Inleiding tot het Europees recht Wat is Europees recht? Europees recht is het recht van de Europese Unie. Dat is een bijzondere entiteit: een internationale organisatie. Het is een internationale organisatie die 28 leden telt. Maar die heeft zich ontwikkeld tot een autonome rechtsorde. Autonome rechtsorde? Dit betekent dat de EU anders is dan andere IO’s. Het hanteert eigen rechtsbronnen en rechtsprincipes. Het is gegrond op het Verdrag betreffende EU (VEU) en Verdrag betreffende Werking van de EU (VWEU). Dit zijn de geconsolideerde verdragen, dit is het gevolg van een aantal aanpassingen aan eerdere verdragen. Onze huidige basisteksten, het primaire recht, een soort van grondwet van de EU, daarin zitten een aantal autonome bevoegdheden vervat. De lidstaten hebben op grond van deze verdragen, een deel van hun bevoegdheden overgedragen aan de EU. Artikel 47 VEU: “De Unie bezit rechtspersoonlijkheid”. Dit betekent dat de EU eigen verantwoordelijkheden heeft op het internationaal vlak. Die EU is een specifieke speler, en op grond van die verdragen is het een speler met eigen rechtsregels, eigen principes, eigen instrumenten. Die EU kan in eigen naam handelen. TTIP (Transatlantic Trade and Investment Partnership): dit zijn onderhandelingen die bezig zijn over hoe men de handelsrelaties tussen de EU en de VS kan gaan verbeteren. Het doel van die onderhandelingen is om te komen tot een meer uniform kader zodat men elkaars testen gaat erkennen (bv. voor medicijnen). Dergelijke onderhandelingen gebeuren niet door de lidstaten, het is door de EU als entiteit. De EU als een autonome entiteit gaat onderhandelingen voeren met derde landen. De EU is dus een heel bijzondere entiteit, het is enerzijds een internationale organisatie met heel verregaande bevoegdheden anderzijds is het ook geen staat, het heeft enkel toegewezen bevoegdheden. Uiteraard wel hele verregaande. Enkele voorbeelden… “Volgende week extra EU-top over asielcrisis” “Duits Hof vraagt Europees advies over ECB-programma” “Europese Commissie onderzoekt concurrentie binnen de Formule 1” “Vliegtuigpassagiers ook recht op schadevergoeding bij technisch mankement” “Europees Hof: reistijd van en naar een klus is werktijd” Volg het nieuws, in politieke discussies worden ook vaak juridische argumenten gebruikt. Yasmine Ghys 1 Deel I. Het juridisch kader van het Europees integratieproces: historische evolutie Hoofdstuk 1. De start van het Europese integratieproces Hoewel de eerste ideeën tot verregaande Europese integratie verder terug gaan in de tijd werden vooral na WOII verschillende initiatieven tot samenwerking in Europa genomen, die onrechtstreeks of rechtstreeks een invloed hebben gehad op het ontstaan van de Europese Unie. Afdeling 1. De eerste initiatieven tot Europese samenwerking §1. Marshall-plan OEES en OESO Marshall-plan: Generaal Marshall was verantwoordelijk voor een hulpprogramma aan Europa. Om West-Europa economisch her op te bouwen na WOII. Wat is de link tussen de Amerikanen en het Europees integratieproces? Die Marshallhulp werd niet zomaar gegeven aan individuele landen, maar enkel onder de voorwaarde dat al die landen, die geïnteresseerd waren, nauw zouden samenwerken en een soort van organisatie zouden oprichten. Het wordt gezien als een eerste soort van stimulans aan die Europese staten om samen te werken. Om samen te kijken hoe ze die hulp van Marshall efficiënt onder elkaar kunnen verdelen, en hoe ze daar efficiënt mee kunnen omgaan. Onder die doelstellingen werd een eerste intergouvernementele organisatie opgericht in 1948: Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (OEES: 1948-1961), een organisatie tussen West-Europese landen. (De Oost-Europese landen hebben die hulp geweigerd.) Er is dus een organisatie opgericht, met als specifiek doel het efficiënt verdelen van die Marshallhulp. Die organisatie is beginnen werken in 1948 en heeft gefunctioneerd tot 1961. Deze organisatie zou grotendeels haar doelstellingen bereiken. Na 1961 is dit geen Europese organisatie meer, o.a. de VS, Australië en Japan worden lid, en de organisatie verkreeg een breder actiegebied. Ze heeft zich omgevormd tot de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. Die OESO is een internationale organisatie met de economische situatie in de lidstaten. Dit heeft vandaag geen link meer met de EU. Ze moet worden beschouwd als een klassieke internationale organisatie, die geen juridische bindende resultaten aan haar leden kan opleggen. De werking van de OESO is nog steeds belangrijk omwille van o.a. de kwaliteit van haar jaarlijkse economische studies en vele rapporten: via deze studies en rapporten wordt het nationaal politieke en vooral economische beleid van de betrokken landen beïnvloed. Ook is de OESO bijzonder acties op het terrein van de strijd tegen zgn. belastingparadijzen. Eén van de doelstellingen van de organisatie is met zoveel mogelijk landen te komen tot OESOovereenkomsten voor belasting op inkomen en kapitaal, m.i.v. het uitwisselen van informatie voor belastingdoeleinden. §2. Benelux De Benelux (België, Nederland, Luxemburg) werd in 1944 opgericht als een douane-unie met als doel het vrij verkeer van personen, goederen en diensten te realiseren. In 1958 ondertekenden de drie landen het verdrag tot instelling van een Economische Unie. Het Benelux-initiatief vervulde derhalve een belangrijke avant-garde-functie binnen het communautaire integratieproces. Artikel 350 VWEU voorziet trouwens expliciet dat verdere regionale samenwerking tussen de Benelux landen mogelijk is voor zover de doelstellingen ervan niet bereikt zijn door toepassing van de EU-Verdragen. Op 17 juni 2008 werd een nieuw Benelux-Verdrag ondertekend dat o.a. voorziet in versterkte samenwerking inzake justitie en binnenlandse zaken. Dit nieuwe verdrag is in werking getreden op 1 januari 2012. Yasmine Ghys 2 §3. De Raad van Europa Congres van Den Haag (7-11 mei 1948): wat was het doel van die samenwerking? Het bewaren van de internationale vrede na WOII, uiterst ambitieus. Dat congres had een voorzitter: Winston Churchill. Het resultaat van die denkoefening, was een verklaring. Hierin stonden een aantal belangrijke elementen. We hebben een pan-Europese organisatie nodig, 1 die alle Europese lidstaten samenbrengt. Dit is uiteindelijk de Raad van Europa geworden. Op het Congres van Den Haag werd de basis gelegd voor de oprichting. De Raad van Europa is een eigen klassieke internationale organisatie. Deze staat los van de Europese Unie, en dus van de Raad en de Europese Raad. Ze bevat 47 lidstaten. Oorspronkelijke initiatiefnemers waren de volgende landen: VK, Frankrijk, België, Luxemburg, Ierland, Italië, Denemarken, Noorwegen en Zweden. Enkele maanden na de ondertekening zouden andere landen worden uitgenodigd om lid te worden, zoals o.a. Turkije, wat impliceert dat Turkije als ‘Europese Staat’ werd beschouwd (de preambule van het Statuut bepaalt dat het noodzakelijk was “to create an organisation which will bring European States into closer association”). Later zijn veel landen uit OostEuropa lid van de Raad van Europa geworden. Dit was het geval met de Russische federatie, maar ook met Armenië, Georgië en Azerbeidzjan. Ook de micro-staten Andorra, San Marino, Liechtenstein en Monaco zijn lid van de Raad van Europa. Op dit ogenblik zijn Wit-Rusland en Kosovo de enige landen in Europa die geen deel uitmaken van de Raad van Europa. Het Vaticaan is waarnemer. De Raad van Europa is bevoegd voor heel uiteenlopende domeinen, maar houdt zich vandaag vooral bezig met mensenrechten, dit is nog altijd een gevolg van dat Congres. De Raad van Europa, als organisatie, heeft echter maar weinig directe beslissingsbevoegdheid: de lidstaten moeten immers eerst de beslissingen in hun eigen rechtssysteem incorporeren. Het blijft derhalve een intergouvernementele organisatie. Intergouvernementeel Supranationaal • Lidstaten als belangrijkste actor • Beslissingen unanimiteit bij consensus • Bronnen van internationaal (verdragen, conventies, etc.) • Geen directe rechtsgevolgen nationale rechtsorde • Instellingen die onafhankelijk van de lidstaten opereren of recht in • Beslissingen bij meerderheid • Autonome rechtsorde rechtsbronnen met eigen • Directe werking en voorrang Ze vonden ook dat er nieuw mensenrechteninstument nodig was in Europa om opnieuw oorlog te vermijden. Dit werd het EVRM. Dat verdrag is dé standaard voor heel Europa, alle leden van de Raad van Europa, zijn ook verdragspartij bij dat verdrag. Het werd ondertekend te Rome op 4 november en wordt daarom soms ook het “Verdrag van Rome” genoemd. Hierbij moet men opletten voor mogelijke terminologische verwarring: ook het voormalig EEG-Verdrag en het EURATOM-Verdrag werden te Rome ondertekend, zodat men ook ten aanzien van deze verdragen spreekt over “de Verdragen van Rome” (zie infra). Verder moet het EHRM, met zetel in Straatsburg, goed onderscheiden worden van het Hof van Justitie van de Europese Unie als EU-instelling, met zetel in Luxemburg. Het EHRM is een instelling die gecreëerd werd op basis van het EVRM ter garantie en bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden van de mens en is derhalve geen EU-instelling. Artikel 6, lid 2 VEU bepaalt dat de Unie toetreedt tot het EVRM en op 7 juli 2010 zijn de eerste officiële besprekingen over deze toetreding begonnen. In april 2013 bereikten de Raad van Europa en de Europese Commissie een akkoord inzake toetreding van de EU tot Yasmine Ghys 3 het EVRM. Het Hof van Justitie verleende recent echter een negatief advies betreffende dit ontwerpakkoord. Volgens het Hof is het ontwerpakkoord op elf punten in strijd met de autonomie en eigenheid van het Unierecht (zie infra) en brengt het de positie van het Hof van Justitie als ultieme rechter over de interpretatie van het Unierecht in gevaar. Het is nu afwachten of een nieuw akkoord de obstakels kan overwinnen, maar dit zal in ieder geval niet voor morgen zijn. Belangrijk onderscheid! Verwar EU nooit met Raad van Europa: EU Raad van Europa • 28 lidstaten • 47 lidstaten • www.europa.eu • www.coe.int • ° 1950s • 1949 • Verdragen van amendementen • Conventis (vb. EVRM, FCNM) • Belangrijkste instelingen • Belangrijkste instellingen • • • • • Rome + Europese Raad Commissie Raad Europees Parlement Hof van Justitie • Comité van Ministers • Parlementaire assemblee • Commissaris voor mensenrechten • Europees Hof voor Rechten van de Mens Afdeling 2. Oprichting van de Europese Gemeenschappen Founding fathers Jean Monnet Robert Schuman Wat hebben zij gedaan? De idee van Europese samenwerking gelanceerd. §1. De Verklaring van Schuman en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) 9 mei 1950: Verklaring van Schuman, hierin stonden de duidelijke politieke doelstellingen: we gaan oorlog in Europa materieel onmogelijk maken. Dit door alle bevoegdheden en Yasmine Ghys 4 beslissingen die te maken hebben met kolen en staan, die gaan we overdragen aan een autonome supranationale entiteit. Frankrijk en Duitsland gaan hier niet meer zelf over beslissen, dat moet door een onafhankelijke, supranationale instantie gebeuren. Alle andere landen die geïnteresseerd zijn nodigen we uit om mee te werken aan dat project. Dit politieke idee heeft geleid tot het Verdrag van Parijs, de oprichting van de EGKS. Verdrag werd ondertekend in ’51 en werd ingetreden in ’52. Dit is een verdrag met een looptijd van 50 jaar, deze bestaat vandaag niet meer. Ze is opgehouden in 2002. Er waren 6 stichtende landen: Frankrijk, Duitsland, de 3 Benelux landen en Italië. Kolen en staal was de motor van de economie, vooral de motor als je oorlog wil voeren. Het is historisch heel belangrijk gebleken. Het was voor de eerste keer dat we op het Europees continent een supranationale organisatie krijgen. Een supranationale organisatie met eigen instellingen, eigen instellingen die de voorlopers zijn van de huidige instellingen van de Europese Commissie. De Hoge Autoriteit, een onafhankelijke instelling die het Europese belang moet garanderen. Er was toen ook al een gemeenschappelijke Vergadering, de voorloper van het huidige Europees Parlement. Het idee om een soort parlementaire vergadering te hebben, was er dus al. Er was al een Raad van Ministers, met vertegenwoordigers van alle lidstaten en er was al een Hof, een Hof van Justitie in Luxemburg dat moest toezien op de correcte naleving van alle bepalingen die in dat verdrag stonden. De organisatie was onmiddellijk een succes ten gevolge van: • • • De naoorloogse dynamische atmosfeer van heropbouw De hoge vraag naar kolen en staal Een competent beleid, dat evenwel reeds snel geconfronteerd werd met crisissen op de kolen- en staalmarkt. Dit was vrij succesvol, het is belangrijk om ook de politieke context in gedachten te houden. Van crisis na crisis gaat dit integratieproces zich uitbreiden. §2. De Europese Defensiegemeenschap (EDG) en Europese Politieke Gemeenschap (EPG) Pleven lanceert een nieuw plan op het vlak van defensie in 1950, het Pleven-Plan. Wat moest er gedaan worden met West-Duitsland? Het had geen autonoom, eigen leger. In de context van de Koude Oorlog waren vooral de Amerikanen vragende partij om WestDuitsland zich te laten herbewapen, je weet nooit dat Rusland binnenvalt. Er was de politieke druk om iets te doen aan de herbewapening van Duitsland. De Fransen waren hier niet enthousiast over, dus minister Pleven lanceerde het voorstel om hetzelfde te doen als Schuman had voorgesteld. “Laten we het overdragen aan het Europese niveau.” Dit zal bijdragen tot het vermijden van een nieuwe oorlog. Dit leidt tot de oprichting van de EDG en de EPG. Het verdrag is nooit in werking getreden, de interne goedkeuring is er niet gekomen in Frankrijk. We hebben dus de EGKS, maar de mislukking van de EDG en de EPG. De vertegenwoordigers van de 6 lidstaten komen samen in Messina rond de tafel. Ze zitten samen en kijken wat ze kunnen doen om verder te gaan met het integratieproject of om het te laten bij de EGKS. Men kon niet verder gaan in het defensie en buitenlandsbeleid. Er waren 2 grote visies op de Conferentie van Messina. Die van Jean Monnet, hij vertegenwoordigde de visie dat ze verder moesten gaan. Men moest het model van EGKS gaan toepassen op andere economische sectoren. Zodanig dat er parallelle Europese gemeenschappen opgericht werden. Er was ook de visie van Beyen. Beyen zei dat we naar een algemene economische integratie moesten gaan. Laat ons 1 economische gemeenschap oprichten. Hij stelde voor om een Europese gemeenschappelijke markt te creëren met coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten. De Ministers van Buitenlandse Zaken besloten tijdens de conferentie van Messina tot de oprichting van een Comité van regeringsverantwoordelijken onder leiding van Paul-Henri Spaak, toen de Belgische Minister van Buitenlandse Zaken. Het Comité moest een verslag Yasmine Ghys 5 voorbereiden tot de oprichting van de gemeenschappelijke Europese markt. Dit leidde tot het Spaak-rapport, dat de grondslag vormde voor een intergouvernementele conferentie welke op zijn beurt leidde tot de ondertekening van 2 verdragen. Die 2 voorstellen lagen dus op tafel op de Conferentie van Messina. Het resultaat was de ondertekening van 2 verdragen: het Verdrag tot oprichting van de EEG, de Europese Economische Gemeenschap en het Euratom-verdrag, Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. Ook wel de verdragen van Rome genoemd. §3. EURATOM Het is een zeer technisch verdrag en beoogt bij te dragen tot de totstandkoming en ontwikkeling van de Europese kernenergie-industrie. Bij het opstellen van het Verdrag werd een snelle evolutie in de sector verwacht: er bestond een euforisch geloof dat kernenergie de energiebron van de toekomst was. Het is voor onbepaalde tijd gesloten en nooit fundamenteel gewijzigd. Iedereen die toetreedt tot de EU, wordt automatisch lid van EURATOM. §4. EEG Dit is de directe voorloper voor een proces dat leidt tot de EU. Het EEG-Verdrag had een heel duidelijke doelstelling. Het zit vervat in artikel 2, het instellen van een gemeenschappelijke markt. Wat is dit nu eigenlijk, een gemeenschappelijke markt? "De Gemeenschap heeft, door het instellen van een gemeenschappelijke markt en door het geleidelijk nader tot elkaar brengen van het economische beleid van de lidstaten, tot taak de bevordering van de harmonische ontwikkeling van de economische activiteit binnen de gehele Gemeenschap, een gestadige en evenwichtige expansie, een grotere stabiliteit, een toenemende verbetering van de levensstandaard en nauwere betrekkingen tussen de in de Gemeenschap verenigde staten". Wat is het onderscheid met andere klassieke vormen van economische integratie? Vrijhandelszone: alle douaneheffingen en quota met betrekking tot het verkeer van goederen tussen de deelnemende landen worden afgeschaft. Lidstaten blijven wel vrij om hun eigen douanetarieven en handelsbeleid te hanteren ten aanzien van producten die afkomstig zijn van buiten de vrijhandelszone. Om effecten van handelsverlegging te vermijden is vrijhandel dan ook beperkt tot producten van oorsprong uit de vrijhandelszone. Douane-unie: hetzelfde als vrijhandelszone, maar ze hanteert ook een gemeenschappelijk extern douanetarief. Het gevolg daarvan is dat er vrijhandel is binnen deze zone voor alle goederen die geproduceerd zijn in 1 van deze landen + goederen die afkomstig zijn uit derde landen en ook het gemeenschappelijk extern douanetarief gepasseerd zijn. Gemeenschappelijke markt/interne markt: hetzelfde als een douane-unie, maar men gaat nog verder. Er is een vrij verkeer van productiefactoren, dit betekent vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal; de 4 economische vrijheden. Dit betekent automatisch dat er ook nood is aan meer gemeenschappelijke regels. Voor diverse sectoren heeft men een gemeenschappelijk beleid nodig. Economische en monetaire unie: nog een stap verder dan een gemeenschappelijk markt, je hanteert een gemeenschappelijke munt. Yasmine Ghys 6 Economische en monetaire unie Gemeenschappelijke markt/Interne markt Douane-unie vrijhandelszone Dat EEG verdrag van ’58 stelde die heel ambitieuze doelstellingen. Dat was het idee van de Europese Economische Gemeenschap, dezelfde periode (1960) was er in Europa ook een ander initiatief. Het initiatief tot het oprichten van een Europees Vrijhandelsassociatie. Deze bestaat vandaag nog. Die EFTA is een minder verregaande vorm van Europese samenwerking, dat is een samenwerkingsvorm die een vrijhandelszone probeert te creëren. Heel wat van die landen hebben een sprong gemaakt en gaan ze toetreden tot de Europese Gemeenschap, en later tot de EU. Vandaag bestaat de EVA uit 4 staten: Noorwegen, Zwitserland, IJsland en Liechtenstein. De EEG is dus geëvolueerd naar de EU van 6 lidstaten naar 28 lidstaten en de EVA is gekrompen van 7 lidstaten naar 4. Noorwegen, IJsland en Liechtenstein hebben in de jaren ’90 een akkoord gesloten, de Europese Economische Ruimte. Dit omvat de 28 lidstaten van de EU + Noorwegen, IJsland en Liechtenstein. Deze passen dus ook heel wat EU-wetgeving toe op basis van dat akkoord. Alle wetgeving over de 4 economische rechten (zie infra). De bevoegdheden van het EEG waren heel duidelijk, economisch. Economische integratie, oprichting van een gemeenschappelijke markt tussen de deelnemende landen. Zo’n ambitieus project is niet direct te realiseren dus het EEG verdrag voorziet een overgangsperiode van 12 jaar. 3 x 4 jaar. Pas in 1970 hebben we onze gemeenschappelijke markt, dat was het idee. Sindsdien zie je een dubbele evolutie van verdieping en verbreding. Verdieping betekent dat sinds dat EEG verdrag, dat die integratie verder gaat dan het puur economische. Het gaat steeds meer andere domeinen omvatten. Er zijn verschillende fasen waarin dat oorspronkelijke EEG-verdrag werd aangepast, geamendeerd door andere verdragen. Het aspect ‘economisch’ valt weg, het wordt een heuse unie. Terzelfdertijd krijgen we het proces van verbreding, de uitbreiding van het aantal lidstaten. We gaan van 6 naar 28 lidstaten. Die 2 processen lopen parallel en versterken elkaar. Het feit dat nieuwe landen geïnteresseerd zijn, betekent dat verdragen moeten worden aangepast. Dit betekent dus verdere verdieping, dit betekent dan weer dat de EU aantrekkelijker wordt en er weer interesse ontstaat. Yasmine Ghys 7 Hoofdstuk 2. Verdieping van het Europees integratieproces Afdeling 1. Van Europese Gemeenschappen naar Europese Unie §1. De Europese Akte: van Gemeenschappelijke Markt naar Interne Markt De periode van 1970 wordt de periode van ‘eurosclerose’ genoemd. Een economische crisis, oliecrisis, alle landen proberen hun eigen markten te beschermen. Ze kunnen dit niet meer doen door hoge tarieven in te voeren. Ze zijn hier heel creatief in, ze nemen nieuwe nationale wetten aan om toch via achterpoortjes de eigen markt te beschermen. Allemaal regels om de eigen consumenten te beschermen. Er zijn daar 2 reacties op gekomen: de rechtspraak van het Hof van Justitie, die een aantal van principes heeft gelanceerd op toch het vrij verkeer van goederen en andere vrijheden te garanderen. Een ander antwoord was de aanpassing van de verdragen. Het was duidelijk dat dat EEG-Verdrag een aantal principes aanvatte die in de praktijk niet tot het gewenste resultaat leiden. Er begon dus een nieuwe periode in 1985. Delors kwam met een nieuw project om die gemeenschappelijke markt verder om te vormen tot een interne markt en alle resterende belemmeringen te gaan afschaffen. Er worden een aantal nieuwe processen in gang gezet die het Europese integratieproces gaan beïnvloeden. Dat project was een soort van inventaris te maken van alle bestaande materiële, fysieke en fiscale problemen. Er was nog fysieke grenscontrole. Delors liet alle problemen oplijsten en bekeek hoe ze ervoor konden zorgen dat ze verdwenen en hoe een interne markt kon gecreëerd worden. Daarvoor stelt hij in de Commissie een document op, een ‘Witboek ter voltooiing van de interne markt’. Soms ook het Programma 1992 genoemd. Het bevat een heleboel maatregelen, wetgevende initiatieven om alle resterende belemmeringen te gaan opheffen. Het waren meer dan 300 wetgevende voorstellen. Tegen eind 1992 moeten alle resterende belemmeringen opgelost zijn. Het oorspronkelijke EEG-verdrag werd aangepast om dat te kunnen bereiken, het voegt een clausule toe dat alle wetgeving kan worden aangenomen met gekwalificeerde meerderheid. Er is geen unanimiteitsvereiste meer. Lidstaten kunnen niet meer alles blokkeren, het is eenvoudiger om wetgeving aan te nemen. Hierdoor kunnen de voorstellen uit het witboek aangenomen worden tegen de deadline. Er was een bevoegdheidsuitbreiding en er waren enkele institutionele aanpassingen. De instellingen werden aangepast. §2. Samenwerking buiten het kader van de Europese Gemeenschappen Er waren nog heel wat andere initiatieven. Deze werden ontwikkeld buiten het kader van die verdragen. Die maakten geen gebruik van die Europese instellingen. Ze maken gebruik van klassieke internationale verdragen en niet de rechtsbronnen van de EU. Op een aantal domeinen zien we dat er zich initiatieven ontwikkelen en op een bepaald moment gaan al die initiatieven samenkomen in het kader van de EU. • Buitenlands- en veiligheidsbeleid Het besef groeide dat al die landen van de EEG er belang bij zouden hebben op het vlak van buitenlands- en veiligheidsbeleid samen te werken. Zeker in de context van de Koude Oorlog. Er was onder andere het Fouchet-Plan. Het verschilde significant van het PlevenPlan. Het Fouchet-Plan is eerder intergouvernementeel van aard waarbij de lidstaten de touwtjes in handen nemen. De kleinere lidstaten waren hier niet zo enthousiast over, ze vreesden dat dat initiatief gedomineerd zou worden door de grotere landen. Daardoor heeft dit plan nooit tot concrete plannen geleid, behalve dat er een werkgroep werd aangesteld dat geleid heeft tot een nieuw rapport in 1970. Rapport Davignon, men is begonnen met informele bijeenkomsten tussen de staatshoofden van de lidstaten van de EEG. Die overeenkomsten noemden ze de Europese Politieke Samenwerking (EPS). Dat betekent dat vooraleer er een belangrijke overeenkomst was op niveau van de Verenigde Naties, de Yasmine Ghys 8 staatshoofden van de deelnemende EEG landen zouden samenkomen om te kijken of ze een gemeenschappelijk standpunt kunnen innemen. • Justitie en binnenlandse zaken Er werd een internationaal akkoord afgesloten om de politiediensten te stimuleren. Heel belangrijke verdagen zijn de Schengen akkoorden en de Dublin Conventie. Dat zijn voorbeelden van initiatieven tot integratie die eerst buiten de verdragen tot stand zijn gekomen. Schengen, oorspronkelijk opgericht door de Benelux-landen, later werd dit EUwetgeving. Schengen en Dublin staan dagelijks in de krant, waarom zijn deze belangrijk? Ze zorgen voor vrij verkeer. Het betekent afschaffen van de grenscontroles. Het is niet persee het vrij verkeer van personen, want je hebt dit recht wel, maar Schengen betekent dat je dit kan zonder aan de grens te stoppen voor controle. Schengen betekent ook dat men gezamenlijk gaat samenwerking m.b.t. de controle van de buitengrenzen. Dublin zijn gemeenschappelijke regels rond het asielbeleid. Het idee is een gemeenschappelijke ruimte, maar ook gemeenschappelijk regels over het toekennen van asiel. Om te vermijden dat mensen komen binnen de Schengenzone, zonder fysieke controles verder kunnen reizen en dan ook in elk land asiel kunnen aanvragen. Om dit te vermijden stellen ze een aantal criteria op. 1 van die criteria was dat als iemand binnenkomt aan de buitengrenzen van de Unie, dan wordt die daar geregistreerd en moet hij daar asiel aanvragen. Eens hij daar asiel aanvraagt, kan hij dit niet meer in een ander land. Als hij dit toch doet, kan hij gewoon teruggestuurd worden naar het land waar hij is geregistreerd. • Economische en monetaire integratie Idee dat snel op de agenda kwam, bij het Rapport Werner werden stappen ondernomen om te werken met een gemeenschappelijke munt. Al die initiatieven gaan in 1 juridisch kader worden geïntegreerd, dit is het verdrag van Maastricht. Dit is het Verdrag betreffende de Europese Unie. Die roept de EU in het leven, met de pijlerstructuur. Afdeling 2. Het Verdrag betreffende de Europese Unie (Verdrag van Maastricht) Van alle verdragswijzigingen is dit de meest fundamentele. Omwille van een aantal redenen. 1 van die redenen is dat het perspectief van de EU volledig verandert. Voor het verdrag van Maastricht, was het perspectief puur economisch. Na het Verdrag van Maastricht zijn de ambities veel ruimer. De ambitie is om een echte Europese Unie te gaan oprichten. Dit is geen staat maar die heeft toch op veel domeinen verregaande bevoegdheden. Dat verdrag van Maastricht maakt de switch van het puur economische naar iets wat veel breder is. Dat blijkt ook uit de naam. Je moet dit zien binnen zijn politieke context, 1992. Het was een ander Europa dan Europa in de jaren ’80. Het economische integratieproces was al heel ver gevorderd. De landen van Centraal-Oost-Europa kijken naar die Europese economische gemeenschap als een soort van model. Ze vragen vrij snel om geassocieerd en lid te worden. Onder die druk gaat men een nieuw belangrijk verdrag onderhandelen, dit is het Verdrag van Maastricht. Het introduceert het concept van de EU, maar het introdcueert terzelfdertijd een zekere complexiteit. De complexiteit aangezien niet alle lidstaten even ver willen gaan in dat integratieproces. De complexiteit is het best weerspiegeld als een EU die vergelijkbaar is met een Griekse tempel. Yasmine Ghys 9 Men spreekt vaak over de driepijlerstructuur met een overkoepelend fronton, dit de EU. Je hebt een aantal gemeenschappelijke bepalingen. Daarbinnen heb je een onderscheid tussen 3 grote luiken. Het eerste luik is de verderzetting van de vroegere economische integratie; de EG, EURATOM en de EGKS. De eerste pijler noemt men ook de supranationale pijler. Daar werkt gewerkt met alle kenmerken van een supranationale organisatie, dit betekent meerderheidsstemming, autonome instellingen,… Je had nog 2 andere luiken, regels over het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid, dit was de tweede pijler. De derde waren regels over justitie en binnenlandse zaken. Die tweede en derde pijler waren gebaseerd op andere bepalingen uit het verdrag, we noemen ze de intergouvernementele pijlers. Het was een soort compromis tussen landen die echt verder wouden gaan. Belangrijk omdat het de eerste keer is dat men verschillende initiatieven gaat samenbrengen onder 1 noemer en onder 1 verdrag. De spelregels daarover worden in de verdragen opgenomen. Het verdrag van Maastricht legt de spelregels vast rond totstandkoming van een economische en monetaire unie. Het waren de zogenaamde Maastricht-criteria. Voorwaarden voor de deelnemende landen die willen deelnemen aan de economische en monetaire unie en die uiteindelijk 1 gemeenschappelijk munt willen hanteren. De landen die hieraan voldeden konden de euro invoeren. Belangrijk, sinds het verdrag van Maastricht krijgen we meer verdieping en verbreding en dus ook meer differentiatie. Dit betekent niet dat alle landen, alle regels van de EU toepassen. Er zijn zogenaamde opt-outs. Dit is het geval voor de economische en monetaire unie: het VK en Denemarken hebben een zogenaamde opt-out. Dit staat in het Verdrag van Maastricht, er is een protocol toegevoegd waarin staat dat zij hier niet aan deelnemen, de andere in principe wel zodra ze aan alle voorwaarden voldoen. Landen die later zijn toegetreden hebben nog niet de euro ingevoerd, omdat ze nog niet voldoen aan alle Maastrichtcriteria. Men gaat nog verder dan het puur economische, dit blijkt uit de introductie in de verdragen van het concept ‘Europees Burgerschap’. Heel wat rechtspraak gaat over de complicaties van dat concept. Het wordt niet toegekend door de Europese Commissie of iemand anders. Het zijn de lidstaten zelf die autonoom bevoegd blijven om hun onderdanen te differentiëren. Maar als iemand burger is van 1 van de lidstaten, dan is die Europees burger en heeft dit gevolgen voor alle lidstaten. Zij moeten dit erkennen. Als België beslist om de regels voor naturalisatie te veranderen, en je gaat met je nationaliteit naar Italië. Italië moet alle rechten garanderen. Wat zijn de belangrijkste rechten verbonden aan het Europees burgerschap? 1. Recht om vrij op het grondgebied van de EU te reizen en te verblijven. Elke EU-burger heeft het recht om vrij op een grondgebied te reizen en te verblijven. Er zijn ook regels in de verdragen. Je hebt het principieel recht dit te doen, als je reist voor minder dan 3 maanden, dan heeft u enkel een identiteitskaart nodig. Langer dan 3 maanden, dan zal u over staatsdocumenten en een ziekteverzekering moeten beschikken. Je mag dit niet doen om te ‘profiteren’ van een andere sociale zekerheid. Yasmine Ghys 10 o Dano vs. Duitsland Dano is een Roemeense vrouw, die met haar zoontje naar Duitsland ging. Ze voldeed niet aan die voorwaarden, dus het kwam voor het Hof van Justitie. Kan die vrouw, die Roemeens is en dus Europees burger, wel uit Duitsland gezet worden? Het Hof zei dat er recht is op vrij verblijf en reizen, maar er zijn wel voorwaarden en deze waren hier niet vervuld. EU-lidstaten zijn niet verplicht sociale uitkeringen toe te kennen aan burgers van een andere EU-lidstaat die naar hun grondgebied komen enkel om te genieten van sociale hulp. Voor het Verdrag van Maastricht bestond dit recht ook, maar enkel voor degene die economisch actief waren. Je had het recht om te reizen en te verblijven op het grond van het EEG-Verdrag, maar dit was enkel om daar te gaan werken. Niet gewoon als burger op zich. Als je toen student was, dan viel je niet onder dit verdrag. Sinds Maastricht doet die economische connotatie er niet toe. Iedereen heeft het recht, zij het onder de voorwaarden vastgelegd in de wetgeving. 2. Actief en passief kiesrecht bij Europese en lokale verkiezingen Er zijn ook politieke rechten, het actief en passief kiesrecht. Als ik naar Estland ga, en daar verblijf en me registreer kan ik daar stemmen. Ik kan me zelfs kandidaat stellen. Je kan niet meedoen aan de nationale verkiezingen, want die vallen onder nationale wetgeving. Maar voor de lokale en Europese verkiezingen kan je gaan deelnemen onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die lidstaat. 3. Diplomatieke en consulaire bescherming in buitenland Als je een probleem hebt in het buitenland, en er is geen Belgische ambassade. Maar er is wel een Duitse dan kan je EU-burger daar binnenstappen. 4. Interactie met EU instellingen Je kan o.a. klacht gaan indienen bij de ombudsman. Dit is het pakket aan rechten die geïntroduceerd worden bij het Verdrag van Maastricht en gekoppeld zijn het Europees burgerschap. In ’93 krijgen we een belangrijke bijeenkomst van de Europese Raad. Dit zijn de politieke leiders van de lidstaten. Ze komen bijeen in Kopenhagen, daar werd de beslissing genomen dat alle landen van Centraal- en Oost-Europa zouden kunnen toetreden tot de EU eens zij aan een aantal voorwaarden voldoen. Wanneer zij economische, politieke en juridische hervormingen doorgaan. Daarna kunnen zij een aanvraag tot lidmaatschap aanvragen en eventueel toetreden. Er zijn tussen ’92 en ’93 10 landen die daar op ingaan en een aanvraag gaan indienen. In ’95 waren er nog eens 3 landen extra. Het werd toen heel duidelijk dat de EU, en de manier waarop zij en de instellingen functioneerden, niet aangepast was voor die uitbreiding die er zat aan te komen. Vandaar dat er op relatief korte termijn we verschillende aanpassingen aan de verdragen gaan krijgen. We moeten fundamenteel onze instellingen gaan herzien. Vandaar dat we na het Verdrag van Maastricht in sneltempo een aantal pogingen ondernemen om het juridisch kader dat werd geïntroduceerd aan te passen aan de uitbreiding. Je had vanaf het Verdrag van Maastricht ook meer en meer kritiek over de EU en die pijlerstructuur. De ratificatieprocedure was niet rimpelloos verlopen in Denemarken. Daar heeft men een bijkomend referendum moeten organiseren. Afdeling 3. Het Verdrag van Amsterdam De eerste poging om die EU en de manier van werken te verbeteren was het Verdrag van Amsterdam. Het is ondertekend in 1997 en in werking getreden in mei 1999. Dat was een mislukking. De doelstelling was om de unie klaar te stomen voor de uitbreiding. Yasmine Ghys 11 Hoe konden we de Unie voorbereiden op de uitbreiding? Men is er niet uitgekomen. Het verdrag heeft dus niets fundamenteel gewijzigd, het heeft wel een aantal aanpassingen gedaan. Die aanpassingen waren vooral in de marge. 1. Aanpassing en consolidatie pijlerstructuur Men heeft een aantal beleids-domeinen verschoven van de derde naar de eerste pijler. Op zich niet onbelangrijk. De driepijler blijft bestaan, men heeft gewoon de derde pijler wat kleiner gemaakt. Alle beslissingen over visa, asiel en migratie heeft men gecommunautariseerd naar de eerste pijler. Dit betekent dat voor het Verdrag van Amsterdam er unanimiteit nodig was op die domeinen, er na was dit niet meer het geval. De eerste pijler wordt groter, meer zaken worden volgens die supranationale methode behandeld en die derde pijler wordt kleiner. Het krijgt ook een andere naam, voor het Verdrag was het samenwerking op vlak van justitie en binnenlandse zaken, erna was het Politiële en Justitiële Samenwerking in Strafzaken. Het was dus alles wat te maken had met grensoverschrijdende misdaden. 2. Beperkte materiële wijzigingen Voordien was men enkel bevoegd om wetgeving aan te nemen met betrekking tot discriminatie op nationaliteit. Nu is de er mogelijkheid om andere domeinen ook in rekening te brengen. Op basis van onder andere geslacht, ras, godsdienst, leeftijd, handicap, seksuele geaardheid. Men heeft ook een nieuw artikel ingevoegd, art 7 VEU. Het gaat om het eventueel schorsen van stemmen in de Raad wanneer een lidstaat een aantal basisbeginselen van de rechtsstaat niet zou respecteren, dan heb je een procedure in art. 7 die kan worden opgestart door de Commissie of het Parlement die ertoe kan leiden dat het stemrecht voor een lidstaat wordt geschorst. Dit artikel is nog nooit gebruikt geweest, het heet ‘de atoombom’. Aangezien het politiek heel verregaande gevolgen heeft, je geeft een lidstaat de stempel van ondemocratisch en dan schors je de stemrechten van die lidstaten in de Raad. Dit is ongelofelijk verregaand. Het is een soort van afschrikkingsmiddel. Het wordt wel vaak gebruikt in een politieke discussie. Er is ook een kleine nuance bij het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid. Er is een unanimiteitsregel, maar een lidstaat heeft de mogelijkheid zich constructief te onthouden. Een lidstaat die niet akkoord is, kan gewoon zich onthouden zodat de boel niet blokkeert en de andere lidstaten verder kunnen gaan met de beslissing. Er werden regels ingevoerd voor nauwere samenwerking. Waardoor op een aantal domeinen door een beperkte groep van lidstaten nieuwe wetgeving zou kunnen worden aangenomen. Dit zijn allemaal vrij specifieke beperkte aanpassingen. Het grote kader blijft hetzelfde. 3. Hernummering van de verdragen Dit om de verdragen transparanter te maken. 4. Institutionele aanpassing voor uitbreiding onvoldoende Het grote probleem, was dat de eigenlijke doelstelling, het aanpassen van de instellingen aan de uitbreiding. Hierover vond men geen akkoord. Men sprak over de ‘Amsterdam leftovers’. Hoe gaat men beslissingen nemen in de Raad na de uitbreiding? Wat zal de definitie zijn van een gekwalificeerde meerderheid als er nieuwe lidstaten bijkomen? Hoe zal de Europese Commissie samengesteld worden? Op welke domeinen gaan we nog de unanimiteitsregel houden en waar schaffen we hem af? Al die fundamentele vraagstukken werden niet beslist in Amsterdam. Ze werden overgedragen naar een nieuwe intergouvernementele conferentie, die opnieuw de verdragen moest aanpassen. Dit verklaar waarom kort na de inwerkingtreding van dat Verdrag van Amsterdam, een nieuwe verdrag krijgt. Yasmine Ghys 12 Afdeling 4. Het Verdrag van Nice Hoe kunnen we die left-overs van Amsterdam proberen oplossen? Dit werd aangehaald in het Verdrag van Nice, ondertekend in 2000 en inwerking getreden in 2003. Het heeft zolang geduurd omdat Ierland de bevolking zich eerst in een referendum zich negatief had uitgesproken. Het verdrag kon niet inwerkingtreden, men heeft het wat aangepast zodat het toch inwerking kon treden. Wat is het belang van het Verdrag van Nice? Het is beperkt, men zat onder tijdsdruk. De uitbreiding stond voor de deur. Die landen waren klaar met hun onderhandelingen om toe te treden. We moesten nog onze institutionele structuur fundamenteel veranderen. Men heeft zich beperkt tot de echt noodzakelijke institutionele aanpassingen en die worden ingevoerd in een protocol betreffende de uitbreiding van de EU. Dit waren heel concrete zaken die hierin geregeld werden. Bv. Hoeveel zetels moeten voorbehouden in het Europees Parlement, hoeveel stemmen krijgen zij, … Terzelfdertijd was men er zich van bewust dat er nog meer nodig was om de Unie transparant te laten functioneren. Men had toen niet de tijd om dit allemaal politiek uit te klaren vandaar dat men ook een verklaring heeft aangenomen. De Verklaring betreffende de toekomst van de Europese Unie. Hierin identificeren ze een aantal punten. In die verklaring gaf men zich een agenda mee voor een volgende aanpassing van de verdragen, 4 zaken waren er geïdentificeerd. Vertegenwoordigers van lidstaten zeiden dat er fundamenteel moest worden nagedacht over deze zaken. 1. Vereenvoudiging verdragen Nice had niks aangepast aan die complexe driepijlerstructuur. Die bestond nog steeds, de grenzen daartussen waren niet duidelijk en complex. 2. Nauwkeurige bevoegdheidsafbakening Er moeten duidelijkere regels komen. Als je die verdragen leest, is het helemaal niet duidelijk of de lidstaten zelf wetgeving kunnen aannemen en op welke domeinen de EU wetgeving kan aannemen. Dit moet duidelijker, transparanter in de verdragen worden geregeld. 3. Statuut Handvest van de grondrechten Het EU Handvest is een document dat als een politieke verklaring werd aangenomen in 2000. De juridische waarde hiervan is onduidelijk. De vraag was of dit een juridisch bindend document moest zijn waarbij burgers de bepalingen van dat handvest kunnen inroepen voor een rechter of blijft dit een soort van politieke intentie verklaring? Dat handvest heeft een vrij lange geschiedenis. Het oorspronkelijke EEG-verdrag bevatte niks van mens- of grondrechten. De bedoeling was het creëren van een gemeenschappelijke markt. Het was een puur economisch project. Vrij snel had je bepaalde spanningen tussen lidstaten en vooral het Duits GwH. Dat EU-recht creëerde een aantal verplichtingen voor de staten op verschillende domeinen. Het had verregaande gevolgen en vrij snel werd duidelijk gemaakt dat het EU-recht voorrang zou moeten hebben op nationaal recht. Toen was er een belangrijke uitspraak van het Duitse Grondwettelijke Hof. Het stelde vragen bij de prioriteit van het EU-recht, het baseerde zich in haar argumentatie op het gebrek aan mensenrechtenbescherming op het niveau van de Europese economische gemeenschap. In de Duitse GW. staan wel fundamentele mensenrechten en die staan niet in het EEGVerdrag. Als er een conflict is tussen bepaalde verplichtingen aangenomen op het niveau van de Europese economische Gemeenschap en onze fundamentele mensenrechten dan gaan we die Europese verplichtingen niet toepassen. Vandaar dat er toen een dynamiek op gang is gekomen en een discussie is ontstaan hoe we grondrechten op het niveau van het EEG-Verdrag beschermd worden. Het HvJ heeft daar een belangrijke rol bij gespeeld want van dan af heeft het grondrechten meegenomen in haar rechtspraak, ook al stonden ze niet Yasmine Ghys 13 in het EG-Verdrag. Ze verwees naar het gemeenschappelijke grondwettelijke tradities van de lidstaten. Ze wees dat alle lidstaten verdragspartij waren bij het EVRM en ze had toch aandacht voor bescherming voor grondrechten. Nadien heeft het Duits GwH dat aanvaard. Ze heeft geconcludeerd dat het EU-recht primeert, zolang er adequate grondrechtenbescherming is op het Europees niveau en wij gaan er van uit dat dit zo is. Veel ging dus uit van de rechtspraak van het HvJ, maar dit is niet zo ideaal. Er zou een geschreven document moeten bestaan. Dit heeft geleid tot het EU-Handvest van de grondrechten. Dit is het eigen mensenrechtendocument van de EU. Dit is anders dan het EVRM. Het EU-Handvest is enkel van toepassing binnen het juridisch kader van de EU. 4. Rol van nationale parlementen Het was een uitnodiging om de nationale parlementen bij de besluitvorming te betrekken. Om een antwoord te bieden op de kritiek dat de EU-wetgeving wordt aangenomen op een niveau dat ver staat van de lidstaten. Sinds de jaren ’90 zitten we in een proces waarbij we van de ene verdragswijziging naar de andere zijn gegaan. Voor een groot stuk onder druk van die uitbreiding die er zat aan te komen. Afdeling 5. De Europese Conventie en het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa Afdeling 6. Het Verdrag van Lissabon §1. Algemeen Het was een follow-up na die verklaring van Nice. Er werd een nieuwe verklaring aangenomen, de verklaring van Laken. Het was een interessant document, het breidde de 4 punten van Nice verder uit. Er staan heel wat vragen in, hoe kan de EU transparanter, democratischer,… handelen? Hebben we geen soort van GW nodig? Zou dat niet duidelijker zijn? De EU is wel geen staat, maar wel een autonome actor. Eigenlijk op het Hof van Justitie werd naar het EEG-verdrag als een constitutionele handvest van de toenmalige EEG. Juridisch gezien was de functie van de verdragen vergelijkbaar met de functie van een grondwet. Er werd ook een nieuwe methode gezien om de verdragen te wijzigen. Voordien was dit altijd op grond van intergouvernementele conferenties. Dit zijn diplomaten die achter gesloten deuren vergaderen, dit was weinig transparant. De verklaring van Laken stelde voor om dit op een andere manier te doen. Niet alleen diplomaten, maar ook andere mensen er bij betrekken, parlementairen, mensen uit andere organisaties. We noemen dit de Europese conventie, die werd gebruikt om dat handvest van de grondrechten te gaan ontwikkelen. Het resultaat van die Europese Conventie was het aannemen van het grondwettelijk verdrag. Het is nooit in werking getreden, wel ondertekend. Een aantal lidstaten hadden een referendum georganiseerd, dat was niet verplicht, maar men deed dit toch. Dit creëerde een groot politiek probleem. Men heeft een reflectieperiode geïntroduceerd, en uiteindelijk heeft men beslist om via de klassieke manier verder te gaan. Dit betekent de vorige verdragen gaan aanpassen. Het Grondwettelijk Verdrag beoogde die vorige verdragen te vervangen door 1 nieuw groot verdrag. Het verdrag van Lissabon is opnieuw een amenderingsverdrag, dat betekent dat het op een aantal punten de vorige verdragen wijzigt. Men heeft wel gepoogd om de meest fundamentele aanpassingen vanuit het Grondwettelijk verdrag te behouden. We werken met een geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Wat zijn nu geconsolideerde verdragen? Verdragen waarin alle wijzigingen zijn aanvaard. Die treedt in de plaats van het EG – en EU-Verdrag. Ook werd de nummering opnieuw gewijzigd. Yasmine Ghys 14 Dit is de grondwet, al kan je het juridisch gezien geen grondwet noemen. §2. De belangrijkste vernieuwingen A. Afschaffing van de pijlerstructuur De belangrijkste wijziging was het afschaffen van de pijlerstructuur en het invoeren van een enkelvoudige rechtspersoonlijkheid. Er is een duidelijke vereenvoudiging van het juridisch kader. Die Europese Gemeenschap bestaat niet meer, de EU heeft de plaats ingenomen. Er is geen pijlerstructuur meer, maar de oude tweede pijler blijft toch nog min of meer verder bestaan. Er is nog altijd een verdoken tweede pijler. In principe heeft het Hof van Justitie geen bevoegdheid op het domein van veiligheid en buitenlandsbeleid, maar dit is een uitzondering: wanneer een dergelijke beslissing genomen in het kader van het buitenlandsbeleid een impact heeft voor individuen, dan kunnen die wel hun rechten verdedigen voor het Hof. B. Hervorming van de Europese instellingen Men heeft de besluitvorming proberen democratiseren door het Europees Parlement in 90% van de gevallen een medebeslissingsrecht te geven. Alle beslissingen worden genomen door de lidstaten in de raad ne het Europees Parlement samen. Meer de nationale parlementen proberen betrekken bij de voorstellen. Dit via de subsidiariteitstoets (zie infra). Alle voorstellen van Europese wetgeving moeten eerste naar de nationale parlementen, die krijgen dan 8 weken om te gaan beoordelen of die wetgevingsvoorstellen wel nodig zijn, hebben die wel toevoegende waarde? Als een meerderheid vindt dat dit nodig is, dan is dit een signaal aan de Commissie om het voorstel te heroverwegen of in te trekken. C. Invoering van het burgerinitiatief Als je vindt dat iets Europees moet geregeld worden, dan kan u zelf het initiatief nemen. U begint een petitie en je moet 1 miljoen handtekeningen verzamelen, afkomstig uit minstens 1/4de van de lidstaten. Je kan dit doorsturen naar de Commissie om dat op Europees niveau te regelen. Het is een beetje symbolisch, maar er werden veel initiatieven genomen. Right2Water: watervoorziening mocht niet geprivatiseerd worden. De Commissie is er mee aan de slag gegaan. Het heeft een wetgevend voorstel daarover ingediend. D. Mogelijkheid voor een lidstaat om de Europese Unie te verlaten (art. 50 VEU) E. Handvest van de grondrechten van de Europese Unie wordt juridisch bindend Men heeft 1 zin toegevoegd in art. 6 van het VEU. “Het handvest is bindend en heeft dezelfde juridische waarde als de EU-verdragen.” Er zijn dus 3 grote basisverdragen. VEU, VWEU en het Handvest. Deze vormen zowat de grondwet van de EU. 1. Ontstaan van het Handvest Er stonden geen grondrechten in de verdragen van Rome. Het had enkel een economische doelstelling, daar kwam snel kritiek op. Dat Europese recht had verregaande implicaties voor de lidstaten. Het Duitse Grondwettelijke Hof had kritiek: het Europees recht was verregaand en had voorrang op het nationale recht maar het bood te weinig garanties dat een aantal fundamentele mensenrechten gegarandeerd zouden worden op het Europese niveau. o Solange I Het Duitse GwH oordeelde dat in Duitsland het Europese recht niet zou toegepast worden, zolang er onvoldoende bescherming van de grondrechten waren. Dit heeft heel het idee van verregaande supranationale Europese wetgeving op de helling gezet. Het HvJ heeft vrij snel grondrechten geïncorporeerd in haar rechtspraak, ook al stond dit niet in de verdragen. Die grondrechten, daar werd rekening mee gehouden als algemene Yasmine Ghys 15 rechtsbeginselen. Het Hof van Justitie argumenteerde dat die grondrechten misschien wel niet in de EEG-Verdragen stonden, maar ze konden wel worden afgeleid uit de algemene grondwettelijke tradities van de lidstaten. Dit was echter geen ideale oplossing, er is echt een geschreven document nodig. Er werd vrij snel een voorstel gelanceerd, de EU zou gaan toetreden tot het EVRM. Zo zou je dat probleem kunnen oplossen. Die discussie werd belangrijk naarmate de bevoegdheden van de EG werden uitgebreid. Men vroeg daarvoor eerst het advies aan het Hof van Justitie. o Advies 2/94 Dergelijk advies is bindend. Het Hof is van oordeel dat er geen bevoegdheid was voor de EG om toe te treden tot het EVRM. Die optie om op die kritiek een antwoord te bieden, was niet mogelijk. De discussie bleef dus bestaan. Daartoe heeft men een Conventie opgestart, een soort van werkgroep, met vertegenwoordigers van de lidstaten. Men heeft een nieuw mensenrechtendocument opgesteld en dit is het EU handvest van de grondrechten geworden. Het is een up-to-date mensenrechteninstrument van de EU. Hoe is men ten werk gegaan? Men heeft gekeken naar alle bestaande mensenrechtenverdragen, de grondwetten van de lidstaten en het EVRM. Daarvan heeft men een nieuw geschreven mensenrechtendocument afgeleid. Dit zijn de fundamentele grondrechten die gerespecteerd moeten worden binnen de Europese Unie. Dit handvest werd eerste aangenomen als een politiek document maar is nu juridisch bindend sinds het Verdrag van Lissabon. Men heeft een zinnetje toegevoegd aan art. 6 VEU. De EU krijgt nu niet ineens meer bevoegdheden, de doelstelling van het Handvest is om te garanderen dat alle wetgeving die op Europees wordt aangenomen conform is met alle basisrechten. Lid 2 van art. 6 VEU zegt ook dat de EU toetreedt tot het EVRM. Nu is er een expliciete bevoegdheid en bijna een plicht om toe te treden. Lid 3 van art. 6 VEU. die de algemene beginselen bevat, staan er ook nog altijd in. Ze laten toe om hiaten in de mensenrechtenbescherming op te vullen. De bescherming van de grondrechten is dus gebaseerd op verschillende niveaus. 2. Toepassingsgebied ratione materiae Wanneer is dat handvest van toepassing? Art. 51 van dat Handvest geeft aan dat het van toepassing is met betrekking tot alle handelingen van de instellingen en organen van de EU. Alle wetgeving die aangenomen wordt moet in overeenstemming zijn met dat Handvest. Het is ook van toepassing met betrekking tot de lidstaten wanneer zij het recht van de Unie ten uitvoer brengen. Wanneer brengt een lidstaat dat recht ten uitvoer? Moet je dit restrictief, beperkt interpreteren? Dan is het enkel van toepassing wanneer lidstaten wetgeving aannemen ten uitvoer van een Europese richtlijn. Of moet je dat ruimer beschouwer? Telkens wanneer er wetgeving is in een lidstaat, dit valt binnen het ruimere toepassingsgebied van de EU en er ergens een aanknopingspunt is, dan is het voldoende om over ten uitvoer te spreken. Vandaag is dit al iets uitgeklaard via rechtspraak. Heel veel rechtszaken beginnen dus met de vraag of dit handvest wel van toepassing is. o Arrest Akerberg-Fransson Hij was een Zweedse visverkoper. Het verstrekken van informatie over inkomsten tegenover belastingen wordt niet altijd nauw genomen. Fransson had niet de juiste info gegeven aan de belastingdiensten in Zweden. De belastingautoriteiten ontdekken dit en geven hem een boete. Kort nadien start het Zweedse Openbaar Ministerie een strafprocedure omwille van dezelfde feiten. Fransson vindt dit niet kunnen, hij heeft al een boete betaald en nu wordt er nog een procedure gestart terwijl hij niets extra fout heeft gedaan. Hij vraagt zich af of dit niet in strijd is met het Handvest? Art. 50 bevat een Yasmine Ghys 16 ‘ne bis in idem’ bepaling, je kan niet 2x veroordeeld worden voor dezelfde feiten. Je hebt dus een puur Zweedse zaak en Fransson verwijst naar art. 50 van het Handvest, de Zweedse rechter vraagt zich af of dit wel van toepassing is. De rechter stelt een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie. Het Hof oordeelt dat het Handvest van toepassing is! Het Hof hanteert een uitgebreide interpretatie, want er was geen directe link tussen de Zweedse strafwetgeving en een EU-richtlijn. Er was wel algemene Europese wetgeving zoals een Btw-richtlijn en art. 325 VWEU. In het licht van die doelstelling en die bepaling oordeelt het dat het valt binnen het toepassingsgebied van het Unierecht. Dit leidt tot de situatie dat de procedure niet kon worden opgestart tegen Fransson. o Arrest Pelckmans t. Van Gastel Het zijn 2 tuincentra uit de Kempen die onderling in conflict waren. Het conflict betrof de Belgische openingsurenwet. Die zegt dat kleinhandelaren minstens 1 rustdag moeten hebben. Binnen die openingsurenwet zijn er ook enkel uitzonderingsregels. Handelen die zich in bepaalde toeristische streken vinden, die kunnen toch 7/7 open zijn. De ene was 7/7 open en de andere niet. Is dit geen vorm van oneerlijke concurrentie? 1 van de vragen voor het Belgisch GwH was of die wet niet in strijd was met het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel zoals vastgelegd in Art. 20 en 21 van het EU Handvest van de grondrechten? Het GwH stelt een prejudiciële vraag aan het HvJ, is dit Handvest hier van toepassing? Het Hof oordeelt dat ze geen uitspraak kan doen, het handvest is op een dergelijke situatie niet van toepassing. Nochtans kan je verwachten dat het Hof na de zaak Fransson weer een brede interpretatie ging hanteren. Er zijn enkele redenen waarom het hier niet van toepassing is volgens het Hof. Gewezen naar het bestaan van een EU-richtlijn over oneerlijke handelspraktijken, oordeelde het Hof dat dit geen voldoende link was want de doelstelling van die richtlijn is om de consument te beschermen. Het gaat hier om puur Belgisch recht en het EU heeft er niets mee te maken. o Léger Het Hof doet een uitspraak in de zaak Léger waar het gaat over bloed doneren door mannen die seks hebben met mannen. Léger zegt dat dit in strijd is met het gelijkheidsen non-discriminatiebeginsel. Op zich kan je deze zaak vergelijken met het arrest Pelckmans t. Van Gastel, maar waarom verklaart het Hof zich onbevoegd in die zaak en niet in de zaak Léger om uitspraak te doen? Een mogelijke verklaring is dat je winkels niet met mensen kunt vergelijken, maar dit is niet het correcte antwoord. Er zijn ook situaties waar het gaat om bedrijven. Er is ergens een EU-richtlijn die relevant is voor deze zaak. Er is een EU-richtlijn over de voorschriften voor bloed en bloedbestanddelen. Vandaar dat die nationale regel een link heeft met het EU-recht. 3. Toepassingsgebied ratione personae Dit moet artikel per artikel bekeken worden. Zo zijn er bepalingen die gericht zijn tot iedereen, ongeacht nationaliteit en woonplaats, terwijl andere rechten enkel bestemd zijn voor EU-burgers. §3. Evoluties na het Verdrag van Lissabon A. Procedure voor verdragswijzigingen Art. 48 VEU! B. Impact van de eurocrisis Zie infra. Yasmine Ghys 17 Hoofdstuk 3. De uitbreiding van de Europese Unie Afdeling 1. Juridisch kader van het EU uitbreidingsproces Wanneer kan een land toetreden? Het basisartikel is art. 49 VEU. De criteria is niet echt gedefinieerd. Er staat elke Europese staat die de in artikel 2 bedoelde waarden eerbiedigt, kan verzoeken om lid te worden. Wat is een Europese staat? Dit wordt ook niet gedefinieerd. De Europese Commissie heeft ooit een document aangenomen dat er verschillende aspecten spelen, zoals geografie maar niet exclusief. Ook historische, culturele aspecten spelen een rol. Je kan het wel als een soort van maatstaf nemen. Alle leden van de Raad van Europa hebben potentieel om toe te treden. Wanneer een land een verzoek indient, dan start een heel proces waarbij alle instellingen betrokken zijn, zelfs de nationale parlementen. De bottom line is dat alle bestaande lidstaten akkoord moeten zijn. Er wordt gestemd met eenparigheid van stemmen in de Raad. Er wordt nog verwezen dat de voorwaarden voor toetreding nog vastgelegd worden door de Europese Raad en dat zijn de staatshoofden en regeringsleiders. Nadien zijn er toetredingsonderhandelingen wat uiteindelijk zal leiden tot een toetredingsakkoord tussen het toetredende land en de bestaande lidstaten. Die voorwaarden heeft de Europese Raad vastgelegd, het belangrijkste referentiepunt was een Europese Raad van Kopenhagen, de Kopenhagencriteria. Hier heeft men een aantal criteria verduidelijkt waaraan men moet kunnen voldoen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen politieke, economische en juridische criteria. • Politieke criteria: er moeten stabiele instellingen zijn die de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en het respect voor en de bescherming van minderheden garanderen. • Economische criteria: een functionerende markteconomie met het vermogen om de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie het hoofd te bieden. • Juridische criteria: je moet in staat zijn om de verplichtingen van het lidmaatschap op zich te nemen, wat mede inhoudt dat zij de doelstellingen van een politieke, economische en monetaire unie onderschrijven. Die Kopenhagencriteria is het belangrijkste referentiepunt, maar de Europese Raad is vrij om daar bijkomende criteria aan toe te voegen. Dit gebeurt vaak afhankelijk van concrete situaties in kandidaat-lidstaten. Kroatië zou goed moeten meewerken met Joegoslavië-tribunaal. Dit was een bijkomende voorwaarde. Dit staat nergens in de verdragen, het is een politieke bijkomende voorwaarde. Wie controleert of al de voorwaarden effectief vervuld zijn? Voldoen al die kandidaatlidstaten aan de voorwaarden? Iemand vond dat Griekenland niet voldeed om lid te worden en vroeg aan het Hof van Justitie om dit te controleren. Het Hof maakte duidelijk dat de vraag of een land klaar is om toe te treden vooral een politieke vraag is en niet een juridische vraag. De taak van het Hof is beperkt om te gaan kijken of de procedurele voorwaarden vervuld zijn. Over de eigenlijke vraag of de criteria vervuld zijn, daar kan het Hof zich niet over buigen. Het proces duurt een tijd, alle instellingen zijn daarbij betrokken. Bij Kroatië heeft dit 10 jaar geduurd: Yasmine Ghys 18 • Toetredingsaanvraag aan de Raad – Februari 2003 • Advies Europese Commissie – April 2004 • Erkenning als kandidaat-lidstaat door Europese Raad – Juni 2004 • Raad opent toetredingsonderhandelingen – oktober 2005 • Einde toetredingsonderhandelingen – juni 2011 • Advies Commissie – oktober 2011 • Instemming EP en besluit Raad – december 2011 • Toetredingsakkoord ondertekend - december 2011 • EU Toetreding op 1 juli 2013 Afdeling 2. Evolutie van het EU uitbreidingsproces §1. De eerste uitbreidingsgolven §2. De ‘big bang’ uitbreiding §3. Zevende uitbreiding en perspectieven voor de toekomst Dit proces is nog niet ten einde, op dit moment zijn er toetredingsonderhandelingen met Turkije, Montenegro, Servië. Met Albanië en FYROM zijn er nog geen onderhandelingen maar zijn wel erkend als kandidaat-lidstaten. Er zijn nog 2 andere delen van ex-Joegoslavië: Bosnië Herzegovina en Kosovo (er zijn wel nog EU-landen die Kosovo niet als staat erkennen). Deze landen hebben het label gekregen van potentiële kandidaat-lidstaten. Ze voldoen aan die basisvoorwaarden van art. 49 en op een bepaald moment gaan die wel een aanvraag kunnen indienen, maar die zijn daar voorlopig nog niet klaar voor. Ze zitten wel binnen het formele uitbreidingsproces. Yasmine Ghys 19 Landen als Oekraïne, Moldavië, Georgië,… dit zijn ook Europese landen, maar daarmee heeft de EU recent verregaande associatieakkoorden gesloten maar met die landen heeft men niet de politieke beslissing genomen dat ze kandidaat-lidstaten zijn. Men sluit het niet uit, maar het is geen doelstelling van het associatieakkoord. Het heeft tot doel EU-wetgeving te gaan aannemen. Dit is het nabuurschapsbeleid. IJsland heeft een toetredingsaanvraag ingediend, maar dat proces is bevroren sinds 2013. Turkije is een belangrijk land in Europa, het is een specifiek geval. Er bestaan al verregaande juridische relaties met Turkije. In 1963 heeft de EEG een associatieakkoord ondertekend met Turkije. Wat is daar nu zo belangrijk aan? Het gaat verder dan het associatieakkoord met Oekraïne, het bevat een verwijzing naar de latere toetreding van Turkije naar de EU. De bedoeling is om Turkije voor te bereiden om later toe te treden. Het staat in de preambule en art 28. Dit akkoord is vandaag nog steeds in werking. Wat is er nadien gebeurd? Er zijn verschillende belangrijke stappen gezet. In 1970 was er een belangrijk protocol, er mogen geen bijkomende belemmeringen worden gecreëerd. In 1978 heeft Turkije een verzoek ingediend om toe te treden en in 1979 heeft Europese Commissie daar negatief op geadviseerd. Turkije was nog niet klaar om erkend te worden als kandidaatlidstaat, er waren nog te veel problemen. Tussentijds hebben ze de bilaterale relaties verder uitgebreid. Sinds 1996 is er een douane-unie actief, Turkije neemt het gemeenschappelijk extern douanetarief over. De EU heeft enkel nog een douane-unie met Andorra en SanMarino. In 1999 heeft men Turkije officieel als kandidaat-lidstaat erkend. Men heeft toetredingsonderhandelingen gestart in 2005 maar die zijn omwille van het probleem Cyprus opgeschort. In de jaren ’70 was Cyprus een oud Britse kolonie en er was een poging om Cyprus bij Griekenland te krijgen. Turkije heeft daarop gereageerd door te gaan interveniëren. Sindsdien is de Turkse bevolking naar het noorden verhuisd en de Griekse naar het zuiden, er is dus een de facto opsplitsing van het land. Het noorden wordt enkel door Turkije erkend, niet door andere landen. Cyprus is nu deel van de EU, maar dit gaat de facto enkel over het Griekse deel. Yasmine Ghys 20 Deel II. De Europese Unie als een autonomie en gedifferentieerde rechtsorde Hoofdstuk 1. De EU als autonome rechtsorde o Van Gend en Loos Het is de geboorteakte van het Europees recht. Het is in de context van deze zaak dat het Hof een paar basisprincipes gaat initiëren. “De EEG [nu EU] vormt in het volkenrecht een nieuwe rechtsorde ten bate waarvan de staten, zij het op een beperkt terrein, hun soevereiniteit hebben begrensd en waarbinnen niet slechts deze lidstaten maar ook hun onderdanen gerechtigd zijn”. Europees recht heeft eigen regels en creëert eigen rechtsregels voor de onderdanen. Hoe is het Hof tot die conclusie gekomen? Op het moment dat het EEG-Verdrag in werking treedt mogen de importtarieven niet meer worden verhoogd. Van Gend en Loos is een Nederlandse transportfirma, ze vervoert chemische producten tussen Nederland en Duitsland. Ze wordt op een gegeven moment geconfronteerd met hogere importtarieven voor de producten die ze invoert. Die is daar niet mee gediend, het is in strijd met art. 12 van het EEG-Verdrag. Ze weigert die hogere importtarieven te betalen. De zaak komt voor een Nederlandse rechtbank. Die rechter gaat een prejudiciële vraag stellen aan het Hof in Luxemburg. Kunnen particulieren rechtstreeks rechten putten uit het Europees recht? Nederland wijst naar de grondwet. De Commissie die wijst op het feit dat het EEGverdrag anders is dan klassieke internationale verdragen. De interpretatie en de vraag over de gevolgen ervan moeten bepaald worden op grond van dat verdrag zelf. Het Hof heeft het verdrag geanalyseerd. Daaruit leiden ze af dat het EEG-verdrag niet kan vergeleken worden met andere klassieke internationale verdragen omwille van een aantal redenen. In de preambule wordt verwezen naar het feit dat het EEG-verdrag tot doel heeft een gemeenschap te vormen tussen staten en volkeren. Ook uit de institutionele structuur die wordt gecreëerd. Je hebt een raad waarin de lidstaten vertegenwoordigd zijn, maar ook een parlement die de bevolking vertegenwoordigt. Het EEG-Verdrag voorziet ook in een prejudiciële procedure. Zo’n procedure vind je niet in klassieke verdragen. De bepalingen van het VEU en het VWEU verdrag hebben directe werking. Dat betekent dat particulieren rechtstreeks rechten kunnen putten uit de verdragen. Er moeten wel een aantal voorwaarden vervuld zijn, de bepalingen moeten duidelijk en onvoorwaardelijk zijn, er mogen geen verschillende interpretaties mogelijk zijn. Directe werking betekent dus dat Europees recht toepassing kan vinden in de nationale rechtsorde onafhankelijk van wat er in de nationale grondwet staat over de implicaties van internationale verdragen. De discussie over monisme of dualisme is er niet in. De directe werking volgt uit het verdrag op zich. o Costa t. Enel Costa was een aandeelhouder van een Italiaans elektriciteitsbedrijf. Op een bepaald moment wordt de private elektriciteitsmaatschappij genationaliseerd. Costa houdt protest daartegen, hij weigert zijn elektriciteitsrekening te betalen. Dit leidt tot de situatie waar hij voor de rechtbank wordt gedaagd. De nationalisering is in strijd met het EEG-Verdrag volgens hem. De rechter stuurt de zaak naar het HvJ. Hij vraagt nu wat de verhouding is tussen de Italiaanse wetgeving en het Europees recht? Het Hof gaat verder op de redenering uit het arrest Van Gend en Loos. Het komt tot de conclusie dat staten een soevereiniteit voor een stuk hebben begrensd. Als gevolg daarvan kunnen ze niet langer claimen dat het nationaal recht voorrang zou hebben op het Europees recht. Het Hof introduceert het principe van de voorrang van het Europees recht op het nationale. Yasmine Ghys 21 In het juridische debat,… Meer specifiek wat betreft het Europees recht en wat betreft het nationaal grondwettelijk recht. o Internationale Handelsgeselsschaft Heeft het Europees recht ook voorrang op het nationaal grondwettelijk recht? Het Hof van Justitie bevestigt dit, het hanteer dezelfde redenering als het arrest Costa t. Enel. Lidstaten hebben soevereine rechten overgedragen naar de EU. De voorrang van het Europees recht is absoluut. Het Duitse Hof zegt dat de voorrang relatief is, dat betekent dat er grenzen zijn. Er zijn ook bevoegdheden die op nationaal niveau blijven. De vraag of de Europese instellingen hun eigen bevoegdheden respecteren, dat noemt men de ‘ultra vires’ controle. o Solange II Verdere nuancering van Solange I. Zolang de grondrechtenbescherming voldoende is op het EU-niveau, erkennen we de voorrang van het EU-recht. Wat is dan de verhouding tussen het Europees recht en het klassieke internationale recht? Moet het internationale recht worden gevolgd? Of moet er juist weer voorrang worden gegeven aan het EU-recht? o Kadi en Al Barakaat Context was de ruimere kritiek na 9/11, het was de startpunt tegen terrorisme op internationaal niveau. Er worden veel initiatieven ontwikkeld waaronder initiatieven op het niveau van de VN. De Veiligheidsraad neemt een aantal bindende resoluties aan, waaronder een lijst van verdachte terroristen. Alle personen die op de lijst staan, hun banktegoeden moeten bevroren worden, ze mogen niet meer reizen,… Op het Europese niveau gebeurt die verplichting op grond van een verordening. Een aantal van de personen op de lijst worden geconfronteerd met de gevolgen van de uitvoering. Kadi en enkele anderen vallen uit de lucht. Ze willen bewijs of althans zeker de kans om hun rechten te verdedigen. Dit is in strijd met een aantal principes die fundamenteel zijn binnen de EU. 1 van de vragen voor het Gerecht is, of het Gerecht zich wel kan uitspreken over de vraag of die verordening de grondrechten van Kadi heeft geschonden? Het Gerecht zegt dat die Europese verordening slechts een uitvoering is van de verplichtingen van het volkenrecht. Verplichtingen van de VN hebben dus voorrang op internationaal, nationaal recht en Europees recht. Het enige wat het Gerecht kan doen, is de rechtmatigheid van de Veiligheidsraad toetsen aan jus cogens. Ze gaan dan in hoger beroep bij het Hof van Justitie, in dat hoger beroep heb je de conclusie van een advocaat generaal. Dat is iemand die in alle onafhankelijkheid zijn mening geeft over een hangende zaak. Dit advies is niet bindend, maar wel belangrijk. o Conclusie AG Maduro Hij zegt dat de redenering van het Gerecht verkeerd was, het is verkeerd om te concluderen dat wanneer er een regel is van internationaal recht, dat de Europese rechtsinstanties niets kunnen doen. De belang van het internationaal is geen absolute regel, het volgt uit de regels zoals vastgelegd in de Europese verdragen en de rechtsorde. Hij verwijst naar het principe van de autonomie van het Europees recht. Het Hof van Justitie volgt deze redenering. Het Hof wijst erop dat de EU een specifieke rechtsgemeenschap is, die gebaseerd is op de eigen EU-verdragen, het wijst op de autonomie van die rechtsorde en daaruit volgt dat de internationale verplichtingen moeten worden nageleefd, maar dat ze geen afbreuk mogen doen aan de constitutionele basisbeginselen van de EU-verdragen. Men heeft dus de verordening nietig verklaard. Yasmine Ghys 22 Het leidt tot een aantal conclusies met betrekking tot de autonomie van de Europese rechtsorde. De Europese Unie is een eigen rechtsgemeenschap met eigen rechtsregels en kenmerken die ontwikkeld worden door het Hof van Justitie. Ze komen voort uit de EUVerdragen en worden geïnterpreteerd door het Hof. Geen enkele andere rechtbank is bevoegd om zich uit te spreken over de toepassing van het EU-recht. Nationale rechtbanken kunnen het wel toepassen, maar nooit nietig verklaren. Hoofdstuk 2. De EU als een gedifferentieerde rechtsorde Een gedifferentieerde rechtsorde betekent dat je 1 rechtsorde hebt met 28 lidstaten en dat alle EU-rechtsregels uniform worden toegepast. In de praktijk zien we allerlei uitzonderingsregels, opt-outs noemen we dat in protocollen toegevoegd aan de verdragen waardoor bepaalde delen van het EU-recht niet van toepassing zijn in bepaalde lidstaten. Wanneer een nieuwe lidstaat toetreedt bij de onderhandelingen, dan zal men overgangsperiode voorzien waardoor bepaalde delen van het EU-recht niet meteen van toepassing zijn op het grondgebied van de nieuwe lidstaten. Differentiatie kan tijdelijk zijn, Europa met verschillende snelheden. Het is niet zo dat vanaf de dag van toetreding het recht automatisch geldt. Of de regels van de Schengen gaan gaan toepassen. Ze gaan pas deel gaan uitmaken van de Schengen, als ze al lid zijn van de EU en wanneer de Raad, de andere landen, voldoet aan een aantal basisvoorwaarden. Soms is de flexibiliteit ingeschreven in de verdragen, opt-outs betekent dat lidstaten het recht krijgen om aan bepaalde domeinen van het EU-recht niet te moeten deelnemen. Landen die later toetreden zijn niet direct lid van de Eurozone of Schengenzone, maar hebben wel de ambitie en de doelstelling om te gaan toetreden, dit is flexibiliteit in de tijd. Met opt-outs spreekt men van een variabele geometrie of een Europa a la carte. Afdeling 1. Eurozone Je hebt een aantal landen die nog geen deel uitmaken van de eurozone. Er zijn ook landen die autonoom de euro toepassen terwijl ze niet aan de Maastrichtcriteria voldoen. Afdeling 2. Schengenzone Hier is de situatie nog complexer. De blauwe landen maken deel uit van de Schengen. Het bevat ook staten die geen lid zijn van de EU. Dit is op grond van een internationaal akkoord tussen de Unie en die landen. De groene landen zijn kandidaat-lidstaten. Ierland en het VK hebben een opt-out, ze hebben vanaf het begin duidelijk gemaakt dat ze er niet aan meedoen. Afdeling 3. Nauwere samenwerking Dit is een vorm die gebaseerd op specifieke bepalingen daaromtrent zoals dit ingeschreven werd in de verdragen. Er zijn een aantal principes ingeschreven die het mogelijk maken dat wanner het onmogelijk is om over een wetsvoorstel akkoord te zijn met alle lidstaten, dan kan een wetsvoorstel worden aangenomen door een harde kern van minstens 9 lidstaten. Dit is nog niet zoveel toegepast. Zie Art. 20 VEU en 326-334 VWEU Yasmine Ghys 23 Voorwaarden • • • • • • • Ten minste 9 deelnemende lidstaten Ter verwezenlijking van EU doelstellingen en belangen en ter versterking van het integratieproces Indien deze doelstellingen niet binnen een redelijke termijn door de EU in haar geheel kan worden verwezenlijkt Mag niet in strijd zijn met geldende Europese regelgeving, in het bijzonder wat betreft de interne markt Niet mogelijk voor domeinen waar EU exclusief is bevoegd Na machtiging door de Raad (QMV) op voorstel van de Commissie en goedkeuring door het Europees Parlement Open voor niet-deelnemende lidstaten die later aansluiten. Men werkt in 2 fasen, de Raad, de bestaande leden, moeten bij gekwalificeerde meerderheid zich akkoord verklaren met het principe. Dan beslist men over de inhoudelijke voorwaarden. Yasmine Ghys 24 Deel III. De instellingen van de Europese Unie (art. 13 VEU) Dit geeft de verhouding weer binnen de instellingen. De Europese Raad staat vanboven omdat het de instelling is die de algemene politieke beleidslijnen uitstippelt. Het is de instelling die het hoogste politieke niveau binnen de EU vertegenwoordigt. Daarbinnen vind je alle vertegenwoordigers van de lidstaten op het hoogste politieke niveau, de staatshoofden en regeringsleiders. Die neemt geen wetgevende beslissingen, daardoor reikt het HvJ niet tot helemaal vanboven. Het Hof kan enkel controle uitoefenen op de wetgeving. Die Europese Raad legt alleen de beleidslijnen vast. Men gaat geen wetgeving aannemen, maar wel conclusies, standpunten om crisissen aan te pakken. Dan heb je de institutionele driehoek tussen Commissie, Raad en Europees Parlement, dit is de wetgevende driehoek. Elk voorstel tot EU-wetgeving gaat uit van de Commissie. Dan heb je het samenspel tussen Raad en Parlement, zij staan op dezelfde lijn. Deze 2 gaan de voorstellen van de Commissie bespreken, wijzigingen voorstellen en op een bepaald moment zullen ze akkoord moeten gaan met het voorstel om bindende EU-wetgeving aan te nemen. De Raad zijn vertegenwoordigers van de lidstaten, op het niveau van de ministers. Het Europees Parlement zijn vertegenwoordigers van de bevolking, die worden bij directe verkiezingen rechtstreeks verkozen. Die driehoek weerspiegelt het principe van een institutioneel evenwicht waarop de EU gebaseerd is. Ze weerspiegelen 3 belangen groepen. De Commissie weerspiegelt het onafhankelijke, Europese belang. De Raad weerspiegelt het belang van de lidstaten en het Europees Parlement zijn vertegenwoordigers van de burgers. Verder heb je het Hof van Justitie die controle gaat uitoefenen op alle vormen van wetgeving die uit de driehoek voortkomen. Ze controleert of alles wel in overeenstemming is met de basisprincipes, of men wel handelt binnen de bevoegdheden. Dan zijn er ook nog specifiek instellingen zoals de rekenkamer, die is bevoegd voor de begroting, de rekeningen van de EU, ze gaat rapporten publiceren. Je hebt een Europese Centrale Bank die heel belangrijk is voor het specifieke domein van het monetaire beleid. De investeringsbank is iets heel specifiek, dit is voor infrastructuurwerken, dan kan je daar leningen aangaan. Hoofdstuk 1. Het Europees Parlement (artt. 13-14 VEU en 223-234 VWEU) Afdeling 1. Samenstelling Geen ronde tafel, 751 leden. Ze worden rechtsreeks verkozen voor een periode van 5 jaar. Belangrijk is dat daar wel een verdeling geldt met betrekking tot de aantal zetels per lidstaat, maar die parlementsleden vertegenwoordigen niet de lidstaten, ze zijn lid van politieke fracties. Dat zijn ideologisch gelijkgezinden. België heeft recht op 21 zetels. Yasmine Ghys 25 Afhankelijk van de grote van de fractie wordt bepaald hoeveel leden kunnen optreden als woordvoerder voor een bepaald domein of als rapporteur. De rapporteurs gaan het politieke standpunt voorbereiden. Het onderscheid tussen fracties en partijen. Het is niet hetzelfde. Fracties zijn manieren waarop gewerkt wordt binnen het Europees Parlement. De fractie bestaat uit minimaal 25 leden. Het functioneren is belangrijk voor die Commissie en rapporteurs. Er is een kleine nuance, de politieke fractie valt niet altijd samen met de politieke partij, meestal wel. De Europese Volkspartij is een partij én een fractie. Je kan ook een situatie hebben zoals in België, de NVA is partij van de Europese Vrije Alliantie. Dit is een groepering van nationalistische partijen. Ze vormen samen 1 politieke partij, maar die Europese vrije Alliantie vormt een fractie samen met de Europese Groenen. Een fractie kan bestaan uit meer dan 1 politieke partij. Dat illustreert dat soms een partij voor de verkiezing als, maar na de verkiezing aansluit bij een fractie die geen deel uitmaakt van die politieke partij. Voorzitter Europees Parlement Er is ook een voorzitter van het Europees Parlement, Schülz, hij moet een aantal formele taken vervullen. Afdeling 2. Besluitvorming Er wordt in principe besloten met meerderheid van uitgebrachte stemmen. Soms vereist men een zwaardere meerderheid. Een meerderheid van leden, bv. voor een aantal aangelegenheden zoals begrotingsaangelegenheden of het wijzigen van een standpunt van de raad. Soms kan dit nog sterker zijn, soms vereist men dat er 2/3de van de uitgebrachte stemmen moeten zijn + meerderheid van de leden. Dit wordt enkel gevraagd wanneer het Europees Parlement een motie van wantrouwen wil uitspreken over de commissie. Die procedure is nog nooit gebruikt, maar er is wel al mee gedreigd. Welke meerderheid gebruiken ze? Dat ligt vast in de verdragen. Afdeling 3. Bevoegdheden §1. Wetgevende en budgettaire bevoegdheden Het heeft vooral wetgevende bevoegdheden. De Raad en het Parlement houden elkaar in evenwicht. De Commissie doet de voorstellen, de Raad en het Parlement gaan op een bepaald moment akkoord moeten gaan. §2. Controlerende en adviserende bevoegdheden Het heeft ook heel wat controlerende bevoegdheden over o.a. het budget, de motie van wantrouwen,… Het voorstellen van wetgeving kan het Parlement niet doen. Hoofdstuk 2. De Europese Raad (artt. 15 VEU en 235-236 VWEU) Afdeling 1. Samenstelling De Europese Raad bestaat uit de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten. Elke lidstaat heeft 1 persoon, er is ook een voorzitter. De voorzitter van de Europese Commissie is ook altijd betrokken bij de bijeenkomsten van de Europese Raad. De Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlands- en Veiligheidsbeleid, een soort minister van buitenlandse zaken van de EU, is tevens ook altijd aanwezig. Het zijn dus de vertegenwoordigers op het hoogste politieke niveau van de lidstaten met hun vertegenwoordiger en 2 leden van de Commissie die er ook bij betrokken zijn. Voorzitter Europese Raad De eerste voorzitter van de Europese Raad was Herman van Rompuy. De voorzitter wordt verkozen door de overige leden van de Europese Raad voor een periode van 2,5 jaar, dit Yasmine Ghys 26 kan 1x verlengd worden. Dit is een belangrijke functie want die persoon is op permanente basis verantwoordelijk voor 2,5 jaar. Die functie werd pas geïntroduceerd met het Verdrag van Lissabon. De huidige is Donald Tusk. Voordien had je ook al Europese Raad bijeenkomsten, maar toen was er een systeem van rotatie, om de 6 maand was er een ander land dat het voorzitterschap waarnam. Afdeling 2. Besluitvorming De Europese Raad beslist bij consensus, dit betekent dat er niet formeel gestemd wordt. Ze zoeken naar een consensus over een aantal problemen die zich stellen, een oplossing die voor iedereen aanvaardbaar is. Voor een aantal procedurele aspecten gaat men toch stommen, dit gebeurt via gekwalificeerder meerderheid. Dit is eerder de uitzondering. Afdeling 3. Bevoegdheden Het is een belangrijke instelling die zich doorheen de geschiedenis heeft ontwikkeld. Ze was niet voorzien of besproken in de basisverdragen. Ze heeft zich geleidelijk aan ontwikkeld. Het was een initiatief van de Franse president in de jaren ‘70. Hij nodigde zijn collega’s uit om eens samen te zitten om te gaan kijken waar we naartoe moeten met het Europees integratieproces. Het was een informele bijeenkomst ter voorbereiding op andere internationale bijeenkomsten. Dit is later een echte instelling geworden, het bestaan werd vermeld in de akte. Met het verdrag van Lissabon werd het erkend. Men neemt geen wetgeving aan. Men gaat geen juridisch bindende teksten aannemen maar de algemene beleidslijnen uitzetten. Het resultaat zijn de conclusies, de conclusies van de Europese Raad. De Europese Raad heeft niet de bevoegdheid om wetgeving aan te nemen, het kan wel aantonen dat het een doelstelling is van de Europese Unie. Afschaffen roaming tarieven in de EU. Dit kan de Europese Raad niet beslissen, maar het kan wel tot de conclusie komen dat dit een probleem is en dat hier iets aan moet gebeuren. Het is dan aan de andere instellingen, in de eerste plaats de Europese Commissie om met wetgevende voorstellen te komen. Europese Raad heeft een beperkt paar specifieke institutionele bevoegdheden, het kan de Commissie benoemen, de directie van de ECB, het kan eventueel lidstaten schorsen, het kan eventueel bepaalde aspecten van de verdragen herzien (indien alle lidstaten het hier mee eens zijn). Dit is de taak van de Europese Raad, enerzijds de algemene doelstellingen, de prioriteiten vastleggen en anderzijds wanneer er crisissen zijn, proberen er een eerste antwoord op te formuleren. De Europese Raad noemen we soms ook een EU-top! Voorzitter Europese Raad Toen van Rompuy die functie waarnam, ging het om de president van de EU. Dit moet genuanceerd worden. De voorzitter van de Europese Raad is niet de president van de EU. Het is voor een deel het gezicht van de EU en hij is voor een deel verantwoordelijk om de EU te vertegenwoordigen, ook in het buitenland, maar niet volledig. Het is dus fout om de voorzitter gelijk te stellen aan de president van de EU. De vertegenwoordiging van de EU wordt gedeeld tussen de voorzitter van de Europese Raad enerzijds en de voorzitter van de Europese Commissie anderzijds. Wat wordt van die voorzitter verwacht? Enerzijds intern bestaat zijn taak eruit om de consensus tussen al die regeringsleiders te gaan faciliteren, te gaan vereenvoudigen. Extern vertegenwoordigt hij de Unie, hij treedt voor een deel op als president. Hij vertegenwoordigt de Unie in zaken in het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid op zijn niveau, dat is het hoogste politieke niveau. Voor alle andere materies die hier niet onder vallen, bv. het extern handelsbeleid, treedt Juncker op. Er is een specifieke bevoegdheidsverdeling op Yasmine Ghys 27 vlak van de externe vertegenwoordiging. We hebben een bevoegdheidsverdeling waarbij we enerzijds moeten kijken op welk niveau we zitten. • Op niveau van staatshoofden en regeringsleiders: o o • Voorzitter Europese Raad wat betreft GBVB Voorzitter Europese Commissie wat betreft de overige bevoegdheden van de EU Op niveau van ministers: o o Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlands en Veiligheidsbeleid wat betreft Buitenlandse Zaken Europese Commissarissen wat betreft hun bevoegdheidsdomein EU vertegenwoordiging G7 Dit zijn de vertegenwoordigers van de 7 grootste industrielanden. Voor de EU staan er 2 stoelen. Nog een voorbeeld dat de externe vertegenwoordiging wordt gedeeld. Hoofdstuk 3. De Raad (artt. 16 VEU en 237-243 VWEU) Afdeling 1. Samenstelling Dit is niet te verwarren met de Europese Raad. Dit is de raad van de ministers. De raad van ministers komt regelmatig samen in Brussel. De belangrijkste taak is om de Europese wetgeving aan te nemen. die is samengesteld door een vertegenwoordiger op ministerieel niveau. Men spreekt van de raad als instelling, de raad van de EU of de raad van ministers. Die samenstelling is variabel en ze is afhankelijk van het onderwerp dat op de agenda staat. Je vindt 10 verschillende raadsformaties. Dit is onder het voorzitterschap van de minister van het land die het voorzitterschap van de Unie waarneemt. Voor de Raad werken we nog met een roterend voorzitterschap. Momenteel is dit Luxemburg, vanaf januari is dat Nederland. Ook een minister van de regio’s kan de lidstaten vertegenwoordigen. Er zijn 10 raadsformaties Daarnaast zijn er ook een aantal informele bijeenkomsten. 1 van die is de Eurogroep. De voorzitter hiervan is Jeroen Dijsselbloem. Hij komt vaak in het nieuws naar aanleiding van de crisis in Griekenland. Dit is een informele bijeenkomst van de ministers van financiën van de landen van de eurozone. Zij komen informeel samen en bespreken daar de crisis. Zo’n informeel orgaan heeft een aantal implicaties. Er kunnen geen formele bindende besluiten genomen worden. Ze kunnen enkel vermeld worden in een protocol bij de verdragen. Ze is formeel geen deel van de raad. Dat doet soms een aantal vragen stellen over de legitimiteit. De impact van de eurozone is nochtans groot. Een andere belangrijke bijeenkomst is de Gymnich. Dit is een verwijzing naar informele bijeenkomsten van de ministers van buitenlandse zaken. Men noemt dat Gymnich, het is een stad in Duitsland waarbij de ministers voor het eerst zijn samengekomen. Er zijn een aantal belangrijke ondersteunende diensten: 1 van de belangrijkste ondersteunende diensten is het Comité van Permanente Vertegenwoordigers. Dit is een orgaan die de bijeenkomsten van de Raad gaat voorbereiden. Dit zijn een soort van ambassadeurs van de lidstaten bij de EU. Ze gaan voor elke formele bijeenkomst van de Raad hun eigen vergadering hebben en op het niveau van die ambassadeurs gaan ze al alle agendapunten bespreken en onderverdelen. Ze verdelen die in A- en B-punten. De A-punten zijn degene waarover zij al akkoorden bereikt hebben, dan gaan de echte ministers zich daar niet meer mee bezig houden. Enkel over de b-punten gaan ministers zelf nog onderhandelingen voeren. Er is een onderscheid tussen COREPER I en II. COREPER I houdt zich bezig met de meer technische zaken, II met de meer politieke discussiepunten. Yasmine Ghys 28 Het is een heel belangrijk orgaan, het valt niet te verwarren met de term comitologie. Dat is een verzamelterm die verwijst naar het een aantal comités met experten uit de lidstaten die geraadpleegd moeten worden alvorens Europese wetgeving kan worden uitgevaardigd. Afdeling 2. Besluitvorming Er zijn een aantal mogelijkheden. Er is de gewone meerderheid, dat is gewoon de helft +1. 80% wordt aangenomen met gekwalificeerde meerderheid. Bij een beperkt aantal gevallen beslist men met eenparigheid. Dit betekent dat elke lidstaat 1 stem en 1 veto recht heeft, 1 lidstaat kan de boel blokkeren. Voor een aantal domeinen geldt de noodremprocedure. Dit betekent dat men gaat beslissen bij gekwalificeerde meerderheid. Maar als 1 van de lidstaten een fundamenteel probleem ziet in het functioneren van het intern rechtssysteem, meer bepaald in coördinatie van sociale zekerheidsstelsel en strafrechtstelsels, dan kan de lidstaat vragen dat niet wordt beslist bij gekwalificeerde meerderheid maar dat de zaak wordt doorgeschoven naar de Europese Raad. In de jaren ’60 had je voor een aantal domeinen op basis van de overgangsperiode, een overgang van een unanimiteitsvereiste naar een gekwalificeerde meerderheid. Frankrijk verzette zich daar tegen ondanks dat het voorzien was in het verdrag. Als een vorm van protest bleef Frankrijk weg van de raadsbijeenkomsten, het was de politiek van de lege stoel. Dit was een crisis. Het argument wast dat gemeenschappelijk landbouwbeleid en de subsidieregels zijn van vitaal belang voor de Franse economie, ze kunnen niet zomaar meerderheidsstemmingen aanvaarden. Er kwam een compromis van Luxemburg (1969), het hield in dat Frankrijk terug kwam en dat men ging onderhandelen binnen de Raad. Wanneer men een voorstel op tafel legde en een lidstaat stak zijn hand op omdat het voorstel te ver gaat en de fundamenten van zijn economisch of maatschappelijk stelsel raakte, daarop kan je geen meerderheidsstemming aanvaarden. Dat compromis zei dat als die situatie zich voordeed, dat er niet gestemd werd maar gewoon onderhandelt. Dit heeft altijd bestaan, maar was niet neergeschreven in de verdragen. Gekwalificeerde meerderheid betekent dat het gewicht van elke lidstaat wordt gewogen en dat het belang van de grote lidstaten groter gaat doorwegen dan dat van kleinere lidstaten. Duitsland, grootste lidstaat zal een grotere inspraak hebben dan Malta. Tot voor kort was dat gebaseerd op een weging van stemmen. Elke lidstaat kreeg een bepaald stemgewicht, zo moest een bepaalde drempel worden overschreden. Met de uitbreiding werd deze oefening steeds moeilijker. Het resultaat van die onderhandelingen van Nice was onderstaande tabel. §1. De gekwalificeerde meerderheid: Lissabon Het principe van de dubbele meerderheid, een voorstel van de Commissie kan worden aanvaard wanneer er een meerderheid is van het aantal lidstaten, de meerderheid moet 55% omvatten en het moeten minstens 15 lidstaten zijn. Die 55% moet overeenstemmen met 65% van de bevolking. Dit is een vereenvoudiging, er is geen stemmenweging. Een aantal lidstaten waren daar niet zo voor te vinden. Polen heeft zich heel lang verzet en heeft uiteindelijk een overgangsregime uit de brand weten te slepen. Het Verdrag van Lissabon is in werking sinds 2009, men heeft een regel uitgesteld tot 1 april 2017. Er geldt een overgangsregeling waarbij lidstaten steeds kunnen verzoeken dat de oude regeling toch nog wordt toegepast. Concreet betekent dit wanneer nu een wetgevend voorstel op tafel ligt, de raad beslist met de dubbele meerderheid. Als er een lidstaat niet akkoord is, kan een lidstaat een stemming vragen via de oude regels. In de praktijk streeft men toch zoveel mogelijk naar consensus. Yasmine Ghys 29 §2. De gekwalificeerde meerderheid: Nice Er zijn in het totaal 352 stemmen en de grote lidstaten hebben veel stemmen. Probleem was dat het resultaat hiervan een gevolg van politieke onderhandelingen is. Er zitten geen transparante formules achter, zoals een link met de bevolking. Het zijn parameters die wel een rol spelen, maar er is geen eenduidige relatie. Het is niet transparant, niet duidelijk, niet efficiënt. Men moet gaan kijken bij elk voorstel of de drempel bereikt is. Er moeten 260 stemmen voor zijn van de 352, dit moet een meerderheid van lidstaten omvatten. Een lidstaat kan dan nog eens vragen of de drempel wel overeenstemde met de bevolking. Na het Verdrag van Nice heeft men gesleuteld aan die berekening van die gekwalificeerde meerderheid. Die eenvoudige regeling is nu al van toepassing hetzij met een overgangsperiode. Afdeling 3. Bevoegdheden Ze neemt vooral wetgeving aan in samenspel met het Europees Parlement. Ook de begroting. Verder hebben ze ook coördinerende taken en de Raad gaat internationale akkoorden formeel ondertekenen, sluiten. Hoofdstuk 4. De Commissie (artt 17 VEU en 244-250 VWEU) Afdeling 1. Samenstelling De Europese Commissie bestaat uit 28 leden, je hebt er 1 voor elke lidstaat. Zij vertegenwoordigen niet de lidstaten, ze vertegenwoordigen het onafhankelijk Europees belang. Je kan ze beschouwen als de ministers van de EU die in alle onafhankelijkheid de belangen vertegenwoordigen. Je hebt de voorzitter (Juncker) en 27 andere leden die elk hun eigen bevoegdheid hebben, men spreekt van een portfolio of een bevoegdheidsdomein. Marianne Thyssen is de Belgische binnen de Europese Commissie, ze vertegenwoordigt niet België maar is bevoegd voor het domein over de tewerkstelling en sociale zaken op het Europese niveau. Hoe wordt die samengesteld? Wie beslist welke bevoegdheden ze krijgen? Dit is het gevolg van een specifieke procedure voorzien in de verdragen. Alles start met de verkiezing van de voorzitter. Hij wordt aangesteld door de Europese raad, ze houden rekening met de uitslag van de Europese parlementsverkiezingen, wat dat concreet betekent wordt niet gedefinieerd in de verdragen. In de praktijk heb je binnen de EU Europese politiepartijen, het zijn groeperingen van nationale politieke partijen die samenwerken op het Europese niveau. Alle partijen stellen Yasmine Ghys 30 een spitzenkandidaat voor. De lidstaten moeten daar dan nog mee akkoord gaan. Dan kan het spel beginnen van het kiezen van de andere kandidaten. De andere kandidaten worden door de lidstaat zelf voorgedragen. Wie de lidstaten sturen is het gevolg van interne politieke discussie. Elke lidstaat is in principe vrij om zelf iemand voor te stellen als kandidaat commissaris. In de praktijk gaf Juncker te kennen dat hij Marianne Theyssen heel graag wou, op basis van genderkwesties en een voorgedachte bevoegdheid voor haar. Al die kandidaten moeten onafhankelijk zijn. Onafhankelijkheid en bekwaamheid zijn de belangrijkste criteria. Eerst moet de kandidaat-voorzitter goedgekeurd worden door de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid en met gewone meerderheid door het Europees Parlement. Dan krijg je een lijst van commissarissen. Voor de Europese commissie kan aantreden zijn er hoorzittingen in het Europees Parlement, dat zijn een soort van examens. Al die kandidaten moeten het gaan uitleggen in het Europees Parlement. Alle parlementsleden hebben zich voorbereid en ze kunnen vragen stellen. Dit is een belangrijke stap, die democratische controle. Bij elke commissie is er wel een kandidaat die in die fase sneuvelt. Het Europees Parlement gaat dan dreigen die commissie niet goed te keuren. Volgens de wet kan het parlement niet 1 persoon afkeuren, enkel de volledige commissie. In de praktijk gebeurt dit wel, het parlement dreigt gewoon om de volledige commissie niet goed te keuren als 1 commissaris niet voldoet. Dan begint de oefening helemaal opnieuw. Het land kan een andere kandidaat voorstellen en dan kunnen die portefeuilles herschikt worden tot die goedgekeurd wordt. Dan kan er een commissie aantreden voor 5 jaar. Vorig jaar is een nieuwe Commissie aan zijn werkzaamheden begonnen. Er zijn nu nog steeds 28 commissarissen, nochtans staat er in het verdrag dat vanaf 1 november 2014 het aantal leden minder zou bedragen dan het aantal lidstaten. Het zouden er 2/3 van het aantal lidstaten moeten zijn. Hoe komt het toch dat we er nog steeds 28 hebben? In het artikel zat een achterpoortje, met eenparigheid van stemmen kon men dit toch wijzigen. In 2013 heeft men beslist om toch nog de volgende commissie 28 leden te hebben, toch nog het principe van 1 commissaris per lidstaat te hanteren. De voornaamste reden had te maken met problemen met de inwerkingtreding van het verdrag van Lissabon. Het had wat voeten in de aarde, er was een negatieve uitkomst bij het ratificatiereferendum in Ierland. De bevolking had zich uitgesproken tegen de inwerkingtreding. 1 van de wijzigingen die men heeft aangenomen toen, was een politieke verklaring, een belofte dat de volgende Europese commissie toch nog evenveel commissarissen zou tellen als lidstaten. Het is een soort compromis met Ierland. De Commissie heeft een ambtstermijn van 5 jaar. De voorzitter heeft een heel belangrijke rol, hij verdeelt de portefeuilles. Hij is de eerste die wordt aangesteld. Hij kan vragen aan commissarissen om ontslag te nemen. Yasmine Ghys 31 22-24 mei 2014 27 juni 2014 15 juli 2014 10 septembe r 2014 29 septembe r 2014 • Verkiezingen Europees Parlement • Europese Raad draagt Juncker voor als kandidaat voorzitter • Europees Parlement stemt in met kandidatuur-Juncker • Juncker stelt nieuwe Commissie voor • Hoorzittingen • Goedkeuring Europees Parlement en Europese Raad 1 november 2014 • Nieuwe Commissie start werkzaamheden Er zijn ook een aantal vicevoorzitters. Die werken rond hele specifieke thema’s. Hoge Vertegenwoordiger Ze heeft 2 petten, vertegenwoordiger van de lidstaten voor buitenlands beleid en de commissaris voor buitenlands beleid. Ze heeft 3 functies, ze voert het buitenlands- en veiligheidsbeleid uit in naam van de Raad, ze is vicevoorzitter van de Commissie en ze is ook voorzitter van de raad buitenlandse zaken. Zij vertegenwoordigt zowel de lidstaten als de Unie. Het doel was om de samenhang van het EU-extern beleid te gaan versterken. Hoe kon de EU met een eenduidige stem spreken op het internationaal vlak? Om daar een antwoord op te geven werd die functie gecreëerd. Haar dubbele rol blijkt uit de aanstellingsprocedure. Ze wordt enerzijds aangesteld door de Europese Raad, rechtstreeks door de lidstaten en anderzijds door het Parlement en de Raad als lid van de Commissie, net zoals andere commissarissen. Ze heeft echt die 2 belangrijke functies die ze combineert. Afdeling 2. Besluitvorming Besluitvorming is via consensus. Ze komen elke week samen in Brussel waar ze bij consensus een aantal zaken bespreken. Afdeling 3. Bevoegdheden Er is een lange lijst met belangrijke bevoegdheden. De Europese Commissie is de initiator voor Europese wetgeving voor quasi alle domeinen waarop de EU wetgeving aanneemt, behalve het buitenlands- en veiligheidsbeleid. De Europese Commissie moet een wetgevend voorstel indienen. Heel beperkt heeft de commissie ook wetgevende bevoegdheden, het is vooral de Raad en het Europese Parlement die de wetgeving gaan aannemen. De commissie kan soms heel beperkt uitvoerings- of gedelegeerde handelingen aannemen. Wanneer je al EU-wetgeving hebt, kan het zijn dat de commissie daar nog technische voorwaarden gaat verduidelijken. De Commissie is ook verantwoordelijk voor de onderhandeling met derde landen. De Commissie gaat ook vaak adviezen en aanbevelingen doen. De Commissie ziet toe op de naleving van het EU-recht door de lidstaten, ze verzamelt allerlei klachten. Als een lidstaat zich niet gedraagt, dan kan de Commissie een lidstaat voor het Hof dagen. Het ziet ook toe op de naleving van ondernemingen, dit is een specifiek Yasmine Ghys 32 domein van het mededingingsrecht. Die regels zijn vermeld in artt. 101 en 102 VWEU. Het kan boetes opleggen op ondernemingen die de EU-wetgeving niet naleven. Aangezien de Commissie zoveel bevoegdheden heeft, vind je overal veel verwijzingen naar de Commissie met duidelijk illustraties van de bevoegdheidsdomeinen. Strengere milieutest voor auto’s. Commissie beveelt terugbetaling belastingvoordelen. Ook in het kader van de begroting speelt de commissie een belangrijke rol. Hoofdstuk 5. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (artt. 251-281 VWEU) Afdeling 1. Samenstelling Het Hof omvat het Hof van Justitie, het Gerecht en de gespecialiseerde rechtbanken. Als we spreken over het Hof van Justitie van de Europese Unie, dan hebben we het over deze 3 instellingen. Er is een taakverdeling tussen die instellingen. Koenraad Lenaerts is de Belgische rechter. Binnen het Hof van Justitie heb je 28 rechters en 11 advocaten-generaal. Dat is een persoon die in onafhankelijkheid zijn licht laat schijnen op een zaak die voort het Hof komt. Hij publiceert zijn conclusies, zijn opinie. Die conclusie is niet bindend voor de rechters. Het heeft tot doel de rechters te helpen en hun redenering te onderbouwen. Het is belangrijk om zaken te begrijpen, het is vaak uitgebreider dan het Hof. De rechters hebben een doel, tot een arrest komen, dit is dus beknopter. Die rechters worden benoemd voor een periode van 6 jaar, dit kan verlengd worden. Men heeft al de beslissing genomen om het aantal rechters te verdubbelen. Het Gerecht bestond oorspronkelijk niet, werd in het leven geroepen in ’89. Omdat de werklast voor het Hof was te zwaar ten gevolge van de uitbreiding en de verdieping. Dat Gerecht heette oorspronkelijk het Gerecht van Eerste Aanleg, sinds het Verdrag van Lissabon is de naam gewoon het Gerecht geworden. De mogelijkheid van gespecialiseerde rechtbanken. Er werd in 2005 1 opgericht voor ambtenarenzaken en er is een voorstel om er 1 op te richten voor patenten, intellectuele eigendomsrechten, maar dit is tot op heden nog niet gerealiseerd. Afdeling 2. Besluitvorming Een arrest is een soort van compromis tussen visies van alle betrokken rechters. Het Hof werkt niet met het principe van dissenting opinions. Het is een tekst waar alle rechters zich in moeten kunnen vinden. Het Hof werkt met kamers van 3, 5, 13 of plenair, afhankelijk van de complexiteit van de zaak. Elke week komen alle rechters samen met de medewerkers en overlopen ze nieuw binnengekomen zaken. Ze gaan onder andere 1 rechter aanduiden als rechter-rapporteur en al enkele beslissingen nemen. Als het een complexe zaak is, is er een advocaat-generaal nodig. Men beslist ook naar welke juridische kamer een zaak gaat. Eenvoudige zaken gaan naar een kamer van 3 rechters, vaak heb je dan ook geen conclusie nodig. Iets complexer kan gaan naar kamer van 5 rechters en heel complexe zaken gaan naar een kamer van 13 rechters. Heel uitzonderlijk wordt een zaak plenair beslist, dan komen alle 28 rechters samen. Afdeling 3. Bevoegdheden Hof van Justitie Het is het Grondwettelijk Hof van de EU. Ze is bevoegd voor alle prejudiciële vragen, dit zijn alle vragen die komen van nationale rechtbanken. Als er een probleem is in verband met de Yasmine Ghys 33 interpretatie of toepassing van een verdragsregel, dan heeft de nationale rechter de mogelijkheid of de verplichting om een prejudiciële vraag te stellen. Alle directe procedures tegen de lidstaten. Als de Commissie een zaak voor het Hof brengt, is dit direct voor het Hof van Justitie. Wanneer een lidstaat niet akkoord gaat met bepaalde wetgeving die de Raad en het Parlement hebben aangenomen, dan kunnen zij dat aanvechten voor het Hof. Alle conflicten tussen de instellingen gaan ook rechtstreeks naar het Hof van Justitie. Gerecht Het Gerecht houdt zich bezig met alle directe procedures tegen instellingen, behalve degene die voorbehouden zijn voor het Hof van Justitie. Bv. Procedures die worden ingesteld door bedrijven tegen een beslissing van de Europese Commissie. De verhouding is zo dat er een hoger beroep mogelijk is tegen een beslissing van het Gerecht bij het Hof. o Commissie t. Ierland (Mox plant) Een energiecentrale die nucleair afval zou verwerken, zou komen op het VK. Het VK had zijn goedkeuring gegeven, maar die zou komen, gebouwd richting de Ierse zee. Als er ooit een probleem zou komen, zou het allemaal stromen in de Ierse Zee. Ierland vond dat die goedkeuring in strijd was met internationaalrechtelijke rechtsregels. Die goedkeuring was in strijd met VN-Zeerechtverdrag en met EU-wetgeving over de bescherming van het marine milieu. Ierland beslist een procedure te starten tegen het VK voor het arbitragetribunaal van de VN. Dat was opgericht in het kader van het internationaal zeerechtverdrag. Wat is het probleem? Onder internationaal recht kan Ierland dit doen. Onder Europees recht doet Ierland wel iets verkeerd, want Ierland heeft zich verbonden om alle conflicten voor het Hof van Justitie te brengen. Ierland had in eerste instantie de Commissie moeten raadplegen. Het Hof is exclusief bevoegd voor interpretatie en toepassing van het Europees recht met een nuance, de uitzondering is he gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid. Het Hof kan wel bepalen wanneer iets GBVB is en wanneer niet. Wanneer sancties worden aangenomen in het kader van het GBVB, dan gebeurt dit door de Raad, het Hof is niet bevoegd tenzij het sancties betreft van individuen. Afdeling 4. Procedures A. Rechtstreekse procedure Artikel Comm. LS E V Raad/EP Partic. VWEU 258 259 EV 263 E/V E E/V E 265 E/V E E/V E 268 V V E (E = eiser / V = verweerder) Yasmine Ghys 34 Een particulier kan geen lidstaat voor het Hof dagen, enkel de Commissie kan dit. B. Prejudiciële procedure Dit is de indirecte procedure. Die impliceert indirecte toegang tot het hof van Justitie. Dit betekent dat je een conflict met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van het EUrecht. Dit conflict zal in eerste instantie een conflict zijn voor een nationale rechter. Die nationale rechter kan steeds beslissen om de procedure op nationaal niveau te schorsen en een prejudiciële vraag stellen. Een conflict over de geldigheid gaat over het afgeleide of het secundaire recht, het gaat niet over de geldigheid van de verdragen, die zijn sowieso geldig. De interpretatie gaat over de uitlegging. Het is meer dan een advies, de uitspraak is bindend voor de nationale rechter. Het is niet alleen bindend voor de nationale rechter die de vraag stelde, maar voor alle nationale rechters in alle 28 lidstaten. Het fundamentele doel van die procedure is om de uniforme toepassing van het Europese unierecht in de lidstaten te gaan garanderen. Om er voor te zorgen dat bv. het principe van vrij verkeer van personen en de uitzonderingen erop overal hetzelfde worden toegepast. Dit is de reden waarom het ook bindend is. Het is steeds de nationale rechter zelf die beslist om een vraag te stellen. In bepaalde gevallen zal hij verplicht zijn dit te doen. Dit is zo wanneer hij in laatste instantie oordeelt en er geen hoger beroep meer mogelijk. Wanneer hij wil afwijken van eerdere rechtspraak of wanneer de geldigheid betwist van het EU-recht, ook dan is hij verplicht een vraag te stellen. Dat concept van nationale rechterlijke instantie, lidstaten kunnen dit niet zelf beslissen. Zoals vele concepten en begrippen in de EU-verdragen is het een concept dat een Europeesrechtelijke definitie heeft gekregen. o Belov Er kwam een vraag uit een centrum voor gelijkekansenbeleid. Zo’n centra zijn opgericht op basis van Europese wetgeving. Er is een anti discriminatierichtlijn, die zegt dat er in elk land zo’n centrum moet zijn. In Bulgarije was er een klacht vanuit een Roma gemeenschap. Men had een elektriciteitsmeter hoog geplaatst op een plek waar er Roma was, ze dachten dat ze er anders mee gingen sjoemelen. De Roma vond dit discriminerend. Het Hof heeft geantwoord dat ze geen antwoord kon geven op de vraag van het centrum, ze kan enkel antwoorden op de vragen van nationaal rechtelijke instanties. Er moet een aantal criteria vervuld zijn opdat je een nationaal rechtelijke instantie bent. Je moet bv. een verplichte rechtsmacht hebben en het moet een uitspraak doen nadat alle partijen hun argumenten naar voor gebracht hebben in een procedure en heel cruciaal, het moet werken met onafhankelijke rechters. C. Adviesbevoegdheid Heel specifieke bevoegdheid waarbij het Hof zijn advies (ook dit is bindend) geeft over een voorgenomen internationaal akkoord. Dit is een akkoord dat nog niet formeel is gesloten. Dit kan voor of na de onderhandelingen gebeuren. Afdeling 5. Enkele voorbeelden van zaken voor het Hof o Commissie t. België België had wetgeving aangenomen die in strijd was met een bepaalde richtlijn over het inschrijven van voertuigen. De Commissie heeft België daarvoor naar het Hof gedaagd. o Duitsland t. Europees Parlement en Raad Duitsland was van oordeel dat bepaalde EU-wetgeving met betrekking tot reclame en sponsoring van tabaksproducten onwettig was. Duitsland betwist dat het Parlement en de Raad de bevoegdheid hadden om dergelijke verregaande Europese wetgeving aan te nemen. Yasmine Ghys 35 o Anged t. Fasga Prejudiciële procedure. Er was een conflict in Spanje tussen vakbonden en werkgevers over de interpretatie over het recht op jaarlijkse vakantie. Er is een richtlijn dat iedereen die werkt binnen de EU recht heeft op een minimum aantal dagen vakantie. Wat als u dan toevallig ziek wordt? Geldt dat ook nog voor de berekening van uw minimum aantal dagen verlof of heeft u gewoon pech gehad? De vakbond vindt dat dit er niet bijgerekend mag worden, ziek zijn is geen vakantie. Werkgevers zeggen pech, je hebt recht op 20 dagen en je was 10 dagen ziek. Het antwoord was dat ziekteverlof en vakantie anders is. Dit antwoord heeft in alle landen bindende kracht. Hoofdstuk 6. De Europese Centrale Bank (artt. 282-284 VWEU) De ECB heeft een belangrijke rol met betrekking tot de toezicht op de banken, het monetaire beleid van de EU. De rol is nog versterkt na de Eurocrisis. Het is een belangrijke instelling met beperkte maar zeer uitgebreide, specifieke bevoegdheden. Hoofdstuk 7. De Rekenkamer (artt. 285-287 VWEU) De rekenkamer is belangrijk omdat die controle uitoefent op de inkomsten en uitgaven van de EU. Die stelt jaarverslagen, audits en Europese projecten op. deze worden gepubliceerd op de website van de rekenkamer. Hoofdstuk 8. Andere organen en instanties van de EU niet vermeld in art 13, lid 1 VEU Europees Economisch en Sociaal Comité Dit comité bestaat uit 353 leden, die benoemd zijn voor 5 jaar. Het zijn vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers, belangengroepen (o.a. boeren, consumenten) Comité van de Regio’s Dit bestaat ook uit 353 leden, eveneens benoemd voor 5 jaar. Hier zijn het vertegenwoordigers van lokale en regionale overheden Dit zijn 2 adviserende instellingen. Ze moeten geraadpleegd worden voor bepaalde wetgeving. Europese Investeringsbank Die is relevant voor financiering van bepaalde Europese projecten, ze kent leningen toe aan de lidstaten. Ombudsman Hier kan je bij gaan klagen. Europese Dienst voor Extern Optreden Die is relatief nieuw. Hij heeft specifiek tot doel om de coherentie van het EU extern beleid te versterken. Die functioneert onder leiding van de Hoge Vertegenwoordiger en is eigenlijk een soort van diplomatieke dienst van de EU. Agentschappen Dit zijn instituties die een heel specifieke rol krijgen. Je hebt er 1 die zich bezig houdt met merkenrechten, gendergelijkheid, voedselveiligheid. Het zijn allerlei experten die gaan kijken of er nieuwe wetgeving nodig is. Yasmine Ghys 36 Deel IV. Bronnen van EU-Recht Primaire bronnen Secundaire bronnen * Internationale akkoorden * Autonome rechtshandelingen - Wetgevingshandelingen - Gedelegeerde en uitvoeringshandelingen Hoofdstuk 1. Primaire rechtsbronnen Dit is het grondwettelijk recht van de EU, de wetgeving die is aangenomen door de lidstaten als een grondwettelijke autoriteit. Het zijn de documenten waarin de lidstaten de regels rond de bevoegdheden hebben vastgelegd. Dit kan door het Hof van Justitie geïnterpreteerd worden, maar de geldigheid ervan kan niet worden betwist. Afdeling 1. Oorspronkelijke basisverdragen en wijzigingen van de basisverdragen De basisverdragen en de wijzigingen, dus de geconsolideerde versie van de VEU en VWEU. Het zijn de teksten die terug te vinden zijn in de codex. Afdeling 2. Het EU Handvest van de grondrechten Dit maakt ook deel uit van het primaire unierecht. Het heeft dezelfde juridische draagkracht als de verdragen zelf. Afdeling 3. Protocollen gehecht aan de Verdragen Deze protocollen regelen bepaalde uitzondering statuten. Afdeling 4. Toetredingsverdragen gesloten met nieuwe lidstaten Wanneer een nieuwe land toetreedt, ontstaat dit verdrag. Er kunnen overgangsregelingen in vastgelegd zijn. Hoofdstuk 2. Secundaire rechtsbronnen Dit zijn de handelingen van de EU-instellingen. Deze kunnen verschillende vormen aannemen. Binnen deze hiërarchie zijn er internationale akkoorden die de Unie kan sluiten met derde landen, deze hebben voorrang op autonome rechtshandelingen. Binnen de autonome rechtshandelingen is er nog een onderscheid tussen wetgevingshandelingen en gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. Yasmine Ghys 37 Afdeling 1. Verordening Een verordening heeft een algemene strekking, is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk. Dit betekent dat dit een type van rechtshandeling is, die heel verregaand is. Je hebt 1 soort van regelgeving die voor alle lidstaten op dezelfde manier geldt. Deze moet niet worden omgezet in de nationale rechtsorde, je hebt geen nationale wetgeving nodig en het is zelfs verboden die om te zetten. De specifieke doelstelling is uniforme regelgeving creëren in alle lidstaten. Een verordening kan zowel horizontale als verticale directe werking hebben. Je kan naar een nationale rechter gaan en een bron van het EU-recht inroepen, onafhankelijk van wat er in de nationale wetgeving staat. Horizontale directe werking betekent dat die verordening zal worden toegepast in een conflict tussen 2 particulieren. Verticale betekent tussen een particulier en de overheid. Wanneer de nationale rechter niet kan twijfelen over de betekenis van bepaalde woorden, de bepaling is duidelijk, dan zal de nationale rechter er rekening mee moeten houden in zijn oordeel. Afdeling 2. Richtlijn Een richtlijn is minder verregaand. Deze is verbindend voor de lidstaten en ten aanzien van het resultaat. Hier is er nog een flexibiliteit voor de lidstaten, ze moeten die omzetten in nationale wetgeving. Dit is een cruciaal verschil met de verordening. Het gaat wel degelijk om bindende wetgeving, maar het moet nog worden omgezet in nationale wetgeving binnen een bepaalde omzettingstermijn. Een richtlijn wordt vaak gebruikt als harmonisatie voor wetgeving. Men werkt met minimum of maximum normen, lidstaten kunnen zelf kiezen of ze liever minimum of maximum zijn. Een richtlijn heeft verticale, maar geen horizontale directe werking. Een richtlijn kan in sommige gevallen directe werking hebben, je kan dit enkel in een conflict met de overheid. Als de overheid bepaalde wetgeving moest aannemen en het dit niet gedaan heeft, dan kan je naar de nationale rechter stappen. Een richtlijn laat niet toe dat er horizontale directe werking is, je kan niet naar de rechter stappen indien je bv. een conflict met je buurman hebt. Yasmine Ghys 38 o Faccini Dori Dori is een Italiaanse studente, ze staat te wachten op een trein in Milaan. Ze wordt aangesproken door iemand die taalcursussen verkoopt. Hij wil haar een taalcursus aansmeren. Ze tekent een contract en ze realiseert zich achteraf dat het vrij duur is. Ze wil dat contract annuleren. Ze schrijft een aangetekende brief naar het brief, ze heeft zich bedacht. Dat bedrijf zegt dat je niet kosteloos kan annuleren, dit staat nu eenmaal in het contract. Ze krijgt een discussie, ze weigert te betalen en het komt voor een Italiaanse nationale rechter. Er bestaat Europese wetgeving inzake buiten verkoopruimte gesloten overeenkomst. Er staat expliciet dat er een minimumtermijn van 7 dagen moet zijn waarbinnen een overeenkomst kosteloos kan geannuleerd worden. Het tegenargument is dat het een richtlijn is, onder het Italiaans recht deed die man niks verkeerd, die richtlijn was niet omgezet. De rechter stelt een prejudiciële vraag aan het Hof, wat zijn de gevolgen? Kan mevrouw Dori zich daar op beroepen? Het zegt van niet, het gaat om een richtlijn. Moest het om een verordening gaan, dan zou ze dit kunnen. Een richtlijn is niet rechtstreeks toepasselijk, die moet nog worden omgezet, het kan uit zichzelf geen verplichtingen opleggen aan particulieren. Betekent dat dat mensen in een degelijk geval, wanneer een lidstaat een richtlijn niet heeft omgezet, pech heeft? Niet noodzakelijk. Er zijn ook een aantal belangrijke nuances. Er is de plicht tot richtlijnconforme interpretatie voor nationale rechters, dit noemen we ook wel de indirecte werking van de richtlijnen. Dit betekent dat u niet de richtlijn neemt, maar een nationale wet die op verschillende manieren kan geïnterpreteerd worden. Er zijn hier 2 randvoorwaarden aan verbonden: je moet een relevante nationale bepaling hebben en je kan die techniek van indirecte interpretatie van de richtlijn niet toepassen wanneer uw nationale wetgeving klaar en duidelijk is. Je kan geen contra legem interpretatie doen van je nationale wet. Een andere optie is om de lidstaat aansprakelijk te stellen voor het niet nakomen van zijn internationaalrechtelijke verplichting. Je doet dit niet voor het HvJ, daar staat geen dergelijke procedure voor. Je doet dit voor een nationale rechtbank, je gaat een schadevergoeding eisen. Deze procedure staat niet in de verdragen, maar het is een mogelijkheid die geschapen is via de rechtspraak van het Hof van Justitie. Het heeft deze voor het eerst gecreëerd in de zaak Francovich. o Francovich Er werd een richtlijn m.b.t. minimumbescherming van werknemers bij insolventie van de werkgever is niet omgezet in Italië ook al is de omzettingstermijn verstreken. Hij eist van schadevergoeding van de Italiaanse overheid, hij gaat naar de nationale rechter. De rechter wist niet goed hoe hij er moest mee omgaan. Hij stelt een prejudiciële vraag. Het Hof antwoordt dat dit voortvloeit uit het systeem van rechtsbescherming. Lidstaten hebben zich geëngageerd om alle verplichtingen na te komen. Er moeten 3 voorwaarden voldaan zijn. - Het moet gaan om een voldoende gekwalificeerde schending van het Europees recht. - De richtlijn moet rechten omvatten die belangrijk zijn voor particulieren. Die moeten af te leiden zijn uit de bepalingen van de richtlijn. - Er moet een causaal verband zijn tussen de schending en de geleden schade. Afdeling 3. Besluit Een besluit is een andere vorm van een EU-rechtshandeling. Voor het Verdrag van Lissabon bestond besluit als de term beschikking. Een besluit is verbindend in alle onderdelen, net zoals bij een verordening. Maar het is niet van toepassing voor iedereen, wanneer de adressaten vermeld worden is het enkel Yasmine Ghys 39 verbindend voor hun. Ze geven de mogelijkheid om bindende beslissingen te nemen in individuele situaties. Afdeling 4. Aanbevelingen en adviezen Deze zijn ook belangrijk, maar niet bindend. Als particulier kan je hier niet rechtstreeks rechten uit putten. o Grimaldi Grimaldi was een Italiaan die in België werkzaam was, hij had een ziekte. De Europese Commissie had een lijst aangenomen met een opsomming van ziektes waarvan de Commissie aanbeveelt dat deze zouden erkend worden als officiële beroepsziektes. Grimaldi had 1 van die ziektes, hij verwees in een procedure naar die lijst. Het Hof heeft gezegd dat het slechts een aanbeveling is, dit is niet bindend. Grimaldi kan hier niet rechtstreeks rechten uit putten. Wat als het een niet omgezette richtlijn was? Je kan je niet beroepen op de Francovich zaak, die gaat over het bekomen van schadevergoeding. De vraag is of je je kan beroepen op de richtlijn. De richtlijn moet duidelijk en onvoorwaardelijk zijn en de termijn moet verstreken zijn. Dit is een toepassing van de verticale, directe werking van een richtlijn. Waarom is er een onderscheid tussen verordeningen, richtlijnen en adviezen? Het heeft te maken met de bevoegdheden die de EU heeft. 1 van de basisprincipes is dat de EU enkel wetgeving kan aannemen binnen het kader van haar bevoegdheden. Die bevoegdheden liggen vastgelegd in de verdragen. Aanbevelingen en adviezen kunnen indirect een aantal implicaties hebben. Men heeft het soms over soft law, dit betekent dat je je rechten niet kan claimen voor een nationale rechter. Hard law is bindend juridisch recht. Soft law wordt gebruikt als een hulpmiddel bij de interpretatie van nationale wetgeving die wordt aangenomen ter uitvoering van EUwetgeving. Afdeling 5. ‘ad hoc’ handelingen (niet in Art. 288 VWEU) Soms kan je nog andere handelingen van de EU tegenkomen. • Resolutie Deze wordt aangenomen door het Europees parlement, ze doet dit om haar eigen standpunten te verduidelijken over een bepaalde problematiek. Deze zijn niet bindend. • Mededeling, richtsnoer, gedragscode Dit wordt vaak gebruikt door de Commissie in het kader van het mededingingsrecht. • Groenboek Groen betekent niet noodzakelijk milieu, het kan daar wel over gaan. Een groenboek is een soort document opgesteld door de Commissie om het debat over de aanpak over een bepaalde problematiek te stimuleren. • Witboek De Commissie stelt dit op, het is een gedetailleerd draaiboek van alle wetgevende initiatieven die de Commissie zal nemen om een bepaalde problematiek aan te pakken. Yasmine Ghys 40 Afdeling 6. En verder Internationale akkoorden Deze zijn te situeren binnen het primaire recht en het klassieke secundaire recht. Internationale akkoorden moeten in overeenstemming zijn met het primaire recht, maar het secundaire recht moet in overeenstemming zijn met de internationale akkoorden. Je vindt de procedure in art. 218 VWEU. De Raad geeft een mandaat aan de Commissie om te onderhandelen. Na het einde van de onderhandelingen neemt de Raad een besluit waardoor een internationaal akkoord kan gesloten worden in naam van de EU. Het is bindend voor de EU en de lidstaten. Internationale akkoorden kunnen directe werking hebben. o Soysal Een Turkse onderdaan, hij is vrachtwagenchauffeur. In Duitsland wordt hij geconfronteerd met een probleem, hij heeft geen visum en mag niet binnen. Er is een verordening met een gemeenschappelijk visumbeleid. Soysal zegt dat de EEG in 1963 een associatieakkoord gesloten met Turkije. In 1970 werd daar een additioneel protocol aan toegevoegd, daar staat er een standstillclausule. Vanaf de inwerkingtreding van dat protocol mogen er geen bijkomende belemmeringen zijn op het vrij verkeer van werknemers en diensten tussen Turkije en de EEG. De standstillclausule impliceert ook dat er geen nieuwe beperkingen opgelegd kunnen worden. In Duitsland bestond er in 1970 geen visumplicht voor Turkse onderdanen. Duitsland zegt dat ze gewoon de verordening toepassen, ze zijn verplicht dit te doen. Er ontstaat dus een conflict tussen 2 rechtsbronnen van de EU. Het conflict werd opgelost op basis van de hiërarchie, binnen het rechtssysteem van de EU hebben internationale akkoorden voorrang op secundair recht. Hoofdstuk 3. Ongeschreven rechtsbronnen Hoofdstuk 4. Vindplaatsen Yasmine Ghys 41 Deel V. Wetgevingsprocedures Je hebt 2 grote categorieën sinds het Verdrag van Lissabon. De procedure die gebruikt wordt hangt af van de bevoegdheid van de EU en wat er in de specifieke verdragen staat voor bepaalde domeinen. De Commissie heeft een voorstel, het verwijst naar het relevante artikel in de verdragen. Dat artikel zal zeggen welke wetgevingsprocedure er moet gevolgd worden. Hoofdstuk 1. Gewone wetgevingsprocedures Deze wordt gebruikt in 90% van de gevallen. Deze procedure is vooral van toepassing op verordeningen en richtlijnen. Dit proces duurt gemiddeld 30 maanden. Dit kan enorm aanslepen, zeker wanneer er verschillende lezingen nodig zijn. Daarom wil men dit soms versnellen, hierdoor werkt men met trialogen. Dit zijn informele bijeenkomsten tussen een aantal vertegenwoordigers van de Raad, de Commissie en het Parlement. Die trialogen zijn belangrijk in de praktijk, het staat niet in de verdragen. Door deze bijeenkomsten duurt het gemiddeld 19 maanden, het nadeel is dat er kritiek op komt. Het is informeel, er zijn niet echt documenten van. 1. Initiatief van de Europese Commissie Dit kan het gevolg zijn van een burgerinitiatief, een lidstaat of een groen- of witboek. Het is enkel de Commissie die formele wetgevingsvoorstellen kan indienen. Deze stuurt het naar het Europees Parlement. 2. Eerste lezing door het Parlement Tijdens de eerste lezing onderzoekt het Europees Parlement het voorstel van de Commissie en kan het dat goedkeuren of amenderen. 3. Eerste lezing door de Raad De Raad kan akkoord gaan met het voorstel, dan is de wetgeving direct aangenomen. Is de Raad er niet mee akkoord, dan kan het wat amendementen suggereren. Hierna gaat het opnieuw naar het Parlement. 4. Tweede lezing door het Parlement Hier kan het Parlement akkoord gaan en wordt het voorstel aangenomen. Het Parlement kan het ook verwerpen of kan opnieuw een aantal aanpassingen doen waarna het opnieuw doorgestuurd wordt naar de Raad. 5. Tweede lezing door de Raad Het spelletje kan niet eeuwig blijven duren, als de Raad er niet mee akkoord gaat, gaat het naar een Bemiddelingscomité. 6. Bemiddeling Men gaat bemiddelen om tot een soort van compromis te komen. Als men niet tot een compromis komt, dan stopt de procedure. Als men wel tot een compromis komt, dan wordt het teruggestuurd naar het Parlement en de Raad 7. Derde lezing in het Parlement en de Raad Hier moeten ze het compromis goedkeuren, wordt het niet goedgekeurd, dan heb je geen nieuwe wetgeving. Yasmine Ghys 42 Hoofdstuk 2. Bijzondere wetgevingsprocedures Raadplegingsprocedure Goedkeuringsprocedure De Commissie stelt iets voor, de Raad moet erover beslissen. Het Europees Parlement kan het enkel goed- of afkeuren, het kan niet eens amendementen voorstellen. Dit is zo bij het sluiten van internationale akkoorden. Yasmine Ghys 43 Deel VI. Enkele basisprincipes van het EU recht Hoofdstuk 1. Het attributiebeginsel Dit noemt men soms ook het beginsel van de bevoegdheidstoedeling. Dit is terug te vinden in art. 5 VEU. Afdeling 1. Bevoegdheidsafbakening Men spreekt over een bevoegdheidscatalogus. Er wordt een onderscheid gemaakt. • Exclusieve bevoegdheden (art. 3 VWEU) Enkel de EU kan wetgeving aannemen op deze domeinen. Dit is een heel beperkte groep. o Commissie t. Raad, ERTA/AETR zaak Het gaat over een internationaal akkoord met betrekking tot het wegvervoer. Er was een dispuut tussen de Commissie en de Raad. Het betrof een dispuut over de onderhandeling en het sluiten van een Europese overeenkomst wat betreft de arbeidsvoorwaarden voor de bemanning van motorvoertuigen voor het internationale wegvervoer. De discussie betrof wie nu eigenlijk verantwoordelijk is om een dergelijk akkoord te gaan onderhandelen en sluiten? Is dit de EEG of de lidstaten? Transport is geen exclusieve bevoegdheid van de EU, het is een gedeelde bevoegdheid. De lidstaten waren van oordeel dat het sluiten van dergelijk akkoord hun bevoegdheid is. De Commissie was het daar niet mee eens, dergelijk akkoord kan negatieve implicaties hebben voor de interne Europese wetgeving, met name een verordening inzake rij en rusttijden van de bemanning van voertuigen in het wegvervoer. Het Hof zegt expliciet dat je niet enkel naar de tekst moet kijken, maar naar het algemeen gemeenschapsrecht. Er staat niet expliciet dat de Unie bevoegd is, maar de bevoegdheid kan voortvloeien uit andere bepalingen, wanneer de gemeenschap interne regels heeft aangenomen, dan vloeit er ook een externe bevoegdheid uit voort. • Gedeelde bevoegdheden (art. 4 VEU) Hier kunnen zowel de EU als de lidstaten optreden. Wanneer de Unie wetgeving aanneemt, moeten de lidstaten de wetgeving respecteren. Zolang de Unie nog geen wetgeving heeft aangenomen, kunnen de lidstaten vrij hun eigen wetgeving blijven aannemen. - Ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp * Dit is een uitzondering, het zijn gedeelde bevoegdheden en eveneens parallelle bevoegdheden. • Aanvullende bevoegdheden (art. 6 VEU) De kern van de bevoegdheden ligt bij de lidstaten, de Unie kan enkel coördineren. Het kan geen uniforme Europese wetten opleggen. • Sui generis bevoegdheden Dit zijn specifieke bevoegdheden die niet onder de ander categorieën vallen, zoals het Buitenlands- en Veiligheidsbeleid. Er is een flexibiliteitsclausule (art. 352 VWEU). Het is een soort van opvangnet wanneer zou blijken dat het optreden van de Unie nodig zou zijn om bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. Er is hiervoor geen aanknopingspunt in de verdragen, het is een specifieke procedure die moet gevolgd worden. Als alle leden in de Raad hiermee akkoord gaan en het Europees Parlement keurt het goed, dan kan alsnog EU-wetgeving worden aangenomen. Dit is met limieten, het kan niet op vlak van GBVB of om harmonisatiemaatregelen te nemen waar de verdragsbepalingen dit uitsluiten. Yasmine Ghys 44 Afdeling 2. Keuze van de rechtsgrond Elk voorstel van de Europese Commissie zal beginnen met een verwijzing naar een artikel in de verdragen, dit is de rechtsgrond. Er wordt naar verwezen als een keuze van constitutioneel belang, alles vertrekt van de rechtsgrond. Het bepaalt welke procedures gevolgd moeten worden, welke rechtsinstrumenten moeten worden aangenomen. Het heeft alles te maken met de verdeling van de bevoegdheid, zowel verticaal (tussen de Unie en de lidstaten) als horizontaal (tussen de EU-instellingen). Via de rechtspraak hebben zich een aantal basisprincipes ontwikkeld. Eerste basisprincipe is dat de instellingen niet vrij zijn om te kiezen welke rechtsgrond ze willen. De keuze moet gebaseerd op objectieve gegevens die voor rechterlijke toetsing vatbaar zijn. Die zullen te maken hebben met het doel en de inhoud van de handeling. De rechters lezen dit allemaal en beoordelen of het objectieve gegevens zijn. Ze voeren een zwaartepunttest uit. Ze gaan kijken wat de hoofddoelstelling is, indien er discussie is. De hoofddoelstelling gaat de procedures bepalen, die bepaalt alles, het is de rechtsgrond. Men spreekt hier ook van de absorptiedoctrine. De hoofddoelstelling absorbeert alle bijkomende doelstellingen. Uitzonderlijk kan gebruik gemaakt worden van een meervoudige rechtsgrondslag. Als rechters zeggen dat alle doelstellingen even belangrijk zijn, dan zal je meervoudige rechtsbasissen krijgen. Dit kan enkel wanneer de doelstellingen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere. Die combinatie kan enkel wanneer de procedures compatibel zijn, wanneer gelijkaardige procedurele vereisten gelden. Wanneer de procedures tegengesteld zijn, dan heb je een probleem en kan je de procedures niet combineren. o Commissie t. Raad - Titaandioxidearrest Het was een beroep tot nietigverklaring voor een richtlijn die was aangenomen met betrekking tot harmonisering van programma’s ter vermindering en opheffing van verontreiniging door afval afkomstig van de titaandioxide-industrie. De Raad neemt wetgeving aan na voorstel van de Commissie, de Commissie had een andere rechtsgrond aangenomen, het moest het vrij verkeer van goederen bevorderen. De Raad heeft de rechtsgrond aangepast naar milieubescherming. Je krijgt een discussie, wat is de nu de rechtsgrond? Voor de rechtsgrond van de Commissie moest de samenwerkingsprocedure gevolg worden, voor de rechtsgrond van de Raad geldt er eenparigheid in de Raad, na raadpleging van het parlement. Het Hof introduceert de principes van hierboven. Deze richtlijn heeft een tweeledig doel, bescherming van het milieu en verbeteren van concurrentievoorwaarden. 2 verdragsbepalingen, dit betekent 2 rechtsgrondslagen. Het gebruik van meervoudige rechtsgrondslag, kan enkel wanneer je de procedures kan combineren. Dit kan hier niet. Men heeft hier voor de grondslag van de interne markt gekozen. o Europees Parlement t. Raad Conflict kort na de inwerkintreding van het Verdrag van Lissabon. Het parlement vroeg de nietigverklaring voor een verordening van de Raad met betrekking tot beperkende maatregelen ten aanzien van personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, Al Q’aida en de Taliban. Men had deze aangenomen met als rechtsgrond art. 125, lid 2 VWEU, deze gaat over sancties in het kader van het GBVB. Als de Unie die maatregelen aanneemt volgens deze rechtsbasis dan betekent dit dat de beslissing bij unanimiteit moet gebeuren, die worden uitgevoerd door de Raad bij gekwalificeerde meerderheid. Het Parlement moet hier enkel van in kennis worden gesteld, het wordt er niet bij betrokken, het heeft geen recht om te gaan interveniëren. Het parlement gaat hier niet mee akkoord, ze zijn van oordeel dat er een andere rechtsgrond moet gebruikt worden: art. 75 VWEU. Daar staat in dat de Unie maatregelen kan nemen in de strijd tegen het terrorisme. Voor deze rechtsgrond geldt de gewone wetgevingsprocedure. Het Yasmine Ghys 45 Hof verwijst naar het arrest van de Titaandioxide, alles wat toen gebruikt werd, geldt nu nog steeds. Je kan deze rechtsgronden procedureel niet combineren. De keuze is gebaseerd op andere elementen, men gaat kijken naar de link met een VN-resolutie. Het Europees Parlement wordt in het ongelijk gesteld. Hoofdstuk 2. De beginselen van subsidiariteit en evenredigheid Ook al is de EU bevoegd, is het wel nodig om alles op Europees niveau te regelen? Het gaat over de uitvoering van de bevoegdheden, niet of de EU al dan niet bevoegd is. De doelstelling is om de bevoegdheden uit te oefenen zodanig dat deze zo dicht mogelijk bij de burger staat. Het is de meest democratische manier van wetgeving aannemen. Het staat in art. 5, lid 3 VEU. De Unie zal optreden voor de gebieden die niet onder haar exclusieve bevoegdheid vallen, slechts op indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kunnen worden bereikt. Voor alle wetgevingsvoorstellen is er nood aan een subsidiariteitstoets. Wanneer de Commissie een voorstel doet, dan zal ze de rechtsgrond moeten geven maar ze zal ook moeten motiveren waarom bepaalde wetgeving op het Europese niveau moet worden aangenomen. Ze moet motiveren wat de toegevoegde waarde is van wetgeving op het EU niveau in vergelijking met wetgeving die op het niveau van lidstaten of regio’s kan worden aangenomen. De controle op die subsidiariteitstoets gebeurt voornamelijk door de nationale parlementen. Alle EU-wetgevingsvoorstellen gaan naar de nationale parlementen, die krijgen 8 weken om die voorstellen te bekijken en na te gaan of zij van oordeel zijn dat de voorstellen in overeenstemming met de subsidiariteitstoets. Dit is de prioritaire controle. Hier geldt de gele en oranje kaartprocedures. Nationale parlementen kunnen een gele of oranje kaart trekken. Wanneer 1/3 van die nationale parlementen vindt dat het voorstel niet in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel, het is niet nodig om iets op EU-niveau te regelen, dan trekken ze een gele kaart. Dit is een waarschuwing aan de Commissie, het zal zijn voorstel dan moeten heroverwegen: het kan de nationale parlementen gelijk geven en het voorstel intrekken, ze kunnen het aanpassen of er gewoon mee verder gaan en de kaart naast zich neerleggen. Wanneer de helft van de nationale parlementen vindt dat er een probleem is, dan komt er een oranje kaart. Het is geen rode kaart, dus de commissie moet niet persee het voorstel intrekken, maar ze moet het toch heroverwegen. Als de Commissie beslist om gewoon verder te gaan, dan kan met gewone meerderheid in het Parlement of de Raad het voorstel geblokkeerd worden. De evenredigheidstoets, de proportionaliteitstoets, dit betekent dat moet worden nagegaan of de inhoud en de vorm niet verder gaat dan wat nodig om de doelstellingen van de verdragen te verwezenlijken. Het evenredigheidsbeginsel geldt ook voor de toetsing van de handelingen van de lidstaten. Hoofdstuk 3. Het beginsel van loyale samenwerking Dit is een algemeen principe dat terug te vinden is in de verdragen. Meer bepaald in art. 4, lid 3 VEU en art. 13, lid 2 VEU. Er is een positieve en een negatieve verplichting. Positief betekent dit dat lidstaten zich engageren om alle maatregelen te nemen om hun verdragsverplichtingen na te komen. Negatief betekent dit dat ze zich gaan onthouden van alle maatregelen die kunnen indruisen tegen hun verdragsverplichtingen en doelstellingen. Op zich is dit een heel abstract beginsel. Als je de rechtspraak van het Hof bestudeert, dan wordt er vaak naar dit beginsel verwezen. Yasmine Ghys 46 • Niet-contractuele aansprakelijkheid van lidstaten (zie: arrest Frankovich) Het Hof besloot dat dit beginsel voortvloeit uit de loyale samenwerking, lidstaten hebben zich geëngageerd om verdragsverplichtingen na te komen • Samenwerking met de Europese Commissie inzake inbreukprocedures (zie o.a. Mox zaak) Ierland was een procedure gestart tegen het VK voor een tribunaal en niet voor het Hof. De Commissie werd ook niet ingelicht, ook dit is een inbreuk. • Plicht om strijdige nationale regels buiten toepassing te laten • Plicht om arresten Hof van Justitie na te leven • Internationaal optreden van de lidstaten mag uniform optreden van de Unie niet ondermijnen Hoofdstuk 4. Het gelijkheidsbeginsel Dit heet ook het principe van non-discriminatie. Het is niet exclusief voor het Europees recht, het komt ook voor in het nationaal recht. Dergelijk principe is fundamenteel binnen het recht van de EU. We maken een onderscheid tussen een aantal mogelijke hypotheses. Je gaat soortgelijke situaties gelijk gaan behandelen. In een verschillende situatie ga je dan ook verschillend handelen. Je moet rekening houden met verschillen, als je dit niet doet kan je terechtkomen in een situatie van discriminatie. Het kan verschillende vormen aannemen, er zijn verschillende vormen van discriminatie te onderscheiden. Heel belangrijk is het onderscheid tussen directe en indirecte discriminatie • Direct: je gaat een gelijke situatie verschillend gaan behandelen op basis van een expliciet onderscheidingscriterium. Bv. nationaliteit. Het is in principe verboden tenzij het gerechtvaardigd wordt door bepalingen die expliciet in de verdragen staan. Bv. Openbare orde en veiligheid. • Indirect: je gaat een onderscheid maken, niet op basis van een verboden onderscheidingscriterium, maar op basis van een andere criterium maar er treedt toch een klassieke vorm van discriminatie op. bv. woonplaatsvereiste, in de praktijk zullen de eigen onderdanen bevooroordeeld zijn. Ook indirecte discriminatie is in principe verboden. In principe, er kunnen rechtvaardigingsgronden zijn. Er kunnen objectieve redenen zijn, die dergelijke indirecte discriminatie kunnen gaan rechtvaardigen. Bv. bij een job waar je snel ter plaatse moet zijn, dan kan je eisen dat deze binnen een bepaalde straal gaat wonen. Er zijn enkele zaken met betrekking tot de toegang tot musea die deze discriminatie duidelijk maken. o Commissie t. Spanje (Musea I) Spaanse onderdanen hadden gratis toegang tot de musea, voor onderdanen van andere EU-lidstaten geldt deze regeling niet. In de EU-verdragen staat er dat er niet kan gediscrimineerd worden op grond van nationaliteit, tenzij voor redenen van openbare orde en veiligheid. Dit is dus een duidelijk voorbeeld van directe discriminatie op grond van nationaliteit. Het onderscheidend criterium is de Spaanse nationaliteit en dit kan niet gerechtvaardigd worden. De zaak komt voor het Hof, want dit kan niet en Spanje wordt veroordeeld. Je kan geen onderscheid maken op grond van nationaliteit. o Commissie t. Italië (Musea II) De Commissie start opnieuw een inbreukprocedure, dit keer tegen Italië. De regeling zegt dat er enkel gratis toegang is voor personen die hun woonplaats hebben in de gemeente Yasmine Ghys 47 of regio waarin het museum gevestigd is. Het is dus geen discriminatie op grond van een nationaliteit. Er staat nergens in een verdrag dat je geen onderscheid mag maken op basis van woonplaats, dit is een vorm van indirecte discriminatie. Het Hof verwijst naar het beginsel van gelijke behandeling, het Hof zegt dat dit beginsel niet enkel directe en zichtbare discriminatie op grond van nationaliteit verbiedt, maar ook alle vormen van verkapte discriminatie. Dit betekent dat door andere criteria te gebruiken, dit toch tot hetzelfde resultaat leidt. Het zullen toch Italianen blijven die van deze maatregel kunnen genieten, dit is dus nog altijd benadelend voor onderdanen van andere EU-lidstaten. Dit is dus ook discriminerend en verboden. Het Hof zegt dat voor een maatregel als discriminerend te beschouwen het niet vereist is dat alle onderdanen begunstigd zijn. Zijn er rechtvaardigingsgronden? Italië verwijst naar economische motieven. Italianen betalen belastingen, die worden gebruikt om de musea te onderhouden. Het Hof zegt hierover dat dit argument niet aanvaard wordt. De redenen van economische aard worden niet aanvaard, zuiver economische doelstellingen worden niet beschouwd als dwingende redenen van economisch belang die een belemmering kunnen vormen van 1 van de fundamentele verdragsvrijheden. In casu, dus in deze zaak, heeft de Italiaanse overheid onvoldoende kunnen aantonen dat er een rechtstreeks verband bestond tussen de belastingheffing enerzijds en de toepassing van de tariefvoordelen voor de toegang tot de musea en openbare monumenten anderzijds. Dit betekent niet dat een dergelijk argument niet aanvaard kan worden, het kan eventueel wel maar niet in deze zaak. Het Hof laat open dat wanneer je kan aantonen dat wanneer het effectief zo is, dat er een directe link is tussen de belastingheffing en degene die gratis toegang krijgen, zou het een objectieve reden kunnen zijn. Italië wordt dus ook veroordeeld. Voorbeeld 2: Toegang hoger onderwijs, als je gaat studeren in het buitenland, kan het zijn dat je meer moet betalen dan de inwoners. o Gravier Gravier was een Franse studente die in Luik een beroepsopleiding wou volgen. Ze wordt geconfronteerd met de vaststelling dat zij meer moest betalen dan Belgische studenten. Het Hof vindt dit niet kunnen, dit is directe discriminatie op basis van nationaliteit. Toen was er nog geen Europees burgerschap, er was nog de klassieke interne markt. Er was recht op vrij verkeer, maar dit enkel wanneer het gekoppeld was aan het recht op vrij verkeer. o Blaizot In deze zaak werd bevestigd dat je ook voor universitaire opleidingen niet kan gediscrimineerd worden op basis van nationaliteit. Je kan niet zomaar meer geld vragen van studenten die geen onderdaan zijn van het land. o Bressol De Franse Gemeenschap van België beperkt de inschrijvingen voor het aantal nietingezeten studenten voor enkele medische opleidingen. De zaak komt voor het Hof, is dit wel in overeenstemming met het beginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit? Het Hof stelt vast dat het gaat over indirecte discriminatie, het zullen vooral Belgen zijn die begunstigd worden. De eigen onderdanen worden indirect beschermd. In principe is dit verboden. Zijn er mogelijke rechtvaardigingsgronden? De Franse Gemeenschap zegt dat dit onderscheid nodig is op grond van volksgezondheid. Velen keren, eens ze afgestudeerd zijn, terug naar hun eigen land. Er zou een tekort kunnen ontstaan in de Franse Gemeenschap zelf, vandaar is er de nood dat er voldoende opgeleide medici zijn in de Franse Gemeenschap. Het was een prejudiciële vraag, er kwam een klacht van een Franse student tegen de Franse Gemeenschap. Het Hof zegt dat het een redenering is die mogelijk te volgen is, volksgezondheid is belangrijk. Het is aan de nationale rechter Yasmine Ghys 48 om na te gaan of er effectief zo’n risico is. Dat moet met concreet cijfermateriaal aangeleverd worden. Je moet aantonen dat de beperking noodzakelijk is en evenredig. Als al deze voorwaarden vervuld zijn, dan kan een dergelijk beperkend criterium worden aanvaard. In deze zaak is de beperking gerechtvaardigd. o Bidar Franse student die in ’98 gaat naar het VK om middelbaar onderwijs te volgen. Hij wil hierna hoger onderwijs volgen. Hij doet een vraag voor een studielening. Deze wordt geweigerd, voor u een lening krijgt moet je in het VK gevestigd zijn. Hij woonde er wel, maar als student kwam je niet in aanmerking om het statuut gevestigd persoon te krijgen. Dit leidt tot de vraag of dit wel in overeenstemming is met het principe van nondiscriminatie op grond van nationaliteit? Het gaat om indirecte discriminatie, vooral Britten zijn begunstigd. Kan dit gerechtvaardigd worden? Het VK argumenteert dat ze niet aan iedereen een studielening kunnen toekennen, anders wordt het systeem onbeheersbaar. Ze willen enkel een lening geven aan personen die voldoende geïntegreerd zijn in de samenleving, vandaar het criterium van vestiging. Antwoord van het Hof: het begrijpt dat er een criterium moet gehanteerd worden, een integratie is een legitiem doel maar de manier waarop je dit doel nastreeft is niet proportioneel. Als een persoon al 3 jaar middelbaar heeft gedaan in het VK, daar kan je wel al spreken van een integratie. Bij rechtvaardigingsgronden altijd rekening houden met 2 aspecten!! Wat is het doel dat wordt nagestreefd? Is dit een legitiem doel, maar ook is de maatregel nodig om het doel te bereiken en is het proportioneel aan die doelstelling? Er kan ook sprake zijn van omgekeerde discriminatie. Dit betekent dat de eigen onderdanen of nationale situaties minder gunstig behandeld worden dan onderdanen of situaties van andere landen. Je hebt nationale wetgeving die voordeliger is voor onderdanen van andere lidstaten. Is dit ook verboden? Mag je je eigen onderdanen discrimineren? Het is niet verboden onder het EU-recht, dit is het gevolg van het attributiebeginsel. Het gaat om interne situaties die niets met het Europees recht te maken hebben. Als dit zich voordoet, dan is het aan het nationale recht om dit op te lossen. Meestal doet deze situatie zich niet voor, toch zijn er enkele situaties waarbij dit voorkomt. o Vlaamse zorgverzekering Deze werd ingesteld op grond van Vlaamse wetgeving. Een Vlaams decreet stelde bijkomende sociale bescherming in voor personen die wonen in Vlaanderen of Brussel. Er kwam een opmerking vanuit de Europese Commissie, dit voorstel van wetgeving is in strijd met het EU-recht, je hebt hier een woonplaatsvereiste en het zullen vooral Belgen zijn die begunstigd zijn. De Vlaamse wetgeving wordt hierdoor uitgebreid, nu krijgen ook personen die in een andere lidstaat wonen maar die in Vlaanderen of Brussel werken ook toegang tot deze bescherming. Er is nu geen discriminatie meer inzake het vrij verkeer van personen, dus vanuit het perspectief van het EU-recht. Wat dan met personen die in Vlaanderen of Brussel werken maar in Wallonië wonen? Dit is een voorbeeld van omgekeerde discriminatie, eigen onderdanen worden benadeeld. Deze zaak gaat naar het GwH, het stelt dat er Europeesrechtelijk gezien geen probleem is. Dit moet opgelost worden binnen het nationale rechtsstelsel van de lidstaten. Er is geen sprake van discriminatie, wel van verschillende behandeling, maar deze is het gevolg van de interne bevoegdheidsverdeling in België. Hoofdstuk 5. Het beginsel van wederzijdse erkenning Dit principe is een heel belangrijk beginsel, maar het staat niet in de verdragen. Het is ontwikkeld via de rechtspraak van het Hof. Yasmine Ghys 49 o Cassis de Dijon De Franse Cassis de Dijon heeft een alcoholpercentage tussen de 15 en 20%. In Duitsland was er een nationale wetgeving die bepaalt dat likeur enkel kon verkocht worden wanneer die minstens 25% alcohol bevat. Dit was een probleem voor de producent, het kon niet op de markt gebracht worden. Is dit een maatregel van gelijke werking? Je mag niet de invoer van goederen gaan beperken tot bepaalde hoeveelheden. De zaak gaat naar het Hof en het maakt enkele belangrijke opmerkingen. Als er geen gemeenschappelijke regeling is, dus geen Europese harmonisatiewetgeving, zijn lidstaten vrij om hun eigen nationale wetgeving aan te nemen. Die eigen nationale wetgeving kan een belemmering vormen van het handelsverkeer tussen de lidstaten. Die belemmering is toegestaan voor zover daar dringende behoeften voor zijn. Die Duitse wetgeving is een disproportionele belemmering. Duitsland verwijst naar consumentenbescherming en alcoholisme, het Hof gaat hier niet in mee. Je kan andere maatregelen nemen, bv. duidelijk het alcoholpercentage op de verpakking zetten, dit is wel proportioneel. Een volledig verbod is onevenredig. Op basis van deze zaak zijn er enkele basisregels uitgewerkt. Het principe van wederzijds erkenning, uit die zaak volgt dit beginsel. Het betekent dat producten moeten worden toegelaten wanneer zij in een lidstaat van oorsprong zijn geproduceerd en in handel gebracht zijn volgens de voorschriften. Je hebt een product, rechtmatig geproduceerd in Frankrijk, op de markt gebracht in Frankrijk volgens de Franse regels, als dit het geval is, dan kan dit product in principe onder dezelfde voorwaarden verkocht worden in de andere lidstaten. In principe, er zijn uitzonderingsgronden mogelijk. Wat is het risico? In het land waar de standaarden en vereisten het laagst zijn, raise to the bottom, de producten die daar geproduceerd worden, zullen overal moeten aanvaard worden. Dit is de keerzijde van dit beginsel. Om dit risico tegen te gaan, zijn er enkele uitzonderingen. Die is terug te vinden in art. 36 VWEU. Wanneer er sprake is van discriminerende maatregelen, wanneer nationale wetgeving enkel geldt voor ingevoerde producten en niet voor nationale producten. Dan kan dit enkel gerechtvaardigd worden op grond van de overwegingen in dit artikel. Je moet aantonen dat je nationale regel nodig en proportioneel is. Wanneer er geen sprake is van discriminatie dan geldt de rule over reason, dit betekent dat je ook nog andere rechtvaardigingsgronden kan inroepen die niet vermeld staan in art. 36 VWEU zoals bv. consumentenbescherming of milieubescherming. Het principe van wederzijds erkenning speelt enkel in situaties waar er geen richtlijnen bestaan. o Mayonaisewet Je hebt een Belgische wetgeving die strikt zegt wat er in mayonaise moet zitten, enkel wanneer er aan deze voorwaarden voldaan zijn, kan je er het etiket “Mayonaise” op plakken. Andere lidstaten zijn hier niet door gebonden, maar mogen hier wel hun mayonaise verkopen. Dit is oneerlijk, het is een vorm van omgekeerde discriminatie. Er is dus de vraag om de Belgische wetgeving aan te passen. Yasmine Ghys 50 Deel VII. Actualiteitsaanvulling: de Europese Unie in crisis Hoofdstuk 1. De eurocrisis Afdeling 1. De achtergrond De eurocrisis heeft te maken met de economische en monetaire unie binnen de EU. Men heeft dit gedaan door een aantal criteria in het verdrag in te schrijven, dit zijn de Maastrichtcriteria. Die voorwaarden zijn te vinden in art. 140 VWEU. Daarnaast, in 1997, spreekt men een aantal spelregels af om die stabiliteit van de economische en monetaire unie te gaan garanderen, dit is het Pact voor Stabiliteit en Groei. Het had tot doel om ook wanneer de euro wordt ingevoerd, om dan ervoor te zorgen dat staten geen buitensporige tekorten op hun begroting hebben opstapelen. Er is ook een specifieke procedure wanneer ze dit niet doen. Dit is het ‘buitensporigtekortprocedure’, die lees je art. 126 VWEU. Dat komt erop neer dat de Europese Commissie gaat toezien op de financiële situatie in de lidstaten. Wanneer lidstaten te grote tekorten zouden hebben op hun begroting, dan kan de Europese Commissie vragen aan de Raad om maatregelen te nemen. Het probleem met die procedure zoals ze toen in het verdrag stond, was dat de lidstaten zelf moesten beslissen om sancties op te leggen. De eurocrisis start in 2009 wanneer de Griekse regering bekend maakt dat het tekort van de begroting veel groter was dan wat men aan de Commissie had gecommuniceerd. Blijkbaar was het tekort 12,6% en niet 5,6%. Je krijgt een sneeuwbaleffect. De banken waren bang dat Griekenland de schuld nooit zou kunnen terugbetalen. De Griekse rentepremie schoot de lucht in, waardoor Griekenland nergens anders kon gaan lenen. Niet enkel wat betreft, ook andere landen uit de Eurozone die een hoge staatsschuld hadden krijgen hoge rentepremies. Dit is dus de crisis doordat de rente de lucht ingaat, kan de staat geen bijkomende leningen aangaan, waardoor ze andere schulden ook niet kunnen aflossen. Binnen de EMU heb je 2 luiken, het monetaire luik en het economische luik. Dat monetaire luik is een exclusieve bevoegdheid van de EU. Landen kunnen de waarde van hun munt zelf niet devalueren. Dit kan enkel op Europees niveau beslist worden. De economische unie, daar nemen vooral lidstaten de beslissingen. Lidstaten stellen hun eigen begroting op,… Er is enkel een beperkte controle op het EU-niveau. Na de eurocrisis wordt de controle op het economisch beleid door de EU versterkt. Yasmine Ghys 51 Afdeling 2. Aanpak eurocrisis Men heeft een aantal noodfondsen opgericht. Eerst waren er ad hoc fondsen, later een permanent. Men heeft zelfs een verdrag ondertekend tot oprichting van een Europees Stabilisatiemechanisme. Dit betekent dat de lidstaten zich engageren om een bepaalde som geld te geven aan 1 Europees mechanisme. In geval van een probleem, als iemand dreigt failliet te gaan, dan zou die eventueel geld kunnen krijgen van dat fonds. Dit bestond niet voor de eurocrisis, het is een bijkomende evolutie. Men maakt gebruik van de Europese instellingen, maar niet via secundaire EU-wetgeving, maar op basis van een bijkomend internationaal verdrag. Men heeft nog een aantal preventieve maatregelen genomen. • ‘sixpack’: versterking Stabiliteits- en groeipact (o.a. inzake sancties). • ‘twopack’: versterkte monitoring begroting lidstaten (o.a. Europees semester). • Begrotingspact (Fiscal compact): o.a. verplichte schuldenrem in nationale grondwetten. • Bankenunie: gemeenschappelijk bankentoezicht eurozone. Afdeling 3. De eurocrisis voor het HvJ Men heeft van alles gedaan om die sneeuwbal te stoppen. Er kwamen hier veel juridische vragen bij kijken. o Zaak Pringle Zaak uit Ierland, het is een onafhankelijk parlementslid die zich vragen stelde bij wat de EU deed om die crisis te verhelpen. Dat noodfonds, die beslissing werd genomen bij unanimiteit in de Raad, dit zijn de staatshoofden en regeringsleiders. Zij komen samen en ze hebben beslist om de verdragen te wijzigen waardoor een dergelijk permanent noodfonds kan worden opgericht. Men heeft dit gedaan met een vereenvoudigde herzieningsprocedure. Er werd met die herziening 1 paragraaf toegevoegd. Pringle had daar vragen bij, hij was er niet van overtuigd dat de voorwaarden van die herzieningsprocedure wel gevolgd zijn. Hij vroeg zich ook af dat oprichten van het noodfonds wel in overeenstemming is met het ‘no-bail out’ clausule (art. 125 VWEU), die betekent dat alle lidstaten verantwoordelijk blijven voor hun eigen schulden. Het Hof gaat vooral verwijzen naar de doelstelling van de ‘no-bail out’ clausule, het doel is om de begrotingsdiscipline te garanderen. Die financiële bijstand is in overeenstemming wanneer aan 3 criteria voldaan is: • Lidstaat zelf verantwoordelijk blijft voor zijn schulden t.a.v. schuldeisers. • Steun is gebaseerd op principe van conditionaliteit, er moeten voorwaarden aan verbonden zijn. • Steun beoogt de financiële stabiliteit van de eurozone. Het Hof doet dus een gunstige uitspraak, het permanent noodfonds kan blijven bestaan. o Zaak Gauweiler e.a. Duitse prejudiciële vraag van het GwH, de vraag betrof de comptabiliteit van het obligatie-opkoopprogramma (OMT) met bevoegdheden van de ECB. Draghi zei dat de ECB alles in het werk gaat stellen om de stabiliteit van de Eurozone te garanderen, hij zei dat hij alle schulden zal opkopen, ongelimiteerd! Vroeger was dit gelimiteerd. Als de ECB zich alle bevoegdheden zich toe-eigent, is dit dan in overeenstemming met de ‘nobail ou’ clausule? Het Hof heeft bevestigd dat er geen probleem is met de OMT, die ligt in de lijn van de bevoegdheden die de ECB al heeft. De zaak is nog hangende in het Duitse GwH. Yasmine Ghys 52 Hoofdstuk 2. De migratie-/vluchtelingencrisis Afdeling 1. Terminologisch kader Een migrant en een vluchteling, dat is niet hetzelfde. Wat is het juridische onderscheid? Een vluchteling is iemand die een internationale erkenning geniet op basis van de Conventie van Geneve, hij is gevlucht uit zijn land, omdat daar oorlog is. Zijn leven is in gevaar, als erkend wordt dat dit zo is dan krijg je het statuut vluchteling. Wat is dan een migrant? Een migrant wordt gebruikt wanneer iemand zijn eigen land ontvlucht is, maar niet noodzakelijk omdat zijn leven daar in gevaar is, maar gewoon om bv. economische redenen. Niet enkel wanneer je je land ontvlucht, je kan ook gewoon verhuizen van land. Het verschil is belangrijk. Als vluchteling heb je een pakketje aan rechten. Wanneer het gaat over een migrant, dan gelden die rechten niet. Wat is een asielzoeker? Iemand die een aanvraag indient om als vluchteling erkend te worden. Afdeling 2. Juridisch kader Je hebt een internationaal verdrag over de status van vluchtelingen, het is bindend recht binnen de EU. Het is dus geïntegreerd binnen het Europees recht. Er zijn 2 artikelen die verwijzen naar de Conventie van Geneve. Art. 78 VWEU en art. 18 Handvest van de Grondrechten. Binnen het toepassingsgebied van het Unierecht wordt er expliciet verwezen naar de Conventie van Geneve. Daarnaast zijn er specifiek regels over hoe men omgaat met asielzoekers en asielaanvragen. De Dublinconventie is geïntegreerd binnen het juridisch kader van de EU: de Dublinverordening, dit is een bindende EU-wetgeving. Die verordening omvat een aantal regels over hoe men binnen de EU omgaat met asielaanvragen. De bedoeling is om dat te doen op basis van een aantal gemeenschappelijke criteria, dit zijn de Dublin-criteria. Yasmine Ghys 53 In de praktijk worden vluchtelingen doorgestuurd en worden hun vingerafdrukken niet genomen in het land waar ze eerst toekomen. o MSS t. België en Griekenland Uitspraak door het EHRM. Deze uitspraak heeft geleid tot aanpassing van de Dublinregels. MSS is een Afghaanse man die als tolk werkte voor de NAVO-groepen in Afghanistan, hij werd bedreigd door de Taliban dus hij gaat via Turkije naar Griekenland. In Griekenland wordt hij geregistreerd via het EURODAC-systeem. Hij reist verder naar België, daar vraagt hij asiel aan. De Belgische autoriteiten sturen hem terug naar Griekenland op basis van de Dublinregels. In Griekenland wordt hij aan zijn lot overgelaten, er gebeurt niets en daarop gaat hij naar het EHRM. Hij begint een procedure op basis van art. 3 en art. 13 EVRM. De uitspraak verwijst naar een aantal rapporten van mensenrechtenorganisaties en komt tot de conclusie dat de omstandigheden voor de asielzoekers in Griekenland zijn ontoereikend. Griekenland wordt veroordeeld omdat het te weinig doet om asielzoekers te weinig op te vangen. Ook België wordt veroordeeld omdat het de man naar Griekenland heeft teruggestuurd, terwijl België op de hoogte was van de situatie in Griekenland. Die uitspraak heeft de Dublinconventie onder druk gezet. Men heeft de wetgeving dan ook aangepast. Afdeling 3. Gevolgen Dublin-overdrachten naar Griekenland worden niet meer mogelijk. Het HvJ heeft dit nadien bevestigd. o N.S. e.a. Het HvJ bevestigt en verwijst naar de MSS zaak. Je krijgt een toestroom van vluchtelingen en de bestaande middelen zijn niet meer adequaat. Een aantal landen waren het daar niet mee eens, maar uiteindelijk heeft men het doorgedrukt. Er is een soort van spreidingsmechanisme afgesproken. Men gaat hotspots gaan oprichten aan de buitengrenzen, dat zijn plaatsen waar veel asielzoekers toekomen. Daar gaat men mensen gaan registreren. Het is een lex specialis, een uitzondering op de algemene regel. Afdeling 4. En wat met Schengen? Wat is Schengen? Schengen is een instrument in het vrij verkeer van personen, het recht om naar een andere lidstaat te gaan. Het is 1 van de fundamentele basisobjectieven van die interne markt. Schengen was eerst een akkoord, nu is het geïntegreerd in de EU-wetgeving. Er zijn geen fysieke controles aan de binnengrenzen, maar wel sterkere controles aan de buitengrenzen. Dit wordt gesteund door Frontex. Dit is een EU agentschap die bevoegdheden en middelen gaat krijgen om de lidstaten te helpen bij het beheer van de buitengrenzen. Het is frontex die de hotspots in Italië en Griekenland zal gaan opstarten. Wat kan en wat kan niet onder de Schengenregels? Schengen afschaffen is een drastische maatregel. Het is een zodanig economische vrijheid die zo evident is, dat je klok niet zomaar terug kan draaien. Is het dan niet mogelijk om de grenzen beter te gaan controleren? Is het verboden om je grens te sluiten? Het is niet noodzakelijk verboden, er is een flexibiliteit. Het is mogelijk om tijdelijk grenscontroles in te voeren. Het moet tijdelijk zijn (max 30 dagen, maar dit kan verlengd worden), het moet gemeld worden aan de Europese Commissie en het moet zijn als antwoord op een concrete acute dreiging of een heel specifiek probleem. Ook via de rechtspraak heeft het HvJ een aantal zaken verduidelijkt over wat wel en niet kan binnen de Schengenzone. Yasmine Ghys 54 o Melki en Abdeli Zaak met betrekking tot het grensgebied tussen Frankrijk en België. Je had onderdanen die werden opgepakt in het grensgebied. Het bleek dat ze geen verblijfsvergunning hebben, maar ze gaan argumenteren dat het feit ze werden tegengehouden om hun paspoort te tonen, dit is in strijd met Schengen. De uitspraak van het Hof, die vindt ook dat wat Frankrijk gedaan heeft, dit kan niet. De politie heeft het recht om identiteitscontroles uit te oefenen maar wanneer identiteitscontroles vinden systematisch plaats aan de grens zonder specifieke reden, dan is dit in strijd met de Schengenregels. o Adil t. Minister van Immigratie, Integratie en Asiel Zaak op grensgebied tussen België en Nederland. Hier gaat het ook om onderdanen die opgepakt worden aan de grens en ze geven hetzelfde argument. Hier komt het Hof tot een andere uitspraak, de situatie in Nederland is anders. Het Hof kon aantonen dat daar de identiteitscontroles werden uitgevoerd met een specifiek doel, men had informatie dat daar een aantal mensen die geen verblijfspapieren hadden de grens zouden gaan oversteken. Yasmine Ghys 55