Zuid-Afrika

advertisement
Zuid-Afrika
Zuid-Afrika: greep krijgen op de toekomst
Hélène Passtoors
Honderd jaar oud, achttien jaar aan de
macht en de relatie tussen het ANC en de
grote zwarte meerderheid houdt stand.
Dankzij en ondanks ... Dankzij de strijd,
bevrijding en democratie, en de reële verbetering van het dagelijks leven van miljoenen armen. Ondanks onverminderde
ongelijkheid, werkloosheid, uitsluiting en
onzekerheid met als enige toevlucht de
informele beredderingseconomie. Minder
armoede en zelfs minder uitbuiting betekenen nog niet ontwikkeling. De eerste overgangsfase (1994-2009) stuurde aan op een
neoliberale sociaaldemocratie. Ze bracht
een uitstekend sociaal beleid en economische groei. Maar geen ontwikkeling
en zelfs afbraak van de lokale industrie.
Door gebrek aan structurele transformatie bleven de sociale verhoudingen intact
en daarmee ondanks de verbeteringen ook
het oude uitbuitingspatroon. Noch sociale
uitkeringen noch positieve discriminatie
transformeren. De vorming van een zwarte
middenklasse transformeert ook niet. Een
‘sociaal contract’ onder toezicht van een
‘neutrale’ regulerende staat transformeerde al evenmin. De zwarte arbeidersklasse
krijgt genoeg van het gebrek aan wezenlijke verandering; sociale onrust verbreidt
zich. Voor de tweede overgangsfase zet
het ANC in op economische en sociaaleconomische transformatie in een gemengde
economie met een actief sturende ‘ontwikkelingsstaat’, een strategie die in Brazilië, India en ook China successen boekt.
Opvallend zijn daarbij het antwoord op
de globale crisis en o.a. de grote rol toebedacht aan de sociale economie. Maar het
ANC moet ook dringend het eigen huis op
orde brengen en het falende contact met de
achterban herstellen.
Het verleden van landroof,
koloniale uitbuiting en apartheid
legt nog steeds een enorme
hypotheek op het land.
voorbeeld van Mahatma Gandhi. In 1949
nam het ANC hun Actieprogramma aan,
een strategische ommezwaai.
zijn bestaan was het ANC een lobby van
zwarte notabelen die met petities en vurige
pleidooien een moreel beroep deed op humanisten in Zuid-Afrika en in Groot-Brittannië – Zuid-Afrika was tot 1960 nog een
dominion van de Britse Kroon. Naar voorbeeld van de historische campagne tegen
de slavenhandel hoopte het zo een einde te
kunnen maken aan discriminatie, segregatie en het interne koloniale bestel. In tegenstelling tot de doodsstrijd van de plantageproductiewijze ten tijde van de campagne
tegen de slavenhandel, waren de koloniale
verhoudingen echter nog springlevend tussen de jaren 1912 en 1940. Het lobbyen van
het ANC en zijn vrienden stuitte op een
muur van geruste gewetens.
De reactie had niet op zich laten wachten. In 1948 wonnen de extreemrechtse
Afrikaner nationalisten van de Nasionale
Party – waarvan velen met de nazi’s hadden geheuld en waarvan duizenden fanaten
de oorlogsjaren in de gevangenis hadden
doorgebracht – de blanke verkiezingen.
Ondanks de enorme groei van het verzet
en indrukwekkende landelijke protestacties
in de jaren vijftig, consolideerden ze hun
macht en zetten een tot het uiterste doorgevoerd koloniaal systeem op, dat social
engineering, waaronder volksverhuizingen, inhield zoals de mensheid nog nooit
gezien had: de apartheid. Terwijl het einde
van het koloniale tijdperk langzaam maar
zeker overal in de wereld in zicht kwam,
doelde de apartheid op de eeuwige verankering van de blanke heerschappij in
het Zuidelijke puntje van Afrika. In 1960
verklaarden de Afrikaner nationalisten
alle bevrijdingsbewegingen onwettig en
dreven ze ondergronds. Het ANC nam de
wapens op, maar al vlug bleek de nieuwe
strategie veel moeilijker dan verwacht en
kwam de terugslag (zoals de arrestatie van
Mandela en het hele hoofdkwartier in 1964
en de mislukking van door Che Guevara
geïnspireerde guerrilla-invasies en ‘focos’
van gewapend verzet). Onder leiding van
Oliver Tambo moest het ANC vanuit het
buitenland volledig heropgebouwd worden. Introspectie, analyse en constant debat
leidden tot de uitgekiende, meervoudige
strategie aangenomen op het congres van
1969 in Morogoro en bijgesteld in Kabwe
in 1985, die het ANC en het onder zijn vlag
steeds wijder verspreide volksverzet in
1994 tot de bevrijding brachten. Al die tijd
bleef de Nasionale Party aan de macht en
Tijdens de Tweede Wereldoorlog vocht
Zuid-Afrika mee aan de kant van de Geallieerden onder generaal Jan Smuts, die ook
president was en een zekere liberalisering
wilde doorvoeren van de raciale verhoudingen met meer faciliteiten voor de opleiding
van een zwarte elite en toegang tot de vrije
beroepen. Zo kon Nelson Mandela op de
Universiteit van de Witwatersrand, de beroemdste ‘blanke’ universiteit, rechten studeren en later met Oliver Tambo het eerste
zwarte advocatenkantoor openen in Johannesburg (in 1951). Anderzijds kwam er in
de oorlogseconomie werkgelegenheid voor
de onderdrukte rassen op niveaus waartoe
ze voorheen weinig of geen toegang hadden. In dat veranderende klimaat richtten
Mandela, Tambo,Walter Sisulu en enkele
anderen in 1944 de jeugdbeweging van
het ANC op en wisten ze geleidelijk de
Het ANC (African National Congress of ouderen te overtuigen dat de tijd gekomen
South Africa) viert in 2012 zijn honderd- was voor een volksbeweging en vreedste verjaardag. De eerste dertig jaar van zaam, maar militant massaprotest naar het
JAARGANG 47 NUMMER 1 I LENTE 2013
41 I
de apartheid van kracht en zadelde de jonge
democratie op met een zware erfenis.
Maatschappijmodel
Als ongeveer tweederde van de ZuidAfrikaanse kiezers bij iedere verkiezing
weer voor het ANC stemt, kan dat niet
zomaar uit strijdnostalgie of trouw aan de
bevrijdingsbeweging zijn zoals de ZuidAfrikaanse kranten zo zurig veronderstellen – hoewel dat kan meespelen. Want de
relatie begon in feite niet bij de bevrijding
in 1994, maar gaat minstens zo ver terug
als 1955 toen het basisprogramma van het
ANC werd uitgespeld. De overgrote meerderheid van de kiezers – de zwarte armen,
arbeiders en naar land en werk snakkende
plattelandsbewoners – ziet kennelijk tot
dusver geen heil in een ander maatschappijmodel voor de toekomst. Noch in dat
van de Zulu-nationalisten van de Inkatha
Freedom Party, noch in dat van de liberale
Democratic Alliance, de enige oppositiepartijen van numeriek belang.
In 1955 werd de ‘Congres Alliantie’ geboren en werden de grote lijnen voor een
nieuwe samenleving na de apartheid neergelegd in het Handvest van de Vrijheid,
het Freedom Charter. In de Congres Alliantie – of Congresbeweging – verenigden
de verschillende takken van het verzet hun
krachten onder leiding van het voorheen
uitsluitend zwarte ANC dat de meerderheid en de meest onderdrukten vertegenwoordigde. De andere ‘Congressen’: het
nog oudere Indian Congress (gesticht door
Gandhi), de Coloured People’s Organisation (‘kleurlingen’) en het Congress of Democrats (blanken) gingen op in het ANC,
terwijl de communistische partij SACP en
de centrale van zwarte vakbonden, toen
SACTU, nu COSATU, autonoom bleven
in alliantie met het ANC. Deze alliantie
hield al die jaren stand en vormt nu de
regeringspartij.
Het gemeenschappelijke basisprogramma,
het Handvest van de Vrijheid, werd opgesteld na een grootse volksraadpleging. Niet
minder dan 50.000 vrijwilligers doorkruisten de townships en het platteland om de
opinies en verwachtingen van de mensen
te verzamelen. De tien clausules voor een
niet-raciale democratie voor alle inwoners,
zwart en blank, werden besproken en gestemd door bijna 3000 afgevaardigden uit
I 42
alle regio’s op een uniek Congress of the
People dat de apartheidspolitie te laat uit
elkaar knuppelde om de democratische
aanname van het Handvest te verhinderen.
Dit volkscongres blijft de meest representatieve en grootste volksraadpleging die
ooit in Zuid-Afrika heeft plaatsgevonden.
Vijf jaar later werden alle verzetsorganisaties verboden en begon de clandestiene
strijd. Kiezen voor ‘Congress’ was een
ideologische keuze voor het Handvest. In
de loop van de jaren kreeg de congresbeweging veruit de meeste aanhangers. Dat
betekent geenszins dat de bijdragen van
het PAC, Pan African National Congress,
een panafrikanistische afsplitsing van
het ANC, en kleinere verzetsorganisaties
evenals van de Zwarte Bewustzijnsbeweging van Steve Biko onderschat moeten
worden, maar wél dat de meerderheid koos
voor de ideologie van een niet-raciale, unitaire democratie. Later werd gelijkheid
tussen man en vrouw toegevoegd en werd
het ideaal een ‘niet-raciale, niet-seksistische democratie’.
In ANC-taal heet het proces om die doelstellingen te bereiken de ‘Nationale Democratische Revolutie’, NDR (in tegenstelling tot bijvoorbeeld een socialistische
revolutie of het panafrikanisme dat in
principe blanken uitsluit als de kolonisatoren die niet in Afrika thuishoren). Als alliantiepartner beschouwt de SACP de NDR
als een eerste revolutionaire fase en streeft
op langere termijn een democratische socialistische revolutie na. Het adjectief
‘nationaal’ van de NDR duidt zowel op nationale eenheid alsook op de erkenning van
de ‘nationale groepen’, zoals het Handvest
de verscheidenheid van rassen en culturen
noemt. En als uitdrukking van democratische eenheid in verscheidenheid duidt
‘nationaal’ eveneens op de afspraak dat de
zwarte meerderheid ook in de leiding van
de Alliantie – en in de regering – het overwicht moet hebben. (Een zekere mix is de
regel geworden, maar is niet gebonden
aan quota’s.) Een andere traditie die onder
de cruciale, bijna dertigjarige leiding van
Oliver ‘O.R.’ Tambo (van 1964 tot 1991)
inwortelde, is collectief leiderschap: Tambo noemde zich primus inter pares, eerste
tussen gelijken. Ook van de president, die
normaliter eveneens de partijvoorzitter is,
wordt dit verwacht, ook in beleidszaken.
Deze traditie kreeg het al een beetje te
kwaad onder Mandela (die behalve Walter
Sisulu geen gelijken had in het hoogste orgaan) en vervolgens onder Thabo Mbeki,
maar werd vanaf 2007 door Jacob Zuma
in ere hersteld volgens de wensen van de
meerderheid bij zijn verkiezing dat jaar tot
partijvoorzitter.
De NDR is nu gaande en constant op de
lippen van regering en ANC. Het Handvest van 1955 blijft daarvan het basisprogramma. Alle aanhangers van het ANC
kennen de titels van de tien clausules van
buiten en citeren die veelvuldig in de vele
politieke debatten. Velen kunnen de volledige tekst citeren en het politieke debat
draait altijd om hoe de doelstellingen
Nelson Mandela
VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT
Zuid-Afrika: greep krijgen op de toekomst - Hélène Passtoors
concreet in te vullen, welke strategie te
volgen en welk beleid te voeren in de huidige context en conjunctuur. Gelijke culturele en taalrechten en een einde aan alle
racisme en discriminatie; gelijkheid voor
de wet; een rechtvaardige verdeling van
de rijkdommen van het land en een einde
aan de heerschappij van de “monopolies
en banken” over de economie; herverdeling van het land “onder hen die het bewerken”; recht op een woning met betaalbaar
“comfort”(drinkwater, riolering, elektriciteit) en op gezondheidszorg; recht op
onderwijs, de fundamentele vrijheden van
mening, meningsuiting en beweging; recht
op werk en veiligheid; vrede en vriendschap onder de burgers, met Afrika en de
wereld … Dat is de korte inhoud van het
Handvest van de Vrijheid waarvoor de
Congres Alliantie onder leiding van het
ANC als volksbeweging belooft te vechten
“tot we onze vrijheid gewonnen hebben”.1
Niets van dit alles bestond onder de apartheid. De nominale bevrijding in 1994 en de
instelling van een niet-raciale democratie
– de ‘regenboog’ in de bevlogen metafoor
van aartsbisschop Desmond Tutu – opende
de weg naar die nieuwe samenleving. Maar
zoals Nelson Mandela iedereen die daar
nog niet van doordrongen was, op het hart
drukte: “We zijn nog niet vrij, we hebben
slechts de vrijheid verworven om vrij te
worden”. Behalve het verdiepen van de
democratie, vergt ware vrijheid ten eerste
herstel van het ergste geleden onrecht en
verregaande verwaarlozing, een zichtbare
verandering in de levensomstandigheden
van de armen en eeuwenlang achtergestelden. Maar diepe en duurzame verandering
vereist emancipatie en sociaaleconomische
integratie van de meerderheid. Met andere
woorden: ontwikkeling, het centrale thema
van dit artikel. Zuid-Afrika komt van heel
ver en zal een lange, moeilijke weg moeten afleggen om die vrijheid voor allen te
bereiken. Een stuk langer dan Mandela en
zijn partijgenoten hadden gehoopt in 1994
…
grenzen en beperkingen zijn onzichtbaar
geworden. Want de verhoudingen tussen
arm en rijk, hun respectievelijke woonplaats en recreatieve activiteiten, het gebrek aan interactie, slechte arme en goede
rijke scholen, overbelaste staats- en comfortabele privéziekenhuizen, krotten- en
villawijken, de kloof tussen stad en platteland, tussen voormalige bantustans2 en
blanke landbouwgebieden, tussen zwarte
en blanke leefwereld, zelfs tussen zwarte
en blanke publieke opinie: dat alles is nauwelijks veranderd. Op menselijk vlak is
Zuid-Afrika nog een gebarsten, op economisch vlak een gespleten samenleving. In
de verhoudingen heeft een lichte verschuiving van ras naar klasse plaatsgevonden.
Er is nu een zwarte elite van voornamelijk
politici, nieuwe zakenlieden en intellectuelen, die meestal in voorheen ‘blanke wijken’ woont. Maar die is nog relatief klein
en heeft vooral nog weinig te zeggen in de
economie. De zwarte elite heeft wel bijna
alles te zeggen in het staatshuishouden,
maar nog erg weinig over de economische
activiteiten en bijna niets over de bestemming van de winsten.
Dat is wat men de ‘cappuccinosamenleving’ noemt: een grote zwarte laag onderaan met een laag wit schuim erop en wat
chocoladestrooisel. Een cynisch, maar toch
niet grotesk beeld: ook cappuccino vermengt zich immers niet vanzelf …
De cappucinosamenleving
In het verdeelde en gespleten Zuid-Afrika
moet ontwikkeling dus gepaard gaan met
transformatie . Want er huizen in feite
twee werelden: een ontwikkelde wereld
bewoond door de blanken en het ‘strooisel’
van donkere Zuid-Afrikanen die leven van
de formele economie en relatief welvarend
tot zeer welvarend zijn.3 En anderzijds een
grote onderontwikkelde wereld waar de anderen wonen in armoede, zich moeten beredderen in de informele of ‘tweede’ economie, overleven van schaarse landbouw
op uitgeputte grond of, als laatste strohalm,
van kindergeld of pensioentjes waarvan
ook een onbepaald aantal werkloze familieleden moeten leven.
Die integratie is anno 2012 nog nauwelijks gevorderd. De versperringen, de verblijfs- en reisvergunningen, het gescheiden
onderwijs en openbaar vervoer voor blank
en zwart, de rassenwetten, dat alles is verdwenen, maar nog niet geschiedenis. Al die
Ontwikkelingslanden en vooral landen
met een economie nog gebaseerd op een
(neo)koloniaal systeem bezitten een tweeledige economie: enerzijds een moderne
‘eerste’ of ‘formele’ economie verbonden aan de wereldeconomie en anderzijds
JAARGANG 47 NUMMER 1 I LENTE 2013
een ‘tweede’ of ‘informele’ economie
waarin allen die uitgesloten zijn van de
grote economie zich moeten beredderen.
In Zuid-Afrika is dat meer dan de helft van
de bevolking en natuurlijk praktisch allemaal zwart. Die onderontwikkelde wereld
vindt men in de zwarte townships rond de
steden, in enkele andere arme voormalige
‘Indische’ of ‘kleurlingen’-buurten en in
de voormalige bantustans op het platteland,
die veelal ware reservaten van uitzichtloosheid zijn.
Werkgelegenheid in de informele sector
vindt men in kleine bedrijfjes zoals garages
en andere werkplaatsen, kiosken, kleine
cafés, eethuisjes, marktkramen. En ‘zelftewerkstelling’, zoals het in Zuid-Afrika
heet, slaat op de vele straatverkopers,
schoenmakers of -poetsers, kleermakers en
naaisters, marketentsters, handwerklieden,
velerlei diensten en dienstjes, kortom alles wat geld op kan brengen. Toeristen in
Afrika vinden de vindingrijkheid in die wereld vaak ‘leuk’ of romantisch. Maar hoe
romantisch is dat voor de mensen zelf? Temeer als je klanten de minst koopkrachtige
zijn en je hele familie ervan moet leven?
In het moderne Zuid-Afrika zie je niet zoveel romantiek. En in de townships gaat het
‘leuke’ er vlug vanaf omdat ook een groot
aantal mensen er leven van kleine en ook
minder kleine misdaad … Zuid-Afrikaanse
townships tonen beter dan menig ander
land het ware gezicht van de armoede en
de informele economie. Het gaat om beredderen en meestal zelfs om overleven.
De formele, ‘eerste’ of ook ‘nationale’
economie was daarentegen in 1994 ‘blank’
en is ook nu nog voor 90% in handen van
blanken. De zwarte arbeiders en lagere
bediendes die in de mijnen, fabrieken,
dienstensector en de administratie werken, behoren in theorie tot de wereld van
de formele economie. Ze vallen onder de
arbeidswetgeving en loonovereenkomsten,
zijn meestal lid van de vakbond, verdienen
hogere lonen en kunnen bij ontslag soms al
enkele maanden profiteren van de nieuwe
werkloosheidsverzekering. Dat is niet het
geval voor de informele sector.
In werkelijkheid schipperen deze werkers
echter constant tussen de formele en de informele beredderingseconomie. Dit niet alleen door de toch lage formele lonen, maar
vooral door de arbeidsonzekerheid, de
43 I
veelvuldige ontslagen, toenemende flexibiliteit en tijdelijke of interim-contracten,
alsook meestal de vele werkloze familieleden die financieel van hen afhankelijk
zijn. Ze kunnen op elk moment in de informele wereld teruggeworpen worden,
en, zoals we zagen gedurende de recente
mijnstakingen, leven ze vaak in even onmenselijke omstandigheden als de armsten,
komen uit de armste gebieden, en zijn nog
steeds bijna onveranderd onderworpen aan
het systeem van de trekarbeid die onder de
apartheid het summum van uitbuiting was.
Een ander, recent fenomeen is toenemende
uitbesteding (outsourcing) door formele
bedrijven die een deel van hun productie onderbrengen bij informele bedrijfjes.
Daarmee kunnen ze bezuinigen op het aantal werkers met formele contracten en de
uitbuiting ook uitbesteden. Hoeveel werkers deze uitbesteding terugdwingt naar de
informele sector, is niet bekend, maar ze is
even aantrekkelijk voor formele werkgevers in Zuid-Afrika als delokaliseren is in
de ontwikkelde wereld.
van sommige stakingen. Er zijn alleen al
dit jaar duizenden mijnwerkers summier
ontslagen. Voor het patronaat is dat geen
probleem, er staan miljoenen vervangers te
wachten. Voor de ontslagen mijnwerkers
die leven van trekarbeid, betekent ontslag
terugkeren naar voormalige bantustans of
regio’s waar al bijna helemaal geen werkgelegenheid voorhanden is, zoals de OostKaap waar veruit de meeste mijnwerkers
in Marikana en op andere mijnen vandaan
komen.4
Het chocoladestrooisel op de cappuccino
betreft de zwarte elite. Maar als men over
ontwikkeling en emancipatie spreekt, gaat
het om de grote zwarte laag onderaan. Ontwikkeling gaat met andere woorden om
de geleidelijke integratie van de informele
in de formele economie (zoals in Europa
waar de informele economie marginaal is
en bestaat uit ‘in het zwart werken’ en de
ondergrondse economie van illegale handel en misdaad). Emancipatie en ‘empowerment’ van de onderontwikkelde wereld,
zowel in mentale zin als door opleiding,
gezondheid en algemeen welzijn, zijn daarbij uiteraard essentieel. Maar het daarbij
laten is als mensen plaats te doen nemen
in de wagen, maar het paard vergeten. De
Zuid-Afrikaanse economie werkt op twee
versnellingen en verregaande ingebouwde
ongelijkheid. Het paard voor de ontwikkelingswagen is een transformatie van de
formele economie die integratie en een
rechtvaardige verdeling van de inkomsten
mogelijk maakt.5
De tot op zekere hoogte poreuze grens
tussen de formele en informele economie
neemt echter niet weg dat er twee scherp
gescheiden werelden blijven. Opwaartse
mobiliteit van informele bedrijfjes naar de
grote economie is een eeuwige droom die
bijna nooit werkelijkheid wordt, althans
niet spontaan, zonder een specifiek en energiek doorgevoerd beleid. Terwijl duurzame
opwaartse mobiliteit van werkers afhangt
niet alleen van werkgelegenheid, maar ook
van vaste, permanente contracten in de formele sector.
Zonder economische transformatie krijgt
men precies wat men nu ziet: de verhouDe tendens in Zuid-Afrika is echter naar ding tussen de zwarte onderlaag en de witte
meer onzekerheid. De vakbonden proteste- schuimkraag is niet veranderd. Alleen is er
ren daar luid tegen, en COSATU wil zelfs chocoladestrooisel toegevoegd. Dat is wat
de overal opbloeiende interim-agentschap- de voortgaande ongelijkheid betekent.
pen bij de wet verbieden. Die lijken inderdaad verdacht veel op de ronselaars onder Het Handvest van de Vrijheid sprak niet
de apartheid en des te meer als het om trek- expliciet over sociale klassen. In die tijd
arbeid gaat. De mijnwerkers en veel ande- van anticommunisme – de communistische
ren kunnen wel staken voor hogere lonen partij was in 1950 verboden en ondergronds
en betere huisvesting; ze willen beslist niet gegaan – vermeed men dat soort termen,
dat ze moeten terugvallen op de beredde- die het Handvest meteen ‘communistisch’
ringseconomie, en dat is wat ze op ieder hadden gemaakt. Zo konden ook de grote
moment riskeren, met name met wilde meerderheid van niet-communisten en
stakingen en niet-erkende, soms onervaren mensen die de onderdrukking als louter raof onverantwoordelijke vakbonden of een cisme zagen, zich in de Congresbeweging
gebrekkige wetgeving voor hun erkenning thuisvoelen. En natuurlijk leden zwarten
(waar nu snel verbetering in komt). Dat ver- van alle sociale klassen en lagen onder raklaart ook gedeeltelijk de gewelddadigheid ciale onderdrukking. In latere documenten
I 44
maakte het ANC echter een diepere analyse van de apartheid als een bijzondere
vorm van intern kolonialisme waarin ras en
klasse intiem vervlochten waren en waarvan uitbuiting van de zwarte arbeiders de
onderliggende reden was.6
Ondanks alle nadruk sinds 1994 op de
‘regenboog’ en het ‘deracialiseren’ van
de samenleving en ondanks het chocoladestrooisel, zijn ras en sociale klasse nog
steeds intiem verbonden en de verhoudingen niet wezenlijk veranderd. Het chocoladestrooisel betekent dat de hogere lagen
van de zwarte bevolking na de bevrijding
een kans kregen om hun plaats in te nemen
bij de (blanke) middenklassen en sommige
bij de kapitalisten. De informele economie bleef echter wat ze altijd was: overlevingsstrategieën van het enorme zwarte
arbeidersreservoir waarop het koloniale
en apartheidskapitalisme altijd berustte en
teerde. Uit dat reservoir putte het wat het
aan arbeidskrachten nodig had en voor zo
lang als het ze nodig had. Dat doen de formele bedrijven nog steeds, zij het dat ze onder de nieuwe arbeidswetgeving en CAO’s
hun arbeiders iets beter moeten behandelen
dan voorheen. Als de huidige tendens naar
meer onzekerheid ergens op duidt, is het
wel op een terugkeer naar de vrijwel onbeperkte discretionaire macht van het patronaat in het werven en ontslaan van zwarte
werkers die de kern was van de apartheid.
Welzijn en herstel van onrecht
Het verleden van landroof, koloniale uitbuiting en apartheid legt nog steeds een
enorme hypotheek op het land. Het Reconstruction and Development Programme
(RDP) van 1994 van Mandela vermeldt
cijfers waar je koud van wordt. In feite waren het nog ruwe schattingen want de apartheid liet geen betrouwbare gegevens na. De
ware economische en sociale cijfers waren
‘staatsgeheim’, de demografische gegevens
een benadering door middel van luchtfoto’s
van townships en bantustans.
Op een geschat totaal van 40,4 miljoen inwoners leefden er in 1994 17 miljoen burgers in absolute armoede, 4,3 miljoen gezinnen hadden geen behoorlijke woning (veel
te laag geschat), 12 miljoen mensen hadden
geen toegang tot schoon leidingwater, 4,6
miljoen volwassenen waren ongeletterd,
de meeste woningen maar ook scholen en
VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT
Zuid-Afrika: greep krijgen op de toekomst - Hélène Passtoors
Desmond Tutu
ziekenhuizen hadden geen elektriciteit. Op
werkloosheid onder de zwarten was nog
moeilijker een cijfer te plakken omdat de
blanke heersers de bantustans instelden als
arbeidsreservaten waar mensen zich verder
maar moesten behelpen. De eivolle, zogenaamd zelfbesturende of onafhankelijke
bantustans moesten de werklozen uit de
‘blanke economie’ opvangen en daarmee
was het werkloosheidsprobleem onder de
zwarten uit de wereld geholpen.
Op de eerste plaats wilde president Mandela de extreme armoede verlichten, de
levensomstandigheden van de armsten
draagbaar maken en hen een minimum aan
comfort bieden in het ‘meest ontwikkelde
land van Afrika’, zoals het apartheidsregime het noemde. Het schrijnendste onrecht moest hersteld worden voor hen die
door hun werk en uitbuiting het land rijk
hadden gemaakt. Ze moesten zo vlug mogelijk verandering zien en in staat gesteld
worden om actief deel te nemen aan hun
emancipatie en de ontwikkeling van het
land. Zo kwamen er een minimumpensioen voor alle ouderen, kindergeld zodat
alle kinderen goed gevoed konden worden
en naar school gaan, invaliditeitspensioenen, gratis basiswoningen voor de armsten
en gesubsidieerde woningen voor hen die
een kleine hypotheek konden betalen.
Sinds 1994 zijn sociaal beleid en huisvesting ten bate van de onderste lagen
JAARGANG 47 NUMMER 1 I LENTE 2013
van de bevolking goed voor de helft van
het staatsbudget. Er werden meer dan
drie miljoen basiswoningen gebouwd. Nu
woont een kwart van de bevolking in een
nieuwe, vrolijk geschilderde woning van
twee vertrekken met eventueel een aangrenzende overdekte leefruimte. Dit zijn
voornamelijk mensen die voorheen woonden in krotten van karton en lekke golfplaten. In totaal woont 70 procent van de
twaalf miljoen Zuid-Afrikaanse gezinnen
nu in een echt huis, 14 procent in een traditionele hut, maar nog 16 procent in een
krotwoning. Behoorlijke huisvesting voor
allen blijft echter vechten tegen de bierkaai. Door de constante uittocht van het
platteland, waar werkgelegenheid nog vele
malen schaarser en de mogelijkheden om
zich te beredderen nog veel geringer blijven, vindt in de stad iedere vierkante meter
grond of kotje op de achtererven weer onmiddellijk bewoners. Ook verandert de gezinsstructuur snel, enerzijds door de strijd
tegen het seksisme en de patriarchale verhoudingen, anderzijds door aids en andere
epidemieën die vooral jonge volwassenen
treffen. Het aantal eenoudergezinnen stijgt
nog steeds en alleenstaande moeders vormen nu de hoofdmoot van de allerarmsten.
Tot overmaat van ramp kreeg de regering
in de eerste jaren bovendien te maken met
oneerlijke aannemers en moeten veel huisjes belangrijke reparaties ondergaan of helemaal opnieuw gebouwd worden.
Ook de spreiding van basisvoorzieningen
vorderde zeer snel. In 2011 had 85% van
de bevolking elektriciteit voor verlichting,
en 91% toegang tot leidingwater waarvan
rond 70% uit een kraan binnenshuis of op
het eigen erf, en 60% heeft een wc.7 Maar
de gezinnen moeten die diensten ook kunnen betalen… Negen miljoen gezinnen
krijgen gratis een basishoeveelheid water
en de prijspiramide van de elektriciteit is
onlangs omgekeerd zodat de kleinste consumenten de laagste tarieven betalen. Het
aantal woningen aangesloten op de riolering is ook enorm toegenomen. Het vieze,
mensonwaardige open emmersysteem
van de apartheid – een strontwagen komt
dan tweemaal per week de volle emmers
ophalen – is in formele woonwijken nu
praktisch uitgeroeid. Desalniettemin nemen ‘dienstenprotesten’ de laatste jaren in
omvang en intensiteit toe in krottenwijken
die nog steeds niet ‘bediend’ worden. Dit
protest keert zich vooral tegen het plaatselijke ANC, die van corruptie en onverschilligheid tegenover de noden van de mensen
wordt beticht en niet zelden komt het tot
geweld.
De sociale uitkeringen bereiken hoe langer
hoe meer hulpbehoevende gezinnen. In
2012 krijgen volgens vicepresident Motlanthe 15 miljoen van de 50 miljoen ZuidAfrikanen een uitkering, bijna zes maal
zoveel als in 1996.8 Wie valt daar nog buiten? Voor tussen 2 en 3 miljoen kinderen in
arme gezinnen wordt nog geen kindergeld
uitbetaald en een onbekend aantal volwassenen (dat sommigen schatten op een miljoen) krijgt niet de sociale uitkering waar
ze recht op hebben. Dit omdat ze nog niet
ingeschreven staan in de burgerlijke stand
en geen identiteitskaart hebben, of als gevolg van administratieve tekortkomingen.
(In 1994 waren vele miljoenen zwarten niet
ingeschreven, een zoveelste bewijs van
wrede verwaarlozing en ondermaats bestuur in zwarte woongebieden, zowel stedelijke als landelijke. De administratie was
gericht op repressie en vervolging. Dit is
meteen ook een aanwijzing voor de enorme
taak die het uitbreiden van de lokale administratie betekende en waarom er vooral op
dat niveau nog zoveel problemen bestaan.)
Verder behoren zes miljoen Zuid-Afrikanen tot gezinseenheden waar niemand een
job of een uitkering heeft. En nog eens zo’n
twee miljoen gezinsleden zijn afhankelijk
van werkers met een inkomen onder de
45 I
log”, zegt Motlanthe in deze context, “Een
formule die werkt voor dit land”.12
Thabo Mbeki
armoedegrens ... Deze cijfers zijn bovendien zeer gevoelig voor de fluctuaties in de
economie. In geval van tegenslag kunnen
ze heel snel oplopen. En wat dan?
Vakbondcentrale COSATU en een netwerk van organisaties voeren actie voor
BIG, een – zeer bescheiden – basisinkomen voor iedereen (ook wel ‘zekerheid
zonder gezeur’ genoemd) in plaats van
deze gerichte uitkeringen. Dan valt niemand naast het vangnet. Ook de voormalige minister Zola Skweyiya die dit sociaal
beleid ontwierp en meer dan tien jaar lang
uitvoerde, is ervoor gewonnen. Het ANC
was echter bang dat het te duur wordt en
mensen afhankelijk maakt van steun. Maar
de meningen daarover verschillen. BIG
kan bijvoorbeeld ook een geruststellende
basis zijn om een bedrijfje op te zetten of
te studeren als je niet meer de hele dag bezig hoeft te zijn om een paar centen bijeen
te schrapen om te eten.
De nieuwe werkloosheidsverzekering
(Unemployment Insurance Fund, UIF)
is vrijwillig, geldt alleen voor werkers in
de formele sector, en staat nog in de kinderschoenen. In 2012 stonden 1.400.000
werkgevers en meer dan 8 miljoen werknemers ingeschreven bij de UIF en in
2011/2012 kregen 700.000 mensen een
uitkering, waarvan 550.000 voor werkloosheid, de andere voor ziekte- of zwangerschapsverlof. Maar uit de totaalsom aan
uitbetaalde uitkeringen in één jaar – een
half miljoen Euro – blijkt al dat het nog
een zeer beperkte zekerheid blijft. Je moet
al vier jaar of langer gewerkt hebben om
I 46
maximaal 58 procent (voor de laagstbetaalden) van je loon uitgekeerd te krijgen en
dat voor uiterlijk 238 dagen (34 weken).9
Maar de echte domper is de prijs: de helft
van de werkers in formele jobs verdienen
niet genoeg om de maandelijkse premie te
betalen. De UIF is tot nu toe slechts voor
de hogere inkomens, geschoolde tot goed
opgeleide werknemers die vrij gemakkelijk
een baan vinden en houden.
Het sociaal beleid heeft het leven van miljoenen Zuid-Afrikanen verbeterd. Maar de
kloof van ongelijkheid blijft onveranderd.
De top 10 procent van de burgers halen nog
50 procent van het totale inkomen binnen
en de 10 procent armsten slechts 0,2 procent. Blanke gezinseenheden verdienden in
2011 nog altijd zes maal zoveel als zwarte,
die bovendien meestal groter zijn (onder
de apartheid was het gemiddeld acht maal
zoveel). In alle versies komt de gini-coëfficient van Zuid-Afrika bij de allerlaatsten
van het wereldpeloton. Volledige afhankelijkheid van staatssteun van een zo groot
deel van de bevolking (nu rond 30%) houdt
een begin van herverdeling van de inkomsten in, maar kan geen duurzame oplossing zijn voor armoede en ongelijkheid. De
armoedegrens ligt sinds 2008 op 50 Euro
per maand10, de absolute armoedegrens op
32 Euro. Dankzij de sociale uitkeringen is
de absolute armoede tussen 1995 en 2005
gedaald van 53% tot 48%, maar dat is nog
altijd bijna de helft van de bevolking.11 Er
is dringende nood aan een groot integraal
plan “zoals het compact dat de Duitsers
ontwierpen na de Tweede Wereldoor-
Op zichzelf is vooruitgang in de levensomstandigheden geen ontwikkeling, ook
al wordt dat er vaak mee verward. Het is
om te beginnen een begin van herstel van
eeuwenlang onrecht en achterstelling. Vandaar ook het protest van degenen die nog
geen huis en basisvoorzieningen hebben:
ze voelen zich tekortgedaan in hun rechten.
De bevrijding, de grondwet met de garantie van gelijke rechten, hun stem voor het
ANC hebben niet het verwachte resultaat
opgeleverd, hun geduld raakt uitgeput. De
meesten hebben echter nog minder vertrouwen in de oppositiepartijen, waarvan
de grootste of liberaal (met ‘blank’ en/of
elite-imago …) of regionaal zijn. Maar de
ANC-leiders lijken doof en ver weg in hun
goede banen en mooie huizen. Hoe laat je
als zwarte Zuid-Afrikaan weten dat je er
schoon genoeg van hebt om je rechten nog
steeds vertrapt te zien? Met geweld, gewelddadig protest … Hetzelfde geldt voor
hen die nog steeds geen job kunnen vinden
of ondanks hun job in armoede leven, ze uiten zich met geweld en wilde stakingen. Of
op het platteland nog iets schuchterder met
landbezetting. Voor veel Zuid-Afrikanen
is geweld nog steeds de meest efficiënte
manier van protesteren, een communicatietaal. En natuurlijk ís het sociaal onrecht.
Ook al is zoveel onrecht heel moeilijk te
herstellen in twintig jaar tijd.
Bovendien maken een minimaal inkomen
om te overleven, huisvesting en toegang
tot moderne voorzieningen nog geenszins
een einde aan uitsluiting en achterstand.
Onderwijs, gezondheidszorg, sociale infrastructuur, toegang tot land … waar je ook
kijkt, kampt het land met een opeenhoping
van handicaps en ontoereikendheid die de
meerderheid van de bevolking in de wurggreep van armoede en wanhoop houden.
Op al die gebieden komt verandering van
de grond, maar moeizaam en met vallen en
opstaan. Het grote knooppunt blijft de economische en industriële transformatie. En
dat is ook meteen de grootste beleidspuzzel.
Thabo Mbeki’s economisch
beleid (1996-2008)
Vóór 1994 had de economische commissie van het ANC plannen gemaakt voor het
economisch beleid na de apartheid.13 Ook
VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT
Zuid-Afrika: greep krijgen op de toekomst - Hélène Passtoors
het IMF (Internationaal Monetair Fonds)
had zijn plannen voor Zuid-Afrika al uitgespeld.14 Zodra het rond 1990 duidelijk
werd dat het ANC de strijd ging winnen,
hadden het IMF en de Wereldbank een aantal veelbelovende ANC-ers naar Washington gehaald voor stages of tijdelijke contracten om hen ‘voor te bereiden’. Zodra
het ANC aan de macht kwam, boden deze
instellingen vette leningen aan ‘om ontwikkeling snel op gang te brengen’. In die
tijd werd het ANC van alle kanten gewaarschuwd voor zowel economisch als sociale
meltdown. De overgeërfde economie was
in slechte staat. Sinds het apartheidsregime
met het ANC praatte, had F.W. De Klerk
bovendien vlug de landgrenzen opengesteld en hadden de grote Zuid-Afrikaanse
bedrijven zoals Anglo American hun kapitaal in Europa ‘in veiligheid’ gebracht.
Maar alle stemmingmakerij en onzekerheid ten spijt schrok het ANC terug van het
leningenaanbod van het IMF. Het besloot
koste wat kost de handen vrij te houden om
zelf te beslissen en de ‘lange weg van sparen’ op te gaan. Dat werd een constante van
het beleid: de Zuid-Afrikaanse staatsschuld
blijft uiterst laag. Ondanks de grote infrastructuurwerken ligt deze op 34% van het
BNP (vergelijk met Brazilië: 54%, België:
100% of Nederland: 65%). Vanwege de
globale crisis met als gevolg een verslechterde handelsbalans met name met Europa,
de grootste handelspartner, maar wel degelijk ook door de sociale onrust en stakingen die onderbrekingen in de productie en
onzekerheid met zich meebrengen, daalde
de groei en steeg het begrotingstekort (tot
4,8%) voor het eerst in 2012. Volgens de
minister zal de staatsschuld echter in de komende jaren beperkt worden tot hoogstens
39%.15 Dat blijft zeer laag vooral gezien de
staatsinvesteringen voor ontwikkeling en
het sociaal beleid dat jaarlijks de helft van
het staatsbudget in beslag neemt. Kortom,
Zuid-Afrika vermijdt dus angstvallig de
vicieuze cirkel van grote IMF- en andere
leningen ‘voor ontwikkeling’ waardoor
zoveel ontwikkelingslanden met een onbetaalbare schuldenlast kwamen te zitten en
er paradoxaal al vlug geen geld meer was
voor een behoorlijk sociaal en ontwikkelingsbeleid (en zelfs de gezondheidszorg
en het onderwijs in het slop geraakten).
Door de weigering van zijn leningen kon
het IMF ook niet de structurele aanpassing
opleggen waartoe het zijn schuldenaars
JAARGANG 47 NUMMER 1 I LENTE 2013
pleegt te verplichten, met name privatisering van de (vele) staatsbedrijven en het
reduceren van de staat tot een dienende
rol voor de privésector. Het ANC laat zich
nooit gemakkelijk onder druk zetten en hier
nam het een bijzonder wijze beslissing, zou
later blijken.
Het economische beleid GEAR (Growth,
Employment and Reconstruction) dat toen
nog vicepresident Thabo Mbeki (hij werd
president in 1999) en Minister van Financiën Trevor Manuel ontwierpen, verbaasde
daarom des te meer: het was een typisch
neoliberaal beleid. Boze tongen zeiden:
een vrijwillige structurele aanpassing. Een
aanpassing aan de globale vrijemarkteconomie zoals het IMF al jarenlang oplegde
aan ontwikkelingslanden die leningen afsloten voor hun ontwikkeling. Een ontwikkeling die nooit gebeurde. In veel landen
gebeurde zelfs het tegendeel: ondanks vaak
klinkende winsten van buitenlandse firma’s
(12% winst op kapitaal is niet zeldzaam in
Afrika), zakte het land dieper weg in de onderontwikkeling, het ‘onderontwikkelde’;
meer mensen waren onherroepelijk aangewezen op de informele beredderingseconomie; de ongelijkheid nam toe.16
De wereldsituatie was sinds 1990 echter
drastisch veranderd, de Berlijnse Muur en
het hele Oostblok, belangrijke bondgenoten van het ANC, waren gevallen en de
neoliberale globalisatie verspreidde zich
als een vuurtje steunend op een ongehoorde consensus. Mede vanwege de barre en
onzekere toestand van de Zuid-Afrikaanse
economie meende Mbeki dat er onder die
omstandigheden in Zuid-Afrika ook geen
alternatief bestond voor een neoliberaal
beleid en zette zijn wil door. Dat klonk
vreemd, want Mbeki is een uitstekende
econoom, die in Engeland opgeleid is en
politieke economie in de Sovjet Unie studeerde. Ook zetelde hij lang in de leiding
van de SACP. Anderzijds zagen weinig
mensen een alternatief; er bestond een reële
angst dat de economie helemaal in elkaar
zou storten terwijl er juist investeringen nodig waren. Daar zette Mbeki op in: liberaliseren om buitenlandse investeringen aan
te trekken en economische groei te bewerkstelligen. Die groei zou dan vrijwel spontaan leiden tot werkgelegenheid en zo zouden de armen en hun informele activiteiten
langzaam maar zeker kunnen integreren in
de grote economie.
Mbeki begon met grote privatiseringsplannen, de klassieke manier om de staat uit de
economie te werken, maar moest al vlug
inbinden vanwege luid protest en onder
meer een nationale staking van COSATU,
de alliantiepartner. Alle strategische bedrijven, zoals die voor de basisvoorzieningen,
bleven staatsbedrijven. Dat bleek zeer belangrijk voor de toekomst. Verder werd het
zware deficit van de apartheidsstaat ingelopen en maakte de Zuid-Afrikaanse staat
geen noemenswaardige nieuwe schuld. Dat
was een doelstelling van GEAR die bereikt
werd.
Het lukte Mbeki om de bedrijfswereld te
verleiden tot een sociaal contract, waarbij
de vakbonden hun rol konden spelen en
door hun inzet arbeidswetgeving, minimumlonen enzovoorts kregen. De lonen
in de formele sector zijn hoog in vergelijking met de informele sector en met andere
Afrikaanse landen (maar de kosten van het
levensonderhoud ook). Ook aanvaardde de
bedrijfswereld het principe van positieve
discriminatie en ‘deracialisatie’ van de economie hoewel de medewerking niet altijd
van harte ging ondanks de voordelen die
eraan verbonden waren. Met iedere sector
van de economie onderhandelde de regering samen met de vakbonden en organisaties van het maatschappelijk middenveld
een ‘win-win’-akkoord met de bedrijfswereld voor positieve discriminatie in de aanwerving en promotie van personeel en opleiding in de werkplaats, alsmede steun aan
de jonge ‘zwarte’ bedrijven door bij hen bij
voorkeur aan te kopen. Dat zijn de sectoriële Black Economic Empowerment (BEE)akkoorden, ook genoemd ‘brede BEE’ of
BBEE omdat het zwarten uit alle lagen van
de bevolking betreft.17
Mbeki overtuigde de privésector ook van
de noodzaak om nieuwe zwarte zakenlieden toegang te geven tot de directiekamers en bedrijfsraden, zogenaamd ‘nauwe
BEE’, ook ‘deracialisatie van de economische macht’ genoemd of letterlijker ‘deracialisatie van het eigendom van het kapitaal’, d.w.z. deelname aan het kapitaal van
grote bedrijven en multinationals of meer
in het algemeen, als nieuwe klasse, aan het
grootkapitaal dat de nationale economie
beheerst. Deze zwarte aspirant-zakenlieden
kopen dus een goed pak aandelen, een
hoog genoeg percentage om als belangrijke
mede-eigenaars te kunnen zetelen in de
47 I
had van de hoge sferen van de economie.
De basis van het ANC – zowel nu als tijdens de bevrijdingsstrijd – is echter de
grote zwarte meerderheid die voortleeft
in armoede, onzekerheid en uitbuiting, de
zwarte arbeidersklasse (met ook een minderheid ‘bruine’ werkers). Voor hen doet
positieve discriminatie niets om de eenvoudige reden dat ze niet concurreren met
blanke arbeiders.
Jacob Zuma
bedrijfsraad. Zo kreeg een aantal talentvolle ANC-leiders inzicht in de werking
van de grote bedrijven en omdat ze politiek actief blijven, kan de regering en het
ANC van hun opgedane kennis en ervaring profiteren. Dat is wat de nieuwe ‘patriottistische bourgeoisie’ werd genoemd.
De meest succesvolle leden ervan, zoals
Cyril Ramaphosa, nu de rijkste zwarte zakenman, houden hoge posities in het ANC
en zijn collega Tokyo Sexwale is nu weer
minister van Human Settlements (urbanisatie en huisvesting). Daarmee werd een
begin gemaakt met het spreiden van economische macht naar een nieuwe zwarte
bezittende klasse (hoewel deze na achttien
jaar nog slechts 10% van de economie in
handen heeft).
Ook in andere opzichten bereikte Mbeki
zijn doelstellingen. Het lukte hem om de
economie te stabiliseren, het gevaar voor
economische meltdown werd afgewend.
Het gemiddelde groeicijfer sinds 1994 ligt
op bijna 4%, terwijl de economie onder de
apartheid al sinds de jaren zeventig niet
meer dan gemiddeld 1% groei had gekend.
Rond 2000 werden de groeicijfers indrukwekkend; tot de globale crisis begon te
bijten, schommelden ze rond 6%. Dit alles
droeg bij tot een zeker vertrouwen in de
toekomst bij de grote economische spelers in binnen- en buitenland. Zuid-Afrika
kreeg de status en kenmerken van een
‘emergente’ economie, een ‘rijk’ ontwikkelingsland ook wel ‘groeiland’ genoemd.
Zo werd het beleid voorgesteld en zelfs
critici zullen moeten toegeven dat Mbeki’s balans veel positiefs bevat. De vraag
is echter: wat was zijn strategie voor een
I 48
sociaaleconomische transformatie? Mbeki’s beleid stuurde aan op een soort van
neoliberale sociaaldemocratie met een
grote rol voor de vakbonden en een onderhandelingscultuur met de privésector binnen een markteconomie waarvan de ‘vrije
markt’ de richting bepaalde. Een strategie
voor economische transformatie ontbrak.
Hoe kan men dan de verhoudingen veranderen tussen het dominerende grootkapitaal – dat in Zuid-Afrika monopoliekapitaal is – en de werkers, inbegrepen de
miljoenen zwarte werklozen en de informele sector? Het uitstekend sociaal beleid
transformeert niet; betere gezondheidszorg
en onderwijs ook niet.
Maar positieve discriminatie transformeert
in Zuid-Afrika al evenmin. Mbeki zette
een aanvankelijk nauwelijks opgemerkte
ideologische verandering op gang die
het ANC nog lang parten zal spelen. Het
verloor het contact met de basis en tegelijk kwam intern een morele aftakeling op
gang die wellicht nog moeilijker te herstellen is.
Een en ander heeft enerzijds te maken met
de aard van de apartheid en de overgeërfde sociale verhoudingen en anderzijds
met de rol van de staat in verandering en
transformatie. Natuurlijk is positieve discriminatie of ‘deracialisatie’ (brede BEE)
uitstekend in zoverre als het discriminatie
in de aanwerving van werkers betreft. Ook
is zeggenschap voor zwarten in de economie zeer wenselijk en betekenen progressieve, politiek door de wol geverfde
succesvolle zakenlieden in principe een
kostbare aanwinst voor het ANC dat weinig of geen concrete kennis en ervaring
Dat was precies het eerste doel van het
apartheidssysteem: apartheid moest blanke
arbeiders beschermen tegen de concurrentie van hun talrijke zwarte collega’s. (Toen
de Afrikaner nationalisten aan de macht
kwamen in 1948, waren ze vooral bezorgd
voor de drommen arme ongeschoolde
Afrikaners die een grote crisis in de landbouw ontvluchtten.) Het tweede, primaire
doel was om het kapitaal en de ‘blanke’
economie tot grote bloei te brengen door
hyperuitbuiting van de grote zwarte arbeidersklasse. (De zwarte boeren waren al geproletariseerd in het koloniale stadium toen
het de blanke boerenkolonisten en later de
mijnen vooral ontbrak aan blanke arbeiders.18) De blanke staat zorgde ervoor dat
die uitbuiting maximaal kon blijven, met
minimale kosten en maximale voordelen
voor de blanke minderheid. Daarom kunnen ras en klasse niet gescheiden worden in
de analyse van het apartheidssysteem, noch
in die van de overgeërfde sociale verhoudingen; ze zijn intiem verbonden.
Maar toch deed Mbeki dat in 1996 in het
basisdocument over de staat in de democratie dat zijn economisch GEAR-beleid vergezelde. Een klein zinnetje waarschuwde
tegen het “verwarren” van het rassenprobleem met “de spanning [lees uitbuiting]
tussen de werkersklassen [labour] en het
kapitaal”.19 Dat effende de weg voor een
‘sociaal contract’ waarin die “spanning”
werd beheerd in een permanente onderhandelingsstructuur tussen de vertegenwoordigers van de belangen van het kapitaal en
die van de werkersklassen met als soort
van scheidsrechter een ‘neutrale’, stabiliserende staat die zich beperkt tot ‘reguleren’.
Dat is de zogenaamde “gouden driehoek”
van Mbeki met bovenaan de staat op gelijke afstand van de twee worstelaars op
het slappe koord van sociaaleconomische
verhoudingen. Mbeki drong wel aan op de
grote rol van de ‘progressieve vakbonden’,
dus COSATU, als de vertegenwoordiger
VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT
Zuid-Afrika: greep krijgen op de toekomst - Hélène Passtoors
bij uitstek van de zwarte arbeidersklasse,
d.w.z. de grote zwarte meerderheid die lijdt
onder alle miserie en uitbuiting en die de
basis is van het ANC. Maar in de praktijk
gingen de onderhandelingen in de driehoek
voornamelijk over verbetering van lonen,
werkcondities en -regels en verder lag alle
nadruk op positieve discriminatie, ‘brede
BEE’. De uitkomst van die worstelpartijen
moest dan blijkbaar een sociaaleconomische transformatie zijn. De regering drong
wel aan op investeringen en herinvestering
van de winsten, maar wilde niet meespelen. Het was dus de ‘vrije markt’ die een
economische transformatie zou moeten
bewerkstelligen.
Toch had de staat de capaciteit om een
actieve rol te spelen in een economische
transformatie. Mbeki en het ANC hadden
immers resoluut geweigerd om het staatsapparaat af te slanken en de staat was via
de staatsbedrijven en een actief beleid van
staatsinvesteringen in de grote bedrijven
een belangrijke speler in de economie. Om
de economische macht te ‘deracialiseren’
gebruikte Mbeki dan ook wél die capaciteit tot inmenging van de staat. Daar was
het scenario een ‘pact’ tussen de grote kapitalisten, de staat en aspirant-kapitalisten,
waarbij de staat geen neutrale scheidsrechter was, maar een zeer actieve speler.
Door middel van subsidies, kredieten voor
de aankoop van aandelen en andere steun
stimuleerde de staat primitieve kapitaalaccumulatie door een zwarte elite, liefst van
vooraanstaande ANC-ers, voormalige verzetsstrijders. Dat was ‘nauwe BEE’.20
Met al zijn jaren in Europa en reizen door
de wereld is Mbeki er misschien toe gekomen om als primair probleem het ras
als basis voor uitsluiting te zien en klassenuitbuiting als een van de gevolgen van
rassendiscriminatie. Het is moeilijk te zeggen. Maar in Zuid-Afrika waren racisme
en ook nationalisme eerder instrumenten
en extreme uitbuiting de essentie. Door
het kapitaal uiteraard, dezelfde bedrijven
die nog steeds de economie beheersen en
met name de mijnen, de grondslag van het
Zuid-Afrikaans kapitalisme. Daarom hebben armoede, werkloosheid, ongeschooldheid, extreem lage lonen en onzekerheid,
evenals de informele economie nog steeds
een zwart gezicht.
JAARGANG 47 NUMMER 1 I LENTE 2013
De zwarte arbeidersklasse leverde de
grote meerderheid en de stoottroepen van
het verzet tegen de apartheid. Voor haar
was de strijd een klassenstrijd. Zoals het
ANC altijd voorhield: de strijd is niet tegen blanken, maar tegen het ‘systeem’. Zij
vochten niet om in een ‘blanke’ bus of op
een ‘blank’ strand te mogen zitten, dat laat
hen nog steeds koud. Ze wilden op school
voor iets anders leren dan ongeschoolde arbeid; ze wilden gelijke rechten en een eerlijk aandeel in de rijkdommen die ze zelf
creëerden door hun arbeid. Dezelfde klassenstrijd is voor de zwarte arbeidersklasse
nog steeds de dagelijkse werkelijkheid; de
verstrengeling van ras met sociale klasse
is nog altijd niet weg te denken van hun
uitbuiting en de ongelijkheid. Het bewijs
is wel dat wanneer de klassenkwestie wegvalt, Zuid-Afrika voor hen zonder moeite
de happy regenboog wordt van de Waarheidscommissie en het Wereldkampioenschap voetbal. Kortom, voor ongeschoold
en laaggeschoold werk is positieve discriminatie ten bate van zwarten zinloos, want
daar zijn ze per definitie zwart of soms ook
‘bruin’. En laagbetaald.
Ondanks zijn gesofistikeerd marxistisch
proza met altijd nadruk op de uiterst slechte
omstandigheden van de zwarte arbeidersklasse en zijn sociaal beleid om die te verbeteren, nam Mbeki dus in de praktijk een
middenklassepositie aan. Door niet meer
te praten over de klassenstrijd, maar wel
voortdurend te ‘smoezen’ met nog altijd
dezelfde (blanke) kapitalisten, gaf het ANC
de indruk zich méér te bekommeren om de
belangen van het kapitaal, de middenklassen en de leiders zélf, en verloor het contact
met de basis. Thabo Mbeki – en de media
– wijten de huidige onrust in de mijnen en
in andere sectoren aan een gebrek aan leiderschap en richting in het ANC. Het lijkt
echter meer op het openbarsten van een
gezwel waar Mbeki zelf medeverantwoordelijk voor was of waarvan hij de wildgroei
had kunnen voorkomen.
Anderzijds werpt de manier om de economische macht te ‘deracialiseren’ door
‘nauwe BEE’ de vraag op van Mbeki’s verantwoordelijkheid als voorzitter en president voor het morele gehalte van het ANC.
In de kringen rondom hem ontaardde de
‘deracialisatie’ al vlug in ‘je verrijken met
de hulp van de staat’. En was dat eigenlijk
niet een recht als je je had opgeofferd voor
de strijd? De indruk ontstond van een ware
hofhouding van jaknikkers en ‘vriendjes’
die dongen naar de gunst van de Chief. Al
vlug verbreidde het vechten om een stuk
van de taart zich in de hogere en vervolgens
ook in de lagere regionen van het ANC,
geholpen door de moeilijke financiële situatie van velen. Van daar naar corruptie was
vaak maar een stap en het verschil met legitieme ‘vriendendiensten’ niet eens altijd
duidelijk. Natuurlijk viel lang niet iedereen
voor de verleiding en onder de nieuwe zakenlieden zitten ook veel integere kameraden die hun idealen niet verloochenen.21
‘Nauwe BEE’ in de strikte zin van deelname met staatssteun aan het grootkapitaal
is sinds Mbeki gestopt, maar vriendjespolitiek om zich te verrijken helaas niet.
Voor COSATU en de SACP maakten zowel GEAR als Mbeki’s nieuwe opvattingen
over de rol van de staat en de klassenstrijd
hun alliantie met het ANC als regeringspartij bijzonder hachelijk, hoewel COSATU
vooral in het beginstadium het ANC nodig
had om de macht van de vakbonden en het
‘sociaal contract’ te consolideren. In feite
kozen beiden voor weerstand en beïnvloeding van binnenuit omdat de tijd niet rijp
was – en in hun mening nog niet is – voor
een volkspartij naast het ANC met een kans
om de oude bevrijdingsbeweging te verslaan in verkiezingen. Of wellicht gewoon
omdat ze het niet zo vlug wilden opgeven.
Je vraagt je inderdaad af wat er gebeurd
was, indien COSATU niet meer in de Alliantie had gezeten in de tijd van Mbeki.
Of ook de SACP niet een soort wandelend
geweten was geweest met scherpe analyses
en niet – zoals zovelen in het ANC in die
tijd – bang om kritiek te uiten. Inderdaad
aarzelde COSATU (dat veel meer leden telt
dan het ANC) nooit om druk uit te oefenen, inbegrepen door succesvolle stakingen
te organiseren, zelfs een nationale staking
tegen de privatiseringen en een grote ambtenarenstaking. Maar hun positie verklaart
wel het – terechte of onterechte en door
het patronaat dankbaar aangemoedigde
– wantrouwen van de mijnwerkers dat
tot onderling geweld kwam in de recente
mijnstakingen.
Mbeki ging bovendien in de ‘gouden driehoek’ uitermate technocratisch te werk
met inzet van vele technici en rekening
houdend met een nogal ongelooflijke hoeveelheid bijzondere omstandigheden en
49 I
Tweederde van alle werklozen zijn onder
35 jaar. Onder zwarte jongeren is 65%
werkloos. Als jongeren in Zuid-Afrika niet
voor hun 24 jaar een job krijgen, zullen ze
waarschijnlijk nooit van hun leven een formele job krijgen, berekende men. Daarom
zou 60% van een hele generatie hun leven
uit kunnen leven zonder ooit een formele
job te hebben. “Deze tijdbom betekent het
grootste risico voor de sociale stabiliteit”,
schrijft de minister van Planning.23 De
kloof tussen degenen die deelnemen aan
de grote economie en die ervan uitgesloten
zijn, verwijdde dus met de tijd.
Kgalema Motlanthe
noden van de verschillende economische
sectoren. Daardoor bestaan er bijvoorbeeld
nu tientallen verschillende minimumlonen
in Zuid-Afrika waarvan sommige, zoals
die van landarbeiders en huispersoneel,
wel erg minimaal zijn, momenteel rond
100 Euro per maand. Bovendien variëren
ze per regio, functie, opleiding en ervaring. Er bestaat geen algemeen landelijk
minimumloon.
Een ander gevolg van de technocratische
aanpak was dat niemand meer zicht had op
de gehele economie buiten de macro-economische cijfers waarvan het nut beperkt
is. Want alles ging per sector.22 Daardoor
duurde het even voordat men realiseerde
dat, ondanks de positieve groeicijfers en
zelfs ondanks een stijgend gemiddeld inkomen, economische ontwikkeling uitbleef.
Geen ontwikkeling
Het eerste wat opviel, was dat de werkloosheidcijfers geenszins verbeterden ondanks
de economische groei. Sinds de crisis ook
Zuid-Afrika treft, stijgen ze zelfs sterk. Het
officiële werkloosheidcijfer bleef rond 25%
(29,8% in 2011) voor degenen die de laatste twee weken nog werk hebben gezocht.
Maar het loopt op tot meer dan 40% nationaal als men ‘ontmoedigde werkzoekers’
meetelt. In voormalige bantustans loopt
het cijfer gemakkelijk op tot 80% of zelfs
meer, zoals in Mthatha, de hoofdstad van
de voormalige Transkei waar je de moedeloosheid van de muren kunt zien druipen.
I 50
De regering schat dat ongeveer 9 miljoen
van de 13 miljoen werkenden een formele
baan hebben, waarvan een miljoen ambtenaren. Er bestaan echter geen harde gegevens over de loonkloof tussen de twee
economieën en de werkcondities in de informele sector: minimumlonen, sociale bescherming en de arbeidswetgeving gelden
niet voor deze werkers en de regels voor
veiligheid op de werkplaats al evenmin.
Als de stakende mijnwerkers van de Marikana platinummijn bijvoorbeeld ongeveer
400 Euro per maand overhouden na de inhoudingen voor sociale zekerheid, pensioen en ziekteverzekering, dan verdienen ze
nog altijd veel meer dan zeer veel anderen
zowel in formele als vooral in informele
jobs, en bovendien hebben ze de macht
van de vakbonden om voor hun rechten
op te komen.24 De cijfers duiden wel dat,
als er al een beduidende hoeveelheid formele banen werd gecreëerd, die zelfs geen
tred houdt met de natuurlijke aanwas van
de arbeidsmarkt. In termen van kennis en
kunde ontwikkelt het land met een geleidelijk beter opgeleide arbeidsmarkt. Maar
veel helpt dit niet, want de economische
groei van de laatste twee decennia heeft
zich niet vertaald in nettogroei van formele
werkgelegenheid. De grote economie biedt
dus proportioneel minder of hoogstens
evenveel plaats aan de miljoenen werkzoekenden als in de slechte tijden voordien. In
die zin groeide ze niet, maar stagneerde of
‘onderwikkelde’ zelfs.
Mbeki mikte op ‘ladders’ voor ondernemende geesten om op te klimmen van de
informele naar de formele sector. Professor
André Gunder Frank toonde echter al in
1966 aan dat dit eurocentrische ontwikkelingsmodel misschien wel in het verre verleden in Europa gewerkt heeft, maar niet
geldt in de hedendaagse krachtsverhoudingen tussen de ontwikkelde en de onderontwikkelde wereld met haar grote informele
economie en enorme overschot aan arbeidskrachten.25 Althans zolang productie
en groei van de formele economie in ontwikkelingslanden voornamelijk gericht is
op de belangen van grote globale spelers en
investeerders (goedkope grondproducten,
goedkope productie en afzetmarkt)26. Bedrijven putten met welbehagen in het onuitputtelijke arbeidsreservoir en de informele
sector, maar oefenen geen opwaartse zuigkracht uit ten bate van de achterblijvers en
informele productie en diensten. Integendeel. Als er al niet meer arbeiders worden
teruggeworpen in de informele sector dan
andersom, dan blijft de overgang naar de
formele sector in ieder geval precair en
altijd omkeerbaar. Dat is wat gebeurde in
Zuid-Afrika. Met een ouderwets woord
heet dit uitbuiting.
Het gejubel over de economische groei
klonk vooral de jonge generaties bijzonder
cynisch in de oren. Zuid-Afrika heeft een
zeer jonge bevolking met een meerderheid
onder 15 jaar. De jongeren zijn talrijker, al
beter opgeleid en de apartheid ligt ver achter hen. Maar ze zijn nog een stuk slechter af dan hun voorgangers. In het midden
van de jaren 2000 beleefde de economie
de grootste bloei, althans in groeicijfers.
Maar precies in die tijd daalde het percentage jongeren dat erin slaagde een baan te
vinden na hun schoolopleiding van 50% tot
30% ...
Zoals hierboven al bleek uit de dagelijkse
ervaring van de werkers, gaat het niet de
goede kant op. De snel groeiende trend
van interim- en flexwerk wijst ook al op
een tendens tot ‘onderontwikkelen’, omdat deze werk in de formele sector nog
onzekerder maakt. Ook voorspelt het toenemende uitbesteden door grote bedrijven
naar de informele sector niet veel goeds.
Als die informele bedrijfjes over zouden
gaan naar de formele sector, verliezen ze
immers hun voordeel voor de opdrachtgevers: goedkope arbeid en de mogelijkheid
om het eigen, formele personeelsbestand
in te krimpen. (Deze druk in de richting
van ‘informalisering’ van zowel arbeid
als productie is uiteraard ook zeer nadelig
voor de vakbonden en loonovereenkomsten. Dit soort van intern delokaliseren is
ook een chantagemiddel niet alleen voor
VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT
Zuid-Afrika: greep krijgen op de toekomst - Hélène Passtoors
vakbondseisen, maar ook voor de regering de zogenaamde primaire sector en op de
en de wetgevers.)
export van rauwe producten van mijn- en
landbouw. Daaraan wordt weinig of geen
Het besef drong door: het GEAR-beleid waarde toegevoegd binnen Zuid-Afrika.
bracht geen ontwikkeling. Waar lag dat En toch zou Zuid-Afrika uit een deel van
aan? Werkloosheid en precariteit zijn haar bodemrijkdommen uitstekend zelf afsymptomen, geen oorzaken.
gewerkte of halfafgewerkte producten kunnen fabriceren voor de eigen markt en voor
Er kwamen veel minder buitenlandse in- export.
vesteringen dan Mbeki had gehoopt, maar
de resultaten leken toch niet slecht, al- De meeste klein- en groothandel in conthans in macro-economische cijfers. Tot sumptiegoederen is in handen van transmen besefte dat die investeringen naar de nationals gevallen. Waaronder alle sugrote bedrijven gingen die hun winsten permarkten en zelfs de winkels op het
naar het buitenland stuurden en ze niet in platteland die vroeger leken op trading
Zuid-Afrika herinvesteerden. Het waren posts in een cowboyfilm en ook lokale
beursinvesteringen, hetzij in het buiten- producten in- en verkochten. Ze waren
land in het geval van de transnationals en dus eveneens een afzetmarkt voor lokale
de grote Zuid-Afrikaanse bedrijven, met kleine boeren, maar ook dat is gedaan. Ze
name de strategische mijnbedrijven, die op zijn vervangen door Sparwinkels. (Voor
de Londense Beurs genoteerd staan, hetzij Spar International is Zuid-Afrika een ster
op de Beurs van Johannesburg. Zeventig onder de ‘Spar-landen’.30) Bijna alle conprocent van de aandelen genoteerd op de sumptiegoederen worden nu geïmporteerd,
Beurs van Johannesburg is in handen van inbegrepen vele benodigdheden voor mijnbuitenlanders die dus de winsten opstrij- bouw, industrie en landbouw. Zelfs degene
ken.27 In feite vloeide er volgens een rap- die Zuid-Afrika vroeger zelf fabriceerde
port van de Verenigde Naties meer geld uit (bijvoorbeeld zaden en machines voor de
Zuid-Afrika dan er binnenkwam.28 Met an- landbouw, huishoudapparaten, onderdelen)
dere woorden: buitenlanders en een aantal en dat was al weinig. Liberalisering en veel
Zuid-Afrikanen profiteerden van de econo- van de nieuwe buitenlandse investeringen
mische opbloei, maar GEAR deed weinig deden dus het tegenovergestelde van wat
voor de grote meerderheid.
ervan verwacht was: ze brachten schade
aan precies die sectoren die gunstig zijn
Voor economische ontwikkeling in een voor ontwikkeling.
dergelijke duale economie moet men kijken hoe het de formele sectoren onder Daarmee is ook de concentratie in de forGEAR verging die bij uitstek geschikt zijn mele economie nog toegenomen. De graad
om veel jobs te creëren – ook ongeschoolde van concentratie was altijd al heel hoog,
jobs – en om beginnende ondernemers kan- dat was wat het Handvest van de Vrijheid
sen te bieden.29 En het verging hen slecht: bedoelde met de overheersing van “monoin plaats van uit te breiden, krompen die polies en banken”.31 Nu wordt de econoin. Op de eerste plaats de kleine en mid- mie beheerst door enkele grote groepen en
delgrote nationale industrie: Zuid-Afrika multinationals met een bloeiende financiële
desindustrialiseerde. De bestaande lokale sector. Dat maakt het bestaan van ‘ladders’
industrie werd grotendeels opgekocht of van de informele naar de formele sector
weggeconcurreerd door transnationals. nog onwaarschijnlijker, temeer als die meVan de bloeiende textielindustrie blijft er gabedrijven hun winsten niet in Zuid-Afribijvoorbeeld niet veel meer over. Zelfs de ka herinvesteren.
ooit zo belangrijke automobielsector in de
Oost-Kaapprovincie is danig ingekrompen In de structuur van de formele economie
en produceert niets meer, ze assembleert ontbreekt dus de hele sector van dynamialleen geïmporteerde onderdelen (en daar- sche industrie en nieuwe, kleine fabrieken
mee is de Oost-Kaap een streek van bittere die integratie en transformatie wel mogearmoede geworden en het reservaat bij uit- lijk kan maken. Ook in de landbouw en de
stek voor trekarbeid naar de mijnen). Vijf- aanverwante verwerkingsindustrie mantien jaar na de bevrijding moest men con- keert er een dergelijke laag van kleine en
stateren dat de Zuid-Afrikaanse economie middelgrote boeren en bedrijven.
nog meer dan onder de apartheid berust op
JAARGANG 47 NUMMER 1 I LENTE 2013
Andere sectoren die ontwikkeling bevorderen, zijn diensten, hi tech, kleine en
middelgrote bedrijven (KMO’s) en coöperatieven. De nieuwe zwarte KMO’s beperken zich vooral tot handel en diensten. In
de jaren van de hoogste groeicijfers toen
de werkloosheid wat daalde (2003-2008),
werd er bijna uitsluitend werkgelegenheid
gecreëerd in de ambtenarij, de bouw, de
kleinhandel en kleine privédiensten zoals
veiligheidsfirma’s. De laatste drie groeiden toen bijzonder snel en boden werk
aan laaggeschoolden. Die groei kan echter niet blijvend zijn omdat ze steunt op
consumentenkrediet.
In plaats van sparen, kapitaalaccumulatie
en investering in de plaatselijke economie
koopt iedereen op – zeer duur – krediet,
aangespoord door de tevreden banken.
Zoals ook elders viert het financieel kapitaal hoogtijdagen (gelukkig wel met een
vrij streng regulerende wetgeving). Ook
in ‘nauwe BEE’ komt het kapitaal van de
nieuwe zwarte zakenlieden – dat dient om
aandelen te kopen – alweer niet van spaargeld en kapitaalaccumulatie, maar van
leningen van de staat of de dure banken.
De nieuwe zwarte zakenlieden zijn voornamelijk actief in (investerings-)holdings,
ze produceren niet zelf. De economische
groei werd de laatste jaren in feite gedreven door een aanzienlijke toename van
privé- en consumentenkrediet en niet door
groei van productieve capaciteit. Daarom
werd nieuwe werkgelegenheid dan ook
vooral gecreëerd in de florerende grooten kleinhandel, maar die jobs hangen af
van een niet vol te houden uitbreiding van
51 I
mensen hoorden van het bestaan van een
alternatief: de ‘ontwikkelingsstaat’.
Een andere koers
Walter Sisulu
consumentenkrediet. Het is opbloei die
niet duurzaam kan zijn.
De centrale vraag ligt in de relatie tussen
economische groei en ontwikkeling. De
economie van de andere Afrikaanse landen toonde in die tijd eveneens ongekend
hoge groeicijfers, vele zelfs hoger dan
Zuid-Afrika. Maar ook in die landen bleef
ontwikkeling uit en van meerdere is bekend dat ze op dezelfde wijze desindustrialiseerden.32 Hun economie bleef op twee
snelheden functioneren met een massale
informele sector, armoede, uitsluiting en
ongelijkheid. Als hun ontwikkeling al niet
achteruitging in plaats van vooruit.
In tegenstelling tot Zuid-Afrika hadden
die andere landen de voorschriften van
het IMF opgevolgd, geprivatiseerd en de
staat gereduceerd tot een ondersteunende
rol voor de ‘vrije markt’. In het Westen
bedacht men toen dat het uitblijven van
ontwikkeling – of zelfs het onderontwikkelen – een kwestie was van ‘bad governance’, slecht bestuur. Inderdaad heerste
er chaos in vele Afrikaanse staten. Maar
waarom veronderstellen dat, als de macroeconomische cijfers wel groei tonen, het
uitblijven van ontwikkeling (en ook de
desindustrialisatie?) uitsluitend te wijten
is aan slecht bestuur? Waar zijn de bewijzen? Alvast niet in Zuid-Afrika …
Mbeki en Manuel wisten goed wat in
andere Afrikaanse landen gebeurde.
Maar ten eerste was het beginpunt in
I 52
Zuid-Afrika de apartheidseconomie met
zijn bijzondere kenmerken en moderniteit.
Zuid-Afrika was ook geen arm ontwikkelingsland, maar een ‘emergente’ economie. Ten tweede is er in Zuid-Afrika, ondanks problemen vooral op grondniveau,
geen sprake van chaos en slecht bestuur.
De regeringen waren stabiel en de democratie is goed geworteld. Werd de vraag
dan niet gesteld of ongerichte groei ontwikkeling soms hindert in plaats van bevordert? Want daar lijkt het op.
Natuurlijk werd die vraag gesteld, onder
meer vanuit de linkerhoek van de ANCalliantie, de SACP en vooral de vakbondscentrale COSATU. COSATU zette een
denktank op samen met organisaties van
het maatschappelijk middenveld, onder
meer de kerken. Deze bestudeerde elk
jaar een voor de transformatie belangrijke
sector van de maatschappij – gezondheidszorg, basisvoorzieningen enz. – en bood
dan het parlement een People’s Budget
aan, een alternatief voor het budget van
de Minister. COSATU hield vol dat niet
elke soort groei goed was voor transformatie en ontwikkeling, dat de Staat zich
het concept van de ‘developmental State’,
de ‘ontwikkelingsstaat’, eigen moest maken en de economische groei sturen langs
‘groeipaden’ die wel geschikt waren voor
de transformatie. COSATU preekte echter jarenlang in de woestijn, maar deed
uitstekend werk door per sector concrete
alternatieven aan te geven. Ook was hun
People’s Budget vaak de eerste keer dat
Het waren vooral de onverminderde ongelijkheid, de aanhoudende werkloosheid
en de tekens van desindustrialisatie die
ANC-leden, in het parlement en de leiding,
alsmede in de bredere samenleving, deden
twijfelen aan Mbeki’s economisch beleid,
waartegenover velen al vanaf het begin een
afwachtende houding hadden aangenomen.
Ook het wijdverspreide gebruik van krediet in plaats van sparen en de greep van
het financieel kapitaal op de economie verontrustten, hoewel dat niet direct behoorde
tot zijn beleid. In het beste geval leek het
beleid aan een stevig bijsturen toe, en de
vraag was of Mbeki daarvoor wel de juiste
persoon was. Hij bevond zich in zijn tweede ambtsperiode als president en de grondwet laat geen derde toe. Mbeki dacht dat
hij als partijvoorzitter kon voortdoen en het
beleid sturen, hoewel het niet de gewoonte
van het ANC was om de functies van voorzitter en president te scheiden.
Ik laat hier andere factoren die meespeelden met Mbeki’s uiteindelijke val buiten
bespreking, zoals zijn onbegrijpelijke
aidsnegationisme, zijn autoritaire leidersstijl en paranoia, en bewijzen van inmenging in de rechterlijke macht. Maar de
opeenhoping van onvrede met Mbeki plus
zijn pogingen om zich vast te klampen
aan de macht verergerden de spanningen
binnen de Alliantie. Het ANC had toch
al moeite om zich om te vormen van een
bevrijdingsbeweging naar een volkspartij
(een transitie die het naar mijn mening nog
niet volbracht heeft) en met de vege tekenen van om zich heen grijpende corruptie
die Mbeki niet had voorkomen noch weten
te stoppen. Ik heb hierboven al ‘nauw BEE’
of ‘deracialisering van de economische
macht’ vermeld als een beginpunt van een
spiraal van afzwakkende morele waarden,
ruzies en factievorming in het ANC.
De meest spectaculaire verdenkingen van
corruptie van vooraanstaande ANC-ers
werden echter direct of indirect in verband
gebracht met de grote aankoop van fregatten voor de marine en van militaire vliegtuigen tussen 1994 en 1998. De beslissing
om tot die wapenverkoop over te gaan werd
genomen door president Mandela, maar in
VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT
Zuid-Afrika: greep krijgen op de toekomst - Hélène Passtoors
feite was Mbeki verantwoordelijk voor de
hele gang van zaken. Het leek een bijzonder slecht moment om de wapenmaffia binnen te halen toen vele ANC-ers net zonder
een cent uit ballingsschap of de gevangenis kwamen en nog niet gesettled waren.
Anderzijds was het nieuwe leger – een samensmelting van het oude apartheidsleger,
de legers van de nominaal onafhankelijke
bantustans en de voormalige guerrillalegers van het ANC en het PAC – nog een
gammele instelling en kon op de trouw van
de oude apartheidsgeneraals niet gestoeld
worden. En generaals met verouderd of
gebrekkig wapentuig zijn geen gelukkige
mensen. Dat schijnt de doorslag gegeven te
hebben voor die wapenaankoop die de staat
rond vijf miljard Euro kostte.33 De perverse gevolgen ervan duren tot nu toe voort
met allerlei verdenkingen en aantijgingen
van corruptie. Een onderzoekscommissie
is bezig om alle louche zaken aan het licht
te brengen, maar internationale wapenhandel en alles er rondom is berucht voor zijn
duistere complexiteit.
Anderzijds werd het ANC opeens de
grootste werkgever in het land vooral voor
de mensen die voorheen weinig of geen
toegang hadden tot jobs in de staat of de
politiek. In de bestaande ambtenarij was
het gevaar voor sabotage door de oude
apartheidsambtenaren niet denkbeeldig en
moesten betrouwbare elementen worden
geplaatst. Bovendien moest de lokale administratie aanzienlijk uitgebreid worden
en dát in townships en voormalige bantustans waar werkgelegenheid het zeldzaamste goed was en nog steeds is. Het is
dus niet te verbazen dat corruptie juist op
lokaal niveau het felste woedt en de meeste
schade aanricht, ondanks alle sensatie rond
de in wezen beperkte gevallen van corruptie of vermoedens ervan bij ANC-leiders en
voormalige strijdhelden. (Op de jaarlijkse
Corruption Perceptions Ranking van de
watchdog Transparency International staat
Zuid-Afrika in 2011 vóór landen als Italië,
Brazilië, China en Roemenië en ver voor
Argentinië en bijna alle andere Afrikaanse
landen.) Maar dit neemt niet weg dat de
worm in de vrucht zit. Die bestrijden met
louter strafmaatregelen is de essentie missen; het ANC moet nodig weer van hoog
tot laag wat vroegere heette de ‘morele
hoogvlakte’ bezetten.
JAARGANG 47 NUMMER 1 I LENTE 2013
Zo kwam het in 2007 tot een ernstige crisis in het ANC en het jaar daarop zelfs
tot een afsplitsing.34 Voor de media en de
buitenwereld leek de crisis uit te kristalliseren in een drakengevecht tussen Thabo
Mbeki en zijn voormalige vicepresident
(en oude vriend) Jacob Zuma met achter
hen een aantal ruziënde facties. In het ANC
gaat het echter zelden of nooit zomaar
over persoonlijkheden. Een onmiskenbare
aanwijzing dat het wel degelijk ging over
beleids- en ideologische kwesties alsmede
een sterke behoefte aan een terugkeer naar
collectief beleid na de ramp van Mbeki’s
autoritaire leiderschap (het beste geïllustreerd door zijn koppig aidsnegationisme),
was al in een vroeg stadium de openlijke
steun van COSATU en de SACP voor
Zuma. Zuma stond voor verandering en
een meer links progressieve richting van
het beleid met een sturende rol van de staat
in de transformatie.
Er kwamen veel minder
buitenlandse investeringen dan
Mbeki had gehoopt, maar de
resultaten leken toch niet slecht,
althans in macro-economische
cijfers. Tot men besefte dat
die investeringen naar de grote
bedrijven gingen die hun winsten
naar het buitenland stuurden en ze
niet in Zuid-Afrika herinvesteerden.
Het ANC-congres in december 2007 in
Polokwane verkoos Zuma tot partijvoorzitter en besloot tot een radicale omwenteling
van het beleid naar de ‘ontwikkelingsstaat’
die gedurende de volgende jaren verder
uitgewerkt moest worden. Zijn verkiezing
tot partijvoorzitter betekende vrijwel zeker dat Zuma uit de nationale verkiezingen
van 2009 zou komen als president, want
de winnende partij stelt de president voor
aan het parlement en sinds Mandela was
dat de partijvoorzitter.35 Tot de verkiezingen bleef Mbeki dus president, maar
al vlug maakte hij het te bont, en nam de
partijleiding in september 2008 tot ieders
verrassing de beslissing om hem terug te
fluiten.36 Kgalema Motlanthe, die nu vicepresident is, werd president ad interim tot
Zuma hem opvolgde in 2009.
Een ‘ontwikkelingsstaat’ voert een beleid
waarbij de staat een aantal sectoren uitkiest
die bijzonder gunstig zijn voor het scheppen van veel geschikte werkgelegenheid en
verdere uitbreiding . En die ontwikkelt met
behulp van subsidies, goedkope leningen
en andere steun en ze zonodig beschermt
tegen concurrentie tot ze op eigen benen
kunnen staan. Die keuzes heten een ‘groeipad’. Tegelijkertijd voorziet de staat ook in
een gunstige omgeving voor de groei van
de gehele economie en in een geografische
spreiding ervan naar gebieden met grote
werkloosheid. De Zuid-Afrikaanse economie is namelijk ook geografisch uitermate
geconcentreerd in en rond de grote, voorheen ‘blanke’ steden met als buitengewoon
zwaar zwaartepunt Gauteng, de regio van
Johannesburg en Pretoria. De staat moet
dus ook zeer gericht investeren in uitbreiding en onderhoud van de infrastructuur:
wegennet, spoorwegen, elektriciteitsnet,
watervoorziening, communicatie. Dit zowel voor de grote als de te ontwikkelen
midden- en kleine bedrijven.
De voorstanders van een ‘ontwikkelingsstaat’ kregen echter in eerste instantie te
kampen met een hardnekkig vooroordeel.
De bekendste successtory van dit model
was immers de ongelooflijke economische
bloei van de landen van Zuid-Oost-Azië
die zich in zeer korte tijd uit de onderontwikkeling hesen en moderne industrielanden werden. Maar in al die landen gebeurde
dat onder autoritaire regimes die eenvoudigweg hun wil konden opleggen. Kon de
‘ontwikkelingsstaat’ wel samengaan met
democratie? Velen twijfelden daaraan.
Maar inmiddels werd duidelijk dat ook India en Brazilië sinds het presidentschap van
‘Lula’ da Silva succes begonnen te boeken
met een dergelijke strategie. Zelfs het voorheen doodarme buurland Botswana kwam
met een dergelijk beleid in twintig jaar
op het ontwikkelingsniveau van Chili of
Mexico. Het is ook de strategie waarmee
Zweden haar huidige ontwikkelingsniveau
bereikte en Generaal De Gaulle de Franse
economie weer tot bloei bracht. In beide
landen ging dat evenals in Brazilië gepaard
met een groots programma ter bestrijding
van de armoede en de invoering van een
degelijke sociale zekerheid.
Kortom, met een gemengde economie wil
het ANC greep krijgen op de economische In het ANC is de ‘ontwikkelingsstaat’ nu
transformatie en ontwikkeling. Dit wordt al jarenlang een huishoudwoord, maar in
de ‘tweede overgangsfase’ genoemd.
de wijdere samenleving leven nog veel
53 I
twijfels en onbegrip voort vooral rond de
idee van inmenging van de staat in de economie. Ook het concept van collectief beleid is nog niet vertrouwd – de apartheid
was een uiterst autoritair bewind – en wordt
vaak geïnterpreteerd als besluiteloosheid of
gebrek aan leiderschap. Maar desondanks
raakten steeds meer mensen in de loop van
de tijd overtuigd dat er iets moest veranderen in het beleid, wilde het land niet afdrijven naar sociale chaos.
Buiten de grote kwestie van transformatie
van de economie waren de andere sleutelgebieden voor het ontwikkelingsbeleid
in verschillende staat van vordering of in
problemen geraakt. De infrastructuur was
slecht onderhouden, niet aangepast aan de
huidige tijd en overbelast in de economische centra. In de achtergebleven gebieden
en met name de bantustans was ze altijd zeer
gebrekkig en niet bedoeld om te integreren
in de nationale netwerken. Maar de zwarte
townships liggen ook meestal ver verwijderd van de stad en werkgelegenheid; hun
uitvalswegen en openbaar vervoer waren
ontworpen om uitsluitend te voorzien in de
behoeftes van werkersverkeer van en naar
de ‘blanke’ economie. Een ambitieus infrastructuurprogramma is in volle gang – en
veroorzaakte polemiek over zaken als de
eerste TGV tussen Johannesburg en Pretoria, tolwegen, gebrekkig openbaar vervoer,
kerncentrales en hun kosten, maar stemt in
wezen iedereen tevreden. Het zijn publieke
werken die veel werkgelegenheid (685.000
voltijdse jobs in 2013) en opleiding op de
werkplaats bieden, maar ook de ontwikkeling stimuleren van toeleveringsbedrijven.
(Voor de productie van machines en bouwmaterialen heeft Zuid-Afrika ervaring en
expertise; deze sector staat dan ook op het
lijstje voor herindustrialisatie in het kader
van het nieuwe groeipad.)
Congres in Polokwane
watervoorziening, ruimtelijke ordening en
huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg,
diensten ...
In het onderwijs volgden successen, crisissen en een of ander schandaal elkaar
op; ook daar blijkt het overgeërfde duale
karakter hardnekkig en bestaat er grote
behoefte aan een beter integraal beleid.
Een nationale gezondheidszorg toegankelijk voor allen bevindt zich eindelijk
na zeer veel discussie en weerstand nu in
een gevorderd stadium van experimentele
toepassing. Energie, waterhuishouding en
irrigatieprojecten voor de landbouw, een
efficiënter staatsapparaat, onderzoek en
hoger onderwijs, cultuur- en taalbeleid
voor sociale vrede en cohesie, kortom,
niets mag verwaarloosd worden of het geheel een ongewenste richting uit duwen.
Greep op de toekomst?
Na het congres in Polokwane gingen politici en parlementariërs aan de slag om
te zien hoe het nieuwe beleid vorm te geven.37 Ze brachten ook bezoeken aan het
buitenland, vooral Brazilië waarmee een
hecht samenwerkingsverband bestaat, India en China, om te kijken hoe het daar
ging en welke hulpmiddelen erbij te pas
kwamen: ontwikkelingsinstellingen zoals
nationale en regionale ontwikkelingsbanken en de rol van de staatsbedrijven.
Van de zo belangrijke en voor bijna iedere
Zuid-Afrikaan hoogemotionele landhervorming was sinds 1994 niet veel terechtgekomen. Ze was aan een grondige herziening toe, werd eindelijk ondergebracht in
een integraal plan voor rurale ontwikkeling
– de grootste lacune van het eerste landhervormingsbeleid – en wordt nu onderhandeld en verder uitgewerkt. Rurale ontwikkeling in een zo ongelijk ontwikkeld land
vereist coördinatie van vele beleidsgebie- De regering van president Zuma begon
den: landbouw en voedselvoorziening, in- met een analyse en nieuw plan van de
frastructuur, industrieel en handelsbeleid, minister van Handel en Industrie, Robert
I 54
Davies (SACP). In 2010 kwam het kaderplan voor het economisch beleid voor de
volgende twintig jaar, ‘Het Nieuwe Groeipad’ (NGP).38 Dit werd verder uitgewerkt
in een recent ‘Nationaal Ontwikkelingsplan 2030’ van de nieuwe Planningscommissie onder leiding van Trevor Manuel,
de voormalige minister van Financiën, nu
minister van Planning.39 De nummer twee
van de commissie is Cyril Ramaphosa,
voormalige vakbondsleider, politicus en
zakenman. Dit plan werd samen met andere beleidsopties voorgelegd aan het ANCcongres in december jongstleden.
Het doel van het Nieuwe Groeipad is de
herstructurering van de Zuid-Afrikaanse
economie om een ander soort groei te
bewerkstelligen die beantwoordt aan de
grote uitdaging van massale werkloosheid
en ongelijkheid. Het positievediscriminatiebeleid gaat niet in die richting, zegt het
document, omdat het te veel gebaseerd is
op participatie in bestaand kapitaal, bestaande bedrijven en bestaande jobs in
plaats van werkgelegenheid in nieuwe productieve capaciteit. Terwijl de desindustrialisatie niet alleen geschikte werkgelegenheid deed verliezen, maar ook doet vrezen
voor verlies van cruciale knowhow.
De nieuwe strategie vereist creatieve en
collectieve betrokkenheid van alle sectoren van de maatschappij. Er moeten moeilijke keuzes gemaakt worden. Zo moeten
de privésector en de vakbonden samen met
de regering de juiste compromissen vinden bijvoorbeeld tussen de behoeftes van
VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT
Zuid-Afrika: greep krijgen op de toekomst - Hélène Passtoors
politieke partners. De BRICS sloot onlangs
een principeakkoord om elkaars groeipaden te respecteren in de handelsrelaties.
Een Comprehensive Strategic Partnership
in die zin bestaat al met China. De BRICSlanden zijn ook vast van plan om het been
stijf te houden in de Wereld Handelsorganisatie ten gunste van protectionistische
maatregelen voor ontwikkelingsdoeleinden. In Afrika rekent Zuid-Afrika behalve
op de al gevorderde regionale integratie
van Zuidelijk Afrika vooral op Kenia en
Nigeria, de andere twee snelgroeiende economische polen in respectievelijk Oost- en
West-Afrika.
Cyril Ramaphosa
verschillende industrieën of tussen meer
dynamische veelbelovende opties, maar die
veel risico inhouden, en minder ‘transformatieve’, maar zekere wegen naar het doel.
Of ook tussen een monetair beleid dat eigen
productie en export bevordert, of een sterke
munt die het importeren van kapitaal- en
consumentengoederen goedkoop maakt.
Van bepaalde categorieën werkers zal
soms gevraagd worden om hun looneisen
in te binden, onder meer om de loonkosten
van beginnende KMO’s niet onnodig op te
jagen, maar ook in ruil voor medewerking
van het patronaat. Ook de financiering van
de ontwikkeling vergt gezamenlijke inspanningen en kan niet alleen van de staat
komen. (Westerse donoren worden nergens
vermeld …40)
Zuma’s kaderplan doet zelfs al een concrete suggestie voor een ‘breed ontwikkelingspact’ tussen de sociale partners betreffende
lonen en bonussen, prijzen en competitiviteit. Loonovereenkomsten voor lonen tussen 300 en 2000 Euro per maand zouden
zich kunnen beperken tot bescheiden reële
verhogingen plus eventuele compensatie
voor inflatie (indexering), maar voor hogere lonen slechts tot inflatiecompensatie. Van zijn kant zou de bedrijfswereld
dan kunnen instemmen met prijsregulatie
voor basisproducten en een plafond van
55.000 Euro per jaar in salaris en bonussen van senior managers en executives.
Van regeringskant kan de bedrijfswereld
dan maatregelen verwachten ter ondersteuning van de competitiviteit en interessante
JAARGANG 47 NUMMER 1 I LENTE 2013
initiatieven, altijd in een optiek van nieuwe
werkgelegenheid.
Tijdens een ‘Presidentieel Overleg op
Hoog Niveau’ tussen de sociale partners
in oktober jl. (over de situatie op de mijnen) benadrukte Zuma weer dat iedereen
zijn steen moet bijdragen aan de strijd tegen de ongelijkheid. Alvast stelde hij een
symbolisch maar concreet gebaar voor om
de topsalarissen en bonussen in zowel de
publieke als de privésector voor een jaar te
bevriezen. Uit de reacties op dat voorstel in
de media blijkt echter niet bepaald een golf
van enthousiasme voor het nieuwe beleid
in de middenklassen en de bedrijfswereld.
Niet dat iemand ooit dacht dat het gemakkelijk zou zijn, geeft het NGP document
toe: “In Zuid-Afrika kan men geen technocratische oplossing – als die al zou bestaan
– opleggen van bovenaf. We moeten dit
Nieuwe Groeipad ontwikkelen binnen een
actieve, rumoerige democratie. De diepe
ongelijkheid die onze maatschappij doorklieft, bemoeilijkt de inspanningen om een
consensus te bereiken.”
Buiten het wantrouwen tegenover een gemengde economie en staatsinmenging,
schijnt ook het eurocentrisme van de liberale opinie door in de kille tot vijandige
reacties, die vele gedaantes aannemen. Het
beleid voorziet in een heroriëntering van
de handel met voornamelijk Europa naar
handel met de Aziatische landen met snel
groeiende economieën en naar de BRICSlanden als niet alleen handels- maar ook
Het onderliggende idee is interessant. De
crisis in het Westen is geen rem, maar een
gouden gelegenheid voor groei en ontwikkeling in Zuid-Afrika. In plaats van bezuinigen om te compenseren voor de verslechterde handelsbalans met Europa moet
er juist geïnvesteerd worden in productie
en dienstverlening voor zowel de interne
markt als de snel groeiende markten in het
Zuiden. Voor een middeninkomenland met
aanzienlijke technologische, commerciële
en onderzoekscapaciteit biedt deze periode
van crisis en verschuivingen in de economische en geopolitieke machtsverhoudingen gunstige voorwaarden voor economische groei en ontwikkeling. In ieder geval
een stuk gunstiger dan in de hoogtijdagen
van de globalisatie in de jaren 1990, toen
Thabo Mbeki geen alternatief zag.
Een groot deel van Trevor Manuels voorstellen betreft de uitbreiding van het sociaal
vangnet en een compleet systeem van sociale zekerheid. De invoering van een ‘sociale vloer’, social floor, moet in de nabije
toekomst verzekeren dat alle Zuid-Afrikanen zonder uitzondering een minimuminkomen hebben en behoorlijke leefcondities
met huisvesting en basisvoorzieningen,
zoals beloofd in het Handvest van de Vrijheid en vastgelegd in de grondwet. Manuel
denkt daarbij aan een bedrag rond 40 Euro
per individu per maand. Tegelijk moeten
onmiddellijk te nemen maatregelen de
minimumkosten van het levensonderhoud
aanzienlijk verlagen (prijsregulatie). De
‘sociale vloer’ kan een volledige sociale
uitkering zijn of een aanvulling op ander
inkomen. Ook een BIG-systeem (Basisinkomen Garantie) is niet uitgesloten van de
discussie; het plan vermeldt de voordelen
en het bezwaar van de hoge kosten, dat
55 I
Oliver Reginald Tambo
verder onderzocht moet worden. Sociale
zekerheid voor allen zou een hybride systeem moeten worden waarvoor het plan
alle mogelijke pistes aanduidt, ook voor de
financiering uit verschillende bronnen. De
werkloosheidsverzekering zou, zoals bij
ons, gebaseerd moeten worden op solidariteit en alle formele werkers omvatten met
premies afhankelijk van het loon.
Manuel wil de sociale zekerheid ook geleidelijk uitbreiden tot de informele sector.
Daarbij moet hij erkennen dat de regeringsplanners eigenlijk geen idee hebben
van de situatie daar en dat ze die dringend
moeten onderzoeken. (Dat bewijst weer
eens dat het geloof in ‘laddertjes’ naar de
formele economie wishful thinking was en
nergens op gebaseerd.) Een eerste stap zou
zijn om de formele bedrijven die uitbesteden naar de informele sector verantwoordelijk te maken voor de veiligheid op de
werkplaats daar en bijvoorbeeld de ziekteverzekeringspremies voor de informele
werkers. Het plan vermeldt dat er in werkelijkheid zeer veel banden bestaan tussen
de formele en informele sector. Door die
banden als het ware op te laden met sociale
verantwoordelijkheid van de bedrijfswereld, mag men veronderstellen dat Manuel
een gat wil slaan in de muur tussen beide
en de idee van ‘legitieme’ uitbuiting en de
onvermijdelijkheid van een duale economie uithollen. Naarmate die sociale verantwoordelijkheid dan uitbreidt, verkleint
het verschil tussen de twee economieën.
Tot de dag dat dezelfde wetten, CAO’s
en werkcondities gelden voor beide en de
integratie een feit wordt. Wordt dat het
I 56
scenario? Wellicht, maar het vereist dan
tegelijk voor de zwakke kant subsidies,
kredietfaciliteiten en een zekere bescherming tegen de concurrentie van goedkope
import.
Het doel is nagenoeg volledige formele
werkgelegenheid met een marge van 6%
werkloosheid. De notie van een ‘decent
job’ met een eerlijk loon is daarbij essentieel. Daarvoor moeten er in twintig jaar tijd
elf miljoen nieuwe werkplaatsen in drie fases gecreëerd worden. De vooruitgang van
de sociale zekerheid en bescherming zal
tred moeten houden met de economische
ontwikkeling. Dit lijkt sterk op de strategie
van Lula en de Werkerspartij in Brazilië.
De andere luiken van het plan en de onderhandelingsstrategie met de betrokken sectoren en klassen eveneens. Het milieu en de
groene economie zijn prioriteiten in alle fases (hoewel kernenergie en het fraccen van
schaliegas nog in de pijplijn zitten, het laatste aangemoedigd door de Zuid-Afrikaanse
uitvinding van de productie van aardolie uit
aardgas – het land bezit geen aardolie).
De eerste fase steunt op de snelle creatie
van veel werkgelegenheid ook voor laagen ongeschoolden door de staat en de sociale economie. Publieke werken en andere
staatsprojecten (bijvoorbeeld alfabetiserings- en preventieve gezondheidscampagnes) zijn de beproefde manier om aan veel
mensen werk en opleiding te verschaffen.
Opvallend is echter het plan om op grote
schaal sociaal kapitaal aan te boren en de
in Zuid-Afrika nog weinig ontwikkelde
sociale economie in staat te stellen om op
korte en middellange termijn jaarlijks een
miljoen nieuwe werkplaatsen te scheppen.
Dit zijn allerlei non-profitorganisaties en
coöperaties die in eerste instantie door de
staat gefinancierd of uit andere bronnen
gesponsord worden. De staat zal bij hen
zoveel mogelijk aanbesteden in plaats van
bij commerciële bedrijven. NGO’s kunnen ook helpen met planning, training voor
boekhouding enzovoorts. Op zeer korte
termijn voorziet het plan in grootscheepse
gemeenschapsprojecten voor huizenbouw
als antwoord op de woningnood in de
townships en op het platteland. Naarmate
marktgebonden activiteiten zich ontwikkelen, kan de sociale economie minder nieuwe banen leveren, maar ze moet een grote
rol blijven spelen.
Ondertussen wordt de tweede fase voorbereid: de ontwikkeling van micro-, kleine tot
middelgrote bedrijven in allerlei sectoren,
van de kleine landbouw (via de landhervorming), de plaatselijke verwerking van
landbouwproducten en het toerisme tot
de industrie. Op termijn zullen de KMO’s
negentig procent van de werkgelegenheid
en dus een groot deel van de economie
beslaan, waarvan vele voor de productie
van goederen en diensten voor de interne
markt. Maar voor economische groei en
het aantrekken van investeringen voor lokale productie is de ontwikkeling van exportproducten ook van essentieel belang.
Als middeninkomensland met relatief hoge
arbeidskosten, maar een goede technologische basis en capaciteit voor research and
development, moet Zuid-Afrika niches vinden in de regionale, continentale en internationale markt voor producten en diensten
(bijvoorbeeld telecommunicatie in Afrika
waar Zuid-Afrikaanse firma’s al zeer actief
in zijn) waarvoor het land voordelen bezit.
Het gaat hier niet zozeer om de productie
van consumentengoederen, als kleding of
schoenen – hoewel onder andere de agroindustrie en de bewerking van bepaalde
mijnbouwproducten een goede positie
kunnen innemen –, maar bijvoorbeeld ook
om consultancy en de uitvoering van buitenlandse infrastructuurprojecten waar het
land speciale expertise voor bezit.
Gedurende die fase moeten ook onderzoeken-ontwikkelingsprojecten gestimuleerd en
gesteund worden opdat Zuid-Afrikaanse
bedrijven in een derde fase in hoog ontwikkelde en kapitaalintensieve sectoren een
VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT
Zuid-Afrika: greep krijgen op de toekomst - Hélène Passtoors
grotere rol kunnen spelen op de verschillende markten. Deze fase moet op de eerste
plaats bouwen op de sectoren waarin ZuidAfrika sterk is of was, zoals kapitaalgoederen voor de bouw en de mijnen, metallurgie, zware chemicaliën, farmaceutische
industrie, software, groene technologie en
biotechnologie.
Natuurlijk zijn er legio voorwaarden voor
succes, en niet alleen de al genoemde infrastructuurwerken en de andere beleidsgebieden waar de heropbouw nog met grote
problemen kampt. Het staatsapparaat is
cruciaal. Het moet beter functioneren op
en tussen alle niveaus en het vertrouwen
terugwinnen door het uitroeien van corruptie en ongewenste politieke inmenging
en door efficiëntere dienstverlening aan
het publiek en de ondernemers. Het moet
vooral de kennis en kunde verwerven die
nodig zijn voor de sturende rol van een
ontwikkelingsstaat zoals het beheer en de
ontwikkeling van de geëigende instrumenten: de staatsbedrijven, nationale en regionale ontwikkelingsbanken en -fondsen en
andere instellingen voor subsidies, krediet,
enzovoorts.
Landen die deze strategie met succes hebben toegepast, verloren geen tijd en energie
met te proberen alle twijfels en debatten op
voorhand op te lossen; ze leerden al doende,
zegt het kaderplan. Zoals Deng Xiaoping
gezegd zou hebben: in China was ontwikkeling “net als een rivier oversteken al tastend naar de stenen onder de oppervlakte”.
Dit citaat werd ongetwijfeld meermaals
herhaald op het ANC-congres in december jl. in Mangaung (Bloemfontein), want
op verschillende punten bestond er geen
consensus. Daarom ook moesten alle werkgroepen op het congres buiten hun specifieke opdracht eveneens hun mening geven over het Nationale Ontwikkelingsplan
van Manuel en Ramaphosa. Het congres
keurde het plan goed evenals de beleidsplannen van de andere voor ontwikkeling
cruciale ministeries en gebood de nieuwe
leiding om onmiddellijk te beginnen met de
concrete uitvoering. Daarmee heeft ZuidAfrika nu eindelijk een integraal ontwikkelingsbeleid. Bovendien werd Cyril Ramaphosa tot ondervoorzitter van het ANC
verkozen, hetgeen betekent dat hij vrijwel
zeker na de nationale verkiezingen in 2014
vicepresident van Zuid-Afrika zal worden.
Jacob Zuma die de planningscommissie
JAARGANG 47 NUMMER 1 I LENTE 2013
had ingesteld en al jarenlang het concept
van een nieuwe transitiefase preekte, werd
herkozen als voorzitter en stevent dus af op
een tweede ambtstermijn als president.
verwachtten, is nu geen loos alarm. De
grote zwarte meerderheid, de zwarte arbeidersklasse, heeft er na achttien jaar genoeg
van. Je kunt het hen niet kwalijk nemen. Ze
geven tenminste de hoop niet op om echte
Een ander debat dat weer de hartstochten verandering af te dwingen.
ontketende, was nationalisatie van de mijnen. Met een goede dosis populisme stel- (december 2012)
den heethoofden als Julius Malema, de
voormalige voorzitter van de ANC-jeugd Noten:
(uit de partij gezet), nationalisatie voor als
dé oplossing om ‘economische vrijheid’ 1 Tekst en geschiedenis, zie http://www.anc.org.
te verwerven. Maar nationalisatie is geen za/show.php?id=72
waarde op zich. Het uitgangspunt van het 2 De bantustans waren uitvindingen van de apartANC is het doel: beneficiation, verzekeren heid. Rassensegregatie (in vier rassen: blanken,
dat de opbrengst van de rijkdommen ten ‘Indiërs’, ‘kleurlingen’ en Afrikanen of zwarten)
goede komt aan het land en de bevolking. liet namelijk nog altijd een overgrote zwarte
Daarvoor bestaan er ook andere formules meerderheid bestaan. Om die te overheersen met
waar mogelijk ook de mijnbedrijven aan een blanke minderheid, verdeelde het apartheidsmee kunnen werken. Door alle emoties systeem hen in etnische groepen met ieder een –
die het hele land beroeren, begrijpen de vaak versnipperd – grondgebied: dat waren de
mijnmagnaten nu blijkbaar dat business as bantustans waar eenieder die geen werk had in
usual niet meer mogelijk is en er serieus de ‘blanke economie’ naar toe verbannen werd.
onderhandeld moet worden. Op zijn minst Ze waren overbevolkte arbeidersreservaten.
zal een goed deel van de winsten in Zuid- 3 Zie Webster, Eddie, “The dual economy” in
Afrika geïnvesteerd moeten worden in het New Agenda: South African Journal of Social
kader van het transformatiebeleid en zullen and Economic Policy, Issue 15, Third Quarter,
de arbeidsverhoudingen en -voorzieningen 2004.
4
aanzienlijk moeten verbeteren.
Op de platinummijn van Lonmin in Marikana
Het congres besteedde ook veel energie aan
de interne problemen van het ANC: corruptie, nepotisme, machtsstrijd, facties en het
contact met de achterban. Het ANC is aan
een dieptepunt geraakt, zei vicepresident
Kgalema Motlanthe in een interview.41 Als
het niet in staat is om dat om te zetten in
een resoluut keerpunt en de bevolking met
nieuwe hoop en energie te betrekken bij de
nieuwe strategie, ziet het er niet zo goed
uit. Want de weg is nog zeer lang.
Het congres stond in de schaduw van zich
verbreidende sociale onrust en niet alleen
de in de hele wereld gemediatiseerde mijnstakingen en het drama in Marikana. Die
stakingen hebben werkers in alle sectoren
aangezet om hun onvrede luider te uiten.
Zelfs de geïsoleerde boerderijen in de
West-Kaap hebben dezer dagen te kampen
met stakingen van landarbeiders die zich
als een lopend vuurtje verspreiden. Zij eisen een dagloon van 15 Euro, het dubbele
van het huidige minimumloon in de landbouw. Ook is het einde niet in zicht van
de gewelddadige protesten in de krottenwijken en townships. De sociale meltdown
die de tegenstanders van het ANC in 1994
in de noordwest provincie (in de voormalige
bantustan van Bophuthatswana) vielen er tijdens
een wilde staking in augustus 2012 minstens 45
dodelijke slachtoffers, waarvan 34 gedood werden door de politie. De officiële onderzoekscommissie hoort momenteel (november 2012) alle
getuigen.
5
http://www.nelsonmandela.org/omalley/index.
php/site/q/03lv02039/04lv02103/05lv02120/06
lv02126.htm
6
In feite scheidde de apartheid de arbeidersklasse in een blanke ‘arbeidersaristocratie’ waarvoor
de banen vanaf opzichter en hoger gereserveerd
waren en de grote zwarte arbeidersklasse die bestemd was voor al het lagere werk en bij de wet
geen toegang hadden tot het niveau van opzichter of hoger.
7
Cijfers in dit artikel waarbij het jaartal 2011
expliciet vermeld wordt, zijn afkomstig van de
volkstelling van dat jaar, gepubliceerd in oktober
2012. Andere zijn afkomstig uit regeringspublicaties van 2011 en dus ouder.
8
Interview in de Financial Times, 28
oct.2012,http://www.ft.com/intl/cms/
s/0/3a6b7bba-212e-11e2-9720-00144feabdc0.
html#axzz2AgdiVTW0
9
Zie Ministry of Labour https://www.labour.gov.za/downloads/documents/annual-
57 I
reports/unemployment-insurance-fund/2012/
uifreport2012_part2.pdf/view?searchterm=uif
10
Cijfers van http://www.wageindicator.org/
main/minimum-wages/south-africa/copy_of_
south-africa-minimum-wage-faqs#sa8 Wageindicator.org is een initiatief van de Nederlandse
FNV-vakbondscentrale en de Universiteit van
Amsterdam.
11
http://www.npconline.co.za/pebble.
asp?relid=110
12
http://www.ft.com/intl/cms/s/0/3a6b7bba212e-11e2-9720-00144feabdc0.
html#axzz2DQWYFDuM
13
Zie Turok, Ben, From the Freedom Charter
to Polokwane: the evolution of ANC economic
policy, New Agenda, Cape Town, 2008.
14
Lachmann, D. & K Bercuson (eds.), Economic Policies for a New South Africa. International Monetary Fund, Washington DC, 1992.
15
Gegevens uit de Medium Term Budget Policy
Statement, toespraak van de Minister van Financiën op 25 oct.2012. http://www.treasury.gov.
za/documents/mtbps/2012/mtbps/speech.pdf
16
Gunder Frank waarschuwde in 1966 al hoe
‘ontwikkelen’ ‘onderontwikkelen’ kan worden.
Zie Gunder Frank, André, The development of
underdevelopment, Monthly Review Press, New
York, 1966. En ook alle literatuur over de schuldenkwestie, schuldenkwijtschelding enz.
17
Black Economic Empowerment, afgekort
BEE, wordt misschien het best vertaald door
Zwarte Economische Emancipatie hoewel empowerment betekent macht krijgen, ‘bemachtigen’.
18
Voor de blanke settlers in de 19de eeuw –
Afrikaners en Britten – was de gedwongen proletarisering van de zwarte boeren (voornamelijk
door honger als gevolg van vernietiging van vee
en oogst en door belastingen) ook de manier om
zich hun land toe te eigenen en ze uit te schakelen als concurrenten op de markt Het is bijvoorbeeld door historici aangetoond dat lang de
zwarte boeren in de Oost-Kaap productiever waren dan de blanke settlers.
19
“The State and Social Transformation”. Discussion Document. ANC 1996 http://www.anc.
org.za/show.php?id=306
20
Zie Jeremy Cronin’s (SACP) recente artikel
‘The Moral Decline which Mbeki now Laments’
http://www.politicsweb.co.za/politicsweb/view/
politicsweb/en/page72308?oid=335511&sn=Ma
rketingweb+detail&pid=74709
21
Aanvankelijk diende ‘ingezet worden in de
privésector’ – dat was de uitdrukking – vaak
als bliksemafleider voor politiek conflict en
machtsstrijd. Bovengenoemde Cyril Ramaphosa
en Tokyo Sexwale waren bijvoorbeeld geenszins vriendjes maar geduchte concurrenten van
Mbeki. Ook investeerden veel oudere ANC-ers
I 58
met een politieke functie op kleine schaal om
een spaarpot aan te leggen voor tijden van nood
en de oude dag. Maar het snelle succes en de
‘gemakkelijke’ verrijking van de eerste nieuwe
kapitalisten prikkelden de eetlust ...
22
In 2008 gaf econoom en parlementslid Prof.
Ben Turok een eerste overzicht van de economie bijna 15 jaar na de apartheid in: Turok, Ben,
From the Freedom Charter to Polokwane: the
evolution of ANC economic policy, New Agenda, Cape Town, 2008.
23
http://www.npconline.co.za/pebble.
asp?relid=111
24
In 2008 verdiende de helft van alle werkenden minder dan 250 Euro en eenderde minder
dan 100 Euro per maand. (Officiële statistieken)
De problemen van de mijnwerkers zijn complex.
Ze hebben niet alleen te maken met nettolonen,
maar ook met trekarbeid als vanouds onder
slechte condities, met dubbele huishouding en
huisvesting thuis en op of rond de mijn, met
voor velen een onzekere werksituatie, met erkenning en loon voor geschoold werk, met een
niet erkende en onervaren vakbond, met gebrek
aan CAO voor de hele mijnsector, met praktijken
van de mijnbedrijven, enz.
25
Gunder Frank, André, The development of
underdevelopment, Monthly Review Press, New
York, 1966.
26
Zuid-Afrika en andere middeninkomenslanden zijn minder aantrekkelijk voor goedkope
productie omdat de lonen al hoger liggen dan in
arme ontwikkelingslanden.
27
Turok, Ben (Ed.), The Controversy about
Economic Growth. Jacana Media, Auckland
Park (South Africa), 2011
28
UNCTAD, World Investment Report 2005.
New York, 2005 (http://www.unctad.org/en/
docs/wir2005_en.pdf)
Zie ook: Mohammed, Seeraj & Finnoff,K.,
“Capital flight from South Africa, 1980-2000”
in: Epstein, G.(ed.), Capital Flight and capital
controls in developing countries. Edward Elgar
Publishing, Cheltenham (UK) and Northampton,
MA (USA), 2005.
29
Lewis, W.A., “Economic Development with
unlimited supplies of labour” in Manchester
School of Economic and Social Studies Vol.22,
Manchester, 1954. Dit wordt ook het ‘Lewis
Model’ in een duale economie genoemd. Over
de aftakeling van die sector in Zuid-Afrika sinds
1990 en andere problemen, zie:
Rodrick, D., Understanding South Africa’s economic puzzles. Harvard University Center for
International Development, Cambridge (USA),
2006. (www.nber.org/papers/12565.pdf)
30
http://www.spar-international.com/media/49223/2010_AR_SPAR.pdf
31
Zie bijvoorbeeld Fedderke,J. & G. Szalontai,
Industry concentration in South African Manufacturing industry. Trends and consequences,
1972-96. Economic Research Southern Africa
Working Paper 23. University of Cape Town,
Cape Town, 2005.
32
Zie bijvoorbeeld al oudere rapporten over
Mozambique: UN Economic Commission for
Africa en het hoofdstuk over on Mozambique:
‘The Elusive Quest for Pro-Poor Growth’. Economic Report for Africa (ERA) 2003. Of een
inleiding voor soortgelijke problemen met uitblijvende ontwikkeling of ‘onderwikkeling’ in
zeven Afrikaanse landen gebaseerd op het ERArapport in Africa Policy. E-Journal of Africa Action, August 2003. www.africaaction.org.
Of ook een bekend hoogoplopend debat tussen
het Fitch ratingsbureau en de IMF enerzijds en
Mozambikaanse en Britse ontwikkelingseconomen anderzijds, het ‘Fitch Debate’ gepubliceerd
als annex bij Passtoors, Hélène, ‘Global Apartheid’, Indian Journal of Labour Economics, special issue on globalisation, 2003. (Op aanvraag
bij de auteur te verkrijgen.)
In Mozambique sloten rond het jaar 2000 – dus
in dezelfde tijd als in buurland Zuid-Afrika – in
minder dan vijf jaar 40% van de kleine en middelgrote fabrieken, terwijl dankzij productie
en export door multinationals het groeicijfer
opklom tot gemiddeld 8% per jaar, een record
voor het land. Prof. John Cameron spreekt van
‘immiserising growth’. Dit fenomeen heet in de
vakliteratuur ook wel ‘the Dutch disease’, hoewel het effect in Afrika heel wat dramatischer is.
33
Zie Paul Holden, The Arms Deal in Your
Pocket. Jonathan Ball Publishers, Johannesburg,
2008.
34
Een aantal van Mbeki’s vooraanstaande
aanhangers, de meeste afkomstig van het UDF
(United Democratic Front van de volksbeweging
van de jaren 1980) richtte een nieuwe partij op,
het Congress of the People, COPE. COPE heeft
praktisch hetzelfde programma als het ANC. De
partij kent veel interne problemen van leiderschap en komt tot nu toe niet echt van de grond.
35
Mbeki was aan het einde van zijn tweede
ambtsperiode, het maximum toegestaan door de
grondwet. Het congres keurde een voorstel om
de functies van voorzitter en president te scheiden af, het wilde geen ‘twee machtscentra’.
36
Het was de derde keer dat een rechter inmenging in de rechterlijke macht vanuit de uitvoerende macht constateerde, waarvan de twee
laatste keren tegen Zuma, vermoedelijk in een
uiterste poging via een proces alsnog te beletten
dat hij president werd.
VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT
Zuid-Afrika: greep krijgen op de toekomst - Hélène Passtoors
37
Voor de debatten zie de zeer leesbare boekjes
van Prof. Ben Turok, geschreven voor parlementsleden en een wijder publiek:
Turok, Ben with Ha-Joon Chang & João Carlos Ferraz, Development in a Divided Country.
Jacana, Auckland Park (Johannesburg), 2011.
(Waarin Turok schrijft over Zuid-Afria, João
Carlos Ferraz over de hulpmiddelen voor het beleid gebruikt in Brazilië, en Ha-Joon Chang over
de Zuid-Oost-Aziatische ervaring.)
Turok, Ben (Ed.), The Controversy about Economic Growth. Jacana Media, Auckland Park
(South Africa), 2011. (Met bijdragen van ZuidAfrikaanse academici.)
38
‘The New Growth Path. The Framework’.http://www.info.gov.za/view/
DownloadFileAction?id=135748
39
http://www.npconline.co.za/pebble.
asp?relid=25
In de Zuid-Afrikaanse pers en ook de publicaties
van het maatschappelijk middenveld vindt men
helaas zelden genoeg informatie. Ze behandelen
de diverse plannen en voorstellen over het algemeen eclectisch en niet zelden eenzijdig en er is
weinig gedegen discussie over.
40
Zuid-Afrika – of het ANC – vindt dat Afrika
onafhankelijk, zonder inmenging van buiten,
moet kunnen beslissen over haar eigen ontwikkeling. Zo ontdekte Nkosazana Dlamini-Zuma,
de nieuwe presidente van de Afrikaanse Unie
en voormalige Zuid-Afrikaanse minister van
Buitenlandse en recent van Binnenlandse Zaken, met schrik dat de AU praktisch helemaal
wordt gefinancierd door donoren. Ze wil daar zo
vlug mogelijk een einde aan maken en alle Afrikaanse landen dwingen om hun eigen bijdrage
te betalen.
41
http://www.ft.com/intl/cms/s/0/3a6b7bba212e-11e2-9720-00144feabdc0.
html#axzz2AgdiVTW0
JAARGANG 47 NUMMER 1 I LENTE 2013
59 I
Download