Wijziging WGA-wetgeving per 1 januari 2017 Per 1 januari 2017 vindt er een wijziging plaats in de arbeidsongeschiktheidswetgeving. Dit is het sluitstuk van de zgn. bezava-wetgeving, op basis waarvan eerder al de ziektewet is gewijzigd. De wijziging per 1 januari as houdt in dat je vanaf 2017 het volledige WGA-risico kunt onderbrengen bij het UWV of via het eigenrisico dragerschap bij een private verzekeraar. Verzuim en arbeidsongeschiktheid. Hoe is het nu geregeld? a. De eerste twee jaar Werknemers met een vast dienstverband hebben, als ze ziek worden, recht op loondoorbetaling gedurende een periode van maximaal 2 jaar. De werkgever heeft de mogelijkheid hier privaat een verzekering voor te sluiten. Gedurende die periode van 2 jaar moeten werkgever en werknemer er alles aan doen om de zieke werknemer te re-integreren in zijn eigen of ander (passend) werk. Dit vloeit voort uit de wet Verbetering Poortwachter. Ook werknemers met een tijdelijk contract of andere flexwerkers hebben recht op loondoorbetaling bij ziekte. Als echter na (bijvoorbeeld) een half jaar het contract eindigt, dan stopt ook de loondoorbetalingsverplichting. Zijn deze werknemers dan nog steeds ziek, dan kunnen zij een ziektewetuitkering krijgen van UWV, tot de termijn van 2 jaar is verstreken. Voor de financiering hiervan betaalt de werkgever een premie, de ziektewetpremie. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om het risico van de ziektewet zelf te dragen. De werkgever betaalt dan zelf de ziektewetuitkering aan zijn zieke ex-werknemer. Flexwerkers: wie zijn dat? In het kader van de bezava-wetgeving wordt onder “flexwerkers” verstaan: - werknemers met een tijdelijk dienstverband - werknemers die in de opzegtermijn ziek worden - werknemers die direct na ontslag (binnen 28 dagen) ziek worden en geen WW hebben - oproepkrachten Uitzendkrachten zijn ook flexwerkers, maar vallen onder de verantwoordelijkheid van het uitzendbureau dat ze uitzendt. b. Na twee jaar Als een werknemer 2 jaar ziek is, dan bestaat de mogelijkheid dat er recht ontstaat op een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering (WIA). Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen: De IVA. Dit is de inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten of De WGA. Dit is de regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten. De IVA is een regeling die vanuit een landelijke premie wordt gefinancierd. Gedachte hierachter is dat de werknemer die in de IVA terecht komt zodanig arbeidsongeschikt is dat de kans op herstel en hervatting van werk (nagenoeg) nihil is. Bij de WGA ligt dat anders, re-integratie is in deze regeling het uitgangspunt. Om deze reden is er een prikkel in de financiering (de premie) van deze regeling opgenomen: afhankelijk van de omvang van een onderneming wordt deze prikkel bepaald door het risico van de sector, het risico van de onderneming of een mix van beide. Kleine ondernemingen betalen dus de sectorpremie, grote ondernemingen de individuele premie en de middengroep een (gewogen) gemiddelde tussen beide. De grenzen voor klein, midden en groot worden uitgedrukt in premieplichtig loon. Voor 2016 zijn deze grenzen: Klein: ondernemingen met premieplichtig loon tot € 319.000,-. Midden: ondernemingen met premieplichtig loon tussen € 319.000 en € 3.190.000 Groot: ondernemingen met premieplichtig loon groter dan € 3.190.000. Onderscheid wordt gemaakt tussen WGA-vast en WGA-flex: bij WGA-vast gaat het om werknemers die vanuit een vast dienstverband in de WIA komen, bij WGA-flex om werknemers die vanuit de Ziektewet instromen. Hieronder een overzicht voor het jaar 2016 van de sectorpremies in sector 9 en de minimum- en maximumpremies voor grote werkgevers (de individuele premies) regeling sectorpremie Minimumpremie grote werkgever zw 0,47% 0,09% Wga-flex 0,34% 0,06% Wga-vast 0,46% 0,11% Maximumpremie grote werkgever 1,44% 0,96% 1,88% Voor ziektewet en WGA-vast is het mogelijk om eigen risicodrager te worden en dit risico te verzekeren bij een private verzekeraar of in eigen beheer te houden. Voor WGA-flex is tot nu toe alleen verzekering bij het UWV mogelijk. Wat verandert er per 1 januari 2017? Vanaf 1 januari 2017 worden WGA-vast en WGA-flex samengevoegd. Dit heeft een aantal consequenties: 1) Voor wie bij het UWV verzekerd is: vanaf 1 januari 2017 is er nog maar één WGA-premie in plaats van twee premies. De onderverdeling klein-midden-groot blijft wel gehandhaafd. 2) Eigen risico dragen voor WGA blijft mogelijk (en wordt dus mogelijk voor het flex-gedeelte). Maar het is wel alles of niets: ofwel het gehele WGA-risico wordt publiek verzekerd bij het UWV ofwel je wordt eigen risicodrager. 3) Eigen risicodragerschap moet worden aangevraagd. Dit moet voor 1 oktober as. bij de belastingdienst gebeuren. Let op: 1. Ook wie nu eigen risicodrager is voor de WGA (WGA-uitstapverzekering) moet dit opnieuw aanvragen. Doe je dat niet, dan ben je vanaf 1 januari 2017 automatisch verzekerd bij het UWV. Dan ben je verplicht 3 jaar publiek verzekerd. 2. Wie eigen risicodrager wil worden, heeft een bankverklaring of een garantieverklaring van de verzekeraar nodig. Die moet met de aanvrage eigen risicodragerschap (aan de belastingdienst) worden meegestuurd. Er is enige tijd nodig voor de verwerking van een en ander, zeker als er een verzekeringsofferte moet worden uitgebracht. Dus zet dit proces tijdig in gang. Verzekeraars vragen om besluitvorming voor 1 september. 3. Bij terugkeer naar het UWV is hernieuwd eigen risicodragerschap pas na 3 jaar weer mogelijk. Dus wie nu eigenrisicodrager is voor WGA-vast en per 1 januari 2017 teruggaat naar het UWV kan op zijn vroegst per 1 januari 2020 weer eigenrisicodrager worden. Beëindiging van eigen risicodragerschap en terugkeer naar het UWV kan elk half jaar. Voor- en nadelen van het eigen risicodragerschap ten opzichte van de publieke verzekering bij het UWV - - - Schadelastbeheersing: de WGA is erop gericht dat arbeidsongeschikte werknemers weer reintegreren. Daarop heb je als werkgever geen grip als deze regeling is ondergebracht bij het UWV. Bij eigenrisicodragerschap is deze regierol beter in te vullen. Verzuim (de eerste twee jaar) en arbeidsongeschiktheid (de periode na 2 jaar) zijn nu nog vaak gescheiden trajecten. Als deze trajecten beter aan elkaar gekoppeld worden dan is er zowel op het gebied van verzuimmanagement als op het gebied van administratieve lasten winst te boeken. Dit is met de publieke verzekering eigenlijk niet te realiseren omdat het UWV in de eerste verzuimfase nauwelijks in beeld is. Qua financiering is er een groot verschil tussen grote en kleine ondernemingen. Kleine ondernemingen (tot ca 10 werknemers, zie eerder schema) betalen bij het UWV een sectorpremie, waarop het individuele bedrijf nauwelijks invloed heeft. Voor grote ondernemingen kan de premie bij het UWV nogal fluctueren en dan kan re-integratie en verzuimmanagement veel directer effect hebben. Voor bedrijven die in de middengroep zitten speelt dit -zij het in iets mindere mate- ook.