Zuid-Afrika Zuid-Afrika: greep krijgen op de toekomst Hélène Passtoors Honderd jaar oud, achttien jaar aan de macht en de relatie tussen het ANC en de grote zwarte meerderheid houdt stand. Dankzij en ondanks ... Dankzij de strijd, bevrijding en democratie, en de reële verbetering van het dagelijks leven van miljoenen armen. Ondanks onverminderde ongelijkheid, werkloosheid, uitsluiting en onzekerheid met als enige toevlucht de informele beredderingseconomie. Minder armoede en zelfs minder uitbuiting betekenen nog niet ontwikkeling. De eerste overgangsfase (1994-2009) stuurde aan op een neoliberale sociaaldemocratie. Ze bracht een uitstekend sociaal beleid en economische groei. Maar geen ontwikkeling en zelfs afbraak van de lokale industrie. Door gebrek aan structurele transformatie bleven de sociale verhoudingen intact en daarmee ondanks de verbeteringen ook het oude uitbuitingspatroon. Noch sociale uitkeringen noch positieve discriminatie transformeren. De vorming van een zwarte middenklasse transformeert ook niet. Een ‘sociaal contract’ onder toezicht van een ‘neutrale’ regulerende staat transformeerde al evenmin. De zwarte arbeidersklasse krijgt genoeg van het gebrek aan wezenlijke verandering; sociale onrust verbreidt zich. Voor de tweede overgangsfase zet het ANC in op economische en sociaaleconomische transformatie in een gemengde economie met een actief sturende ‘ontwikkelingsstaat’, een strategie die in Brazilië, India en ook China successen boekt. Opvallend zijn daarbij het antwoord op de globale crisis en o.a. de grote rol toebedacht aan de sociale economie. Maar het ANC moet ook dringend het eigen huis op orde brengen en het falende contact met de achterban herstellen. Het verleden van landroof, koloniale uitbuiting en apartheid legt nog steeds een enorme hypotheek op het land. voorbeeld van Mahatma Gandhi. In 1949 nam het ANC hun Actieprogramma aan, een strategische ommezwaai. zijn bestaan was het ANC een lobby van zwarte notabelen die met petities en vurige pleidooien een moreel beroep deed op humanisten in Zuid-Afrika en in Groot-Brittannië – Zuid-Afrika was tot 1960 nog een dominion van de Britse Kroon. Naar voorbeeld van de historische campagne tegen de slavenhandel hoopte het zo een einde te kunnen maken aan discriminatie, segregatie en het interne koloniale bestel. In tegenstelling tot de doodsstrijd van de plantageproductiewijze ten tijde van de campagne tegen de slavenhandel, waren de koloniale verhoudingen echter nog springlevend tussen de jaren 1912 en 1940. Het lobbyen van het ANC en zijn vrienden stuitte op een muur van geruste gewetens. De reactie had niet op zich laten wachten. In 1948 wonnen de extreemrechtse Afrikaner nationalisten van de Nasionale Party – waarvan velen met de nazi’s hadden geheuld en waarvan duizenden fanaten de oorlogsjaren in de gevangenis hadden doorgebracht – de blanke verkiezingen. Ondanks de enorme groei van het verzet en indrukwekkende landelijke protestacties in de jaren vijftig, consolideerden ze hun macht en zetten een tot het uiterste doorgevoerd koloniaal systeem op, dat social engineering, waaronder volksverhuizingen, inhield zoals de mensheid nog nooit gezien had: de apartheid. Terwijl het einde van het koloniale tijdperk langzaam maar zeker overal in de wereld in zicht kwam, doelde de apartheid op de eeuwige verankering van de blanke heerschappij in het Zuidelijke puntje van Afrika. In 1960 verklaarden de Afrikaner nationalisten alle bevrijdingsbewegingen onwettig en dreven ze ondergronds. Het ANC nam de wapens op, maar al vlug bleek de nieuwe strategie veel moeilijker dan verwacht en kwam de terugslag (zoals de arrestatie van Mandela en het hele hoofdkwartier in 1964 en de mislukking van door Che Guevara geïnspireerde guerrilla-invasies en ‘focos’ van gewapend verzet). Onder leiding van Oliver Tambo moest het ANC vanuit het buitenland volledig heropgebouwd worden. Introspectie, analyse en constant debat leidden tot de uitgekiende, meervoudige strategie aangenomen op het congres van 1969 in Morogoro en bijgesteld in Kabwe in 1985, die het ANC en het onder zijn vlag steeds wijder verspreide volksverzet in 1994 tot de bevrijding brachten. Al die tijd bleef de Nasionale Party aan de macht en Tijdens de Tweede Wereldoorlog vocht Zuid-Afrika mee aan de kant van de Geallieerden onder generaal Jan Smuts, die ook president was en een zekere liberalisering wilde doorvoeren van de raciale verhoudingen met meer faciliteiten voor de opleiding van een zwarte elite en toegang tot de vrije beroepen. Zo kon Nelson Mandela op de Universiteit van de Witwatersrand, de beroemdste ‘blanke’ universiteit, rechten studeren en later met Oliver Tambo het eerste zwarte advocatenkantoor openen in Johannesburg (in 1951). Anderzijds kwam er in de oorlogseconomie werkgelegenheid voor de onderdrukte rassen op niveaus waartoe ze voorheen weinig of geen toegang hadden. In dat veranderende klimaat richtten Mandela, Tambo,Walter Sisulu en enkele anderen in 1944 de jeugdbeweging van het ANC op en wisten ze geleidelijk de Het ANC (African National Congress of ouderen te overtuigen dat de tijd gekomen South Africa) viert in 2012 zijn honderd- was voor een volksbeweging en vreedste verjaardag. De eerste dertig jaar van zaam, maar militant massaprotest naar het JAARGANG 47 NUMMER 1 I LENTE 2013 41 I de apartheid van kracht en zadelde de jonge democratie op met een zware erfenis. Maatschappijmodel Als ongeveer tweederde van de ZuidAfrikaanse kiezers bij iedere verkiezing weer voor het ANC stemt, kan dat niet zomaar uit strijdnostalgie of trouw aan de bevrijdingsbeweging zijn zoals de ZuidAfrikaanse kranten zo zurig veronderstellen – hoewel dat kan meespelen. Want de relatie begon in feite niet bij de bevrijding in 1994, maar gaat minstens zo ver terug als 1955 toen het basisprogramma van het ANC werd uitgespeld. De overgrote meerderheid van de kiezers – de zwarte armen, arbeiders en naar land en werk snakkende plattelandsbewoners – ziet kennelijk tot dusver geen heil in een ander maatschappijmodel voor de toekomst. Noch in dat van de Zulu-nationalisten van de Inkatha Freedom Party, noch in dat van de liberale Democratic Alliance, de enige oppositiepartijen van numeriek belang. In 1955 werd de ‘Congres Alliantie’ geboren en werden de grote lijnen voor een nieuwe samenleving na de apartheid neergelegd in het Handvest van de Vrijheid, het Freedom Charter. In de Congres Alliantie – of Congresbeweging – verenigden de verschillende takken van het verzet hun krachten onder leiding van het voorheen uitsluitend zwarte ANC dat de meerderheid en de meest onderdrukten vertegenwoordigde. De andere ‘Congressen’: het nog oudere Indian Congress (gesticht door Gandhi), de Coloured People’s Organisation (‘kleurlingen’) en het Congress of Democrats (blanken) gingen op in het ANC, terwijl de communistische partij SACP en de centrale van zwarte vakbonden, toen SACTU, nu COSATU, autonoom bleven in alliantie met het ANC. Deze alliantie hield al die jaren stand en vormt nu de regeringspartij. Het gemeenschappelijke basisprogramma, het Handvest van de Vrijheid, werd opgesteld na een grootse volksraadpleging. Niet minder dan 50.000 vrijwilligers doorkruisten de townships en het platteland om de opinies en verwachtingen van de mensen te verzamelen. De tien clausules voor een niet-raciale democratie voor alle inwoners, zwart en blank, werden besproken en gestemd door bijna 3000 afgevaardigden uit I 42 alle regio’s op een uniek Congress of the People dat de apartheidspolitie te laat uit elkaar knuppelde om de democratische aanname van het Handvest te verhinderen. Dit volkscongres blijft de meest representatieve en grootste volksraadpleging die ooit in Zuid-Afrika heeft plaatsgevonden. Vijf jaar later werden alle verzetsorganisaties verboden en begon de clandestiene strijd. Kiezen voor ‘Congress’ was een ideologische keuze voor het Handvest. In de loop van de jaren kreeg de congresbeweging veruit de meeste aanhangers. Dat betekent geenszins dat de bijdragen van het PAC, Pan African National Congress, een panafrikanistische afsplitsing van het ANC, en kleinere verzetsorganisaties evenals van de Zwarte Bewustzijnsbeweging van Steve Biko onderschat moeten worden, maar wél dat de meerderheid koos voor de ideologie van een niet-raciale, unitaire democratie. Later werd gelijkheid tussen man en vrouw toegevoegd en werd het ideaal een ‘niet-raciale, niet-seksistische democratie’. In ANC-taal heet het proces om die doelstellingen te bereiken de ‘Nationale Democratische Revolutie’, NDR (in tegenstelling tot bijvoorbeeld een socialistische revolutie of het panafrikanisme dat in principe blanken uitsluit als de kolonisatoren die niet in Afrika thuishoren). Als alliantiepartner beschouwt de SACP de NDR als een eerste revolutionaire fase en streeft op langere termijn een democratische socialistische revolutie na. Het adjectief ‘nationaal’ van de NDR duidt zowel op nationale eenheid alsook op de erkenning van de ‘nationale groepen’, zoals het Handvest de verscheidenheid van rassen en culturen noemt. En als uitdrukking van democratische eenheid in verscheidenheid duidt ‘nationaal’ eveneens op de afspraak dat de zwarte meerderheid ook in de leiding van de Alliantie – en in de regering – het overwicht moet hebben. (Een zekere mix is de regel geworden, maar is niet gebonden aan quota’s.) Een andere traditie die onder de cruciale, bijna dertigjarige leiding van Oliver ‘O.R.’ Tambo (van 1964 tot 1991) inwortelde, is collectief leiderschap: Tambo noemde zich primus inter pares, eerste tussen gelijken. Ook van de president, die normaliter eveneens de partijvoorzitter is, wordt dit verwacht, ook in beleidszaken. Deze traditie kreeg het al een beetje te kwaad onder Mandela (die behalve Walter Sisulu geen gelijken had in het hoogste orgaan) en vervolgens onder Thabo Mbeki, maar werd vanaf 2007 door Jacob Zuma in ere hersteld volgens de wensen van de meerderheid bij zijn verkiezing dat jaar tot partijvoorzitter. De NDR is nu gaande en constant op de lippen van regering en ANC. Het Handvest van 1955 blijft daarvan het basisprogramma. Alle aanhangers van het ANC kennen de titels van de tien clausules van buiten en citeren die veelvuldig in de vele politieke debatten. Velen kunnen de volledige tekst citeren en het politieke debat draait altijd om hoe de doelstellingen Nelson Mandela VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT Zuid-Afrika: greep krijgen op de toekomst - Hélène Passtoors concreet in te vullen, welke strategie te volgen en welk beleid te voeren in de huidige context en conjunctuur. Gelijke culturele en taalrechten en een einde aan alle racisme en discriminatie; gelijkheid voor de wet; een rechtvaardige verdeling van de rijkdommen van het land en een einde aan de heerschappij van de “monopolies en banken” over de economie; herverdeling van het land “onder hen die het bewerken”; recht op een woning met betaalbaar “comfort”(drinkwater, riolering, elektriciteit) en op gezondheidszorg; recht op onderwijs, de fundamentele vrijheden van mening, meningsuiting en beweging; recht op werk en veiligheid; vrede en vriendschap onder de burgers, met Afrika en de wereld … Dat is de korte inhoud van het Handvest van de Vrijheid waarvoor de Congres Alliantie onder leiding van het ANC als volksbeweging belooft te vechten “tot we onze vrijheid gewonnen hebben”.1 Niets van dit alles bestond onder de apartheid. De nominale bevrijding in 1994 en de instelling van een niet-raciale democratie – de ‘regenboog’ in de bevlogen metafoor van aartsbisschop Desmond Tutu – opende de weg naar die nieuwe samenleving. Maar zoals Nelson Mandela iedereen die daar nog niet van doordrongen was, op het hart drukte: “We zijn nog niet vrij, we hebben slechts de vrijheid verworven om vrij te worden”. Behalve het verdiepen van de democratie, vergt ware vrijheid ten eerste herstel van het ergste geleden onrecht en verregaande verwaarlozing, een zichtbare verandering in de levensomstandigheden van de armen en eeuwenlang achtergestelden. Maar diepe en duurzame verandering vereist emancipatie en sociaaleconomische integratie van de meerderheid. Met andere woorden: ontwikkeling, het centrale thema van dit artikel. Zuid-Afrika komt van heel ver en zal een lange, moeilijke weg moeten afleggen om die vrijheid voor allen te bereiken. Een stuk langer dan Mandela en zijn partijgenoten hadden gehoopt in 1994 … grenzen en beperkingen zijn onzichtbaar geworden. Want de verhoudingen tussen arm en rijk, hun respectievelijke woonplaats en recreatieve activiteiten, het gebrek aan interactie, slechte arme en goede rijke scholen, overbelaste staats- en comfortabele privéziekenhuizen, krotten- en villawijken, de kloof tussen stad en platteland, tussen voormalige bantustans2 en blanke landbouwgebieden, tussen zwarte en blanke leefwereld, zelfs tussen zwarte en blanke publieke opinie: dat alles is nauwelijks veranderd. Op menselijk vlak is Zuid-Afrika nog een gebarsten, op economisch vlak een gespleten samenleving. In de verhoudingen heeft een lichte verschuiving van ras naar klasse plaatsgevonden. Er is nu een zwarte elite van voornamelijk politici, nieuwe zakenlieden en intellectuelen, die meestal in voorheen ‘blanke wijken’ woont. Maar die is nog relatief klein en heeft vooral nog weinig te zeggen in de economie. De zwarte elite heeft wel bijna alles te zeggen in het staatshuishouden, maar nog erg weinig over de economische activiteiten en bijna niets over de bestemming van de winsten. Dat is wat men de ‘cappuccinosamenleving’ noemt: een grote zwarte laag onderaan met een laag wit schuim erop en wat chocoladestrooisel. Een cynisch, maar toch niet grotesk beeld: ook cappuccino vermengt zich immers niet vanzelf … De cappucinosamenleving In het verdeelde en gespleten Zuid-Afrika moet ontwikkeling dus gepaard gaan met transformatie . Want er huizen in feite twee werelden: een ontwikkelde wereld bewoond door de blanken en het ‘strooisel’ van donkere Zuid-Afrikanen die leven van de formele economie en relatief welvarend tot zeer welvarend zijn.3 En anderzijds een grote onderontwikkelde wereld waar de anderen wonen in armoede, zich moeten beredderen in de informele of ‘tweede’ economie, overleven van schaarse landbouw op uitgeputte grond of, als laatste strohalm, van kindergeld of pensioentjes waarvan ook een onbepaald aantal werkloze familieleden moeten leven. Die integratie is anno 2012 nog nauwelijks gevorderd. De versperringen, de verblijfs- en reisvergunningen, het gescheiden onderwijs en openbaar vervoer voor blank en zwart, de rassenwetten, dat alles is verdwenen, maar nog niet geschiedenis. Al die Ontwikkelingslanden en vooral landen met een economie nog gebaseerd op een (neo)koloniaal systeem bezitten een tweeledige economie: enerzijds een moderne ‘eerste’ of ‘formele’ economie verbonden aan de wereldeconomie en anderzijds JAARGANG 47 NUMMER 1 I LENTE 2013 een ‘tweede’ of ‘informele’ economie waarin allen die uitgesloten zijn van de grote economie zich moeten beredderen. In Zuid-Afrika is dat meer dan de helft van de bevolking en natuurlijk praktisch allemaal zwart. Die onderontwikkelde wereld vindt men in de zwarte townships rond de steden, in enkele andere arme voormalige ‘Indische’ of ‘kleurlingen’-buurten en in de voormalige bantustans op het platteland, die veelal ware reservaten van uitzichtloosheid zijn. Werkgelegenheid in de informele sector vindt men in kleine bedrijfjes zoals garages en andere werkplaatsen, kiosken, kleine cafés, eethuisjes, marktkramen. En ‘zelftewerkstelling’, zoals het in Zuid-Afrika heet, slaat op de vele straatverkopers, schoenmakers of -poetsers, kleermakers en naaisters, marketentsters, handwerklieden, velerlei diensten en dienstjes, kortom alles wat geld op kan brengen. Toeristen in Afrika vinden de vindingrijkheid in die wereld vaak ‘leuk’ of romantisch. Maar hoe romantisch is dat voor de mensen zelf? Temeer als je klanten de minst koopkrachtige zijn en je hele familie ervan moet leven? In het moderne Zuid-Afrika zie je niet zoveel romantiek. En in de townships gaat het ‘leuke’ er vlug vanaf omdat ook een groot aantal mensen er leven van kleine en ook minder kleine misdaad … Zuid-Afrikaanse townships tonen beter dan menig ander land het ware gezicht van de armoede en de informele economie. Het gaat om beredderen en meestal zelfs om overleven. De formele, ‘eerste’ of ook ‘nationale’ economie was daarentegen in 1994 ‘blank’ en is ook nu nog voor 90% in handen van blanken. De zwarte arbeiders en lagere bediendes die in de mijnen, fabrieken, dienstensector en de administratie werken, behoren in theorie tot de wereld van de formele economie. Ze vallen onder de arbeidswetgeving en loonovereenkomsten, zijn meestal lid van de vakbond, verdienen hogere lonen en kunnen bij ontslag soms al enkele maanden profiteren van de nieuwe werkloosheidsverzekering. Dat is niet het geval voor de informele sector. In werkelijkheid schipperen deze werkers echter constant tussen de formele en de informele beredderingseconomie. Dit niet alleen door de toch lage formele lonen, maar vooral door de arbeidsonzekerheid, de 43 I veelvuldige ontslagen, toenemende flexibiliteit en tijdelijke of interim-contracten, alsook meestal de vele werkloze familieleden die financieel van hen afhankelijk zijn. Ze kunnen op elk moment in de informele wereld teruggeworpen worden, en, zoals we zagen gedurende de recente mijnstakingen, leven ze vaak in even onmenselijke omstandigheden als de armsten, komen uit de armste gebieden, en zijn nog steeds bijna onveranderd onderworpen aan het systeem van de trekarbeid die onder de apartheid het summum van uitbuiting was. Een ander, recent fenomeen is toenemende uitbesteding (outsourcing) door formele bedrijven die een deel van hun productie onderbrengen bij informele bedrijfjes. Daarmee kunnen ze bezuinigen op het aantal werkers met formele contracten en de uitbuiting ook uitbesteden. Hoeveel werkers deze uitbesteding terugdwingt naar de informele sector, is niet bekend, maar ze is even aantrekkelijk voor formele werkgevers in Zuid-Afrika als delokaliseren is in de ontwikkelde wereld. van sommige stakingen. Er zijn alleen al dit jaar duizenden mijnwerkers summier ontslagen. Voor het patronaat is dat geen probleem, er staan miljoenen vervangers te wachten. Voor de ontslagen mijnwerkers die leven van trekarbeid, betekent ontslag terugkeren naar voormalige bantustans of regio’s waar al bijna helemaal geen werkgelegenheid voorhanden is, zoals de OostKaap waar veruit de meeste mijnwerkers in Marikana en op andere mijnen vandaan komen.4 Het chocoladestrooisel op de cappuccino betreft de zwarte elite. Maar als men over ontwikkeling en emancipatie spreekt, gaat het om de grote zwarte laag onderaan. Ontwikkeling gaat met andere woorden om de geleidelijke integratie van de informele in de formele economie (zoals in Europa waar de informele economie marginaal is en bestaat uit ‘in het zwart werken’ en de ondergrondse economie van illegale handel en misdaad). Emancipatie en ‘empowerment’ van de onderontwikkelde wereld, zowel in mentale zin als door opleiding, gezondheid en algemeen welzijn, zijn daarbij uiteraard essentieel. Maar het daarbij laten is als mensen plaats te doen nemen in de wagen, maar het paard vergeten. De Zuid-Afrikaanse economie werkt op twee versnellingen en verregaande ingebouwde ongelijkheid. Het paard voor de ontwikkelingswagen is een transformatie van de formele economie die integratie en een rechtvaardige verdeling van de inkomsten mogelijk maakt.5 De tot op zekere hoogte poreuze grens tussen de formele en informele economie neemt echter niet weg dat er twee scherp gescheiden werelden blijven. Opwaartse mobiliteit van informele bedrijfjes naar de grote economie is een eeuwige droom die bijna nooit werkelijkheid wordt, althans niet spontaan, zonder een specifiek en energiek doorgevoerd beleid. Terwijl duurzame opwaartse mobiliteit van werkers afhangt niet alleen van werkgelegenheid, maar ook van vaste, permanente contracten in de formele sector. Zonder economische transformatie krijgt men precies wat men nu ziet: de verhouDe tendens in Zuid-Afrika is echter naar ding tussen de zwarte onderlaag en de witte meer onzekerheid. De vakbonden proteste- schuimkraag is niet veranderd. Alleen is er ren daar luid tegen, en COSATU wil zelfs chocoladestrooisel toegevoegd. Dat is wat de overal opbloeiende interim-agentschap- de voortgaande ongelijkheid betekent. pen bij de wet verbieden. Die lijken inderdaad verdacht veel op de ronselaars onder Het Handvest van de Vrijheid sprak niet de apartheid en des te meer als het om trek- expliciet over sociale klassen. In die tijd arbeid gaat. De mijnwerkers en veel ande- van anticommunisme – de communistische ren kunnen wel staken voor hogere lonen partij was in 1950 verboden en ondergronds en betere huisvesting; ze willen beslist niet gegaan – vermeed men dat soort termen, dat ze moeten terugvallen op de beredde- die het Handvest meteen ‘communistisch’ ringseconomie, en dat is wat ze op ieder hadden gemaakt. Zo konden ook de grote moment riskeren, met name met wilde meerderheid van niet-communisten en stakingen en niet-erkende, soms onervaren mensen die de onderdrukking als louter raof onverantwoordelijke vakbonden of een cisme zagen, zich in de Congresbeweging gebrekkige wetgeving voor hun erkenning thuisvoelen. En natuurlijk leden zwarten (waar nu snel verbetering in komt). Dat ver- van alle sociale klassen en lagen onder raklaart ook gedeeltelijk de gewelddadigheid ciale onderdrukking. In latere documenten I 44 maakte het ANC echter een diepere analyse van de apartheid als een bijzondere vorm van intern kolonialisme waarin ras en klasse intiem vervlochten waren en waarvan uitbuiting van de zwarte arbeiders de onderliggende reden was.6 Ondanks alle nadruk sinds 1994 op de ‘regenboog’ en het ‘deracialiseren’ van de samenleving en ondanks het chocoladestrooisel, zijn ras en sociale klasse nog steeds intiem verbonden en de verhoudingen niet wezenlijk veranderd. Het chocoladestrooisel betekent dat de hogere lagen van de zwarte bevolking na de bevrijding een kans kregen om hun plaats in te nemen bij de (blanke) middenklassen en sommige bij de kapitalisten. De informele economie bleef echter wat ze altijd was: overlevingsstrategieën van het enorme zwarte arbeidersreservoir waarop het koloniale en apartheidskapitalisme altijd berustte en teerde. Uit dat reservoir putte het wat het aan arbeidskrachten nodig had en voor zo lang als het ze nodig had. Dat doen de formele bedrijven nog steeds, zij het dat ze onder de nieuwe arbeidswetgeving en CAO’s hun arbeiders iets beter moeten behandelen dan voorheen. Als de huidige tendens naar meer onzekerheid ergens op duidt, is het wel op een terugkeer naar de vrijwel onbeperkte discretionaire macht van het patronaat in het werven en ontslaan van zwarte werkers die de kern was van de apartheid. Welzijn en herstel van onrecht Het verleden van landroof, koloniale uitbuiting en apartheid legt nog steeds een enorme hypotheek op het land. Het Reconstruction and Development Programme (RDP) van 1994 van Mandela vermeldt cijfers waar je koud van wordt. In feite waren het nog ruwe schattingen want de apartheid liet geen betrouwbare gegevens na. De ware economische en sociale cijfers waren ‘staatsgeheim’, de demografische gegevens een benadering door middel van luchtfoto’s van townships en bantustans. Op een geschat totaal van 40,4 miljoen inwoners leefden er in 1994 17 miljoen burgers in absolute armoede, 4,3 miljoen gezinnen hadden geen behoorlijke woning (veel te laag geschat), 12 miljoen mensen hadden geen toegang tot schoon leidingwater, 4,6 miljoen volwassenen waren ongeletterd, de meeste woningen maar ook scholen en VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT Zuid-Afrika: greep krijgen op de toekomst - Hélène Passtoors Desmond Tutu ziekenhuizen hadden geen elektriciteit. Op werkloosheid onder de zwarten was nog moeilijker een cijfer te plakken omdat de blanke heersers de bantustans instelden als arbeidsreservaten waar mensen zich verder maar moesten behelpen. De eivolle, zogenaamd zelfbesturende of onafhankelijke bantustans moesten de werklozen uit de ‘blanke economie’ opvangen en daarmee was het werkloosheidsprobleem onder de zwarten uit de wereld geholpen. Op de eerste plaats wilde president Mandela de extreme armoede verlichten, de levensomstandigheden van de armsten draagbaar maken en hen een minimum aan comfort bieden in het ‘meest ontwikkelde land van Afrika’, zoals het apartheidsregime het noemde. Het schrijnendste onrecht moest hersteld worden voor hen die door hun werk en uitbuiting het land rijk hadden gemaakt. Ze moesten zo vlug mogelijk verandering zien en in staat gesteld worden om actief deel te nemen aan hun emancipatie en de ontwikkeling van het land. Zo kwamen er een minimumpensioen voor alle ouderen, kindergeld zodat alle kinderen goed gevoed konden worden en naar school gaan, invaliditeitspensioenen, gratis basiswoningen voor de armsten en gesubsidieerde woningen voor hen die een kleine hypotheek konden betalen. Sinds 1994 zijn sociaal beleid en huisvesting ten bate van de onderste lagen JAARGANG 47 NUMMER 1 I LENTE 2013 van de bevolking goed voor de helft van het staatsbudget. Er werden meer dan drie miljoen basiswoningen gebouwd. Nu woont een kwart van de bevolking in een nieuwe, vrolijk geschilderde woning van twee vertrekken met eventueel een aangrenzende overdekte leefruimte. Dit zijn voornamelijk mensen die voorheen woonden in krotten van karton en lekke golfplaten. In totaal woont 70 procent van de twaalf miljoen Zuid-Afrikaanse gezinnen nu in een echt huis, 14 procent in een traditionele hut, maar nog 16 procent in een krotwoning. Behoorlijke huisvesting voor allen blijft echter vechten tegen de bierkaai. Door de constante uittocht van het platteland, waar werkgelegenheid nog vele malen schaarser en de mogelijkheden om zich te beredderen nog veel geringer blijven, vindt in de stad iedere vierkante meter grond of kotje op de achtererven weer onmiddellijk bewoners. Ook verandert de gezinsstructuur snel, enerzijds door de strijd tegen het seksisme en de patriarchale verhoudingen, anderzijds door aids en andere epidemieën die vooral jonge volwassenen treffen. Het aantal eenoudergezinnen stijgt nog steeds en alleenstaande moeders vormen nu de hoofdmoot van de allerarmsten. Tot overmaat van ramp kreeg de regering in de eerste jaren bovendien te maken met oneerlijke aannemers en moeten veel huisjes belangrijke reparaties ondergaan of helemaal opnieuw gebouwd worden. Ook de spreiding van basisvoorzieningen vorderde zeer snel. In 2011 had 85% van de bevolking elektriciteit voor verlichting, en 91% toegang tot leidingwater waarvan rond 70% uit een kraan binnenshuis of op het eigen erf, en 60% heeft een wc.7 Maar de gezinnen moeten die diensten ook kunnen betalen… Negen miljoen gezinnen krijgen gratis een basishoeveelheid water en de prijspiramide van de elektriciteit is onlangs omgekeerd zodat de kleinste consumenten de laagste tarieven betalen. Het aantal woningen aangesloten op de riolering is ook enorm toegenomen. Het vieze, mensonwaardige open emmersysteem van de apartheid – een strontwagen komt dan tweemaal per week de volle emmers ophalen – is in formele woonwijken nu praktisch uitgeroeid. Desalniettemin nemen ‘dienstenprotesten’ de laatste jaren in omvang en intensiteit toe in krottenwijken die nog steeds niet ‘bediend’ worden. Dit protest keert zich vooral tegen het plaatselijke ANC, die van corruptie en onverschilligheid tegenover de noden van de mensen wordt beticht en niet zelden komt het tot geweld. De sociale uitkeringen bereiken hoe langer hoe meer hulpbehoevende gezinnen. In 2012 krijgen volgens vicepresident Motlanthe 15 miljoen van de 50 miljoen ZuidAfrikanen een uitkering, bijna zes maal zoveel als in 1996.8 Wie valt daar nog buiten? Voor tussen 2 en 3 miljoen kinderen in arme gezinnen wordt nog geen kindergeld uitbetaald en een onbekend aantal volwassenen (dat sommigen schatten op een miljoen) krijgt niet de sociale uitkering waar ze recht op hebben. Dit omdat ze nog niet ingeschreven staan in de burgerlijke stand en geen identiteitskaart hebben, of als gevolg van administratieve tekortkomingen. (In 1994 waren vele miljoenen zwarten niet ingeschreven, een zoveelste bewijs van wrede verwaarlozing en ondermaats bestuur in zwarte woongebieden, zowel stedelijke als landelijke. De administratie was gericht op repressie en vervolging. Dit is meteen ook een aanwijzing voor de enorme taak die het uitbreiden van de lokale administratie betekende en waarom er vooral op dat niveau nog zoveel problemen bestaan.) Verder behoren zes miljoen Zuid-Afrikanen tot gezinseenheden waar niemand een job of een uitkering heeft. En nog eens zo’n twee miljoen gezinsleden zijn afhankelijk van werkers met een inkomen onder de 45 I log”, zegt Motlanthe in deze context, “Een formule die werkt voor dit land”.12 Thabo Mbeki armoedegrens ... Deze cijfers zijn bovendien zeer gevoelig voor de fluctuaties in de economie. In geval van tegenslag kunnen ze heel snel oplopen. En wat dan? Vakbondcentrale COSATU en een netwerk van organisaties voeren actie voor BIG, een – zeer bescheiden – basisinkomen voor iedereen (ook wel ‘zekerheid zonder gezeur’ genoemd) in plaats van deze gerichte uitkeringen. Dan valt niemand naast het vangnet. Ook de voormalige minister Zola Skweyiya die dit sociaal beleid ontwierp en meer dan tien jaar lang uitvoerde, is ervoor gewonnen. Het ANC was echter bang dat het te duur wordt en mensen afhankelijk maakt van steun. Maar de meningen daarover verschillen. BIG kan bijvoorbeeld ook een geruststellende basis zijn om een bedrijfje op te zetten of te studeren als je niet meer de hele dag bezig hoeft te zijn om een paar centen bijeen te schrapen om te eten. De nieuwe werkloosheidsverzekering (Unemployment Insurance Fund, UIF) is vrijwillig, geldt alleen voor werkers in de formele sector, en staat nog in de kinderschoenen. In 2012 stonden 1.400.000 werkgevers en meer dan 8 miljoen werknemers ingeschreven bij de UIF en in 2011/2012 kregen 700.000 mensen een uitkering, waarvan 550.000 voor werkloosheid, de andere voor ziekte- of zwangerschapsverlof. Maar uit de totaalsom aan uitbetaalde uitkeringen in één jaar – een half miljoen Euro – blijkt al dat het nog een zeer beperkte zekerheid blijft. Je moet al vier jaar of langer gewerkt hebben om I 46 maximaal 58 procent (voor de laagstbetaalden) van je loon uitgekeerd te krijgen en dat voor uiterlijk 238 dagen (34 weken).9 Maar de echte domper is de prijs: de helft van de werkers in formele jobs verdienen niet genoeg om de maandelijkse premie te betalen. De UIF is tot nu toe slechts voor de hogere inkomens, geschoolde tot goed opgeleide werknemers die vrij gemakkelijk een baan vinden en houden. Het sociaal beleid heeft het leven van miljoenen Zuid-Afrikanen verbeterd. Maar de kloof van ongelijkheid blijft onveranderd. De top 10 procent van de burgers halen nog 50 procent van het totale inkomen binnen en de 10 procent armsten slechts 0,2 procent. Blanke gezinseenheden verdienden in 2011 nog altijd zes maal zoveel als zwarte, die bovendien meestal groter zijn (onder de apartheid was het gemiddeld acht maal zoveel). In alle versies komt de gini-coëfficient van Zuid-Afrika bij de allerlaatsten van het wereldpeloton. Volledige afhankelijkheid van staatssteun van een zo groot deel van de bevolking (nu rond 30%) houdt een begin van herverdeling van de inkomsten in, maar kan geen duurzame oplossing zijn voor armoede en ongelijkheid. De armoedegrens ligt sinds 2008 op 50 Euro per maand10, de absolute armoedegrens op 32 Euro. Dankzij de sociale uitkeringen is de absolute armoede tussen 1995 en 2005 gedaald van 53% tot 48%, maar dat is nog altijd bijna de helft van de bevolking.11 Er is dringende nood aan een groot integraal plan “zoals het compact dat de Duitsers ontwierpen na de Tweede Wereldoor- Op zichzelf is vooruitgang in de levensomstandigheden geen ontwikkeling, ook al wordt dat er vaak mee verward. Het is om te beginnen een begin van herstel van eeuwenlang onrecht en achterstelling. Vandaar ook het protest van degenen die nog geen huis en basisvoorzieningen hebben: ze voelen zich tekortgedaan in hun rechten. De bevrijding, de grondwet met de garantie van gelijke rechten, hun stem voor het ANC hebben niet het verwachte resultaat opgeleverd, hun geduld raakt uitgeput. De meesten hebben echter nog minder vertrouwen in de oppositiepartijen, waarvan de grootste of liberaal (met ‘blank’ en/of elite-imago …) of regionaal zijn. Maar de ANC-leiders lijken doof en ver weg in hun goede banen en mooie huizen. Hoe laat je als zwarte Zuid-Afrikaan weten dat je er schoon genoeg van hebt om je rechten nog steeds vertrapt te zien? Met geweld, gewelddadig protest … Hetzelfde geldt voor hen die nog steeds geen job kunnen vinden of ondanks hun job in armoede leven, ze uiten zich met geweld en wilde stakingen. Of op het platteland nog iets schuchterder met landbezetting. Voor veel Zuid-Afrikanen is geweld nog steeds de meest efficiënte manier van protesteren, een communicatietaal. En natuurlijk ís het sociaal onrecht. Ook al is zoveel onrecht heel moeilijk te herstellen in twintig jaar tijd. Bovendien maken een minimaal inkomen om te overleven, huisvesting en toegang tot moderne voorzieningen nog geenszins een einde aan uitsluiting en achterstand. Onderwijs, gezondheidszorg, sociale infrastructuur, toegang tot land … waar je ook kijkt, kampt het land met een opeenhoping van handicaps en ontoereikendheid die de meerderheid van de bevolking in de wurggreep van armoede en wanhoop houden. Op al die gebieden komt verandering van de grond, maar moeizaam en met vallen en opstaan. Het grote knooppunt blijft de economische en industriële transformatie. En dat is ook meteen de grootste beleidspuzzel. Thabo Mbeki’s economisch beleid (1996-2008) Vóór 1994 had de economische commissie van het ANC plannen gemaakt voor het economisch beleid na de apartheid.13 Ook VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT Zuid-Afrika: greep krijgen op de toekomst - Hélène Passtoors het IMF (Internationaal Monetair Fonds) had zijn plannen voor Zuid-Afrika al uitgespeld.14 Zodra het rond 1990 duidelijk werd dat het ANC de strijd ging winnen, hadden het IMF en de Wereldbank een aantal veelbelovende ANC-ers naar Washington gehaald voor stages of tijdelijke contracten om hen ‘voor te bereiden’. Zodra het ANC aan de macht kwam, boden deze instellingen vette leningen aan ‘om ontwikkeling snel op gang te brengen’. In die tijd werd het ANC van alle kanten gewaarschuwd voor zowel economisch als sociale meltdown. De overgeërfde economie was in slechte staat. Sinds het apartheidsregime met het ANC praatte, had F.W. De Klerk bovendien vlug de landgrenzen opengesteld en hadden de grote Zuid-Afrikaanse bedrijven zoals Anglo American hun kapitaal in Europa ‘in veiligheid’ gebracht. Maar alle stemmingmakerij en onzekerheid ten spijt schrok het ANC terug van het leningenaanbod van het IMF. Het besloot koste wat kost de handen vrij te houden om zelf te beslissen en de ‘lange weg van sparen’ op te gaan. Dat werd een constante van het beleid: de Zuid-Afrikaanse staatsschuld blijft uiterst laag. Ondanks de grote infrastructuurwerken ligt deze op 34% van het BNP (vergelijk met Brazilië: 54%, België: 100% of Nederland: 65%). Vanwege de globale crisis met als gevolg een verslechterde handelsbalans met name met Europa, de grootste handelspartner, maar wel degelijk ook door de sociale onrust en stakingen die onderbrekingen in de productie en onzekerheid met zich meebrengen, daalde de groei en steeg het begrotingstekort (tot 4,8%) voor het eerst in 2012. Volgens de minister zal de staatsschuld echter in de komende jaren beperkt worden tot hoogstens 39%.15 Dat blijft zeer laag vooral gezien de staatsinvesteringen voor ontwikkeling en het sociaal beleid dat jaarlijks de helft van het staatsbudget in beslag neemt. Kortom, Zuid-Afrika vermijdt dus angstvallig de vicieuze cirkel van grote IMF- en andere leningen ‘voor ontwikkeling’ waardoor zoveel ontwikkelingslanden met een onbetaalbare schuldenlast kwamen te zitten en er paradoxaal al vlug geen geld meer was voor een behoorlijk sociaal en ontwikkelingsbeleid (en zelfs de gezondheidszorg en het onderwijs in het slop geraakten). Door de weigering van zijn leningen kon het IMF ook niet de structurele aanpassing opleggen waartoe het zijn schuldenaars JAARGANG 47 NUMMER 1 I LENTE 2013 pleegt te verplichten, met name privatisering van de (vele) staatsbedrijven en het reduceren van de staat tot een dienende rol voor de privésector. Het ANC laat zich nooit gemakkelijk onder druk zetten en hier nam het een bijzonder wijze beslissing, zou later blijken. Het economische beleid GEAR (Growth, Employment and Reconstruction) dat toen nog vicepresident Thabo Mbeki (hij werd president in 1999) en Minister van Financiën Trevor Manuel ontwierpen, verbaasde daarom des te meer: het was een typisch neoliberaal beleid. Boze tongen zeiden: een vrijwillige structurele aanpassing. Een aanpassing aan de globale vrijemarkteconomie zoals het IMF al jarenlang oplegde aan ontwikkelingslanden die leningen afsloten voor hun ontwikkeling. Een ontwikkeling die nooit gebeurde. In veel landen gebeurde zelfs het tegendeel: ondanks vaak klinkende winsten van buitenlandse firma’s (12% winst op kapitaal is niet zeldzaam in Afrika), zakte het land dieper weg in de onderontwikkeling, het ‘onderontwikkelde’; meer mensen waren onherroepelijk aangewezen op de informele beredderingseconomie; de ongelijkheid nam toe.16 De wereldsituatie was sinds 1990 echter drastisch veranderd, de Berlijnse Muur en het hele Oostblok, belangrijke bondgenoten van het ANC, waren gevallen en de neoliberale globalisatie verspreidde zich als een vuurtje steunend op een ongehoorde consensus. Mede vanwege de barre en onzekere toestand van de Zuid-Afrikaanse economie meende Mbeki dat er onder die omstandigheden in Zuid-Afrika ook geen alternatief bestond voor een neoliberaal beleid en zette zijn wil door. Dat klonk vreemd, want Mbeki is een uitstekende econoom, die in Engeland opgeleid is en politieke economie in de Sovjet Unie studeerde. Ook zetelde hij lang in de leiding van de SACP. Anderzijds zagen weinig mensen een alternatief; er bestond een reële angst dat de economie helemaal in elkaar zou storten terwijl er juist investeringen nodig waren. Daar zette Mbeki op in: liberaliseren om buitenlandse investeringen aan te trekken en economische groei te bewerkstelligen. Die groei zou dan vrijwel spontaan leiden tot werkgelegenheid en zo zouden de armen en hun informele activiteiten langzaam maar zeker kunnen integreren in de grote economie. Mbeki begon met grote privatiseringsplannen, de klassieke manier om de staat uit de economie te werken, maar moest al vlug inbinden vanwege luid protest en onder meer een nationale staking van COSATU, de alliantiepartner. Alle strategische bedrijven, zoals die voor de basisvoorzieningen, bleven staatsbedrijven. Dat bleek zeer belangrijk voor de toekomst. Verder werd het zware deficit van de apartheidsstaat ingelopen en maakte de Zuid-Afrikaanse staat geen noemenswaardige nieuwe schuld. Dat was een doelstelling van GEAR die bereikt werd. Het lukte Mbeki om de bedrijfswereld te verleiden tot een sociaal contract, waarbij de vakbonden hun rol konden spelen en door hun inzet arbeidswetgeving, minimumlonen enzovoorts kregen. De lonen in de formele sector zijn hoog in vergelijking met de informele sector en met andere Afrikaanse landen (maar de kosten van het levensonderhoud ook). Ook aanvaardde de bedrijfswereld het principe van positieve discriminatie en ‘deracialisatie’ van de economie hoewel de medewerking niet altijd van harte ging ondanks de voordelen die eraan verbonden waren. Met iedere sector van de economie onderhandelde de regering samen met de vakbonden en organisaties van het maatschappelijk middenveld een ‘win-win’-akkoord met de bedrijfswereld voor positieve discriminatie in de aanwerving en promotie van personeel en opleiding in de werkplaats, alsmede steun aan de jonge ‘zwarte’ bedrijven door bij hen bij voorkeur aan te kopen. Dat zijn de sectoriële Black Economic Empowerment (BEE)akkoorden, ook genoemd ‘brede BEE’ of BBEE omdat het zwarten uit alle lagen van de bevolking betreft.17 Mbeki overtuigde de privésector ook van de noodzaak om nieuwe zwarte zakenlieden toegang te geven tot de directiekamers en bedrijfsraden, zogenaamd ‘nauwe BEE’, ook ‘deracialisatie van de economische macht’ genoemd of letterlijker ‘deracialisatie van het eigendom van het kapitaal’, d.w.z. deelname aan het kapitaal van grote bedrijven en multinationals of meer in het algemeen, als nieuwe klasse, aan het grootkapitaal dat de nationale economie beheerst. Deze zwarte aspirant-zakenlieden kopen dus een goed pak aandelen, een hoog genoeg percentage om als belangrijke mede-eigenaars te kunnen zetelen in de 47 I had van de hoge sferen van de economie. De basis van het ANC – zowel nu als tijdens de bevrijdingsstrijd – is echter de grote zwarte meerderheid die voortleeft in armoede, onzekerheid en uitbuiting, de zwarte arbeidersklasse (met ook een minderheid ‘bruine’ werkers). Voor hen doet positieve discriminatie niets om de eenvoudige reden dat ze niet concurreren met blanke arbeiders. Jacob Zuma bedrijfsraad. Zo kreeg een aantal talentvolle ANC-leiders inzicht in de werking van de grote bedrijven en omdat ze politiek actief blijven, kan de regering en het ANC van hun opgedane kennis en ervaring profiteren. Dat is wat de nieuwe ‘patriottistische bourgeoisie’ werd genoemd. De meest succesvolle leden ervan, zoals Cyril Ramaphosa, nu de rijkste zwarte zakenman, houden hoge posities in het ANC en zijn collega Tokyo Sexwale is nu weer minister van Human Settlements (urbanisatie en huisvesting). Daarmee werd een begin gemaakt met het spreiden van economische macht naar een nieuwe zwarte bezittende klasse (hoewel deze na achttien jaar nog slechts 10% van de economie in handen heeft). Ook in andere opzichten bereikte Mbeki zijn doelstellingen. Het lukte hem om de economie te stabiliseren, het gevaar voor economische meltdown werd afgewend. Het gemiddelde groeicijfer sinds 1994 ligt op bijna 4%, terwijl de economie onder de apartheid al sinds de jaren zeventig niet meer dan gemiddeld 1% groei had gekend. Rond 2000 werden de groeicijfers indrukwekkend; tot de globale crisis begon te bijten, schommelden ze rond 6%. Dit alles droeg bij tot een zeker vertrouwen in de toekomst bij de grote economische spelers in binnen- en buitenland. Zuid-Afrika kreeg de status en kenmerken van een ‘emergente’ economie, een ‘rijk’ ontwikkelingsland ook wel ‘groeiland’ genoemd. Zo werd het beleid voorgesteld en zelfs critici zullen moeten toegeven dat Mbeki’s balans veel positiefs bevat. De vraag is echter: wat was zijn strategie voor een I 48 sociaaleconomische transformatie? Mbeki’s beleid stuurde aan op een soort van neoliberale sociaaldemocratie met een grote rol voor de vakbonden en een onderhandelingscultuur met de privésector binnen een markteconomie waarvan de ‘vrije markt’ de richting bepaalde. Een strategie voor economische transformatie ontbrak. Hoe kan men dan de verhoudingen veranderen tussen het dominerende grootkapitaal – dat in Zuid-Afrika monopoliekapitaal is – en de werkers, inbegrepen de miljoenen zwarte werklozen en de informele sector? Het uitstekend sociaal beleid transformeert niet; betere gezondheidszorg en onderwijs ook niet. Maar positieve discriminatie transformeert in Zuid-Afrika al evenmin. Mbeki zette een aanvankelijk nauwelijks opgemerkte ideologische verandering op gang die het ANC nog lang parten zal spelen. Het verloor het contact met de basis en tegelijk kwam intern een morele aftakeling op gang die wellicht nog moeilijker te herstellen is. Een en ander heeft enerzijds te maken met de aard van de apartheid en de overgeërfde sociale verhoudingen en anderzijds met de rol van de staat in verandering en transformatie. Natuurlijk is positieve discriminatie of ‘deracialisatie’ (brede BEE) uitstekend in zoverre als het discriminatie in de aanwerving van werkers betreft. Ook is zeggenschap voor zwarten in de economie zeer wenselijk en betekenen progressieve, politiek door de wol geverfde succesvolle zakenlieden in principe een kostbare aanwinst voor het ANC dat weinig of geen concrete kennis en ervaring Dat was precies het eerste doel van het apartheidssysteem: apartheid moest blanke arbeiders beschermen tegen de concurrentie van hun talrijke zwarte collega’s. (Toen de Afrikaner nationalisten aan de macht kwamen in 1948, waren ze vooral bezorgd voor de drommen arme ongeschoolde Afrikaners die een grote crisis in de landbouw ontvluchtten.) Het tweede, primaire doel was om het kapitaal en de ‘blanke’ economie tot grote bloei te brengen door hyperuitbuiting van de grote zwarte arbeidersklasse. (De zwarte boeren waren al geproletariseerd in het koloniale stadium toen het de blanke boerenkolonisten en later de mijnen vooral ontbrak aan blanke arbeiders.18) De blanke staat zorgde ervoor dat die uitbuiting maximaal kon blijven, met minimale kosten en maximale voordelen voor de blanke minderheid. Daarom kunnen ras en klasse niet gescheiden worden in de analyse van het apartheidssysteem, noch in die van de overgeërfde sociale verhoudingen; ze zijn intiem verbonden. Maar toch deed Mbeki dat in 1996 in het basisdocument over de staat in de democratie dat zijn economisch GEAR-beleid vergezelde. Een klein zinnetje waarschuwde tegen het “verwarren” van het rassenprobleem met “de spanning [lees uitbuiting] tussen de werkersklassen [labour] en het kapitaal”.19 Dat effende de weg voor een ‘sociaal contract’ waarin die “spanning” werd beheerd in een permanente onderhandelingsstructuur tussen de vertegenwoordigers van de belangen van het kapitaal en die van de werkersklassen met als soort van scheidsrechter een ‘neutrale’, stabiliserende staat die zich beperkt tot ‘reguleren’. Dat is de zogenaamde “gouden driehoek” van Mbeki met bovenaan de staat op gelijke afstand van de twee worstelaars op het slappe koord van sociaaleconomische verhoudingen. Mbeki drong wel aan op de grote rol van de ‘progressieve vakbonden’, dus COSATU, als de vertegenwoordiger VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT Zuid-Afrika: greep krijgen op de toekomst - Hélène Passtoors bij uitstek van de zwarte arbeidersklasse, d.w.z. de grote zwarte meerderheid die lijdt onder alle miserie en uitbuiting en die de basis is van het ANC. Maar in de praktijk gingen de onderhandelingen in de driehoek voornamelijk over verbetering van lonen, werkcondities en -regels en verder lag alle nadruk op positieve discriminatie, ‘brede BEE’. De uitkomst van die worstelpartijen moest dan blijkbaar een sociaaleconomische transformatie zijn. De regering drong wel aan op investeringen en herinvestering van de winsten, maar wilde niet meespelen. Het was dus de ‘vrije markt’ die een economische transformatie zou moeten bewerkstelligen. Toch had de staat de capaciteit om een actieve rol te spelen in een economische transformatie. Mbeki en het ANC hadden immers resoluut geweigerd om het staatsapparaat af te slanken en de staat was via de staatsbedrijven en een actief beleid van staatsinvesteringen in de grote bedrijven een belangrijke speler in de economie. Om de economische macht te ‘deracialiseren’ gebruikte Mbeki dan ook wél die capaciteit tot inmenging van de staat. Daar was het scenario een ‘pact’ tussen de grote kapitalisten, de staat en aspirant-kapitalisten, waarbij de staat geen neutrale scheidsrechter was, maar een zeer actieve speler. Door middel van subsidies, kredieten voor de aankoop van aandelen en andere steun stimuleerde de staat primitieve kapitaalaccumulatie door een zwarte elite, liefst van vooraanstaande ANC-ers, voormalige verzetsstrijders. Dat was ‘nauwe BEE’.20 Met al zijn jaren in Europa en reizen door de wereld is Mbeki er misschien toe gekomen om als primair probleem het ras als basis voor uitsluiting te zien en klassenuitbuiting als een van de gevolgen van rassendiscriminatie. Het is moeilijk te zeggen. Maar in Zuid-Afrika waren racisme en ook nationalisme eerder instrumenten en extreme uitbuiting de essentie. Door het kapitaal uiteraard, dezelfde bedrijven die nog steeds de economie beheersen en met name de mijnen, de grondslag van het Zuid-Afrikaans kapitalisme. Daarom hebben armoede, werkloosheid, ongeschooldheid, extreem lage lonen en onzekerheid, evenals de informele economie nog steeds een zwart gezicht. JAARGANG 47 NUMMER 1 I LENTE 2013 De zwarte arbeidersklasse leverde de grote meerderheid en de stoottroepen van het verzet tegen de apartheid. Voor haar was de strijd een klassenstrijd. Zoals het ANC altijd voorhield: de strijd is niet tegen blanken, maar tegen het ‘systeem’. Zij vochten niet om in een ‘blanke’ bus of op een ‘blank’ strand te mogen zitten, dat laat hen nog steeds koud. Ze wilden op school voor iets anders leren dan ongeschoolde arbeid; ze wilden gelijke rechten en een eerlijk aandeel in de rijkdommen die ze zelf creëerden door hun arbeid. Dezelfde klassenstrijd is voor de zwarte arbeidersklasse nog steeds de dagelijkse werkelijkheid; de verstrengeling van ras met sociale klasse is nog altijd niet weg te denken van hun uitbuiting en de ongelijkheid. Het bewijs is wel dat wanneer de klassenkwestie wegvalt, Zuid-Afrika voor hen zonder moeite de happy regenboog wordt van de Waarheidscommissie en het Wereldkampioenschap voetbal. Kortom, voor ongeschoold en laaggeschoold werk is positieve discriminatie ten bate van zwarten zinloos, want daar zijn ze per definitie zwart of soms ook ‘bruin’. En laagbetaald. Ondanks zijn gesofistikeerd marxistisch proza met altijd nadruk op de uiterst slechte omstandigheden van de zwarte arbeidersklasse en zijn sociaal beleid om die te verbeteren, nam Mbeki dus in de praktijk een middenklassepositie aan. Door niet meer te praten over de klassenstrijd, maar wel voortdurend te ‘smoezen’ met nog altijd dezelfde (blanke) kapitalisten, gaf het ANC de indruk zich méér te bekommeren om de belangen van het kapitaal, de middenklassen en de leiders zélf, en verloor het contact met de basis. Thabo Mbeki – en de media – wijten de huidige onrust in de mijnen en in andere sectoren aan een gebrek aan leiderschap en richting in het ANC. Het lijkt echter meer op het openbarsten van een gezwel waar Mbeki zelf medeverantwoordelijk voor was of waarvan hij de wildgroei had kunnen voorkomen. Anderzijds werpt de manier om de economische macht te ‘deracialiseren’ door ‘nauwe BEE’ de vraag op van Mbeki’s verantwoordelijkheid als voorzitter en president voor het morele gehalte van het ANC. In de kringen rondom hem ontaardde de ‘deracialisatie’ al vlug in ‘je verrijken met de hulp van de staat’. En was dat eigenlijk niet een recht als je je had opgeofferd voor de strijd? De indruk ontstond van een ware hofhouding van jaknikkers en ‘vriendjes’ die dongen naar de gunst van de Chief. Al vlug verbreidde het vechten om een stuk van de taart zich in de hogere en vervolgens ook in de lagere regionen van het ANC, geholpen door de moeilijke financiële situatie van velen. Van daar naar corruptie was vaak maar een stap en het verschil met legitieme ‘vriendendiensten’ niet eens altijd duidelijk. Natuurlijk viel lang niet iedereen voor de verleiding en onder de nieuwe zakenlieden zitten ook veel integere kameraden die hun idealen niet verloochenen.21 ‘Nauwe BEE’ in de strikte zin van deelname met staatssteun aan het grootkapitaal is sinds Mbeki gestopt, maar vriendjespolitiek om zich te verrijken helaas niet. Voor COSATU en de SACP maakten zowel GEAR als Mbeki’s nieuwe opvattingen over de rol van de staat en de klassenstrijd hun alliantie met het ANC als regeringspartij bijzonder hachelijk, hoewel COSATU vooral in het beginstadium het ANC nodig had om de macht van de vakbonden en het ‘sociaal contract’ te consolideren. In feite kozen beiden voor weerstand en beïnvloeding van binnenuit omdat de tijd niet rijp was – en in hun mening nog niet is – voor een volkspartij naast het ANC met een kans om de oude bevrijdingsbeweging te verslaan in verkiezingen. Of wellicht gewoon omdat ze het niet zo vlug wilden opgeven. Je vraagt je inderdaad af wat er gebeurd was, indien COSATU niet meer in de Alliantie had gezeten in de tijd van Mbeki. Of ook de SACP niet een soort wandelend geweten was geweest met scherpe analyses en niet – zoals zovelen in het ANC in die tijd – bang om kritiek te uiten. Inderdaad aarzelde COSATU (dat veel meer leden telt dan het ANC) nooit om druk uit te oefenen, inbegrepen door succesvolle stakingen te organiseren, zelfs een nationale staking tegen de privatiseringen en een grote ambtenarenstaking. Maar hun positie verklaart wel het – terechte of onterechte en door het patronaat dankbaar aangemoedigde – wantrouwen van de mijnwerkers dat tot onderling geweld kwam in de recente mijnstakingen. Mbeki ging bovendien in de ‘gouden driehoek’ uitermate technocratisch te werk met inzet van vele technici en rekening houdend met een nogal ongelooflijke hoeveelheid bijzondere omstandigheden en 49 I Tweederde van alle werklozen zijn onder 35 jaar. Onder zwarte jongeren is 65% werkloos. Als jongeren in Zuid-Afrika niet voor hun 24 jaar een job krijgen, zullen ze waarschijnlijk nooit van hun leven een formele job krijgen, berekende men. Daarom zou 60% van een hele generatie hun leven uit kunnen leven zonder ooit een formele job te hebben. “Deze tijdbom betekent het grootste risico voor de sociale stabiliteit”, schrijft de minister van Planning.23 De kloof tussen degenen die deelnemen aan de grote economie en die ervan uitgesloten zijn, verwijdde dus met de tijd. Kgalema Motlanthe noden van de verschillende economische sectoren. Daardoor bestaan er bijvoorbeeld nu tientallen verschillende minimumlonen in Zuid-Afrika waarvan sommige, zoals die van landarbeiders en huispersoneel, wel erg minimaal zijn, momenteel rond 100 Euro per maand. Bovendien variëren ze per regio, functie, opleiding en ervaring. Er bestaat geen algemeen landelijk minimumloon. Een ander gevolg van de technocratische aanpak was dat niemand meer zicht had op de gehele economie buiten de macro-economische cijfers waarvan het nut beperkt is. Want alles ging per sector.22 Daardoor duurde het even voordat men realiseerde dat, ondanks de positieve groeicijfers en zelfs ondanks een stijgend gemiddeld inkomen, economische ontwikkeling uitbleef. Geen ontwikkeling Het eerste wat opviel, was dat de werkloosheidcijfers geenszins verbeterden ondanks de economische groei. Sinds de crisis ook Zuid-Afrika treft, stijgen ze zelfs sterk. Het officiële werkloosheidcijfer bleef rond 25% (29,8% in 2011) voor degenen die de laatste twee weken nog werk hebben gezocht. Maar het loopt op tot meer dan 40% nationaal als men ‘ontmoedigde werkzoekers’ meetelt. In voormalige bantustans loopt het cijfer gemakkelijk op tot 80% of zelfs meer, zoals in Mthatha, de hoofdstad van de voormalige Transkei waar je de moedeloosheid van de muren kunt zien druipen. I 50 De regering schat dat ongeveer 9 miljoen van de 13 miljoen werkenden een formele baan hebben, waarvan een miljoen ambtenaren. Er bestaan echter geen harde gegevens over de loonkloof tussen de twee economieën en de werkcondities in de informele sector: minimumlonen, sociale bescherming en de arbeidswetgeving gelden niet voor deze werkers en de regels voor veiligheid op de werkplaats al evenmin. Als de stakende mijnwerkers van de Marikana platinummijn bijvoorbeeld ongeveer 400 Euro per maand overhouden na de inhoudingen voor sociale zekerheid, pensioen en ziekteverzekering, dan verdienen ze nog altijd veel meer dan zeer veel anderen zowel in formele als vooral in informele jobs, en bovendien hebben ze de macht van de vakbonden om voor hun rechten op te komen.24 De cijfers duiden wel dat, als er al een beduidende hoeveelheid formele banen werd gecreëerd, die zelfs geen tred houdt met de natuurlijke aanwas van de arbeidsmarkt. In termen van kennis en kunde ontwikkelt het land met een geleidelijk beter opgeleide arbeidsmarkt. Maar veel helpt dit niet, want de economische groei van de laatste twee decennia heeft zich niet vertaald in nettogroei van formele werkgelegenheid. De grote economie biedt dus proportioneel minder of hoogstens evenveel plaats aan de miljoenen werkzoekenden als in de slechte tijden voordien. In die zin groeide ze niet, maar stagneerde of ‘onderwikkelde’ zelfs. Mbeki mikte op ‘ladders’ voor ondernemende geesten om op te klimmen van de informele naar de formele sector. Professor André Gunder Frank toonde echter al in 1966 aan dat dit eurocentrische ontwikkelingsmodel misschien wel in het verre verleden in Europa gewerkt heeft, maar niet geldt in de hedendaagse krachtsverhoudingen tussen de ontwikkelde en de onderontwikkelde wereld met haar grote informele economie en enorme overschot aan arbeidskrachten.25 Althans zolang productie en groei van de formele economie in ontwikkelingslanden voornamelijk gericht is op de belangen van grote globale spelers en investeerders (goedkope grondproducten, goedkope productie en afzetmarkt)26. Bedrijven putten met welbehagen in het onuitputtelijke arbeidsreservoir en de informele sector, maar oefenen geen opwaartse zuigkracht uit ten bate van de achterblijvers en informele productie en diensten. Integendeel. Als er al niet meer arbeiders worden teruggeworpen in de informele sector dan andersom, dan blijft de overgang naar de formele sector in ieder geval precair en altijd omkeerbaar. Dat is wat gebeurde in Zuid-Afrika. Met een ouderwets woord heet dit uitbuiting. Het gejubel over de economische groei klonk vooral de jonge generaties bijzonder cynisch in de oren. Zuid-Afrika heeft een zeer jonge bevolking met een meerderheid onder 15 jaar. De jongeren zijn talrijker, al beter opgeleid en de apartheid ligt ver achter hen. Maar ze zijn nog een stuk slechter af dan hun voorgangers. In het midden van de jaren 2000 beleefde de economie de grootste bloei, althans in groeicijfers. Maar precies in die tijd daalde het percentage jongeren dat erin slaagde een baan te vinden na hun schoolopleiding van 50% tot 30% ... Zoals hierboven al bleek uit de dagelijkse ervaring van de werkers, gaat het niet de goede kant op. De snel groeiende trend van interim- en flexwerk wijst ook al op een tendens tot ‘onderontwikkelen’, omdat deze werk in de formele sector nog onzekerder maakt. Ook voorspelt het toenemende uitbesteden door grote bedrijven naar de informele sector niet veel goeds. Als die informele bedrijfjes over zouden gaan naar de formele sector, verliezen ze immers hun voordeel voor de opdrachtgevers: goedkope arbeid en de mogelijkheid om het eigen, formele personeelsbestand in te krimpen. (Deze druk in de richting van ‘informalisering’ van zowel arbeid als productie is uiteraard ook zeer nadelig voor de vakbonden en loonovereenkomsten. Dit soort van intern delokaliseren is ook een chantagemiddel niet alleen voor VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT Zuid-Afrika: greep krijgen op de toekomst - Hélène Passtoors vakbondseisen, maar ook voor de regering de zogenaamde primaire sector en op de en de wetgevers.) export van rauwe producten van mijn- en landbouw. Daaraan wordt weinig of geen Het besef drong door: het GEAR-beleid waarde toegevoegd binnen Zuid-Afrika. bracht geen ontwikkeling. Waar lag dat En toch zou Zuid-Afrika uit een deel van aan? Werkloosheid en precariteit zijn haar bodemrijkdommen uitstekend zelf afsymptomen, geen oorzaken. gewerkte of halfafgewerkte producten kunnen fabriceren voor de eigen markt en voor Er kwamen veel minder buitenlandse in- export. vesteringen dan Mbeki had gehoopt, maar de resultaten leken toch niet slecht, al- De meeste klein- en groothandel in conthans in macro-economische cijfers. Tot sumptiegoederen is in handen van transmen besefte dat die investeringen naar de nationals gevallen. Waaronder alle sugrote bedrijven gingen die hun winsten permarkten en zelfs de winkels op het naar het buitenland stuurden en ze niet in platteland die vroeger leken op trading Zuid-Afrika herinvesteerden. Het waren posts in een cowboyfilm en ook lokale beursinvesteringen, hetzij in het buiten- producten in- en verkochten. Ze waren land in het geval van de transnationals en dus eveneens een afzetmarkt voor lokale de grote Zuid-Afrikaanse bedrijven, met kleine boeren, maar ook dat is gedaan. Ze name de strategische mijnbedrijven, die op zijn vervangen door Sparwinkels. (Voor de Londense Beurs genoteerd staan, hetzij Spar International is Zuid-Afrika een ster op de Beurs van Johannesburg. Zeventig onder de ‘Spar-landen’.30) Bijna alle conprocent van de aandelen genoteerd op de sumptiegoederen worden nu geïmporteerd, Beurs van Johannesburg is in handen van inbegrepen vele benodigdheden voor mijnbuitenlanders die dus de winsten opstrij- bouw, industrie en landbouw. Zelfs degene ken.27 In feite vloeide er volgens een rap- die Zuid-Afrika vroeger zelf fabriceerde port van de Verenigde Naties meer geld uit (bijvoorbeeld zaden en machines voor de Zuid-Afrika dan er binnenkwam.28 Met an- landbouw, huishoudapparaten, onderdelen) dere woorden: buitenlanders en een aantal en dat was al weinig. Liberalisering en veel Zuid-Afrikanen profiteerden van de econo- van de nieuwe buitenlandse investeringen mische opbloei, maar GEAR deed weinig deden dus het tegenovergestelde van wat voor de grote meerderheid. ervan verwacht was: ze brachten schade aan precies die sectoren die gunstig zijn Voor economische ontwikkeling in een voor ontwikkeling. dergelijke duale economie moet men kijken hoe het de formele sectoren onder Daarmee is ook de concentratie in de forGEAR verging die bij uitstek geschikt zijn mele economie nog toegenomen. De graad om veel jobs te creëren – ook ongeschoolde van concentratie was altijd al heel hoog, jobs – en om beginnende ondernemers kan- dat was wat het Handvest van de Vrijheid sen te bieden.29 En het verging hen slecht: bedoelde met de overheersing van “monoin plaats van uit te breiden, krompen die polies en banken”.31 Nu wordt de econoin. Op de eerste plaats de kleine en mid- mie beheerst door enkele grote groepen en delgrote nationale industrie: Zuid-Afrika multinationals met een bloeiende financiële desindustrialiseerde. De bestaande lokale sector. Dat maakt het bestaan van ‘ladders’ industrie werd grotendeels opgekocht of van de informele naar de formele sector weggeconcurreerd door transnationals. nog onwaarschijnlijker, temeer als die meVan de bloeiende textielindustrie blijft er gabedrijven hun winsten niet in Zuid-Afribijvoorbeeld niet veel meer over. Zelfs de ka herinvesteren. ooit zo belangrijke automobielsector in de Oost-Kaapprovincie is danig ingekrompen In de structuur van de formele economie en produceert niets meer, ze assembleert ontbreekt dus de hele sector van dynamialleen geïmporteerde onderdelen (en daar- sche industrie en nieuwe, kleine fabrieken mee is de Oost-Kaap een streek van bittere die integratie en transformatie wel mogearmoede geworden en het reservaat bij uit- lijk kan maken. Ook in de landbouw en de stek voor trekarbeid naar de mijnen). Vijf- aanverwante verwerkingsindustrie mantien jaar na de bevrijding moest men con- keert er een dergelijke laag van kleine en stateren dat de Zuid-Afrikaanse economie middelgrote boeren en bedrijven. nog meer dan onder de apartheid berust op JAARGANG 47 NUMMER 1 I LENTE 2013 Andere sectoren die ontwikkeling bevorderen, zijn diensten, hi tech, kleine en middelgrote bedrijven (KMO’s) en coöperatieven. De nieuwe zwarte KMO’s beperken zich vooral tot handel en diensten. In de jaren van de hoogste groeicijfers toen de werkloosheid wat daalde (2003-2008), werd er bijna uitsluitend werkgelegenheid gecreëerd in de ambtenarij, de bouw, de kleinhandel en kleine privédiensten zoals veiligheidsfirma’s. De laatste drie groeiden toen bijzonder snel en boden werk aan laaggeschoolden. Die groei kan echter niet blijvend zijn omdat ze steunt op consumentenkrediet. In plaats van sparen, kapitaalaccumulatie en investering in de plaatselijke economie koopt iedereen op – zeer duur – krediet, aangespoord door de tevreden banken. Zoals ook elders viert het financieel kapitaal hoogtijdagen (gelukkig wel met een vrij streng regulerende wetgeving). Ook in ‘nauwe BEE’ komt het kapitaal van de nieuwe zwarte zakenlieden – dat dient om aandelen te kopen – alweer niet van spaargeld en kapitaalaccumulatie, maar van leningen van de staat of de dure banken. De nieuwe zwarte zakenlieden zijn voornamelijk actief in (investerings-)holdings, ze produceren niet zelf. De economische groei werd de laatste jaren in feite gedreven door een aanzienlijke toename van privé- en consumentenkrediet en niet door groei van productieve capaciteit. Daarom werd nieuwe werkgelegenheid dan ook vooral gecreëerd in de florerende grooten kleinhandel, maar die jobs hangen af van een niet vol te houden uitbreiding van 51 I mensen hoorden van het bestaan van een alternatief: de ‘ontwikkelingsstaat’. Een andere koers Walter Sisulu consumentenkrediet. Het is opbloei die niet duurzaam kan zijn. De centrale vraag ligt in de relatie tussen economische groei en ontwikkeling. De economie van de andere Afrikaanse landen toonde in die tijd eveneens ongekend hoge groeicijfers, vele zelfs hoger dan Zuid-Afrika. Maar ook in die landen bleef ontwikkeling uit en van meerdere is bekend dat ze op dezelfde wijze desindustrialiseerden.32 Hun economie bleef op twee snelheden functioneren met een massale informele sector, armoede, uitsluiting en ongelijkheid. Als hun ontwikkeling al niet achteruitging in plaats van vooruit. In tegenstelling tot Zuid-Afrika hadden die andere landen de voorschriften van het IMF opgevolgd, geprivatiseerd en de staat gereduceerd tot een ondersteunende rol voor de ‘vrije markt’. In het Westen bedacht men toen dat het uitblijven van ontwikkeling – of zelfs het onderontwikkelen – een kwestie was van ‘bad governance’, slecht bestuur. Inderdaad heerste er chaos in vele Afrikaanse staten. Maar waarom veronderstellen dat, als de macroeconomische cijfers wel groei tonen, het uitblijven van ontwikkeling (en ook de desindustrialisatie?) uitsluitend te wijten is aan slecht bestuur? Waar zijn de bewijzen? Alvast niet in Zuid-Afrika … Mbeki en Manuel wisten goed wat in andere Afrikaanse landen gebeurde. Maar ten eerste was het beginpunt in I 52 Zuid-Afrika de apartheidseconomie met zijn bijzondere kenmerken en moderniteit. Zuid-Afrika was ook geen arm ontwikkelingsland, maar een ‘emergente’ economie. Ten tweede is er in Zuid-Afrika, ondanks problemen vooral op grondniveau, geen sprake van chaos en slecht bestuur. De regeringen waren stabiel en de democratie is goed geworteld. Werd de vraag dan niet gesteld of ongerichte groei ontwikkeling soms hindert in plaats van bevordert? Want daar lijkt het op. Natuurlijk werd die vraag gesteld, onder meer vanuit de linkerhoek van de ANCalliantie, de SACP en vooral de vakbondscentrale COSATU. COSATU zette een denktank op samen met organisaties van het maatschappelijk middenveld, onder meer de kerken. Deze bestudeerde elk jaar een voor de transformatie belangrijke sector van de maatschappij – gezondheidszorg, basisvoorzieningen enz. – en bood dan het parlement een People’s Budget aan, een alternatief voor het budget van de Minister. COSATU hield vol dat niet elke soort groei goed was voor transformatie en ontwikkeling, dat de Staat zich het concept van de ‘developmental State’, de ‘ontwikkelingsstaat’, eigen moest maken en de economische groei sturen langs ‘groeipaden’ die wel geschikt waren voor de transformatie. COSATU preekte echter jarenlang in de woestijn, maar deed uitstekend werk door per sector concrete alternatieven aan te geven. Ook was hun People’s Budget vaak de eerste keer dat Het waren vooral de onverminderde ongelijkheid, de aanhoudende werkloosheid en de tekens van desindustrialisatie die ANC-leden, in het parlement en de leiding, alsmede in de bredere samenleving, deden twijfelen aan Mbeki’s economisch beleid, waartegenover velen al vanaf het begin een afwachtende houding hadden aangenomen. Ook het wijdverspreide gebruik van krediet in plaats van sparen en de greep van het financieel kapitaal op de economie verontrustten, hoewel dat niet direct behoorde tot zijn beleid. In het beste geval leek het beleid aan een stevig bijsturen toe, en de vraag was of Mbeki daarvoor wel de juiste persoon was. Hij bevond zich in zijn tweede ambtsperiode als president en de grondwet laat geen derde toe. Mbeki dacht dat hij als partijvoorzitter kon voortdoen en het beleid sturen, hoewel het niet de gewoonte van het ANC was om de functies van voorzitter en president te scheiden. Ik laat hier andere factoren die meespeelden met Mbeki’s uiteindelijke val buiten bespreking, zoals zijn onbegrijpelijke aidsnegationisme, zijn autoritaire leidersstijl en paranoia, en bewijzen van inmenging in de rechterlijke macht. Maar de opeenhoping van onvrede met Mbeki plus zijn pogingen om zich vast te klampen aan de macht verergerden de spanningen binnen de Alliantie. Het ANC had toch al moeite om zich om te vormen van een bevrijdingsbeweging naar een volkspartij (een transitie die het naar mijn mening nog niet volbracht heeft) en met de vege tekenen van om zich heen grijpende corruptie die Mbeki niet had voorkomen noch weten te stoppen. Ik heb hierboven al ‘nauw BEE’ of ‘deracialisering van de economische macht’ vermeld als een beginpunt van een spiraal van afzwakkende morele waarden, ruzies en factievorming in het ANC. De meest spectaculaire verdenkingen van corruptie van vooraanstaande ANC-ers werden echter direct of indirect in verband gebracht met de grote aankoop van fregatten voor de marine en van militaire vliegtuigen tussen 1994 en 1998. De beslissing om tot die wapenverkoop over te gaan werd genomen door president Mandela, maar in VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT Zuid-Afrika: greep krijgen op de toekomst - Hélène Passtoors feite was Mbeki verantwoordelijk voor de hele gang van zaken. Het leek een bijzonder slecht moment om de wapenmaffia binnen te halen toen vele ANC-ers net zonder een cent uit ballingsschap of de gevangenis kwamen en nog niet gesettled waren. Anderzijds was het nieuwe leger – een samensmelting van het oude apartheidsleger, de legers van de nominaal onafhankelijke bantustans en de voormalige guerrillalegers van het ANC en het PAC – nog een gammele instelling en kon op de trouw van de oude apartheidsgeneraals niet gestoeld worden. En generaals met verouderd of gebrekkig wapentuig zijn geen gelukkige mensen. Dat schijnt de doorslag gegeven te hebben voor die wapenaankoop die de staat rond vijf miljard Euro kostte.33 De perverse gevolgen ervan duren tot nu toe voort met allerlei verdenkingen en aantijgingen van corruptie. Een onderzoekscommissie is bezig om alle louche zaken aan het licht te brengen, maar internationale wapenhandel en alles er rondom is berucht voor zijn duistere complexiteit. Anderzijds werd het ANC opeens de grootste werkgever in het land vooral voor de mensen die voorheen weinig of geen toegang hadden tot jobs in de staat of de politiek. In de bestaande ambtenarij was het gevaar voor sabotage door de oude apartheidsambtenaren niet denkbeeldig en moesten betrouwbare elementen worden geplaatst. Bovendien moest de lokale administratie aanzienlijk uitgebreid worden en dát in townships en voormalige bantustans waar werkgelegenheid het zeldzaamste goed was en nog steeds is. Het is dus niet te verbazen dat corruptie juist op lokaal niveau het felste woedt en de meeste schade aanricht, ondanks alle sensatie rond de in wezen beperkte gevallen van corruptie of vermoedens ervan bij ANC-leiders en voormalige strijdhelden. (Op de jaarlijkse Corruption Perceptions Ranking van de watchdog Transparency International staat Zuid-Afrika in 2011 vóór landen als Italië, Brazilië, China en Roemenië en ver voor Argentinië en bijna alle andere Afrikaanse landen.) Maar dit neemt niet weg dat de worm in de vrucht zit. Die bestrijden met louter strafmaatregelen is de essentie missen; het ANC moet nodig weer van hoog tot laag wat vroegere heette de ‘morele hoogvlakte’ bezetten. JAARGANG 47 NUMMER 1 I LENTE 2013 Zo kwam het in 2007 tot een ernstige crisis in het ANC en het jaar daarop zelfs tot een afsplitsing.34 Voor de media en de buitenwereld leek de crisis uit te kristalliseren in een drakengevecht tussen Thabo Mbeki en zijn voormalige vicepresident (en oude vriend) Jacob Zuma met achter hen een aantal ruziënde facties. In het ANC gaat het echter zelden of nooit zomaar over persoonlijkheden. Een onmiskenbare aanwijzing dat het wel degelijk ging over beleids- en ideologische kwesties alsmede een sterke behoefte aan een terugkeer naar collectief beleid na de ramp van Mbeki’s autoritaire leiderschap (het beste geïllustreerd door zijn koppig aidsnegationisme), was al in een vroeg stadium de openlijke steun van COSATU en de SACP voor Zuma. Zuma stond voor verandering en een meer links progressieve richting van het beleid met een sturende rol van de staat in de transformatie. Er kwamen veel minder buitenlandse investeringen dan Mbeki had gehoopt, maar de resultaten leken toch niet slecht, althans in macro-economische cijfers. Tot men besefte dat die investeringen naar de grote bedrijven gingen die hun winsten naar het buitenland stuurden en ze niet in Zuid-Afrika herinvesteerden. Het ANC-congres in december 2007 in Polokwane verkoos Zuma tot partijvoorzitter en besloot tot een radicale omwenteling van het beleid naar de ‘ontwikkelingsstaat’ die gedurende de volgende jaren verder uitgewerkt moest worden. Zijn verkiezing tot partijvoorzitter betekende vrijwel zeker dat Zuma uit de nationale verkiezingen van 2009 zou komen als president, want de winnende partij stelt de president voor aan het parlement en sinds Mandela was dat de partijvoorzitter.35 Tot de verkiezingen bleef Mbeki dus president, maar al vlug maakte hij het te bont, en nam de partijleiding in september 2008 tot ieders verrassing de beslissing om hem terug te fluiten.36 Kgalema Motlanthe, die nu vicepresident is, werd president ad interim tot Zuma hem opvolgde in 2009. Een ‘ontwikkelingsstaat’ voert een beleid waarbij de staat een aantal sectoren uitkiest die bijzonder gunstig zijn voor het scheppen van veel geschikte werkgelegenheid en verdere uitbreiding . En die ontwikkelt met behulp van subsidies, goedkope leningen en andere steun en ze zonodig beschermt tegen concurrentie tot ze op eigen benen kunnen staan. Die keuzes heten een ‘groeipad’. Tegelijkertijd voorziet de staat ook in een gunstige omgeving voor de groei van de gehele economie en in een geografische spreiding ervan naar gebieden met grote werkloosheid. De Zuid-Afrikaanse economie is namelijk ook geografisch uitermate geconcentreerd in en rond de grote, voorheen ‘blanke’ steden met als buitengewoon zwaar zwaartepunt Gauteng, de regio van Johannesburg en Pretoria. De staat moet dus ook zeer gericht investeren in uitbreiding en onderhoud van de infrastructuur: wegennet, spoorwegen, elektriciteitsnet, watervoorziening, communicatie. Dit zowel voor de grote als de te ontwikkelen midden- en kleine bedrijven. De voorstanders van een ‘ontwikkelingsstaat’ kregen echter in eerste instantie te kampen met een hardnekkig vooroordeel. De bekendste successtory van dit model was immers de ongelooflijke economische bloei van de landen van Zuid-Oost-Azië die zich in zeer korte tijd uit de onderontwikkeling hesen en moderne industrielanden werden. Maar in al die landen gebeurde dat onder autoritaire regimes die eenvoudigweg hun wil konden opleggen. Kon de ‘ontwikkelingsstaat’ wel samengaan met democratie? Velen twijfelden daaraan. Maar inmiddels werd duidelijk dat ook India en Brazilië sinds het presidentschap van ‘Lula’ da Silva succes begonnen te boeken met een dergelijke strategie. Zelfs het voorheen doodarme buurland Botswana kwam met een dergelijk beleid in twintig jaar op het ontwikkelingsniveau van Chili of Mexico. Het is ook de strategie waarmee Zweden haar huidige ontwikkelingsniveau bereikte en Generaal De Gaulle de Franse economie weer tot bloei bracht. In beide landen ging dat evenals in Brazilië gepaard met een groots programma ter bestrijding van de armoede en de invoering van een degelijke sociale zekerheid. Kortom, met een gemengde economie wil het ANC greep krijgen op de economische In het ANC is de ‘ontwikkelingsstaat’ nu transformatie en ontwikkeling. Dit wordt al jarenlang een huishoudwoord, maar in de ‘tweede overgangsfase’ genoemd. de wijdere samenleving leven nog veel 53 I twijfels en onbegrip voort vooral rond de idee van inmenging van de staat in de economie. Ook het concept van collectief beleid is nog niet vertrouwd – de apartheid was een uiterst autoritair bewind – en wordt vaak geïnterpreteerd als besluiteloosheid of gebrek aan leiderschap. Maar desondanks raakten steeds meer mensen in de loop van de tijd overtuigd dat er iets moest veranderen in het beleid, wilde het land niet afdrijven naar sociale chaos. Buiten de grote kwestie van transformatie van de economie waren de andere sleutelgebieden voor het ontwikkelingsbeleid in verschillende staat van vordering of in problemen geraakt. De infrastructuur was slecht onderhouden, niet aangepast aan de huidige tijd en overbelast in de economische centra. In de achtergebleven gebieden en met name de bantustans was ze altijd zeer gebrekkig en niet bedoeld om te integreren in de nationale netwerken. Maar de zwarte townships liggen ook meestal ver verwijderd van de stad en werkgelegenheid; hun uitvalswegen en openbaar vervoer waren ontworpen om uitsluitend te voorzien in de behoeftes van werkersverkeer van en naar de ‘blanke’ economie. Een ambitieus infrastructuurprogramma is in volle gang – en veroorzaakte polemiek over zaken als de eerste TGV tussen Johannesburg en Pretoria, tolwegen, gebrekkig openbaar vervoer, kerncentrales en hun kosten, maar stemt in wezen iedereen tevreden. Het zijn publieke werken die veel werkgelegenheid (685.000 voltijdse jobs in 2013) en opleiding op de werkplaats bieden, maar ook de ontwikkeling stimuleren van toeleveringsbedrijven. (Voor de productie van machines en bouwmaterialen heeft Zuid-Afrika ervaring en expertise; deze sector staat dan ook op het lijstje voor herindustrialisatie in het kader van het nieuwe groeipad.) Congres in Polokwane watervoorziening, ruimtelijke ordening en huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg, diensten ... In het onderwijs volgden successen, crisissen en een of ander schandaal elkaar op; ook daar blijkt het overgeërfde duale karakter hardnekkig en bestaat er grote behoefte aan een beter integraal beleid. Een nationale gezondheidszorg toegankelijk voor allen bevindt zich eindelijk na zeer veel discussie en weerstand nu in een gevorderd stadium van experimentele toepassing. Energie, waterhuishouding en irrigatieprojecten voor de landbouw, een efficiënter staatsapparaat, onderzoek en hoger onderwijs, cultuur- en taalbeleid voor sociale vrede en cohesie, kortom, niets mag verwaarloosd worden of het geheel een ongewenste richting uit duwen. Greep op de toekomst? Na het congres in Polokwane gingen politici en parlementariërs aan de slag om te zien hoe het nieuwe beleid vorm te geven.37 Ze brachten ook bezoeken aan het buitenland, vooral Brazilië waarmee een hecht samenwerkingsverband bestaat, India en China, om te kijken hoe het daar ging en welke hulpmiddelen erbij te pas kwamen: ontwikkelingsinstellingen zoals nationale en regionale ontwikkelingsbanken en de rol van de staatsbedrijven. Van de zo belangrijke en voor bijna iedere Zuid-Afrikaan hoogemotionele landhervorming was sinds 1994 niet veel terechtgekomen. Ze was aan een grondige herziening toe, werd eindelijk ondergebracht in een integraal plan voor rurale ontwikkeling – de grootste lacune van het eerste landhervormingsbeleid – en wordt nu onderhandeld en verder uitgewerkt. Rurale ontwikkeling in een zo ongelijk ontwikkeld land vereist coördinatie van vele beleidsgebie- De regering van president Zuma begon den: landbouw en voedselvoorziening, in- met een analyse en nieuw plan van de frastructuur, industrieel en handelsbeleid, minister van Handel en Industrie, Robert I 54 Davies (SACP). In 2010 kwam het kaderplan voor het economisch beleid voor de volgende twintig jaar, ‘Het Nieuwe Groeipad’ (NGP).38 Dit werd verder uitgewerkt in een recent ‘Nationaal Ontwikkelingsplan 2030’ van de nieuwe Planningscommissie onder leiding van Trevor Manuel, de voormalige minister van Financiën, nu minister van Planning.39 De nummer twee van de commissie is Cyril Ramaphosa, voormalige vakbondsleider, politicus en zakenman. Dit plan werd samen met andere beleidsopties voorgelegd aan het ANCcongres in december jongstleden. Het doel van het Nieuwe Groeipad is de herstructurering van de Zuid-Afrikaanse economie om een ander soort groei te bewerkstelligen die beantwoordt aan de grote uitdaging van massale werkloosheid en ongelijkheid. Het positievediscriminatiebeleid gaat niet in die richting, zegt het document, omdat het te veel gebaseerd is op participatie in bestaand kapitaal, bestaande bedrijven en bestaande jobs in plaats van werkgelegenheid in nieuwe productieve capaciteit. Terwijl de desindustrialisatie niet alleen geschikte werkgelegenheid deed verliezen, maar ook doet vrezen voor verlies van cruciale knowhow. De nieuwe strategie vereist creatieve en collectieve betrokkenheid van alle sectoren van de maatschappij. Er moeten moeilijke keuzes gemaakt worden. Zo moeten de privésector en de vakbonden samen met de regering de juiste compromissen vinden bijvoorbeeld tussen de behoeftes van VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT Zuid-Afrika: greep krijgen op de toekomst - Hélène Passtoors politieke partners. De BRICS sloot onlangs een principeakkoord om elkaars groeipaden te respecteren in de handelsrelaties. Een Comprehensive Strategic Partnership in die zin bestaat al met China. De BRICSlanden zijn ook vast van plan om het been stijf te houden in de Wereld Handelsorganisatie ten gunste van protectionistische maatregelen voor ontwikkelingsdoeleinden. In Afrika rekent Zuid-Afrika behalve op de al gevorderde regionale integratie van Zuidelijk Afrika vooral op Kenia en Nigeria, de andere twee snelgroeiende economische polen in respectievelijk Oost- en West-Afrika. Cyril Ramaphosa verschillende industrieën of tussen meer dynamische veelbelovende opties, maar die veel risico inhouden, en minder ‘transformatieve’, maar zekere wegen naar het doel. Of ook tussen een monetair beleid dat eigen productie en export bevordert, of een sterke munt die het importeren van kapitaal- en consumentengoederen goedkoop maakt. Van bepaalde categorieën werkers zal soms gevraagd worden om hun looneisen in te binden, onder meer om de loonkosten van beginnende KMO’s niet onnodig op te jagen, maar ook in ruil voor medewerking van het patronaat. Ook de financiering van de ontwikkeling vergt gezamenlijke inspanningen en kan niet alleen van de staat komen. (Westerse donoren worden nergens vermeld …40) Zuma’s kaderplan doet zelfs al een concrete suggestie voor een ‘breed ontwikkelingspact’ tussen de sociale partners betreffende lonen en bonussen, prijzen en competitiviteit. Loonovereenkomsten voor lonen tussen 300 en 2000 Euro per maand zouden zich kunnen beperken tot bescheiden reële verhogingen plus eventuele compensatie voor inflatie (indexering), maar voor hogere lonen slechts tot inflatiecompensatie. Van zijn kant zou de bedrijfswereld dan kunnen instemmen met prijsregulatie voor basisproducten en een plafond van 55.000 Euro per jaar in salaris en bonussen van senior managers en executives. Van regeringskant kan de bedrijfswereld dan maatregelen verwachten ter ondersteuning van de competitiviteit en interessante JAARGANG 47 NUMMER 1 I LENTE 2013 initiatieven, altijd in een optiek van nieuwe werkgelegenheid. Tijdens een ‘Presidentieel Overleg op Hoog Niveau’ tussen de sociale partners in oktober jl. (over de situatie op de mijnen) benadrukte Zuma weer dat iedereen zijn steen moet bijdragen aan de strijd tegen de ongelijkheid. Alvast stelde hij een symbolisch maar concreet gebaar voor om de topsalarissen en bonussen in zowel de publieke als de privésector voor een jaar te bevriezen. Uit de reacties op dat voorstel in de media blijkt echter niet bepaald een golf van enthousiasme voor het nieuwe beleid in de middenklassen en de bedrijfswereld. Niet dat iemand ooit dacht dat het gemakkelijk zou zijn, geeft het NGP document toe: “In Zuid-Afrika kan men geen technocratische oplossing – als die al zou bestaan – opleggen van bovenaf. We moeten dit Nieuwe Groeipad ontwikkelen binnen een actieve, rumoerige democratie. De diepe ongelijkheid die onze maatschappij doorklieft, bemoeilijkt de inspanningen om een consensus te bereiken.” Buiten het wantrouwen tegenover een gemengde economie en staatsinmenging, schijnt ook het eurocentrisme van de liberale opinie door in de kille tot vijandige reacties, die vele gedaantes aannemen. Het beleid voorziet in een heroriëntering van de handel met voornamelijk Europa naar handel met de Aziatische landen met snel groeiende economieën en naar de BRICSlanden als niet alleen handels- maar ook Het onderliggende idee is interessant. De crisis in het Westen is geen rem, maar een gouden gelegenheid voor groei en ontwikkeling in Zuid-Afrika. In plaats van bezuinigen om te compenseren voor de verslechterde handelsbalans met Europa moet er juist geïnvesteerd worden in productie en dienstverlening voor zowel de interne markt als de snel groeiende markten in het Zuiden. Voor een middeninkomenland met aanzienlijke technologische, commerciële en onderzoekscapaciteit biedt deze periode van crisis en verschuivingen in de economische en geopolitieke machtsverhoudingen gunstige voorwaarden voor economische groei en ontwikkeling. In ieder geval een stuk gunstiger dan in de hoogtijdagen van de globalisatie in de jaren 1990, toen Thabo Mbeki geen alternatief zag. Een groot deel van Trevor Manuels voorstellen betreft de uitbreiding van het sociaal vangnet en een compleet systeem van sociale zekerheid. De invoering van een ‘sociale vloer’, social floor, moet in de nabije toekomst verzekeren dat alle Zuid-Afrikanen zonder uitzondering een minimuminkomen hebben en behoorlijke leefcondities met huisvesting en basisvoorzieningen, zoals beloofd in het Handvest van de Vrijheid en vastgelegd in de grondwet. Manuel denkt daarbij aan een bedrag rond 40 Euro per individu per maand. Tegelijk moeten onmiddellijk te nemen maatregelen de minimumkosten van het levensonderhoud aanzienlijk verlagen (prijsregulatie). De ‘sociale vloer’ kan een volledige sociale uitkering zijn of een aanvulling op ander inkomen. Ook een BIG-systeem (Basisinkomen Garantie) is niet uitgesloten van de discussie; het plan vermeldt de voordelen en het bezwaar van de hoge kosten, dat 55 I Oliver Reginald Tambo verder onderzocht moet worden. Sociale zekerheid voor allen zou een hybride systeem moeten worden waarvoor het plan alle mogelijke pistes aanduidt, ook voor de financiering uit verschillende bronnen. De werkloosheidsverzekering zou, zoals bij ons, gebaseerd moeten worden op solidariteit en alle formele werkers omvatten met premies afhankelijk van het loon. Manuel wil de sociale zekerheid ook geleidelijk uitbreiden tot de informele sector. Daarbij moet hij erkennen dat de regeringsplanners eigenlijk geen idee hebben van de situatie daar en dat ze die dringend moeten onderzoeken. (Dat bewijst weer eens dat het geloof in ‘laddertjes’ naar de formele economie wishful thinking was en nergens op gebaseerd.) Een eerste stap zou zijn om de formele bedrijven die uitbesteden naar de informele sector verantwoordelijk te maken voor de veiligheid op de werkplaats daar en bijvoorbeeld de ziekteverzekeringspremies voor de informele werkers. Het plan vermeldt dat er in werkelijkheid zeer veel banden bestaan tussen de formele en informele sector. Door die banden als het ware op te laden met sociale verantwoordelijkheid van de bedrijfswereld, mag men veronderstellen dat Manuel een gat wil slaan in de muur tussen beide en de idee van ‘legitieme’ uitbuiting en de onvermijdelijkheid van een duale economie uithollen. Naarmate die sociale verantwoordelijkheid dan uitbreidt, verkleint het verschil tussen de twee economieën. Tot de dag dat dezelfde wetten, CAO’s en werkcondities gelden voor beide en de integratie een feit wordt. Wordt dat het I 56 scenario? Wellicht, maar het vereist dan tegelijk voor de zwakke kant subsidies, kredietfaciliteiten en een zekere bescherming tegen de concurrentie van goedkope import. Het doel is nagenoeg volledige formele werkgelegenheid met een marge van 6% werkloosheid. De notie van een ‘decent job’ met een eerlijk loon is daarbij essentieel. Daarvoor moeten er in twintig jaar tijd elf miljoen nieuwe werkplaatsen in drie fases gecreëerd worden. De vooruitgang van de sociale zekerheid en bescherming zal tred moeten houden met de economische ontwikkeling. Dit lijkt sterk op de strategie van Lula en de Werkerspartij in Brazilië. De andere luiken van het plan en de onderhandelingsstrategie met de betrokken sectoren en klassen eveneens. Het milieu en de groene economie zijn prioriteiten in alle fases (hoewel kernenergie en het fraccen van schaliegas nog in de pijplijn zitten, het laatste aangemoedigd door de Zuid-Afrikaanse uitvinding van de productie van aardolie uit aardgas – het land bezit geen aardolie). De eerste fase steunt op de snelle creatie van veel werkgelegenheid ook voor laagen ongeschoolden door de staat en de sociale economie. Publieke werken en andere staatsprojecten (bijvoorbeeld alfabetiserings- en preventieve gezondheidscampagnes) zijn de beproefde manier om aan veel mensen werk en opleiding te verschaffen. Opvallend is echter het plan om op grote schaal sociaal kapitaal aan te boren en de in Zuid-Afrika nog weinig ontwikkelde sociale economie in staat te stellen om op korte en middellange termijn jaarlijks een miljoen nieuwe werkplaatsen te scheppen. Dit zijn allerlei non-profitorganisaties en coöperaties die in eerste instantie door de staat gefinancierd of uit andere bronnen gesponsord worden. De staat zal bij hen zoveel mogelijk aanbesteden in plaats van bij commerciële bedrijven. NGO’s kunnen ook helpen met planning, training voor boekhouding enzovoorts. Op zeer korte termijn voorziet het plan in grootscheepse gemeenschapsprojecten voor huizenbouw als antwoord op de woningnood in de townships en op het platteland. Naarmate marktgebonden activiteiten zich ontwikkelen, kan de sociale economie minder nieuwe banen leveren, maar ze moet een grote rol blijven spelen. Ondertussen wordt de tweede fase voorbereid: de ontwikkeling van micro-, kleine tot middelgrote bedrijven in allerlei sectoren, van de kleine landbouw (via de landhervorming), de plaatselijke verwerking van landbouwproducten en het toerisme tot de industrie. Op termijn zullen de KMO’s negentig procent van de werkgelegenheid en dus een groot deel van de economie beslaan, waarvan vele voor de productie van goederen en diensten voor de interne markt. Maar voor economische groei en het aantrekken van investeringen voor lokale productie is de ontwikkeling van exportproducten ook van essentieel belang. Als middeninkomensland met relatief hoge arbeidskosten, maar een goede technologische basis en capaciteit voor research and development, moet Zuid-Afrika niches vinden in de regionale, continentale en internationale markt voor producten en diensten (bijvoorbeeld telecommunicatie in Afrika waar Zuid-Afrikaanse firma’s al zeer actief in zijn) waarvoor het land voordelen bezit. Het gaat hier niet zozeer om de productie van consumentengoederen, als kleding of schoenen – hoewel onder andere de agroindustrie en de bewerking van bepaalde mijnbouwproducten een goede positie kunnen innemen –, maar bijvoorbeeld ook om consultancy en de uitvoering van buitenlandse infrastructuurprojecten waar het land speciale expertise voor bezit. Gedurende die fase moeten ook onderzoeken-ontwikkelingsprojecten gestimuleerd en gesteund worden opdat Zuid-Afrikaanse bedrijven in een derde fase in hoog ontwikkelde en kapitaalintensieve sectoren een VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT Zuid-Afrika: greep krijgen op de toekomst - Hélène Passtoors grotere rol kunnen spelen op de verschillende markten. Deze fase moet op de eerste plaats bouwen op de sectoren waarin ZuidAfrika sterk is of was, zoals kapitaalgoederen voor de bouw en de mijnen, metallurgie, zware chemicaliën, farmaceutische industrie, software, groene technologie en biotechnologie. Natuurlijk zijn er legio voorwaarden voor succes, en niet alleen de al genoemde infrastructuurwerken en de andere beleidsgebieden waar de heropbouw nog met grote problemen kampt. Het staatsapparaat is cruciaal. Het moet beter functioneren op en tussen alle niveaus en het vertrouwen terugwinnen door het uitroeien van corruptie en ongewenste politieke inmenging en door efficiëntere dienstverlening aan het publiek en de ondernemers. Het moet vooral de kennis en kunde verwerven die nodig zijn voor de sturende rol van een ontwikkelingsstaat zoals het beheer en de ontwikkeling van de geëigende instrumenten: de staatsbedrijven, nationale en regionale ontwikkelingsbanken en -fondsen en andere instellingen voor subsidies, krediet, enzovoorts. Landen die deze strategie met succes hebben toegepast, verloren geen tijd en energie met te proberen alle twijfels en debatten op voorhand op te lossen; ze leerden al doende, zegt het kaderplan. Zoals Deng Xiaoping gezegd zou hebben: in China was ontwikkeling “net als een rivier oversteken al tastend naar de stenen onder de oppervlakte”. Dit citaat werd ongetwijfeld meermaals herhaald op het ANC-congres in december jl. in Mangaung (Bloemfontein), want op verschillende punten bestond er geen consensus. Daarom ook moesten alle werkgroepen op het congres buiten hun specifieke opdracht eveneens hun mening geven over het Nationale Ontwikkelingsplan van Manuel en Ramaphosa. Het congres keurde het plan goed evenals de beleidsplannen van de andere voor ontwikkeling cruciale ministeries en gebood de nieuwe leiding om onmiddellijk te beginnen met de concrete uitvoering. Daarmee heeft ZuidAfrika nu eindelijk een integraal ontwikkelingsbeleid. Bovendien werd Cyril Ramaphosa tot ondervoorzitter van het ANC verkozen, hetgeen betekent dat hij vrijwel zeker na de nationale verkiezingen in 2014 vicepresident van Zuid-Afrika zal worden. Jacob Zuma die de planningscommissie JAARGANG 47 NUMMER 1 I LENTE 2013 had ingesteld en al jarenlang het concept van een nieuwe transitiefase preekte, werd herkozen als voorzitter en stevent dus af op een tweede ambtstermijn als president. verwachtten, is nu geen loos alarm. De grote zwarte meerderheid, de zwarte arbeidersklasse, heeft er na achttien jaar genoeg van. Je kunt het hen niet kwalijk nemen. Ze geven tenminste de hoop niet op om echte Een ander debat dat weer de hartstochten verandering af te dwingen. ontketende, was nationalisatie van de mijnen. Met een goede dosis populisme stel- (december 2012) den heethoofden als Julius Malema, de voormalige voorzitter van de ANC-jeugd Noten: (uit de partij gezet), nationalisatie voor als dé oplossing om ‘economische vrijheid’ 1 Tekst en geschiedenis, zie http://www.anc.org. te verwerven. Maar nationalisatie is geen za/show.php?id=72 waarde op zich. Het uitgangspunt van het 2 De bantustans waren uitvindingen van de apartANC is het doel: beneficiation, verzekeren heid. Rassensegregatie (in vier rassen: blanken, dat de opbrengst van de rijkdommen ten ‘Indiërs’, ‘kleurlingen’ en Afrikanen of zwarten) goede komt aan het land en de bevolking. liet namelijk nog altijd een overgrote zwarte Daarvoor bestaan er ook andere formules meerderheid bestaan. Om die te overheersen met waar mogelijk ook de mijnbedrijven aan een blanke minderheid, verdeelde het apartheidsmee kunnen werken. Door alle emoties systeem hen in etnische groepen met ieder een – die het hele land beroeren, begrijpen de vaak versnipperd – grondgebied: dat waren de mijnmagnaten nu blijkbaar dat business as bantustans waar eenieder die geen werk had in usual niet meer mogelijk is en er serieus de ‘blanke economie’ naar toe verbannen werd. onderhandeld moet worden. Op zijn minst Ze waren overbevolkte arbeidersreservaten. zal een goed deel van de winsten in Zuid- 3 Zie Webster, Eddie, “The dual economy” in Afrika geïnvesteerd moeten worden in het New Agenda: South African Journal of Social kader van het transformatiebeleid en zullen and Economic Policy, Issue 15, Third Quarter, de arbeidsverhoudingen en -voorzieningen 2004. 4 aanzienlijk moeten verbeteren. Op de platinummijn van Lonmin in Marikana Het congres besteedde ook veel energie aan de interne problemen van het ANC: corruptie, nepotisme, machtsstrijd, facties en het contact met de achterban. Het ANC is aan een dieptepunt geraakt, zei vicepresident Kgalema Motlanthe in een interview.41 Als het niet in staat is om dat om te zetten in een resoluut keerpunt en de bevolking met nieuwe hoop en energie te betrekken bij de nieuwe strategie, ziet het er niet zo goed uit. Want de weg is nog zeer lang. Het congres stond in de schaduw van zich verbreidende sociale onrust en niet alleen de in de hele wereld gemediatiseerde mijnstakingen en het drama in Marikana. Die stakingen hebben werkers in alle sectoren aangezet om hun onvrede luider te uiten. Zelfs de geïsoleerde boerderijen in de West-Kaap hebben dezer dagen te kampen met stakingen van landarbeiders die zich als een lopend vuurtje verspreiden. Zij eisen een dagloon van 15 Euro, het dubbele van het huidige minimumloon in de landbouw. Ook is het einde niet in zicht van de gewelddadige protesten in de krottenwijken en townships. De sociale meltdown die de tegenstanders van het ANC in 1994 in de noordwest provincie (in de voormalige bantustan van Bophuthatswana) vielen er tijdens een wilde staking in augustus 2012 minstens 45 dodelijke slachtoffers, waarvan 34 gedood werden door de politie. De officiële onderzoekscommissie hoort momenteel (november 2012) alle getuigen. 5 http://www.nelsonmandela.org/omalley/index. php/site/q/03lv02039/04lv02103/05lv02120/06 lv02126.htm 6 In feite scheidde de apartheid de arbeidersklasse in een blanke ‘arbeidersaristocratie’ waarvoor de banen vanaf opzichter en hoger gereserveerd waren en de grote zwarte arbeidersklasse die bestemd was voor al het lagere werk en bij de wet geen toegang hadden tot het niveau van opzichter of hoger. 7 Cijfers in dit artikel waarbij het jaartal 2011 expliciet vermeld wordt, zijn afkomstig van de volkstelling van dat jaar, gepubliceerd in oktober 2012. Andere zijn afkomstig uit regeringspublicaties van 2011 en dus ouder. 8 Interview in de Financial Times, 28 oct.2012,http://www.ft.com/intl/cms/ s/0/3a6b7bba-212e-11e2-9720-00144feabdc0. html#axzz2AgdiVTW0 9 Zie Ministry of Labour https://www.labour.gov.za/downloads/documents/annual- 57 I reports/unemployment-insurance-fund/2012/ uifreport2012_part2.pdf/view?searchterm=uif 10 Cijfers van http://www.wageindicator.org/ main/minimum-wages/south-africa/copy_of_ south-africa-minimum-wage-faqs#sa8 Wageindicator.org is een initiatief van de Nederlandse FNV-vakbondscentrale en de Universiteit van Amsterdam. 11 http://www.npconline.co.za/pebble. asp?relid=110 12 http://www.ft.com/intl/cms/s/0/3a6b7bba212e-11e2-9720-00144feabdc0. html#axzz2DQWYFDuM 13 Zie Turok, Ben, From the Freedom Charter to Polokwane: the evolution of ANC economic policy, New Agenda, Cape Town, 2008. 14 Lachmann, D. & K Bercuson (eds.), Economic Policies for a New South Africa. International Monetary Fund, Washington DC, 1992. 15 Gegevens uit de Medium Term Budget Policy Statement, toespraak van de Minister van Financiën op 25 oct.2012. http://www.treasury.gov. za/documents/mtbps/2012/mtbps/speech.pdf 16 Gunder Frank waarschuwde in 1966 al hoe ‘ontwikkelen’ ‘onderontwikkelen’ kan worden. Zie Gunder Frank, André, The development of underdevelopment, Monthly Review Press, New York, 1966. En ook alle literatuur over de schuldenkwestie, schuldenkwijtschelding enz. 17 Black Economic Empowerment, afgekort BEE, wordt misschien het best vertaald door Zwarte Economische Emancipatie hoewel empowerment betekent macht krijgen, ‘bemachtigen’. 18 Voor de blanke settlers in de 19de eeuw – Afrikaners en Britten – was de gedwongen proletarisering van de zwarte boeren (voornamelijk door honger als gevolg van vernietiging van vee en oogst en door belastingen) ook de manier om zich hun land toe te eigenen en ze uit te schakelen als concurrenten op de markt Het is bijvoorbeeld door historici aangetoond dat lang de zwarte boeren in de Oost-Kaap productiever waren dan de blanke settlers. 19 “The State and Social Transformation”. Discussion Document. ANC 1996 http://www.anc. org.za/show.php?id=306 20 Zie Jeremy Cronin’s (SACP) recente artikel ‘The Moral Decline which Mbeki now Laments’ http://www.politicsweb.co.za/politicsweb/view/ politicsweb/en/page72308?oid=335511&sn=Ma rketingweb+detail&pid=74709 21 Aanvankelijk diende ‘ingezet worden in de privésector’ – dat was de uitdrukking – vaak als bliksemafleider voor politiek conflict en machtsstrijd. Bovengenoemde Cyril Ramaphosa en Tokyo Sexwale waren bijvoorbeeld geenszins vriendjes maar geduchte concurrenten van Mbeki. Ook investeerden veel oudere ANC-ers I 58 met een politieke functie op kleine schaal om een spaarpot aan te leggen voor tijden van nood en de oude dag. Maar het snelle succes en de ‘gemakkelijke’ verrijking van de eerste nieuwe kapitalisten prikkelden de eetlust ... 22 In 2008 gaf econoom en parlementslid Prof. Ben Turok een eerste overzicht van de economie bijna 15 jaar na de apartheid in: Turok, Ben, From the Freedom Charter to Polokwane: the evolution of ANC economic policy, New Agenda, Cape Town, 2008. 23 http://www.npconline.co.za/pebble. asp?relid=111 24 In 2008 verdiende de helft van alle werkenden minder dan 250 Euro en eenderde minder dan 100 Euro per maand. (Officiële statistieken) De problemen van de mijnwerkers zijn complex. Ze hebben niet alleen te maken met nettolonen, maar ook met trekarbeid als vanouds onder slechte condities, met dubbele huishouding en huisvesting thuis en op of rond de mijn, met voor velen een onzekere werksituatie, met erkenning en loon voor geschoold werk, met een niet erkende en onervaren vakbond, met gebrek aan CAO voor de hele mijnsector, met praktijken van de mijnbedrijven, enz. 25 Gunder Frank, André, The development of underdevelopment, Monthly Review Press, New York, 1966. 26 Zuid-Afrika en andere middeninkomenslanden zijn minder aantrekkelijk voor goedkope productie omdat de lonen al hoger liggen dan in arme ontwikkelingslanden. 27 Turok, Ben (Ed.), The Controversy about Economic Growth. Jacana Media, Auckland Park (South Africa), 2011 28 UNCTAD, World Investment Report 2005. New York, 2005 (http://www.unctad.org/en/ docs/wir2005_en.pdf) Zie ook: Mohammed, Seeraj & Finnoff,K., “Capital flight from South Africa, 1980-2000” in: Epstein, G.(ed.), Capital Flight and capital controls in developing countries. Edward Elgar Publishing, Cheltenham (UK) and Northampton, MA (USA), 2005. 29 Lewis, W.A., “Economic Development with unlimited supplies of labour” in Manchester School of Economic and Social Studies Vol.22, Manchester, 1954. Dit wordt ook het ‘Lewis Model’ in een duale economie genoemd. Over de aftakeling van die sector in Zuid-Afrika sinds 1990 en andere problemen, zie: Rodrick, D., Understanding South Africa’s economic puzzles. Harvard University Center for International Development, Cambridge (USA), 2006. (www.nber.org/papers/12565.pdf) 30 http://www.spar-international.com/media/49223/2010_AR_SPAR.pdf 31 Zie bijvoorbeeld Fedderke,J. & G. Szalontai, Industry concentration in South African Manufacturing industry. Trends and consequences, 1972-96. Economic Research Southern Africa Working Paper 23. University of Cape Town, Cape Town, 2005. 32 Zie bijvoorbeeld al oudere rapporten over Mozambique: UN Economic Commission for Africa en het hoofdstuk over on Mozambique: ‘The Elusive Quest for Pro-Poor Growth’. Economic Report for Africa (ERA) 2003. Of een inleiding voor soortgelijke problemen met uitblijvende ontwikkeling of ‘onderwikkeling’ in zeven Afrikaanse landen gebaseerd op het ERArapport in Africa Policy. E-Journal of Africa Action, August 2003. www.africaaction.org. Of ook een bekend hoogoplopend debat tussen het Fitch ratingsbureau en de IMF enerzijds en Mozambikaanse en Britse ontwikkelingseconomen anderzijds, het ‘Fitch Debate’ gepubliceerd als annex bij Passtoors, Hélène, ‘Global Apartheid’, Indian Journal of Labour Economics, special issue on globalisation, 2003. (Op aanvraag bij de auteur te verkrijgen.) In Mozambique sloten rond het jaar 2000 – dus in dezelfde tijd als in buurland Zuid-Afrika – in minder dan vijf jaar 40% van de kleine en middelgrote fabrieken, terwijl dankzij productie en export door multinationals het groeicijfer opklom tot gemiddeld 8% per jaar, een record voor het land. Prof. John Cameron spreekt van ‘immiserising growth’. Dit fenomeen heet in de vakliteratuur ook wel ‘the Dutch disease’, hoewel het effect in Afrika heel wat dramatischer is. 33 Zie Paul Holden, The Arms Deal in Your Pocket. Jonathan Ball Publishers, Johannesburg, 2008. 34 Een aantal van Mbeki’s vooraanstaande aanhangers, de meeste afkomstig van het UDF (United Democratic Front van de volksbeweging van de jaren 1980) richtte een nieuwe partij op, het Congress of the People, COPE. COPE heeft praktisch hetzelfde programma als het ANC. De partij kent veel interne problemen van leiderschap en komt tot nu toe niet echt van de grond. 35 Mbeki was aan het einde van zijn tweede ambtsperiode, het maximum toegestaan door de grondwet. Het congres keurde een voorstel om de functies van voorzitter en president te scheiden af, het wilde geen ‘twee machtscentra’. 36 Het was de derde keer dat een rechter inmenging in de rechterlijke macht vanuit de uitvoerende macht constateerde, waarvan de twee laatste keren tegen Zuma, vermoedelijk in een uiterste poging via een proces alsnog te beletten dat hij president werd. VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT Zuid-Afrika: greep krijgen op de toekomst - Hélène Passtoors 37 Voor de debatten zie de zeer leesbare boekjes van Prof. Ben Turok, geschreven voor parlementsleden en een wijder publiek: Turok, Ben with Ha-Joon Chang & João Carlos Ferraz, Development in a Divided Country. Jacana, Auckland Park (Johannesburg), 2011. (Waarin Turok schrijft over Zuid-Afria, João Carlos Ferraz over de hulpmiddelen voor het beleid gebruikt in Brazilië, en Ha-Joon Chang over de Zuid-Oost-Aziatische ervaring.) Turok, Ben (Ed.), The Controversy about Economic Growth. Jacana Media, Auckland Park (South Africa), 2011. (Met bijdragen van ZuidAfrikaanse academici.) 38 ‘The New Growth Path. The Framework’.http://www.info.gov.za/view/ DownloadFileAction?id=135748 39 http://www.npconline.co.za/pebble. asp?relid=25 In de Zuid-Afrikaanse pers en ook de publicaties van het maatschappelijk middenveld vindt men helaas zelden genoeg informatie. Ze behandelen de diverse plannen en voorstellen over het algemeen eclectisch en niet zelden eenzijdig en er is weinig gedegen discussie over. 40 Zuid-Afrika – of het ANC – vindt dat Afrika onafhankelijk, zonder inmenging van buiten, moet kunnen beslissen over haar eigen ontwikkeling. Zo ontdekte Nkosazana Dlamini-Zuma, de nieuwe presidente van de Afrikaanse Unie en voormalige Zuid-Afrikaanse minister van Buitenlandse en recent van Binnenlandse Zaken, met schrik dat de AU praktisch helemaal wordt gefinancierd door donoren. Ze wil daar zo vlug mogelijk een einde aan maken en alle Afrikaanse landen dwingen om hun eigen bijdrage te betalen. 41 http://www.ft.com/intl/cms/s/0/3a6b7bba212e-11e2-9720-00144feabdc0. html#axzz2AgdiVTW0 JAARGANG 47 NUMMER 1 I LENTE 2013 59 I