Inleiding tot het Europees recht

advertisement
Inleiding tot het Europees recht
Wat is Europees recht?
Europees recht is het recht van de Europese Unie. Dat is een bijzondere entiteit: een
internationale organisatie. Het is een internationale organisatie die 28 leden telt. Maar die
heeft zich ontwikkeld tot een autonome rechtsorde.
Autonome rechtsorde? Dit betekent dat de EU anders is dan andere IO’s. Het hanteert eigen
rechtsbronnen en rechtsprincipes.
Het is gegrond op het Verdrag betreffende EU (VEU) en Verdrag betreffende Werking van de
EU (VWEU). Dit zijn de geconsolideerde verdragen, dit is het gevolg van een aantal
aanpassingen aan eerdere verdragen. Onze huidige basisteksten, het primaire recht, een
soort van grondwet van de EU, daarin zitten een aantal autonome bevoegdheden vervat. De
lidstaten hebben op grond van deze verdragen, een deel van hun bevoegdheden
overgedragen aan de EU.
Artikel 47 VEU: “De Unie bezit rechtspersoonlijkheid”. Dit betekent dat de EU eigen
verantwoordelijkheden heeft op het internationaal vlak. Die EU is een specifieke speler, en
op grond van die verdragen is het een speler met eigen rechtsregels, eigen principes, eigen
instrumenten. Die EU kan in eigen naam handelen.
TTIP (Transatlantic Trade and Investment Partnership): dit zijn onderhandelingen
die bezig zijn over hoe men de handelsrelaties tussen de EU en de VS kan gaan
verbeteren. Het doel van die onderhandelingen is om te komen tot een meer uniform
kader zodat men elkaars testen gaat erkennen (bv. voor medicijnen).
Dergelijke onderhandelingen gebeuren niet door de lidstaten, het is door de EU als entiteit.
De EU als een autonome entiteit gaat onderhandelingen voeren met derde landen. De EU is
dus een heel bijzondere entiteit, het is enerzijds een internationale organisatie met heel
verregaande bevoegdheden anderzijds is het ook geen staat, het heeft enkel toegewezen
bevoegdheden. Uiteraard wel hele verregaande.
Enkele voorbeelden…
“Volgende week extra EU-top over asielcrisis”
“Duits Hof vraagt Europees advies over ECB-programma”
“Europese Commissie onderzoekt concurrentie binnen de Formule 1”
“Vliegtuigpassagiers ook recht op schadevergoeding bij technisch mankement”
“Europees Hof: reistijd van en naar een klus is werktijd”
Volg het nieuws, in politieke discussies worden ook vaak juridische argumenten gebruikt.
Yasmine Ghys
1
Deel I. Het juridisch kader van het Europees integratieproces:
historische evolutie
Hoofdstuk 1. De start van het Europese integratieproces
Hoewel de eerste ideeën tot verregaande Europese integratie verder terug gaan in de tijd
werden vooral na WOII verschillende initiatieven tot samenwerking in Europa genomen, die
onrechtstreeks of rechtstreeks een invloed hebben gehad op het ontstaan van de Europese
Unie.
Afdeling 1. De eerste initiatieven tot Europese samenwerking
§1. Marshall-plan OEES en OESO
Marshall-plan: Generaal Marshall was verantwoordelijk voor een hulpprogramma aan
Europa. Om West-Europa economisch her op te bouwen na WOII. Wat is de link tussen de
Amerikanen en het Europees integratieproces? Die Marshallhulp werd niet zomaar gegeven
aan individuele landen, maar enkel onder de voorwaarde dat al die landen, die
geïnteresseerd waren, nauw zouden samenwerken en een soort van organisatie zouden
oprichten. Het wordt gezien als een eerste soort van stimulans aan die Europese staten om
samen te werken. Om samen te kijken hoe ze die hulp van Marshall efficiënt onder elkaar
kunnen verdelen, en hoe ze daar efficiënt mee kunnen omgaan.
Onder die doelstellingen werd een eerste intergouvernementele organisatie opgericht in
1948: Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (OEES: 1948-1961), een
organisatie tussen West-Europese landen. (De Oost-Europese landen hebben die hulp
geweigerd.) Er is dus een organisatie opgericht, met als specifiek doel het efficiënt verdelen
van die Marshallhulp. Die organisatie is beginnen werken in 1948 en heeft gefunctioneerd tot
1961. Deze organisatie zou grotendeels haar doelstellingen bereiken. Na 1961 is dit geen
Europese organisatie meer, o.a. de VS, Australië en Japan worden lid, en de organisatie
verkreeg een breder actiegebied.
Ze heeft zich omgevormd tot de Organisatie voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling. Die OESO is een internationale organisatie met de economische situatie in
de lidstaten. Dit heeft vandaag geen link meer met de EU. Ze moet worden beschouwd als
een klassieke internationale organisatie, die geen juridische bindende resultaten aan haar
leden kan opleggen.
De werking van de OESO is nog steeds belangrijk omwille van o.a. de kwaliteit van haar
jaarlijkse economische studies en vele rapporten: via deze studies en rapporten wordt het
nationaal politieke en vooral economische beleid van de betrokken landen beïnvloed. Ook is
de OESO bijzonder acties op het terrein van de strijd tegen zgn. belastingparadijzen. Eén
van de doelstellingen van de organisatie is met zoveel mogelijk landen te komen tot OESOovereenkomsten voor belasting op inkomen en kapitaal, m.i.v. het uitwisselen van informatie
voor belastingdoeleinden.
§2. Benelux
De Benelux (België, Nederland, Luxemburg) werd in 1944 opgericht als een douane-unie
met als doel het vrij verkeer van personen, goederen en diensten te realiseren. In 1958
ondertekenden de drie landen het verdrag tot instelling van een Economische Unie. Het
Benelux-initiatief vervulde derhalve een belangrijke avant-garde-functie binnen het
communautaire integratieproces. Artikel 350 VWEU voorziet trouwens expliciet dat verdere
regionale samenwerking tussen de Benelux landen mogelijk is voor zover de doelstellingen
ervan niet bereikt zijn door toepassing van de EU-Verdragen.
Op 17 juni 2008 werd een nieuw Benelux-Verdrag ondertekend dat o.a. voorziet in versterkte
samenwerking inzake justitie en binnenlandse zaken. Dit nieuwe verdrag is in werking
getreden op 1 januari 2012.
Yasmine Ghys
2
§3. De Raad van Europa
Congres van Den Haag (7-11 mei 1948): wat was het doel van die samenwerking? Het
bewaren van de internationale vrede na WOII, uiterst ambitieus. Dat congres had een
voorzitter: Winston Churchill. Het resultaat van die denkoefening, was een verklaring.
Hierin stonden een aantal belangrijke elementen. We hebben een pan-Europese organisatie
nodig, 1 die alle Europese lidstaten samenbrengt.
Dit is uiteindelijk de Raad van Europa geworden. Op het Congres van Den Haag werd de
basis gelegd voor de oprichting. De Raad van Europa is een eigen klassieke internationale
organisatie. Deze staat los van de Europese Unie, en dus van de Raad en de Europese
Raad. Ze bevat 47 lidstaten. Oorspronkelijke initiatiefnemers waren de volgende landen: VK,
Frankrijk, België, Luxemburg, Ierland, Italië, Denemarken, Noorwegen en Zweden.
Enkele maanden na de ondertekening zouden andere landen worden uitgenodigd om lid te
worden, zoals o.a. Turkije, wat impliceert dat Turkije als ‘Europese Staat’ werd beschouwd
(de preambule van het Statuut bepaalt dat het noodzakelijk was “to create an organisation
which will bring European States into closer association”). Later zijn veel landen uit OostEuropa lid van de Raad van Europa geworden. Dit was het geval met de Russische
federatie, maar ook met Armenië, Georgië en Azerbeidzjan. Ook de micro-staten Andorra,
San Marino, Liechtenstein en Monaco zijn lid van de Raad van Europa. Op dit ogenblik zijn
Wit-Rusland en Kosovo de enige landen in Europa die geen deel uitmaken van de Raad van
Europa. Het Vaticaan is waarnemer.
De Raad van Europa is bevoegd voor heel uiteenlopende domeinen, maar houdt zich
vandaag vooral bezig met mensenrechten, dit is nog altijd een gevolg van dat Congres. De
Raad van Europa, als organisatie, heeft echter maar weinig directe beslissingsbevoegdheid:
de lidstaten moeten immers eerst de beslissingen in hun eigen rechtssysteem incorporeren.
Het blijft derhalve een intergouvernementele organisatie.
Intergouvernementeel
Supranationaal
• Lidstaten als belangrijkste actor
• Beslissingen
unanimiteit
bij
consensus
• Bronnen van internationaal
(verdragen, conventies, etc.)
• Geen
directe
rechtsgevolgen
nationale rechtsorde
• Instellingen die onafhankelijk van de
lidstaten opereren
of
recht
in
• Beslissingen bij meerderheid
• Autonome
rechtsorde
rechtsbronnen
met
eigen
• Directe werking en voorrang
Ze vonden ook dat er nieuw mensenrechteninstument nodig was in Europa om opnieuw
oorlog te vermijden. Dit werd het EVRM. Dat verdrag is dé standaard voor heel Europa, alle
leden van de Raad van Europa, zijn ook verdragspartij bij dat verdrag. Het werd ondertekend
te Rome op 4 november en wordt daarom soms ook het “Verdrag van Rome” genoemd.
Hierbij moet men opletten voor mogelijke terminologische verwarring: ook het voormalig
EEG-Verdrag en het EURATOM-Verdrag werden te Rome ondertekend, zodat men ook ten
aanzien van deze verdragen spreekt over “de Verdragen van Rome” (zie infra).
Verder moet het EHRM, met zetel in Straatsburg, goed onderscheiden worden van het Hof
van Justitie van de Europese Unie als EU-instelling, met zetel in Luxemburg. Het EHRM is
een instelling die gecreëerd werd op basis van het EVRM ter garantie en bescherming van
de fundamentele rechten en vrijheden van de mens en is derhalve geen EU-instelling.
Artikel 6, lid 2 VEU bepaalt dat de Unie toetreedt tot het EVRM en op 7 juli 2010 zijn de
eerste officiële besprekingen over deze toetreding begonnen. In april 2013 bereikten de
Raad van Europa en de Europese Commissie een akkoord inzake toetreding van de EU tot
Yasmine Ghys
3
het EVRM. Het Hof van Justitie verleende recent echter een negatief advies betreffende dit
ontwerpakkoord. Volgens het Hof is het ontwerpakkoord op elf punten in strijd met de
autonomie en eigenheid van het Unierecht (zie infra) en brengt het de positie van het Hof
van Justitie als ultieme rechter over de interpretatie van het Unierecht in gevaar. Het is nu
afwachten of een nieuw akkoord de obstakels kan overwinnen, maar dit zal in ieder geval
niet voor morgen zijn.
Belangrijk onderscheid! Verwar EU nooit met Raad van Europa:
EU
Raad van Europa
•
28 lidstaten
•
47 lidstaten
•
www.europa.eu
•
www.coe.int
•
° 1950s
•
1949
•
Verdragen
van
amendementen
•
Conventis (vb. EVRM, FCNM)
•
Belangrijkste instelingen
•
Belangrijkste instellingen
•
•
•
•
•
Rome
+
Europese Raad
Commissie
Raad
Europees Parlement
Hof van Justitie
•
Comité van Ministers
•
Parlementaire assemblee
•
Commissaris voor
mensenrechten
•
Europees Hof voor Rechten
van de Mens
Afdeling 2. Oprichting van de Europese Gemeenschappen
Founding fathers
Jean Monnet
Robert Schuman
Wat hebben zij gedaan? De idee van Europese samenwerking gelanceerd.
§1. De Verklaring van Schuman en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal
(EGKS)
9 mei 1950: Verklaring van Schuman, hierin stonden de duidelijke politieke doelstellingen:
we gaan oorlog in Europa materieel onmogelijk maken. Dit door alle bevoegdheden en
Yasmine Ghys
4
beslissingen die te maken hebben met kolen en staan, die gaan we overdragen aan een
autonome supranationale entiteit. Frankrijk en Duitsland gaan hier niet meer zelf over
beslissen, dat moet door een onafhankelijke, supranationale instantie gebeuren. Alle andere
landen die geïnteresseerd zijn nodigen we uit om mee te werken aan dat project.
Dit politieke idee heeft geleid tot het Verdrag van Parijs, de oprichting van de EGKS.
Verdrag werd ondertekend in ’51 en werd ingetreden in ’52. Dit is een verdrag met een
looptijd van 50 jaar, deze bestaat vandaag niet meer. Ze is opgehouden in 2002. Er waren 6
stichtende landen: Frankrijk, Duitsland, de 3 Benelux landen en Italië. Kolen en staal was de
motor van de economie, vooral de motor als je oorlog wil voeren. Het is historisch heel
belangrijk gebleken. Het was voor de eerste keer dat we op het Europees continent een
supranationale organisatie krijgen. Een supranationale organisatie met eigen instellingen,
eigen instellingen die de voorlopers zijn van de huidige instellingen van de Europese
Commissie. De Hoge Autoriteit, een onafhankelijke instelling die het Europese belang moet
garanderen. Er was toen ook al een gemeenschappelijke Vergadering, de voorloper van het
huidige Europees Parlement. Het idee om een soort parlementaire vergadering te hebben,
was er dus al. Er was al een Raad van Ministers, met vertegenwoordigers van alle lidstaten
en er was al een Hof, een Hof van Justitie in Luxemburg dat moest toezien op de correcte
naleving van alle bepalingen die in dat verdrag stonden.
De organisatie was onmiddellijk een succes ten gevolge van:
•
•
•
De naoorloogse dynamische atmosfeer van heropbouw
De hoge vraag naar kolen en staal
Een competent beleid, dat evenwel reeds snel geconfronteerd werd met crisissen op
de kolen- en staalmarkt.
Dit was vrij succesvol, het is belangrijk om ook de politieke context in gedachten te houden.
Van crisis na crisis gaat dit integratieproces zich uitbreiden.
§2. De Europese Defensiegemeenschap (EDG) en Europese Politieke Gemeenschap
(EPG)
Pleven lanceert een nieuw plan op het vlak van defensie in 1950, het Pleven-Plan. Wat
moest er gedaan worden met West-Duitsland? Het had geen autonoom, eigen leger. In de
context van de Koude Oorlog waren vooral de Amerikanen vragende partij om WestDuitsland zich te laten herbewapen, je weet nooit dat Rusland binnenvalt. Er was de politieke
druk om iets te doen aan de herbewapening van Duitsland. De Fransen waren hier niet
enthousiast over, dus minister Pleven lanceerde het voorstel om hetzelfde te doen als
Schuman had voorgesteld. “Laten we het overdragen aan het Europese niveau.” Dit zal
bijdragen tot het vermijden van een nieuwe oorlog. Dit leidt tot de oprichting van de EDG en
de EPG. Het verdrag is nooit in werking getreden, de interne goedkeuring is er niet gekomen
in Frankrijk.
We hebben dus de EGKS, maar de mislukking van de EDG en de EPG. De
vertegenwoordigers van de 6 lidstaten komen samen in Messina rond de tafel. Ze zitten
samen en kijken wat ze kunnen doen om verder te gaan met het integratieproject of om het
te laten bij de EGKS. Men kon niet verder gaan in het defensie en buitenlandsbeleid. Er
waren 2 grote visies op de Conferentie van Messina. Die van Jean Monnet, hij
vertegenwoordigde de visie dat ze verder moesten gaan. Men moest het model van EGKS
gaan toepassen op andere economische sectoren. Zodanig dat er parallelle Europese
gemeenschappen opgericht werden. Er was ook de visie van Beyen. Beyen zei dat we naar
een algemene economische integratie moesten gaan. Laat ons 1 economische
gemeenschap oprichten. Hij stelde voor om een Europese gemeenschappelijke markt te
creëren met coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten.
De Ministers van Buitenlandse Zaken besloten tijdens de conferentie van Messina tot de
oprichting van een Comité van regeringsverantwoordelijken onder leiding van Paul-Henri
Spaak, toen de Belgische Minister van Buitenlandse Zaken. Het Comité moest een verslag
Yasmine Ghys
5
voorbereiden tot de oprichting van de gemeenschappelijke Europese markt. Dit leidde tot het
Spaak-rapport, dat de grondslag vormde voor een intergouvernementele conferentie welke
op zijn beurt leidde tot de ondertekening van 2 verdragen.
Die 2 voorstellen lagen dus op tafel op de Conferentie van Messina. Het resultaat was de
ondertekening van 2 verdragen: het Verdrag tot oprichting van de EEG, de Europese
Economische Gemeenschap en het Euratom-verdrag, Europese Gemeenschap voor
Atoomenergie. Ook wel de verdragen van Rome genoemd.
§3. EURATOM
Het is een zeer technisch verdrag en beoogt bij te dragen tot de totstandkoming en
ontwikkeling van de Europese kernenergie-industrie. Bij het opstellen van het Verdrag werd
een snelle evolutie in de sector verwacht: er bestond een euforisch geloof dat kernenergie de
energiebron van de toekomst was. Het is voor onbepaalde tijd gesloten en nooit
fundamenteel gewijzigd. Iedereen die toetreedt tot de EU, wordt automatisch lid van
EURATOM.
§4. EEG
Dit is de directe voorloper voor een proces dat leidt tot de EU. Het EEG-Verdrag had een
heel duidelijke doelstelling. Het zit vervat in artikel 2, het instellen van een gemeenschappelijke markt.
Wat is dit nu eigenlijk, een gemeenschappelijke markt?
"De Gemeenschap heeft, door het instellen van een gemeenschappelijke markt en door het
geleidelijk nader tot elkaar brengen van het economische beleid van de lidstaten, tot taak de
bevordering van de harmonische ontwikkeling van de economische activiteit binnen de gehele
Gemeenschap, een gestadige en evenwichtige expansie, een grotere stabiliteit, een
toenemende verbetering van de levensstandaard en nauwere betrekkingen tussen de in de
Gemeenschap verenigde staten".
Wat is het onderscheid met andere klassieke vormen van economische integratie?
Vrijhandelszone: alle douaneheffingen en quota met betrekking tot het verkeer van
goederen tussen de deelnemende landen worden afgeschaft. Lidstaten blijven wel vrij om
hun eigen douanetarieven en handelsbeleid te hanteren ten aanzien van producten die
afkomstig zijn van buiten de vrijhandelszone. Om effecten van handelsverlegging te
vermijden is vrijhandel dan ook beperkt tot producten van oorsprong uit de vrijhandelszone.
Douane-unie: hetzelfde als vrijhandelszone, maar ze hanteert ook een gemeenschappelijk
extern douanetarief. Het gevolg daarvan is dat er vrijhandel is binnen deze zone voor alle
goederen die geproduceerd zijn in 1 van deze landen + goederen die afkomstig zijn uit derde
landen en ook het gemeenschappelijk extern douanetarief gepasseerd zijn.
Gemeenschappelijke markt/interne markt: hetzelfde als een douane-unie, maar men gaat
nog verder. Er is een vrij verkeer van productiefactoren, dit betekent vrij verkeer van
goederen, diensten, personen en kapitaal; de 4 economische vrijheden. Dit betekent
automatisch dat er ook nood is aan meer gemeenschappelijke regels. Voor diverse sectoren
heeft men een gemeenschappelijk beleid nodig.
Economische en monetaire unie: nog een stap verder dan een gemeenschappelijk markt,
je hanteert een gemeenschappelijke munt.
Yasmine Ghys
6
Economische en
monetaire unie
Gemeenschappelijke markt/Interne markt
Douane-unie
vrijhandelszone
Dat EEG verdrag van ’58 stelde die heel ambitieuze doelstellingen. Dat was het idee van de
Europese Economische Gemeenschap, dezelfde periode (1960) was er in Europa ook een
ander initiatief. Het initiatief tot het oprichten van een Europees Vrijhandelsassociatie. Deze
bestaat vandaag nog. Die EFTA is een minder verregaande vorm van Europese
samenwerking, dat is een samenwerkingsvorm die een vrijhandelszone probeert te creëren.
Heel wat van die landen hebben een sprong gemaakt en gaan ze toetreden tot de Europese
Gemeenschap, en later tot de EU.
Vandaag bestaat de EVA uit 4 staten: Noorwegen, Zwitserland, IJsland en Liechtenstein. De
EEG is dus geëvolueerd naar de EU van 6 lidstaten naar 28 lidstaten en de EVA is
gekrompen van 7 lidstaten naar 4.
Noorwegen, IJsland en Liechtenstein hebben in de jaren ’90 een akkoord gesloten, de
Europese Economische Ruimte. Dit omvat de 28 lidstaten van de EU + Noorwegen, IJsland
en Liechtenstein. Deze passen dus ook heel wat EU-wetgeving toe op basis van dat
akkoord. Alle wetgeving over de 4 economische rechten (zie infra).
De bevoegdheden van het EEG waren heel duidelijk, economisch. Economische integratie,
oprichting van een gemeenschappelijke markt tussen de deelnemende landen. Zo’n
ambitieus project is niet direct te realiseren dus het EEG verdrag voorziet een
overgangsperiode van 12 jaar. 3 x 4 jaar. Pas in 1970 hebben we onze gemeenschappelijke
markt, dat was het idee.
Sindsdien zie je een dubbele evolutie van verdieping en verbreding. Verdieping betekent dat
sinds dat EEG verdrag, dat die integratie verder gaat dan het puur economische. Het gaat
steeds meer andere domeinen omvatten. Er zijn verschillende fasen waarin dat
oorspronkelijke EEG-verdrag werd aangepast, geamendeerd door andere verdragen. Het
aspect ‘economisch’ valt weg, het wordt een heuse unie. Terzelfdertijd krijgen we het proces
van verbreding, de uitbreiding van het aantal lidstaten. We gaan van 6 naar 28 lidstaten. Die
2 processen lopen parallel en versterken elkaar. Het feit dat nieuwe landen geïnteresseerd
zijn, betekent dat verdragen moeten worden aangepast. Dit betekent dus verdere verdieping,
dit betekent dan weer dat de EU aantrekkelijker wordt en er weer interesse ontstaat.
Yasmine Ghys
7
Hoofdstuk 2. Verdieping van het Europees integratieproces
Afdeling 1. Van Europese Gemeenschappen naar Europese Unie
§1. De Europese Akte: van Gemeenschappelijke Markt naar Interne Markt
De periode van 1970 wordt de periode van ‘eurosclerose’ genoemd. Een economische crisis,
oliecrisis, alle landen proberen hun eigen markten te beschermen. Ze kunnen dit niet meer
doen door hoge tarieven in te voeren. Ze zijn hier heel creatief in, ze nemen nieuwe
nationale wetten aan om toch via achterpoortjes de eigen markt te beschermen. Allemaal
regels om de eigen consumenten te beschermen.
Er zijn daar 2 reacties op gekomen: de rechtspraak van het Hof van Justitie, die een aantal
van principes heeft gelanceerd op toch het vrij verkeer van goederen en andere vrijheden te
garanderen. Een ander antwoord was de aanpassing van de verdragen. Het was duidelijk
dat dat EEG-Verdrag een aantal principes aanvatte die in de praktijk niet tot het gewenste
resultaat leiden.
Er begon dus een nieuwe periode in 1985. Delors kwam met een nieuw project om die
gemeenschappelijke markt verder om te vormen tot een interne markt en alle resterende
belemmeringen te gaan afschaffen. Er worden een aantal nieuwe processen in gang gezet
die het Europese integratieproces gaan beïnvloeden. Dat project was een soort van
inventaris te maken van alle bestaande materiële, fysieke en fiscale problemen. Er was nog
fysieke grenscontrole. Delors liet alle problemen oplijsten en bekeek hoe ze ervoor konden
zorgen dat ze verdwenen en hoe een interne markt kon gecreëerd worden. Daarvoor stelt hij
in de Commissie een document op, een ‘Witboek ter voltooiing van de interne markt’.
Soms ook het Programma 1992 genoemd. Het bevat een heleboel maatregelen, wetgevende
initiatieven om alle resterende belemmeringen te gaan opheffen. Het waren meer dan 300
wetgevende voorstellen. Tegen eind 1992 moeten alle resterende belemmeringen opgelost
zijn. Het oorspronkelijke EEG-verdrag werd aangepast om dat te kunnen bereiken, het voegt
een clausule toe dat alle wetgeving kan worden aangenomen met gekwalificeerde
meerderheid. Er is geen unanimiteitsvereiste meer. Lidstaten kunnen niet meer alles
blokkeren, het is eenvoudiger om wetgeving aan te nemen. Hierdoor kunnen de voorstellen
uit het witboek aangenomen worden tegen de deadline.
Er was een bevoegdheidsuitbreiding en er waren enkele institutionele aanpassingen. De
instellingen werden aangepast.
§2. Samenwerking buiten het kader van de Europese Gemeenschappen
Er waren nog heel wat andere initiatieven. Deze werden ontwikkeld buiten het kader van die
verdragen. Die maakten geen gebruik van die Europese instellingen. Ze maken gebruik van
klassieke internationale verdragen en niet de rechtsbronnen van de EU. Op een aantal
domeinen zien we dat er zich initiatieven ontwikkelen en op een bepaald moment gaan al die
initiatieven samenkomen in het kader van de EU.
•
Buitenlands- en veiligheidsbeleid
Het besef groeide dat al die landen van de EEG er belang bij zouden hebben op het vlak van
buitenlands- en veiligheidsbeleid samen te werken. Zeker in de context van de Koude
Oorlog. Er was onder andere het Fouchet-Plan. Het verschilde significant van het PlevenPlan. Het Fouchet-Plan is eerder intergouvernementeel van aard waarbij de lidstaten de
touwtjes in handen nemen. De kleinere lidstaten waren hier niet zo enthousiast over, ze
vreesden dat dat initiatief gedomineerd zou worden door de grotere landen. Daardoor heeft
dit plan nooit tot concrete plannen geleid, behalve dat er een werkgroep werd aangesteld dat
geleid heeft tot een nieuw rapport in 1970. Rapport Davignon, men is begonnen met
informele bijeenkomsten tussen de staatshoofden van de lidstaten van de EEG. Die
overeenkomsten noemden ze de Europese Politieke Samenwerking (EPS). Dat betekent dat
vooraleer er een belangrijke overeenkomst was op niveau van de Verenigde Naties, de
Yasmine Ghys
8
staatshoofden van de deelnemende EEG landen zouden samenkomen om te kijken of ze
een gemeenschappelijk standpunt kunnen innemen.
•
Justitie en binnenlandse zaken
Er werd een internationaal akkoord afgesloten om de politiediensten te stimuleren. Heel
belangrijke verdagen zijn de Schengen akkoorden en de Dublin Conventie. Dat zijn
voorbeelden van initiatieven tot integratie die eerst buiten de verdragen tot stand zijn
gekomen.
Schengen, oorspronkelijk opgericht door de Benelux-landen, later werd dit EUwetgeving.
Schengen en Dublin staan dagelijks in de krant, waarom zijn deze belangrijk? Ze
zorgen voor vrij verkeer. Het betekent afschaffen van de grenscontroles. Het is niet
persee het vrij verkeer van personen, want je hebt dit recht wel, maar Schengen
betekent dat je dit kan zonder aan de grens te stoppen voor controle. Schengen
betekent ook dat men gezamenlijk gaat samenwerking m.b.t. de controle van de
buitengrenzen. Dublin zijn gemeenschappelijke regels rond het asielbeleid. Het idee
is een gemeenschappelijke ruimte, maar ook gemeenschappelijk regels over het
toekennen van asiel. Om te vermijden dat mensen komen binnen de Schengenzone,
zonder fysieke controles verder kunnen reizen en dan ook in elk land asiel kunnen
aanvragen. Om dit te vermijden stellen ze een aantal criteria op. 1 van die criteria was
dat als iemand binnenkomt aan de buitengrenzen van de Unie, dan wordt die daar
geregistreerd en moet hij daar asiel aanvragen. Eens hij daar asiel aanvraagt, kan hij
dit niet meer in een ander land. Als hij dit toch doet, kan hij gewoon teruggestuurd
worden naar het land waar hij is geregistreerd.
•
Economische en monetaire integratie
Idee dat snel op de agenda kwam, bij het Rapport Werner werden stappen ondernomen om
te werken met een gemeenschappelijke munt. Al die initiatieven gaan in 1 juridisch kader
worden geïntegreerd, dit is het verdrag van Maastricht. Dit is het Verdrag betreffende de
Europese Unie. Die roept de EU in het leven, met de pijlerstructuur.
Afdeling 2. Het Verdrag betreffende de Europese Unie (Verdrag van Maastricht)
Van alle verdragswijzigingen is dit de meest fundamentele. Omwille van een aantal redenen.
1 van die redenen is dat het perspectief van de EU volledig verandert. Voor het verdrag van
Maastricht, was het perspectief puur economisch. Na het Verdrag van Maastricht zijn de
ambities veel ruimer. De ambitie is om een echte Europese Unie te gaan oprichten. Dit is
geen staat maar die heeft toch op veel domeinen verregaande bevoegdheden. Dat verdrag
van Maastricht maakt de switch van het puur economische naar iets wat veel breder is. Dat
blijkt ook uit de naam.
Je moet dit zien binnen zijn politieke context, 1992. Het was een ander Europa dan Europa
in de jaren ’80. Het economische integratieproces was al heel ver gevorderd. De landen van
Centraal-Oost-Europa kijken naar die Europese economische gemeenschap als een soort
van model. Ze vragen vrij snel om geassocieerd en lid te worden.
Onder die druk gaat men een nieuw belangrijk verdrag onderhandelen, dit is het Verdrag van
Maastricht. Het introduceert het concept van de EU, maar het introdcueert terzelfdertijd een
zekere complexiteit. De complexiteit aangezien niet alle lidstaten even ver willen gaan in dat
integratieproces. De complexiteit is het best weerspiegeld als een EU die vergelijkbaar is met
een Griekse tempel.
Yasmine Ghys
9
Men spreekt vaak over de driepijlerstructuur met een overkoepelend fronton, dit de EU. Je
hebt een aantal gemeenschappelijke bepalingen. Daarbinnen heb je een onderscheid tussen
3 grote luiken. Het eerste luik is de verderzetting van de vroegere economische integratie; de
EG, EURATOM en de EGKS. De eerste pijler noemt men ook de supranationale pijler. Daar
werkt gewerkt met alle kenmerken van een supranationale organisatie, dit betekent
meerderheidsstemming, autonome instellingen,… Je had nog 2 andere luiken, regels over
het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid, dit was de tweede pijler. De derde
waren regels over justitie en binnenlandse zaken. Die tweede en derde pijler waren
gebaseerd op andere bepalingen uit het verdrag, we noemen ze de intergouvernementele
pijlers. Het was een soort compromis tussen landen die echt verder wouden gaan.
Belangrijk omdat het de eerste keer is dat men verschillende initiatieven gaat samenbrengen
onder 1 noemer en onder 1 verdrag. De spelregels daarover worden in de verdragen
opgenomen. Het verdrag van Maastricht legt de spelregels vast rond totstandkoming van
een economische en monetaire unie. Het waren de zogenaamde Maastricht-criteria.
Voorwaarden voor de deelnemende landen die willen deelnemen aan de economische en
monetaire unie en die uiteindelijk 1 gemeenschappelijk munt willen hanteren. De landen die
hieraan voldeden konden de euro invoeren.
Belangrijk, sinds het verdrag van Maastricht krijgen we meer verdieping en verbreding en
dus ook meer differentiatie. Dit betekent niet dat alle landen, alle regels van de EU
toepassen. Er zijn zogenaamde opt-outs. Dit is het geval voor de economische en monetaire
unie: het VK en Denemarken hebben een zogenaamde opt-out. Dit staat in het Verdrag van
Maastricht, er is een protocol toegevoegd waarin staat dat zij hier niet aan deelnemen, de
andere in principe wel zodra ze aan alle voorwaarden voldoen. Landen die later zijn
toegetreden hebben nog niet de euro ingevoerd, omdat ze nog niet voldoen aan alle
Maastrichtcriteria.
Men gaat nog verder dan het puur economische, dit blijkt uit de introductie in de verdragen
van het concept ‘Europees Burgerschap’. Heel wat rechtspraak gaat over de complicaties
van dat concept. Het wordt niet toegekend door de Europese Commissie of iemand anders.
Het zijn de lidstaten zelf die autonoom bevoegd blijven om hun onderdanen te differentiëren.
Maar als iemand burger is van 1 van de lidstaten, dan is die Europees burger en heeft dit
gevolgen voor alle lidstaten. Zij moeten dit erkennen. Als België beslist om de regels voor
naturalisatie te veranderen, en je gaat met je nationaliteit naar Italië. Italië moet alle rechten
garanderen. Wat zijn de belangrijkste rechten verbonden aan het Europees burgerschap?
1. Recht om vrij op het grondgebied van de EU te reizen en te verblijven.
Elke EU-burger heeft het recht om vrij op een grondgebied te reizen en te verblijven. Er zijn
ook regels in de verdragen. Je hebt het principieel recht dit te doen, als je reist voor minder
dan 3 maanden, dan heeft u enkel een identiteitskaart nodig. Langer dan 3 maanden, dan
zal u over staatsdocumenten en een ziekteverzekering moeten beschikken. Je mag dit niet
doen om te ‘profiteren’ van een andere sociale zekerheid.
Yasmine Ghys
10
o
Dano vs. Duitsland
Dano is een Roemeense vrouw, die met haar zoontje naar Duitsland ging. Ze voldeed
niet aan die voorwaarden, dus het kwam voor het Hof van Justitie. Kan die vrouw, die
Roemeens is en dus Europees burger, wel uit Duitsland gezet worden? Het Hof zei dat
er recht is op vrij verblijf en reizen, maar er zijn wel voorwaarden en deze waren hier niet
vervuld. EU-lidstaten zijn niet verplicht sociale uitkeringen toe te kennen aan burgers van
een andere EU-lidstaat die naar hun grondgebied komen enkel om te genieten van
sociale hulp.
Voor het Verdrag van Maastricht bestond dit recht ook, maar enkel voor degene die
economisch actief waren. Je had het recht om te reizen en te verblijven op het grond van het
EEG-Verdrag, maar dit was enkel om daar te gaan werken. Niet gewoon als burger op zich.
Als je toen student was, dan viel je niet onder dit verdrag.
Sinds Maastricht doet die economische connotatie er niet toe. Iedereen heeft het recht, zij
het onder de voorwaarden vastgelegd in de wetgeving.
2. Actief en passief kiesrecht bij Europese en lokale verkiezingen
Er zijn ook politieke rechten, het actief en passief kiesrecht. Als ik naar Estland ga, en daar
verblijf en me registreer kan ik daar stemmen. Ik kan me zelfs kandidaat stellen. Je kan niet
meedoen aan de nationale verkiezingen, want die vallen onder nationale wetgeving. Maar
voor de lokale en Europese verkiezingen kan je gaan deelnemen onder dezelfde
voorwaarden als de onderdanen van die lidstaat.
3. Diplomatieke en consulaire bescherming in buitenland
Als je een probleem hebt in het buitenland, en er is geen Belgische ambassade. Maar er is
wel een Duitse dan kan je EU-burger daar binnenstappen.
4. Interactie met EU instellingen
Je kan o.a. klacht gaan indienen bij de ombudsman.
Dit is het pakket aan rechten die geïntroduceerd worden bij het Verdrag van Maastricht en
gekoppeld zijn het Europees burgerschap.
In ’93 krijgen we een belangrijke bijeenkomst van de Europese Raad. Dit zijn de politieke
leiders van de lidstaten. Ze komen bijeen in Kopenhagen, daar werd de beslissing genomen
dat alle landen van Centraal- en Oost-Europa zouden kunnen toetreden tot de EU eens zij
aan een aantal voorwaarden voldoen. Wanneer zij economische, politieke en juridische
hervormingen doorgaan. Daarna kunnen zij een aanvraag tot lidmaatschap aanvragen en
eventueel toetreden. Er zijn tussen ’92 en ’93 10 landen die daar op ingaan en een aanvraag
gaan indienen. In ’95 waren er nog eens 3 landen extra. Het werd toen heel duidelijk dat de
EU, en de manier waarop zij en de instellingen functioneerden, niet aangepast was voor die
uitbreiding die er zat aan te komen. Vandaar dat er op relatief korte termijn we verschillende
aanpassingen aan de verdragen gaan krijgen. We moeten fundamenteel onze instellingen
gaan herzien. Vandaar dat we na het Verdrag van Maastricht in sneltempo een aantal
pogingen ondernemen om het juridisch kader dat werd geïntroduceerd aan te passen aan de
uitbreiding. Je had vanaf het Verdrag van Maastricht ook meer en meer kritiek over de EU en
die pijlerstructuur. De ratificatieprocedure was niet rimpelloos verlopen in Denemarken. Daar
heeft men een bijkomend referendum moeten organiseren.
Afdeling 3. Het Verdrag van Amsterdam
De eerste poging om die EU en de manier van werken te verbeteren was het Verdrag van
Amsterdam. Het is ondertekend in 1997 en in werking getreden in mei 1999. Dat was een
mislukking. De doelstelling was om de unie klaar te stomen voor de uitbreiding.
Yasmine Ghys
11
Hoe konden we de Unie voorbereiden op de uitbreiding? Men is er niet uitgekomen. Het
verdrag heeft dus niets fundamenteel gewijzigd, het heeft wel een aantal aanpassingen
gedaan. Die aanpassingen waren vooral in de marge.
1. Aanpassing en consolidatie pijlerstructuur
Men heeft een aantal beleids-domeinen verschoven van de derde naar de eerste pijler. Op
zich niet onbelangrijk. De driepijler blijft bestaan, men heeft gewoon de derde pijler wat
kleiner gemaakt. Alle beslissingen over visa, asiel en migratie heeft men
gecommunautariseerd naar de eerste pijler. Dit betekent dat voor het Verdrag van
Amsterdam er unanimiteit nodig was op die domeinen, er na was dit niet meer het geval. De
eerste pijler wordt groter, meer zaken worden volgens die supranationale methode
behandeld en die derde pijler wordt kleiner. Het krijgt ook een andere naam, voor het
Verdrag was het samenwerking op vlak van justitie en binnenlandse zaken, erna was het
Politiële en Justitiële Samenwerking in Strafzaken. Het was dus alles wat te maken had met
grensoverschrijdende misdaden.
2. Beperkte materiële wijzigingen
Voordien was men enkel bevoegd om wetgeving aan te nemen met betrekking tot
discriminatie op nationaliteit. Nu is de er mogelijkheid om andere domeinen ook in rekening
te brengen. Op basis van onder andere geslacht, ras, godsdienst, leeftijd, handicap,
seksuele geaardheid.
Men heeft ook een nieuw artikel ingevoegd, art 7 VEU. Het gaat om het eventueel schorsen
van stemmen in de Raad wanneer een lidstaat een aantal basisbeginselen van de
rechtsstaat niet zou respecteren, dan heb je een procedure in art. 7 die kan worden
opgestart door de Commissie of het Parlement die ertoe kan leiden dat het stemrecht voor
een lidstaat wordt geschorst. Dit artikel is nog nooit gebruikt geweest, het heet ‘de
atoombom’. Aangezien het politiek heel verregaande gevolgen heeft, je geeft een lidstaat de
stempel van ondemocratisch en dan schors je de stemrechten van die lidstaten in de Raad.
Dit is ongelofelijk verregaand. Het is een soort van afschrikkingsmiddel. Het wordt wel vaak
gebruikt in een politieke discussie.
Er is ook een kleine nuance bij het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid. Er
is een unanimiteitsregel, maar een lidstaat heeft de mogelijkheid zich constructief te
onthouden. Een lidstaat die niet akkoord is, kan gewoon zich onthouden zodat de boel niet
blokkeert en de andere lidstaten verder kunnen gaan met de beslissing.
Er werden regels ingevoerd voor nauwere samenwerking. Waardoor op een aantal
domeinen door een beperkte groep van lidstaten nieuwe wetgeving zou kunnen worden
aangenomen.
Dit zijn allemaal vrij specifieke beperkte aanpassingen. Het grote kader blijft hetzelfde.
3. Hernummering van de verdragen
Dit om de verdragen transparanter te maken.
4. Institutionele aanpassing voor uitbreiding onvoldoende
Het grote probleem, was dat de eigenlijke doelstelling, het aanpassen van de instellingen
aan de uitbreiding. Hierover vond men geen akkoord. Men sprak over de ‘Amsterdam leftovers’. Hoe gaat men beslissingen nemen in de Raad na de uitbreiding? Wat zal de definitie
zijn van een gekwalificeerde meerderheid als er nieuwe lidstaten bijkomen? Hoe zal de
Europese Commissie samengesteld worden? Op welke domeinen gaan we nog de
unanimiteitsregel houden en waar schaffen we hem af? Al die fundamentele vraagstukken
werden niet beslist in Amsterdam. Ze werden overgedragen naar een nieuwe
intergouvernementele conferentie, die opnieuw de verdragen moest aanpassen. Dit verklaar
waarom kort na de inwerkingtreding van dat Verdrag van Amsterdam, een nieuwe verdrag
krijgt.
Yasmine Ghys
12
Afdeling 4. Het Verdrag van Nice
Hoe kunnen we die left-overs van Amsterdam proberen oplossen? Dit werd aangehaald in
het Verdrag van Nice, ondertekend in 2000 en inwerking getreden in 2003. Het heeft zolang
geduurd omdat Ierland de bevolking zich eerst in een referendum zich negatief had
uitgesproken. Het verdrag kon niet inwerkingtreden, men heeft het wat aangepast zodat het
toch inwerking kon treden.
Wat is het belang van het Verdrag van Nice? Het is beperkt, men zat onder tijdsdruk. De
uitbreiding stond voor de deur. Die landen waren klaar met hun onderhandelingen om toe te
treden. We moesten nog onze institutionele structuur fundamenteel veranderen.
Men heeft zich beperkt tot de echt noodzakelijke institutionele aanpassingen en die worden
ingevoerd in een protocol betreffende de uitbreiding van de EU. Dit waren heel concrete
zaken die hierin geregeld werden.
Bv. Hoeveel zetels moeten voorbehouden in het Europees Parlement, hoeveel
stemmen krijgen zij, …
Terzelfdertijd was men er zich van bewust dat er nog meer nodig was om de Unie
transparant te laten functioneren. Men had toen niet de tijd om dit allemaal politiek uit te
klaren vandaar dat men ook een verklaring heeft aangenomen. De Verklaring betreffende de
toekomst van de Europese Unie. Hierin identificeren ze een aantal punten.
In die verklaring gaf men zich een agenda mee voor een volgende aanpassing van de
verdragen, 4 zaken waren er geïdentificeerd. Vertegenwoordigers van lidstaten zeiden dat er
fundamenteel moest worden nagedacht over deze zaken.
1. Vereenvoudiging verdragen
Nice had niks aangepast aan die complexe driepijlerstructuur. Die bestond nog steeds, de
grenzen daartussen waren niet duidelijk en complex.
2. Nauwkeurige bevoegdheidsafbakening
Er moeten duidelijkere regels komen. Als je die verdragen leest, is het helemaal niet duidelijk
of de lidstaten zelf wetgeving kunnen aannemen en op welke domeinen de EU wetgeving
kan aannemen. Dit moet duidelijker, transparanter in de verdragen worden geregeld.
3. Statuut Handvest van de grondrechten
Het EU Handvest is een document dat als een politieke verklaring werd aangenomen in
2000. De juridische waarde hiervan is onduidelijk. De vraag was of dit een juridisch bindend
document moest zijn waarbij burgers de bepalingen van dat handvest kunnen inroepen voor
een rechter of blijft dit een soort van politieke intentie verklaring?
Dat handvest heeft een vrij lange geschiedenis. Het oorspronkelijke EEG-verdrag bevatte
niks van mens- of grondrechten. De bedoeling was het creëren van een gemeenschappelijke
markt. Het was een puur economisch project. Vrij snel had je bepaalde spanningen tussen
lidstaten en vooral het Duits GwH. Dat EU-recht creëerde een aantal verplichtingen voor de
staten op verschillende domeinen. Het had verregaande gevolgen en vrij snel werd duidelijk
gemaakt dat het EU-recht voorrang zou moeten hebben op nationaal recht. Toen was er een
belangrijke uitspraak van het Duitse Grondwettelijke Hof. Het stelde vragen bij de prioriteit
van het EU-recht, het baseerde zich in haar argumentatie op het gebrek aan
mensenrechtenbescherming op het niveau van de Europese economische gemeenschap. In
de Duitse GW. staan wel fundamentele mensenrechten en die staan niet in het EEGVerdrag. Als er een conflict is tussen bepaalde verplichtingen aangenomen op het niveau
van de Europese economische Gemeenschap en onze fundamentele mensenrechten dan
gaan we die Europese verplichtingen niet toepassen. Vandaar dat er toen een dynamiek op
gang is gekomen en een discussie is ontstaan hoe we grondrechten op het niveau van het
EEG-Verdrag beschermd worden. Het HvJ heeft daar een belangrijke rol bij gespeeld want
van dan af heeft het grondrechten meegenomen in haar rechtspraak, ook al stonden ze niet
Yasmine Ghys
13
in het EG-Verdrag. Ze verwees naar het gemeenschappelijke grondwettelijke tradities van de
lidstaten. Ze wees dat alle lidstaten verdragspartij waren bij het EVRM en ze had toch
aandacht voor bescherming voor grondrechten. Nadien heeft het Duits GwH dat aanvaard.
Ze heeft geconcludeerd dat het EU-recht primeert, zolang er adequate grondrechtenbescherming is op het Europees niveau en wij gaan er van uit dat dit zo is.
Veel ging dus uit van de rechtspraak van het HvJ, maar dit is niet zo ideaal. Er zou een
geschreven document moeten bestaan. Dit heeft geleid tot het EU-Handvest van de
grondrechten. Dit is het eigen mensenrechtendocument van de EU. Dit is anders dan het
EVRM. Het EU-Handvest is enkel van toepassing binnen het juridisch kader van de EU.
4. Rol van nationale parlementen
Het was een uitnodiging om de nationale parlementen bij de besluitvorming te betrekken.
Om een antwoord te bieden op de kritiek dat de EU-wetgeving wordt aangenomen op een
niveau dat ver staat van de lidstaten.
Sinds de jaren ’90 zitten we in een proces waarbij we van de ene verdragswijziging naar de
andere zijn gegaan. Voor een groot stuk onder druk van die uitbreiding die er zat aan te
komen.
Afdeling 5. De Europese Conventie en het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet
voor Europa
Afdeling 6. Het Verdrag van Lissabon
§1. Algemeen
Het was een follow-up na die verklaring van Nice. Er werd een nieuwe verklaring
aangenomen, de verklaring van Laken. Het was een interessant document, het breidde de 4
punten van Nice verder uit. Er staan heel wat vragen in, hoe kan de EU transparanter,
democratischer,… handelen? Hebben we geen soort van GW nodig? Zou dat niet duidelijker
zijn? De EU is wel geen staat, maar wel een autonome actor. Eigenlijk op het Hof van
Justitie werd naar het EEG-verdrag als een constitutionele handvest van de toenmalige
EEG. Juridisch gezien was de functie van de verdragen vergelijkbaar met de functie van een
grondwet.
Er werd ook een nieuwe methode gezien om de verdragen te wijzigen. Voordien was dit altijd
op grond van intergouvernementele conferenties. Dit zijn diplomaten die achter gesloten
deuren vergaderen, dit was weinig transparant. De verklaring van Laken stelde voor om dit
op een andere manier te doen. Niet alleen diplomaten, maar ook andere mensen er bij
betrekken, parlementairen, mensen uit andere organisaties. We noemen dit de Europese
conventie, die werd gebruikt om dat handvest van de grondrechten te gaan ontwikkelen. Het
resultaat van die Europese Conventie was het aannemen van het grondwettelijk verdrag. Het
is nooit in werking getreden, wel ondertekend. Een aantal lidstaten hadden een referendum
georganiseerd, dat was niet verplicht, maar men deed dit toch. Dit creëerde een groot
politiek probleem. Men heeft een reflectieperiode geïntroduceerd, en uiteindelijk heeft men
beslist om via de klassieke manier verder te gaan. Dit betekent de vorige verdragen gaan
aanpassen.
Het Grondwettelijk Verdrag beoogde die vorige verdragen te vervangen door 1 nieuw groot
verdrag. Het verdrag van Lissabon is opnieuw een amenderingsverdrag, dat betekent dat het
op een aantal punten de vorige verdragen wijzigt. Men heeft wel gepoogd om de meest
fundamentele aanpassingen vanuit het Grondwettelijk verdrag te behouden.
We werken met een geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de Europese Unie
(VEU) en het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Wat zijn nu
geconsolideerde verdragen? Verdragen waarin alle wijzigingen zijn aanvaard. Die treedt in
de plaats van het EG – en EU-Verdrag. Ook werd de nummering opnieuw gewijzigd.
Yasmine Ghys
14
Dit is de grondwet, al kan je het juridisch gezien geen grondwet noemen.
§2. De belangrijkste vernieuwingen
A. Afschaffing van de pijlerstructuur
De belangrijkste wijziging was het afschaffen van de pijlerstructuur en het invoeren van een
enkelvoudige rechtspersoonlijkheid. Er is een duidelijke vereenvoudiging van het juridisch
kader. Die Europese Gemeenschap bestaat niet meer, de EU heeft de plaats ingenomen.
Er is geen pijlerstructuur meer, maar de oude tweede pijler blijft toch nog min of meer verder
bestaan. Er is nog altijd een verdoken tweede pijler.
In principe heeft het Hof van Justitie geen bevoegdheid op het domein van veiligheid en
buitenlandsbeleid, maar dit is een uitzondering: wanneer een dergelijke beslissing genomen
in het kader van het buitenlandsbeleid een impact heeft voor individuen, dan kunnen die wel
hun rechten verdedigen voor het Hof.
B. Hervorming van de Europese instellingen
Men heeft de besluitvorming proberen democratiseren door het Europees Parlement in 90%
van de gevallen een medebeslissingsrecht te geven. Alle beslissingen worden genomen
door de lidstaten in de raad ne het Europees Parlement samen. Meer de nationale
parlementen proberen betrekken bij de voorstellen. Dit via de subsidiariteitstoets (zie infra).
Alle voorstellen van Europese wetgeving moeten eerste naar de nationale parlementen, die
krijgen dan 8 weken om te gaan beoordelen of die wetgevingsvoorstellen wel nodig zijn,
hebben die wel toevoegende waarde? Als een meerderheid vindt dat dit nodig is, dan is dit
een signaal aan de Commissie om het voorstel te heroverwegen of in te trekken.
C. Invoering van het burgerinitiatief
Als je vindt dat iets Europees moet geregeld worden, dan kan u zelf het initiatief nemen. U
begint een petitie en je moet 1 miljoen handtekeningen verzamelen, afkomstig uit minstens
1/4de van de lidstaten. Je kan dit doorsturen naar de Commissie om dat op Europees niveau
te regelen. Het is een beetje symbolisch, maar er werden veel initiatieven genomen.
Right2Water: watervoorziening mocht niet geprivatiseerd worden. De Commissie is er
mee aan de slag gegaan. Het heeft een wetgevend voorstel daarover ingediend.
D. Mogelijkheid voor een lidstaat om de Europese Unie te verlaten (art. 50 VEU)
E. Handvest van de grondrechten van de Europese Unie wordt juridisch bindend
Men heeft 1 zin toegevoegd in art. 6 van het VEU. “Het handvest is bindend en heeft
dezelfde juridische waarde als de EU-verdragen.” Er zijn dus 3 grote basisverdragen. VEU,
VWEU en het Handvest. Deze vormen zowat de grondwet van de EU.
1. Ontstaan van het Handvest
Er stonden geen grondrechten in de verdragen van Rome. Het had enkel een economische
doelstelling, daar kwam snel kritiek op. Dat Europese recht had verregaande implicaties voor
de lidstaten. Het Duitse Grondwettelijke Hof had kritiek: het Europees recht was verregaand
en had voorrang op het nationale recht maar het bood te weinig garanties dat een aantal
fundamentele mensenrechten gegarandeerd zouden worden op het Europese niveau.
o
Solange I
Het Duitse GwH oordeelde dat in Duitsland het Europese recht niet zou toegepast
worden, zolang er onvoldoende bescherming van de grondrechten waren. Dit heeft heel
het idee van verregaande supranationale Europese wetgeving op de helling gezet. Het
HvJ heeft vrij snel grondrechten geïncorporeerd in haar rechtspraak, ook al stond dit niet
in de verdragen. Die grondrechten, daar werd rekening mee gehouden als algemene
Yasmine Ghys
15
rechtsbeginselen. Het Hof van Justitie argumenteerde dat die grondrechten misschien
wel niet in de EEG-Verdragen stonden, maar ze konden wel worden afgeleid uit de
algemene grondwettelijke tradities van de lidstaten. Dit was echter geen ideale oplossing,
er is echt een geschreven document nodig.
Er werd vrij snel een voorstel gelanceerd, de EU zou gaan toetreden tot het EVRM. Zo zou je
dat probleem kunnen oplossen. Die discussie werd belangrijk naarmate de bevoegdheden
van de EG werden uitgebreid. Men vroeg daarvoor eerst het advies aan het Hof van Justitie.
o
Advies 2/94
Dergelijk advies is bindend. Het Hof is van oordeel dat er geen bevoegdheid was voor de
EG om toe te treden tot het EVRM.
Die optie om op die kritiek een antwoord te bieden, was niet mogelijk. De discussie bleef dus
bestaan. Daartoe heeft men een Conventie opgestart, een soort van werkgroep, met
vertegenwoordigers van de lidstaten. Men heeft een nieuw mensenrechtendocument
opgesteld en dit is het EU handvest van de grondrechten geworden. Het is een up-to-date
mensenrechteninstrument van de EU. Hoe is men ten werk gegaan? Men heeft gekeken
naar alle bestaande mensenrechtenverdragen, de grondwetten van de lidstaten en het
EVRM. Daarvan heeft men een nieuw geschreven mensenrechtendocument afgeleid. Dit zijn
de fundamentele grondrechten die gerespecteerd moeten worden binnen de Europese Unie.
Dit handvest werd eerste aangenomen als een politiek document maar is nu juridisch
bindend sinds het Verdrag van Lissabon. Men heeft een zinnetje toegevoegd aan art. 6 VEU.
De EU krijgt nu niet ineens meer bevoegdheden, de doelstelling van het Handvest is om te
garanderen dat alle wetgeving die op Europees wordt aangenomen conform is met alle
basisrechten.
Lid 2 van art. 6 VEU zegt ook dat de EU toetreedt tot het EVRM. Nu is er een expliciete
bevoegdheid en bijna een plicht om toe te treden.
Lid 3 van art. 6 VEU. die de algemene beginselen bevat, staan er ook nog altijd in. Ze laten
toe om hiaten in de mensenrechtenbescherming op te vullen.
De bescherming van de grondrechten is dus gebaseerd op verschillende niveaus.
2. Toepassingsgebied ratione materiae
Wanneer is dat handvest van toepassing? Art. 51 van dat Handvest geeft aan dat het van
toepassing is met betrekking tot alle handelingen van de instellingen en organen van de EU.
Alle wetgeving die aangenomen wordt moet in overeenstemming zijn met dat Handvest.
Het is ook van toepassing met betrekking tot de lidstaten wanneer zij het recht van de Unie
ten uitvoer brengen. Wanneer brengt een lidstaat dat recht ten uitvoer? Moet je dit restrictief,
beperkt interpreteren? Dan is het enkel van toepassing wanneer lidstaten wetgeving
aannemen ten uitvoer van een Europese richtlijn. Of moet je dat ruimer beschouwer?
Telkens wanneer er wetgeving is in een lidstaat, dit valt binnen het ruimere
toepassingsgebied van de EU en er ergens een aanknopingspunt is, dan is het voldoende
om over ten uitvoer te spreken. Vandaag is dit al iets uitgeklaard via rechtspraak. Heel veel
rechtszaken beginnen dus met de vraag of dit handvest wel van toepassing is.
o
Arrest Akerberg-Fransson
Hij was een Zweedse visverkoper. Het verstrekken van informatie over inkomsten
tegenover belastingen wordt niet altijd nauw genomen. Fransson had niet de juiste info
gegeven aan de belastingdiensten in Zweden. De belastingautoriteiten ontdekken dit en
geven hem een boete. Kort nadien start het Zweedse Openbaar Ministerie een
strafprocedure omwille van dezelfde feiten. Fransson vindt dit niet kunnen, hij heeft al
een boete betaald en nu wordt er nog een procedure gestart terwijl hij niets extra fout
heeft gedaan. Hij vraagt zich af of dit niet in strijd is met het Handvest? Art. 50 bevat een
Yasmine Ghys
16
‘ne bis in idem’ bepaling, je kan niet 2x veroordeeld worden voor dezelfde feiten. Je hebt
dus een puur Zweedse zaak en Fransson verwijst naar art. 50 van het Handvest, de
Zweedse rechter vraagt zich af of dit wel van toepassing is. De rechter stelt een
prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie. Het Hof oordeelt dat het Handvest van
toepassing is! Het Hof hanteert een uitgebreide interpretatie, want er was geen directe
link tussen de Zweedse strafwetgeving en een EU-richtlijn. Er was wel algemene
Europese wetgeving zoals een Btw-richtlijn en art. 325 VWEU. In het licht van die
doelstelling en die bepaling oordeelt het dat het valt binnen het toepassingsgebied van
het Unierecht. Dit leidt tot de situatie dat de procedure niet kon worden opgestart tegen
Fransson.
o
Arrest Pelckmans t. Van Gastel
Het zijn 2 tuincentra uit de Kempen die onderling in conflict waren. Het conflict betrof de
Belgische openingsurenwet. Die zegt dat kleinhandelaren minstens 1 rustdag moeten
hebben. Binnen die openingsurenwet zijn er ook enkel uitzonderingsregels. Handelen die
zich in bepaalde toeristische streken vinden, die kunnen toch 7/7 open zijn. De ene was
7/7 open en de andere niet. Is dit geen vorm van oneerlijke concurrentie? 1 van de
vragen voor het Belgisch GwH was of die wet niet in strijd was met het gelijkheids- en
non-discriminatiebeginsel zoals vastgelegd in Art. 20 en 21 van het EU Handvest van de
grondrechten? Het GwH stelt een prejudiciële vraag aan het HvJ, is dit Handvest hier van
toepassing? Het Hof oordeelt dat ze geen uitspraak kan doen, het handvest is op een
dergelijke situatie niet van toepassing. Nochtans kan je verwachten dat het Hof na de
zaak Fransson weer een brede interpretatie ging hanteren. Er zijn enkele redenen
waarom het hier niet van toepassing is volgens het Hof. Gewezen naar het bestaan van
een EU-richtlijn over oneerlijke handelspraktijken, oordeelde het Hof dat dit geen
voldoende link was want de doelstelling van die richtlijn is om de consument te
beschermen. Het gaat hier om puur Belgisch recht en het EU heeft er niets mee te
maken.
o
Léger
Het Hof doet een uitspraak in de zaak Léger waar het gaat over bloed doneren door
mannen die seks hebben met mannen. Léger zegt dat dit in strijd is met het gelijkheidsen non-discriminatiebeginsel. Op zich kan je deze zaak vergelijken met het arrest
Pelckmans t. Van Gastel, maar waarom verklaart het Hof zich onbevoegd in die zaak en
niet in de zaak Léger om uitspraak te doen? Een mogelijke verklaring is dat je winkels
niet met mensen kunt vergelijken, maar dit is niet het correcte antwoord. Er zijn ook
situaties waar het gaat om bedrijven. Er is ergens een EU-richtlijn die relevant is voor
deze zaak. Er is een EU-richtlijn over de voorschriften voor bloed en bloedbestanddelen.
Vandaar dat die nationale regel een link heeft met het EU-recht.
3. Toepassingsgebied ratione personae
Dit moet artikel per artikel bekeken worden. Zo zijn er bepalingen die gericht zijn tot
iedereen, ongeacht nationaliteit en woonplaats, terwijl andere rechten enkel bestemd zijn
voor EU-burgers.
§3. Evoluties na het Verdrag van Lissabon
A. Procedure voor verdragswijzigingen
Art. 48 VEU!
B. Impact van de eurocrisis
Zie infra.
Yasmine Ghys
17
Hoofdstuk 3. De uitbreiding van de Europese Unie
Afdeling 1. Juridisch kader van het EU uitbreidingsproces
Wanneer kan een land toetreden? Het basisartikel is art. 49 VEU. De criteria is niet echt
gedefinieerd. Er staat elke Europese staat die de in artikel 2 bedoelde waarden eerbiedigt,
kan verzoeken om lid te worden. Wat is een Europese staat? Dit wordt ook niet gedefinieerd.
De Europese Commissie heeft ooit een document aangenomen dat er verschillende
aspecten spelen, zoals geografie maar niet exclusief. Ook historische, culturele aspecten
spelen een rol. Je kan het wel als een soort van maatstaf nemen. Alle leden van de Raad
van Europa hebben potentieel om toe te treden.
Wanneer een land een verzoek indient, dan start een heel proces waarbij alle instellingen
betrokken zijn, zelfs de nationale parlementen. De bottom line is dat alle bestaande lidstaten
akkoord moeten zijn. Er wordt gestemd met eenparigheid van stemmen in de Raad. Er wordt
nog verwezen dat de voorwaarden voor toetreding nog vastgelegd worden door de Europese
Raad en dat zijn de staatshoofden en regeringsleiders. Nadien zijn er
toetredingsonderhandelingen wat uiteindelijk zal leiden tot een toetredingsakkoord tussen
het toetredende land en de bestaande lidstaten. Die voorwaarden heeft de Europese Raad
vastgelegd, het belangrijkste referentiepunt was een Europese Raad van Kopenhagen, de
Kopenhagencriteria. Hier heeft men een aantal criteria verduidelijkt waaraan men moet
kunnen voldoen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen politieke, economische en
juridische criteria.
•
Politieke criteria: er moeten stabiele instellingen zijn die de democratie, de
rechtsstaat, de mensenrechten en het respect voor en de bescherming van
minderheden garanderen.
•
Economische criteria: een functionerende markteconomie met het vermogen om de
concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie het hoofd te bieden.
•
Juridische criteria: je moet in staat zijn om de verplichtingen van het lidmaatschap
op zich te nemen, wat mede inhoudt dat zij de doelstellingen van een politieke,
economische en monetaire unie onderschrijven.
Die Kopenhagencriteria is het belangrijkste referentiepunt, maar de Europese Raad is vrij om
daar bijkomende criteria aan toe te voegen. Dit gebeurt vaak afhankelijk van concrete
situaties in kandidaat-lidstaten.
Kroatië zou goed moeten meewerken met Joegoslavië-tribunaal. Dit was een
bijkomende voorwaarde. Dit staat nergens in de verdragen, het is een politieke
bijkomende voorwaarde.
Wie controleert of al de voorwaarden effectief vervuld zijn? Voldoen al die kandidaatlidstaten aan de voorwaarden? Iemand vond dat Griekenland niet voldeed om lid te worden
en vroeg aan het Hof van Justitie om dit te controleren. Het Hof maakte duidelijk dat de
vraag of een land klaar is om toe te treden vooral een politieke vraag is en niet een juridische
vraag. De taak van het Hof is beperkt om te gaan kijken of de procedurele voorwaarden
vervuld zijn. Over de eigenlijke vraag of de criteria vervuld zijn, daar kan het Hof zich niet
over buigen.
Het proces duurt een tijd, alle instellingen zijn daarbij betrokken. Bij Kroatië heeft dit 10 jaar
geduurd:
Yasmine Ghys
18
• Toetredingsaanvraag aan de Raad – Februari 2003
• Advies Europese Commissie – April 2004
• Erkenning als kandidaat-lidstaat door Europese Raad – Juni 2004
• Raad opent toetredingsonderhandelingen – oktober 2005
• Einde toetredingsonderhandelingen – juni 2011
• Advies Commissie – oktober 2011
• Instemming EP en besluit Raad – december 2011
• Toetredingsakkoord ondertekend - december 2011
• EU Toetreding op 1 juli 2013
Afdeling 2. Evolutie van het EU uitbreidingsproces
§1. De eerste uitbreidingsgolven
§2. De ‘big bang’ uitbreiding
§3. Zevende uitbreiding en perspectieven voor de toekomst
Dit proces is nog niet ten einde, op dit moment zijn er toetredingsonderhandelingen met
Turkije, Montenegro, Servië. Met Albanië en FYROM zijn er nog geen onderhandelingen
maar zijn wel erkend als kandidaat-lidstaten.
Er zijn nog 2 andere delen van ex-Joegoslavië: Bosnië Herzegovina en Kosovo (er zijn wel
nog EU-landen die Kosovo niet als staat erkennen). Deze landen hebben het label gekregen
van potentiële kandidaat-lidstaten. Ze voldoen aan die basisvoorwaarden van art. 49 en op
een bepaald moment gaan die wel een aanvraag kunnen indienen, maar die zijn daar
voorlopig nog niet klaar voor. Ze zitten wel binnen het formele uitbreidingsproces.
Yasmine Ghys
19
Landen als Oekraïne, Moldavië, Georgië,… dit zijn ook Europese landen, maar daarmee
heeft de EU recent verregaande associatieakkoorden gesloten maar met die landen heeft
men niet de politieke beslissing genomen dat ze kandidaat-lidstaten zijn. Men sluit het niet
uit, maar het is geen doelstelling van het associatieakkoord. Het heeft tot doel EU-wetgeving
te gaan aannemen. Dit is het nabuurschapsbeleid.
IJsland heeft een toetredingsaanvraag ingediend, maar dat proces is bevroren sinds 2013.
Turkije is een belangrijk land in Europa, het is een specifiek geval. Er bestaan al
verregaande juridische relaties met Turkije. In 1963 heeft de EEG een associatieakkoord
ondertekend met Turkije. Wat is daar nu zo belangrijk aan? Het gaat verder dan het
associatieakkoord met Oekraïne, het bevat een verwijzing naar de latere toetreding van
Turkije naar de EU. De bedoeling is om Turkije voor te bereiden om later toe te treden. Het
staat in de preambule en art 28. Dit akkoord is vandaag nog steeds in werking. Wat is er
nadien gebeurd? Er zijn verschillende belangrijke stappen gezet. In 1970 was er een
belangrijk protocol, er mogen geen bijkomende belemmeringen worden gecreëerd. In 1978
heeft Turkije een verzoek ingediend om toe te treden en in 1979 heeft Europese Commissie
daar negatief op geadviseerd. Turkije was nog niet klaar om erkend te worden als kandidaatlidstaat, er waren nog te veel problemen. Tussentijds hebben ze de bilaterale relaties verder
uitgebreid. Sinds 1996 is er een douane-unie actief, Turkije neemt het gemeenschappelijk
extern douanetarief over. De EU heeft enkel nog een douane-unie met Andorra en SanMarino. In 1999 heeft men Turkije officieel als kandidaat-lidstaat erkend. Men heeft
toetredingsonderhandelingen gestart in 2005 maar die zijn omwille van het probleem Cyprus
opgeschort. In de jaren ’70 was Cyprus een oud Britse kolonie en er was een poging om
Cyprus bij Griekenland te krijgen. Turkije heeft daarop gereageerd door te gaan
interveniëren. Sindsdien is de Turkse bevolking naar het noorden verhuisd en de Griekse
naar het zuiden, er is dus een de facto opsplitsing van het land. Het noorden wordt enkel
door Turkije erkend, niet door andere landen. Cyprus is nu deel van de EU, maar dit gaat de
facto enkel over het Griekse deel.
Yasmine Ghys
20
Deel II. De Europese Unie als een autonomie en gedifferentieerde
rechtsorde
Hoofdstuk 1. De EU als autonome rechtsorde
o
Van Gend en Loos
Het is de geboorteakte van het Europees recht. Het is in de context van deze zaak dat
het Hof een paar basisprincipes gaat initiëren.
“De EEG [nu EU] vormt in het volkenrecht een nieuwe rechtsorde ten bate waarvan de
staten, zij het op een beperkt terrein, hun soevereiniteit hebben begrensd en
waarbinnen niet slechts deze lidstaten maar ook hun onderdanen gerechtigd zijn”.
Europees recht heeft eigen regels en creëert eigen rechtsregels voor de onderdanen.
Hoe is het Hof tot die conclusie gekomen?
Op het moment dat het EEG-Verdrag in werking treedt mogen de importtarieven niet
meer worden verhoogd. Van Gend en Loos is een Nederlandse transportfirma, ze
vervoert chemische producten tussen Nederland en Duitsland. Ze wordt op een gegeven
moment geconfronteerd met hogere importtarieven voor de producten die ze invoert. Die
is daar niet mee gediend, het is in strijd met art. 12 van het EEG-Verdrag. Ze weigert die
hogere importtarieven te betalen. De zaak komt voor een Nederlandse rechtbank. Die
rechter gaat een prejudiciële vraag stellen aan het Hof in Luxemburg. Kunnen
particulieren rechtstreeks rechten putten uit het Europees recht?
Nederland wijst naar de grondwet. De Commissie die wijst op het feit dat het EEGverdrag anders is dan klassieke internationale verdragen. De interpretatie en de vraag
over de gevolgen ervan moeten bepaald worden op grond van dat verdrag zelf.
Het Hof heeft het verdrag geanalyseerd. Daaruit leiden ze af dat het EEG-verdrag niet
kan vergeleken worden met andere klassieke internationale verdragen omwille van een
aantal redenen. In de preambule wordt verwezen naar het feit dat het EEG-verdrag tot
doel heeft een gemeenschap te vormen tussen staten en volkeren. Ook uit de
institutionele structuur die wordt gecreëerd. Je hebt een raad waarin de lidstaten
vertegenwoordigd zijn, maar ook een parlement die de bevolking vertegenwoordigt. Het
EEG-Verdrag voorziet ook in een prejudiciële procedure. Zo’n procedure vind je niet in
klassieke verdragen.
De bepalingen van het VEU en het VWEU verdrag hebben directe werking. Dat betekent
dat particulieren rechtstreeks rechten kunnen putten uit de verdragen. Er moeten wel een
aantal voorwaarden vervuld zijn, de bepalingen moeten duidelijk en onvoorwaardelijk
zijn, er mogen geen verschillende interpretaties mogelijk zijn.
Directe werking betekent dus dat Europees recht toepassing kan vinden in de nationale
rechtsorde onafhankelijk van wat er in de nationale grondwet staat over de implicaties van
internationale verdragen. De discussie over monisme of dualisme is er niet in. De directe
werking volgt uit het verdrag op zich.
o
Costa t. Enel
Costa was een aandeelhouder van een Italiaans elektriciteitsbedrijf. Op een bepaald
moment wordt de private elektriciteitsmaatschappij genationaliseerd. Costa houdt protest
daartegen, hij weigert zijn elektriciteitsrekening te betalen. Dit leidt tot de situatie waar hij
voor de rechtbank wordt gedaagd. De nationalisering is in strijd met het EEG-Verdrag
volgens hem. De rechter stuurt de zaak naar het HvJ. Hij vraagt nu wat de verhouding is
tussen de Italiaanse wetgeving en het Europees recht? Het Hof gaat verder op de
redenering uit het arrest Van Gend en Loos. Het komt tot de conclusie dat staten een
soevereiniteit voor een stuk hebben begrensd. Als gevolg daarvan kunnen ze niet langer
claimen dat het nationaal recht voorrang zou hebben op het Europees recht. Het Hof
introduceert het principe van de voorrang van het Europees recht op het nationale.
Yasmine Ghys
21
In het juridische debat,…
Meer specifiek wat betreft het Europees recht en wat betreft het nationaal grondwettelijk
recht.
o
Internationale Handelsgeselsschaft
Heeft het Europees recht ook voorrang op het nationaal grondwettelijk recht? Het Hof
van Justitie bevestigt dit, het hanteer dezelfde redenering als het arrest Costa t. Enel.
Lidstaten hebben soevereine rechten overgedragen naar de EU. De voorrang van het
Europees recht is absoluut. Het Duitse Hof zegt dat de voorrang relatief is, dat betekent
dat er grenzen zijn. Er zijn ook bevoegdheden die op nationaal niveau blijven. De vraag
of de Europese instellingen hun eigen bevoegdheden respecteren, dat noemt men de
‘ultra vires’ controle.
o
Solange II
Verdere nuancering van Solange I. Zolang de grondrechtenbescherming voldoende is op
het EU-niveau, erkennen we de voorrang van het EU-recht.
Wat is dan de verhouding tussen het Europees recht en het klassieke internationale recht?
Moet het internationale recht worden gevolgd? Of moet er juist weer voorrang worden
gegeven aan het EU-recht?
o
Kadi en Al Barakaat
Context was de ruimere kritiek na 9/11, het was de startpunt tegen terrorisme op
internationaal niveau. Er worden veel initiatieven ontwikkeld waaronder initiatieven op het
niveau van de VN. De Veiligheidsraad neemt een aantal bindende resoluties aan,
waaronder een lijst van verdachte terroristen. Alle personen die op de lijst staan, hun
banktegoeden moeten bevroren worden, ze mogen niet meer reizen,… Op het Europese
niveau gebeurt die verplichting op grond van een verordening. Een aantal van de
personen op de lijst worden geconfronteerd met de gevolgen van de uitvoering. Kadi en
enkele anderen vallen uit de lucht. Ze willen bewijs of althans zeker de kans om hun
rechten te verdedigen. Dit is in strijd met een aantal principes die fundamenteel zijn
binnen de EU. 1 van de vragen voor het Gerecht is, of het Gerecht zich wel kan
uitspreken over de vraag of die verordening de grondrechten van Kadi heeft
geschonden? Het Gerecht zegt dat die Europese verordening slechts een uitvoering is
van de verplichtingen van het volkenrecht. Verplichtingen van de VN hebben dus
voorrang op internationaal, nationaal recht en Europees recht. Het enige wat het Gerecht
kan doen, is de rechtmatigheid van de Veiligheidsraad toetsen aan jus cogens. Ze gaan
dan in hoger beroep bij het Hof van Justitie, in dat hoger beroep heb je de conclusie van
een advocaat generaal. Dat is iemand die in alle onafhankelijkheid zijn mening geeft over
een hangende zaak. Dit advies is niet bindend, maar wel belangrijk.
o
Conclusie AG Maduro
Hij zegt dat de redenering van het Gerecht verkeerd was, het is verkeerd om te
concluderen dat wanneer er een regel is van internationaal recht, dat de
Europese rechtsinstanties niets kunnen doen. De belang van het internationaal is
geen absolute regel, het volgt uit de regels zoals vastgelegd in de Europese
verdragen en de rechtsorde. Hij verwijst naar het principe van de autonomie van
het Europees recht. Het Hof van Justitie volgt deze redenering.
Het Hof wijst erop dat de EU een specifieke rechtsgemeenschap is, die gebaseerd is op
de eigen EU-verdragen, het wijst op de autonomie van die rechtsorde en daaruit volgt dat
de internationale verplichtingen moeten worden nageleefd, maar dat ze geen afbreuk
mogen doen aan de constitutionele basisbeginselen van de EU-verdragen. Men heeft dus
de verordening nietig verklaard.
Yasmine Ghys
22
Het leidt tot een aantal conclusies met betrekking tot de autonomie van de Europese
rechtsorde. De Europese Unie is een eigen rechtsgemeenschap met eigen rechtsregels en
kenmerken die ontwikkeld worden door het Hof van Justitie. Ze komen voort uit de EUVerdragen en worden geïnterpreteerd door het Hof. Geen enkele andere rechtbank is
bevoegd om zich uit te spreken over de toepassing van het EU-recht. Nationale rechtbanken
kunnen het wel toepassen, maar nooit nietig verklaren.
Hoofdstuk 2. De EU als een gedifferentieerde rechtsorde
Een gedifferentieerde rechtsorde betekent dat je 1 rechtsorde hebt met 28 lidstaten en dat
alle EU-rechtsregels uniform worden toegepast. In de praktijk zien we allerlei
uitzonderingsregels, opt-outs noemen we dat in protocollen toegevoegd aan de verdragen
waardoor bepaalde delen van het EU-recht niet van toepassing zijn in bepaalde lidstaten.
Wanneer een nieuwe lidstaat toetreedt bij de onderhandelingen, dan zal men
overgangsperiode voorzien waardoor bepaalde delen van het EU-recht niet meteen van
toepassing zijn op het grondgebied van de nieuwe lidstaten.
Differentiatie kan tijdelijk zijn, Europa met verschillende snelheden. Het is niet zo dat vanaf
de dag van toetreding het recht automatisch geldt. Of de regels van de Schengen gaan gaan
toepassen. Ze gaan pas deel gaan uitmaken van de Schengen, als ze al lid zijn van de EU
en wanneer de Raad, de andere landen, voldoet aan een aantal basisvoorwaarden.
Soms is de flexibiliteit ingeschreven in de verdragen, opt-outs betekent dat lidstaten het recht
krijgen om aan bepaalde domeinen van het EU-recht niet te moeten deelnemen. Landen die
later toetreden zijn niet direct lid van de Eurozone of Schengenzone, maar hebben wel de
ambitie en de doelstelling om te gaan toetreden, dit is flexibiliteit in de tijd. Met opt-outs
spreekt men van een variabele geometrie of een Europa a la carte.
Afdeling 1. Eurozone
Je hebt een aantal landen die nog geen deel uitmaken van de
eurozone. Er zijn ook landen die autonoom de euro toepassen
terwijl ze niet aan de Maastrichtcriteria voldoen.
Afdeling 2. Schengenzone
Hier is de situatie nog
complexer. De
blauwe
landen maken deel uit van
de Schengen. Het bevat
ook staten die geen lid zijn
van de EU. Dit is op grond van een internationaal
akkoord tussen de Unie en die landen. De groene
landen zijn kandidaat-lidstaten. Ierland en het VK
hebben een opt-out, ze hebben vanaf het begin
duidelijk gemaakt dat ze er niet aan meedoen.
Afdeling 3. Nauwere samenwerking
Dit is een vorm die gebaseerd op specifieke
bepalingen daaromtrent zoals dit ingeschreven werd in de verdragen. Er zijn een aantal
principes ingeschreven die het mogelijk maken dat wanner het onmogelijk is om over een
wetsvoorstel akkoord te zijn met alle lidstaten, dan kan een wetsvoorstel worden
aangenomen door een harde kern van minstens 9 lidstaten. Dit is nog niet zoveel toegepast.
Zie Art. 20 VEU en 326-334 VWEU
Yasmine Ghys
23
Voorwaarden
•
•
•
•
•
•
•
Ten minste 9 deelnemende lidstaten
Ter verwezenlijking van EU doelstellingen en belangen en ter versterking van het
integratieproces
Indien deze doelstellingen niet binnen een redelijke termijn door de EU in haar
geheel kan worden verwezenlijkt
Mag niet in strijd zijn met geldende Europese regelgeving, in het bijzonder wat
betreft de interne markt
Niet mogelijk voor domeinen waar EU exclusief is bevoegd
Na machtiging door de Raad (QMV) op voorstel van de Commissie en goedkeuring
door het Europees Parlement
Open voor niet-deelnemende lidstaten die later aansluiten.
Men werkt in 2 fasen, de Raad, de bestaande leden, moeten bij gekwalificeerde meerderheid
zich akkoord verklaren met het principe. Dan beslist men over de inhoudelijke voorwaarden.
Yasmine Ghys
24
Deel III. De instellingen van de Europese Unie (art. 13 VEU)
Dit geeft de verhouding weer binnen de instellingen. De Europese Raad staat vanboven
omdat het de instelling is die de algemene politieke beleidslijnen uitstippelt. Het is de
instelling die het hoogste politieke niveau binnen de EU vertegenwoordigt. Daarbinnen vind
je alle vertegenwoordigers van de lidstaten op het hoogste politieke niveau, de
staatshoofden en regeringsleiders. Die neemt geen wetgevende beslissingen, daardoor reikt
het HvJ niet tot helemaal vanboven. Het Hof kan enkel controle uitoefenen op de wetgeving.
Die Europese Raad legt alleen de beleidslijnen vast. Men gaat geen wetgeving aannemen,
maar wel conclusies, standpunten om crisissen aan te pakken. Dan heb je de institutionele
driehoek tussen Commissie, Raad en Europees Parlement, dit is de wetgevende driehoek.
Elk voorstel tot EU-wetgeving gaat uit van de Commissie. Dan heb je het samenspel tussen
Raad en Parlement, zij staan op dezelfde lijn. Deze 2 gaan de voorstellen van de Commissie
bespreken, wijzigingen voorstellen en op een bepaald moment zullen ze akkoord moeten
gaan met het voorstel om bindende EU-wetgeving aan te nemen. De Raad zijn
vertegenwoordigers van de lidstaten, op het niveau van de ministers. Het Europees
Parlement zijn vertegenwoordigers van de bevolking, die worden bij directe verkiezingen
rechtstreeks verkozen. Die driehoek weerspiegelt het principe van een institutioneel
evenwicht waarop de EU gebaseerd is. Ze weerspiegelen 3 belangen groepen. De
Commissie weerspiegelt het onafhankelijke, Europese belang. De Raad weerspiegelt het
belang van de lidstaten en het Europees Parlement zijn vertegenwoordigers van de burgers.
Verder heb je het Hof van Justitie die controle gaat uitoefenen op alle vormen van wetgeving
die uit de driehoek voortkomen. Ze controleert of alles wel in overeenstemming is met de
basisprincipes, of men wel handelt binnen de bevoegdheden. Dan zijn er ook nog specifiek
instellingen zoals de rekenkamer, die is bevoegd voor de begroting, de rekeningen van de
EU, ze gaat rapporten publiceren. Je hebt een Europese Centrale Bank die heel belangrijk is
voor het specifieke domein van het monetaire beleid. De investeringsbank is iets heel
specifiek, dit is voor infrastructuurwerken, dan kan je daar leningen aangaan.
Hoofdstuk 1. Het Europees Parlement (artt. 13-14 VEU en 223-234 VWEU)
Afdeling 1. Samenstelling
Geen ronde tafel, 751 leden. Ze worden rechtsreeks verkozen voor een periode van 5 jaar.
Belangrijk is dat daar wel een verdeling geldt met betrekking tot de aantal zetels per lidstaat,
maar die parlementsleden vertegenwoordigen niet de lidstaten, ze zijn lid van politieke
fracties. Dat zijn ideologisch gelijkgezinden. België heeft recht op 21 zetels.
Yasmine Ghys
25
Afhankelijk van de grote van de fractie wordt bepaald hoeveel leden kunnen optreden als
woordvoerder voor een bepaald domein of als rapporteur. De rapporteurs gaan het politieke
standpunt voorbereiden. Het onderscheid tussen fracties en partijen. Het is niet hetzelfde.
Fracties zijn manieren waarop gewerkt wordt binnen het Europees Parlement. De fractie
bestaat uit minimaal 25 leden. Het functioneren is belangrijk voor die Commissie en
rapporteurs. Er is een kleine nuance, de politieke fractie valt niet altijd samen met de
politieke partij, meestal wel. De Europese Volkspartij is een partij én een fractie. Je kan ook
een situatie hebben zoals in België, de NVA is partij van de Europese Vrije Alliantie. Dit is
een groepering van nationalistische partijen. Ze vormen samen 1 politieke partij, maar die
Europese vrije Alliantie vormt een fractie samen met de Europese Groenen. Een fractie kan
bestaan uit meer dan 1 politieke partij. Dat illustreert dat soms een partij voor de verkiezing
als, maar na de verkiezing aansluit bij een fractie die geen deel uitmaakt van die politieke
partij.
Voorzitter Europees Parlement
Er is ook een voorzitter van het Europees Parlement, Schülz, hij moet een aantal formele
taken vervullen.
Afdeling 2. Besluitvorming
Er wordt in principe besloten met meerderheid van uitgebrachte stemmen. Soms vereist men
een zwaardere meerderheid. Een meerderheid van leden, bv. voor een aantal
aangelegenheden zoals begrotingsaangelegenheden of het wijzigen van een standpunt van
de raad. Soms kan dit nog sterker zijn, soms vereist men dat er 2/3de van de uitgebrachte
stemmen moeten zijn + meerderheid van de leden. Dit wordt enkel gevraagd wanneer het
Europees Parlement een motie van wantrouwen wil uitspreken over de commissie. Die
procedure is nog nooit gebruikt, maar er is wel al mee gedreigd. Welke meerderheid
gebruiken ze? Dat ligt vast in de verdragen.
Afdeling 3. Bevoegdheden
§1. Wetgevende en budgettaire bevoegdheden
Het heeft vooral wetgevende bevoegdheden. De Raad en het Parlement houden elkaar in
evenwicht. De Commissie doet de voorstellen, de Raad en het Parlement gaan op een
bepaald moment akkoord moeten gaan.
§2. Controlerende en adviserende bevoegdheden
Het heeft ook heel wat controlerende bevoegdheden over o.a. het budget, de motie van
wantrouwen,… Het voorstellen van wetgeving kan het Parlement niet doen.
Hoofdstuk 2. De Europese Raad (artt. 15 VEU en 235-236 VWEU)
Afdeling 1. Samenstelling
De Europese Raad bestaat uit de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten. Elke
lidstaat heeft 1 persoon, er is ook een voorzitter. De voorzitter van de Europese Commissie
is ook altijd betrokken bij de bijeenkomsten van de Europese Raad. De Hoge
Vertegenwoordiger voor Buitenlands- en Veiligheidsbeleid, een soort minister van
buitenlandse zaken van de EU, is tevens ook altijd aanwezig.
Het zijn dus de vertegenwoordigers op het hoogste politieke niveau van de lidstaten met hun
vertegenwoordiger en 2 leden van de Commissie die er ook bij betrokken zijn.
Voorzitter Europese Raad
De eerste voorzitter van de Europese Raad was Herman van Rompuy. De voorzitter wordt
verkozen door de overige leden van de Europese Raad voor een periode van 2,5 jaar, dit
Yasmine Ghys
26
kan 1x verlengd worden. Dit is een belangrijke functie want die persoon is op permanente
basis verantwoordelijk voor 2,5 jaar. Die functie werd pas geïntroduceerd met het Verdrag
van Lissabon. De huidige is Donald Tusk. Voordien had je ook al Europese Raad
bijeenkomsten, maar toen was er een systeem van rotatie, om de 6 maand was er een ander
land dat het voorzitterschap waarnam.
Afdeling 2. Besluitvorming
De Europese Raad beslist bij consensus, dit betekent dat er niet formeel gestemd wordt. Ze
zoeken naar een consensus over een aantal problemen die zich stellen, een oplossing die
voor iedereen aanvaardbaar is. Voor een aantal procedurele aspecten gaat men toch
stommen, dit gebeurt via gekwalificeerder meerderheid. Dit is eerder de uitzondering.
Afdeling 3. Bevoegdheden
Het is een belangrijke instelling die zich doorheen de geschiedenis heeft ontwikkeld. Ze was
niet voorzien of besproken in de basisverdragen. Ze heeft zich geleidelijk aan ontwikkeld.
Het was een initiatief van de Franse president in de jaren ‘70. Hij nodigde zijn collega’s uit
om eens samen te zitten om te gaan kijken waar we naartoe moeten met het Europees
integratieproces. Het was een informele bijeenkomst ter voorbereiding op andere
internationale bijeenkomsten. Dit is later een echte instelling geworden, het bestaan werd
vermeld in de akte. Met het verdrag van Lissabon werd het erkend.
Men neemt geen wetgeving aan. Men gaat geen juridisch bindende teksten aannemen maar
de algemene beleidslijnen uitzetten. Het resultaat zijn de conclusies, de conclusies van de
Europese Raad.
De Europese Raad heeft niet de bevoegdheid om wetgeving aan te nemen, het kan wel
aantonen dat het een doelstelling is van de Europese Unie.
Afschaffen roaming tarieven in de EU. Dit kan de Europese Raad niet beslissen, maar
het kan wel tot de conclusie komen dat dit een probleem is en dat hier iets aan moet
gebeuren. Het is dan aan de andere instellingen, in de eerste plaats de Europese
Commissie om met wetgevende voorstellen te komen.
Europese Raad heeft een beperkt paar specifieke institutionele bevoegdheden, het kan de
Commissie benoemen, de directie van de ECB, het kan eventueel lidstaten schorsen, het
kan eventueel bepaalde aspecten van de verdragen herzien (indien alle lidstaten het hier
mee eens zijn).
Dit is de taak van de Europese Raad, enerzijds de algemene doelstellingen, de prioriteiten
vastleggen en anderzijds wanneer er crisissen zijn, proberen er een eerste antwoord op te
formuleren. De Europese Raad noemen we soms ook een EU-top!
Voorzitter Europese Raad
Toen van Rompuy die functie waarnam, ging het om de president van de EU. Dit moet
genuanceerd worden. De voorzitter van de Europese Raad is niet de president van de EU.
Het is voor een deel het gezicht van de EU en hij is voor een deel verantwoordelijk om de EU
te vertegenwoordigen, ook in het buitenland, maar niet volledig. Het is dus fout om de
voorzitter gelijk te stellen aan de president van de EU. De vertegenwoordiging van de EU
wordt gedeeld tussen de voorzitter van de Europese Raad enerzijds en de voorzitter van de
Europese Commissie anderzijds.
Wat wordt van die voorzitter verwacht? Enerzijds intern bestaat zijn taak eruit om de
consensus tussen al die regeringsleiders te gaan faciliteren, te gaan vereenvoudigen. Extern
vertegenwoordigt hij de Unie, hij treedt voor een deel op als president. Hij vertegenwoordigt
de Unie in zaken in het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid op zijn niveau,
dat is het hoogste politieke niveau. Voor alle andere materies die hier niet onder vallen, bv.
het extern handelsbeleid, treedt Juncker op. Er is een specifieke bevoegdheidsverdeling op
Yasmine Ghys
27
vlak van de externe vertegenwoordiging. We hebben een bevoegdheidsverdeling waarbij we
enerzijds moeten kijken op welk niveau we zitten.
•
Op niveau van staatshoofden en regeringsleiders:
o
o
•
Voorzitter Europese Raad wat betreft GBVB
Voorzitter Europese Commissie wat betreft de overige bevoegdheden van de
EU
Op niveau van ministers:
o
o
Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlands en Veiligheidsbeleid wat betreft
Buitenlandse Zaken
Europese Commissarissen wat betreft hun bevoegdheidsdomein
EU vertegenwoordiging G7
Dit zijn de vertegenwoordigers van de 7 grootste industrielanden. Voor de EU staan er 2
stoelen. Nog een voorbeeld dat de externe vertegenwoordiging wordt gedeeld.
Hoofdstuk 3. De Raad (artt. 16 VEU en 237-243 VWEU)
Afdeling 1. Samenstelling
Dit is niet te verwarren met de Europese Raad. Dit is de raad van de ministers. De raad van
ministers komt regelmatig samen in Brussel. De belangrijkste taak is om de Europese
wetgeving aan te nemen. die is samengesteld door een vertegenwoordiger op ministerieel
niveau. Men spreekt van de raad als instelling, de raad van de EU of de raad van ministers.
Die samenstelling is variabel en ze is afhankelijk van het onderwerp dat op de agenda staat.
Je vindt 10 verschillende raadsformaties. Dit is onder het voorzitterschap van de minister van
het land die het voorzitterschap van de Unie waarneemt. Voor de Raad werken we nog met
een roterend voorzitterschap. Momenteel is dit Luxemburg, vanaf januari is dat Nederland.
Ook een minister van de regio’s kan de lidstaten vertegenwoordigen.
Er zijn 10 raadsformaties Daarnaast zijn er ook een aantal informele bijeenkomsten. 1 van
die is de Eurogroep. De voorzitter hiervan is Jeroen Dijsselbloem. Hij komt vaak in het
nieuws naar aanleiding van de crisis in Griekenland. Dit is een informele bijeenkomst van de
ministers van financiën van de landen van de eurozone. Zij komen informeel samen en
bespreken daar de crisis. Zo’n informeel orgaan heeft een aantal implicaties. Er kunnen geen
formele bindende besluiten genomen worden. Ze kunnen enkel vermeld worden in een
protocol bij de verdragen. Ze is formeel geen deel van de raad. Dat doet soms een aantal
vragen stellen over de legitimiteit. De impact van de eurozone is nochtans groot.
Een andere belangrijke bijeenkomst is de Gymnich. Dit is een verwijzing naar informele
bijeenkomsten van de ministers van buitenlandse zaken. Men noemt dat Gymnich, het is een
stad in Duitsland waarbij de ministers voor het eerst zijn samengekomen.
Er zijn een aantal belangrijke ondersteunende diensten:
1 van de belangrijkste ondersteunende diensten is het Comité van Permanente
Vertegenwoordigers. Dit is een orgaan die de bijeenkomsten van de Raad gaat
voorbereiden. Dit zijn een soort van ambassadeurs van de lidstaten bij de EU. Ze gaan voor
elke formele bijeenkomst van de Raad hun eigen vergadering hebben en op het niveau van
die ambassadeurs gaan ze al alle agendapunten bespreken en onderverdelen. Ze verdelen
die in A- en B-punten. De A-punten zijn degene waarover zij al akkoorden bereikt hebben,
dan gaan de echte ministers zich daar niet meer mee bezig houden. Enkel over de b-punten
gaan ministers zelf nog onderhandelingen voeren.
Er is een onderscheid tussen COREPER I en II. COREPER I houdt zich bezig met de meer
technische zaken, II met de meer politieke discussiepunten.
Yasmine Ghys
28
Het is een heel belangrijk orgaan, het valt niet te verwarren met de term comitologie. Dat is
een verzamelterm die verwijst naar het een aantal comités met experten uit de lidstaten die
geraadpleegd moeten worden alvorens Europese wetgeving kan worden uitgevaardigd.
Afdeling 2. Besluitvorming
Er zijn een aantal mogelijkheden. Er is de gewone meerderheid, dat is gewoon de helft +1.
80% wordt aangenomen met gekwalificeerde meerderheid. Bij een beperkt aantal gevallen
beslist men met eenparigheid. Dit betekent dat elke lidstaat 1 stem en 1 veto recht heeft, 1
lidstaat kan de boel blokkeren.
Voor een aantal domeinen geldt de noodremprocedure. Dit betekent dat men gaat beslissen
bij gekwalificeerde meerderheid. Maar als 1 van de lidstaten een fundamenteel probleem ziet
in het functioneren van het intern rechtssysteem, meer bepaald in coördinatie van sociale
zekerheidsstelsel en strafrechtstelsels, dan kan de lidstaat vragen dat niet wordt beslist bij
gekwalificeerde meerderheid maar dat de zaak wordt doorgeschoven naar de Europese
Raad.
In de jaren ’60 had je voor een aantal domeinen op basis van de overgangsperiode, een
overgang van een unanimiteitsvereiste naar een gekwalificeerde meerderheid. Frankrijk
verzette zich daar tegen ondanks dat het voorzien was in het verdrag. Als een vorm van
protest bleef Frankrijk weg van de raadsbijeenkomsten, het was de politiek van de lege stoel.
Dit was een crisis. Het argument wast dat gemeenschappelijk landbouwbeleid en de
subsidieregels zijn van vitaal belang voor de Franse economie, ze kunnen niet zomaar
meerderheidsstemmingen aanvaarden. Er kwam een compromis van Luxemburg (1969), het
hield in dat Frankrijk terug kwam en dat men ging onderhandelen binnen de Raad. Wanneer
men een voorstel op tafel legde en een lidstaat stak zijn hand op omdat het voorstel te ver
gaat en de fundamenten van zijn economisch of maatschappelijk stelsel raakte, daarop kan
je geen meerderheidsstemming aanvaarden. Dat compromis zei dat als die situatie zich
voordeed, dat er niet gestemd werd maar gewoon onderhandelt. Dit heeft altijd bestaan,
maar was niet neergeschreven in de verdragen.
Gekwalificeerde meerderheid betekent dat het gewicht van elke lidstaat wordt gewogen en
dat het belang van de grote lidstaten groter gaat doorwegen dan dat van kleinere lidstaten.
Duitsland, grootste lidstaat zal een grotere inspraak hebben dan Malta. Tot voor kort was dat
gebaseerd op een weging van stemmen. Elke lidstaat kreeg een bepaald stemgewicht, zo
moest een bepaalde drempel worden overschreden. Met de uitbreiding werd deze oefening
steeds moeilijker. Het resultaat van die onderhandelingen van Nice was onderstaande tabel.
§1. De gekwalificeerde meerderheid: Lissabon
Het principe van de dubbele meerderheid, een voorstel van de Commissie kan worden
aanvaard wanneer er een meerderheid is van het aantal lidstaten, de meerderheid moet 55%
omvatten en het moeten minstens 15 lidstaten zijn. Die 55% moet overeenstemmen met
65% van de bevolking. Dit is een vereenvoudiging, er is geen stemmenweging.
Een aantal lidstaten waren daar niet zo voor te vinden. Polen heeft zich heel lang verzet en
heeft uiteindelijk een overgangsregime uit de brand weten te slepen. Het Verdrag van
Lissabon is in werking sinds 2009, men heeft een regel uitgesteld tot 1 april 2017. Er geldt
een overgangsregeling waarbij lidstaten steeds kunnen verzoeken dat de oude regeling toch
nog wordt toegepast. Concreet betekent dit wanneer nu een wetgevend voorstel op tafel ligt,
de raad beslist met de dubbele meerderheid. Als er een lidstaat niet akkoord is, kan een
lidstaat een stemming vragen via de oude regels. In de praktijk streeft men toch zoveel
mogelijk naar consensus.
Yasmine Ghys
29
§2. De gekwalificeerde meerderheid: Nice
Er zijn in het totaal 352 stemmen en de grote lidstaten hebben veel stemmen. Probleem was
dat het resultaat hiervan een gevolg van politieke onderhandelingen is. Er zitten geen
transparante formules achter, zoals een link met de bevolking. Het zijn parameters die wel
een rol spelen, maar er is geen eenduidige relatie. Het is niet transparant, niet duidelijk, niet
efficiënt. Men moet gaan kijken bij elk voorstel of de drempel bereikt is. Er moeten 260
stemmen voor zijn van de 352, dit moet een meerderheid van lidstaten omvatten. Een
lidstaat kan dan nog eens vragen of de drempel wel overeenstemde met de bevolking. Na
het Verdrag van Nice heeft men gesleuteld aan die berekening van die gekwalificeerde
meerderheid. Die eenvoudige regeling is nu al van toepassing hetzij met een
overgangsperiode.
Afdeling 3. Bevoegdheden
Ze neemt vooral wetgeving aan in samenspel met het Europees Parlement. Ook de
begroting. Verder hebben ze ook coördinerende taken en de Raad gaat internationale
akkoorden formeel ondertekenen, sluiten.
Hoofdstuk 4. De Commissie (artt 17 VEU en 244-250 VWEU)
Afdeling 1. Samenstelling
De Europese Commissie bestaat uit 28 leden, je hebt er 1 voor elke lidstaat. Zij
vertegenwoordigen niet de lidstaten, ze vertegenwoordigen het onafhankelijk Europees
belang. Je kan ze beschouwen als de ministers van de EU die in alle onafhankelijkheid de
belangen vertegenwoordigen.
Je hebt de voorzitter (Juncker) en 27 andere leden die elk hun eigen bevoegdheid hebben,
men spreekt van een portfolio of een bevoegdheidsdomein.
Marianne Thyssen is de Belgische binnen de Europese Commissie, ze vertegenwoordigt niet
België maar is bevoegd voor het domein over de tewerkstelling en sociale zaken op het
Europese niveau.
Hoe wordt die samengesteld? Wie beslist welke bevoegdheden ze krijgen? Dit is het gevolg
van een specifieke procedure voorzien in de verdragen. Alles start met de verkiezing van de
voorzitter. Hij wordt aangesteld door de Europese raad, ze houden rekening met de uitslag
van de Europese parlementsverkiezingen, wat dat concreet betekent wordt niet gedefinieerd
in de verdragen.
In de praktijk heb je binnen de EU Europese politiepartijen, het zijn groeperingen van
nationale politieke partijen die samenwerken op het Europese niveau. Alle partijen stellen
Yasmine Ghys
30
een spitzenkandidaat voor. De lidstaten moeten daar dan nog mee akkoord gaan. Dan kan
het spel beginnen van het kiezen van de andere kandidaten. De andere kandidaten worden
door de lidstaat zelf voorgedragen. Wie de lidstaten sturen is het gevolg van interne politieke
discussie. Elke lidstaat is in principe vrij om zelf iemand voor te stellen als kandidaat
commissaris. In de praktijk gaf Juncker te kennen dat hij Marianne Theyssen heel graag
wou, op basis van genderkwesties en een voorgedachte bevoegdheid voor haar. Al die
kandidaten moeten onafhankelijk zijn. Onafhankelijkheid en bekwaamheid zijn de
belangrijkste criteria.
Eerst moet de kandidaat-voorzitter goedgekeurd worden door de Europese Raad met
gekwalificeerde meerderheid en met gewone meerderheid door het Europees Parlement.
Dan krijg je een lijst van commissarissen. Voor de Europese commissie kan aantreden zijn
er hoorzittingen in het Europees Parlement, dat zijn een soort van examens. Al die
kandidaten moeten het gaan uitleggen in het Europees Parlement. Alle parlementsleden
hebben zich voorbereid en ze kunnen vragen stellen. Dit is een belangrijke stap, die
democratische controle. Bij elke commissie is er wel een kandidaat die in die fase sneuvelt.
Het Europees Parlement gaat dan dreigen die commissie niet goed te keuren. Volgens de
wet kan het parlement niet 1 persoon afkeuren, enkel de volledige commissie. In de praktijk
gebeurt dit wel, het parlement dreigt gewoon om de volledige commissie niet goed te keuren
als 1 commissaris niet voldoet. Dan begint de oefening helemaal opnieuw.
Het land kan een andere kandidaat voorstellen en dan kunnen die portefeuilles herschikt
worden tot die goedgekeurd wordt. Dan kan er een commissie aantreden voor 5 jaar. Vorig
jaar is een nieuwe Commissie aan zijn werkzaamheden begonnen.
Er zijn nu nog steeds 28 commissarissen, nochtans staat er in het verdrag dat vanaf 1
november 2014 het aantal leden minder zou bedragen dan het aantal lidstaten. Het zouden
er 2/3 van het aantal lidstaten moeten zijn. Hoe komt het toch dat we er nog steeds 28
hebben? In het artikel zat een achterpoortje, met eenparigheid van stemmen kon men dit
toch wijzigen. In 2013 heeft men beslist om toch nog de volgende commissie 28 leden te
hebben, toch nog het principe van 1 commissaris per lidstaat te hanteren. De voornaamste
reden had te maken met problemen met de inwerkingtreding van het verdrag van Lissabon.
Het had wat voeten in de aarde, er was een negatieve uitkomst bij het ratificatiereferendum
in Ierland. De bevolking had zich uitgesproken tegen de inwerkingtreding. 1 van de
wijzigingen die men heeft aangenomen toen, was een politieke verklaring, een belofte dat de
volgende Europese commissie toch nog evenveel commissarissen zou tellen als lidstaten.
Het is een soort compromis met Ierland.
De Commissie heeft een ambtstermijn van 5 jaar.
De voorzitter heeft een heel belangrijke rol, hij verdeelt de portefeuilles. Hij is de eerste die
wordt aangesteld. Hij kan vragen aan commissarissen om ontslag te nemen.
Yasmine Ghys
31
22-24 mei
2014
27 juni
2014
15 juli
2014
10
septembe
r 2014
29
septembe
r 2014
• Verkiezingen Europees Parlement
• Europese Raad draagt Juncker voor als kandidaat voorzitter
• Europees Parlement stemt in met kandidatuur-Juncker
• Juncker stelt nieuwe Commissie voor
• Hoorzittingen
• Goedkeuring Europees Parlement en Europese Raad
1
november
2014
• Nieuwe Commissie start werkzaamheden
Er zijn ook een aantal vicevoorzitters. Die werken rond hele specifieke thema’s.
Hoge Vertegenwoordiger
Ze heeft 2 petten, vertegenwoordiger van de lidstaten voor buitenlands beleid en de
commissaris voor buitenlands beleid. Ze heeft 3 functies, ze voert het buitenlands- en
veiligheidsbeleid uit in naam van de Raad, ze is vicevoorzitter van de Commissie en ze is
ook voorzitter van de raad buitenlandse zaken.
Zij vertegenwoordigt zowel de lidstaten als de Unie. Het doel was om de samenhang van het
EU-extern beleid te gaan versterken. Hoe kon de EU met een eenduidige stem spreken op
het internationaal vlak? Om daar een antwoord op te geven werd die functie gecreëerd. Haar
dubbele rol blijkt uit de aanstellingsprocedure.
Ze wordt enerzijds aangesteld door de Europese Raad, rechtstreeks door de lidstaten en
anderzijds door het Parlement en de Raad als lid van de Commissie, net zoals andere
commissarissen. Ze heeft echt die 2 belangrijke functies die ze combineert.
Afdeling 2. Besluitvorming
Besluitvorming is via consensus. Ze komen elke week samen in Brussel waar ze bij
consensus een aantal zaken bespreken.
Afdeling 3. Bevoegdheden
Er is een lange lijst met belangrijke bevoegdheden. De Europese Commissie is de initiator
voor Europese wetgeving voor quasi alle domeinen waarop de EU wetgeving aanneemt,
behalve het buitenlands- en veiligheidsbeleid. De Europese Commissie moet een wetgevend
voorstel indienen.
Heel beperkt heeft de commissie ook wetgevende bevoegdheden, het is vooral de Raad en
het Europese Parlement die de wetgeving gaan aannemen. De commissie kan soms heel
beperkt uitvoerings- of gedelegeerde handelingen aannemen. Wanneer je al EU-wetgeving
hebt, kan het zijn dat de commissie daar nog technische voorwaarden gaat verduidelijken.
De Commissie is ook verantwoordelijk voor de onderhandeling met derde landen. De
Commissie gaat ook vaak adviezen en aanbevelingen doen.
De Commissie ziet toe op de naleving van het EU-recht door de lidstaten, ze verzamelt
allerlei klachten. Als een lidstaat zich niet gedraagt, dan kan de Commissie een lidstaat voor
het Hof dagen. Het ziet ook toe op de naleving van ondernemingen, dit is een specifiek
Yasmine Ghys
32
domein van het mededingingsrecht. Die regels zijn vermeld in artt. 101 en 102 VWEU. Het
kan boetes opleggen op ondernemingen die de EU-wetgeving niet naleven.
Aangezien de Commissie zoveel bevoegdheden heeft, vind je overal veel verwijzingen naar
de Commissie met duidelijk illustraties van de bevoegdheidsdomeinen.
Strengere milieutest voor auto’s.
Commissie beveelt terugbetaling belastingvoordelen.
Ook in het kader van de begroting speelt de commissie een belangrijke rol.
Hoofdstuk 5. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (artt. 251-281
VWEU)
Afdeling 1. Samenstelling
Het Hof omvat het Hof van Justitie, het Gerecht en de gespecialiseerde rechtbanken. Als we
spreken over het Hof van Justitie van de Europese Unie, dan hebben we het over deze 3
instellingen. Er is een taakverdeling tussen die instellingen. Koenraad Lenaerts is de
Belgische rechter.
Binnen het Hof van Justitie heb je 28 rechters en 11 advocaten-generaal. Dat is een persoon
die in onafhankelijkheid zijn licht laat schijnen op een zaak die voort het Hof komt. Hij
publiceert zijn conclusies, zijn opinie. Die conclusie is niet bindend voor de rechters. Het
heeft tot doel de rechters te helpen en hun redenering te onderbouwen. Het is belangrijk om
zaken te begrijpen, het is vaak uitgebreider dan het Hof. De rechters hebben een doel, tot
een arrest komen, dit is dus beknopter.
Die rechters worden benoemd voor een periode van 6 jaar, dit kan verlengd worden. Men
heeft al de beslissing genomen om het aantal rechters te verdubbelen.
Het Gerecht bestond oorspronkelijk niet, werd in het leven geroepen in ’89. Omdat de
werklast voor het Hof was te zwaar ten gevolge van de uitbreiding en de verdieping. Dat
Gerecht heette oorspronkelijk het Gerecht van Eerste Aanleg, sinds het Verdrag van
Lissabon is de naam gewoon het Gerecht geworden.
De mogelijkheid van gespecialiseerde rechtbanken. Er werd in 2005 1 opgericht voor
ambtenarenzaken en er is een voorstel om er 1 op te richten voor patenten, intellectuele
eigendomsrechten, maar dit is tot op heden nog niet gerealiseerd.
Afdeling 2. Besluitvorming
Een arrest is een soort van compromis tussen visies van alle betrokken rechters. Het Hof
werkt niet met het principe van dissenting opinions. Het is een tekst waar alle rechters zich in
moeten kunnen vinden.
Het Hof werkt met kamers van 3, 5, 13 of plenair, afhankelijk van de complexiteit van de
zaak. Elke week komen alle rechters samen met de medewerkers en overlopen ze nieuw
binnengekomen zaken. Ze gaan onder andere 1 rechter aanduiden als rechter-rapporteur en
al enkele beslissingen nemen. Als het een complexe zaak is, is er een advocaat-generaal
nodig. Men beslist ook naar welke juridische kamer een zaak gaat. Eenvoudige zaken gaan
naar een kamer van 3 rechters, vaak heb je dan ook geen conclusie nodig. Iets complexer
kan gaan naar kamer van 5 rechters en heel complexe zaken gaan naar een kamer van 13
rechters. Heel uitzonderlijk wordt een zaak plenair beslist, dan komen alle 28 rechters
samen.
Afdeling 3. Bevoegdheden
Hof van Justitie
Het is het Grondwettelijk Hof van de EU. Ze is bevoegd voor alle prejudiciële vragen, dit zijn
alle vragen die komen van nationale rechtbanken. Als er een probleem is in verband met de
Yasmine Ghys
33
interpretatie of toepassing van een verdragsregel, dan heeft de nationale rechter de
mogelijkheid of de verplichting om een prejudiciële vraag te stellen.
Alle directe procedures tegen de lidstaten. Als de Commissie een zaak voor het Hof brengt,
is dit direct voor het Hof van Justitie. Wanneer een lidstaat niet akkoord gaat met bepaalde
wetgeving die de Raad en het Parlement hebben aangenomen, dan kunnen zij dat
aanvechten voor het Hof.
Alle conflicten tussen de instellingen gaan ook rechtstreeks naar het Hof van Justitie.
Gerecht
Het Gerecht houdt zich bezig met alle directe procedures tegen instellingen, behalve degene
die voorbehouden zijn voor het Hof van Justitie. Bv. Procedures die worden ingesteld door
bedrijven tegen een beslissing van de Europese Commissie.
De verhouding is zo dat er een hoger beroep mogelijk is tegen een beslissing van het
Gerecht bij het Hof.
o
Commissie t. Ierland (Mox plant)
Een energiecentrale die nucleair afval zou verwerken, zou komen op het VK. Het VK had
zijn goedkeuring gegeven, maar die zou komen, gebouwd richting de Ierse zee. Als er
ooit een probleem zou komen, zou het allemaal stromen in de Ierse Zee. Ierland vond
dat die goedkeuring in strijd was met internationaalrechtelijke rechtsregels. Die
goedkeuring was in strijd met VN-Zeerechtverdrag en met EU-wetgeving over de
bescherming van het marine milieu. Ierland beslist een procedure te starten tegen het VK
voor het arbitragetribunaal van de VN. Dat was opgericht in het kader van het
internationaal zeerechtverdrag. Wat is het probleem? Onder internationaal recht kan
Ierland dit doen. Onder Europees recht doet Ierland wel iets verkeerd, want Ierland heeft
zich verbonden om alle conflicten voor het Hof van Justitie te brengen. Ierland had in
eerste instantie de Commissie moeten raadplegen.
Het Hof is exclusief bevoegd voor interpretatie en toepassing van het Europees recht met
een nuance, de uitzondering is he gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid. Het
Hof kan wel bepalen wanneer iets GBVB is en wanneer niet.
Wanneer sancties worden aangenomen in het kader van het GBVB, dan gebeurt dit door de
Raad, het Hof is niet bevoegd tenzij het sancties betreft van individuen.
Afdeling 4. Procedures
A. Rechtstreekse procedure
Artikel
Comm.
LS
E
V
Raad/EP
Partic.
VWEU
258
259
EV
263
E/V
E
E/V
E
265
E/V
E
E/V
E
268
V
V
E
(E = eiser / V = verweerder)
Yasmine Ghys
34
Een particulier kan geen lidstaat voor het Hof dagen, enkel de Commissie kan dit.
B. Prejudiciële procedure
Dit is de indirecte procedure. Die impliceert indirecte toegang tot het hof van Justitie. Dit
betekent dat je een conflict met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van het EUrecht. Dit conflict zal in eerste instantie een conflict zijn voor een nationale rechter. Die
nationale rechter kan steeds beslissen om de procedure op nationaal niveau te schorsen en
een prejudiciële vraag stellen. Een conflict over de geldigheid gaat over het afgeleide of het
secundaire recht, het gaat niet over de geldigheid van de verdragen, die zijn sowieso geldig.
De interpretatie gaat over de uitlegging. Het is meer dan een advies, de uitspraak is bindend
voor de nationale rechter. Het is niet alleen bindend voor de nationale rechter die de vraag
stelde, maar voor alle nationale rechters in alle 28 lidstaten.
Het fundamentele doel van die procedure is om de uniforme toepassing van het Europese
unierecht in de lidstaten te gaan garanderen. Om er voor te zorgen dat bv. het principe van
vrij verkeer van personen en de uitzonderingen erop overal hetzelfde worden toegepast. Dit
is de reden waarom het ook bindend is.
Het is steeds de nationale rechter zelf die beslist om een vraag te stellen. In bepaalde
gevallen zal hij verplicht zijn dit te doen. Dit is zo wanneer hij in laatste instantie oordeelt en
er geen hoger beroep meer mogelijk. Wanneer hij wil afwijken van eerdere rechtspraak of
wanneer de geldigheid betwist van het EU-recht, ook dan is hij verplicht een vraag te stellen.
Dat concept van nationale rechterlijke instantie, lidstaten kunnen dit niet zelf beslissen. Zoals
vele concepten en begrippen in de EU-verdragen is het een concept dat een
Europeesrechtelijke definitie heeft gekregen.
o
Belov
Er kwam een vraag uit een centrum voor gelijkekansenbeleid. Zo’n centra zijn opgericht
op basis van Europese wetgeving. Er is een anti discriminatierichtlijn, die zegt dat er in
elk land zo’n centrum moet zijn. In Bulgarije was er een klacht vanuit een Roma
gemeenschap. Men had een elektriciteitsmeter hoog geplaatst op een plek waar er Roma
was, ze dachten dat ze er anders mee gingen sjoemelen. De Roma vond dit
discriminerend. Het Hof heeft geantwoord dat ze geen antwoord kon geven op de vraag
van het centrum, ze kan enkel antwoorden op de vragen van nationaal rechtelijke
instanties. Er moet een aantal criteria vervuld zijn opdat je een nationaal rechtelijke
instantie bent. Je moet bv. een verplichte rechtsmacht hebben en het moet een uitspraak
doen nadat alle partijen hun argumenten naar voor gebracht hebben in een procedure en
heel cruciaal, het moet werken met onafhankelijke rechters.
C. Adviesbevoegdheid
Heel specifieke bevoegdheid waarbij het Hof zijn advies (ook dit is bindend) geeft over een
voorgenomen internationaal akkoord. Dit is een akkoord dat nog niet formeel is gesloten. Dit
kan voor of na de onderhandelingen gebeuren.
Afdeling 5. Enkele voorbeelden van zaken voor het Hof
o
Commissie t. België
België had wetgeving aangenomen die in strijd was met een bepaalde richtlijn over het
inschrijven van voertuigen. De Commissie heeft België daarvoor naar het Hof gedaagd.
o
Duitsland t. Europees Parlement en Raad
Duitsland was van oordeel dat bepaalde EU-wetgeving met betrekking tot reclame en
sponsoring van tabaksproducten onwettig was. Duitsland betwist dat het Parlement en de
Raad de bevoegdheid hadden om dergelijke verregaande Europese wetgeving aan te
nemen.
Yasmine Ghys
35
o
Anged t. Fasga
Prejudiciële procedure. Er was een conflict in Spanje tussen vakbonden en werkgevers
over de interpretatie over het recht op jaarlijkse vakantie. Er is een richtlijn dat iedereen
die werkt binnen de EU recht heeft op een minimum aantal dagen vakantie. Wat als u
dan toevallig ziek wordt? Geldt dat ook nog voor de berekening van uw minimum aantal
dagen verlof of heeft u gewoon pech gehad? De vakbond vindt dat dit er niet bijgerekend
mag worden, ziek zijn is geen vakantie. Werkgevers zeggen pech, je hebt recht op 20
dagen en je was 10 dagen ziek. Het antwoord was dat ziekteverlof en vakantie anders is.
Dit antwoord heeft in alle landen bindende kracht.
Hoofdstuk 6. De Europese Centrale Bank (artt. 282-284 VWEU)
De ECB heeft een belangrijke rol met betrekking tot de toezicht op de banken, het monetaire
beleid van de EU. De rol is nog versterkt na de Eurocrisis. Het is een belangrijke instelling
met beperkte maar zeer uitgebreide, specifieke bevoegdheden.
Hoofdstuk 7. De Rekenkamer (artt. 285-287 VWEU)
De rekenkamer is belangrijk omdat die controle uitoefent op de inkomsten en uitgaven van
de EU. Die stelt jaarverslagen, audits en Europese projecten op. deze worden gepubliceerd
op de website van de rekenkamer.
Hoofdstuk 8. Andere organen en instanties van de EU niet vermeld in art
13, lid 1 VEU
Europees Economisch en Sociaal Comité
Dit comité bestaat uit 353 leden, die benoemd zijn voor 5 jaar. Het zijn vertegenwoordigers
van werkgevers, werknemers, belangengroepen (o.a. boeren, consumenten)
Comité van de Regio’s
Dit bestaat ook uit 353 leden, eveneens benoemd voor 5 jaar. Hier zijn het
vertegenwoordigers van lokale en regionale overheden
Dit zijn 2 adviserende instellingen. Ze moeten geraadpleegd worden voor bepaalde
wetgeving.
Europese Investeringsbank
Die is relevant voor financiering van bepaalde Europese projecten, ze kent leningen toe aan
de lidstaten.
Ombudsman
Hier kan je bij gaan klagen.
Europese Dienst voor Extern Optreden
Die is relatief nieuw. Hij heeft specifiek tot doel om de coherentie van het EU extern beleid te
versterken. Die functioneert onder leiding van de Hoge Vertegenwoordiger en is eigenlijk een
soort van diplomatieke dienst van de EU.
Agentschappen
Dit zijn instituties die een heel specifieke rol krijgen. Je hebt er 1 die zich bezig houdt met
merkenrechten, gendergelijkheid, voedselveiligheid. Het zijn allerlei experten die gaan kijken
of er nieuwe wetgeving nodig is.
Yasmine Ghys
36
Deel IV. Bronnen van EU-Recht
Primaire bronnen
Secundaire bronnen
* Internationale akkoorden
* Autonome rechtshandelingen
- Wetgevingshandelingen
- Gedelegeerde en uitvoeringshandelingen
Hoofdstuk 1. Primaire rechtsbronnen
Dit is het grondwettelijk recht van de EU, de wetgeving die is aangenomen door de lidstaten
als een grondwettelijke autoriteit. Het zijn de documenten waarin de lidstaten de regels rond
de bevoegdheden hebben vastgelegd. Dit kan door het Hof van Justitie geïnterpreteerd
worden, maar de geldigheid ervan kan niet worden betwist.
Afdeling 1. Oorspronkelijke basisverdragen en wijzigingen van de basisverdragen
De basisverdragen en de wijzigingen, dus de geconsolideerde versie van de VEU en VWEU.
Het zijn de teksten die terug te vinden zijn in de codex.
Afdeling 2. Het EU Handvest van de grondrechten
Dit maakt ook deel uit van het primaire unierecht. Het heeft dezelfde juridische draagkracht
als de verdragen zelf.
Afdeling 3. Protocollen gehecht aan de Verdragen
Deze protocollen regelen bepaalde uitzondering statuten.
Afdeling 4. Toetredingsverdragen gesloten met nieuwe lidstaten
Wanneer een nieuwe land toetreedt, ontstaat dit verdrag. Er kunnen overgangsregelingen in
vastgelegd zijn.
Hoofdstuk 2. Secundaire rechtsbronnen
Dit zijn de handelingen van de EU-instellingen. Deze kunnen verschillende vormen
aannemen. Binnen deze hiërarchie zijn er internationale akkoorden die de Unie kan sluiten
met derde landen, deze hebben voorrang op autonome rechtshandelingen. Binnen de
autonome rechtshandelingen is er nog een onderscheid tussen wetgevingshandelingen en
gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.
Yasmine Ghys
37
Afdeling 1. Verordening
Een verordening heeft een algemene strekking, is verbindend in al haar onderdelen en is
rechtstreeks toepasselijk.
Dit betekent dat dit een type van rechtshandeling is, die heel verregaand is. Je hebt 1 soort
van regelgeving die voor alle lidstaten op dezelfde manier geldt. Deze moet niet worden
omgezet in de nationale rechtsorde, je hebt geen nationale wetgeving nodig en het is zelfs
verboden die om te zetten.
De specifieke doelstelling is uniforme regelgeving creëren in alle lidstaten. Een verordening
kan zowel horizontale als verticale directe werking hebben. Je kan naar een nationale
rechter gaan en een bron van het EU-recht inroepen, onafhankelijk van wat er in de
nationale wetgeving staat. Horizontale directe werking betekent dat die verordening zal
worden toegepast in een conflict tussen 2 particulieren. Verticale betekent tussen een
particulier en de overheid. Wanneer de nationale rechter niet kan twijfelen over de betekenis
van bepaalde woorden, de bepaling is duidelijk, dan zal de nationale rechter er rekening mee
moeten houden in zijn oordeel.
Afdeling 2. Richtlijn
Een richtlijn is minder verregaand. Deze is verbindend voor de lidstaten en ten aanzien van
het resultaat. Hier is er nog een flexibiliteit voor de lidstaten, ze moeten die omzetten in
nationale wetgeving. Dit is een cruciaal verschil met de verordening. Het gaat wel degelijk
om bindende wetgeving, maar het moet nog worden omgezet in nationale wetgeving binnen
een bepaalde omzettingstermijn.
Een richtlijn wordt vaak gebruikt als harmonisatie voor wetgeving. Men werkt met minimum
of maximum normen, lidstaten kunnen zelf kiezen of ze liever minimum of maximum zijn.
Een richtlijn heeft verticale, maar geen horizontale directe werking. Een richtlijn kan in
sommige gevallen directe werking hebben, je kan dit enkel in een conflict met de overheid.
Als de overheid bepaalde wetgeving moest aannemen en het dit niet gedaan heeft, dan kan
je naar de nationale rechter stappen. Een richtlijn laat niet toe dat er horizontale directe
werking is, je kan niet naar de rechter stappen indien je bv. een conflict met je buurman hebt.
Yasmine Ghys
38
o
Faccini Dori
Dori is een Italiaanse studente, ze staat te wachten op een trein in Milaan. Ze wordt
aangesproken door iemand die taalcursussen verkoopt. Hij wil haar een taalcursus
aansmeren. Ze tekent een contract en ze realiseert zich achteraf dat het vrij duur is. Ze
wil dat contract annuleren. Ze schrijft een aangetekende brief naar het brief, ze heeft zich
bedacht. Dat bedrijf zegt dat je niet kosteloos kan annuleren, dit staat nu eenmaal in het
contract. Ze krijgt een discussie, ze weigert te betalen en het komt voor een Italiaanse
nationale rechter. Er bestaat Europese wetgeving inzake buiten verkoopruimte gesloten
overeenkomst. Er staat expliciet dat er een minimumtermijn van 7 dagen moet zijn
waarbinnen een overeenkomst kosteloos kan geannuleerd worden. Het tegenargument is
dat het een richtlijn is, onder het Italiaans recht deed die man niks verkeerd, die richtlijn
was niet omgezet. De rechter stelt een prejudiciële vraag aan het Hof, wat zijn de
gevolgen? Kan mevrouw Dori zich daar op beroepen? Het zegt van niet, het gaat om een
richtlijn. Moest het om een verordening gaan, dan zou ze dit kunnen. Een richtlijn is niet
rechtstreeks toepasselijk, die moet nog worden omgezet, het kan uit zichzelf geen
verplichtingen opleggen aan particulieren.
Betekent dat dat mensen in een degelijk geval, wanneer een lidstaat een richtlijn niet heeft
omgezet, pech heeft? Niet noodzakelijk. Er zijn ook een aantal belangrijke nuances.
Er is de plicht tot richtlijnconforme interpretatie voor nationale rechters, dit noemen we ook
wel de indirecte werking van de richtlijnen. Dit betekent dat u niet de richtlijn neemt, maar
een nationale wet die op verschillende manieren kan geïnterpreteerd worden. Er zijn hier 2
randvoorwaarden aan verbonden: je moet een relevante nationale bepaling hebben en je
kan die techniek van indirecte interpretatie van de richtlijn niet toepassen wanneer uw
nationale wetgeving klaar en duidelijk is. Je kan geen contra legem interpretatie doen van je
nationale wet.
Een andere optie is om de lidstaat aansprakelijk te stellen voor het niet nakomen van zijn
internationaalrechtelijke verplichting. Je doet dit niet voor het HvJ, daar staat geen dergelijke
procedure voor. Je doet dit voor een nationale rechtbank, je gaat een schadevergoeding
eisen. Deze procedure staat niet in de verdragen, maar het is een mogelijkheid die
geschapen is via de rechtspraak van het Hof van Justitie. Het heeft deze voor het eerst
gecreëerd in de zaak Francovich.
o
Francovich
Er werd een richtlijn m.b.t. minimumbescherming van werknemers bij insolventie van de
werkgever is niet omgezet in Italië ook al is de omzettingstermijn verstreken. Hij eist van
schadevergoeding van de Italiaanse overheid, hij gaat naar de nationale rechter. De
rechter wist niet goed hoe hij er moest mee omgaan. Hij stelt een prejudiciële vraag. Het
Hof antwoordt dat dit voortvloeit uit het systeem van rechtsbescherming. Lidstaten
hebben zich geëngageerd om alle verplichtingen na te komen. Er moeten 3 voorwaarden
voldaan zijn.
-
Het moet gaan om een voldoende gekwalificeerde schending van het Europees
recht.
-
De richtlijn moet rechten omvatten die belangrijk zijn voor particulieren. Die
moeten af te leiden zijn uit de bepalingen van de richtlijn.
-
Er moet een causaal verband zijn tussen de schending en de geleden schade.
Afdeling 3. Besluit
Een besluit is een andere vorm van een EU-rechtshandeling. Voor het Verdrag van Lissabon
bestond besluit als de term beschikking.
Een besluit is verbindend in alle onderdelen, net zoals bij een verordening. Maar het is niet
van toepassing voor iedereen, wanneer de adressaten vermeld worden is het enkel
Yasmine Ghys
39
verbindend voor hun. Ze geven de mogelijkheid om bindende beslissingen te nemen in
individuele situaties.
Afdeling 4. Aanbevelingen en adviezen
Deze zijn ook belangrijk, maar niet bindend. Als particulier kan je hier niet rechtstreeks
rechten uit putten.
o
Grimaldi
Grimaldi was een Italiaan die in België werkzaam was, hij had een ziekte. De Europese
Commissie had een lijst aangenomen met een opsomming van ziektes waarvan de
Commissie aanbeveelt dat deze zouden erkend worden als officiële beroepsziektes.
Grimaldi had 1 van die ziektes, hij verwees in een procedure naar die lijst. Het Hof heeft
gezegd dat het slechts een aanbeveling is, dit is niet bindend. Grimaldi kan hier niet
rechtstreeks rechten uit putten.
Wat als het een niet omgezette richtlijn was? Je kan je niet beroepen op de Francovich
zaak, die gaat over het bekomen van schadevergoeding. De vraag is of je je kan
beroepen op de richtlijn. De richtlijn moet duidelijk en onvoorwaardelijk zijn en de termijn
moet verstreken zijn. Dit is een toepassing van de verticale, directe werking van een
richtlijn.
Waarom is er een onderscheid tussen verordeningen, richtlijnen en adviezen? Het heeft te
maken met de bevoegdheden die de EU heeft. 1 van de basisprincipes is dat de EU enkel
wetgeving kan aannemen binnen het kader van haar bevoegdheden. Die bevoegdheden
liggen vastgelegd in de verdragen.
Aanbevelingen en adviezen kunnen indirect een aantal implicaties hebben. Men heeft het
soms over soft law, dit betekent dat je je rechten niet kan claimen voor een nationale rechter.
Hard law is bindend juridisch recht. Soft law wordt gebruikt als een hulpmiddel bij de
interpretatie van nationale wetgeving die wordt aangenomen ter uitvoering van EUwetgeving.
Afdeling 5. ‘ad hoc’ handelingen (niet in Art. 288 VWEU)
Soms kan je nog andere handelingen van de EU tegenkomen.
•
Resolutie
Deze wordt aangenomen door het Europees parlement, ze doet dit om haar eigen
standpunten te verduidelijken over een bepaalde problematiek. Deze zijn niet bindend.
•
Mededeling, richtsnoer, gedragscode
Dit wordt vaak gebruikt door de Commissie in het kader van het mededingingsrecht.
•
Groenboek
Groen betekent niet noodzakelijk milieu, het kan daar wel over gaan. Een groenboek is een
soort document opgesteld door de Commissie om het debat over de aanpak over een
bepaalde problematiek te stimuleren.
•
Witboek
De Commissie stelt dit op, het is een gedetailleerd draaiboek van alle wetgevende
initiatieven die de Commissie zal nemen om een bepaalde problematiek aan te pakken.
Yasmine Ghys
40
Afdeling 6. En verder
Internationale akkoorden
Deze zijn te situeren binnen het primaire recht en het klassieke secundaire recht.
Internationale akkoorden moeten in overeenstemming zijn met het primaire recht, maar het
secundaire recht moet in overeenstemming zijn met de internationale akkoorden.
Je vindt de procedure in art. 218 VWEU. De Raad geeft een mandaat aan de Commissie om
te onderhandelen. Na het einde van de onderhandelingen neemt de Raad een besluit
waardoor een internationaal akkoord kan gesloten worden in naam van de EU.
Het is bindend voor de EU en de lidstaten. Internationale akkoorden kunnen directe werking
hebben.
o
Soysal
Een Turkse onderdaan, hij is vrachtwagenchauffeur. In Duitsland wordt hij
geconfronteerd met een probleem, hij heeft geen visum en mag niet binnen. Er is een
verordening met een gemeenschappelijk visumbeleid. Soysal zegt dat de EEG in 1963
een associatieakkoord gesloten met Turkije. In 1970 werd daar een additioneel protocol
aan toegevoegd, daar staat er een standstillclausule. Vanaf de inwerkingtreding van dat
protocol mogen er geen bijkomende belemmeringen zijn op het vrij verkeer van
werknemers en diensten tussen Turkije en de EEG. De standstillclausule impliceert ook
dat er geen nieuwe beperkingen opgelegd kunnen worden. In Duitsland bestond er in
1970 geen visumplicht voor Turkse onderdanen. Duitsland zegt dat ze gewoon de
verordening toepassen, ze zijn verplicht dit te doen. Er ontstaat dus een conflict tussen 2
rechtsbronnen van de EU. Het conflict werd opgelost op basis van de hiërarchie, binnen
het rechtssysteem van de EU hebben internationale akkoorden voorrang op secundair
recht.
Hoofdstuk 3. Ongeschreven rechtsbronnen
Hoofdstuk 4. Vindplaatsen
Yasmine Ghys
41
Deel V. Wetgevingsprocedures
Je hebt 2 grote categorieën sinds het Verdrag van Lissabon. De procedure die gebruikt
wordt hangt af van de bevoegdheid van de EU en wat er in de specifieke verdragen staat
voor bepaalde domeinen. De Commissie heeft een voorstel, het verwijst naar het relevante
artikel in de verdragen. Dat artikel zal zeggen welke wetgevingsprocedure er moet gevolgd
worden.
Hoofdstuk 1. Gewone wetgevingsprocedures
Deze wordt gebruikt in 90% van de gevallen. Deze procedure is vooral van toepassing op
verordeningen en richtlijnen.
Dit proces duurt gemiddeld 30 maanden. Dit kan enorm aanslepen, zeker wanneer er
verschillende lezingen nodig zijn. Daarom wil men dit soms versnellen, hierdoor werkt men
met trialogen. Dit zijn informele bijeenkomsten tussen een aantal vertegenwoordigers van de
Raad, de Commissie en het Parlement. Die trialogen zijn belangrijk in de praktijk, het staat
niet in de verdragen. Door deze bijeenkomsten duurt het gemiddeld 19 maanden, het nadeel
is dat er kritiek op komt. Het is informeel, er zijn niet echt documenten van.
1. Initiatief van de Europese Commissie
Dit kan het gevolg zijn van een burgerinitiatief, een lidstaat of een groen- of witboek. Het is
enkel de Commissie die formele wetgevingsvoorstellen kan indienen. Deze stuurt het naar
het Europees Parlement.
2. Eerste lezing door het Parlement
Tijdens de eerste lezing onderzoekt het Europees Parlement het voorstel van de Commissie
en kan het dat goedkeuren of amenderen.
3. Eerste lezing door de Raad
De Raad kan akkoord gaan met het voorstel, dan is de wetgeving direct aangenomen. Is de
Raad er niet mee akkoord, dan kan het wat amendementen suggereren. Hierna gaat het
opnieuw naar het Parlement.
4. Tweede lezing door het Parlement
Hier kan het Parlement akkoord gaan en wordt het voorstel aangenomen. Het Parlement kan
het ook verwerpen of kan opnieuw een aantal aanpassingen doen waarna het opnieuw
doorgestuurd wordt naar de Raad.
5. Tweede lezing door de Raad
Het spelletje kan niet eeuwig blijven duren, als de Raad er niet mee akkoord gaat, gaat het
naar een Bemiddelingscomité.
6. Bemiddeling
Men gaat bemiddelen om tot een soort van compromis te komen. Als men niet tot een
compromis komt, dan stopt de procedure. Als men wel tot een compromis komt, dan wordt
het teruggestuurd naar het Parlement en de Raad
7. Derde lezing in het Parlement en de Raad
Hier moeten ze het compromis goedkeuren, wordt het niet goedgekeurd, dan heb je geen
nieuwe wetgeving.
Yasmine Ghys
42
Hoofdstuk 2. Bijzondere wetgevingsprocedures
Raadplegingsprocedure
Goedkeuringsprocedure
De Commissie stelt iets voor, de Raad moet erover beslissen. Het Europees Parlement kan
het enkel goed- of afkeuren, het kan niet eens amendementen voorstellen. Dit is zo bij het
sluiten van internationale akkoorden.
Yasmine Ghys
43
Deel VI. Enkele basisprincipes van het EU recht
Hoofdstuk 1. Het attributiebeginsel
Dit noemt men soms ook het beginsel van de bevoegdheidstoedeling. Dit is terug te vinden
in art. 5 VEU.
Afdeling 1. Bevoegdheidsafbakening
Men spreekt over een bevoegdheidscatalogus. Er wordt een onderscheid gemaakt.
•
Exclusieve bevoegdheden (art. 3 VWEU)
Enkel de EU kan wetgeving aannemen op deze domeinen. Dit is een heel beperkte groep.
o
Commissie t. Raad, ERTA/AETR zaak
Het gaat over een internationaal akkoord met betrekking tot het wegvervoer. Er was een
dispuut tussen de Commissie en de Raad. Het betrof een dispuut over de
onderhandeling en het sluiten van een Europese overeenkomst wat betreft de
arbeidsvoorwaarden voor de bemanning van motorvoertuigen voor het internationale
wegvervoer. De discussie betrof wie nu eigenlijk verantwoordelijk is om een dergelijk
akkoord te gaan onderhandelen en sluiten? Is dit de EEG of de lidstaten? Transport is
geen exclusieve bevoegdheid van de EU, het is een gedeelde bevoegdheid. De lidstaten
waren van oordeel dat het sluiten van dergelijk akkoord hun bevoegdheid is. De
Commissie was het daar niet mee eens, dergelijk akkoord kan negatieve implicaties
hebben voor de interne Europese wetgeving, met name een verordening inzake rij en
rusttijden van de bemanning van voertuigen in het wegvervoer. Het Hof zegt expliciet dat
je niet enkel naar de tekst moet kijken, maar naar het algemeen gemeenschapsrecht. Er
staat niet expliciet dat de Unie bevoegd is, maar de bevoegdheid kan voortvloeien uit
andere bepalingen, wanneer de gemeenschap interne regels heeft aangenomen, dan
vloeit er ook een externe bevoegdheid uit voort.
•
Gedeelde bevoegdheden (art. 4 VEU)
Hier kunnen zowel de EU als de lidstaten optreden. Wanneer de Unie wetgeving aanneemt,
moeten de lidstaten de wetgeving respecteren. Zolang de Unie nog geen wetgeving heeft
aangenomen, kunnen de lidstaten vrij hun eigen wetgeving blijven aannemen.
-
Ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp *
Dit is een uitzondering, het zijn gedeelde bevoegdheden en eveneens parallelle
bevoegdheden.
•
Aanvullende bevoegdheden (art. 6 VEU)
De kern van de bevoegdheden ligt bij de lidstaten, de Unie kan enkel coördineren. Het kan
geen uniforme Europese wetten opleggen.
•
Sui generis bevoegdheden
Dit zijn specifieke bevoegdheden die niet onder de ander categorieën vallen, zoals het
Buitenlands- en Veiligheidsbeleid.
Er is een flexibiliteitsclausule (art. 352 VWEU). Het is een soort van opvangnet wanneer
zou blijken dat het optreden van de Unie nodig zou zijn om bepaalde doelstellingen te
verwezenlijken. Er is hiervoor geen aanknopingspunt in de verdragen, het is een specifieke
procedure die moet gevolgd worden. Als alle leden in de Raad hiermee akkoord gaan en het
Europees Parlement keurt het goed, dan kan alsnog EU-wetgeving worden aangenomen. Dit
is met limieten, het kan niet op vlak van GBVB of om harmonisatiemaatregelen te nemen
waar de verdragsbepalingen dit uitsluiten.
Yasmine Ghys
44
Afdeling 2. Keuze van de rechtsgrond
Elk voorstel van de Europese Commissie zal beginnen met een verwijzing naar een artikel in
de verdragen, dit is de rechtsgrond. Er wordt naar verwezen als een keuze van
constitutioneel belang, alles vertrekt van de rechtsgrond. Het bepaalt welke procedures
gevolgd moeten worden, welke rechtsinstrumenten moeten worden aangenomen. Het heeft
alles te maken met de verdeling van de bevoegdheid, zowel verticaal (tussen de Unie en de
lidstaten) als horizontaal (tussen de EU-instellingen).
Via de rechtspraak hebben zich een aantal basisprincipes ontwikkeld. Eerste basisprincipe is
dat de instellingen niet vrij zijn om te kiezen welke rechtsgrond ze willen. De keuze moet
gebaseerd op objectieve gegevens die voor rechterlijke toetsing vatbaar zijn. Die zullen te
maken hebben met het doel en de inhoud van de handeling.
De rechters lezen dit allemaal en beoordelen of het objectieve gegevens zijn. Ze voeren een
zwaartepunttest uit. Ze gaan kijken wat de hoofddoelstelling is, indien er discussie is. De
hoofddoelstelling gaat de procedures bepalen, die bepaalt alles, het is de rechtsgrond. Men
spreekt hier ook van de absorptiedoctrine. De hoofddoelstelling absorbeert alle bijkomende
doelstellingen.
Uitzonderlijk kan gebruik gemaakt worden van een meervoudige rechtsgrondslag. Als
rechters zeggen dat alle doelstellingen even belangrijk zijn, dan zal je meervoudige
rechtsbasissen krijgen. Dit kan enkel wanneer de doelstellingen onlosmakelijk met elkaar
verbonden zijn, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere. Die combinatie kan enkel
wanneer de procedures compatibel zijn, wanneer gelijkaardige procedurele vereisten gelden.
Wanneer de procedures tegengesteld zijn, dan heb je een probleem en kan je de procedures
niet combineren.
o
Commissie t. Raad - Titaandioxidearrest
Het was een beroep tot nietigverklaring voor een richtlijn die was aangenomen met
betrekking tot harmonisering van programma’s ter vermindering en opheffing van
verontreiniging door afval afkomstig van de titaandioxide-industrie. De Raad neemt
wetgeving aan na voorstel van de Commissie, de Commissie had een andere
rechtsgrond aangenomen, het moest het vrij verkeer van goederen bevorderen. De Raad
heeft de rechtsgrond aangepast naar milieubescherming. Je krijgt een discussie, wat is
de nu de rechtsgrond? Voor de rechtsgrond van de Commissie moest de
samenwerkingsprocedure gevolg worden, voor de rechtsgrond van de Raad geldt er
eenparigheid in de Raad, na raadpleging van het parlement. Het Hof introduceert de
principes van hierboven. Deze richtlijn heeft een tweeledig doel, bescherming van het
milieu en verbeteren van concurrentievoorwaarden. 2 verdragsbepalingen, dit betekent 2
rechtsgrondslagen. Het gebruik van meervoudige rechtsgrondslag, kan enkel wanneer je
de procedures kan combineren. Dit kan hier niet. Men heeft hier voor de grondslag van
de interne markt gekozen.
o
Europees Parlement t. Raad
Conflict kort na de inwerkintreding van het Verdrag van Lissabon. Het parlement vroeg
de nietigverklaring voor een verordening van de Raad met betrekking tot beperkende
maatregelen ten aanzien van personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin
Laden, Al Q’aida en de Taliban. Men had deze aangenomen met als rechtsgrond art.
125, lid 2 VWEU, deze gaat over sancties in het kader van het GBVB. Als de Unie die
maatregelen aanneemt volgens deze rechtsbasis dan betekent dit dat de beslissing bij
unanimiteit moet gebeuren, die worden uitgevoerd door de Raad bij gekwalificeerde
meerderheid. Het Parlement moet hier enkel van in kennis worden gesteld, het wordt er
niet bij betrokken, het heeft geen recht om te gaan interveniëren. Het parlement gaat hier
niet mee akkoord, ze zijn van oordeel dat er een andere rechtsgrond moet gebruikt
worden: art. 75 VWEU. Daar staat in dat de Unie maatregelen kan nemen in de strijd
tegen het terrorisme. Voor deze rechtsgrond geldt de gewone wetgevingsprocedure. Het
Yasmine Ghys
45
Hof verwijst naar het arrest van de Titaandioxide, alles wat toen gebruikt werd, geldt nu
nog steeds. Je kan deze rechtsgronden procedureel niet combineren. De keuze is
gebaseerd op andere elementen, men gaat kijken naar de link met een VN-resolutie. Het
Europees Parlement wordt in het ongelijk gesteld.
Hoofdstuk 2. De beginselen van subsidiariteit en evenredigheid
Ook al is de EU bevoegd, is het wel nodig om alles op Europees niveau te regelen? Het gaat
over de uitvoering van de bevoegdheden, niet of de EU al dan niet bevoegd is. De
doelstelling is om de bevoegdheden uit te oefenen zodanig dat deze zo dicht mogelijk bij de
burger staat. Het is de meest democratische manier van wetgeving aannemen. Het staat in
art. 5, lid 3 VEU.
De Unie zal optreden voor de gebieden die niet onder haar exclusieve bevoegdheid vallen,
slechts op indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet
voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kunnen worden
verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter
door de Unie kunnen worden bereikt.
Voor alle wetgevingsvoorstellen is er nood aan een subsidiariteitstoets. Wanneer de
Commissie een voorstel doet, dan zal ze de rechtsgrond moeten geven maar ze zal ook
moeten motiveren waarom bepaalde wetgeving op het Europese niveau moet worden
aangenomen. Ze moet motiveren wat de toegevoegde waarde is van wetgeving op het EU
niveau in vergelijking met wetgeving die op het niveau van lidstaten of regio’s kan worden
aangenomen.
De controle op die subsidiariteitstoets gebeurt voornamelijk door de nationale parlementen.
Alle EU-wetgevingsvoorstellen gaan naar de nationale parlementen, die krijgen 8 weken om
die voorstellen te bekijken en na te gaan of zij van oordeel zijn dat de voorstellen in
overeenstemming met de subsidiariteitstoets. Dit is de prioritaire controle. Hier geldt de gele
en oranje kaartprocedures. Nationale parlementen kunnen een gele of oranje kaart trekken.
Wanneer 1/3 van die nationale parlementen vindt dat het voorstel niet in overeenstemming is
met het subsidiariteitsbeginsel, het is niet nodig om iets op EU-niveau te regelen, dan
trekken ze een gele kaart. Dit is een waarschuwing aan de Commissie, het zal zijn voorstel
dan moeten heroverwegen: het kan de nationale parlementen gelijk geven en het voorstel
intrekken, ze kunnen het aanpassen of er gewoon mee verder gaan en de kaart naast zich
neerleggen. Wanneer de helft van de nationale parlementen vindt dat er een probleem is,
dan komt er een oranje kaart. Het is geen rode kaart, dus de commissie moet niet persee het
voorstel intrekken, maar ze moet het toch heroverwegen. Als de Commissie beslist om
gewoon verder te gaan, dan kan met gewone meerderheid in het Parlement of de Raad het
voorstel geblokkeerd worden.
De evenredigheidstoets, de proportionaliteitstoets, dit betekent dat moet worden nagegaan
of de inhoud en de vorm niet verder gaat dan wat nodig om de doelstellingen van de
verdragen te verwezenlijken.
Het evenredigheidsbeginsel geldt ook voor de toetsing van de handelingen van de lidstaten.
Hoofdstuk 3. Het beginsel van loyale samenwerking
Dit is een algemeen principe dat terug te vinden is in de verdragen. Meer bepaald in art. 4,
lid 3 VEU en art. 13, lid 2 VEU. Er is een positieve en een negatieve verplichting. Positief
betekent dit dat lidstaten zich engageren om alle maatregelen te nemen om hun
verdragsverplichtingen na te komen. Negatief betekent dit dat ze zich gaan onthouden van
alle maatregelen die kunnen indruisen tegen hun verdragsverplichtingen en doelstellingen.
Op zich is dit een heel abstract beginsel.
Als je de rechtspraak van het Hof bestudeert, dan wordt er vaak naar dit beginsel verwezen.
Yasmine Ghys
46
•
Niet-contractuele aansprakelijkheid van lidstaten (zie: arrest Frankovich)
Het Hof besloot dat dit beginsel voortvloeit uit de loyale samenwerking, lidstaten hebben zich
geëngageerd om verdragsverplichtingen na te komen
•
Samenwerking met de Europese Commissie inzake inbreukprocedures (zie o.a.
Mox zaak)
Ierland was een procedure gestart tegen het VK voor een tribunaal en niet voor het Hof. De
Commissie werd ook niet ingelicht, ook dit is een inbreuk.
•
Plicht om strijdige nationale regels buiten toepassing te laten
•
Plicht om arresten Hof van Justitie na te leven
•
Internationaal optreden van de lidstaten mag uniform optreden van de Unie niet
ondermijnen
Hoofdstuk 4. Het gelijkheidsbeginsel
Dit heet ook het principe van non-discriminatie. Het is niet exclusief voor het Europees recht,
het komt ook voor in het nationaal recht. Dergelijk principe is fundamenteel binnen het recht
van de EU.
We maken een onderscheid tussen een aantal mogelijke hypotheses. Je gaat soortgelijke
situaties gelijk gaan behandelen. In een verschillende situatie ga je dan ook verschillend
handelen. Je moet rekening houden met verschillen, als je dit niet doet kan je terechtkomen
in een situatie van discriminatie.
Het kan verschillende vormen aannemen, er zijn verschillende vormen van discriminatie te
onderscheiden. Heel belangrijk is het onderscheid tussen directe en indirecte discriminatie
•
Direct: je gaat een gelijke situatie verschillend gaan behandelen op basis van een
expliciet onderscheidingscriterium. Bv. nationaliteit. Het is in principe verboden tenzij
het gerechtvaardigd wordt door bepalingen die expliciet in de verdragen staan. Bv.
Openbare orde en veiligheid.
•
Indirect: je gaat een onderscheid maken, niet op basis van een verboden
onderscheidingscriterium, maar op basis van een andere criterium maar er treedt
toch een klassieke vorm van discriminatie op. bv. woonplaatsvereiste, in de praktijk
zullen de eigen onderdanen bevooroordeeld zijn. Ook indirecte discriminatie is in
principe verboden. In principe, er kunnen rechtvaardigingsgronden zijn. Er kunnen
objectieve redenen zijn, die dergelijke indirecte discriminatie kunnen gaan
rechtvaardigen. Bv. bij een job waar je snel ter plaatse moet zijn, dan kan je eisen dat
deze binnen een bepaalde straal gaat wonen.
Er zijn enkele zaken met betrekking tot de toegang tot musea die deze discriminatie duidelijk
maken.
o
Commissie t. Spanje (Musea I)
Spaanse onderdanen hadden gratis toegang tot de musea, voor onderdanen van andere
EU-lidstaten geldt deze regeling niet. In de EU-verdragen staat er dat er niet kan
gediscrimineerd worden op grond van nationaliteit, tenzij voor redenen van openbare
orde en veiligheid. Dit is dus een duidelijk voorbeeld van directe discriminatie op grond
van nationaliteit. Het onderscheidend criterium is de Spaanse nationaliteit en dit kan niet
gerechtvaardigd worden. De zaak komt voor het Hof, want dit kan niet en Spanje wordt
veroordeeld. Je kan geen onderscheid maken op grond van nationaliteit.
o
Commissie t. Italië (Musea II)
De Commissie start opnieuw een inbreukprocedure, dit keer tegen Italië. De regeling zegt
dat er enkel gratis toegang is voor personen die hun woonplaats hebben in de gemeente
Yasmine Ghys
47
of regio waarin het museum gevestigd is. Het is dus geen discriminatie op grond van een
nationaliteit. Er staat nergens in een verdrag dat je geen onderscheid mag maken op
basis van woonplaats, dit is een vorm van indirecte discriminatie. Het Hof verwijst naar
het beginsel van gelijke behandeling, het Hof zegt dat dit beginsel niet enkel directe en
zichtbare discriminatie op grond van nationaliteit verbiedt, maar ook alle vormen van
verkapte discriminatie. Dit betekent dat door andere criteria te gebruiken, dit toch tot
hetzelfde resultaat leidt. Het zullen toch Italianen blijven die van deze maatregel kunnen
genieten, dit is dus nog altijd benadelend voor onderdanen van andere EU-lidstaten. Dit
is dus ook discriminerend en verboden. Het Hof zegt dat voor een maatregel als
discriminerend te beschouwen het niet vereist is dat alle onderdanen begunstigd zijn.
Zijn er rechtvaardigingsgronden? Italië verwijst naar economische motieven. Italianen
betalen belastingen, die worden gebruikt om de musea te onderhouden. Het Hof zegt
hierover dat dit argument niet aanvaard wordt. De redenen van economische aard
worden niet aanvaard, zuiver economische doelstellingen worden niet beschouwd als
dwingende redenen van economisch belang die een belemmering kunnen vormen van 1
van de fundamentele verdragsvrijheden. In casu, dus in deze zaak, heeft de Italiaanse
overheid onvoldoende kunnen aantonen dat er een rechtstreeks verband bestond tussen
de belastingheffing enerzijds en de toepassing van de tariefvoordelen voor de toegang
tot de musea en openbare monumenten anderzijds. Dit betekent niet dat een dergelijk
argument niet aanvaard kan worden, het kan eventueel wel maar niet in deze zaak. Het
Hof laat open dat wanneer je kan aantonen dat wanneer het effectief zo is, dat er een
directe link is tussen de belastingheffing en degene die gratis toegang krijgen, zou het
een objectieve reden kunnen zijn. Italië wordt dus ook veroordeeld.
Voorbeeld 2: Toegang hoger onderwijs, als je gaat studeren in het buitenland, kan het zijn
dat je meer moet betalen dan de inwoners.
o
Gravier
Gravier was een Franse studente die in Luik een beroepsopleiding wou volgen. Ze wordt
geconfronteerd met de vaststelling dat zij meer moest betalen dan Belgische studenten.
Het Hof vindt dit niet kunnen, dit is directe discriminatie op basis van nationaliteit. Toen
was er nog geen Europees burgerschap, er was nog de klassieke interne markt. Er was
recht op vrij verkeer, maar dit enkel wanneer het gekoppeld was aan het recht op vrij
verkeer.
o
Blaizot
In deze zaak werd bevestigd dat je ook voor universitaire opleidingen niet kan
gediscrimineerd worden op basis van nationaliteit.
Je kan niet zomaar meer geld vragen van studenten die geen onderdaan zijn van het land.
o
Bressol
De Franse Gemeenschap van België beperkt de inschrijvingen voor het aantal nietingezeten studenten voor enkele medische opleidingen. De zaak komt voor het Hof, is dit
wel in overeenstemming met het beginsel van non-discriminatie op grond van
nationaliteit? Het Hof stelt vast dat het gaat over indirecte discriminatie, het zullen vooral
Belgen zijn die begunstigd worden. De eigen onderdanen worden indirect beschermd. In
principe is dit verboden.
Zijn er mogelijke rechtvaardigingsgronden? De Franse Gemeenschap zegt dat dit
onderscheid nodig is op grond van volksgezondheid. Velen keren, eens ze afgestudeerd
zijn, terug naar hun eigen land. Er zou een tekort kunnen ontstaan in de Franse
Gemeenschap zelf, vandaar is er de nood dat er voldoende opgeleide medici zijn in de
Franse Gemeenschap. Het was een prejudiciële vraag, er kwam een klacht van een
Franse student tegen de Franse Gemeenschap. Het Hof zegt dat het een redenering is
die mogelijk te volgen is, volksgezondheid is belangrijk. Het is aan de nationale rechter
Yasmine Ghys
48
om na te gaan of er effectief zo’n risico is. Dat moet met concreet cijfermateriaal
aangeleverd worden. Je moet aantonen dat de beperking noodzakelijk is en evenredig.
Als al deze voorwaarden vervuld zijn, dan kan een dergelijk beperkend criterium worden
aanvaard. In deze zaak is de beperking gerechtvaardigd.
o
Bidar
Franse student die in ’98 gaat naar het VK om middelbaar onderwijs te volgen. Hij wil
hierna hoger onderwijs volgen. Hij doet een vraag voor een studielening. Deze wordt
geweigerd, voor u een lening krijgt moet je in het VK gevestigd zijn. Hij woonde er wel,
maar als student kwam je niet in aanmerking om het statuut gevestigd persoon te krijgen.
Dit leidt tot de vraag of dit wel in overeenstemming is met het principe van nondiscriminatie op grond van nationaliteit? Het gaat om indirecte discriminatie, vooral
Britten zijn begunstigd. Kan dit gerechtvaardigd worden? Het VK argumenteert dat ze
niet aan iedereen een studielening kunnen toekennen, anders wordt het systeem
onbeheersbaar. Ze willen enkel een lening geven aan personen die voldoende
geïntegreerd zijn in de samenleving, vandaar het criterium van vestiging. Antwoord van
het Hof: het begrijpt dat er een criterium moet gehanteerd worden, een integratie is een
legitiem doel maar de manier waarop je dit doel nastreeft is niet proportioneel. Als een
persoon al 3 jaar middelbaar heeft gedaan in het VK, daar kan je wel al spreken van een
integratie.
Bij rechtvaardigingsgronden altijd rekening houden met 2 aspecten!! Wat is het
doel dat wordt nagestreefd? Is dit een legitiem doel, maar ook is de maatregel
nodig om het doel te bereiken en is het proportioneel aan die doelstelling?
Er kan ook sprake zijn van omgekeerde discriminatie. Dit betekent dat de eigen
onderdanen of nationale situaties minder gunstig behandeld worden dan onderdanen of
situaties van andere landen. Je hebt nationale wetgeving die voordeliger is voor onderdanen
van andere lidstaten. Is dit ook verboden? Mag je je eigen onderdanen discrimineren? Het is
niet verboden onder het EU-recht, dit is het gevolg van het attributiebeginsel. Het gaat om
interne situaties die niets met het Europees recht te maken hebben. Als dit zich voordoet,
dan is het aan het nationale recht om dit op te lossen. Meestal doet deze situatie zich niet
voor, toch zijn er enkele situaties waarbij dit voorkomt.
o
Vlaamse zorgverzekering
Deze werd ingesteld op grond van Vlaamse wetgeving. Een Vlaams decreet stelde
bijkomende sociale bescherming in voor personen die wonen in Vlaanderen of Brussel.
Er kwam een opmerking vanuit de Europese Commissie, dit voorstel van wetgeving is in
strijd met het EU-recht, je hebt hier een woonplaatsvereiste en het zullen vooral Belgen
zijn die begunstigd zijn. De Vlaamse wetgeving wordt hierdoor uitgebreid, nu krijgen ook
personen die in een andere lidstaat wonen maar die in Vlaanderen of Brussel werken ook
toegang tot deze bescherming. Er is nu geen discriminatie meer inzake het vrij verkeer
van personen, dus vanuit het perspectief van het EU-recht. Wat dan met personen die in
Vlaanderen of Brussel werken maar in Wallonië wonen? Dit is een voorbeeld van
omgekeerde discriminatie, eigen onderdanen worden benadeeld. Deze zaak gaat naar
het GwH, het stelt dat er Europeesrechtelijk gezien geen probleem is. Dit moet opgelost
worden binnen het nationale rechtsstelsel van de lidstaten. Er is geen sprake van
discriminatie, wel van verschillende behandeling, maar deze is het gevolg van de interne
bevoegdheidsverdeling in België.
Hoofdstuk 5. Het beginsel van wederzijdse erkenning
Dit principe is een heel belangrijk beginsel, maar het staat niet in de verdragen. Het is
ontwikkeld via de rechtspraak van het Hof.
Yasmine Ghys
49
o
Cassis de Dijon
De Franse Cassis de Dijon heeft een alcoholpercentage tussen de 15 en 20%. In
Duitsland was er een nationale wetgeving die bepaalt dat likeur enkel kon verkocht
worden wanneer die minstens 25% alcohol bevat. Dit was een probleem voor de
producent, het kon niet op de markt gebracht worden. Is dit een maatregel van gelijke
werking? Je mag niet de invoer van goederen gaan beperken tot bepaalde
hoeveelheden. De zaak gaat naar het Hof en het maakt enkele belangrijke opmerkingen.
Als er geen gemeenschappelijke regeling is, dus geen Europese harmonisatiewetgeving,
zijn lidstaten vrij om hun eigen nationale wetgeving aan te nemen. Die eigen nationale
wetgeving kan een belemmering vormen van het handelsverkeer tussen de lidstaten. Die
belemmering is toegestaan voor zover daar dringende behoeften voor zijn. Die Duitse
wetgeving is een disproportionele belemmering. Duitsland verwijst naar
consumentenbescherming en alcoholisme, het Hof gaat hier niet in mee. Je kan andere
maatregelen nemen, bv. duidelijk het alcoholpercentage op de verpakking zetten, dit is
wel proportioneel. Een volledig verbod is onevenredig.
Op basis van deze zaak zijn er enkele basisregels uitgewerkt.
Het principe van wederzijds erkenning, uit die zaak volgt dit beginsel. Het betekent dat
producten moeten worden toegelaten wanneer zij in een lidstaat van oorsprong zijn
geproduceerd en in handel gebracht zijn volgens de voorschriften. Je hebt een product,
rechtmatig geproduceerd in Frankrijk, op de markt gebracht in Frankrijk volgens de Franse
regels, als dit het geval is, dan kan dit product in principe onder dezelfde voorwaarden
verkocht worden in de andere lidstaten. In principe, er zijn uitzonderingsgronden mogelijk.
Wat is het risico? In het land waar de standaarden en vereisten het laagst zijn, raise to the
bottom, de producten die daar geproduceerd worden, zullen overal moeten aanvaard
worden. Dit is de keerzijde van dit beginsel.
Om dit risico tegen te gaan, zijn er enkele uitzonderingen. Die is terug te vinden in art. 36
VWEU. Wanneer er sprake is van discriminerende maatregelen, wanneer nationale
wetgeving enkel geldt voor ingevoerde producten en niet voor nationale producten. Dan kan
dit enkel gerechtvaardigd worden op grond van de overwegingen in dit artikel. Je moet
aantonen dat je nationale regel nodig en proportioneel is. Wanneer er geen sprake is van
discriminatie dan geldt de rule over reason, dit betekent dat je ook nog andere
rechtvaardigingsgronden kan inroepen die niet vermeld staan in art. 36 VWEU zoals bv.
consumentenbescherming of milieubescherming.
Het principe van wederzijds erkenning speelt enkel in situaties waar er geen richtlijnen
bestaan.
o
Mayonaisewet
Je hebt een Belgische wetgeving die strikt zegt wat er in mayonaise moet zitten, enkel
wanneer er aan deze voorwaarden voldaan zijn, kan je er het etiket “Mayonaise” op
plakken. Andere lidstaten zijn hier niet door gebonden, maar mogen hier wel hun
mayonaise verkopen. Dit is oneerlijk, het is een vorm van omgekeerde discriminatie. Er is
dus de vraag om de Belgische wetgeving aan te passen.
Yasmine Ghys
50
Deel VII. Actualiteitsaanvulling: de Europese Unie in crisis
Hoofdstuk 1. De eurocrisis
Afdeling 1. De achtergrond
De eurocrisis heeft te maken met de economische en monetaire unie binnen de EU. Men
heeft dit gedaan door een aantal criteria in het verdrag in te schrijven, dit zijn de
Maastrichtcriteria. Die voorwaarden zijn te vinden in art. 140 VWEU.
Daarnaast, in 1997, spreekt men een aantal spelregels af om die stabiliteit van de
economische en monetaire unie te gaan garanderen, dit is het Pact voor Stabiliteit en Groei.
Het had tot doel om ook wanneer de euro wordt ingevoerd, om dan ervoor te zorgen dat
staten geen buitensporige tekorten op hun begroting hebben opstapelen. Er is ook een
specifieke procedure wanneer ze dit niet doen. Dit is het ‘buitensporigtekortprocedure’, die
lees je art. 126 VWEU. Dat komt erop neer dat de Europese Commissie gaat toezien op de
financiële situatie in de lidstaten. Wanneer lidstaten te grote tekorten zouden hebben op hun
begroting, dan kan de Europese Commissie vragen aan de Raad om maatregelen te nemen.
Het probleem met die procedure zoals ze toen in het verdrag stond, was dat de lidstaten zelf
moesten beslissen om sancties op te leggen.
De eurocrisis start in 2009 wanneer de Griekse regering bekend maakt dat het tekort van de
begroting veel groter was dan wat men aan de Commissie had gecommuniceerd. Blijkbaar
was het tekort 12,6% en niet 5,6%. Je krijgt een sneeuwbaleffect. De banken waren bang dat
Griekenland de schuld nooit zou kunnen terugbetalen. De Griekse rentepremie schoot de
lucht in, waardoor Griekenland nergens anders kon gaan lenen. Niet enkel wat betreft, ook
andere landen uit de Eurozone die een hoge staatsschuld hadden krijgen hoge
rentepremies.
Dit is dus de crisis doordat de rente de lucht ingaat, kan de staat geen bijkomende leningen
aangaan, waardoor ze andere schulden ook niet kunnen aflossen.
Binnen de EMU heb je 2 luiken, het monetaire luik en het economische luik. Dat monetaire
luik is een exclusieve bevoegdheid van de EU. Landen kunnen de waarde van hun munt zelf
niet devalueren. Dit kan enkel op Europees niveau beslist worden. De economische unie,
daar nemen vooral lidstaten de beslissingen. Lidstaten stellen hun eigen begroting op,… Er
is enkel een beperkte controle op het EU-niveau. Na de eurocrisis wordt de controle op het
economisch beleid door de EU versterkt.
Yasmine Ghys
51
Afdeling 2. Aanpak eurocrisis
Men heeft een aantal noodfondsen opgericht. Eerst waren er ad hoc fondsen, later een
permanent. Men heeft zelfs een verdrag ondertekend tot oprichting van een Europees
Stabilisatiemechanisme. Dit betekent dat de lidstaten zich engageren om een bepaalde som
geld te geven aan 1 Europees mechanisme. In geval van een probleem, als iemand dreigt
failliet te gaan, dan zou die eventueel geld kunnen krijgen van dat fonds. Dit bestond niet
voor de eurocrisis, het is een bijkomende evolutie. Men maakt gebruik van de Europese
instellingen, maar niet via secundaire EU-wetgeving, maar op basis van een bijkomend
internationaal verdrag.
Men heeft nog een aantal preventieve maatregelen genomen.
•
‘sixpack’: versterking Stabiliteits- en groeipact (o.a. inzake sancties).
•
‘twopack’: versterkte monitoring begroting lidstaten (o.a. Europees semester).
•
Begrotingspact (Fiscal compact): o.a. verplichte schuldenrem in nationale
grondwetten.
•
Bankenunie: gemeenschappelijk bankentoezicht eurozone.
Afdeling 3. De eurocrisis voor het HvJ
Men heeft van alles gedaan om die sneeuwbal te stoppen. Er kwamen hier veel juridische
vragen bij kijken.
o
Zaak Pringle
Zaak uit Ierland, het is een onafhankelijk parlementslid die zich vragen stelde bij wat de
EU deed om die crisis te verhelpen. Dat noodfonds, die beslissing werd genomen bij
unanimiteit in de Raad, dit zijn de staatshoofden en regeringsleiders. Zij komen samen
en ze hebben beslist om de verdragen te wijzigen waardoor een dergelijk permanent
noodfonds kan worden opgericht. Men heeft dit gedaan met een vereenvoudigde
herzieningsprocedure. Er werd met die herziening 1 paragraaf toegevoegd. Pringle had
daar vragen bij, hij was er niet van overtuigd dat de voorwaarden van die
herzieningsprocedure wel gevolgd zijn. Hij vroeg zich ook af dat oprichten van het
noodfonds wel in overeenstemming is met het ‘no-bail out’ clausule (art. 125 VWEU), die
betekent dat alle lidstaten verantwoordelijk blijven voor hun eigen schulden.
Het Hof gaat vooral verwijzen naar de doelstelling van de ‘no-bail out’ clausule, het doel
is om de begrotingsdiscipline te garanderen. Die financiële bijstand is in
overeenstemming wanneer aan 3 criteria voldaan is:
•
Lidstaat zelf verantwoordelijk blijft voor zijn schulden t.a.v. schuldeisers.
•
Steun is gebaseerd op principe van conditionaliteit, er moeten voorwaarden
aan verbonden zijn.
•
Steun beoogt de financiële stabiliteit van de eurozone.
Het Hof doet dus een gunstige uitspraak, het permanent noodfonds kan blijven bestaan.
o
Zaak Gauweiler e.a.
Duitse prejudiciële vraag van het GwH, de vraag betrof de comptabiliteit van het
obligatie-opkoopprogramma (OMT) met bevoegdheden van de ECB. Draghi zei dat de
ECB alles in het werk gaat stellen om de stabiliteit van de Eurozone te garanderen, hij
zei dat hij alle schulden zal opkopen, ongelimiteerd! Vroeger was dit gelimiteerd. Als de
ECB zich alle bevoegdheden zich toe-eigent, is dit dan in overeenstemming met de ‘nobail ou’ clausule?
Het Hof heeft bevestigd dat er geen probleem is met de OMT, die ligt in de lijn van de
bevoegdheden die de ECB al heeft. De zaak is nog hangende in het Duitse GwH.
Yasmine Ghys
52
Hoofdstuk 2. De migratie-/vluchtelingencrisis
Afdeling 1. Terminologisch kader
Een migrant en een vluchteling, dat is niet hetzelfde. Wat
is het juridische onderscheid? Een vluchteling is iemand
die een internationale erkenning geniet op basis van de
Conventie van Geneve, hij is gevlucht uit zijn land, omdat
daar oorlog is. Zijn leven is in gevaar, als erkend wordt
dat dit zo is dan krijg je het statuut vluchteling. Wat is dan
een migrant? Een migrant wordt gebruikt wanneer
iemand zijn eigen land ontvlucht is, maar niet
noodzakelijk omdat zijn leven daar in gevaar is, maar
gewoon om bv. economische redenen. Niet enkel wanneer je je land ontvlucht, je kan ook
gewoon verhuizen van land.
Het verschil is belangrijk. Als vluchteling heb je een pakketje aan rechten. Wanneer het gaat
over een migrant, dan gelden die rechten niet.
Wat is een asielzoeker? Iemand die een aanvraag indient om als vluchteling erkend te
worden.
Afdeling 2. Juridisch kader
Je hebt een internationaal verdrag over de status van vluchtelingen, het is bindend recht
binnen de EU. Het is dus geïntegreerd binnen het Europees recht. Er zijn 2 artikelen die
verwijzen naar de Conventie van Geneve. Art. 78 VWEU en art. 18 Handvest van de
Grondrechten. Binnen het toepassingsgebied van het Unierecht wordt er expliciet verwezen
naar de Conventie van Geneve.
Daarnaast zijn er specifiek regels over hoe men omgaat met asielzoekers en
asielaanvragen. De Dublinconventie is geïntegreerd binnen het juridisch kader van de EU:
de Dublinverordening, dit is een bindende EU-wetgeving. Die verordening omvat een aantal
regels over hoe men binnen de EU omgaat met asielaanvragen. De bedoeling is om dat te
doen op basis van een aantal gemeenschappelijke criteria, dit zijn de Dublin-criteria.
Yasmine Ghys
53
In de praktijk worden vluchtelingen doorgestuurd en worden hun vingerafdrukken niet
genomen in het land waar ze eerst toekomen.
o
MSS t. België en Griekenland
Uitspraak door het EHRM. Deze uitspraak heeft geleid tot aanpassing van de
Dublinregels. MSS is een Afghaanse man die als tolk werkte voor de NAVO-groepen in
Afghanistan, hij werd bedreigd door de Taliban dus hij gaat via Turkije naar Griekenland.
In Griekenland wordt hij geregistreerd via het EURODAC-systeem. Hij reist verder naar
België, daar vraagt hij asiel aan. De Belgische autoriteiten sturen hem terug naar
Griekenland op basis van de Dublinregels. In Griekenland wordt hij aan zijn lot
overgelaten, er gebeurt niets en daarop gaat hij naar het EHRM. Hij begint een
procedure op basis van art. 3 en art. 13 EVRM.
De uitspraak verwijst naar een aantal rapporten van mensenrechtenorganisaties en komt
tot de conclusie dat de omstandigheden voor de asielzoekers in Griekenland zijn
ontoereikend. Griekenland wordt veroordeeld omdat het te weinig doet om asielzoekers
te weinig op te vangen. Ook België wordt veroordeeld omdat het de man naar
Griekenland heeft teruggestuurd, terwijl België op de hoogte was van de situatie in
Griekenland.
Die uitspraak heeft de Dublinconventie onder druk gezet. Men heeft de wetgeving dan
ook aangepast.
Afdeling 3. Gevolgen
Dublin-overdrachten naar Griekenland worden niet meer mogelijk. Het HvJ heeft dit nadien
bevestigd.
o
N.S. e.a.
Het HvJ bevestigt en verwijst naar de MSS zaak.
Je krijgt een toestroom van vluchtelingen en de bestaande middelen zijn niet meer adequaat.
Een aantal landen waren het daar niet mee eens, maar uiteindelijk heeft men het
doorgedrukt. Er is een soort van spreidingsmechanisme afgesproken. Men gaat hotspots
gaan oprichten aan de buitengrenzen, dat zijn plaatsen waar veel asielzoekers toekomen.
Daar gaat men mensen gaan registreren. Het is een lex specialis, een uitzondering op de
algemene regel.
Afdeling 4. En wat met Schengen?
Wat is Schengen? Schengen is een instrument in het vrij verkeer van personen, het recht om
naar een andere lidstaat te gaan. Het is 1 van de fundamentele basisobjectieven van die
interne markt. Schengen was eerst een akkoord, nu is het geïntegreerd in de EU-wetgeving.
Er zijn geen fysieke controles aan de binnengrenzen, maar wel sterkere controles aan de
buitengrenzen. Dit wordt gesteund door Frontex. Dit is een EU agentschap die
bevoegdheden en middelen gaat krijgen om de lidstaten te helpen bij het beheer van de
buitengrenzen. Het is frontex die de hotspots in Italië en Griekenland zal gaan opstarten.
Wat kan en wat kan niet onder de Schengenregels? Schengen afschaffen is een drastische
maatregel. Het is een zodanig economische vrijheid die zo evident is, dat je klok niet zomaar
terug kan draaien. Is het dan niet mogelijk om de grenzen beter te gaan controleren? Is het
verboden om je grens te sluiten? Het is niet noodzakelijk verboden, er is een flexibiliteit. Het
is mogelijk om tijdelijk grenscontroles in te voeren. Het moet tijdelijk zijn (max 30 dagen,
maar dit kan verlengd worden), het moet gemeld worden aan de Europese Commissie en
het moet zijn als antwoord op een concrete acute dreiging of een heel specifiek probleem.
Ook via de rechtspraak heeft het HvJ een aantal zaken verduidelijkt over wat wel en niet kan
binnen de Schengenzone.
Yasmine Ghys
54
o
Melki en Abdeli
Zaak met betrekking tot het grensgebied tussen Frankrijk en België. Je had onderdanen
die werden opgepakt in het grensgebied. Het bleek dat ze geen verblijfsvergunning
hebben, maar ze gaan argumenteren dat het feit ze werden tegengehouden om hun
paspoort te tonen, dit is in strijd met Schengen. De uitspraak van het Hof, die vindt ook
dat wat Frankrijk gedaan heeft, dit kan niet. De politie heeft het recht om
identiteitscontroles uit te oefenen maar wanneer identiteitscontroles vinden systematisch
plaats aan de grens zonder specifieke reden, dan is dit in strijd met de Schengenregels.
o
Adil t. Minister van Immigratie, Integratie en Asiel
Zaak op grensgebied tussen België en Nederland. Hier gaat het ook om onderdanen die
opgepakt worden aan de grens en ze geven hetzelfde argument. Hier komt het Hof tot
een andere uitspraak, de situatie in Nederland is anders. Het Hof kon aantonen dat daar
de identiteitscontroles werden uitgevoerd met een specifiek doel, men had informatie dat
daar een aantal mensen die geen verblijfspapieren hadden de grens zouden gaan
oversteken.
Yasmine Ghys
55
Download