Inleiding Temperament Comorbide psychiatrische stoornissen • ADHD • Lees- en taalstoornissen • Depressie Min of meer specifieke biologische factoren • Het activatieniveau van het autonome zenuwstelsel • Het hypothalamus-hyofyse-bijniersysteem • Het serotonerge systeem Medicamenteuze behandeling Conclusie Amerikaans psychiatrisch diagnostisch systeem (Diagnostic and statistical manual of mental disorders) – Oppostioneel-opstandige of antisociale gedragsstoornis: bij kinderen en adolescenten over langdurige tijd – Ontstaan: • Omgeving (niet volgen van de regels, mishandeling,.. • Erfelijkheid (‘het zit in de genen’) overbeweeglijkheid & aandachtsproblemen – Biologische factoren staat centraal (ontstaan – beloof – behandeling) : ≠ psychologisch onderzoek • meer belasting • minder ver gevorderd • temperamentkenmerken en comboride stoornissen belangrijk • medicamenteuze behandeling Thomas en Chess: – Voorbeelden moeilijk temperament: negatieve stemming, moeizame aanpassing, heftig reageren, onregelmatigheid in biologische functies,… – Verhoogd risico gedragsstoornissen – Temperament + omgeving: • Slechte afstemming (Poorness-of-fit): ongunstige ontwikkeling Voorbeeld: ouder-kindinteracties beïnvloeden Rothbart en Bates: – Ontstaan: genetische basis + omvat persoonlijkheid Ruttter: – Subklinische manifestaties Gediagnosticeerde stoornissen Caspi, Henry, McGee, Moffitt en Silva: – 3 tot 5 jaar: emotionele labiliteit, rusteloosheid, negativisme,… – 9-11-13-15 jaar: zwakke impulsbeheersing (Lack-of-control) • Vervolg: risicofactor / vroege uiting gedragsstoornis of ADHD Koot: – Twee redenen belang voor klinische praktijk: • Onterechte verklaring ontstaan gedragsstoornissen dood negatieve omgevingsinvloeden + kind kan zélf actieve bijdrage leveren • Erkenning temperamentkenmerken biedt aanknopingspunten voor preventieve hulp aan ouders van deze kinderen (Goodness-of-fit): Algemene voorlichting, inzicht temperamentkenmerken, helpen opvoedingsaanpak,… Inleiding Amerikaanse psychiatrisch diagnotische DSM-systeem – Kinderen en adolescenten: gedragsstoornissen + psychiatrische stoornissen (< toeval) – Etiologische rol biologische factoren: • ADHD, lees- en taalstoornissen: kinderleeftijd (‘early onset’) + meer persistent (‘life-course persistent’) • Depressieve stoornissen: na 10 jaar (‘late onset’) + ongunstiger prognose (‘adolescence limited’) ADHD – Erfelijkeheid belangrijke rol – Biologische aard: neuropsychologisch, neurochemisch en neuro-imaging – Gedragsgestoorde kinderen met ADHD: • Symptomatologie meer uitgesproken + prognose ongunstiger • Medicatie: afname ADHD-symptomen en afname symptomen gedragsstoornissen • Onderkennen ADHD bij kinderen en jeudigen met gedragsstoornissen van belang vanwege implicaties voor opvoeding – Meer steun en sturing nodig bij ordenen leefwereld – Nabij volgen doen en laten van kind/adolescent (voorkoming van delinquentie) Lees- en taalstoornissen – Erfelijkheid speelt een rol: • Disfuncties in de hersenen – Leesstoornis met ADHD: = comorbiditeit met leesstoornissen met gedragsstoornissen via ADHD MAAR leesstoornis kan ook zélf bijdrage leveren tot ontwikkeling gedragsstoornissen (voorbeeld: met lezen roept frustraties op indirecte rol oppositioneel, antisociaal en agressief gedrag) – Taalstoornissen met gedragsstoornissen: • Problemen bij begrijpen complexe sociale situaties • Verbaal kenbaar maken van wensen en meningen Belemmeringen: herkennen, benoemen en adequaat omgaan met boosheid – Behandeling: • Onderwijs en opvoeding aansluiten op mogelijkheden en beperkingen deze kinderen/adolescenten Depressie – Depressie kinderen en adolescenten behalve in gedrukte stemming manifesteren in ontstemdheid (chagrijnig, ontevreden, mopperig,…) en prikkelbaarheid Gevolg: oppositionele, antisociale en agressieve gedragingen – Twee wegen oplopen: • Negatieve zelfwaardering en gedrukte stemming of ontstemdheid: Negatieve ervaringen opdoen vanwege hun gedragsstoornis/interacties met volwassenen en leeftijdsgenoten • Lichamelijke verschijnselen of andere verschijnselen voorkomen comorbiditeit met dysthyme stoornis (milde, chronische vorm van depressie) – Behandeling dysthyme stoornis: • Cognitieve gedragstherapie • Indien onvoldoende effect toevoeging antidepressivum Bij depressieve stoornis, zeker in aanwezigheid vitale kenmerken (moeheid, afname eetlust, gewichtsverminderen) antidepressivum Inleiding – Volwassenen, adolescenten en kinderen met agressief, antisociaal en delinquent gedrag ≠ normale controle-proefpersonen enkele biologische parameters – Betekenis biologische kenmerken voor agressief en antisociaal gedrag: nog weinig bekend Grondslag voor bepaalde temperamentkenmerken en comboride stoornissen MAAR specifieke verschijnselen voor personen met agressief en antisociaal gedrag – 3 biologische factoren: • Activatieniveau autonome zenuwstelsel • Hypothalamus-hypofyse-bijniersysteem • Senotonerge systeem Het activatieniveau van het autonome zenuwstelsel Volwassenen met antisociaal, delinquent en agressief gedrag: Lage hartfrequentie Geringe huidgeleidingsactiviteit Kinderen met gedragsstoornissen: Verlaagd hartfrequentie Huidgeleiding Onderzoeken: Gemiddelde effectgrootte voor ≠ hartfrequentie = 0,84 (niet bep. gering) Laag activatieniveau van autonome zenuwstelsel voorspellende waarde op voorkomen agressief en delinquent gedrag. Kinderen/adolescenten met antisociaal en agressief gedrag: Verlaagde serotonerge activiteit: Serotonine = belangrijke neurotransmitter van BIS-systeem Geen verhoogde dopaminerge activiteit: Dopamine = neurotransmitter van BAS Het activatieniveau van het autonome zenuwstelsel Structurele tekorten in hersenen geringe conditioneerbaarheid Volwassenen met antisociale persoonlijkheidsstoornis: • Verminderde autonome activiteit (hartfrequentie en huidgeleiding) • Structureel tekort in prefrontale cortex ( door geringe autonome activiteit + conditioneerbaarheid bij volw. met antisociale persoonlijkheidsstoornis) Rol prefrontale cortex regulatie autonome activiteit • Samenhang: structurele tekort en lagere huidgeleiding MAAR NIET lagere hartfrequentie Alternatieve hypothese: • Inadequaat strafgedrag (inconsuquent en hard straffen) bij kinderen/adolescenten resulteren in geringe strafgevoeligheid en verminderde autonome activiteit (gevolg van protectieve inhibitie) Betekenis onderzoeken voor behandeling: • Individueel verschillen in gevoeligheid straf + conditioneerbaarheid MAAR hangen toch samenhangend met biologische verschijnselen • Opvallend ongevoelig voor straf passende sanctie uitzoeken Het hypothalamus-hypofyse-bijniersysteem = 2de biologische factor Alternatieve verklaring voor verlaagde autonome activatieniveau ‘Sensation-seeking theory’: lage activatieniveau gepaard met onaangename gevoelens door spanningsvolle activiteiten Agressief gedrag weinig stressgevoelig = hoge spanningsdrempel (zie onderzoek) Gedragsgestoorde kinderen verlaagd niveau cortisol (stresshormoon door bijnierschors) in hun speeksel: • Erfelijk bepaald • Ervaringsbepaald (samenhang met agressief gedrag) Hoog cortisolniveau bescherming tegen agressief gedrag • Gedragsgestoorde kinderen met comorbide angststoornis Klinische betekenis: • hoog angstniveau beschermende factor tegen agressie en deliquentie • Laag angstniveau risicofactor Senotonerge systeem = 3de biologische kenmerk – Serotonine: neurotransmitter modulerende rol in allerlei functies • Gedrag inhiberen (deel via autonome zenuwstelsel) • Neurotransmitter van het BIS (gelokaliseerd in septohippocampale en pfrefontrale systemen) – Samenhangen met impulsieve, reactieve vorm van agressief gedrag – Aard stoornis onduidelijk • Nemen relevante of serotonine heropnameremmers (SSRI’s) agressie bij kinderen/adolescenten af? (effect nog niet aangetoond) • Volwassenen met persoonlijkheidsstoornis enig effect = fluoxetine op impulsieve agressie – Behandeling comorbide stoornissen (ADHD/depressie) farmacotherapie • Gunstig effect: symptomen gedragsstoornissen kunnen afnemen Zonder comorbiditeit farmacotherapie / methylfenidaat – Indirect gevolg: • ADHD: minder negatieve interacties • Minder oppositioneel, agressief en antisociaal gedrag: minder prikkelbare stemming bij depressie + minder vooruitkomende agressie Gunstig effect medicatie ADHD/depressie afname agressie – Geen geneesmiddel, enkel terughoudend effect Behalve: onvoldoende reactie op psychotherapeutische behandelingsmethoden – Antipsychoticum risperidon (lage dosering): Effect aangetoond en nauwelijks bijwerkingen (gewichtstoename kan) – Lithium: Effect aangetoond mét bijwerkingen (misselijkheid, braken, frequent plassen,…) Gebruik: klinisch > ambulant – Betekenis biologische factoren voor behandeling: • Farmacotherapeutisch vlak • Conceptueel vlak – Behandeling gedragsstoornissen: • Farmacotherapie beïnvloeding comorbiditeit met ADHD en depressie Naast psychotherapeutische methoden (training sociale probleemoplossing, oudertraining in opvoedingsvaardigheden,…) • Niet-specifieke medicatie (een antipsychoticum) extreme vormen agressief gedrag – Onduidelijkheden: • Rol biologische factoren • Verband biologische factoren en gedragsstoornissen – Feiten: • Gedragsstoornissen geen homogene categorie • In afwachting wetenschappelijk onderzoek belang biologische kwetsbaarheid kind/adolescent Voorkomen dat oorzaken van ontstaan eenzijdig gezocht worden in de omgeving