? Dan zal het inwerkingtreden wanneer alle
staten die bij de onderhandelingen waren betrokken hun instemming hebben gegeven. Dit
volgens de residuaire regels van het WVV.
Ten aanzien van andere staten treedt het verdrag in werking op het ogenblik van hun
toetreding. Een staat ten aanzien waarvan een verdrag in werking is getreden, wordt
aangeduid als ‘Verdragspartij’.
Inwerkintreding volgt pas wanneer een drempel is bereikt, maar je kan ook voorzien in een
voorlopige toepassing ervan. Je kan voorzien dat een deel van het verdrag of het gehele
verdrag wordt toegepast nog voor de eigenlijke inwerkingtreding. Dit kan nuttig zijn wanneer
het bepaalde urgenties zijn.
Rechtsgevolgen voorafgaand aan de inwerkingtreding:
1) De procedurele bepalingen van het verdrag worden geactiveerd eens de tekst is
aangenomen.
2) Eens een staat een verdrag ondertekent, moet zij zich onthouden van handelingen
die het verdrag ‘zijn voorwerp en zijn doel zouden ontnemen’, althans totdat zij
desgevallend kenbaar maakt geen partij te willen worden bij het verdrag. Hetzelfde
geldt wanneer een staat haar instemming betuigt om daar een verdrag gebonden te
zijn: zolang dit verdrag niet in werking is getreden, is de staat niettemin gehouden
geen handelingen te stellen die het verdrag ‘zijn voorwerp en zijn doel zouden
ontnemen’, althans in de mate de inwerkingtreding van het verdrag ‘niet onnodig
worden vertraagd’.
Staten kunnen overeenkomen dat een verdrag of een deel ervan voorlopig wordt toegepast
in afwachting van zijn inwerkingtreding. Dergelijke ‘voorlopige toepassing’ kan uitdrukkelijk
in het verdrag worden ingeschreven of kan anderszins worden overeengekomen. ‘Voorlopige
toepassing’ kan nuttig zijn om de overgangsperiode tot de uiteindelijke inwerkingtreding van
een verdrag (of wijziging ervan) te overbruggen. Anderzijds staat dit soms op gespannen
voet met de nationale regels inzake de betrokkenheid van de wetgevende macht bij het
afsluiten van verdragen. Een staat die haar voornemen te kennen geeft om geen partij
worden bij een verdrag is niet langer gehouden tot voorlopige toepassing.
Hoofdstuk 3. Naleving, toepassing en uitlegging van verdragen
Afdeling 1. Toepassing
Overeenkomstig het fundamenteel beginsel ‘pacta sunt servanda’ dat de grondslag vormt
van het verdragsrecht, is ieder in werking getreden verdrag bindend ten aanzien van de
verdragspartijen en moeten zij dit verdrag te goeder trouw ten uitvoer te leggen.
Daarentegen ressorteert een verdrag in principe geen bindende gevolgen voor derde
partijen.
Verdragspartijen kunnen zich niet op bepalingen van hun nationale recht beroepen om de
niet-naleving van verdragsbepalingen te rechtvaardigen. Het voorgaande wil niet zeggen dat
de nationale rechter in een concrete zaak sowieso voorrang zal geven aan normen van
internationaal recht boven strijdige regels van het eigen nationaal recht. De doorwerking van
het internationaal recht in de nationale rechtsorde verschilt immers van land tot land. De
primauteit van verdragen boven het interne recht impliceert wel dat staten zich bij schending
van hun volkenrechtelijke verplichtingen niet op hun nationaal recht kunnen beroepen om
Yasmine Ghys
32
aan internationale staatsaansprakelijkheid te ontkomen. Een internationaal rechtscollege zal
de ingeroepen nationaalrechtelijke bepalingen desgevallend buiten beschouwing laten.
Uitzonderlijk kan een staat wel de nietigheid van een verdrag inroepen wanneer het
afgesloten werd op een wijze die onmiskenbaar in strijd is met een bepaling van nationaal
recht van fundamenteel belang betreffende de bevoegdheid tot het sluiten van verdragen.
Deze uitzondering moet wel met de nodige terughoudendheid worden uitgelegd teneinde de
belangen van derde staten te vrijwaren.
Tenzij het verdrag hiervan afwijkt of dit anderszins blijkt, heeft een verdrag geen
terugwerkende kracht en bindt het elke verdragspartij ten opzichte van haar hele
grondgebied. Staten kunnen hier echter van afwijken.
Frankrijk of het VK sluiten bij ratificatie bepaalde ‘overzeese gebieden’ of ‘crown
dependencies’ uit van de toepassing van het verdrag.
Art. 30 WVV bepaalt de regels die van toepassing zijn in geval van opeenvolgende
verdragen die betrekking hebben op eenzelfde onderwerp. In deze hypothese moet men
eerst nagaan of de verdragen zelf een conflictbepaling bevatten. Een verdrag kan immers
een uitdrukkelijke bepaling bevatten die stelt dat het primeert op andere, strijdige verdragen
of dat partijen geen onverenigbare verdragen zullen afsluiten. Omgekeerd kan een verdrag
ook bepalen dat het geen afbreuk doet aan bepaalde, eerdere bilaterale of multilaterale
verdragen.
Indien het verdrag zelf geen conflictbepaling bevat, valt men terug op de residuaire regels
van art. 30 WVV.
i.
ii.
In de relatie tussen staten die partij zijn bij beide verdragen moet men het
latere verdrag toepassen. Bepalingen uit het eerdere verdrag zullen alleen
toepassing vinden indien zij verenigbaar zijn met dit latere verdrag. Deze regel
vindt veralgemeende toepassing indien alle verdragspartijen zowel bij het
eerdere als bij het latere verdrag zijn aangesloten.
In de betrekkingen tussen 2 staten die niet allebei zijn aangesloten bij beide
verdragen daarentegen moet men de gemene deler toepassen. De
wederzijdse rechten en plichten worden met andere woorden geregeld door
het verdrag waarbij ze beiden partij zijn.
Afdeling 2. Interpretatie
Er zijn 3 grote benaderingen. De subjectieve, objectieve en de teleologische benadering. Als
je gaat kijken naar de basisregel in het WVV (art. 31 WVV), dan zie je dat men niet een
keuze maakt tussen die benaderingen.
•
•
•
Subjectieve benadering: klemtoon ligt op de bedoeling van de partijen.
Objectieve, tekstuele of letterlijke benadering: klemtoon ligt op de betekenis van
de bewoordingen.
Teleologische benadering: klemtoon ligt op voorwerp en doel van het verdrag.
Ieder van deze benaderingen heeft een onmiskenbaar nut, al is geen enkele op zich
zaligmakend. Zo zal een strikt ‘tekstuele’ benadering niet steeds volstaan om een zinvolle
uitlegging te geven aan een verdragsregel in een concrete situatie. Bij de ‘subjectieve’
benadering bestaat het gevaar dat men te zeer blijft vasthouden aan het verleden en geen
rekening houdt met latere evoluties. Bovendien is de oorspronkelijke bedoeling van de
partijen niet steeds eenvoudig te achterhalen. Bij de ‘teleologische’ benadering ontstaat het
risico dat men te zeer afwijkt van de oorspronkelijke bedoeling van de verdragspartijen,
hetgeen de legitimiteit kan aantasten.
Er is geen hiërarchie, men somt een aantal elementen op. “Een verdrag moet te goeder
trouw worden uitgelegd overeenkomstig de gewone betekenis van de termen van het
Verdrag in hun context en in het licht van het voorwerp en doel van het Verdrag.”
Yasmine Ghys
33
Er zijn een aantal primaire interpretatiemiddelen. Zo zegt men dat de latere praktijk en de
latere akkoorden deel uitmaken van de context. Je ziet ook een aantal subsidiaire,
ondergeschikte interpretatiemiddelen. Je mag die pas gaan hanteren naarmate de primaire
middelen niet volstaan. De voornaamste zijn de voorbereidende werkzaamheden. Het gaat
om alle schriftelijke weerslagen die deel uitmaken van het onderhandelingsproces.
Met de context van een verdrag wordt bedoeld:
a) Iedere overeenstemming die bij het sluiten van het verdrag bereikt is tussen alle
partijen.
b) Iedere akte opgesteld door 1 of meer partijen bij het sluiten van het verdrag en door
de andere partijen erkend als betrekking hebbend op het verdrag.
Naast de context moet ook rekening gehouden worden met:
a) Latere akkoorden tussen de partijen betreffende de uitlegging of toepassing van het
verdrag.
b) Latere gebruiken inzake de toepassing van het verdrag.
c) Andere relevante regels van het volkenrecht.
Er kan ook beroep gedaan worden op diverse interpretatieregels die ook in de nationale
rechtspraktijk worden gehanteerd.
Je hebt een aantal interpretatiemiddelen, wanneer er een geschil ontstaat dan gaat het
regelmatig om het bepalen van de precieze invulling van bepaalde bepalingen.
Art 1 EVRM: ‘De Hoge Verdragsluitende Partijen verzekeren een ieder die ressorteert
onder haar rechtsmacht de rechten en vrijheden [vastgesteld in dit Verdrag].’
Art. 2(1) BUPO: ‘Iedere Staat die partij is bij dit Verdrag verbindt zich de in dit Verdrag
erkende rechten te eerbiedigen en deze aan een ieder die binnen zijn grondgebied
verblijft en aan zijn rechtsmacht is onderworpen te verzekeren…’
In beide gevallen linkt men de toepassing van die verdragen aan de
uitoefening van de rechtsmacht van de verdragspartijen. Traditioneel werd dit
gelinkt aan het grondgebied, maar gaandeweg zie je in de rechtspraak dat er
daar een veel ruimere betekenis aan gaan geven is. Men is het gaan
toepassen op een soort van extraterritoriale basis. Bv. wanneer militairen
deelnemen aan een operatie in het buitenland. Niet alle staten staan op
dezelfde lijn. De USA verzet zich tegen een ruime invulling van die
bepalingen.
Memo’s Harold Koh, hij is de voormalige juridische adviseur van het State
Department. Hij schreef 2 memo’s over hoe je al die bepalingen van de
mensenrechtenverdragen moet gaan interpreteren. Die 2 memo’s waren
intern, het waren officiële documenten binnen de Amerikaanse administratie.
Ze zijn uitgelekt naar de pers.
Art. 27(3) HVN: ‘Besluiten van de Veiligheidsraad over alle andere zaken zijn
aangenomen, indien negen leden, waaronder zich de permanente leden bevinden,
vóór stemmen…’
Wat als 13 landen voorstemmen, 1 van de niet-permanente leden stemt tegen
en 1 van de permanente leden onthoudt zich. Is die resolutie aangenomen?
Neen, want 1 van de permanente leden heeft niet voor gestemd. Is dat de
manier waarop die bepaling effectief wordt geïnterpreteerd in de praktijk? Nee,
onthoudingen tellen niet mee. Het wordt niet als een veto gezien, het is pas
wanneer men effectief nee stemt, dat men een resolutie kan blokkeren. Hoe
komt dit? Het hangt samen met de praktische toepassing van de bepaling, er
zijn heel wat precedenten waar dit al gebeurd is.
Hoeveel permanente leden zijn? Frankrijk, China, USA, VK, Rusland.
Yasmine Ghys
34
Art. 51 HVN: ‘Geen enkele bepaling van dit Handvest doet afbreuk aan het inherente
recht tot individuele of collectieve zelfverdediging in geval van een gewapende aanval
tegen een Lid van de Verenigde Naties, totdat de Veiligheidsraad de noodzakelijke
maatregelen ter handhaving van de internationale vrede en veiligheid heeft
genomen.’
Er zijn 2 uitzonderingen op het geweldverbod. In het handvest vind je hier du
2 uitzonderingen op. Het ene is het recht op zelfverdediging, de andere is het
militair optreden met machtiging van de VN-Veiligheidsraad.
Er bestaat een discussie rond het concept gewapende aanval. Moet een land
wachten tot het aangevallen wordt of mag je een aanval anticiperen wanneer
het een dreiging vormt? De meningen daarover lopen uiteen. Als je kijkt naar
de tekst moet je besluiten dat preventieve aanvallen niet toegestaan zijn.
Wanneer je vasthoudt aan een letterlijke interpretatie, kom je aan een absurd
resultaat volgens de voorstanders van preventieve aanvallen. Er is nog een
aspect die heel wat voer voor discussie geeft. Het toestaan van het recht op
zelfverdediging tegen niet statelijke groepen. Kan je het recht op
zelfverdediging uitoefenen wanneer je het slachtoffer wordt van niet statelijke
groepen, een rebellengroep? De bepaling zegt daar helemaal niets over. Het
gaat gewoon om een aanval tegen een lidstaat. Hoe moeten we dit oplossen?
Je moet gaan kijken naar de latere toepassing, hoe het artikel wordt toegepast
in de praktijk.
Bij de interpretatie van de tekst moet men zich steunen op de authentieke versies van de
tekst, niet op andere vertalingen. Indien er meerdere authentieke versies zijn opgemaakt,
worden de gebruikte termen geacht eenzelfde betekenis te hebben in de onderscheiden
versies en moet men deze teksten zo goed als mogelijk met elkaar trachten te verzoenen,
rekening houdend met voorwerp en doel van het verdrag.
Hoofdstuk 4. Amendering en wijziging van verdragen
Verdragen blijven soms zeer lang bestaan, dus het wijzigen ervan is belangrijk.
Bij een bilateraal verdrag is het evident dat je de goedkeuring nodig hebt van de beide
partijen. Bij multilaterale verdragen vind je meestal een bepaling terug die (1) vaststelt welke
meerderheid je nodig hebt, welke drempel nodig is en (2) op welke wijze die wijziging in
werking zal treden.
Er zijn hier 2 verschillende benaderingen. 1 waar een wijziging zal gelden voor iedereen en 1
waar het enkel geldt voor degene die de nieuwe versie ratificeren. Gevolg is dat er meerdere
versies van een verdrag bestaan.
Art. 108 HVN: Besluitvorming wanneer 2/3de van de Algemene Vergadering het
goedkeurt. Inwerkingtreding wanneer het geratificeerd wordt door 2/3de van de
Algemene Vergadering + de 5 permanente leden van de Veiligheidsraad. Stel België
stemt tegen en legt geen bekrachtiging neer, is het toch gebonden? Ja. Als zij daar
een probleem mee heeft, wat moet ze dan doen? Uit de VN stappen!
Art. 20 KP: akkoord wordt bereikt bij consensus en als dit niet lukt via gekwalificeerde
meerderheid. Enkel de landen die instemmen zijn gebonden door de gewijzigde
versie.
Doha-amendement: het is een wijziging van het protocol die een nieuwe
emitiereductie voorziet. Is die wijziging ook van kracht intussen? Neen. Er zijn
te weinig ratificaties, de drempel voor inwerkingtreding is nog niet bereikt. Een
lichtpunt is dat een aantal westerse landen de facto wel al heeft gezegd dat ze
de plichten aan het toepassen is.
Yasmine Ghys
35
Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof: amendementen worden
aangenomen met consensus, of indien consensus onmogelijk blijkt, met 2/3e
meerderheid. Deze amendementen treden in werking ten aanzien van alle
verdragspartijen van zodra 7/8ste ervan ze heeft bekrachtigd of aanvaard. Het maakt
een uitzondering voor wat betreft amendementen van de artt. 5-8, welke de materiële
jurisdictie afbakenen van het Strafhof. Amendementen van deze bepalingen zijn
alleen bindend ten aanzien van staten die ook daadwerkelijk instemmen om door
deze wijzigingen gebonden te zijn.
Indien een multilateraal verdrag geen uitzonderlijke amenderingsprocedure voorziet, valt
men terug op het WVV. Die bepaalt:
•
•
Dat elke voorstel tot amendering aan alle verdragsluitende Staten moet worden
meegedeeld en dat elke van hen het recht heeft deel te nemen aan de
onderhandelingen hierover.
Dat de amendementen alleen bindend zijn voor de staten die partij worden bij
amenderingsovereenkomst.
Naast de residuaire procedure inzake het ‘amenderen’ van een multilateraal verdrag,
behandelt het WVV tot slot nog de mogelijkheid van een ‘inter se-wijziging’ van
multilaterale verdragen tussen slechts bepaalde partijen. Dergelijke wijziging is maar
mogelijk indien
•
•
•
Zij niet wordt uitgesloten door het verdrag.
Zij de positie van andere verdragspartijen niet aantast.
Niet onverenigbaar is met het voorwerp en doel van het verdrag.
Partijen die een verdrag onderling ‘wijzigen’ moeten dit bovendien ter kennis brengen van de
overige verdragspartijen.
Hoofdstuk 5. Ongeldigheid, beëindiging en opschorting van de werking
van verdragen
Afdeling 1. Nietigheid
Wanneer je een contract sluit zijn er onder het nationaal recht verschillende situaties waar je
de geldigheid kan gaan betwisten. Je kan een onderscheid maken tussen absolute en
relatieve nietigheidsgronden. De relatieve moet je zélf inroepen, de absolute gelden
vanzelf. Indien de staat die een relatieve nietigheidsgrond kan invoeren hieraan verzaakt,
hetzij door uitdrukkelijk te aanvaarden dat het verdrag geldig blijft, dan wel door te berusten,
kan zij de grond nadien niet langer inroepen. Bij absolute nietigheidsgronden is geen
instemming of berusting mogelijk.
Absolute nietigheid geldt steeds voor het verdrag in zijn geheel. Bij relatieve nietigheid zijn
alleen de verdragsbepalingen waarop het gebrek betrekking heeft nietig, of kan de staat die
het recht heeft de nietigheidsgrond in te roepen kiezen om dit te doen aanzien van het
verdrag in zijn geheel, dan wel alleen ten aanzien van de bepalingen waarop het gebrek
betrekking heeft.
België stuurt een onderhandelaar voor het KP en hij mag akkoord gaan met een
reductieverplichting tot -20%, hij tekent voor iets tot -25%. Hij gaat zijn bevoegdheid
te buiten. Is België gebonden? In principe wel, maar je kan een relatieve
nietigheidsgrond inroepen.
Er zijn niet veel precedenten waar deze nietigheidsgronden zijn ingeroepen.
Een eerste relatieve nietigheidsgrond betreft de situatie waarin de instemming van een staat
is gegeven in strijd met nationale bepalingen met betrekking tot de bevoegdheid tot het
sluiten van verdragen. Er kan van derde staten niet verwacht worden om zich proactief te
informeren omtrent de nationale wetgeving van andere staten en eventuele ontwikkelingen
Yasmine Ghys
36
van deze wetgeving op te volgen. Niet-naleving van deze regels geeft daarom alleen
aanleiding tot (relatieve) nietigheid wanneer het gaat om een ‘onmiskenbare’ strijdigheid van
een ‘regel van fundamenteel belang’ van de staat in kwestie.
Dwaling is slechts een nietigheidsgrond indien de dwaling betrekking heeft op een feit of
situatie welke een ‘wezenlijke grond’ vormde voor de instemming van de staat in kwestie.
Bovendien kan ‘dwaling’ niet worden opgeworpen door een staat die door zijn gedrag zelf tot
de dwaling heeft bijgedragen of “wanneer de omstandigheden van dien aard waren dat de
staat bedacht had moeten zijn op de mogelijkheid van een dwaling”.
o
Temple of Preah Vihear
De tempel Preag Vihear ligt op 2 grondgebieden. Grotendeels op grondgebied in
Cambodja maar de meest toegankelijke ingang is op grondgebied van Thailand. Ze
zijn aan discussiëren van wie die tempel is. Soms loopt het uit tot een gewapend
conflict. Zaak komt voor met de vraag van de interpretatie van de uitspraak van 1962
met voorlopige maatregelen: geen gewapende activiteit meer in die zone, Thailand
mag vrije toegang tot Cambodja niet beperken, aanvoer van goederen mag ook niet
belemmerd worden, onthouden van elke activiteit die de zaak zou erger maken. In
2013 oordeelt het IGH dat de tempel zich op het grondgebied van Cambodja bevindt.
Bedrog kan worden aangevoerd indien een staat er ingevolge het bedrieglijk gedrag van
een andere staat is toe gebracht om met een verdrag in te stemmen.
o
Australië vs. Oost-Timor
Verdrag inzake Timoreese Zee. Wat is er belangrijk aan die zee? Er bevinden zich
veel oliën. Vanuit economisch perspectief is dit interessant. Het gaat over de
gezamenlijke exploitatie, Australië heeft meer de middelen en het kapitaal om dit te
doen dus de 2 gaan samenwerken. Er wordt een akkoord vastgelegd over de
opbrengst. Oost-Timor claimt principe van het equidistantieprincipe. Er zijn eigenlijk 2
geschillen. De vergaderzaal van Oost-Timor zou afgeluisterd zijn door Australië.
Australië zou die gebruikt hebben om haar positie te verbeteren. Toepassing van de
relatieve nietigheidsgrond bedrog. Er bestaat nog een tweede procedure, Australië is
binnengevallen bij de advocaat van Oost-Timor en heeft daar een hoop documenten
in beslag genomen. Oost-Timor heeft Australië voor het IGH gebracht. Australië werd
verplicht die documenten te verzegelen. Australië heeft besloten om die documenten
terug te geven met als gevolg dat de procedure is stopgezet, vandaag loopt er dus
nog 1, die voor het arbitragetribunaal. De vraag rond de nietigheid is dus alsnog niet
beantwoord.
Corruptie van een vertegenwoordiger van de staat is slechts een grond tot (relatieve)
nietigheid indien zij een wezenlijke invloed heeft gehad op de houding van de
vertegenwoordiger.
Absolute nietigheidsgronden moet je niet inroepen, die kan je ook niet op een of andere
manier rechtzetten. Die hebben tot gevolg dat je verdrag vanaf het begin nietig is. Wanneer
de instemming van een staat is verkregen door het uitoefenen van dwang op een
vertegenwoordiger van de staat, geeft dit aanleiding tot absolute nietigheid. Hetzelfde geldt
wanneer de instemming van de staat is verkregen ingevolge de bedreiging met, of het
gebruik van, geweld tegen een staat. Een verdrag dat strijdig is met een bestaande norm
van jus cogens, je gaat bv. een genocide gaan organiseren, heeft geen enkele waarde. Ook
wanneer je een bilateraal verdrag bekomt door die andere staat te gaan bedreigen met
geweld. Stel puur hypothetisch dat de VS Irak binnenvalt en onmiddellijk na die militaire
interventie een verdrag afdwingt waarbij de VS 50% van de olie inkomsten krijgt, dat kan niet
door de beugel.
Kan je economische of diplomatieke druk gebruiken om een verdrag af te sluiten? Heeft dit
tot gevolg dat een verdrag nietig is? Neen. We leven in een wereld waarin de
machtsverhoudingen ongelijk zijn en waar het ene land zijn positie beter kan uitspelen dan
Yasmine Ghys
37
het andere. Men spreekt soms van ongelijke verdragen die onevenredige rechten en plichten
opleggen tussen sterkere en zwakkere staten.
Afdeling 2. Beëindiging en schorsing - Algemeen
Wanneer alle partijen het eens zijn om een verdrag te beëindigen, er is onderlinge
overeenstemming, dan is het evident. Ook wanneer een verdrag niet langer wordt toegepast
(‘desuetudo’). Dan ziet men dat als een impliciet collectief beëindigen.
Interessanter is de unilaterale beëindiging van verdragen. Op welke wijze kan je unilateraal
een bilateraal gaan opzeggen of je terugtrekken uit een multilateraal verdrag? Het startpunt
is kijken naar de bepalingen van het verdrag. De bepalingen van het WVV zijn residuair van
aard. Je gaat eerst kijken naar de bepalingen in je eigen verdrag. Wanneer het verdrag
zaken niet regelt, dan val je terug op de residuaire bepalingen van het WVV.
Als er niets in het verdrag staat, geldt het WVV, die zegt dat opzegging of intrekking niet
mogelijk is tenzij het volgt uit de aard van het verdrag of de wil van de partijen. Bovendien
geldt er een opzegtermijn van 12 maanden.
HVN: er is geen artikel inzake terugtrekking. Is het staten wel toegestaan zich terug te
trekken als je kijkt naar de onderliggende aard van het verdrag? Er zijn niet echt
precedenten, lidstaten hebben enkel hun lidmaatschap opgeschort tijdelijk. Je zou
kunnen zeggen dat een verdrag dat een internationale organisatie opricht zich qua
aard wel leent tot terugtrekking, je kan staten niet verplichten eeuwig lid te blijven van
een internationale organisatie.
Grensverdrag: een verdrag waar je territoriale of maritieme grenzen gaat afbakenen,
als daar niets in staat over terugtrekking of opzegging. Kan je daar dan uitstappen
nadien? Bv. Nederland wil zich terugtrekken, kan dit? Het verdrag bevat geen
concrete bepalingen daarover. Dit kan als het andere land daar akkoord mee gaat
maar kan dit ook op eigen initiatief? Neen, de aard van het verdrag is bedoeld om te
allen tijde te blijven gelden.
Vluchtelingenverdrag: bevat een bepaling tot terugtrekking, het herhaalt min of meer
de algemene regel.
Terugtrekking
Noord-Korea
uit
het
Non-Proliferatieverdrag:
het
nonproliferatieverdrag gaat over de niet verspreiding van kernwapens. Het verdrag bevat
een vage algemene clausule. Wanneer een land vind dat er bepaalde essentiële
belangen op het spel staan kan men zich terugtrekken. Noord-Korea heeft zich daar
uit teruggetrokken, men voelde zich bedreigd door de VS.
Brexit: in Groot-Brittannië verwacht men zich aan een referendum over de vraag of
Groot-Brittannië lid moet blijven van de EU. Kan je uit de EU stappen? Ja, het is een
regionale organisatie. Je kan een staat niet verplichten tegen zijn wil lid te blijven een
organisatie.
Afdeling 3. Beëindiging en schorsing - Bijzondere bepalingen
Er zijn nog een aantal bijzondere situaties in het WVV vermeld die de beëindiging van het
verdrag kunnen rechtvaardigen.
Een verdrag zal in principe niet eindigen louter omdat het aantal verdragspartijen terugvalt
tot beneden het voor inwerkintreding verplichte aantal, behoudens wanneer het verdrag dit
uitdrukkelijk bepaalt zoals in het Genocideverdrag.
In het verdragsrecht heb je iets gelijkaardig aan de enac uit het verbintenissenrecht. In het
verdragsrecht heb je de materiële schending van een verdrag. Als staat A het contract niet
uitvoert, dan moet staat B dit ook niet doen. Het is de meest ingeroepen grond voor
verdragen te beëindigen.
Yasmine Ghys
38
Niet elke schending, alleen schending van essentiële bepalingen van het verdrag kunnen
aanleiding geven tot dit soort beëindigingen. Soms gaat het verdrag bepaalde clausules als
essentieel gaan beschouwen.
Bij humanitaire verdragen geldt dit principe niet.
Conventies van Geneve: gaan over wat je al dan niet kan doen in het kader van een
gewapend conflict. Een staat begaat grootschalige oorlogsmisdaden en leeft zijn
verplichtingen niet na. Kan de andere staat dat inroepen om het contract te
beëindigen? Neen, want hier speelt het aspect humanitaire verdragen. Je kan die niet
zomaar opzeggen naar aanleiding van een materiele schending. Het is niet omdat de
ene partij haar verplichtingen niet naleeft dat dit oorlogsmisdaden van de andere zijde
zou kunnen rechtvaardigen.
Een materiële schending van een bilateraal verdrag geeft aan de andere partij de
mogelijkheid om het verdrag te beëindigen of om op te schorten, dit gebeurt niet
automatisch. In geval van een multilateraal verdrag kunnen de overige verdragspartijen
collectief besluiten het verdrag te beëindigen of op te schorten, hetzij tussen alle partijen,
hetzij in de betrekkingen tussen henzelf en de inbreukmakende staat.
Wanneer het verdrag van dien aard is dat de schending de positie van elke andere
verdragspartij aantast, kan ieder van deze partijen de schending aanvoeren als grond voor
opschorting van het verdrag.
Het WVV bevat een aantal bijzondere situaties die aanleiding kunnen geven tot eenzijdige
beëindiging.
Force Majeur gaat over een situatie waarin de uitvoering van een verdrag eenvoudig weg
onmogelijk wordt gemaakt door een factor die je zelf niet onder controle hebt, een externe
factor. Loutere (financiële) moeilijkheden zijn onvoldoende. Indien de mogelijkheid tijdelijk
van aard is, kan zij slechts aanleiding geven tot een opschorting van het verdrag. Overmacht
kan niet worden ingeroepen wanneer zij resulteert uit een schending door de partij in kwestie
van 1 van haar verplichtingen.
Wezenlijke verandering der omstandigheden (rebus sic stantibus) heeft betrekking op een
wijziging van de context. 1 van de essentiële factoren die noodzakelijk was om het verdrag af
te sluiten, is niet langer aanwezig. Je kan niet langer verlangen om het verdrag nog te gaan
uitvoeren. Dit is iets wat je restrictief moet gaan uitleggen om misbruik te gaan voorkomen.
Niet elke wijzigen van de politieke context kan een excuus zijn om een verdrag te gaan
beëindigen. Het WVV voorziet diverse cumulatieve voorwaarden:
•
•
•
De wijziging was niet voorzien door de partijen.
Het gaat om een wijziging van omstandigheden die een wezenlijke grond vormden
voor de instemming van de partijen.
De wijziging wijzigt de verplichtingen onder het verdrag geheel.
De ‘wezenlijke verandering’ mag niet resulteren uit een schending door de partij in kwestie
van 1 van haar verplichtingen. Het kan niet worden ingeroepen ten aanzien van
grensverdragen.
Het verbreken van de diplomatieke of consulaire betrekkingen tussen 2 staten heeft geen
gevolgen voor de onderlinge rechtsbetrekkingen, behoudens indien, en in zoverre, het
bestaan van deze betrekkingen onontbeerlijk is voor de toepassing van bepaalde verdragen.
Zo lijken uitleveringsverdragen bezwaarlijk uitvoerbaar bij gebrek aan diplomatieke of
consulaire relaties tussen de betrokken landen.
o
Gabcikovo-Nagymaros-Zaak
Hongarije, Tsjechië-Slovakije sloten een verdrag dat voorzag in de bouw van sluizen
op de Donau om de navigatie te verbeteren, om daar hydro-elektriciteit uit te puren.
Na verloop van tijd is Hongarije niet meer zo blij met dat verdrag, er is politieke
Yasmine Ghys
39
commotie en men besluit om het, zonder de verplichtingen nagekomen te zijn, te
gaan beëindigen. Men meldt aan Slovakije dat men het verdrag wil beëindigen, men
roept een aantal gronden op. Ze komen overeen om het geschil voor te leggen aan
het IGH. We moeten eerst kijken naar wat er in het verdrag staat, dan komen we
terug op de residuaire regel aangezien het verdrag niets zegt. We moeten dus kijken
naar de aard van het verdrag en de onderliggende wil van de partijen. Een verdrag
waarin 2 staten overeenkomen om een bepaald infrastructuurproject uit te voeren, is
dat iets dat zich qua aard leent tot eenzijdige opzegging? Nee, uit de aard kan je
afleiden dat dit niet mogelijk is. Dus derde stap, je moet kijken of er bepalingen van
die bijzondere gronden zijn tot beëindiging. In het verder loop zie je dat het Hof één
voor één de argumenten bekijkt die Hongarije inroept, men beroept zich ondermeer
op force majeur en rebus sic stantibus. Het Hof gaat die gronden heel restrictief
invullen. Hongarije strandt telkens op een ‘njet’. De beëindiging is strijdig met het
verdragenrecht.
In 2011 heeft het ILC een reeks ‘ontwerpartikelen’ aangenomen inzake ‘de gevolgen van
gewapende conflicten op verdragen’. Het uitgangspunt is dat het bestaan van een gewapend
conflict niet automatisch leidt tot de beëindiging of opschorting van verdragen, doch dat men
moet kijken naar de uitdrukkelijke bepalingen in het verdrag, evenals naar de aard van het
verdrag en de kenmerken van het gewapend conflict. Het document bevat in bijlage een
overzicht van verschillende types verdragen die geacht worden van toepassing te blijven
ongeacht het uitbreken van een gewapend conflict:
• Verdragen inzake het recht der gewapende conflicten,
• Mensenrechtenverdragen,
• Verdragen die een permanent regime vestigen,
• Milieuverdragen,
• Verdragen inzake geschillenbeslechting.
Yasmine Ghys
40
Deel IV. Interactie tussen nationaal en internationaal recht
Hoofdstuk 1. Algemeen
Er is een grote mate van interactie tussen nationaal en internationaal recht, bv. wanneer er
een verdrag wordt aangenomen. Dat verdrag voert zichzelf niet uit. In welke mate kan je
internationaal recht gaan inroepen voor de Belgische rechter? Kan dit? Hetzij om je claim te
ondersteunen, hetzij als verweer van andere claims. In de realiteit gebeurt dit zeer vaak.
Hoofdstuk 2. Twee theorieën: monisme en dualisme
Afdeling 1. Algemene kenmerken
Dualisme gaat er van uit dat nationaal recht en internationaal recht gescheiden rechtsordes
zijn waardoor je internationaal recht niet voor de nationale rechter kan inroepen. Anders
gesteld, vooraleer je internationaal recht kan inroepen in een dualistisch land, moet dat eerst
worden omgezet in nationale wetgeving. De nationale wetgever moet tussenkomen en moet
wetgeving aannemen opdat die verdragen deel zouden gaan uitmaken van de nationale
rechtsorde. Pas dan kunnen die worden ingeroepen voor de nationale rechter. Internationaal
recht kan pas ingeroepen worden voor de nationale rechter wanneer het is omgezet in
nationale wetgeving. Dit betekent dat wanneer het niet wordt omgezet dan zal de rechter
alleen het nationale recht gaan toepassen ook wanneer het eigenlijk strijdig is met het
internationaal recht. Indien het wel wordt omgezet, dan zal men de klassieke
voorrangsregels gaan toepassen. ‘Omzetting’ kan ook via ‘blanco incorporatie’, dit is door
een korte (formele) wet aan te nemen waar het Verdrag wordt aangehecht. Voor België
houdt in dat een wet voorgaat op een KB, een latere wet gaat voor op een oudere wet, een
speciale wet gaat voor op een algemene wet. Voorbeelden van dualistische landen zijn
Groot-Brittannië, Australië en Canada.
Monisme beschouwt het internationaal recht als 1 groot geheel. Daar aanvaardt men dat
internationaal recht kan worden ingeroepen voor de rechter. Er is geen omzetting nodig in
nationaal recht. Dat verdrag zal voorrang krijgen boven nationaal recht.
Wat zijn de voor- of nadelen van de beide? Dat heeft ergens impact op de
staatsaansprakelijkheid van staten. Dualistische landen lopen een hoger risico om voor
een internationale rechtbank te worden veroordeeld. Waarom? Omdat de nationale rechters
nu eenmaal nationale wetgeving voorrang zullen geven, ook al is die strijdig met het
internationaal recht.
Groot-Brittannië heeft een verdrag omgezet in nationale wetgeving, het EVRM.
Voordien zien we dat Groot-Brittannië vaak werd veroordeeld voor het Hof in
Straatsburg. Waarom? Omdat de Britse rechters voorrang gaven aan nationale
wetgeving zonder rekening te houden met het EVRM. Wat is er gebeurd na de
goedkeuring van die wet? Het aantal veroordelingen is gedaald. Waarom? Omdat de
Britse nationale rechter rekening houdt met het EVRM.
Er wordt ook wel eens gezegd dat dualisme democratischer is dan monisme. Waarom? Bij
dualisme moet de nationale wetgever tussenkomen, bij monisme moet dit niet. Omwille van
die tussenkomt van de wetgever, zegt men wel eens dat het democratischer is. Je moet ook
rekening houden met de bevoegdheid van de regering en parlement om verdragen af te
sluiten. Engeland is een dualistisch land, België een monistisch land, in Engeland moet de
nationale wetgever verdragen omzetten, in België moet dit niet. Maar dat wordt voor een stuk
gecompenseerd door de verschillen in verdragsluitende bevoegdheid. In België worden
verdragen ook goedgekeurd door de kamer van volksvertegenwoordiger en niet enkel door
de regering zoals in dualistische landen.
Het staat landen vrij om te kiezen voor het ene of het andere. Het internationaal recht legt dit
niet op. Die keuzes lopen ook sterk uiteen. Er zijn 2 tegenpolen, tot nog toe hebben we die
beschreven als 2 uitersten.
Yasmine Ghys
41
Voor de EU-lidstaten geldt overigens een belangrijke uitzondering op de principiële
keuzevrijheid die het internationaal recht toestaat. Het Hof van Justitie van de EU heeft
immers land bevestigd dat de Europese regelgeving die ‘directe werking’ heeft, wordt
geacht inroepbaar te zijn in de nationale orde, zonder nood aan omzetting, ook in
dualistische landen!
Afdeling 2. Een complexe realiteit
Ook in monistische landen zie je vaak dat niet elke verdragsbepaling inroepbaar is voor de
rechter. Vaak zal de rechter maar kijken naar die verdragsregels die zogezegd rechtstreekse
werking hebben. Men zal vaak nagaan of die verdragsregels rechtstreekse werking hebben.
Wat houdt dit in? Het komt erop neer dat men enkel verdragsregels gaat bekijken die
voldoende duidelijk zijn (objectieve element) zodat ze geen verdere uitvoerende regelgeving
vereisen. Het moet bovendien vaststaan dat de partijen de bedoeling hadden om rechten te
creëren ten hoofde van particulieren (subjectieve element). Men gaat zich de vraag stellen of
partijen die het verdrag sloten de bedoeling hadden rechten te creëren. Dat is een soort
controle die de rechter zal uitvoeren. Alleen die verdragsregels die aan de beide criteria
voldoen zullen worden bekeken.
Er bestaan verschillende benaderingen ten aanzien van burgerlijke en politieke rechten
enerzijds en anderzijds ten aanzien van economische, sociale en culturele rechten. Bij
burgerlijke en politieke rechten gaat men ervan uit dat dit directe werking heeft. Bij
economische, sociale en culturele rechten is dit anders. Waarom? Die worden vaak
omschreven als een soort van middelenverbintenis. Landen engageren zich om recht op
gezondheidzorg te bieden maar dat is iets wat uitvoering behoeft. Deze wordt dus geen
rechtstreekse werking toegekend.
Algemeen kan men stellen dat regels die negatief geformuleerd zijn eerder ‘directe werking’
zal worden toegekend dan regels die positieve verplichtingen bevatten in hoofde van de
verdragspartijen.
In bepaalde dualistische landen bestaan er tegemoetkomingen, waar ze toch rekening gaan
houden met internationaal recht ook al was er geen omzetting.
Internationaal gewoonterecht, dit komt niet in aanmerking voor omzetting, maar het wordt
ook gehanteerd in dualistische landen. (law of the land) In verschillende dualistische landen
wordt aanvaard dat internationaal gewoonterecht deel uitmaakt van de rechtsorde zonder
nood aan omzetting.
Ook in dualistische landen zie je dat in de mate nationale wetgeving voor verschillende
interpretaties vatbaar is, dat men aan verdragsconforme interpretatie gaat doen.
Volkenrechtconforme interpretatie kan ook worden toegepast ten aanzien van regels die
geen directe werking hebben, en wordt daarboven dikwijls gebruikt in dualistische landen om
de wetgeving te interpreteren en ambiguïteiten op te helderen.
Hoofdstuk 3. Doorwerking van internationaal recht in de Belgische
rechtsorde
Lees syllabus p. 99-102.
Yasmine Ghys
42
Deel V. Staten
Hoofdstuk 1. Inleiding - Subjecten van internationaal recht
Staten zijn eerste van een waaier aan subjecten van het internationaal recht. Wat zijn die
subjecten? Het gaat om het concept van internationale rechtspersoonlijkheid. Het gaat erom
dat bepaalde entiteiten dragers zijn van rechten en plichten van het internationaal recht. Ze
kunnen er zich op beroepen en ze kunnen verantwoordelijk worden gehouden voor
inbreuken. Bij individuen onder het internationaal strafrecht kunnen zij ook verantwoordelijk
worden gehouden voor inbreuk makend gedrag.
Er zijn nog een aantal andere aspecten die beïnvloeden in welke mate men een entiteit als
subject van internationaal recht kan beschouwen. Dat is (1) de mate waarin die entiteit kan
bijdragen tot de vorming van het internationaal recht, (2) de mate waarin zij zich op
voorrechten en immuniteiten kunnen beroepen en (3) de mate waarin zij toegang hebben tot
internationale geschillenbeslechting. Ook bij individuen zie je, waar het vroeger onmogelijk
was, kan je vandaag naar mensenrechtenorganen stappen.
Wat zijn immuniteiten? De mate waarin je voor nationale rechtbanken kan worden vervolgd.
Staten kunnen niet zomaar voor rechtbanken in andere landen worden vervolgd, hetzelfde
voor vreemde overheidsvertegenwoordigers, buitenlandse ambtenaren, strijdkrachten,
diplomaten… (zie infra).
Subjecten van internationaal recht, dat gaat dus om staten. Zij zijn de enige met een volle
en oorspronkelijke internationale rechtspersoonlijkheid. Alle andere subjecten van
internationaal recht hebben slechts een afgeleide internationale rechtspersoonlijkheid. De
mate waarin zij aan deze criteria voldoen wordt bepaald door staten. Het zijn zij die
internationale organisaties oprichten en al dan niet beslissen om die internationale
organisatie een verdragsluitende bevoegdheid te geven. Het zijn staten die individuen
toegang geven tot internationale rechtscolleges enz. De oorspronkelijke en volle subjecten
zijn de staten.
Vroeger praatte men enkel over staten, vandaag is dit anders. Er zijn onder andere
internationale organisaties, NGO’s, individuen. De erkenning dat dat subjecten van
internationaal recht ruimer is dan alleen staten vind je in een belangrijke zaak van het IGH.
o
Reparations for Injuries
Advies naar aanleiding van een vraag van de Algemene Vergadering. Zaak die
volgde kort na de moord op Folke Bernadotte die trad op als VN-gezant in het conflict
tussen Israël en Palestina. Hij werd vermoord door Joodse extremisten. In welke
mate kon de VN een claim initiëren tegen Israël? Had de VN daartoe de vereiste
rechtspersoonlijkheid? Het Hof stelt dat het begrip subject mee evolueert met zijn tijd.
Het kan ruimer zijn voor staten, maar ook beperkter voor entiteiten inclusief
internationale organisaties. Het Hof erkent dat de VN de claim kon initiëren.
Men moet echter voor ogen houden dat subjecten, andere dan staten, steeds een ‘afgeleide’
internationale rechtspersoonlijkheid bezitten. Zij genieten immers maar de rechten, of
immuniteiten, die hen door staten worden toegekend. Internationale organisaties kunnen bv.
slechts verdragen aangaan, of bindende beslissingen nemen, in de mate staten hen deze
bevoegdheid hebben toegekend in hun oprichtingsverdrag. Individuen hebben maar toegang
tot internationale geschillenbeslechtingsmechanismen indien staten vrijwillig in deze
mogelijkheid hebben voorzien.
Hoofdstuk 2. Staten en hun totstandkoming
Afdeling 1. Wat is een ‘staat’?
Kan je zomaar je eigen staat oprichten? We laten deze vraag voorlopig onbeantwoord. De
islamitische Staat heeft een kalifaat uitgeroepen in Syrië en Irak als een gewapende
Yasmine Ghys
43
groepering. Ze controleert een grondgebied, ze heeft gewapende groepen, een soort van
een overheidsapparaat, ze innen belastingen. Ze voorzien in bepaalde sociale structuren en
voorzieningen. Is dit dan een staat? Ook deze vraag laten we even onbeantwoord. Het
antwoord wordt zeker duidelijk hieronder.
Wat is een staat? Dat is een zeer politiek gevoelige kwestie. We zitten in een domein waar
je op het raakvlak zit tussen recht en politiek. Dit is niet zwart of wit. Er zijn veel grijze zones.
Er zijn heel veel gebieden waar de precieze status betwist is of onduidelijk. Een aantal
gebieden die door sommigen erkend worden en door anderen niet.
Volstaat het om te kijken naar het lidmaatschap van de VN om te weten wie er een staat is
en wie niet? Dat zou het voordeel van de eenvoud hebben, maar zo eenvoudig is het niet. In
het verleden waren er landen die universeel erkend waren maar geen lid waren van de VN.
In het verleden heeft men al geprobeerd om dat begrip staat te definiëren. 80 jaar na datum
is het nog steeds de beste definitie. Art. 1 van het Montevideo-verdrag stelt dat er sprake is
van een staat wanneer men kan spreken van een permanente bevolking, een afgebakend
grondgebied, een regering en de mogelijkheid om betrekkingen aan te knopen met andere
landen.
(1) Een afgebakend grondgebied
Een staat heeft een grondgebied nodig waarbinnen het zijn jurisdictie uitoefent. Moet dat
groot of klein zijn? Het recht is flexibel, bv. Vaticaanstad. Er moet wel een voldoende
duidelijke basis zijn, er kunnen nog betwistingen zijn, maar er moet een voldoende
identificeerbare territoriale basis zijn. Bij het Vaticaanstad is er een verdrag dat grondgebied
toewees aan de heilige stoel. Wat met IS? Men controleert een vrij groot grondgebied dus
het voldoet wel aan die vereiste.
Het grondgebied omvat de landmassa die door de buitengrenzen van de buurlanden wordt
onderscheiden, evenals de ondergrond, de territoriale zee, de interne wateren (i.h.b. meren
en rivieren en het luchtruim. Het grondgebied hoeft niet uit 1 aaneengesloten stuk te
bestaan.
(2) Permanente bevolking
Een groep van personen met een duurzame nationaliteitslink met de staat. Hoe je
nationaliteit krijgt en hoe je die verleent is een materie die exclusief door het nationale recht
wordt beheerd. Het internationaal recht zegt daar vrij weinig over, tenzij het feit dat je het
recht op nationaliteit hebt. Je mag niet staatloos worden gemaakt door een staat die je
nationaliteit afpakt.
Het aantal, ook daar is men flexibel. Er is geen bepaald aantal dat vereist is. Je hebt
verschillende eilandstaten met een kleinere bevolking dan de stad Gent. Men mag dat niet al
te flexibel te gaan interpreteren.
Pitcairn: eiland in de Stille Oceaan waar er 50/60 mensen wonen. Er was daar een
groot incestverhaal waarbij uiteindelijk een Brits team van onderzoekers veel mannen
daar schuldig aan hebben gevonden. Is hier sprake van een permanente bevolking?
Neen.
Het is niet vereist dat het gaat om een groep personen die verwant zijn qua etniciteit, taal,
cultuur of religie, al is zulks relevant voor de toepassing van het recht op zelfbeschikking.
(3) Regering die daadwerkelijk en effectief gezag uitoefent
Een regering die controle uitoefent op het grondgebied. Hij staat in voor veiligheid en
stabiliteit. Dit via politie, leger, een overheidsapparaat,… Hij bestuurt intern dat gebied. Er
zijn een aantal zaken geweest die handelen over de vraag wanneer je kan spreken van een
regering die daadwerkelijk gezag uitoefent.
Yasmine Ghys
44
o
Aaland Eilanden-kwestie
Eilandengroep tussen Zweden en Finland. Ze behoort bij Finland maar er is een
minderheid die Zweeds sprekend is. Ze hielden een referendum waarbij men
aanhechting bij Zweden vraagt. Dit werd voor de Volkenbond gebracht en men heeft
een comité van internationale juristen (1920) in het leven geroepen om het te
bekijken. Men zei dat de eilanden wel degelijk bij Finland behoorden maar dat de
inwoners een bepaalde autonomie moeten krijgen. Hun culturele rechten, hun taal
moest gegarandeerd worden. Wanneer werd Finland een onafhankelijke staat na de
Russische revolutie? Dit kan pas vanaf er een stabiele politiek organisatie is waarbij
men voldoende controle heeft over het grondgebied zonder ondersteuning van
buitenlandse troepen.
Daartegenover zie je dat er precedenten zijn, naar aanleiding van het uiteenvallen
van ex-Joegoslavië waarin nieuwe staten worden erkend op een ogenblik wanneer
die stabiliteit nog grotendeels afhangt van buitenlandse troepen.
Eens je aan dit criterium beantwoordt, dan is het internationaal recht behoudens gezind en
kiest men voor stabiliteit. Ook al vermindert dat gezag, of wordt het uitgehold, dan nog
verliest men het karakter van staat niet. Het is niet omdat er onrust, rebellie of een
burgeroorlog is, dat men dat karakter van staat verliest. Zelfs niet in het geval van een
falende staat. Eens die staat gevestigd is, dan belet niks nog dat dit criterium voldaan is.
(4) Onafhankelijkheid
Dit is iets subjectiever, iets minder tastbaarder. Het gaat om de capaciteit om internationaal
betrekkingen aan te gaan met andere staten zonder dat je daarbij onderworpen bent aan het
soevereine gezag van een andere staat.
Vlaanderen heeft een bevoegdheid om verdragen aan te gaan binnen haar eigen
bevoegdheidssfeer. ‘In foro interno, in foro externo’. Dat is geen autonome
bevoegdheid, dit is toegekend door de federale overheid.
Het is zo dat als er een multilateraal verdrag is over een Vlaamse bevoegdheid, dan zal de
Belgische federale regering die ratificatie moeten neerleggen. Het verdrag staat enkel open
voor staten. Dus bij federale staten is enkel de federale overheid een staat in de ogen van
het internationaal recht.
Het gaat om een capaciteit om verdragen af te sluiten, om diplomaten uit te wisselen,
volwaardig lid te zijn van internationale organisaties op een autonome, originele wijze.
Er belet niets dat wanneer je economisch of de facto afhankelijk bent van andere staten je
onafhankelijkheid bent. Sommige micro-staten zijn voor een aantal materies afhankelijk van
hun grotere buren. Soms voor buitenlandse of militaire aangelegenheden. Dat soort
afhankelijkheid belet niet dat je aan dit criterium voldoet.
Onafhankelijkheid blijft overeind wanneer meerdere staten bij verdrag een confederatie
oprichten waarbij zij bv. overeenkomen bepaalde bevoegdheden gezamenlijk uit te oefenen,
of wanneer een staat bepaalde bevoegdheden vrijwillig (en tijdelijk) delegeert aan een
andere staat.
Het feit dat je vrijwillig bepaalde beperkingen aanvaart op je soevereiniteit doet hier ook geen
afbreuk aan. Zoals in de EU, staten geven soevereiniteit af maar ze kunnen daar altijd op
terugkomen.
Afdeling 2. Hoe komen nieuwe staten tot stand?
Hoe verwerf je dan die onafhankelijkheid? Hoe komen nieuwe staten tot stand?
Dat lidmaatschap van de VN is een handig vertrekpunt, het geeft je geen exhaustief
antwoord. Het valt op dat dat lidmaatschap enorm is geëvolueerd. We zijn begonnen met 51
lidstaten, vandaag zijn we met 193. Waar komen die nieuwe staten dan vandaan?
Yasmine Ghys
45
(a) Zelfbeschikking in de koloniale context
De factor die daar grotendeels verantwoordelijk voor is, is het dekolonisatieproces. De
meeste leden die er zijn bijgekomen in de internationale gemeenschap zijn oud-kolonies die
zich hebben afgescheiden van hun moederland.
Hoe wordt dat proces juridisch gekaderd? Je moet dit linken aan het recht op
zelfbeschikking. Het recht op zelfbeschikking is 1 van de fundamentele mensenrechten. Je
vindt dit terug in de eerste bepaling in zowel het BUPO-Verdrag als het ECOSOC-Verdrag.
Het stelt dat volkeren in alle vrijheid een politieke status bepalen en vrij kunnen streven om
hun economische, sociale en culturele ontwikkeling te vervullen.
Dat recht op zelfbeschikking is niet tot stand gekomen door de 2 mensenrechtenverdragen.
Het kent een langere voorgeschiedenis. Woodrow Wilson heeft hier een belangrijke rol
gespeeld. Hij was een president van de VS en de grondlegger van de Volkenbond. Hij is
verantwoordelijk voor de oprichting van de Volkenbond, ook al heeft hij uiteindelijk de Senaat
niet kunnen overtuigen om zelf toe te treden.
Dat recht op zelfbeschikking is vandaag een algemeen aanvaard mensenrecht. Het is een
erga omnes norm. In de context van koloniale gebieden wordt dat recht op zelfbeschikking
een bepaalde invulling gegeven. Men aanvaardt dat het recht op zelfbeschikking oud
kolonies het recht geven om in alle vrijheid hun politieke stelsel te kiezen. Zij kunnen opteren
voor een waaier aan mogelijkheden, ze kunnen kiezen voor een behoud van de bestaande
structuur. Ze kunnen er dus voor kiezen om bij hun moederland te blijven, ze kunnen opteren
voor een bepaalde vorm van autonomie, een soort van tussenscenario of, het meest
verregaande, men aanvaardt dat kolonies bij toepassing van dat recht op zelfbeschikking
aanspraak kunnen maken op onafhankelijkheid.
Die meest verregaande toepassing, daar verwijst men naar als externe zelfbeschikking. Dat
is het vervullen van het recht op zelfbeschikking door onafhankelijk te worden. Voor kolonies
geldt al vele decennia dat zij vrij kunnen kiezen om onafhankelijk te worden. Zij moeten dit
niet, je ziet ook gevallen die voor een andere optie opteren.
Gibraltar heeft een referendum gehouden waarbij men opnieuw heeft bevestigd dat
men bij Groot-Brittannië wou blijven.
Kolonies hebben het recht op onafhankelijkheid, dat geeft uitvoering op het recht op
zelfbeschikking. Een belangrijke uitzondering daarop is het uti possidetis-principe. Dit
houdt in dat kolonies onafhankelijk kunnen worden maar ze kunnen dit enkel binnen de
bestaande erkende landsgrenzen. Onafhankelijkheid van kolonies mag niet ten koste gaan
van de stabiliteit van landsgrenzen. Ook al zijn veel van die grenzen uitgetekend door de
Europese grootmachten zonder daarbij veel rekening te houden met de interne gebruiken,
ethische samenstelling, enz. Die bestaande grenzen mag je niet in vraag stellen.
De onafhankelijkheid van kolonies is de voornaamste factor die het toenemen van het aantal
staten verklaart. Is dit echter nog relevant vandaag?
Als je kijkt naar de voorbije decennia, dan moet je erkennen dat de meeste koloniale
gebieden hun status hebben gekozen. Ze hebben hun recht op externe zelfbeschikking
inmiddels kunnen benutten. Dat proces is grotendeels georganiseerd onder de Volkenbond
en de VN. Onder de Volkenbond had men het systeem van mandaatgebieden. Men
identificeerde diverse kolonies en men catalogeerde die als mandaatgebieden A, B en C,
naargelang de mate zij in de ogen van de internationale gemeenschap klaar waren voor de
onafhankelijkheid. De A-gebieden konden vlug onafhankelijk worden, die C moesten nog
lang wachten. Die mandaatgebieden werden geïdentificeerd, ze waren de kolonies van de
verliezers van WOI.
Na WOII heeft men een gelijkaardige oefening gedaan in het kader van de VN. Men heeft
een lijst van trustgebieden geïdentificeerd, het ging ook weer hoofdzakelijk om kolonies van
de verliezers. Die trustgebieden werden onder een soort monitoring stelsel geplaatst. Er was
Yasmine Ghys
46
dus een Westers land dat instond voor de administratie, het beheer en het bestuur van dat
gebied. Dat land in kwestie moest daarover rapporteren bij de VN en moest de kolonie
klaarstomen voor de onafhankelijkheid. Het trustsysteem waarbij die besturende landen
moesten rapporteren aan de trustschapsraad, dat is 1 van de hoofdorganen van de VN.
Heeft dat nog enige relevantie? Nee, al die trustgebieden hebben inmiddels hun status
bepaald, de meeste kozen voor onafhankelijkheid, andere niet, maar ze hebben hun recht op
zelfbeschikking kunnen aanwenden. De laatste was Palau in 1994.
Het orgaan bestaat nog op papier, de facto komt dat niet meer bijeen en leidt dat een
slapend bestaan.
Naast die mandaat en trustgebieden zijn er nog de niet-zelfbesturende gebieden. Art. 73
HVN heeft het daarover, het zijn ook gebieden die onder een soort van koloniale
overheersing stonden. Ze moesten ook worden klaargestoomd voor onafhankelijkheid. Er
moesten ook verslagen worden ingediend bij de VN. In 1946 hebben 8 VN-lidstaten een
indicatieve lijst opgesteld met zo’n 72 niet-zelfbesturende gebieden. Wat blijft daar vandaag
van over? De meeste ervan hebben hun recht op zelfbeschikking aangewend. Er zijn diverse
overzeese gebieden bij die onder Frankrijk of Groot-Brittannië resulteren. De meeste van die
gebieden op die lijst zijn intussen onafhankelijk. Er blijven er nog 17 over.
(b) Secessie buiten de koloniale context
In welke mate kan je je afscheuren van een bepaalde staat? Secessie kan dit buiten de
koloniale context? Kan het onder bepaalde voorwaarden?
Afscheuring van Spanje, er is al eerder uit Catalonië een referendum georganiseerd
waarin de inwoners zich konden uitspreken over de afscheuring. De federale regering
is toen naar het Grondwettelijk Hof gestapt en heeft gezegd dat het strijdig was met
de Grondwet. Volgend jaar zal men wellicht opnieuw een referendum proberen
organiseren.
Schotland, daar was een referendum vorig jaar. Hun referendum was georganiseerd
in samenwerking met de Britse overheid. Men heeft een scherpe campagne gevoerd.
De uitkomst was negatief, al gaan er weer stemmen op om de hele oefening nog
eens over te doen.
De Koerdische Saga, je kan de Kuren beschouwen als een volk. Ze vertonen een
soort van culturele, etnische, religieuze homogeniteit. Ze zijn een groep die bepaalde
gemeenschappelijke kenmerken heeft. Het recht op zelfbeschikking bestaat in hoofde
van volkeren en niet in hoofde van individuen. Ze zijn verspreid over een aantal
staten.
In welke mate regelt het internationaal recht die afscheuring? Voor oud kolonies is dit
duidelijk, ze hebben het recht op zelfbeschikking. Daarnaast erkent men dat er ook andere
situaties zijn waarbij volkeren aanspraak kunnen maken op zelfbeschikking. Traditioneel gaat
het om volkeren die onderworpen zijn aan vreemde onderwerping, overheersing en
uitbuiting. Dit concept wordt soms gelinkt aan apartheidsregimes. Dat gaat om heel
uitzonderlijke gevallen. De meeste secessiekwesties zoals die van Schotland of Catalonië
vallen hier niet onder.
Wat buiten die beperkte hypotheses? Daar moet je vaststellen dat het internationaal recht
zich eerder terughoudend opstelt en men een voorkeur toont voor interne zelfbeschikking.
Dat lees je in beperkte termen in Art. 7 van de Friendly Relations Declaration. Dit is een
belangrijke resolutie van de Algemene Vergadering. Die zegt dat de uitoefening van het recht
niet ten koste mag gaan van de territoriale integriteit van bestaande staten. Men heeft een
voorkeur voor interne zelfbeschikking. Wat houdt dit in? Als externe zelfbeschikking betekent
dat je zelf kan kiezen om onafhankelijk te worden of te opteren voor een verregaande
autonomie, wat is interne zelfbeschikking dan? Dit betekent in essentie dat je die
zelfbeschikking realiseert binnen de bestaande overheidsstructuren. Hoe doe je dit? Door
Yasmine Ghys
47
mee te doen aan verkiezingen en je te laten vertegenwoordigen als minderheid in de
verschillende bestuursniveaus.
Zijn daar geen uitzonderingen op? Zijn er geen gevallen waar je onafhankelijk kan claimen
als afscheidingsbeweging binnen een bestaande staat?
o
Secession of Quebec
Het Canadees Hooggerechtshof heeft hier uitspraak gedaan. Het Hof erkent dat
wanneer het gaat over de situatie waar je een volk hebt binnen een staat waar ze hun
recht op interne zelfbeschikking niet kunnen realiseren, de onafhankelijkheid mogelijk
is. Het Hof houdt die hypothese open. Men spreekt dan van een remedial secession.
Wat met Quebec? Het Hof zegt dat het zijn recht op interne zelfbeschikking wel kan
benutten, dus het valt niet onder alle hypotheses, ook niet onder die van de remedial
secession. Het heeft dus geen recht op onafhankelijkheid.
Er is nog een addertje onder het gras als je verder in het arrest. Men zegt dat het
mogelijk is dat er geen recht is, noch onder grondwet, noch onder het internationaal
recht op een unilaterale afscheiding. Maar dat er een ongrondwettelijke
onafhankelijkheidsverklaring kan worden aangenomen die leidt tot een de facto
afscheiding. Een de facto afscheiding (fait accompli) gebeurt in de praktijk ook af en
toe. Na verloop van tijd zal veel afhangen van de internationale erkenning.
o
Kosovo-advies
Advies van het IGH. Het gaat over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.
Kosovo maakte deel uit van Servië en het werd daar erg onrustig op het ogenblik dat
President Milosovici de autonomie van Kosovo innam. Dit gaf aanleiding tot een
verzetsbeweging die gewapend verzet begon de Servische overheid. De overheid
reageerde met harde hand en ging zelf zo ver dat er sprake was van een etnische
zuivering. Wat gebeurt er vervolgens? De NAVO komt tussen beide. Dat was heel
controversieel, er was namelijk geen machtiging van de VN-Veiligheidsraad. Wat is
het gevolg? De Servische troepen werden verdreven, de president aanvaardde een
vredesakkoord. Er werd binnen Kosovo een vredesoperatie (UNMIK) opgericht die
een zeer omvangrijk mandaat met zich meekreeg. Het werd een soort van tijdelijke
overgangsregering van Kosovo. Het kreeg een de facto gescheiden bestaan van
Servië. In 2008 zien we dat de Kosovaarse parlementairen een soort van
onafhankelijkheidsverklaring afleggen. Hoe reageren de andere landen daarop? Er
waren een aantal staten die Kosovo erkenden. Anderzijds waren er ook andere
landen die bewust besloten om Kosovo niet te gaan erkennen omwille van eigen
gevoeligheden.
Er komt een juridisch interessant initiatief uit de Algemene Vergadering van de VN. Zij
hebben namelijk de bevoegdheid om een vraag over eender welk juridisch vraagstuk te
richten aan het IGH. Men vraagt het Hof om uitspraak te doen over de wettigheid van die
onafhankelijkheidsverklaring. Dit was een zeer delicate resolutie, zeer gevoelig. Wat was
uiteindelijk het antwoord? Men heeft een boog gemaakt rond die vraag om zo het gevoelige
aspect te gaan vermijden. Het Hof beklemtoonde in dat advies dat het niet wordt gevraagd
om uitspraak te doen over een eventueel recht op zelfbeschikking. Men vraagt eerder om te
beantwoorden of die onafhankelijkheidsverklaring onwettig is onder het internationaal recht.
Men besluit dat ze geen regel vinden die de afscheidingsbewegingen zou verbieden om
zichzelf onafhankelijk te verklaren. Er is dus geen algemeen verbod terug te vinden. Het
antwoord is dus duidelijk, die verklaring van Kosovo was niet strijdig met het volkenrecht.
Wat zegt men dan over een eventueel recht op afscheuring? Men verwijst naar bepaalde
uitzonderlijke situaties waar het internationaal recht, recht op afscheuring erkent. Als het gaat
over die remedial secession, buiten de koloniale context, stelt men vast dat het een gevoelig
controversieel thema is en dat men niet uitdrukkelijk gevraagd is om een uitspraak te doen.
Yasmine Ghys
48
Heel wat jaren later, in 2014, is er onrust in Rusland. Het Russische leger neemt de Krim in.
Kort daarna wordt er een referendum gehouden over aanhechting bij Rusland. Eens die
uitslag er is, sluit Putin een verdrag en verandert men de Grondwet zodanig dat de Krim
wordt opgenomen binnen de Russische federatie. Wat is de houding van Putin in dat hele
verhaal? Hij grijpt terug naar die Kosovo opinie van het IGH. Hij stelt dat het Kosovo-advies
een precedent is dat ook de afscheuring van de Krim van Ukraine ondersteund.
Wat zijn de gelijkenissen en verschillen tussen de situatie in Kosovo en de Krim? De
voorkeur gaat uit naar interne zelfbeschikking. In Kosovo werd die onderuitgehaald, de
autonomie werd ingeperkt. De Krim had een zeker autonomie en men onderscheidde zich
van Ukraine omdat het een Russisch sprekend deel van de bevolking was. Men kon zijn
interne zelfbeschikking wel uitoefenen. Er is dus zeker een fundamenteel verschil tussen die
2. Bij de Krim was er op het ogenblik van het referendum al een derde macht militair tussen
beide gekomen.
Wat is de reactie van de VN? Kort nadien heeft de Algemene Vergadering een resolutie
aangenomen die stelt dat het referendum binnen de Krim niet geldig was. Ze roept de
lidstaten op om de wijziging in de status van de Krim niet te gaan erkennen.
Wat moeten we hier uit besluiten? Internationaal recht geeft niet altijd een duidelijk antwoord
wanneer er een recht bestaat op onafhankelijkheid en wanneer niet. Het biedt wel een
juridisch kader waarmee je die aansprak kan gaan beoordelen. Wanneer er een afscheiding
is, die later erkend wordt door de moederstaat, dan is er geen enkel probleem.
(c) Dismembratio
Een soort van opsplitsing van een land. Het is soms wat verwant met afscheuring, maar het
gaat over het uiteenvallen van een land in verschillende gebieden. Geen enkele van de
uiteenvallende staten wordt geacht de identiteit van de voorgangerstaat over te nemen
behoudens hierover een akkoord bestaat tussen de opvolgerstaten.
(d) Fusie
Omgekeerde van dismembratio. 2 landen komen samen in 1 geheel, of 1 staat die opgaat in
een bestaande staat. Je mag een fusie niet verwarren met een personele unie, dit is een
situatie waarin verschillende onafhankelijke staten eenzelfde staatshoofd delen.
Bij elk van die situaties (secessie/dismembratio/fusie) stelt zich de vraag naar de
staatopvolging. Wie van de entiteiten neemt de juridische persoonlijkheid van de
oorspronkelijke staat over? Bij bv. een afscheuring, wie zet er dan de rechtspersoonlijkheid
voort. Analoog als bij een bedrijf.
Wat is het belang in dit kader? Waarom is dit belangrijk om te weten wie de
rechtspersoonlijkheid overneemt of behoudt? Het is belangrijk voor de bestaande verdragen,
een voorgangerstaat blijft normaal lid bij verdragen. Nauw daar aan verband houdende, het
lidmaatschap van internationale organisaties.
De afscheuring van Schotland bij Groot-Brittannië, als we aanvaarden dat GrootBrittannië de rechtspersoonlijkheid blijft behouden van de staat, ook al verliest ze
grondgebied, dan blijft ze lid van de VN. Wat is de positie van Schotland als dit een
nieuwe staat zou zijn? Dan is Schotland geen lid van de VN, men moet opnieuw lid
worden.
Hetzelfde bij de EU.
Hoe weet je nu wie er de rechtspersoonlijkheid van de oorspronkelijke staat overneemt? Aan
de plek waar de hoofdstad ligt en wie er de overheidsinstellingen overneemt. De entiteiten
kunnen ook iets overeenkomen.
Tsjecho-Slovakije, ze waren het er over eens dat geen van beide de
rechtspersoonlijkheid overneemt. Ze moesten beide aanvraag doen om lid te worden
bij de VN.
Yasmine Ghys
49
Omgekeerd kan het ook dat de entiteiten overeen komen dat die de rechtspersoonlijkheid
overneemt.
Sovjet-Unie, Rusland wierp zich op als de voorgangersstaat. Er was geen van de
deelrepublieken die zich daartegen verzette.
Dus de onderlinge overeenstemming, maar ook zaken als de hoofdstad, wie het grootste
grondgebied heeft,… Ook een belangrijk aspect is de reactie van derde staten.
Eenmaking Duitsland, het is mogelijk dat 2 staten samenkomen en een nieuwe staat
vormen maar het is ook mogelijk dat de ene opgaat in de andere. Bij Duitsland ging
het oosten op in het westen.
In de aanloop naar het Schotse referendum heeft de Britse overheid een rapport laten
opmaken door James Crawford en Alan Boyle. Ze analyseerden alle implicaties voor het EUlidmaatschap in geval van afscheuring.
Afdeling 3. De rol van erkenning
Het erkennen van staten is een eenzijdige handeling waarbij een staat een nieuwe staat als
lid van de internationale gemeenschap erkent en aangeeft bereid te zijn als dusdanig met de
staat om te gaan.
Erkenning van staten ligt op de grens van recht en politiek. Ze kunnen die stap vrij nemen
op verschillende manieren. Ze kunnen verklaringen afleggen, verdragen afsluiten of door
ambassadeurs te gaan uitwisselen.
In principe kiest een staat vrij om een staat te gaan erkennen, maar er zijn wel enkele
beperkingen. Als een staat tot stand komt op grond van een schending van jus cogens,
vooral op grond van een schending van het geweldverbod, dan mogen andere landen dit niet
gaan erkennen. De VN-Veiligheidsraad kan ook landen oproepen om nieuwe staten niet te
gaan erkennen. Ze kunnen landen gaan verbieden dit te doen.
De Turkse republiek Noord-Cyprus, kwam tot stand na een Turkse militaire
interventie. De VN-Veiligheidsraad heeft een resolutie aangenomen waarbij ze die als
onwettig beschouwt. Ze verbied staten om dat te gaan erkennen.
Wat is het belang van die erkenning? Daar bestaan 2 fundamenteel verschillende
opvattingen over. Je hebt aan de ene kant de stelling (de constitutieve benadering) die
stelt dat erkenning een noodzakelijk gegeven is om een staat te worden. Het is 1 van de
vereisten om een staat te zijn. Die stelling vind je vooral terug in de oudere rechtsleer.
Vandaag wordt er meestal een andere benadering (de declaratoire benadering)
gehanteerd. Een erkenning is geen juridische vereiste, geen sine qua non om een staat te
zijn. Het stelt dat dit bepaalde praktische gevolgen resulteert. Men aanvaardt een ander land
als een gelijkwaardig lid van de internationale gemeenschap. Het zijn 2 fundamenteel
verschillende benaderingen, er zijn een aantal verdragen die die tweede benadering volgen.
De waarheid ligt ergens tussen in. De erkenning van een staat heeft wel degelijk belangrijke
gevolgen. De mate waarin een nieuwe staat erkend wordt door andere staten heeft een
directe impact op die capaciteit om internationaal betrekkingen aan te gaan met andere
staten wat op zich wel een vereiste is.
Dit is zeker het geval wanneer we het hebben over collectieve erkenningen. Een hele groep
van staten, een regionale of internationale organisatie een nieuwe entiteit gaan erkennen,
dan heeft dit een bewijswaarde. Wanneer een afscheiding in een ‘fait accompli’ resulteert,
kan een groot aantal erkenningen bovendien leiden tot een juridische consolidering van deze
situatie.
Is Palestina een staat? Het is een waarnemerstaat (non-member observer state) bij
de VN. Het heeft dus geen stemrecht, ze kunnen wel deelnemen aan de
werkzaamheden. Men heeft eerder al een resolutie aangenomen bij de VN-
Yasmine Ghys
50
Veiligheidsraad om het lidmaatschap te steunen. In die resolutie lees je een soort van
collectieve erkenning van het statelijke karakter van Palestina. Waarom was die
resolutie zo gevoelig? Omdat je zou kunnen zeggen dat deze resolutie de doorslag
geeft voor het vaststellen van het statelijke karakter van Palestina. Om lid te worden
bij verdragen moet je een staat zijn. Dat geldt voor vele verdragen, waaronder het
statuut van Rome, het ISH. Palestina heeft al pogingen ondernomen om verklaringen
af te leggen waarin het de rechtsmacht van het Hof te erkennen. De reactie van de
openbare aanklager was dat het geen staat is. Kort nadat die resolutie is
aangenomen heeft Palestina verdragen aangegaan, waaronder het statuut van
Rome.
Erkenningen kunnen uitdrukkelijk zijn, dan wel impliciet. Erkenning kan bv. voortvloeien uit
een expliciete officiële verklaring, maar ook het feit dat men diplomatieke betrekkingen
aanknoopt, verdragen afsluit, of een kandidatuur binnen een internationale organisatie
steunt.
Gemeenschappelijk lidmaatschap van eenzelfde internationale organisatie impliceert niet
automatisch wederzijdse erkenning als staat. Erkenning kan individueel, maar ook collectief
gebeuren. Een erkenning van een staat kan de jure zijn (als aan alle juridische vereisten is
voldaan) of de facto (wanneer niet aan alle juridische vereisten zijn voldaan). De eerste vorm
is finaal, retroactief en niet-herroepbaar. De tweede is gedeeltelijk, voorlopig en herroepbaar.
Wanneer een bepaalde entiteit een verdrag wil gaan ratificeren. Dan moet de depositaris
beoordelen of die entiteit in aanmerking komt om da verdrag te ratificeren. 1 van de factoren
waarnaar hij zal kijken is de mate van (collectieve) erkenning.
Erkenning van regeringen en staatshoofden moet worden onderscheiden van de erkenning
van staten. Erkenning van een regering betreft de handeling waarbij een staat erkent dat een
nieuwe regering bevoegd is om de staat te vertegenwoordigen. Dit is vooral van belang
wanneer een nieuwe regering op ongrondwettelijke wijze aan de macht komt. Erkenning van
een regering kan een symbolische rol vervullen, het kan immers een vorm van goedkeuring
van de nieuwe regering en/of afkeuring van het oude regime zijn. Zij heeft ook juridische
implicaties: men kan immers maar 1 regering/staatshoofd erkennen per staat. Wanneer men
een regering erkent, aanvaardt men onder meer dat deze regering, met uitsluiting van
andere facties, bevoegd is om namens de staat verdragen af te sluiten, het lidmaatschap op
te nemen van internationale organisaties, en diplomatieke en consulaire betrekkingen te
onderhouden. Erkenning van een regering is in principe een vrij, politieke keuze. Niettemin
moet hierbij rekening gehouden worden met het non-interventiebeginsel. Zo wordt een
(premature) erkenning van een regering die (nog) geen effectieve controle heeft over het
grondgebied van de staat in principe gezien als een onwettige inmenging in de interne
aangelegenheden van de staat.
Tot slot mag men het voorgaande niet verwarren met diverse politieke erkenningen waarbij
men rebellenbewegingen of oppositiegroepen gaat erkennen als ‘legitieme
vertegenwoordiger van (de belangen van) het volk’. Het gaat om verklaringen die een
politieke steunbetuiging inhouden en die praktische gevolgen kunnen impliceren. Behoudens
tegenbewijs hebben dergelijke verklaringen echter geen internationaalrechtelijke implicaties.
Zij doen in het bijzonder geen afbreuk aan het feit dat de verklarende staat het oude regime
nog steeds erkent als de officiële (de jure) regering.
Afdeling 4. Verwerving van grondgebied
Als je gaat kijken naar interstatelijke procedures, 1 van de meest belangrijke is dat
aangaande maritieme en territoriale claims. Hoe los je die procedures op? Je moet dit doen
aan de hand van de stand van het internationaal recht op het ogenblik dat men het gebied
verworven heeft.
Je kan vandaag geen gebied verwerven met militaire middelen. Dit is een inbreuk op jus
cogens, andere staten mogen dit niet erkennen. Dit is niet altijd zo geweest. In het verleden
Yasmine Ghys
51
wanneer er gebied werd verworden via militaire middelen op een ogenblik wanneer het jus
ad bellum nog niet bestond, is daar, a priori, niks mis mee.
Gebiedsverwerving beoordeel je juridisch aan de hand van de stand van het internationaal
recht op het ogenblik van de verwerving. Dit is de regel van het intertemporeel recht.
Hoe moet je die claims gaan bekijken? Er zijn 2 categorieën van gebiedsverwerving. Je moet
een onderscheid maken tussen terra nullius (dit behoort vooraf niet aan een andere staat
toe) en gebieden die wel degelijk aan een andere staat toebehoren, waar al claims op
berusten.
Terra nullius kon je in het verleden verwerven via effectieve bezetting. Je vond een gebied
waar geen andere staat aanwezig is, je oefende daar (administratieve of politionele) controle
over uit en dat volstond. Het uitoefenen van die controle en de wil om dat gebied te
controleren volstond om het op te nemen in je grondgebied. Uitzonderlijk wanneer het ging
om een gebied dat onbewoonbaar, daar aanvaardde men dat de louter geografische
nabijheid volstond om een titel te verwerven over dat gebied. Is dit nog relevant vandaag?
Kan dit vandaag nog? Nee, er is vandaag geen terra nullius meer. Er is geen grondgebied
waar er geen claims op rusten. Die effectieve bezetting is enkel van historisch belang.
Er is wel nog een variant die vandaag wel relevant blijft. Dit is acretie of avulsie. Dat is heel
uitzonderlijk. Het gaat over gebiedsuitbreiding op een natuurlijke wijze. Langzaam, doordat
de oever van een rivier aangroeit of onderzeese vulkaanuitbarstingen.
Snoopy-eiland: recentste Canarisch eiland.
Vandaag is er geen terra nullius, maar hoe zit het dan met de Zuidpool en de Noordpool?
Een belangrijk verschil tussen de Zuidpool en de Noordpool is dat de Noordpool geen land
is, het gaat om drijvend ijs dat uitbreidt of smelt naargelang de klimaatopwarming en de
seizoenen. Dat heeft niets te maken met afbakening van grondgebied. Het heeft te maken
met maritieme claims onder het zeerecht, met de aanspraak die je kan maken op het
continentaal plat. Wat met Antarctica? Er waren in het verleden heel wat landen die
aanspraak maakten op Antarctica. Ze voerden wetenschappelijk expedities uit en eisten een
groot stuk van de taart op. In 1959 is er een verdrag afgesloten waarin alle bestaande claims
heeft bevroren. Er zijn een 38-tal landen die elk een stuk claimen, dat verdrag zet deze
claims op hold. Er worden basisprincipes vastgelegd. Iedereen mag wetenschappelijk
onderzoek verrichten, er moet vreedzaam gebruik van gemaakt worden,… Je kan het geen
terra nullius noemen, het is gewoon een gebied waar alle aanspraken zijn bevroren.
Er bestaat vandaag geen terra nullius meer, maar er is een actuele kwestie. De OostChinese Zee is ingesloten door een aantal landen, al die landen leggen claims op
eilanden(groepen) in dat gebied. Dat leidt tot veel politieke spanning. China is assertiever
geworden, het is veel directer claims gaan leggen op die eilanden. Wat zien we vooral
vandaag? Bij sommige koraalriffen gaat men grote bouwwerken gaan uitvoeren. Wat is het
belang daarvan? Kan China op die manier claim leggen op grondgebied? Kan je zomaar een
eiland opspuiten in de zee en dat grondgebied claimen? We zitten hier op de grens van het
zeerecht en de vraag naar gebiedsverwerving. Als je een eiland hebt, dan heb je daarrond
een territoriale zee van 12 zeemijl. 200 zeemijl daarrond heb je exclusief economische zone,
dit is het gebied waar alleen het land de natuurlijke rijkdommen exploiteren. In principe heeft
elk eiland aanspraak op een territoriale zee als een EEZ. Je moet wel een onderscheid
maken tussen eilanden die bewoonbaar zijn en eilanden die niet bewoonbaar zijn. Wat met
eilanden die niet bewoonbaar zijn? Daar heb je enkel aanspraak op een territoriale zee. Een
echt eiland kan aanspraak doen op zowel een territoriale zee als een EEZ.
4 hypotheses:
1) Bewoonbaar eiland: kan aanspraak maken op een territoriale zee en een exclusief
economische zone.
2) Onbewoonbaar eiland: kan enkel aanspraak maken op een territoriale zee.
Yasmine Ghys
52
3) Koraalrif dat deel van de tijd boven het water uitsteekt: geen aanspraak, maar wanneer dit
in je territoriale zee ligt, dan kan je dit gebruiken om een soort van ruimere territoriale zee te
creëren. Je leidt je territoriale zee daar om heen, je kan daar een klein stukje gebied mee
winnen mits het dicht genoeg bij je eigen grondgebied ligt.
4) Koraalrif dat onder water ligt: dat levert niks op, dat beïnvloedt ook niets.
We zitten in scenario 3 of 4, kunnen we door land op te spuiten op het koraal van 3 naar 2 of
van 3 naar 1 gaan? Nee, want 1 en 2 gaan over natuurlijke eilanden.
Wat is dan het belang om dit te doen? Men gebruikt dat als soort van ijkpunten om meer
controle te hebben. Er is een arbitragezaak lopende tussen de Filipijnen en China. De
Filipijnen heeft een zaak geïnitieerd voor een arbitragetribunaal tegen China waarin zij de
aanspraak van China betwist op sommige van die riffen en eilanden + waarin men onder
andere claimt dat die gebieden die China opeist, dat dat geen eilanden zijn, maar slechts
koraalriffen die al dan niet onder water liggen. Men vraagt het arbitragetribunaal daar
uitspraak over te doen. Wat is 1 van de redenen waarom China nu met die projecten bezig
is? De Filipijnen stellen dat al die stippen geen eilanden zijn maar slechts riffen en dat die
geen recht vormen om een territoriale zee of EEZ op te eisen. Nu met al die zaken op te
hogen, wordt het veel moeilijker voor het tribunaal om te controleren of die stelling klopt. Men
is eigenlijk een beetje met het bewijsmateriaal aan het spelen, het aan het manipuleren.
Een gebied dat voordien wel aan een staat toebehoorde, vroeger kon je dit verwerven via
verovering. Vandaag gaat dit niet meer. Er is ook zoiets als cessie, dat is overdracht. Je
kan gebieden in onderling overleg overdragen. Er zijn daar in het verleden wel redelijk wat
verdragen waarin de ene grondgebied overkoopt van de andere.
Louisiana Purchase (1803): de VS koopt een gebied over van Frankrijk voor
250.000.000$.
Je ziet dat er dus vaak verdragen worden gesloten waarin men gebieden overdraagt of
grenzen gaat corrigeren. Wat je ook vaak ziet zijn lease overeenkomsten, daarin wordt er
een gebruiksrecht toegekend.
Guantánamo Bay: schiereiland ten oosten van Cuba, een eeuw geleden werd hier
een verdrag afgesloten tussen de VS en Cuba. Men krijgt voor onbepaalde tijd
gebruiksrechten tot er in onderling akkoord een einde zou werden gesteld aan die
overeenkomst. Vandaag betaalt de VS ongeveer 4000$ voor een maand.
Je kan geen gebied overdragen waar je zelf geen geldige titel op hebt (nemo dat quod non
habet).
o
Island of Palmas-arbitrage
Arbitragezaak tussen Nederland en de VS. Er was discussie over wie het Palmas
eiland toebehoorde, vandaag behoort dit toe aan Indonesië. De VS waren van
oordeel dat zij dit via cessie hadden verkregen van Spanje. Nederland zei dat Spanje
niet de geldige titel had om Palmas weg te geven. Nederland had het gebied via
usucapio verkregen. Nederland bestuurde dat gebied zonder dat Spanje zich
hiertegen verzette, dus Nederland kreeg het gebied. Spanje had het verloren en kan
het dus niet overdragen.
Usucapio/prescriptie, dat is een soort van verkrijgde verjaring. Je gaat een land niet gaan
bezetten, het is geen terra nullius. Maar er komt geen weerstand of verzet van de staat aan
wie het grondgebied oorspronkelijk toebehoorde. Dit mechanisme veronderstelt dat (1) een
staat effectief autoriteit uitoefent over gebied dat aan een andere staat toebehoort en (2) dat
deze laatste staat afstand doet van haar aanspraken door de situatie te erkennen of erin te
berusten.
Die vraag naar territoriale afbakening, daar bestaan veel geschillen over, eveneens
juridische betwistingen.
Yasmine Ghys
53
o
Senkaku/Diaoyu-eilanden
Dat zijn eilanden die het voorwerp uitmaken van een geschil tussen China en Japan.
Beide maken er aanspraak op. Die 2 landen hebben allebei hun juridische
aanspraken gecommuniceerd. Japan zegt dat ze aan het einde van de 19de eeuw
die eilanden verworven heeft als een soort van terra nullius. Ze hebben daar later
geen afstand van gedaan, ze zijn controle blijven uitoefenen. Daar is ook nooit protest
tegen geweest beweert Japan. China baseert zich op de historie. Die eilanden waren
altijd in Chinese aanwezigheid en geen terra nullius was. Die eilanden hebben altijd
op Chinese kaarten gestaan.
Afdeling 5. Statenopvolging
Het gaat om de verandering van het soeverein gezag op een grondgebied, niet wanneer je
van regering verandert. Het gaat om een verandering als gevolg van een fusie, een
afscheiding, dismembratio, een nieuwe staat die tot stand komt,…
Je moet daarbij een onderscheid maken tussen 2 grote types van staatopvolging: universeel
of partieel.
Bij een universele staatsopvolging houdt de voorgangerstaat op met te bestaan. Bij een
partiële blijft de oorspronkelijke wel bestaan, maar er komen andere nieuwe staten tot stand,
de opvolgerstaten.
Universeel: Tsjecho-Slovakije, er kwamen 2 volledig nieuwe staten tot stand.
Partieel: Sovjet-Unie, Rusland is de opvolgerstaat.
Bij een statenopvolging komen veel juridische vragen kijken. Wat met het lidmaatschap van
internationale organisaties en verdragen? Wat met concessies die zijn toegekend door een
bepaalde staat? Wat met de schuld? Wat met de nationaliteit? Zo’n vragen komen vaak
terug.
Arrest van het Hof van Cassatie over een geschil omtrent dubbele belastingen. Het
gaat over het dubbelbelastingverdrag tussen België en de Sovjet-Unie. De vraag was
of dat verdrag bleef bestaan na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie.
Hoe wordt dat geregeld? Dat wordt voor een deel ad hoc geregeld in devolutieakkoorden.
Entiteiten die uit elkaar gaan zullen soms onderling akkoorden sluiten waarin ze een aantal
zaken gaan regelen zoals staatsschuld en nationaliteit.
Er is natuurlijk ook nog gewoonterecht die ons bepaalde aanknopingspunten biedt. Het
nadeel is dat gewoonterecht altijd een stuk onzeker is.
Er zijn een aantal documenten van de International Law Commission. Die heeft een poging
ondernomen om die problematiek te gaan codificeren. Hieruit zijn 3 instrumenten
voortgekomen.
1978: Weens Verdrag inzake statenopvolging met betrekking tot verdragen.
1983: Weens Verdrag inzake statenopvolging met betrekking tot staatseigendom,
archieven en schulden (niet in werking).
1999: Draft articles on nationality of natural persons in relation to State succession.
Dit is niet direct de meest succesvolle codificatieondernemingen geweest. Er waren veel
(westerse) die zich niet in de instrumenten konden vinden en bijgevolg ook niet hebben
ingetekend.
Wat met staatsschuld? Bv. België valt uiteen, valt de staatsschuld weg? Nee, er moet een
redelijke verdeling komen van de schulden tussen de verschillende opvolgerstaten.
Wat met nationaliteit? Daar bestaan ook een aantal regels over, de belangrijkste is dat een
persoon recht blijft hebben op een nationaliteit. Je kan niet staatloos worden.
Yasmine Ghys
54
Wat met verdragen? Blijven die bindend ten opzichte van opvolgerstaten? Daar bestaat er
een onderscheid tussen bepaalde types van verdragen enerzijds en tussen verschillende
vormen van statenopvolging anderzijds.
Enerzijds dus bepaalde types van verdragen, bij bepaalde verdragen acht men ze zo
fundamenteel dat die overeind moeten blijven ongeacht statenopvolging. Grensverdragen
zijn het prototype. Politieke verdragen anderzijds overleven een statenopvolging meestal
niet. Nieuwe staten zijn hier niet door gehouden, ze moeten hun eigen politiek, beleid
uitstippelen. Mensenrechtenverdragen, daar kiest men voor continuïteit aangezien het
humanitaire belang. Bij andere types verdragen moet je gaan kijken naar de vorm van
statenopvolging.
Wat met het lidmaatschap van internationale organisaties? Daar moet je gaan kijken naar de
regels van de organisatie in kwestie. In de regel is het zo dat de voorgangerstaat lid zal
blijven, nieuwe staten zullen opnieuw een aanvraag tot toetreding moeten indienen. Dat zou
tot complexe situaties kunnen leiden wanneer er een secessie plaatsvindt binnen de EU.
Schotland en Groot-Brittannië in de EU: het stemgewicht zal niet langer
proportioneel zijn. Men zou nog steeds evenveel zitjes en stemmen hebben als
eerder maar er is wel een grondgebied en een deel van de bevolking die niet langer
deel uitmaakt.
Hoofdstuk 3. Positie van staten in het internationaal recht
Afdeling 1. Algemene beginselen
Staten zijn de oorspronkelijke en volle rechtspersonen in het internationaal recht. Ze dragen
bij tot de vorming van het internationaal recht. Ze hebben een aantal fundamentele rechten
en plichten. Je vindt een oplijsting van die fundamentele rechten en plichten in de
‘Ontwerpverklaring inzake rechten en plichten van staten’ van 1949. Dat zijn zaken zoals
soevereine gelijkheid, elke staat wordt als gelijk beschouwd.
Wat is er nog? Respect voor territoriale integriteit & politieke onafhankelijkheid, er is het
verbod op gebruik van geweld tussen staten. Staten moeten zich onthouden van de
dreiging met, of het gebruik van geweld, ten opzichte van andere staten. Deze bepaling, die
veelal als een norm van jus cogens en als hoeksteen van het VN-Handvest wordt
beschouwd, wordt algemeen geacht alle vormen van dreiging met, of gebruik van, gewapend
geweld te omvatten. Ook indirect geweld wordt gevat door het geweldverbod, dit verwijst
naar situaties waarin staten bv. wapens of militaire training verschaffen aan niet-statelijke
gewapende groepen actief in een ander land (men spreekt in dit verband van ‘proxy
warfare’). Economisch druk wordt niet als een vorm van ‘geweld’ beschouwd.
Dan is er nog het non-interventiebeginsel, staten mogen niet interveniëren in de interne of
externe betrekkingen van andere staten. Dat non-interventiebeginsel is ruimer van aard, het
toepassingsgebied is wat ruimer dan dat van het geweldverbod.
o
Nicaragua-zaak
Zie supra. Men maakt hier het onderscheid tussen het geweldverbod en het wat
ruimere non-interventiebeginsel. Men zei dat het leveren van wapens en het geven
van militaire training onder het geweldverbod valt. Ga je die gaan financieren, dan
bega je geen inbreuk op het geweldverbod maar dan schend je het noninterventiebeginsel.
In principe bestaat er een algemene en exclusieve jurisdictie in eigen grondgebied. Zij
moeten hun internationale verplichtingen ter goeder trouw uitvoeren. Doen zij dit niet, dan zij
zij internationaal aansprakelijk. Je moet voor ogen houden dat het niet zo is dat het land dat
aansprakelijk is volstaat om die aansprakelijkheid te gaan afdwingen. Als je die
aansprakelijkheid wil afdwingen op internationaal niveau voor een internationaal tribunaal of
gerechtshof dan moet daar een jurisdictioneel aanknopingspunt zijn. De andere staat moet
Yasmine Ghys
55
op de een of andere wijze de rechtsmacht van dat internationale rechtscollege hebben
aanvaard.
Kan je internationale aansprakelijkheid gaan afdwingen voor een nationale rechter? Dan zit
je met het probleem van de staatsimmuniteit.
Afdeling 2. Jurisdictie
§1. Algemeen
Jurisdictie is de rechtsmacht die je hebt, de bevoegdheid die volkenrechtelijke subjecten,
i.h.b. staten, kunnen uitoefenen over personen, zaken of gebeurtenissen. Er zijn 3 types:
wetgevende, rechterlijke en handhavings- of afdwingingsjurisdictie.
Je kan de wetgevende jurisdictie uitoefenen door regels uit te vaardigen, je kan jurisdictie op
een rechterlijk niveau uitoefenen door bepaalde zaken, personen of bedrijven voor de rechter
te brengen en het derde aspect, de handhavingsjurisdictie, die gaat erover dat je uitvoerende
maatregelen gaat nemen, dwangmaatregelen.
Deze territoriale jurisdictie is in beginsel bovendien exclusief, althans minstens voor wat de
handhavingsjurisdictie betreft. Staten mogen geen uitvoeringsmaatregelen treffen op het
grondgebied van een andere staat, behoudens toestemming van deze staat.
§2. Territoriale jurisdictie
Territoriale jurisdictie is een algemeen principe dat je binnen je eigen grondgebied jurisdictie
uitoefent. Wat omvat dat grondgebied juist? Het landgedeelte en de binnenwateren, het
luchtruim, maar ook de territoriale zee.
In principe volle, exclusieve bevoegdheid maar daar zijn er belangrijke uitzonderingen. Er
zijn uitzonderingen op de handhavingsjurisdictie. Staten moeten erover waken dat hun
grondgebied niet wordt gebruikt op een wijze die schade berokkent aan andere staten en zij
verplicht zijn om de internationale standaarden houdende behandeling van vreemde
onderdanen (en bedrijven) te respecteren.
Een belangrijke beperking op het algemene karakter van de territoriale jurisdictie vloeit voort
uit de immuniteiten die rusten op staten, vreemde overheidsfunctionarissen, diplomaten en
consuls, ambtenaren van internationale organisaties etc. (zie infra).
Staten kunnen hun territoriale jurisdictie aan banden leggen door internationale organisaties
of derde staten bepaalde rechten of bevoegdheden toe te kennen.
Een andere uitzondering is het concept van onschuldige doorvaart, dit is een toepassing in
de territoriale wateren, alle vrede schepen hebben het recht op een onschuldige doorvaart
van de territoriale wateren van andere staten. Bovendien is het zo dat wat er zich aan boord
van een schip afspeelt, in het kader van de onschuldige doorvaart, dat valt buiten het bereik
van de territoriale staat. Wanneer zich in een schip dat door de Belgische territoriale zee
vaart criminele feiten afspelen dan zal België daar in principe niets tegen kunnen beginnen.
Er zijn maar een aantal uitzonderlijke gevallen waarbij strafbare feiten in de territoriale
wateren worden vervolgd door het land in kwestie. Het is anders wanneer dat schip niet door
de territoriale zee vaart, maar een haven binnenvaart, een haven en rivieren maken deel uit
van het grondgebied maar daar heb je weldegelijk een volle jurisdictie. In de territoriale zee
daarentegen daar zijn er ernstige beperkingen op die strafrechtelijke en burgerlijke jurisdictie.
VS stuurt oorlogsschip naar omstreden Chinese eilanden: er is discussie tussen de
VS en China met betrekking tot de activiteiten van Amerikaanse oorlogsschepen in de
Zuid-Chinese zee. Mag dit wel? Kan de VS dit doen? In de territoriale zee hebben
schepen recht op onschuldige doorvaart. Geldt dat recht enkel voor commerciële,
toeristische schepen of oorlogsschepen? In principe geldt dit voor de beiden. Ook
oorlogsschepen hebben een recht op doorvaart.
Yasmine Ghys
56
In het nationale luchtruim bestaat geen recht op ‘onschuldige overvlucht’. Staten hebben
steeds instemming nodig van de territoriale staat. In de burgerluchtvaart wordt dit
hoofdzakelijk geregeld door tal van bilaterale ‘air services agreements’.
§3. Extraterritoriale jurisdictie
Wat met jurisdictie uitgeoefend op het grondgebied van andere landen? Daar moeten we
terugvallen op handhavingsjurisdictie enerzijds en wetgevende en rechterlijke jurisdictie
anderzijds. Die handhavingsjurisdictie, de mogelijkheid om dwangmaatregelen te
nemen is in principe uitgesloten. Je mag geen personen aanhouden in derde landen. Doe
je dit wel, dan bega je een inbreuk op de territoriale integriteit van de landen, mogelijk zelfs
een inbreuk op het geweldverbod. Dit is bevestigd in de Lotus-zaak uit 1927.
o
Lotus-zaak
Zaak voor het PIGH, de voorloper van het IGH. Die ging over een botsing tussen 2
schepen in internationale wateren. Het ging om een botsing van een Turks schip en
een Frans schip, de Lotus. Dat Franse schip vaarde het Turkse schip doormidden en
er kwamen 8 bemanningsleden verdrinken. Dit is een ernstig navigatie incident. De
Lotus vaart naar de haven van Constantinopel om de schade te gaan opmeten.
Wanneer men aanmeert in Constantinopel wordt de stuurman van dat schip
aangehouden door de Turkse overheden, hij wordt in voorhechtenis geplaatst en
strafrechtelijk vervolgd. Hij zal uiteindelijk worden veroordeeld. Daar ontstaat een
geschil tussen Frankrijk en Turkije, Frankrijk is van oordeel dat Turkije geen jurisdictie
mocht uitoefenen. Die 2 landen sluiten een overeenkomst om hun geschil voor te
leggen aan het PIGH. Als je de uitspraak leest van het hof, dan is men heel duidelijk
over die handhavingsjurisdictie. Je kan niet zomaar eigenhandig een aanhouding
doen in een derde land zonder de instemming van die staat in kwestie.
Gebeurt dit wel eens in de praktijk? Af en toe zie je dat daar inbreuken plaats vinden.
Adolf Eichmann was de hoogste bureaucraat in het Naziregime, verantwoordelijk voor
de organisatie van de Holocaust. Hij ontsnapte na WOII en vluchtte naar Argentinië.
Op een gegeven moment komt die man op de radar van de Israëlische geheime
dienst. Zonder Argentinië op voorhand in te lichten, stuurt men agenten waarin men
die man ontvoert richting Israël, waar hij zal worden vervolgd. Is dat wettig? Kan dit
zomaar? Nee, de grote VN-Veiligheidsraad zal een resolutie aannemen. Je bespreekt
dat met de land in kwestie, precies om deze reden bestaan er uitleveringsakkoorden.
Uitleveringsakkoorden en Mutual Legal Assistance (MLA) akkoorden hebben tot doel om
samenwerkingen mogelijk te maken.
VS heeft terroristenverdachten ontvoerd in Libië zonder de overheid te verwittigen.
Handhavingsjurisdictie kan je niet uitoefenen op het grondgebied van derde staten. Wat met
wetgevings- en rechterlijke jurisdictie? Kan je regelgeving uitvaardigen die van toepassing
zijn in een ander land? Kan de rechter uitspraken doen over zaken, gebeurtenissen die in
een ander land zijn voorgevallen? Het PIGH zei hierover in de Lotus-zaak, het komt erop
neer dat staten dit in principe wel kunnen, tenzij er een bepaalde regel is in het internationaal
recht die dit verbied. Men noemt dit wel eens het Lotus-principe, het Lotus-principe is dus
de idee dat staten de vrijheid hebben om te handelen zoals ze willen maar het uitgangspunt
is dat hun handelen conform is met het internationaal recht tenzij men kan aantonen dat het
een bepaalde verbodsregel schendt. Het optreden van staten wordt verondersteld conform te
zijn met het volkenrecht, tenzij je een specifiek verbod kan aantonen. Als je gaat kijken naar
de gewoonterechtelijke praktijk van de laatste decennia, dan is dit minder evident. Je zou
eerder kunnen stellen dat die benadering omgekeerd is. Men is eerder de mening toegedaan
dat je de extraterritoriale uitoefening van jurisdictie op een of andere manier moet kunnen
verantwoorden, het is dus het omkeren van de bewijslast. In het gewoonterecht stelt men dat
Yasmine Ghys
57
je een of ander aanknopingspunt moet kunnen aantonen om de extraterritoriale uitoefening
van wetgevende of rechterlijke jurisdictie te gaan verantwoorden.
De vraag naar de wettigheid van extraterritoriale jurisdictie komt vooral naar voren in
strafzaken. In principe is het zo dat ook in strafzaken jurisdictie in eerste instantie op
territoriaal niveau is. Maar er zijn ook een aantal gevallen waarin de Belgische rechter
bevoegd is voor misdrijven die in het buitenland plaatsvinden. Daar zijn een aantal mogelijke
aanknopingspunten om dat te gaan verantwoorden.
Er zijn enkele permissieve rechtsmachtbeginselen. Het actief personaliteitsbeginsel, het
beschermingsbeginsel en het passief personaliteitsbeginsel. Het actief personaliteitsbeginsel
houdt in dat je vervolgd op basis van de nationaliteit van de dader. Bij het
beschermingsbeginsel gaat het om vervolging van misdrijven die worden geacht een sterke
impact te hebben op de staat in kwestie. Die worden geacht aan de belangen van de
veiligheid van de staat te raken. Bij het passief personaliteitsbeginsel is het aanknopingspunt
de nationaliteit van het slachtoffer.
Er is een procedure bezig tegen een aantal leden van Sharia4Belgium die mensen
hebben geronseld om te gaan meestrijden in Syrië en ten aanzien van feiten door die
mensen gepleegd in Syrië. Er is een uitspraak in eerste aanleg gebaseerd op het
actief personaliteitsbeginsel. Het VN-Folterverdrag stelt dat staten het vervolg van
staten moet gaan vervolgen in een aantal hypotheses (art. 5).
In uitzonderlijke gevallen gaat men een vervolging instellen voor feiten die zich buiten het
grondgebied voordoen indien er een bepaald aanknopingspunt is, de veiligheid van de staat,
nationaliteit van de dader, nationaliteit van de slachtoffers. Maar dan zijn er ook een aantal
gevallen waarin geen van die aanknopingspunten voor handen zijn maar waar men van
oordeel is dat iedereen op universele basis vervolging kan instellen. Het gaat hier over de
universele jurisdictie. Het aanknopingspunt is de buitengewoon ernstige aard van de feiten.
Voor welke feiten kan je universele jurisdictie dan toepassen? Om dat te mogen doen als
staat moet je ergens een volkenrechtelijke basis vinden. Je moet een machtiging of een
verplichting kunnen identificeren in het verdrags- of gewoonterecht die dat soort vervolging
toelaat of verplicht stelt. Je kan dat niet voor eender welke vervolging gebruiken. Om welke
feiten gaat het? Er zijn verschillende verdragen en gewoonterechtelijke regels die in dat soort
toelating of dat soort verplichting voorzien. Een bekend voorbeeld is het VN-folterverdrag. In
art. 5(2) lees je dat in situaties waarin de folterverdachte geen onderhorige is van de staat of
de feiten niet gepleegd zijn in de staat in kwestie, ook het slachtoffer is geen onderhorige.
Het gaat effectief over universele jurisdictie. Het verdrag zegt dat er een plicht bestaat om te
gaan vervolgen telkens er een terrorismeverdachte zich in het grondgebied bevindt van de
staat in kwestie. In dergelijke situaties zegt het artikel dat je de keuze hebt tussen 2 opties:
uitleveren of vervolgen. Dat is de toepassing van zo’n verdragsbepaling die universele
jurisdictie toelaat en zelfs verplicht stelt. Er zijn nog zo’n rechtsgronden.
o
België-Senegal
Zie supra. Senegal heeft uiteindelijk een zaak begonnen tegen Habré.
Universele jurisdictie is vrij gevoelig. In zaken zoals België-Senegal tonen aan dat dit nog
steeds vrij gevoelig ligt. In de jaren ’90 had België een zeer ambitieuze genocidewet die
toeliet dat oorlogsmisdaden, misdaden tegen de mensheid en genocide werden vervolgd op
basis van het universaliteitsbeginsel. Wat was er bijzonder aan die wet? Het feit dat men een
heel soepele aanpak hanteerde. Procedures konden worden opgestart door burgerlijke
partijen. Die processen konden ook in absentia worden gevoerd, de dader moest zich niet
eens in België bevinden. Dat bleek politiek heel gevoelig, België kreeg tegenwind van
verschillende landen waaronder VS. Men dreigde met een verhuis van de NAVO uit België.
Men heeft die wet dan gedesintegreerd en in een minder ambitieuze versie opgenomen in
het strafwetboek. Vandaag is het zo dat de verdachte zich wel degelijk op het grondgebied
Yasmine Ghys
58
moet bevinden en vandaag is het de openbare aanklager die beslist over het opstarten van
een procedure.
Wat met Internationaal Strafhof? Heeft het extraterritoriale jurisdictie? Kan het leden van de
Islamitische Staat gaan vervolgen voor feiten gepleegd in Syrië? Er zijn 3 opties om naar het
Strafhof te gaan. (1) Een doorverwijzing van de VN-Veiligheidsraad. De VN-Veiligheidsraad
kan onder hoofdstuk 7 van het VN-Handvest eender welke situatie doorverwijzen naar het
Strafhof. Dit is een politieke beslissing, als de VN-Veiligheidsraad deze neemt, zit men veilig
qua jurisdictie. (2) Gaan kijken of Syrië het statuut van Rome heeft geratificeerd. De
openbare aanklager kan dan initiatief nemen om te gaan vervolgen. (3) Een staat die het
initiatief neemt om een zaak voor het Strafhof te brengen via een verklaring van rechtsmacht.
In de laatste 2 gevallen zit je met een belangrijke beperking. Je kan maar personen gaan
vervolgen op voorwaarde dat de personen de nationaliteit hebben van de verdragspartij of
dat de feiten zich hebben voortgedaan in het grondgebied van de verdragspartij.
Heeft de VN-Veiligheidsraad IS al doorverwezen naar het Strafhof? Nee, kunnen
leden van IS worden vervolgd door het Strafhof? Hangt er van of Irak en Syrië het
Statuut van Rome hebben geratificeerd. Dit is niet het geval. Er is nog een tweede
optie, er is nog een toepassing van het actief personaliteitsbeginsel. In de mate dat
die personen de nationaliteit hebben van een verdragspartij kan het ISH ze gaan
vervolgen. Belgen van de IS zouden in theorie kunnen worden vervolgd voor het
Strafhof.
Ook in andere domeinen heb je toepassing van extraterritoriale jurisdictie. Zoals in het
mededingingsrecht, wanneer er bv. een fusie plaatsvindt door een Japanse onderneming
van een Amerikaanse onderneming dan zal die fusie moeten worden aangemeld bij de
Europese Commissie in de mate die een effect heeft op de Europese markt. Idem bij
sanctieregelgeving.
Helms-Burton Act: het embargo van de VS tegen Cuba. Die is heel controversieel
en voorziet in een aantal sancties ten opzichte van Cuba. Maar die voorziet ook in
secundaire sancties, dus ook Europese bedrijven, wanneer zij handel drijven met
Cuba mogelijk in de problemen komen onder Amerikaanse wetgeving. Dit heeft een
heel uitgebreid toepassingsgebied waardoor die wet zeer controversieel is. De EU
heeft daar een soort van tegenregelgeving aangenomen waarbij zij bedrijven verbiedt
om zich daaraan te conformeren.
In de VS worden veel banken vervolg omdat zij die sanctieregelgeving niet zouden
naleven. Degene die de grootste boete tot nu toe hebben gekregen zijn die van PNB
Paribas. Die hebben een boete gekregen van 9 miljard dollar. Waarom als ze zaken
hadden gedaan binnen de VS? Ze hadden bepaalde transacties toegestaan met
Saddam die in dollars werden verricht.
Dus ook buiten strafzaken bestaan er gevallen van extraterritoriale jurisdictie. Ook voor de
toepassing van foutaansprakelijkheid in burgerlijke zaken wordt soms buiten de lijnen van
het eigen grondgebied gekleurd.
Alien Tort Claims Act: naar aanleiding van de zaak Filartiga v. Pena-Irala ontstond
de indruk dat deze wetsbepaling kon worden ingeroepen om voor Amerikaanse
rechtbanken schadevergoeding te verkrijgen voor de meest uiteenlopende
schendingen van het volkenrecht gepleegd in het buitenland. De draagwijdte van de
wet werd gekortwiekt in het Kiobel-arrest. Het Hof besloot dat ten aanzien van zo’n
wet een weerlegbaar vermoeden geldt dat zij geen extraterritoriale werking kent. Nog
volgens het Hof waren er geen aanwijzingen om dit vermoeden aan de kant te
schuiven. Men kan de ATS op dit vlak contrasteren met de Amerikaanse Torture
Victim Protection Act die wel duidelijk bedoeld is om slachtoffers van foltering in het
buitenland toe te laten voor de Amerikaanse rechter schadevergoeding te bekomen.
Yasmine Ghys
59
Extraterritoriale jurisdictie kan positieve effecten hebben. Anderzijds legt het bepaalde
gevoeligheden bloot en brengt het staten soms in elkaar vaarwater. De toekomst zal verder
uitwijzen in welke mate het internationale (gewoonte-)recht de extraterritoriale uitoefening
van jurisdictie begrenst.
Mensenrechtenverplichtingen van staten gelden niet enkel in hun eigen grondgebied, maar
ook daarbuiten, met name wanneer zij anderszins controle uitoefenen over ander
grondgebied of wanneer zij controle uitoefenen over bepaalde personen.
§4. Functionele jurisdictie en globale rechtsgebieden
Er zijn nog andere bijzondere vormen van jurisdictie ten aanzien van een aantal maritieme
zones en een aantal globale rechtsgebieden. Het internationaal recht voorziet hier in een
beperkte vorm van ‘functionele’ jurisdictie.
Wanneer we een bepaalde kuststaat hebben, dan heeft die voor haar kustlijn een strook van
max. 12 zeemijl die we territoriale zee noemen. Die is in principe deel van je grondgebied
maar er zijn bepaalde beperkingen op die volle en exclusieve jurisdictie die je hierop kan
toepassen. Ga je nog verder buiten je kustlijn dan zit je in de zogeheten aansluitende zone,
die je moet afkondigen, van 12 zeemijl waarin de staat bepaalde handhavingsmaatregelen
kunnen nemen. Ga je nog verder dan zit je in de exclusief economische zone. Die moet je
ook afkondigen en kan max. 200 zeemijl van de kustlijn liggen. Wat is het belang van die
zone? Welke functionele jurisdictie heeft de kuststaat in die zone? Binnen de EEZ heeft die
kuststaat het exclusieve recht op de exploitatie en exploratie van de natuurlijke rijkdommen.
Visvangst is hier ook van belang. Dan is er nog het continentaal plat, die kan zich mogelijk
verder dan 200 zeemijl uitstrekken tot max. 350 zeemijl buiten je kust. Wat is het belang van
het continentaal plat? De kuststaat heeft het exclusieve recht van de exploitatie van de
natuurlijke rijkdommen. Het gaat niet over de wateren maar wel over de bodem.
Ook eilanden die bewoonbaar zijn kunnen zelf aanspraak maken op een EEZ en een
continentaal plat daarrond. Het gevolg daarvan is dat de landen met de grootste EEZ ter
wereld niet altijd de landen zijn die je verwacht. Landen die bestaan uit verschillende kleine
eilanden of landen die nog controle hebben over deze gebieden hebben vaak een veel
grotere EEZ dan je zou denken.
Er zijn ook globale rechtsgebieden. De volle zee, de diepzeebodem en de ruimte. Daar
moet je een onderscheid maken tussen 2 types van globale rechtsgebieden. Enerzijds de res
communes en anderzijds heb je een aantal zaken die worden beschouwd als
gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid. Dit zijn 2 verschillende concepten. De res
communis wil zeggen dat het gebruik openstaat voor iedereen. Iedereen doet daarmee wat
hij wil, maar je houdt wel rekening met elkaar. Het gemeenschappelijk erfgoed van de
mensheid, daar is het zo dat het gebied moet worden beheerst in de belang van de
mensheid in haar geheel. Bij de diepzeebodem daar is een bijzonder regime in het
zeerechtverdrag dat stelt dat al de baten die voortvloeien uit de exploitatie moeten toekomen
aan de mensheid in zijn geheel.
•
•
•
De volle zee wordt al eeuwenland als res communis beschouwd. Ze is open voor
visvangst, scheepvaart,… Gebruik van de volle zee moet wel vreedzaam zijn.
Bovendien dient men hierbij rekening te houden met de belangen van andere staten.
In principe kan op volle zee alleen de ‘vlagenstaat’ jurisdictie uitoefenen ten aanzien
van een schip.
De diepzeebodem is zeer diep gelegen zeebodem die geen deel uitmaakt van de
EEZ of het continentaal plat. Het is gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid,
de baten ervan moeten ten goede komen aan de mensheid in haar geheel. Het
zeerechtverdrag heeft een Internationale Zeebodemautoriteit in het leven geroepen
die waakt over de exploratie en exploitatie van de diepzeebodem.
De ruimte en de hemellichamen worden als res communis beschouwd. Ze kunnen
vrijelijk worden verkend en gebruikt, weliswaar zonder mogelijkheid tot toe-eigening
Yasmine Ghys
60
•
en mits men rekening houdt met de belangen van andere landen. Het maanverdrag
preciseert verder dat de maan en haar natuurlijke rijkdommen gemeenschappelijk
erfgoed van de mensheid vormen.
Antarctica, zie supra.
Afdeling 3. Staatsaansprakelijkheid
Staatsaansprakelijkheid handelt over de vraag wanneer staten aansprakelijk zijn in het
internationaal recht, wat de gevolgen er van zijn, wie het kan inroepen, …
Dat soort secundaire regels vinden we terug in staatsaansprakelijkheid. 1 heel belangrijk
document, er is geen verdrag dat die regels codificeert. Het ILC heeft wel een instrument
opgesteld, de DASR: Draft Articles on State Responsibility. Dat zijn de ontwerpartikelen
inzake staatsaansprakelijkheid. Een reeks artikelen die eigenlijk tot doel hebben om het
regime te codificeren. Het is geen bindend verdrag, maar het wordt gezien als een codificatie
van het gewoonterecht. Ook internationale organisaties kunnen aansprakelijk zijn in het
internationaal recht. Die materie wordt overwegend geregeld in de DARIO: Draft Articles on
Responsibility of International Organisations. Een aantal zaken zijn aangepast aan het
karakter van internationale organisaties.
§1. Constitutieve bestanddelen van staatsaansprakelijkheid
Wanneer is een staat nu aansprakelijk onder het volkenrecht? Daar zijn 2 zaken voor nodig:
enerzijds de inbreuk, het internationaal onrechtmatig gedrag en anderzijds moet die
inbreuk toerekenbaar zijn aan de staat in kwestie.
Internationaal onrechtmatig gedrag kan van alles zijn. Het gaat om elke inbreuk van een
staat op haar plichten onder het internationaal recht. Een inbreuk op een verdragsregel, een
gewoonterechtelijke regel,… Het kan ook gaan om een inbreuk op een middelenverbintenis
of een resultaatsverbintenis. Beide opties zijn mogelijk. Het onderscheid is dat je bij een
resultaatsverbintenis belooft om een bepaald resultaat te bezorgen. Is je resultaat er niet,
dan heb je een inbreuk begaan. Een middelenverbintenis is een inspanningsverplichting. Je
moet gaan beoordelen of de persoon, de onderneming, de staat voldoende haar best heeft
gedaan om een bepaald resultaat te bekomen.
Het folterverbod, is dat ten aanzien van staten een resultaatsverbintenis of een
middelenverbintenis? Een resultaatsverbintenis, van zodra je foltert heb je inbreuk
gepleegd op je verplichting.
Beveiliging van buitenlandse ambassades op je grondgebied of de plicht van staten
om ervoor te zorgen dat rebellengroepen geen aanvallen plegen vanuit hun
grondgebieden ten aanzien van buurlanden, dit zijn middelenverbintenissen. België
heeft de plicht om in te staan voor de veiligheid van de buitenlandse ambassades op
haar grondgebied. Wil dat dan zeggen dat wanneer er toch een aanslag plaatsvindt
op de Amerikaanse ambassade dat België haar verplichting heeft geschonden? Nee,
want het is een middelenverbintenis, je moet gaan kijken of België voldoende heeft
ondernomen om die ambassade te beveiligen.
Het is van geen belang of de inbreuk wordt toegelaten, of zelfs verplicht gesteld, door het
nationaal recht. Het nationaal recht niet worden ingeroepen om te vermijden dat het optreden
van een staat als internationaal onrechtmatig gedrag wordt gekwalificeerd.
Anderzijds moet die inbreuk ook toerekenbaar zijn aan de staat in kwestie. De staat is maar
aansprakelijk voor de handelingen die aan haar toerekenbaar zijn. Hoe bepaal je nu of
handelingen toerekenbaar zijn aan een overheid of niet? Hier zijn 2 uitgangspunten.
Enerzijds het optreden van staatsorganen is in de regel altijd toerekenbaar aan de staat. Dit
zijn de personen en entiteiten die volgens de eigen nationale wet als ‘organen’ van de staat
optreden. Anderzijds is het optreden van particulieren in beginsel niet toerekenbaar aan
staten tenzij in bepaalde uitzonderlijke gevallen.
Yasmine Ghys
61
Het optreden van staatsorganen is normaal toerekenbaar, maar wat zijn staatsorganen? De
regeringsleden, parlementsleden, politieagenten, het leger. In principe gaat het om al die
personen die onder het nationaal recht de bevoegdheid hebben om een stukje
overheidsgezag uit te oefenen.
Wil dat zeggen dat staten aan aansprakelijkheid kunnen ontsnappen door bepaalde taken te
gaan delegeren aan privéondernemingen? Nee, in de mate men bepaalde taken delegeert
aan bedrijven en die activiteiten maken deel uit van de uitoefening van het overheidsgezag,
dan is er nog steeds sprake van toerekenbaarheid.
Wanneer men een gevangenis laat bewaken door een privéonderneming, dan zal de
overheid nog steeds aansprakelijk zijn voor het optreden van die bewuste personen.
Ook wanneer personen gemachtigd worden om een vorm van overheidsgezag uit te
oefenen, dan zal dat optreden toerekenbaar zijn aan de staat. Die toerekenbaarheid van het
optreden van staatsorganen en andere die gemachtigd zijn om overheidsgezag uit te
oefenen blijven bestaan wanneer die personen ultra vires optreden. Dat wil zeggen ook
wanneer die personen hun boekje te buiten gaan of de instructies naast zich neerleggen.
Het wordt wat moeilijker als we gaan kijken naar het optreden van particulieren. Het
uitgangspunt is dat het optreden van die personen niet toerekenbaar is aan de staat, tenzij
een aantal uitzonderlijke gevallen.
(1) Groepen die volledig afhankelijk zijn van de staat, deze uitzondering vind je niet terug in
de ontwerpartikelen inzake staatsaansprakelijkheid, wel in de rechtspraak van het IGH.
Wanneer een niet-statelijke groep volledig afhankelijk is van de staat, dan zal het hele
optreden automatisch toerekenbaar zijn aan de staat.
o
Nicaragua zaak
Zie supra. De VS steunt een rebellengroep, de contra’s. Diverse CIA agenten waren
betrokken bij bepaalde sabotagehandelingen. Is dat toerekenbaar aan de VS? Ja, dit
zijn staatsorganen. Wat met de Latijns-Amerikaanse agenten die ze inhuurden? Ook
aansprakelijk. Moeilijker wordt het als we gaan kijken naar het optreden van de
contra’s zelf, de rebellengroep pleegde bepaalde feiten, waren die inbreuken
toerekenbaar aan de VS? Het Hof zei dat we moeten kijken of de groep volledig
afhankelijk is van de VS. Als dit zo is, dan is de VS aansprakelijk. Er wordt toegelicht
wat een groep is die afhankelijk is van een staat. De lat wordt hoog gelegd, men stelt
dat van zodra een groep nog enige beleidsvrijheid heeft, deze drempel niet bereikt is.
Is dit het geval bij de contra’s? De contra’s waren niet louter afhankelijk van de VS.
(2) Personen die handelen in opdracht van of onder de controle van een staat. In opdracht
van, dit spreekt voor zich, van zodra je instructies krijgt, is het optreden toerekenbaar aan de
staat. Het tweede aspect is moeilijker, particulieren die onder controle staan van de staat.
Daar is behoorlijk wat discussie geweest over hoe je dat begrip controle moet gaan
interpreteren.
o
Nicaragua zaak
Zie supra. De VS leende militaire advies, wapens, middelen en hielp mee bij het
kiezen van doelwitten. Was het Hof van oordeel dat de contra’s onder controle
stonden van de VS? Nee, het Hof vond die consultatie en de steun onvoldoende om
te spreken van een zogeheten effectieve controle over die groep. De lat wordt dus
opnieuw vrij hoog gelegd.
o
Tadic
Uitspraak van het Joegoslavische tribunaal. Het tribunaal heeft die hoge drempel op
de korrel genomen. Het vond dat geen faire test, zeker niet wanneer het ging om
rebellengroep, opdat die test ertoe leidt dat staten via proxy warfare hun
verantwoordelijkheid kunnen ontlopen. Het Tribunaal was het daar niet mee eens en
Yasmine Ghys
62
stelde in plaats van die effectieve controledrempel een soepelere drempel van
‘overall control’, algemene controle. Het gaat dus in de clinch met het Hof in de Haag.
o
Bosnische genocidezaak
Het gaat om de slachtpartij in Srebrenica. Het was een zaak tussen Bosnië en Servië,
waarbij Bosnië Servië aansprakelijk wou stellen voor genocide. Wie heeft die
slachtpartij gepleegd? Mladic en Karadzic. Wie waren dat? De President was
Milicovic, de genocide is niet begaan door het Servische regeringsleger, maar door
het Bosnische Servische leger. Dat was een niet-statelijke entiteit, het was een
rebellengroep die nauwe banden onderhield met de Servische overheid. In welke
mate kan je Servië verantwoordelijk houden voor het optreden van het Bosnisch
Servische leger. Wat doet het Hof in zijn arrest? Het doorloopt de verschillende
stappen. Was het een groep die volledig afhankelijk was van Servië? Die lat ligt zeer
hoog. In deze zaak besloot het Hof dat de lat niet bereikt was, het was niet volledig
afhankelijk. Kunnen we stellen dat het leger handelde in opdracht van of onder de
controle van de staat? Men gaat opnieuw kijken naar de banden, maar opnieuw zegt
het Hof dat je niet de ‘overall control’ moet toepassen maar wel de effectieve
controlestandaarden uit de Nicaragua zaak. Opnieuw komt men tot het besluit dat de
samenwerking onvoldoende was om te stellen dat zij handelde onder de controle van
Servië. Servië is uiteindelijk veroordeeld, maar niet voor de genocide. Het Hof heeft
een onderscheid gemaakt tussen de genocide op zich die niet toerekenbaar is aan
Servië, maar dit wil niet zeggen dat Servië volledig vrijuit is gegaan. Het Hof heeft
gezegd dat Servië was tekortgeschoten in de plicht om genocide te voorkomen. Men
had bepaalde stappen kunnen ondernemen tegen het leger en men heeft dit niet
gedaan. Dus Servië is tekortgeschoten in die middelenverbintenis om een genocide
te voorkomen.
(3) Afwezigheid van overheidsgezag
(4) Staat erkent en aanvaardt handelingen als staatsoptreden.
o
Teheran-zaak
Zaak die zich afspeelt tussen de VS en Iran in nasleep van de Islamitische Revolutie
in 1979. De sjah, die nauwe banden had met de VS, wordt afgezet en een islamitisch
regime onder Khomeini komt aan de macht. Er is een heel anti-VS gezinde houding,
een groot deel van de Iraanse bevolking wordt aangewakkerd door dat nieuwe
regime. Op een gegeven moment is er incident aan de Amerikaanse ambassade in
Teheran. Er zijn daar grote betogingen voor de ambassade, dat ontaard. De
ambassade wordt onder de voet gelopen en wordt ingenomen door die betogers.
Men begint die ambassade te gijzelen, met inbegrip van het Amerikaanse personeel
dat daar aanwezig was. Is die aanval op die ambassade toerekenbaar aan Iran?
Waren het staatsorganen? Nee, het was eerder een spontane volksbeweging. Was
het een groep die volledig afhankelijk was van de staat of onder controle stond?
Neen. Het IGH zegt dat de bezetting niet toerekenbaar is aan Iran. Iran kan niet
verantwoordelijk worden gehouden. Maar gedurende de loop van die gijzeling
verandert de situatie, in de nasleep van die gijzeling vinden diplomatieke
onderhandelingen plaats tussen de VS en Iran over de inbeslagname van
Amerikaanse goederen binnen Iran. Khomeini begint de gijzeling uit te spelen als een
troef. Door dat optreden zegt het Hof dat hij die handelingen erkent en aanvaardt hij
die handelingen als staatsoptreden. Hij neemt verantwoordelijkheid op voor de
verdere voortzetting van die gijzeling.
o
MH17
Vlucht is boven Ukraine neergestort. Er wordt beweerd dat die vlucht zou zijn
neergehaald met een raket gelanceerd van op een Russisch lanceerplatform. Dat zou
2 dagen voor het incident de grens zijn overgestoken naar een gebied gecontroleerd
Yasmine Ghys
63
door Oekraïense separatisten. In welke mate is die aanslag toerekenbaar aan
Rusland? Gaat het om een Russisch leger of Russische rebellen? Als het Russische
militairen waren, is Rusland aansprakelijk. Als het pro Russische Oekraïense rebellen
zouden zijn, dan is het complexer. Zijn die rebellengroepen volledig afhankelijk van
Rusland? Men vermoedt van niet. Handelt ze onder instructies van Rusland? Dat
weten we niet, we kunnen dit enkel opnoemen in hypotheses. Staat ze onder controle
van Rusland? We kunnen niet zeggen dat de hoge drempel hier bereikt is. Erkent
men het optreden als overheidsoptreden? Rusland erkent het optreden niet.
Bij het voorgaande horen nog een aantal bijkomende algemene bedenkingen:
•
De handelingen van een private persoon of niet-statelijke groepering die niet als
dusdanig toerekenbaar zijn aan een staat belet niet dat de staat zelf een
onderscheiden internationale onrechtmatige gedraging heeft begaan.
•
Staten kunnen onder bepaalde voorwaarden ook internationaal aansprakelijk zijn
voor internationaal onrechtmatig gedrag, wanneer dit gedrag op hun aansturen of
onder hun controle wordt verricht, of verricht, of wanneer zij bewust steun verlenen
aan een andere staat in het kader van het internationaal onrechtmatig gedrag van
deze laatste.
•
De regels gecodificeerd in de ASR hebben een residuaire draagwijdte. Niks belet dat
m.a.w. het gewoonterecht of verdragsrecht voor bepaalde domeinen/activiteiten
andere ‘lex specialis’-regels ontwikkelt. In sommige domeinen wordt een vorm van
objectieve/foutloze aansprakelijkheid wordt gehanteerd.
Een gevallen ruimtevoorwerp. Een staat moet de schade vergoeden wanneer
er schade ontstaat in het grondgebied.
§2. Omstandigheden die onrechtmatigheid uitsluiten
Er zijn een aantal omstandigheden die men kan inroepen om aan aansprakelijkheid te
ontsnappen. Dat is bv. zelfverdediging, force majeur, noodtoestand, … Deze kunnen niet
worden ingeroepen wanneer sprake is van een inbreuk op jus cogens-normen. Zij kunnen
maar onrechtmatigheid uitsluiten zolang de rechtsgrond blijft bestaan. Bovendien zal de
inbreukmakende staat in sommige gevallen toch nog vergoeding verschuldigd zijn voor
eventuele materiële schade (tenzij bij tegenmaatregelen of zelfverdediging).
Instemming is wanneer een staat op geldige wijze, en vooraf, instemt met een gedraging.
Dan zal de inbreuk ten aanzien van deze staat niet als inbreuk gekwalificeerd worden.
Wanneer een na de feiten instemt met, of berust in, het optreden van de andere staat is er
geen sprake van daadwerkelijke instemming, maar van afstand van claim.
Zelfverdediging.
Force majeur of noodtoestand zijn zaken die je kan inroepen als een soort van excuus om
aan aansprakelijkheid te ontsnappen.
Force majeur betekent dat je op een bepaalde wijze hebt gehandeld omdat je geen andere
keuze had en daartoe werd gedwongen door externe factoren. De inbreuk die je hebt
gepleegd is eigenlijk buiten je wil om. Je had er zelf geen autonomie over. wanneer naleving
van de regels slechts ‘moeilijker’ wordt, of wanneer de staat zelf verantwoordelijk is voor het
optreden van de gebeurtenissen/kracht in kwestie, kan geen beroep worden gedaan op deze
rechtsgrond.
Noodtoestand kan worden ingeroepen wanneer een inbreuk de enige manier is om een
fundamenteel belang van de staat te vrijwaren tegen een ernstige en imminente dreiging. Uit
de negatieve formulering volgt dat deze rechtsgrond restrictief moet worden uitgelegd.
Tegenmaatregelen zijn bewust inbreuken door de staat op de eigen juridische plichten,
maar je doet dat als reactie op een eerdere inbreuk door een andere staat. Je doet dat met
Yasmine Ghys
64
het doel om die eerdere inbreuk van die andere staat stop te zetten. Het is een vorm van
eigenrichting die het volkenrecht toelaat. Maar tegenmaatregelen moeten wel aan een aantal
voorwaarden voldoen. In de ontwerpartikelen rond aansprakelijkheid vind je deze terug. Er
zijn een aantal procedurele vooraleer je tegenmaatregelen mag nemen, je moet de staat
inlichten en proberen alsnog te overtuigen om zijn plichten te respecteren. Er zijn ook
verschillende inhoudelijke vereisten. Tegenmaatregelen moeten proportioneel zijn ten
opzichte van de oorspronkelijke inbreuk en ze moeten doelgericht zijn. Ze moeten tot doel
hebben die oorspronkelijke inbreuk te doen beëindigen. Ze moeten ook tijdelijk van aard zijn,
als de oorspronkelijke inbreuk is stopgezet, dan moeten ook de tegenmaatregelen
ophouden. Ze mogen geen afbreuk doen aan het geweldverbod, aan humanitaire
verplichtingen of aan normen van jus cogens. Evenmin mogen zij de diplomatieke of
consulaire immuniteiten aantasten of de rechten van derde staten. Tegenmaatregelen
komen vaak voor, vooral in het kader van de WTO.
Wie mag er tegenmaatregelen nemen? In principe degene die het slachtoffer is van de
inbreuk. Die mag daarop reageren door voor een stuk het recht in eigen handen te nemen.
Wat met schendingen van erga omnes regels? Dit zijn de regels die bestaan in het belang
van de internationale gemeenschap in zijn geheel. Je ziet de laatste tijd dat staten en
regionale organisaties buiten de VN-Veiligheidsraad zelf economische sancties en gerichte
sancties gaan opleggen.
Wat is het voordeel en wat het nadeel? De ILC stipt die problematiek aan in haar
ontwerpartikelen maar stelt daarin dat de statenpraktijk nog geen duidelijk antwoord heeft
geformuleerd. Wat is het belang? Wat is de inzet? De inzet is groot, je kan niet-naleven van
het internationaal recht gaan bestraffen. Wat is het risico? Waarom is dit zo controversieel?
Je hebt het risico op chaos, je hebt het risico dat alle staten zelf gaan oordelen of er een
inbreuk is op een erga omnes norm en het recht in eigen handen gaan nemen. Je holt voor
een stukje het gezag van de VN-Veiligheidsraad uit. Het is de VN-Veiligheidsraad die
sancties kan aannemen.
Wat is het onderscheid tussen tegenmaatregelen en retorsies? Retorsies zijn handelingen,
onvriendelijke maatregelen zonder dat je daarbij je eigen juridische plichten schendt.
§3. Gevolgen van staatsaansprakelijkheid
Wat zijn de gevolgen van staatsaansprakelijkheid? Je moet de inbreuk stopzetten en
garanderen dat de inbreuk niet wordt herhaald. Je hebt een herstelplicht. Deze kan 3 vormen
aannemen: restitutio ad integrum, schadevergoeding of genoegdoening.
•
Restitutio ad integrum impliceert herstel in de oorspronkelijke staat, een terugkeer
naar de situatie zoals zij bestond voor de inbreuk. Het geniet de voorkeur als
herstelmechanisme. Dit is slechts anders wanneer restitutio materieel onmogelijk is of
disproportioneel zou zijn. In de praktijk is restitutio eerder de uitzondering.
•
Schadevergoeding betreft een financieel ‘herstel’ voor geleden schade en gederfde
winst, vermeerderd met interesten.
•
Genoegdoening kan bestaan in een erkenning van de inbreuk, een formele
verontschuldiging of een andere geschikte, niet-geldelijke modaliteit.
Naast de herstelplicht zullen er bijkomende verplichtingen gelden in het bijzonder geval
wanneer ernstige inbreuken op jus cogens worden vastgesteld. In deze hypotheses zijn
staten immers verplicht om samen te werken om de inbreuk via rechtmatige middelen ten
einde te brengen. Voorts mag geen enkele staat een door dergelijke schending gecreëerde
situatie erkennen of helpen in stand te houden.
Wie kan die staatsaansprakelijkheid inroepen? De slachtoffers van het inbreukmakend
gedrag. Maar je moet daarbij een onderscheid maken tussen situaties waarbij een staat het
rechtstreekse slachtoffer is en situaties waarin men eerder het onrechtstreekse slachtoffer is.
Yasmine Ghys
65
Rechtstreeks: Belgische ambassade wordt in Malawi ingenomen door de politie van
Malawi, België is rechtstreeks slachtoffer. Het zijn ook rechtstreekse inbreuken als je
eigendommen van de staat gaan vernielen of overheidsvertegenwoordigers gaat
molesteren.
Onrechtstreeks: wanneer er een Belgische toerist in Malawi onrechtmatig wordt
aangehouden. Dit is niet rechtstreeks maar het is wel een incident waarbij België
onrechtstreeks schade ondervindt.
Er geldt een tweede vereiste wanneer het gaat om onrechtstreekse schade, de lokale
rechtsmiddelen moeten uitgeput zijn. De local remedies rule, deze houdt in dat België de
aansprakelijkheid van een staat kan inroepen mits de uitputting van alle rechtsmiddelen
worden gerespecteerd. De persoon in kwestie moet eerst verhaal zoeken voor de nationale
rechter in die staat. Pas wanneer heel dat hoofdstuk is afgewerkt, pas dan zijn de lokale
rechtsmiddelen uitgeput en kan België op internationaal niveau die staat aansprakelijk
stellen.
Wat met andere staten? Die kunnen aansprakelijkheid inroepen ten aanzien van erga omnes
regels. Iedereen heeft daar het vereiste belang.
Afdeling 4. Immuniteiten
§1. Algemeen
Die immuniteiten vormen een soort van beperking op de territoriale jurisdictie van staten.
Binnen haar eigen grondgebied kan een staat haar eigen wetgeving uitvaardigen, uitspraak
doen over geschillen en men kan ook gaan handhaven. Die bevoegdheid is onderworpen
aan een aantal beperkingen. Immuniteiten vormen daar een belangrijk voorbeeld van.
Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen 2 types van immuniteiten, je hebt een
immuniteit van rechtsmacht enerzijds en anderzijds een uitvoeringsimmuniteit.
Wat is immuniteit van rechtsmacht? Dat houdt in dat een bepaalde persoon of entiteit niet
voor de nationale rechtbanken kan worden gedaagd.
Wat is dan uitvoeringsimmuniteit? Dat betekent dat bepaalde personen of entiteiten
beschermd zijn tegen uitvoeringsmaatregelen, dwangmaatregelen…
In het internationaal recht zijn er heel wat personen entiteiten die een minder verregaande
vorm hebben van immuniteit. Het standaard voorbeeld zijn de diplomaten. Wanneer een
ambassadeur een strafbaar feit pleegt, bv. een moord, wat kan je dan doen? Kan die voor de
nationale rechter gebracht worden? Nee, dat kan niet, die heeft een absolute
onschendbaarheid. Wat kan België wel doen? België kan die persoon persona non grata
verklaren. Hij is niet langer welkom in je land en je vraagt aan het land van herkomst om die
persoon terug te nemen. Je kan die persoon niet voor nationale rechtbanken vervolgen tenzij
zijn land zijn immuniteit intrekt en hij afstand doet van de immuniteit.
Wanneer een consul een moord pleegt, kan die in de regel wel vervolgd worden.
Er zijn ook nog andere categorieën. Troepen in het buitenland, zoals de NAVO. Er zijn nog
verschillende categorieën, wanneer overheidsvertegenwoordigers deelnemen aan verdragsonderhandelingen in het buitenland, ook dan genieten zij van een bepaalde immuniteit. Maar
meer algemeen: staten, overheidsvertegenwoordigers genieten diverse immuniteiten. We
vinden die terug in het gewoonterecht.
Het feit dat je een immuniteit hebt, betekent dat je niet vervolgd kan worden. Het recht blijft
wel bindend. Die immuniteiten zijn beperkt tot de nationale rechtbanken. Zij kunnen die niet
inroepen ten aanzien van hun eigen rechtbank in hun eigen staat, en zij kunnen die ook niet
inroepen voor internationale straftribunalen. Het is mogelijk om van die immuniteiten afstand
te doen.
Yasmine Ghys
66
§2. Staatsimmuniteit
Er is een onderscheid tussen immuniteit van rechtsmacht en een uitvoeringsimmuniteit. Er
zijn 2 verdragen die ingaan op de omvang van staatsimmuniteit. Het ene is nog niet in
werking, het andere kent een beperkte werking. In de meeste gevallen, moet je dus
terugvallen op dat ongeschreven gewoonterecht.
Het internationaal recht biedt een gewoonterechtelijk kader waarbinnen landen kunnen
handelen. Dat kader wordt verder verfijnd in nationale wetgeving en rechtspraak. Er zijn
verschillende aanpakken, het ene land kent een verregaandere immuniteit toe dan een
andere.
Staatsimmuniteit is enorm geëvolueerd, vroeger was het zo dat staten een absolute
immuniteit hadden. Je kon een derde land nooit gaan dagvaarden voor je eigen rechtbanken.
Gaandeweg is men daar van afgeweken, dit werd als onrechtvaardig beschouwd. Geleidelijk
aan is men geëvolueerd van een visie van absolute staatsimmuniteit naar een restrictieve
staatsimmuniteit. Vroeger waren staten verplicht om een absolute, volledige immuniteit toe
te kennen. Vandaag mag men daar van afwijken, men mag die immuniteit gaan inperken.
Althans wanneer het gaat om de zogeheten acta gestionis.
Vandaag in de restrictieve immuniteitsvisie, maakt men een fundamenteel onderscheid
tussen 2 types van handelingen. Enerzijds de acta jure imperii, dit zijn de handelingen die
intrinsiek verbonden zijn met de uitoefening van het overheidsgezag en waar de staat echt
als staat gaat optreden en anderzijds die acta jure gestionis waar de overheid als een
particulier gaat optreden. Voor de acta jure imperii ben je verplicht de immuniteit te
respecteren. Voor de acta jure gestionis moet dat niet. Voor die zaken kan je als land wel
degelijk procedures voor de nationale rechter of uitvoeringsmaatregelen toestaan.
Het onderscheid tussen die categorieën is niet altijd evident te maken, er zijn verschillende
benaderingen. Sommigen leggen nadruk op andere criteria.
Wat met schendingen van het internationaal recht? Is die immuniteit nog steeds van
toepassing?
o
Duitsland tegen Italië
Het heeft te maken met de eindfase van WOII. Italië nam oorspronkelijk mee aan de
kant van de Nazi’s maar gaf zich over in 1943. De Duitse militairen bleven daar wel
aanwezig en hebben zich bezondigd aan diverse oorlogsmisdaden. Duitsland heeft
een compensatie-mechanisme in het leven geroepen om vergoedingen te gaan
uitbetalen aan slachtoffers van die feiten. Er waren verschillende mensen, zoals
personen die niet als krijgsgevangene werden erkend, die niet in aanmerking
kwamen onder dat Duitse compensatieschema. Zij zijn met procedures voor de
Italiaanse rechter begonnen. De Italiaanse rechters, tot en met het Hof van Cassatie,
leggen die immuniteiten naast zich neer. Het gaat nu eenmaal om ernstige
oorlogsmisdaden, voor inbreuken op jus cogens erkennen wij geen immuniteit. Die
nabestaanden hebben succes en men krijgt gunstige vonnissen. Men slaagt er
bovendien ook in om die vonnissen te laten uitvoeren. Duitsland is daar niet mee
gediend en begint een procedure voor het IGH. Italië roept een hele reeks
argumenten in, het gaat om ernstige misdrijven, daar geldt geen immuniteit voor. Wat
doet het Hof daarmee? Ze worden allemaal verworpen, het Hof komt tot een vrij
conservatieve uitspraak, men erkent dat voor acta jure imperii immuniteiten overeind
moeten blijven, ook al gaat het om ernstige misdrijven. Het Hof stelde dat:
1) Het internationaal gewoonterecht vereist dat een staat immuniteit van
rechtsmacht wordt toegekend bij procedures n.a.v. vermeende
onrechtmatige daden die door haar strijdkrachten zoude zijn gepleegd op
het grondgebied van een andere staat ten tijde van een gewapend conflict
2) Dat deze eis ook geldt voor ernstige inbreuken op het internationaal recht
3) Dat deze eis ook geldt voor vermeende inbreuken op jus cogens-normen.
Yasmine Ghys
67
Uitvoeringsimmuniteit gaat over wanneer je een gunstig vonnis krijgt, of je
uitvoeringsmaatregelen mag nemen. Men is ook daar geëvolueerd van een vrij absolute
immuniteit naar een meer restrictieve opvatting. Vandaag aanvaardt men dat je niet aan
bepaalde goederen mag komen. Goederen die meer commercieel van aard zijn, komen wel
in aanmerking voor uitvoeringsmaatregelen.
Om afstand te doen van uitvoeringsimmuniteit is in beginsel een afzonderlijke en
uitdrukkelijke verklaring van afstand nodig.
o
NML Capital v. Argentinië
Argentinië heeft het financieel moeilijk en men kan de rente niet betalen aan de
schuldeisers. Wat doet Argentinië? Ze gaan onderhandelen met de verschillende
schuldeisers en ze komen tot een schuldherschikking. De meeste schuldeisers
aanvaarden een soort van deal, maar er zijn er een aantal die de voorwaarden niet
aanvaardbaar vinden. Die schuldeisers verkopen hun schuldpapieren, hun claims,
hun aanspraken aan NML Capital. NMLC begint met een reeks van procedures tegen
de Argentijnse overheid om de betaling te verkrijgen van het volledige bedrag van die
schuldpapieren. Zij bekomen een gunstig vonnis voor de Amerikaanse rechters. Je
moet dat vonnis ook laten uitvoeren. NMLC is in diverse landen op zoek gegaan naar
goederen die men in beslag kan nemen. Men is daarbij ook in België terecht
gekomen. Dit heeft geleid tot een interessante procedure voor het Hof van Cassatie
waarbij men beslag had gelegd onder meer op de rekeningen van de Argentijnse
ambassade. Het Hof zei dat dit niet verenigbaar is met de uitvoeringsimmuniteit van
Argentinië.
o
Yukos oil
Yukos Oil was een grote Russische oliemaatschappij. Ze is bankroet gedreven door
de Russische overheid. Het is dan voor een appel en ei verkocht aan Russische
staatsbedrijven. De oorspronkelijke aandeelhouders waren daar niet gelukkig mee.
Men heeft beroep gedaan op een multilateraal investeringsverdrag, het Energy
Charter Treaty. Men heeft op basis van dat verdrag een arbitrageprocedure kunnen
beginnen tegen de nationale overheid. De aandeelhouders hebben parallel een
procedure opgestart voor het EHRM. De uitkomst daarvan was genoegdoening. Zo’n
vonnis krijgen is 1 ding, je moet dit ook laten uitvoeren.
§3. Immuniteit van vreemde overheidsfunctionarissen
Net zoals een staat niet zomaar voor een rechtbank van een derde land kan worden
gedaagd, genieten ook overheidsfunctionarissen bepaalde immuniteiten. Het zijn een soort
van afgeleide. Dit is niet vastgelegd in een bindend multilateraal verdrag, je moet terugvallen
op het gewoonterecht om te kijken hoe omvangrijk die immuniteiten zijn.
De ILC is momenteel bezig met dat thema.
Er is een strafrechtelijke immuniteit van overheidsfunctionarissen. Er zijn bepaalde personen
die een absolute personele immuniteit genieten, zoals diplomaten. Welke personen zijn
dit? Staatshoofden, regeringsleiders en buitenlandministers. Die genieten een personele
immuniteit. Dit wil zeggen dat ze nooit voor een rechtbank in een derde land kunnen worden
vervolgd. Niet alleen voor hetgeen zij doen in de uitoefening van hun functie, maar ook voor
al het geen zij doen in het privéleven. Die absolute personele immuniteit is enorm
omvangrijk, dat lijkt soms onrechtvaardig maar dit geldt alleen voor de duur van het ambt.
Die personele immuniteit is bevestigd geweest in de Yerodia zaak.
o
Yerodia
Zie supra. Men verduidelijkt wel dat er een aantal beperkingen zijn, de immuniteit
geldt niet ten opzichte van de Congolese rechter zelf, ook niet ten opzichte van
Yasmine Ghys
68
internationale hoven. Wat was de uitkomst? België heeft zijn wetgeving aangepast
om rekening te houden met immuniteiten. Het Hof beklemtoonde wel
1)
2)
3)
4)
De personele immuniteit is tijdelijk
Ze geldt niet ten opzichte van de nationale rechter in het eigen land
Er kan afstand gedaan worden van deze immuniteit
Ze geldt ook niet ten opzichte van een internationaal orgaan
De personele immuniteit geldt dus enkel voor staatshoofden, regeringsleiders en
buitenlandministers. Wat met andere overheidsvertegenwoordigers? Die hebben een
materiële immuniteit. Wat houdt dit in? Dat houdt in dat zij wel kunnen worden vervolgd voor
zaken die losstaan van de uitoefening van hun functie. De immuniteit beperkt zich tot de
uitoefening van hun functie.
Die materiële immuniteit geldt voor alle overheidsvertegenwoordigers. Die geldt natuurlijk
wanneer die functie ten einde is. Bv. de minister van justitie is minister af, dan nog blijft die
immuniteit bestaan want die immuniteit geldt voor hetgeen men heeft gedaan in de
uitoefening van die functie.
De laatste jaren zien we ook dat voor daden die gesteld worden in de functie, dat men daar
die immuniteiten gaat beperken. Er zijn verschillende precedenten waarbij die materiële
immuniteit niet wordt erkend wanneer er sprake is van ernstige mensenrechtenschendingen.
o
Rainbow Warrior
Greenpeace schip dat in de jaren ’80 ging protesteren tegen Franse atoomproeven in
de Stille Oceaan. Wat is er met dat schip gebeurd? Frankrijk was niet zo gelukkig met
die protesten en met de bezigheden van dat schip in kwestie. Men heeft toen dat
schip was aangemeerd in Auckland, enkele Franse geheime agenten gestuurd die
explosieven aan dat schip hebben aangebracht. De Nieuw-Zeelandse
veiligheidsdiensten zijn in actie geschoten en men heeft 2 Franse geheime agenten
laten arresteren vooraleer ze konden vluchten. Die personen zijn vervolgd geweest,
dus voor ernstige misdrijven wordt er geen materiële immuniteit toegekend.
o
Pinochet
Hij was in Engeland voor medische behandelingen. Spanje was een procedure
begonnen tegen die man voor zijn betrokkenheid voor praktijken in de jaren ’70 en
’80. Groot-Brittannië is overgegaan tot aanhouding. Men stelde dat voor foltering men
zich niet kan beroepen als voormalig staatshoofd op materiële immuniteit. Op het
ogenblik van de aanhouding was hij een voormalig staatshoofd. Hij kan zich dus niet
meer beroepen op de absolute immuniteit, enkel op de materiële. Aangezien het gaat
om ernstige schendingen wordt deze verworpen.
Het EHRM besloot in de Jones v. UK zaak dat er vooralsnog onvoldoende bewijs is om te
besluiten tot een gelijkaardige uitholling van de materiële immuniteit van vreemde
overheidsfunctionarissen in burgerlijke zaken.
Yasmine Ghys
69
Deel VI. Internationale organisaties
Hoofdstuk 1. Kenmerken
Internationale organisaties zijn vandaag belangrijke subjecten van internationaal recht
geworden. De opkomst is vooral gesitueerd in de 19ste eeuw.
Wat is een organisatie? Er zijn er veel uiteenlopende maar er zijn toch een aantal
gemeenschappelijke kenmerken. Het gaat om een associatief verband van
volkenrechtelijke subjecten (lees: staten, maar ook internationale organisaties zelf). Ze
hebben gemeenschappelijke doelstellingen. Het is opgericht via een verdrag. Ze hebben 1 of
meer organen samengesteld van vertegenwoordigers van de verschillende lidstaten.
Je kan internationale organisaties gaan onderverdelen op een aantal manieren. Dit heeft een
didactisch nut.
Je kan ze onderverdelen naargelang het lidmaatschap open of gesloten is. Bij gesloten
organisaties is het lidmaatschap beperkt tot staten die aan bepaalde criteria voldoen.
De OPEC staat enkel open voor landen met substantiële olie-export.
Je kan ze onderverdelen naargelang ze een algemeen of meer specifiek, functioneel doel
hebben.
Je kan ze onderverdelen naargelang hun geografische reikwijdte. Je hebt de grote
universele organisaties zoals de VN, maar er zijn ook heel wat regionale of sub-regionale
organisaties. Men spreekt van een ‘regio-overschrijdende’ organisaties wanneer het
lidmaatschap verder reikt dan een bepaald continent.
Er is dan ook nog een groot onderscheid tussen intergouvernementele en supranationale
organisaties. Dit is een belangrijk onderscheid! Wat onderscheidt een intergouvernementele
van een supranationale? Bij een supranationale organisatie gaan de staten een stuk
soevereiniteit afstaan aan een organisatie die beslissingen kan nemen die bindend zijn, ook
wanneer zij daar niet noodzakelijk mee akkoord is. Bij een intergouvernementele organisatie
houd je nog controle over beslissingen. Ook bij een supranationale organisatie kan je er nog
uitstappen. Om van een werkelijk ‘supranationale’ organisatie te spreken, moeten volgens
Schermers 6 criteria vervuld zijn:
•
•
•
•
•
•
De organen van de organisatie bestaan (deels) uit personen die niet louter optreden
in hun hoedanigheid van vertegenwoordiger van hun staat.
Beslissingen worden aangenomen bij meerderheid
De organen kunnen bindende beslissingen nemen.
Sommige van deze beslissingen ressorteren directe gevolgen voor particulieren
Het oprichtingsverdrag en de secundaire besluitvorming van de organisaties vormen
een eigen rechtsorde
Een onafhankelijk rechterlijk orgaan waakt over de geldigheid van de handelingen
van de organen van de organisatie en over de naleving van de besluiten door de
lidstaten.
Internationale organisaties hebben heel uiteenlopende bevoegdheden. Ze hebben
toegewezen bevoegdheden. Dit zijn degene die expliciet worden geïdentificeerd in een
oprichtingsverdrag. Daarnaast wordt aanvaard dat men ook impliciete bevoegdheden heeft,
deze staan niet uitdrukkelijk in het verdrag opgesomd maar bevoegdheden die intrinsiek
vereist zijn om de uitdrukkelijk opgesomde bevoegdheden te kunnen uitoefenen. In de
praktijk zie je dat organisaties die bevoegdheden vaak dynamisch gaan invullen. De invulling
van het takenpakket ondergaat vaak belangrijke ontwikkelingen door de tijd heen en
oprichtingsverdragen moeten veelal op een dynamische en evolutieve wijze worden
geïnterpreteerd.
Yasmine Ghys
70
Ook bij het lidmaatschap zie je uiteenlopende benaderingen. Lidmaatschap was vroeger
veelal voorbehouden voor staten. Vandaag ziet men dat ook internationale organisaties zelf
soms deelnemen aan de oprichting van nieuwe internationale organisaties. De
toetredingsprocedure wordt vastgelegd in het oprichtingsverdrag van de organisatie. Soms
moet iedereen akkoord zijn, soms is er bepaalde meerderheidsvereiste. Er is ook een
onderscheid bij veel organisaties. Naast volwaardige leden, zijn er ook alternatieve statuten
zoals
het
geassocieerde
lidmaatschap,
waarnemersstatus
of
bevoorrechte
waarnemersstatus.
Wat is het voornaamste verschil met volwaardige leden? Het stemrecht! Er zijn
verschilpunten tussen waarnemersstatus en de bevoorrechte waarnemersstatus, maar dit
hangt ook een beetje af van organisatie tot organisatie. Het heeft praktische implicaties, bv.
voor de deelname aan de gesloten vergadering. Dit kan belangrijk zijn, het is vaak in die
besloten werkgroepen dat de eigenlijke besluitvorming gebeurd.
Er zijn verschillende manieren waarop een lidmaatschap kan worden opgeschort of
beëindigd. Er is de mogelijkheid om zich terug te trekken. Omgekeerd is het zo dat leden ook
uit een organisatie kunnen worden gezet. Het lidmaatschap wordt dan ontnomen. Die
bestaat in het kader van de EU, dit vereist dan een eenparige beslissing van alle lidstaten.
Soms wordt voorzien in de mogelijkheid om het lidmaatschap, of toch bepaalde
lidmaatschapsrechten, tijdelijk op te schorten, bv. wanneer een lid in gebreke blijft om zijn
financiële bijdragen te betalen.
In het begin van de jaren 2000, was er in Oostenrijk een probleem. Er kwam een
extreemrechts regeringshoofd aan de macht. Dit was niet naar de zin van de andere
Europese lidstaten. Men brak zich het hoofd hoe men daarmee kon omgaan. In die
periode was er niets in het verdrag voorzien, daarna heeft men besloten om de
mogelijkheid op te nemen dat in de uitsluiting van een land voorziet.
Wat met de VN? Ook daar bestaat die mogelijkheid. Er is een clausule waarmee je een lid
kan verwijderen op aansturen van de VN-Veiligheidsraad en de VN-Algemene Vergadering.
Dit is tot op heden wel nog niet gebeurd.
Verschillende organisaties hebben mogelijkheden om lidmaatschapsrechten, en dan vooral
stemrechten, te gaan opschorten. Dit kan wanneer een lid bv. zijn geld niet betaalt.
De Amerikaanse deelname binnen UNESCO. Men besluit om Palestina toe te laten
tot Unesco. Dit is niet naar de zin van de VS, die besluit dan maar om zijn bijdrage op
te schorten. Gevolg? Dit activeert een clausule die de lidmaatschapsrechten
opschort.
Afrikaanse Unie, Egypte werd eruit gezet.
Klassiek hebben organisaties 3 organen. Een plenair orgaan, dit beslist o.a. over nieuwe
leden. Het beslist ook over het budget, iedereen is hier in vertegenwoordigd. Het wordt vaak
Algemene Vergadering, Conferentie of Raad genoemd. Dit orgaan bestaat uit
vertegenwoordigers van de nationale regeringen van de aangesloten leden, met uitzondering
van de IAO. Het plenair orgaan komt meestal maar periodiek bij elkaar. Dan is er een kleiner
uitvoerend orgaan, de Raad, Raad van Bestuur of Uitvoerende Raad, daar wordt het
dagelijks bestuur in de regel waargenomen. In de regel zouden daar niet alle leden in
vertegenwoordigd zijn aangezien het moeilijk werken is met al die vertegenwoordigers. Dan
heb je nog een secretariaat geleid door een Secretaris-Generaal of een Directeur-Generaal.
Deze vervult een louter administratieve functie, in andere gevallen speelt hij ook een
substantiële politieke rol.
Wat met rechterlijke of parlementaire organen? Er zijn een aantal organisaties die naast de
voorgaande organen ook een rechterlijk en parlementair orgaan hebben, maar dit is vrij
uitzonderlijk. Bovendien hebben veel van die parlementaire organen geen wetgevende
bevoegdheid. Het zijn meer overlegfora, discussieplatforms. Het Europees Parlement wel
natuurlijk!
Yasmine Ghys
71
De besluitvorming loopt ook sterk uiteen. Vroeger werkten internationale organisaties vaak
op basis van een unanimiteitsvereiste. Deze uitgangspositie werd gaandeweg verlaten en
vervangen door een vorm van meerderheidsstemming om de organisaties meer slagkracht
te geven. De precieze procedure verschilt van organisatie tot organisatie. Meestal heeft ieder
lid 1 stem, doch uitzonderlijk worden de stemmen gewogen. In verschillende internationale
organisaties is men in de praktijk geëvolueerd naar besluitvorming bij consensus (ook al
voorziet de oprichtingsakte in een meerderheidsstemming).
Besluitvorming bij consensus impliceert dat de voorzitter aan het einde van het
onderhandelingsproces vraagt of 1 van de leden bezwaar wenst te maken bij het voorstel en
wenst aan te sturen op een formele stemming. Bij gebrek aan dergelijk protest wordt het
voorstel als aanvaard beschouwd. Deze werkwijze is verschillend van besluitvorming bij
unanimiteit/eenparigheid, hier is wel sprake van een eigenlijke stemming.
Wat met financiën? Organisaties leven vooral op de ledenbijdrage. Jaarlijks of tweejaarlijks
worden de bijdragen van verschillende leden vastgelegd door het plenaire orgaan van de
organisatie. Deze bijdragen worden in de regel vastgelegd op basis van een bindend besluit
van het plenaire orgaan van de organisatie. In verschillende gevallen wordt rekening
gehouden met de betalingscapaciteit van de betrokken lidstaten. Soms heeft men ook
andere inkomstenbronnen.
De EU haalt het meeste van zijn geld uit de ledenbijdragen, maar het haalt ook geld
uit douane-inkomsten of inkomsten uit kartelboetes.
De VN, het reguliere budget is zo’n 4 miljard euro. België betaalt daarvan ongeveer
1%. Er komt wel nog bij voor de vredesoperaties. Het budget voor vredesoperaties is
sterk gegroeid, hoe kan dit? Er zijn vandaag nu eenmaal meer vredesoperaties. De
vrijwillige bijdragen zijn ook gegroeid, wat is dit? Dat gaat bv. om éénmalige
bijdragen. Het feit dat men onafhankelijk is van vrijwillige bijdragen is riskant. Het
Yasmine Ghys
72
heeft ergens een voordeel, zo blijft men weg van bureaucratische geest. Wat is het
risico? Je kan moeilijk vooraf gaan plannen. Het is mogelijk dat je je begroting ziet
inkrimpen omdat een sponsor geen zin meer heeft in een bijdrage. Dit maakt het
bestaan moeilijker. De EU, heeft 140 miljard euro. De Belgische bijdrage is iets meer
dan 5 miljard. Als je dit gaan omrekenen, komt dit neer op een euro per dag, per
persoon. Het merendeel van dit bedrag gaat diverse projecten.
Hoofdstuk 2. Positie van internationale organisaties in het internationaal
recht
Afdeling 1. Rechtspersoonlijkheid
Internationale organisaties hebben een privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, deze stelt de
organisatie in staat om gebouwen te kopen, contracten aan te gaan,…
Internationale organisaties hebben een afgeleide internationale rechtspersoonlijkheid, mits
de leden de intentie hadden om de organisatie de nodige bevoegdheden te geven om haar
taken effectief, en tot zeker hoogte autonoom van de individuele leden uit te voeren. Die laat
hun toe om hun taken en hun doel uit te voeren. Dit werd erkend in 1949 in de Reparations
for injuries case (zie supra). Het IGH erkende dat de VN een functionele
rechtspersoonlijkheid heeft. Deze is tegenstelbaar aan alle staten en niet alleen aan de leden
van de organisatie. Naar analogie met de onderliggende redenering kan men stellen dat
organisaties met een (quasi-)universeel karakter een ‘objectieve’ internationale
rechtspersoonlijkheid bezitten.
Organisaties met een beperkter lidmaatschap daarentegen kunnen hun internationale
rechtspersoonlijkheid slechts doen gelden ten aanzien van andere volkenrechtelijke
subjecten die deze expliciet of impliciet erkend hebben.
Afdeling 2. Draagwijdte internationale rechtspersoonlijkheid
Wat houdt dit in? Organisaties kunnen verdragen afsluiten, in de mate hun die bevoegdheid
is toegekend in hun oprichtingsverdrag. Net zoals er een WVV bestaat dat het interstatelijk
verdragsrecht regelt, heb je ook een gelijkaardig Weens verdrag dat gaat over verdragen
waar er internationale organisaties partij bij zijn.
Organisaties kunnen ook lid worden van andere organisaties. De EU is partij bij honderden
verdragen.
Ze hebben de mogelijkheid om claims te brengen wanneer zij slachtoffer worden van een
inbreuk en kunnen aansprakelijk zijn wanneer ze hun eigen internationaalrechtelijke
verplichtingen schenden. Het is mogelijk dat eenzelfde handeling gelijktijdig toerekenbaar is
aan een staat en aan een internationale organisatie.
Daar hoort een belangrijke opmerking bij! Het is niet omdat een internationale organisatie
aansprakelijk is of theoretisch een bepaalde claim heeft, dat men die ook zal kunnen
uitoefenen door naar een internationaal rechtscollege te stappen of ervoor te worden
gedaagd. Een internationale organisatie heeft niet automatisch toegang tot alle internationale
hoven en rechtbanken.
Wanneer je kijkt naar het IGH, dan zie je dat alleen staten claims kunnen brengen tegen
andere staten. Bij andere rechtsorganen is dat anders. Zoals de WTO, dit is 1 van de
verdragen waar de EU lid bij is. Daar zie je dat de EU ook procedures kan beginnen voor het
geschillenbeslechtingsmechanisme van de WTO.
à Dit zijn alle WTO-geschillen waar de EU betrokken
bij is. De rode pijlen zijn de procedures ingesteld door
de EU zelf, de blauwe zijn geschillen tegen de EU.
Waarover gaat dit? Over bv. dat Europa een procedure
Yasmine Ghys
73
begint tegen China omdat ze aan dumping doet van zonnepanelen op de Europese markt.
Er zijn ook nog andere voorbeelden, het Zeerechttribunaal staat ook open voor een
organisatie als de EU. Die is daar ook betrokken geweest in procedures.
Afdeling 3. Immuniteiten van internationale organisaties en hun ambtenaren
Staten beschikken over een immuniteit van rechtsmacht en een uitvoeringsimmuniteit, wat
betekent dat je ze niet zomaar voor de rechtbank van een ander land kan gaan vervolgen.
Naar
analogie
daarvan
heb
je
ook
bepaalde
immuniteiten
voor
overheidsvertegenwoordigers, staatshoofden, regeringsleiders en ook andere ambtenaren
(zie supra).
Net zoals staten over bepaalde immuniteiten beschikken, geldt dit net zozeer voor
internationale organisaties. Die immuniteiten beletten dat je een organisatie zomaar voor de
nationale rechter kan gaan dagen. Wat zijn de bronnen? Die vind je terug in het
oprichtingsverdrag, mogelijk ook in een bijkomend immuniteitenverdrag, bijkomend zie je
soms een derde instrument, dit is het Headquarters Agreement. Wat wordt er daarmee
bedoeld? Dit is een soort van zetelakkoord, een verdrag afgesloten tussen de IO en het land
waar het zijn hoofdzetel heeft.
Wat de VN betreft zijn er 2 belangrijke verdragen. Het ene handelt over de privileges en
immuniteiten van de VN zelf (1946), het tweede gaat over de privileges en immuniteiten van
de verschillende gespecialiseerde organisaties (1947).
Wat is de bedoeling van immuniteiten? Het doel is er voor zorgen dat internationale
organisaties onafhankelijk kunnen optreden, dat ze hun taken kunnen uitvoeren zonder
interventie van individuele staten. Het is een waarborg voor het onafhankelijke optreden van
die organisaties.
De immuniteiten zijn in principe functioneel, die gaan maar zo ver als nodig is om een doel
na te streven. In de praktijk komt het er op neer dat die vrijwel de facto absoluut zijn.
Waarom? Omdat in tegenstelling tot bij staten, internationale organisaties vrijwel geen
activiteiten gaan uitvoeren dan degene voorzien in hun oprichtingsverdrag. Je kan dus niet
echt een groot onderscheid gaan maken tussen die acta jure imperii en acta jure gestionis.
Er zijn geen internationale organisaties die openbare ondernemingen hebben die aan
commerciële activiteiten doen.
Er heeft zich een beperkte erosie voorgedaan van de immuniteit van internationale
organisaties. Meer bepaald ziet men dat nationale rechters soms onder verwijzing naar het
recht op toegang tot de rechter de immuniteit van internationale organisaties terzijde
schuiven in het kader van arbeidsrechtelijke geschillen ingeleid door (oud-)werknemers van
de
organisatie
(althans
in
zoverre
de
organisatie
geen
eigen
geschillenbeslechtingsmechanisme heeft met afdoende garanties voor dergelijke
procedures).
Internationale organisaties kunnen ook afstand doen van hun immuniteit. Zij kunnen dit doen
wanneer zich een geschil voordoet, dan wel voorafgaandelijk, bv. door in een contract te
bepalen dat geschillen aan arbitrage zullen worden voorgelegd.
Die immuniteiten zijn er niet enkel voor die internationale organisaties, maar ook voor de
ambtenaren ervan. De bronnen zijn dezelfde. Vaak wordt er een onderscheid gemaakt
naargelang de hiërarchie. Als je kijkt naar het verdrag van 1947, dan zie je dat de hoogste
vertegenwoordigers heel verrijkende immuniteiten hebben. Voor de gewone ambtenaren
heeft men een minder verregaande immuniteit.
Immuniteit voor de organisatie zelf:
Yasmine Ghys
74
o
Moeders van Srebrenica
De VN is in de buurt van Srebrenica en heeft daar een afgeschermd gebied
afgeschermd waar burgers veilig zijn. Hier zijn geen militaire activiteiten toegelaten,
er komt dan iemand die wil dat alle Bosniërs, alle moslims vertrekken. Dit zal
uiteindelijk leiden tot de slachting bij Srebrenica. De rol van de VN in dat verhaal?
Had de VN meer kunnen/moeten doen? Een aantal nabestaanden van slachtoffers
hebben procedures ingesteld voor de Nederlandse rechter met de bedoeling om een
veroordeling en schadevergoeding te bekomen van de Nederlandse overheid en de
VN. Wat is de uitkomst? De claims tegen de VN zijn aan de kant geschoven door de
Nederlandse rechter, de VN genoot immuniteit. Dit werd bevestigd in hoger beroep
en door het EHRM Tegen de Nederlandse overheid kwam er wel een veroordeling.
De moeders hebben gewonnen er werd vastgesteld dat de Nederlandse overheid een
aantal mensenrechtenschendingen had begaan.
o
Haïti
Er was een aardbeving, daarna kwam er een grote hulpactie op gang. Er werd een
contingent Nepalese blauwhelmen gestuurd. Een aantal van die blauwhelmen waren
besmet met cholera en omwille van de slechte hygiënische sanitaire omstandigheden
breidde die cholera-epidemie zich snel uit. Er zijn meer dan duizend mensen hieraan
gestorven. Een aantal nabestaanden wezen met de vinger naar de VN. Men is
begonnen met een procedure voor de Amerikaanse rechter tegen de VN. In eerste
aanleg heeft de Amerikaanse rechter om die claim af te wijzen op grond van de
immuniteit van de VN. Een beroepsprocedure is momenteel hangende, maar wellicht
wordt ook daar de immuniteit bevestigd.
Wanneer er incidenten zijn met VN-personeel, of ander personeel, zal men vaak een
minnelijke regeling treffen met slachtoffers om wat schade te vergoeden.
Immuniteit van de internationale ambtenaren:
o
Strauss-Kahn
Hij was het hoofd van de IMF op het ogenblik dat er een schandaal uitbrak. Hij werd
ervan beticht om een kamermeisje te hebben seksueel misbruikt. Dit heeft geleid tot
procedures voor de Amerikaanse rechter, hij heeft uiteindelijk een minnelijke
schikking getroffen met het meisje. Is hij immuun? Het gaat uiteraard over iets dat
niks met zijn bevoegdheid te maken heeft. Je moet gaan kijken naar het verdrag van
’47, want het gaat om iemand van de IMF en dit is een gespecialiseerde organisatie.
Daarnaast moeten we ook kijken naar het zetelakkoord tussen de VN en de VS, want
de feiten spelen zich af in de VS. In het verdrag staat er dat die man een absolute
immuniteit geniet. Hij heeft kort na de feiten ontslag genomen, wat is daar het gevolg
van? Je verliest je immuniteit.
Ambtenaren van internationale organisaties genieten in de regel ook van fiscale
vrijstellingen, ingegeven door de idee dat de gaststaat al voldoende voordeel haalt uit de
aanwezigheid van de organisatie op haar grondgebied. In tegenstelling tot hetgeen geldt
voor diplomaten bestaat er geen algemene regel de stelt dat de gaststaat ambtenaren van
internationale organisaties ‘persona non grata’ kan verklaren.
Hoofdstuk 3. De Verenigde Naties en haar hoofdorganen
Afdeling 1. Algemeen
De VN is opgericht op de Conferentie van San Francisco in 1945. Ze is de opvolger van de
Volkenbond.
In de loop van de jaren ’90 en beginjaren 2000 kwam de VN veel in opspraak. Er waren een
aantal vredesoperaties die fout liepen, die uitdraaiden in grote tragedies. Er waren ook
seksuele misbruiken door blauwhelmen. Men heeft toen een poging ondernomen in 2004Yasmine Ghys
75
2005 om de VN voor een stuk te gaan hervormen. Men is toen op een aantal maatregelen
gekomen die bij een aantal zaken orde op zaken heeft gesteld.
Als je over de VN uitspraken doet, is het belangrijk om de 2 gezichten te onderkennen. We
spreken altijd over de VN alsof het 1 geheel is, maar dat is het niet. Je moet een onderscheid
maken tussen enerzijds de grote politieke organen zoals de Algemene Vergadering en de
Veiligheidsraad en anderzijds de verschillende meer gespecialiseerde programma’s, fonds,
organisaties zoals het vluchtelingenagentschap die allemaal werk verrichten.
De kritiek gaat vooral over de politieke organen, en dan vooral nog de veiligheidsraad.
Wanneer we het over de VN-Veiligheidsraad hebben, dat is een samenraapsel van 15
lidstaten. Dus als we spreken over het onvermogen van de Veiligheidsraad om bepaalde
zaken aan te pakken, dan is dit geen verwijt aan het VN-Secretariaat maar aan het adres
van die staten, vooral die met een doorslaggevende stem.
De VN is opgericht in 1945 met het VN-Handvest. Het is gestart met 51 leden, dit
ledenaantal is enorm gegroeid naar 193 leden. Dat is niet alleen een numerieke evolutie,
maar ook een politieke evolutie. Dit is vooral toegenomen door de dekolonisatie. Vandaag
zijn de machtsverhoudingen sterk veranderd. Vroeger was het zo dat de westerse landen
een heel sterk aandeel hadden in de Algemene Vergadering, vandaag ligt dit meer bij de
ontwikkelingslanden. Dit leidt ertoe dat sommige westerse landen, zoals de VS, zich daar
soms ongemakkelijk bij voelen.
Wat is het doel? Het is opgericht in de nasleep van WOII met de bedoeling om internationale
vrede en veiligheid te verzekeren, om toekomstige generaties te beschermen tegen oorlog.
Die doelstellingen kan je niet in isolement nastreven, dat wordt erkend in art. 1 HVN. Men
koppelt vrede en veiligheid aan een aantal andere zaken waarvan men veronderstelt dat ze
daar intrinsiek mee gelinkt zijn.
De ‘Millennium Development Goals’ werden in 2000 goedgekeurd in het kader va de VN
door staatshoofden en regeringsleider naar aanleiding van de United Nations Millennium
Declaration. De MDG’s omvatten een reeks concrete doelstellingen. Momenteel wordt
binnen de VN werk gemaakt van een nieuwe set ‘Sustainable Development Goals’ voor de
periode 2015-2030.
Yasmine Ghys
76
Afdeling 2. De Algemene Vergadering
De Algemene Vergadering komt het hele jaar bijeen. Die begint met een top van
staatshoofden en regeringsleiders in september. De Algemene Vergadering werkt met een
‘one member, one vote’ beleid.
De Algemene Vergadering wordt geleid door een Voorzitter, die jaarlijks wisselt, en een
Bureau, dat bestaat uit 21 vicevoorzitters en uit de voorzitters van de 6 Hoofdcomités:
•
•
•
•
•
•
Ontwapening en internationale veiligheid
Economische en financiële kwesties
Sociale, humanitaire en culturele aangelegenheden
Bijzondere politieke aangelegenheden en dekolonisatie
Administratieve en budgettaire aangelegenheden
Juridische aangelegenheden
Ieder lid heeft 1 stem. Bepaalde belangrijke besluiten worden genomen bij 2/3de
meerderheid. Voor andere zaken volstaat een meerderheid van de uitgebrachte stemmen. In
de praktijk worden veel resoluties bij consensus genomen zonder dat het tot een formele
stemming komt.
De Algemene Vergadering heeft een hele uitgebreide politieke bevoegdheid, zij kan
vergaderingen houden om over het even welk onderwerp, ze kan daar resoluties over
ontwerpen, er zijn weinig beperkingen.
In het HVN staan er een aantal bepalingen die erop gericht zijn om de Algemene
Vergadering weg te houden van het werkterrein van de Veiligheidsraad. Art. 11§2 en 12§1
HVN., die zijn bedoeld dat de Algemene Vergadering zich niet moeit, in de praktijk ziet de
Algemene Vergadering anders en trekt men zich niets van die regeling aan.
Uniting for peace, dit gaat ook over de verhouding tussen de Algemene Vergadering
en de Veiligheidsraad. Het is een resolutie van de Algemene Vergadering uit 1950,
toen de VN de gevolgen van de Koude Oorlog moest ondervinden, toen ging het om
de aanpak van de Korea-Oorlog, binnen de VN kreeg men niets gedaan omdat
Rusland continu met zijn veto dreigde, op initiatief werd toen in de Algemene
Vergadering een resolutie aangenomen die op het volgende neerkomt: wanneer de
VN-Veiligheidsraad wordt geblokkeerd door het veto, dan kan de Algemene
Vergadering de zaak naar zich toe trekken en bepaalde maatregelen kan aanbevelen
met het oog op het behoud van de internationale vrede en veiligheid. De laatste jaren
wordt de resolutie minder gebruikt, dit komt door o.a. de machtsverschuiving in de
Algemene Vergadering.
Daarnaast zijn er specifieke bevoegdheden, sommige worden met de Veiligheidsraad
uitgeoefend, anderen exclusief door de Algemene Vergadering.
De toelating van nieuwe leden, wordt samen uitgeoefend met de Veiligheidsraad. Er
komt een aanbeveling van de Veiligheidsraad en vervolgens een beslissing in de
Algemene Vergadering waar een 2/3de meerderheid bereist is.
De verkiezing van nieuwe niet permanenten leden van de Veiligheidsraad behoort
exclusief tot de bevoegdheid van de Algemene Vergadering.
Resoluties van de Algemene Vergadering zijn niet bindend, dit zijn louter aanbevelingen.
De Algemene Vergadering heeft enkel subsidiaire organen. Er is een onderscheid tussen
subsidiaire en gespecialiseerde VN-organisaties. De subsidiaire organen worden gecreëerd
door een hoofdorgaan zoals de Algemene Vergadering. Die hangen daar bijgevolg daar ook
van af, ze zijn ondergeschikt aan dat orgaan. Wat is dan het verschil met ges? Die worden
opgericht door staten zelf in een eigen oprichtingsverdrag, zoals het IMF of de IAO. Zij
hebben een grote autonomie en die worden via een samenwerkingsovereenkomst
Yasmine Ghys
77
verbonden met de VN. Wat houdt die overeenkomst in? Men gaat gaan overleggen, mensen
uitwisselen en men gaat periodiek gaan rapporteren aan de economische en sociale raad.
Dit heeft ook gevolgen voor de immuniteiten. De immuniteiten van de subsidiaire organen
worden geregeld door het verdrag van 1946, die van gespecialiseerde worden geregeld door
het verdrag van 1947.
Voorbeelden van subsidiaire organen:
International Law Commission (ILC): die houdt zich bezig met codificatie.
De commissie voor de vredesopbouw: dit is een subsidiair orgaan van de
Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad
De Mensenrechtenraad: dit is het hoogste politieke orgaan binnen de VN dat zich
bezig houdt met mensenrechten. Het is een politiek orgaan, het bestaat uit
vertegenwoordigers van lidstaten. Het bestaat dus niet experten, het zijn politieke
vertegenwoordigers. Het houdt zich bezig met resoluties aan te nemen waar het
uitspraak doet over mensenrechtenschendingen in landen, het heeft
klachtenprocedures en gaat mensenrechtenschendingen gaan analyseren.
Universal Periodic Review: procedure binnen mensenrechtenraad waar elke
VN-lidstaat om de 5 jaar doorheen moet. Elke lidstaat moet een rapport
voorbereiden waarin staat hoe men uitvoering geeft aan zijn verplichtingen,
welke wetgevende initiatieven men neemt om de naleving te verbeteren. De
verschillende leden mogen vragen stellen, aanbevelingen doen en de staat
wordt zowat op het rooster gelegd. NGO’s nemen heel actief deel aan dit
proces, ze kunnen ook stukken indienen waarin ze op bepaalde dingen
wijzen. Dit creëert een soort van druk op de landen om initiatieven te nemen.
De Mensenrechtenraad is 1 van de verwezenlijkingen van de hervorming in 2005.
Men wou de mensenrechtencommissie aanpakken, er was daar veel kritiek op. Die
was te politiek gestuurd en diende als instrument voor mensenrechtenschenders om
zich te vrijwaren van kritiek. De Mensenrechtencommissie werd dus afgeschaft en
vervangen door de Mensenrechtenraad. Bleek dit een succes? Ja en nee, er zijn veel
positieve evoluties maar anderzijds keren er nog een aantal oude ziektes terug. Men
heeft er voor geopteerd om de verkiezingen van de nieuwe leden via een geheime
stemming te laten verlopen, zo zijn landen die mensenrechtenschendingen begaan
nog steeds lid.
Er is een grote interventie in Jemen door Saudi-Arabië. Deze komt vaak in
een slecht daglicht omdat Saudi-Arabië het niet zo nauw zal nemen met het
onderscheiden van burgerdoelwitten en militaire doelwitten.
Een aantal weken terug was er een ontwerpresolutie in de
Mensenrechtenraad ingediend door Nederland met de vragen om een
onafhankelijk onderzoekscommissie op te richten om onderzoek te
doen naar de feiten in Jemen. Dit doet de Mensenrechtenraad wel
vaker. Het politieke kwam bovendrijven, Saudi-Arabië is er in geslaagd
die resolutie in te trekken en is afgekomen met een ander voorstel, de
president van Jemen zal zelf een nationale onderzoekscommissie
oprichten. De man die dus vragende partij was voor de interventie zal
nu zelf een nationale onderzoekscommissie oprichten zonder enige
vorm van onafhankelijkheid. Dit plaatst die Mensenrechtenraad in een
minder gunstig daglicht.
Allerlei fondsen en programma’s: Unicef, UNAids, …
Yasmine Ghys
78
Afdeling 3. De Veiligheidsraad
De Veiligheidsraad bestaat uit 15 leden: 5 permanente en 10 niet-permanente leden. De 5
permanente leden zijn Rusland, de VS, China, Frankrijk en Groot-Brittannië. De 10 nietpermanente leden worden verkozen door de Algemene Vergadering, met oog voor de nodige
geografische spreiding, en dit telkens voor een periode van 2 jaar.
De Veiligheidsraad komt permanent bijeen in New York. Het voorzitterschap wordt telkens
voor 1 maand waargenomen door 1 van de 15 leden. Niet-leden kunnen zonder stemrecht
deelnemen aan de besprekingen indien hun belangen in het geding zijn, dan wel wanneer zij
uitgenodigd worden door de Raad.
De besluitvorming is belangrijk! Voor een resolutie heb je in principe 9 stemmen nodig,
inclusief de stemmen van de permanente leden. Voor procedurele resoluties heb je de 5
stemmen van de permanente leden niet nodig, daar volstaan gewoon 9 stemmen. Telkens
wanneer er onenigheid is over de vraag of een resolutie procedureel van aard is of niet, geldt
de initiële regel en geldt het vetorecht.
à Gebruik van het veto. De VS gebruikt vandaag zijn veto
vandaag vaker dan andere landen. China heeft lange tijd
geen gebruik gemaakt van dit vetorecht. Men heeft recent
een veto gesteld voor de doorverwijzing van Syrië naar het
Strafhof. Frankrijk en VK gebruiken het ook niet zo vaak.
Rusland is de veel gebruiker van het vetorecht, zeker in de
Koude Oorlog, vandaag is het vooral de VS die zijn veto
gebruikt. Tegen welke resoluties? 9/10 keer voor resoluties
tegen Israël en Palestina.
Er zijn ook ‘hidden vetos’. Dit betekent dat in het
besluitvormingsproces 1 van de permanente leden duidelijk maakt dat het niet akkoord zal
gaan met een bepaald voorstel. Het voorstel wordt dan al geblokkeerd. Tenzij je het
permanent lid in een slecht daglicht wil stellen. Het is dan symbolisch, wanneer je weet dat
een resolutie zal worden ge-veto-d, zo dwing je het lid open kaart te spelen.
Oprichting MH17-Tribunaal. Dit werd gevraagd door Nederland, België en Australië.
Men wist dat Rusland zijn veto ging gebruiken, toch moest er nog gestemd worden.
De bevoegdheden van de VN-Veiligheidsraad zijn onderverdeeld in 2 afzonderlijke
hoofdstukken in het HVN. Het ene, hoofdstuk 6, gaat over vreedzame geschilbeslechting.
Hoofdstuk 7 gaat over het optreden van de Veiligheidsraad in het kader van het handhaving
van internationale vrede en veiligheid. Het gaat om niet bindende maatregelen, maar
wanneer de Raad optreedt onder hoofdstuk 7, gaat het om bindende resoluties. Resoluties
die alle lidstaten moeten gaan uitvoeren.
Opdat de Veiligheidsraad van zijn bevoegdheden onder hoofdstuk 7 kan gebruik maken,
moet je deze eerst activeren. Hoe doet men dit? Men moet vaststellen dat er sprake is van
een bedreiging van de vrede, een inbreuk op de vrede of een daad van agressie. In de
realiteit zie je dat dat begrip bedreiging van de vrede flexibeler is ingevuld.
Welke bevoegdheden heeft de Veiligheidsraad onder hoofdstuk 7? Je ziet deze opgesomd in
de artt. 39-42 HVN en je ziet dat er een trapsgewijze benadering in. Het begint met
aanbevelingen die symbolisch worden opgenomen in een hoofdstuk 7 resolutie, als een
soort van waarschuwing. Art. 40 HVN zijn de voorlopige maatregelen, art. 41 HVN zijn de
economische diplomatieke sancties en de laatste stap, art. 42 HVN is het militaire optreden.
Hoe vult de Veiligheidsraad concreet die taken in? Vroeger was deze quasi werkloos en
kwamen er misschien 1, 2 of 3 resoluties per jaar. vandaag is het een heel actief orgaan, het
vergadert dagelijks. Het legt ook vaak spoedvergadering in.
De Veiligheidsraad geeft geregeld machtiging voor militaire operaties.
Er is vandaag een EU operatie actief in de Middellandse Zee. Die richt zich tegen
mensensmokkelaars. Dit mag niet zomaar, je mag niet zomaar een schip gaan
Yasmine Ghys
79
kenteren, maar als de Veiligheidsraad een resolutie aanneemt die zo’n operatie
machtigt, dan mag dit wel.
‘Peacekeeping’, de vredesoperaties, wat is het verschil dan met militaire operaties? Er zijn
belangrijke verschilpunten. Vredesoperaties gaan niet aan offensieve militaire acties doen.
Ze zijn er meer op gericht om de status quo te handhaven. Je moet geen vredesoperatie
sturen naar Syrië. De vredesoperaties zijn lichtgewapend en gebruiken geen geweld tenzij
om zichzelf te beschermen of een mandaat uit te voeren. Een ander verschilpunt, de
vredesoperaties worden centraal geleid vanuit de VN uit New York. De gemachtigde
operaties gebeuren zonder leiding van de VN, de VN controleert deze niet.
Er zijn vandaag 17 VN-Vredesoperaties, de grootste zijn die in Sudan en Congo.
22.000 militairen, dit is praktisch het heel Belgische leger.
Het opvolgen van diverse sanctieregimes hoort vandaag ook tot de bevoegdheid. Je hebt
een onderscheid tussen algemene sancties, zoals import en export restricties, en gerichte
sancties, dat houdt in dat je bv. iemands bankrekening gaat blokkeren, een reisverbod
opleggen,… Die zijn gericht ten aanzien van bepaalde individuen. Waarom is men daarmee
begonnen? Deze kunnen effectiever zijn dan de algemene sancties. Die algemene sancties
soms ook schade toebrengen aan de verkeerde mensen, de burgerbevolking is daar meer
het slachtoffer van.
De Veiligheidsraad blijft gehouden de principes en doelstellingen van het VN-Handvest te
respecteren, evenals normen van jus cogens. Zij kan geen troepen ‘opvorderen’, maar is
aangewezen op vrijwillige bijdragen van individuele landen. Tot slot moet eraan herinnerd
worden dat de Veiligheidsraad geconcipieerd is als een ‘uitvoerend’ orgaan, bedoeld om
internationale crisissen aan te pakken. Zij heeft niet de bevoegdheid om algemene normen
op te leggen aan de VN-leden, noch geeft zij enige rechtsprekende bevoegdheid.
Ook de Veiligheidsraad heeft subsidiaire organen. Heel wat van die subsidiaire organen
houden zich bezig met monteren van de sancties. Voor elk sanctieregime wordt er een apart
comité opgericht die de uitvoering daarvan opvolgt.
Andere zaken waar de Veiligheidsraad zich mee bezighoudt, zijn o.a. personen
doorverwijzen naar het Strafhof, het oprichten van straftribunalen.
Naar aanleiding van de situatie in Irak en Syrië heeft men een maatregel
aangenomen, men heeft landen verplicht om maatregelen aan te nemen om te
beletten dat personen gaan vechten in Irak en Syrië.
Het blijft een orgaan dat fundamenteel nood heeft aan een hervorming. De samenstelling
beantwoordt niet langer aan de gewijzigde geopolitieke verhouding. Bovendien kan je het
ledenaantal wel uitbreiden, maar dat orgaan moet voldoende klein blijven om zijn rol te
kunnen waarmaken. In 1993 richtte de Algemene Vergadering een ‘open ended working
group’ op om de kwestie te bekijken. Secretaris Kofi Annan legde in 2005 2 concrete
voorstellen op tafel.
•
•
De toevoeging van 6 nieuwe permanente leden en 3 nieuwe niet-permanente leden.
De toevoeging van 8 nieuwe niet-permanente leden met een termijn van 4 jaar en 1
bijkomend niet-permanent lid met een termijn van 2 jaar.
In beide hypotheses bleven alleen de oorspronkelijke 5 permanente leden hun vetorecht
behouden. Geen van beide voorstellen werden uiteindelijk weerhouden.
Afdeling 4. De Economische en Sociale Raad
Ecosoc bestaat uit 54 leden, gekozen voor een termijn van 3 jaar door de Algemene
Vergadering, elk jaar worden er 17 leden vervangen. Ze komen periodiek bijeen in New York
en Genève. Beslissingen worden genomen bij gewone meerderheid.
Yasmine Ghys
80
Het bereidt studies, rapporten en aanbevelingen allerhande voor m.b.t. economische, sociale
en culturele aangelegenheden. Het staat in voor de coördinatie tussen de VN en de
verschillende gespecialiseerde organisaties. Het is ook het aanspreekpunt voor de NGO’s.
Het organiseert internationale conferenties en het bereidt ontwerpverdragen voor binnen
haar bevoegdheidssfeer die vervolgens worden overgemaakt aan de Algemene Vergadering.
Het voornaamste uitvoerende werk gebeurt in tal van subsidiaire organen die rapporteren
aan de ECOSOC. Deze subsidiaire organen omvatten 9 Functionele Commissies, daarnaast
zijn er 5 regionale commissies.
ECOSOC staat samen met de Algemene Vergadering in voor de supervisie en coördinatie
van de werking van de diverse VN-‘fondsen’ en ‘-agentschappen’.
Afdeling 5. De Voogdijraad
Deze is nog wel ingeschreven in het HVN, maar deze doet niks meer. Deze zou beter uit het
HVN worden verwijderd, er was hier zelfs een consensus voor in 2005. Het is moeilijk om het
HVN enkel te gaan amenderen voor dit aspect.
Afdeling 6. Het Internationaal Gerechtshof
Het bestaat uit 15 onafhankelijke rechters die aangesteld zijn voor 9 jaar. Ze worden
aangesteld door de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad. België heeft er al
decennia geen meer. 15 onafhankelijke rechters, waarvan 5 met de nationaliteit van de
permanente leden. Af en toe worden er ad hoc rechters aan toegevoegd.
Wat zijn die ad hoc rechter? Wanneer voeg je die toe? Wanneer er een procedure is tussen
2 landen en er is geen rechter van die nationaliteit, dan wordt er een ad hoc rechter
ingesteld.
Als er een procedure is tussen België en de VS, hoeveel rechters zullen er zich dan
uitspreken over het geschil? 16! Er zijn er sowieso 15, waarvan 1 de VS en België
mag een ad hoc rechter aanstellen.
De bedoeling van de ad hoc rechters is dat die de positie van de staat kan
vertegenwoordigen.
Het is niet het enige rechterlijke orgaan dat bestaat van de VN. Andere voorbeelden zijn de
Administratieve Tribunalen van de VN en van de Internationale Arbeidsorganisatie, of de
Joegoslavië- en Rwandatribunalen.
Het Hof heeft 2 grote bevoegdheden, de bevoegdheid in contentieuze zaken en de
adviesbevoegdheid.
De contentieuze bevoegdheid gaat over het beslechten van concrete geschillen tussen
staten, alleen staten. Opdat je een procedure aanhangig kan maken, moet je ergens een
aanknopingspunt hebben. De staat moet de rechtsmacht van het Hof hebben aanvaard. Er
zijn 4 manieren, technieken om een zaak voor het Hof te brengen.
1. Compromis of special agreement
Dit betekent dat 2 staten een geschil hebben en omdat men er via onderhandeling niet
uitkomt, samen overeenkomt om de zaak voor te leggen aan het Hof.
2. Compromissoire clausule
Je hebt een verdrag, dit verdrag bevat een geschillenbeslechtingclausule dat zegt dat
wanneer er geschillen bestaan rond de interpretatie, toepassing rond het verdrag in kwestie,
deze voorgelegd kunnen worden aan het Hof.
o
Consulaire zaken tegen de VS
Deze zaken werden geïnitieerd, telkens op basis van een verdragsclausule.
Yasmine Ghys
81
o
Genocideverdrag
Hoe heeft Bosnië de zaak tegen Servië kunnen initiëren? Het verdrag voorziet in een
clausule.
3. Facultatieve clausule ven verplichte rechtsmacht
Meest verregaande erkenning van de rechtsmacht. Dit zijn verklaringen die VN-lidstaten
neerleggen bij het Hof en waarin men de rechtsmacht erkent voor een onbepaalde tijd. Men
aanvaardt op die manier dat alle ander elanden die een gelijkaardige verklaring hebben
afgelegd een procedure tegen jou kunnen beginnen.
o
Yerodia
Congo en België hadden beide zo’n verklaring afgelegd waarin ze de rechtsmacht
erkennen.
Vandaag zijn er zo’n 70tal landen die deze verklaring hebben afgelegd. Een belangrijk
voorbehoud is dat de reikwijdte, de omvang kan worden ingeperkt. Je kan die verklaring
opstellen zoals je dit zelf wil. Je kan daar beperkingen in opnemen om ervoor te zorgen dat
bepaalde landen geen procedure tegen jou kunnen beginnen (ratione personae). Je kan
bepaalde types van geschillen uitsluiten en je kan ook beperkingen opnemen qua timing. Je
kan dus die verklaring vorm geven zoals je zelf wil en je kan die ook aanpassen en zelfs
intrekken.
Groot-Brittannië heeft een verklaring ratione personae, het aanvaardt geen geschillen
van staten die ooit koloniaal bezet waren door hun. Men heeft dit later veranderd naar
aanleiding van een geschil tussen Mauritius en Groot-Brittannië over de
Archipeleilanden. Dat geschil sleept al decennia aan, op een gegeven moment dreigt
Mauritius ermee om uit de commonwealth te stappen om alsnog een procedure te
beginnen tegen Groot-Brittannië. In Groot-Brittannië beslist om de verklaring aan te
passen naar ‘alle staten die nu of ooit lid waren van de commonwealth’.
De beperkingen die je opneemt in de verklaringen gelden wederkerig. Die verklaringen
kunnen worden ingetrokken. Er zijn landen die een blauwtje lopen in het Hof en hun
verklaringen beslissen in te trekken. Het Hof kan alsnog uitspraak doen als je je verklaring
intrekt terwijl er een geschil hangende is. Eens een geding is ingeleid en een juridisch
aanknopingspunt bestond, doet het verdere verloop er niet meer toe. Een latere intrekking
heeft daar geen impact op. Die uitspraak blijft wel degelijk bindend. Dit betekent nog niet
automatisch dat de staat in kwestie die veroordeling zal uitvoeren.
4. Forum prorogatum
Dit is eerder een uitzondering. Het betekent dat je de facto tijdens de procedure de
rechtsmacht van het Hof aanvaardt, dit doe je door te reageren op de grond van de zaak en
de toelaatbaarheid van de vordering niet te gaan betwisten. Dit komt zo goed als niet voor.
Het tweede bevoegdheidsluik is de adviesbevoegdheid. Het Hof kan juridische adviezen
geven over diverse kwesties, juridische vragen maar niet iedereen kan om zo’n advies
vragen. Wie kan dit wel? Dat zijn in de eerste plaats de VN-Veiligheidsraad en de VNAlgemene Vergadering, maar ook andere VN-organisaties die daartoe gemachtigd zijn, zij
kunnen die enkel binnen de perken van hun bevoegdheidsterrein. Wat met staten? Men
heeft er bewust voor gekozen om staten niet toe te staan om een advies te vragen. Men had
schrik dat er dan veel politiek geïnspireerde vragen zouden komen.
Adviezen zijn belangrijk, zoals de Kosovo-opinie, Reparations for Injuries, er zijn ook nog
een aantal andere gezaghebbende adviezen.
Afdeling 7. Het VN-Secretariaat
Het secretariaat is het administratief orgaan van de VN en omvat de internationale staf van
medewerkers, gevestigd op de hoofdzetel in New York, evenals op de zetels in o.m. Genève,
Yasmine Ghys
82
Wenen en Nairobi. Deze medewerkers staan in voor het dagelijks werk van de organisatie.
Zij staan ten dienste van de hoofd- en hulporganen van de VN en voeren het beleid uit.
De medewerkers van het VN-secretariaat mogen geen instructies aannemen van de
individuele lidstaten en moeten zich onthouden van activiteiten die afbreuk doen aan de
positie van de VN. Omgekeerd mogen de lidstaten de leden van het VN-Secretariaat niet op
ongeoorloofde wijze beïnvloeden.
Het secretariaat wordt geleid door de Secretaris-Generaal. Hij is de grootste administratieve
ambtenaar van de VN. Hij treedt o.a. op als depositaris voor tal van verdragen, staat in voor
het overmaken van mededelingen van en naar de VN, bereidt de agenda’s van diverse VNbijeenkomsten voor, en zorgt voor de interne coördinatie binnen de talrijke geledingen van
het VN-Secretariaat. Hij vertegenwoordigt de VN bij onderhandelingen en bij juridische
procedures, stelt het personeel aan, en kan desgevallend afstand doen van de immuniteit
van de organisatie. Daarnaast is de politieke rol sterk gegroeid sinds 1945, hij zal soms
zaken onder de aandacht van de Algemene Vergadering of de Veiligheidsraad brengen, en
treedt hij actief op als bemiddelaar bij geschillen. De termijn van de Secretaris-Generaal
houdt volgend jaar op met bestaan en er gaan nu al stemmen uit voor een vrouw.
Hoofdstuk 4. De gespecialiseerde VN-organisaties en de overige
organisaties die deel uitmaken van de VN-familie
Afdeling 1. De gespecialiseerde organisaties
Deze worden opgericht door een afzonderlijk verdrag. Ze worden verbonden met de VN door
overeenkomsten met ECOSOC. Ze lopen zeer sterk uiteen qua invulling. Er zijn er zelfs die
ouder zijn da de VN. Hun mandaten lopen uiteen. Het zijn allemaal quasi-universele
organisaties, bij sommige is het lidmaatschap kleiner dan de VN, bij andere is het dan weer
hoger. De structuur van de organisaties is zoals we al eerder aanhalen. De besluitvorming is
verschillend. Soms heeft iedereen 1 stem, soms gelden er gewogen stemmen.
IAO: houdt zich bezig met het bevorderen van minimale arbeidsomstandigheden,
zoals veiligheid, gelijkheid man/vrouw. Ze doen ook inspecties in bepaalde regio’s
waar het slechter gesteld is met de veiligheid. Men neemt geregeld nieuwe verdragen
en aanbevelingen aan. De verschillende organen bestaan niet enkel uit
regeringsvertegenwoordigers, maar ook uit vertegenwoordigers van werknemers en
werkgeversorganisaties.
WHO: houdt zich bezig met voorlichtingen, verzamelen van informatie, statistieken
rond gezondheidszorg. Ook met het aanpakken van epidemies. Laatste jaren komt
deze ook negatief in beeld naar aanleiding van ebola. Men heeft te laat en te weinig
gedaan.
De
WTO
heeft
een
eigen
quasi-jurisdictioneel
geschillenbeslechtingsmechanisme. Een WTO-lid dat een handelsgeschil
heeft met een ander lid kan inderdaad een geschillenbeslechtingsprocedure
opstarten, tenzij er binnen het ‘Orgaan voor de Geschillenbeslechting’ een
consensus bestaat tegen het oprichten van een ‘panel’. De procedure kent 3
fases. De eerste fase is die van de consultatie tussen de betrokken partijen,
m.o.o. het bereiken van een onderling aanvaardbare oplossing. De tweede
fase betreft de beslechting van het geschil van arbiters. In derde instantie
staat er tegen het panelrapport beroep open, zij het alleen op de
rechtspunten, bij de Vaste Beroepsinstantie in Genève. Wanneer een
veroordeelde partij weigert gevolg te geven aan de beslissing, kan de andere
partij in extremis overgaan tot het nemen van equivalente handelssancties.
Private ondernemingen hebben geen rechtstreekste toegang tot het WTOgeschillenbeslechtingsmechanisme. Wanneer zij van oordeel zijn het
Yasmine Ghys
83
slachtoffer zijn van bepaalde praktijken die onverenigbaar zijn met de WTOregels kunnen zij er bij hun overheid op aansturen een zaak te initiëren.
Unesco: houdt zich bezig met werelderfgoed. Het gaat om cultureel erfgoed, maar
ook om natuurparken. Voor ontwikkelingslanden heeft dit het nut van financiering te
verkrijgen voor het onderhoud van bepaald erfgoed. Unesco doet wel meer dan dit,
ze houden zich ook bezig met toegang tot onderwijs, vrijheid van meningsuiting,…
FAO: houdt zich bezig met duurzame voedselveiligheid, concrete technische
projecten om de landbouw te verbeteren in bepaalde ontwikkelingslanden. 1 van hun
aandachtpunten is de strijd tegen illegale visvangst.
IMF: houdt zich bezig met monetaire stabiliteit. Wanneer een land
betalingsproblemen kent, dan zal het geld aan de staat lenen. Het IMF koppelt daar
bepaalde voorwaarden aan zoals besparingen. Het IMF kwam de laatste tijd in het
nieuws door de lening aan Griekenland, het heeft de eer om het eerste ontwikkelde
land te zijn dat er niet is in geslaagd om zijn schulden af te lossen.
De Wereldbank: houdt zich bezig met duurzame economische groei. Het was
oorspronkelijk gericht op naoorlogse wederopbouw. Het werkt ook vaak via leningen
overal ter wereld.
Hoofdstuk 5. Regionale organisaties in Europa
Lezen boek: p. 189-198.
Yasmine Ghys
84
Deel VII. Andere subjecten van internationaal recht
Hoofdstuk 1. Individuen en ondernemingen
Afdeling 1. Individuen en ondernemingen als rechtssubjecten
Het recht heeft een enorme evolutie meegemaakt. Vroeger werden ondernemingen eerder
gezien als passieve objecten van recht. Ze waren zelf geen dragers van rechten en plichten.
Ze konden hooguit voordelen putten uit verdragen maar waren geen zelfstandige drager van
rechten en plichten.
Er bestaan al decennia lang gewoonterechtelijke regels rond de behandeling van vreemde
onderdanen. Het zijn bv. regels die stellen dat je die mensen niet zomaar mag vasthouden
zonder rechtmatige redenen, dat je ondernemingen niet zomaar mag gaan onteigenen. Wat
is nu de nuance, de regels werden niet gezien als rechten maar als wederzijdse
tegemoetkomingen tussen staten. Er bestaat al langer discussie over de omvang, die regels
zijn nergens neergeschreven. Er bestaat discussie niet enkel over individuen, maar ook wat
betreft de bescherming van ondernemingen. Het grote twistpunt was de mate waarin die
bescherming die verschuldigd was aan vreemde onderdanen of ondernemingen, of dat die
moest voldoen aan een soort van minimumstandaard of dat het voldoende was om dezelfde
bescherming toe te kennen als de eigen nationale onderhorigen. Westerse landen waren van
oordeel dat er minimumstandaard moest zijn, ook al was die hoger dan de eigen
onderhorigen. Ontwikkelingslanden waren van oordeel dat ondernemingen dezelfde
bescherming moesten krijgen als de onderhorigen.
Wat betreft de bescherming van individuen is de discussie grotendeels afgesloten door de
ontwikkeling van de mensenrechten en is er een duidelijke internationale minimumstandaard
die geldt zowel voor vreemde onderdanen maar ook voor eigen onderdanen binnen de
jurisdictie. Daarentegen wat betreft de behandeling van vreemde ondernemingen waar het
gaat over de nationalisering en de onteigening, daar blijft de discussie bestaan. Daar zie je
een belangrijk meningsverschil tussen meer geïndividualiseerde landen en
ontwikkelingslanden. Het gaat over omstandigheden waarin je een onderneming kan gaan
onteigen. Geïndividualiseerde landen hebben daar een meer restrictieve visie op dan
ontwikkelingslanden. Het gaat om ook over de vergoeding die je verschuldigd bent, wanneer
je een onderneming gaat onteigenen. Het gaat bv. om westerse bedrijven die actief zijn in de
mijnbouw. Kan je zo’n westerse onderneming van een Afrikaans land, die zomaar
onteigenen worden? Welke vergoeding ben je verschuldigd? Die discussie blijft bestaan. In
beide richtingen kan je gaan pleiten.
Wat is het verschil vandaag? Vandaag is die problematiek meestal beslecht door specifieke
investeringsverdragen. Er bestaat dozijnen BIT’s. Wat is een BIT? Een bilateraal
investeringsakkoord. Wat is de bedoeling hiervan? Waarom sluit je dit af? Je wil
rechtszekerheid, stabiliteit creëren. Het doel voor ontwikkelingslanden is om buitenlandse
investeerders aan te trekken, om je eigen economie te realiseren. Waarom zijn die
akkoorden nodig? Omdat westerse ondernemingen gaan investeren wanneer ze weten dat
de wetgeving niet zomaar zal veranderen, dat er bepaalde bescherming is waardoor hun
investering gewaarborgd wordt.
Zo’n akkoord verfijnt de gewoonterechtelijke bescherming die men verschuldigd is aan
buitenlandse ondernemingen. Er wordt veelal geopteerd voor de westerse visie wat betreft
de mogelijkheid tot onteigening en wat betreft de vergoeding in geval van onteigening.
Die discussie bestaat nog steeds. In de regel vind je wel meer en meer bilaterale
investeringsverdragen die de knoop doorhakken.
Individuen waren zelf geen dragers van rechten en plichten, ze genoten onrechtstreeks
bepaalde voordelen. Ook procedureel hadden zij een louter passieve rol. Ze konden niet
zomaar de internationale aansprakelijkheid van een vreemde overheid gaan inroepen.
Wanneer er een onderdaan onwettig werd vastgehouden in het buitenland of een
Yasmine Ghys
85
onderneming werd onteigend, dan kon die naar de nationale rechter gaan maar kon niet de
internationale aansprakelijkheid inroepen of naar een internationaal rechtscollege stappen.
Die procedurele mogelijkheid werd voorgehouden voor de staat in kwestie. Dit brengt ons bij
de figuur van de diplomatiek bescherming. De staat kan wel haar beschermende rol
uitoefenen door gebruik te maken van de diplomatiek bescherming.
Is België verplicht de diplomatieke bescherming te gebruiken? Nee, er is geen verplichting.
Stel dat het zo ver komt dat het tot een arbitrageprocedure komt en een land wordt
veroordeeld, er wordt een schadevergoeding opgelegd. Is België verplicht om de vergoeding
te gaan uitkeren aan het slachtoffer? Nee, België is de ontvanger, het slachtoffer is passief
en is niet verplicht het te ontvangen.
Er zijn 2 belangrijke voorwaarden bij het uitoefenen van de diplomatieke bescherming.
1. Je moet de nationaliteit hebben van de staat die optreedt. Als onderdanen een
tweede nationaliteit hebben, kunnen beide staten het diplomatieke beschermrecht
uitoefenen ten opzichte van andere landen, althans in zoverre de vereiste van een
daadwerkelijke band (genuine link) met het land vervuld is.
2. Local remedies rule, je moet eerste alle nationale rechtsmiddelen gaan uitputten
vooraleer je de internationale aansprakelijkheid van de staat kan gaan inroepen. Als
iemand in Senegal wordt mishandeld, moet die eerst naar de rechter in Senegal
stappen. De vereiste geldt weliswaar enkel voor ‘effectieve’ lokale rechtsmiddelen.
Bovendien geldt de vereiste van voorafgaande uitputting van lokale rechtsmiddelen
niet wanneer de staat zelf de benadeelde is. Dit is bv. het geval wanneer schade
wordt toegebracht aan staatseigendom in het buitenland. Ook wanneer de
benadeelde partij een staatsorgaan is gaat men ervan uit dat de staat rechtstreeks in
haar rechten wordt getroffen en de ‘local remedies rul’ bijgevolg niet geldt. Wanneer
een staat een ‘gemengde’ claim brengt tegen een andere staat waarbij zowel gewag
wordt gemaakt van schade aan de eigen belangen als schade aan
individuen/ondernemingen moet men kijken welk aspect doorslaggevend is om te
bepalen of de local remedies rule al of niet van toepassing is.
In contracten tussen een staat en een vreemde onderdaan wordt soms een zogenaamde
‘Calvo-clausule’ ingelast. Deze clausule houdt in dat de vreemde onderdaan ermee akkoord
gaat om alle geschillen aan de lokale wetgeving te onderwerpen. Indien deze clausule
slechts een bevestiging inhoudt van de local remedies rule, vormt dit geen probleem. Indien
zij echter verder gaat en het recht op diplomatieke bescherming uitsluit, dan is dit strijdig met
het internationaal recht.
Bij rechtspersonen, bij ondernemingen, hoe wordt de nationaliteit bepaald? Je gaat kijken
naar de plaats van vestiging, de statutaire zetel. Dit heeft het Hof bevestigd in de Barcelona
Traction zaak.
o
Barcelona Traction Case
Elektriciteitsonderneming die in Spanje werd onteigend, de grote meerderheid van de
aandeelhouders waren Belgen, maar het Hof zei dat dit irrelevant was. Dit geeft
België geen belang om procedure te beginnen of het recht om diplomatieke
bescherming uit te oefenen. De nationaliteit van een onderneming houdt niet af van
de nationaliteit van de aandeelhouders maar van de vestiging?
In 2006 heeft de Commissie voor Internationaal Recht een belangrijk document uitgewerkt
dat meer uitlegging geeft over de figuur van de diplomatieke bescherming.
Wat is de hedendaagse relevantie? Geeft dit vaak aanleiding tot juridische procedures voor
het arbitragetribunaal of het IGH?
Yasmine Ghys
86
o
Diallo-zaak
Persoon met de Genese nationaliteit werd vastgehouden en uitgewezen door Congo.
Guinea begint een procedure voor het IGH en krijgt gelijk, Congo werd veroordeeld
tot het betalen van schadevergoeding.
Is dat nog steeds relevant, diplomatieke bescherming? Ja en nee, vroeger was die
diplomatieke bescherming de enige manier om inbreuken van staten ten aanzien van
vreemde onderdanen te gaan aankaarten. Wat is er vandaag veranderd? Je kan als individu
vandaag veel sneller zelf de aansprakelijkheid van andere staten inroepen. Het is vandaag
dus minder zinvol voor staten om de belangen van hun onderdanen te gaan verdedigen.
Afdeling 2. Individuen en ondernemingen als rechtssubjecten
§1. Algemeen
De rol van het individu is enorm toegenomen, in zeker mate kunnen we spreken over
subjecten van internationaal recht. Er zijn 3 belangrijke evoluties:
•
•
•
Opkomst mensenrechten, waardoor individuen zelf drager zijn geworden van
onvervreemdbare rechten.
Toegenomen mogelijkheid om vorderingen in te stellen in internationale fora,
zoals het IGH.
Opkomst internationaal strafrecht, waardoor individuen ook drager zijn geworden
van bepaalde plichten onder het internationaal recht.
§2. Opkomst van de mensenrechten - individuen als dragers van internationale
rechten
Dit is een evolutie die dateert van na WOII, de internationale mensenrechten zijn dan pas
ontwikkeld door het HVN en het UVRM, nadien door de internationale
mensenrechtenverdragen.
§3. Mogelijkheid om vorderingen in te stellen
De toegang tot de internationale geschillenbeslechting is toegenomen. Dit blijft afhankelijk
van de instemming van staten. Het is enkel in de mate dat staten die mechanisme voorzien,
bv. door de oprichting ervan, dat deze toegang bestaat.
We hebben het over de verschillende mensenrechtenprocedures. Heb je op het VN-niveau
die individuele claims behandeld en daar een bindende uitspraak rond verleend? Nee, wat je
wel hebt is in elk van de verschillende VN-Mensenrechtenverdragen, is er een comité
voorzien. Elk van die verdragen richt een onafhankelijk expertencomité op.
Zijn er procedures voorzien waar individuen claims kunnen indienen? Die mogelijkheid
bestaat, voor elk VN-Verdrag bestaat er een klachtenprocedure, maar die mogelijkheid is
beperkt. De draagwijdte is beperkt. De individuele klachtenprocedures zijn minder ontwikkeld
dan het beschermingsmechanisme dat je hebt onder de Raad van Europa. Waarom is de
impact daarvan beperkt? Staten die partij worden bij de verdragen zijn niet verplicht om in te
tekenen op die individuele klachtenprocedure. Die aanvaarding is steeds facultatief. Dit wil
zeggen dat staten uitdrukkelijk moeten aangeven dat ze dit mechanisme aanvaarden, dat ze
aanvaarden dat individuen die zich binnen hun jurisdictie bevinden klachten kunnen indienen
bij zo’n expertencomité. Zij kunnen dit aanvaarden op 2 verschillende manieren.
•
•
Ze kunnen intekenen op een protocol.
Ze kunnen een verklaring afleggen waarbij je de klachtenprocedure aanvaardt.
Dit is een beperking van die klachtenprocedures onder de grote VNMensenrechtenverdragen. Een tweede beperking is dat dit geen bindende uitspraken zijn.
Het zijn geen rechterlijke organen, ze vellen geen juridisch bindende uitspraken. Wel is er
een soort politiek gewicht en heeft het een symbolische waarde.
Yasmine Ghys
87
Die VN-klachtenprocedures hebben een nut, maar de impact blijft beperkt. Voor regionale
beslechtingprocedures, zoals het EHRM, is dit anders. Hun uitspraak is juridisch bindend,
staten hebben dit aanvaard.
Er is een zelfde evolutie zichtbaar bij ondernemingen. Veel van de bilaterale
investeringsakkoorden bevatten bepalingen die stellen dat wanneer een onderneming
slachtoffer wordt van onteigening, men een zaak kan beginnen voor een internationaal
arbitragetribunaal. Waarom is dit belangrijk voor grote multinationale ondernemingen?
Omdat je het internationaal rechtssysteem meer kan vertrouwen.
Meer en meer zie je dat die BIT’s de local remedies vereiste laten vallen. Je ziet dat die
investeringsakkoorden toelaten om rechtstreeks naar een internationaal tribunaal te stappen,
zonder eerst de nationale rechter te passeren. Hierdoor spaart men veel tijd uit.
Die toegang zie je niet enkel in bilaterale investeringsakkoorden, maar ook in heel wat
multilaterale investerings- en handelsakkoorden.
Philip Morris heeft investeringsakkoorden en arbitragemogelijkheden gebruikt om
procedures te beginnen tegen Uruguay en Australië omwille van hun wetgeving rond
de verpakking van tabak. Het zou hun marktwaarde aantasten.
§4. Dragers van plichten
Opkomst Internationaal Strafhof
Er zijn vandaag meer en meer verdragen die voorzien in een plicht voor staten om bepaalde
feiten strafbaar te stellen op het internationaal niveau. Dat zijn verdragen die internationaal
misdrijven gaan identificeren. Het gaat niet enkel om klassieke misdrijven, maar over alle
strafbare misdrijven zoals kinderporno.
Het gaat in eerste instantie over vervolging op nationaal niveau. Daarnaast is een verwante
evolutie, de opkomst van internationale straftribunalen.
Waarom richt je zo’n tribunalen op? Soms heeft de nationale rechterlijke macht niet
voldoende capaciteit om veel personen te gaan vervolgen.
Rwanda, 1994, op 4 maand tijd worden 800.000 mensen vermoord, dit betekent vele
10.000den schuldigen. In dit land is 90% van de rechters ook om het leven gebracht.
Die ad hoc tribunalen zijn er ook omdat derde landen politiek niet geïnteresseerd zijn om zelf
strafprocedures te beginnen. Er zijn niet enkel ad hoc straftribunalen, er is ook een
Permanent Internationaal Strafhof. Wat is dit en wat kan het doen?
De jurisdictie, materieel, over welke feiten kan het strafhof zich buigen? Welke feiten kan je
vervolgen? Misdaad tegen de mensheid, daad van agressie, genocide en de meest
courante: oorlogsmisdaden. Het gaat om heel uiteenlopende feiten, het gaat om het bewust
doden van burgers. Dit is steeds in het kader van een gewapend conflict.
De misdaad van een agressie is een speciaal geval, het is een jurisdictie die nog niet
geactiveerd is. De jurisdictie ten aanzien van daden van agressie staat ingeschreven in het
Statuut van Rome, maar het Strafhof zal die jurisdictie maar kunnen uitoefenen wanneer een
aantal bijkomende procedurele voorwaarden zullen zijn vervuld.
Er zijn 3 manieren om zaken aanhangig te maken bij het Strafhof.
•
•
•
Op het initiatief van een staat die partij is bij het statuut van Rome of de rechtsmacht
van het Strafhof heeft erkend.
Op initiatief van de openbare aanklager.
Na doorverwijzing van de VN-Veiligheidsraad.
Belangrijk! Tenzij in het geval van de VN-Veiligheidsraad, gelden er nog bijkomende
voorwaarden. Het Hof kan enkel jurisdictie uitoefenen ten aanzien van:
Yasmine Ghys
88
•
•
Feiten die gepleegd zijn in het grondgebied van staten die partij zijn bij het Statuut
van Rome of de rechtsmacht hebben erkend.
Of het moet gaan om personen die de nationaliteit hebben van een verdragsstaat of
een staat die de rechtsmacht heeft erkend.
Er is dus een territoriale link of een nationaliteit vereist zijn.
Kan je IS-militanten gaan vervolgen voor het ISH? Wel op doorverwijzing van het VNVeiligheidsraad. Maar niet als de openbare aanklager het initiatief neemt, er is geen
territoriale link. Je kan ze enkel vervolgen als ze de nationaliteit hebben van landen
die het Statuut van Rome hebben geratificeerd.
De Veiligheidsraad heeft niet enkel de mogelijkheid om procedures te initiëren, ze heeft ook
een negatief injunctierecht, dit wil zeggen dat ze resoluties kan aannemen waarin ze het
Strafhof beveelt het onderzoek voor 12 maanden op te schorten.
Recent is er nog een poging ondernomen om dat negatief injunctierecht te activeren.
Een aantal landen hebben gevraagd om de procedure tegen de zittende president
van Soedan en Kenya op te schorten. De VN-Veiligheidsraad is daar niet op in
gegaan.
Men beschuldigt het Strafhof ervan een anti-Afrikaanse houding te hebben. Een aantal
Afrikaanse landen hebben het de rug toegekeerd of dreigen ermee. De president van
Soedan, een man tegen wie een internationaal arrestatiebevel is uitgevaardigd, is in staat
om af te reizen van Soedan naar een top van de Afrikaanse Unie in Zuid-Afrika, waar men
die vrij laat rondlopen en net op tijd laat wegglippen wanneer een rechtbank dat bevel wil
implementeren. Het Strafhof ligt dus een stukje onder vuur in Afrika, daarom heeft men voor
de nieuwe openbare aanklager voor een Afrikaanse vrouw gekozen.
Het heeft ook onlangs een eerste procedure gestart buiten Afrika. Het gaat over het conflict
tussen Rusland en Georgië van 2008.
Yasmine Ghys
89
Download