Homotolerantie: Beneden Nieuw Amsterdams Peil

advertisement
Het wel en wee van het homoparadijs
Op een congres begin 2004 verzekert een vertegenwoordiger van de Nederlandse
homobeweging de aanwezigen dat Nederland een paradijs is voor homo’s en lesbo’s. Even
later krijgen de aanwezigen een documentaire te zien waarin homoseksuele jongeren uit
etnische minderheden worden geïnterviewd. Een van hen verklaart met grote stelligheid dat
hij liever nooit homo was geweest. Een ander zegt de pest te hebben aan de homowereld
omdat de kerels die daar rondlopen alleen maar op seks uit zijn. Dit zijn negatieve geluiden
die ook lelieblanke jonge homo’s en lesbo’s wel naar voren brengen.
In Nederland is juridisch gezien voor homo’s en lesbo’s vrijwel alles op orde. Er bestaan geen
strafwetten meer die specifiek tegen hen zijn gericht. Op het gebied van civiele wetgeving en
sociale regelgeving is alle discriminatie naar seksuele voorkeur zo ongeveer uitgebannen.
Nederland was het eerste land waar het huwelijk werd opengesteld voor paren van hetzelfde
geslacht – alleen de koning(in) mag niet homoseksueel getrouwd zijn. Hier kwam geen
speciale relatiewetgeving alleen voor homo’s en lesbo’s en ook geen bijzonder
‘homohuwelijk’. Gebruik dat woord vooral niet in Nederland want het komt de spreker op een
reprimande te staan. Er is hier maar één huwelijk voor alle tweerelaties ongeacht seksuele
voorkeur. Deze vorm van integratie beschouwen veel Nederlanders, homo en hetero, als het
hoogtepunt en zelfs soms eindpunt van de homo-emancipatie. Maar ook hier geldt, zij het om
andere redenen: niet iedereen denkt dat Nederland met het huwelijk een paradijs is voor
homo’s en lesbo’s of dat het de finale van seksuele bevrijding inhoudt.
Op 1 april 2002 keek de wereld vol verbazing naar een ceremonie die rond het
middernachtelijke uur in het Amsterdamse stadhuis plaatsvond. De burgemeester zegende de
eerste huwelijken tussen partners van hetzelfde geslacht van de postmoderne tijd in. Drie
homokoppels en een lesbostel werden door hem in de echt verbonden. Terwijl de wereld paf
stond, had in Nederland de verveling al toegeslagen rond dit wapenfeit. Want de pers had toen
al meer dan tien jaar verslag gedaan van de strubbelingen rond het ‘homohuwelijk’. De
Nederlandse media vonden vooral alle aandacht grappig van buitenlandse televisieploegen die
massaal naar Amsterdam waren afgereisd. Ze waren zelf gepreoccupeerd met een premodern
huwelijk dat een dag tevoren was aangekondigd, tussen kroonprins Willem-Alexander en de
Argentijnse Máxima. Het geeft de kloof aan die bestaat in Nederland tussen stokoude
interesses voor blauw bloed en splinternieuwe oplossingen voor homoleven.
Het ‘homohuwelijk’ is een vreemde hybride van pre- en postmodern. Terwijl de hele
wereld zich richt op de Verenigde Staten waar dit ‘progressieve’ thema in het het huidige
verkiezingsjaar hoog op de politieke agenda staat, vergeten de meeste mensen de kritiek van
vrouwen-, seksuele hervormings- en homobeweging op het huwelijk. In de jaren zestig gold
het als een seksistische instelling die vrouwen en homoseksuelen discrimineerde. Het was de
uitdrukking van een ideologie die het paar bevoorrechtte boven het individu en boven relaties
van meer dan twee personen. Het gezin als vervolg op het huwelijk werd niet altijd gezien als
de ideale plek om kinderen op te voeden, omdat ouders hun nageslacht te veel als bezit
beschouwden en vaak afsloten van een buitenwereld die zij als vijandig zagen. Rond 1980
ontdekten feministes het seksuele misbruik dat sommige vaders van hun dochters maakten.
Verkrachting in het huwelijk werd pas in 1991 een misdrijf. Tot dan konden mannen hun
echtgenotes tot seksuele handelingen dwingen die als een echtelijke verplichting werden
gezien. Vrouwen-, homo- en seksuele hervormingsbeweging waren tegen een
huwelijksfundamentalisme dat het gezin zag als de enige en ideale plaats voor intieme relaties
en voor de opvoeding van kinderen. Volgens hen bood het huwelijk niet per se een warme
plek in een harteloze wereld en was het niet altijd de hoeksteen van de samenleving. Homo’s
hadden ervaren hoe een exclusieve heteroseksualiteit hen uitsloot juist in het warme nest waar
ze zich thuis zouden moeten voelen. In het gezin vonden zij geen seksuele rolmodellen voor
hun leven.
In de jaren zestig kozen jonge rebellen voor andere oplossingen zoals meervoudige
liefdes, een onbezorgde seksuele promiscuiteit, communes of een individualisering waarbij
niet het groepslidmaatschap van mensen maar hun persoonlijke rechten en plichten centraal
stonden. Veel homomannen hadden een leefstijl ontwikkeld die dwars stond op de
monogamie die bij het huwelijk hoorde. Ze hadden seksuele contacten voor minder dan een
nacht met anonieme partners naast hun vaste vriend met wie ze bed, leven en liefde deelden
en vaak niet meer het fysieke plezier. Voor hen waren seks en liefde gescheiden werelden. Ze
maakten een verschil tussen het geluk van een nacht en passies en vriendschappen die weer
wat anders waren dan de ware liefde.
Met het ‘homohuwelijk’ heeft de postmoderne huwelijks- en gezinskritiek het verloren
van het premoderne familiegeloof. Net als de meeste Nederlandse jongeren die tegenwoordig
seks en liefde willen combineren in vaste relaties, grijpen jonge homo’s en lesbo’s terug op
die traditionele oplossing. Het huwelijk mag gemoderniseerd zijn van een patriarchaal
sociaal-economisch arrangement tussen families naar een liefdesrelatie waarin beide
geslachten gelijke rechten hebben, de meeste oudere homo’s en lesbo’s zoeken er hun heil
niet in. Er bestaat geen statistiek van relaties tussen personen van hetzelfde geslacht in
Nederland, maar er moeten er toch tegen de 100.000 dergelijke koppels zijn. Van die massa
zijn er de afgelopen twee jaar ruim 5000 getrouwd, ongeveer 5% van het totaal. Dat is een
mager succes voor de mensen die heilig geloven in het huwelijk. Wat voor de een de ultieme
doorbraak van de homo-emancipatie is, zien vele anderen als een stapje terug naar een
verleden van wederzijdse dwang en sociale eenkennigheid die de exclusieve paarrelatie
blijven typeren. Zij stappen liever niet in het huwelijksbootje. De recente normalisering van
homoseksualiteit lijkt samen te gaan met een sterkere normering van seksueel en relationeel
gedrag waardoor jongere homo’s en lesbo’s weer vaker voor vaste verkering en seksuele
trouw kiezen.
Homojongeren uit de etnische minderheden vinden het moeilijk seksueel kleur te bekennen in
het homoparadijs terwijl de meningen scherp verdeeld zijn over nut en waarde van ouderwets
trouwen voor paren van hetzelfde geslacht. Daarnaast bestaan er de nodige problemen en
misverstanden rond homogedrag in Nederland. Op schoolpleinen is ongeveer het meest
voorkomende scheldwoord (vieze) flikker. Scholen worden tegenwoordig zozeer als een
homo-onvriendelijke omgeving gezien dat de inspectie voor het onderwijs het verzoek heeft
gekregen om speciaal te letten op homodiscriminatie. Leerlingen schelden leraren uit van wie
ze de homoseksuele voorkeur vermoeden, maar ook hun onmannelijke en onvrouwelijke
klasgenootjes moeten op hun tellen passen want anders krijgen ze de volle laag van
scheldwoorden voor flikkers en potten. Vanwege zulke discriminatie verdwijnen leraren in de
ziektewet terwijl homoseksuele leerlingen in hun schulp kruipen. Het probleem in het
onderwijs vormen in de eerste plaats de medeleerlingen die schelden op en agressief worden
tegen homo’s en lesbo’s. Maar in de tweede plaats heeft de meestal witte schoolleiding een
grote verantwoordelijkheid omdat zij niets onderneemt tegen zulk schoremgedrag van
jongeren die maar al te graag de grenzen aftasten van wat mogelijk is. Schelden op homo’s
biedt die meest mannelijke leerlingen een uitgelezen kans om stoer te doen want directies
weten niet goed raad met zulke uitingen van homohaat of reageren daar laks op. Jonge
scholieren die bezig zijn met hun homoseksuele kleurbekennen ervaren het schoolplein
daarom eerder als een hel dan als een hemel.
Een ander probleem vormt publiek geweld en agressie tegen homo’s en lesbo’s. De
vermoorde rechtse leider Pim Fortuyn die zeer openlijk homoseksueel was, maakte zich eens
bijzonder kwaad over slappe gezagsdragers toen een Rotterdamse homoman uit zijn huis werd
verjaagd door Turkse buren. De politie had de man geadviseerd elders een woning te zoeken
omdat zij hem niet kon beschermen tegen zijn gewelddadige buurtgenoten. Het ergerde
Fortuyn buitengewoon dat de politie niet optrad en dat niet de dader, maar het slachtoffer huis
en haard moest verlaten. De situatie is sinds de uitspraken van de imam Khalid El Moumni op
3 mei 2001 en sinds de gebeurtenissen van 11 september 2001 niet verbeterd. De imam
verkondigde op de publieke televisie dat Europeanen lager stonden dan honden en varkens
omdat ze het ‘homohuwelijk’ erkenden. Dat was een maand nadat Nederland als eerste
Europese land het huwelijk had opengesteld voor paren van hetzelfde geslacht. Deze
gebeurtenissen veroorzaakten schisma’s onder Nederlanders van islamitische afkomst. Aan de
ene kant waren er groepen, vooral van jongens, die zich gesterkt zagen in hun homohaat. Aan
de andere kant kwam er een discussie over homoseksualiteit op gang, vooral in Marokkaanse
kring. In Amsterdam opende de eerste Europees-Arabische homokroeg Habibi Ana (mijn
liefje) zijn deuren en een groeiend aantal Arabische en Turkse jongeren kwam ervoor uit
homoseksueel of lesbisch te zijn. Het geweld van de eerste groep bepaalde evenwel het beeld
dat blanke Nederlanders kregen van Marokkanen en zij zagen El Moumni als woordvoerder
van de moslims over het homothema. Sommige homo’s en lesbo’s begonnen zich bedreigd te
voelen in wat een paradijs zou zijn.
De situatie van homomannen en lesbische vrouwen in Nederland is uiterst ambivalent. Harde
negatieve reacties staan naast volledige rechtsgelijkheid. Veel buitenlandse nichten en potten
zouden niets liever willen dan hierheen verhuizen want in Zimbabwe, Maleisië, Nepal, Egypte
en Honduras (om een paar beroerd bekend staande landen te noemen) wordt hun leven
bedreigd. Ook de Verenigde Staten waar het religieuze fundamentalisme een sterke invloed
uitoefent, lopen met homorechten behoorlijk achterop. Er zijn op de wereld aanzienlijk meer
homo’s en lesbo’s die een Nederlandse partner willen huwen dan er alleenstaande
soortgenoten in Nederland zijn. Hier is sinds de jaren zestig een geweldige vooruitgang
geboekt in homorechten en zichtbaarheid van homoseksualiteit. Dit geldt vooral voor de
media maar weer minder voor het onderwijs of het straatleven. De positieve resultaten van
een eeuw strijd om homo-emancipatie zijn vooral juridisch van aard. Ze bieden een gunstig
kader maar hebben de sociale discriminatie in gezin en sportvereniging, op straat en
schoolplein niet ongedaan gemaakt. Bovendien schort het aan de handhaving van
homorechten. Nederlanders besteden hun problemen graag uit aan derden, maar de overheid
blijft als schutspatroon vaak in gebreke. Ze bestrijdt homodiscriminatie op veel plekken zoals
in het onderwijs halfhartig waardoor oude reflexen van schelden en slaan kunnen weerkeren.
Het publieke leven in Nederland is monoseksueel gekleurd gebleven en heeft zich niet
in multiseksuele richting ontwikkeld. Het staat niet open voor meer seksuele opties. Een
heteroseksuele voorkeur blijft de vanzelfsprekende aanname en een homoseksuele de
verzwegen uitzondering. Hetero’s hoeven nooit publiekelijk kleur te bekennen. Van homo’s
en lesbo’s blijft de seksuele voorkeur zweven tussen privégeheim en publiek schandaal.
Komedianten als André van Duin en Paul de Leeuw en dandy’s als Fortuyn kunnen van die
dubbele positie gebruik maken en het brede publiek fascineren met opwindende verhalen over
hun privéleven, maar de gewone homo en lesbo heeft die kans niet. Want een homo is
misschien leuk ver weg op de buis, maar niet dichtbij als collega of naaste buur.
Nederland heeft de afgelopen dertig jaar veel bereikt op het gebied van homoemancipatie. Er is legale maar nog geen sociale gelijkheid. Zelfs de onvolledige resultaten
staan nu onder druk. Aan de ene kant is er een regering die juist de positie van het gezin wil
verbeteren en een groeiende groep orthodox-gelovigen uit christelijke en islamitische hoek die
homoseksualiteit afkeuren. Aan de andere kant is er het grotere Europa waar de homoemancipatie minder vorderingen heeft gemaakt dan in Nederland. Hoewel de Europese Unie
en in het bijzonder het Europese parlement zich sterk heeft gemaakt voor de verankering van
homorechten, zien we eenzelfde situatie op Europese schaal als in Nederland. Seksuele
gelijkheid is juridisch vastgelegd maar op straat en op het werk merkt niemand er veel van.
Rechten zijn belangrijk en bieden een steun in de rug voor de homobeweging, maar daarmee
zijn de sociale vooroordelen niet opgeruimd en is het tegen homo’s en lesbo’s gerichte geweld
niet verdwenen. De twintigste eeuw was het tijdperk van de strijd voor juridische gelijkheid.
In deze eeuw zal het gaan om handhaving en verankering van die rechten in de Europese
samenleving zodat er sociale gelijkheid komt voor homo’s, hetero’s en andere erotische
variaties. Het publieke leven in Nederland en ook in Europa staat onvoldoende open voor
seksuele diversiteit. Naast juridische verankering van homorechten is er openbare ruimte
nodig voor homoleven. Het is bevreemdend dat samenlevingen die zich prijzen om hun
sociale rijkdom en culturele verscheidenheid, op seksueel gebied slechts één model koesteren
en zich niet openstellen voor meer kansen.
Op wereldschaal gezien is Nederland misschien een homoparadijs. Gezien alle
problemen die ook hier zijn blijven bestaan, lijkt deze voorlijke positie vooral een bewijs van
de achterlijke situatie van homorechten en de armoede van homoleven wereldwijd. De
behandeling van minderheden zoals homoseksuelen is geen politieke bijzaak maar een
toetsteen van beschaving. Dat homojongeren vijfendertig jaar na de seksuele revolutie nog
onvoldoende profiteren van het Nederlandse homoparadijs is een indicatie dat er werk aan de
winkel is in Europa.
Gert Hekma is docent homostudies bij de afdeling sociologie en antropologie van de
Universiteit van Amsterdam. Dit jaar verschijnt van hem bij Meulenhoff M/M.
Homoseksualiteit in Nederland van 1730 tot de moderne tijd.
Download