Click to add title

advertisement
Slaapapnee
Waarom behandelen?
Slaapapnee
waarom behandelen?
 Wat is slaapapnee
 Comorbiditeit en mortaliteit
 Effect van de behandeling
Snurken en obstructieve slaapapnee
Primair
snurken
Licht
OSAS
Matig
OSAS
Ernstig
OSAS
AHI: < 5
5 - < 15
15 - 29
> 30
Obstructief slaapapneesyndroom
 2 tot 5 % van vrouwelijke volwassen bevolking
 3 tot 7 % van de mannelijke volwassen
bevolking.
 Prevalentie:
 Toename met de leeftijd van 18 tot 45 jaar
 Plateau 55 tot 65 jaar
Obstructief slaapapneesyndroom
 Asymptomatische patiënt met Apnee –
hypopnee index > 15 per uur
 Apnee – hypopnee index > 5 per uur
en
symptomen overdag
of
symptomen ‘s nachts
Obstructief slaapapneesyndroom
 Nachtelijke symptomen:





Snurken: tot 95% van de patiënten
Apnee vastgesteld door omgeving
Nachtelijk verstikkingsgevoel
Slapeloosheid
Nycturie, GE-reflux, nachtzweten, impotentie
 Symptomen overdag:
 Overdreven slaperigheid
Obstructief slaapapneesyndroom
Co-morbiditeit van OSAS
 Overdreven slaperigheid overdag concentratiestoornissen
 Arteriële hypertensie
 Ischemisch hartlijden en ritmestoornissen
 CVA
 Diabetes mellitus
 Mortaliteit
The European Sleep Apnoea Database (ESADA): report from
22 European sleep laboratories (ERJ, 2011)
Normal weight, BMI <25 kg·m−2
No OSA
Patients n
BMI kg·m−2
AHI
events·h−1
OSA
Overweight, BMI 25–<30 kg·m−2
No OSA
OSA
Obese, BMI ≥30 kg·m−2
No OSA
OSA
644
1583
2273
23±2
28±1
36±5
2±1
19±16
2±1
25±19
2±1
37±27
Prevalence
systemic
hypertension
11.8
27.9
21.8
38.1
30.6
58.5
Prevalence all
CV disease
18.7
38.9
29.2
47.7
40.3
64.9
Prevalence all
metabolic
disease
11.3
20.9
22.6
28.9
32.5
43.6
Prevalence all
pulmonary
disease
8.9
14.3
14.6
13.5
20.0
18.5
Prevalence
hypersomnia#
34.9
39.0
41.1
43.1
43.3
49.3
Hypersomnolentie
 Slaapfragmentatie en arousals
 Verstoorde slaaparchitectuur
 Verminderde diepe slaap
 Verminderde REM-slaap
 hypoxemie
 Epworth sleepiness score:
 Normaal: < 5
 Pathologische hypersomnolentie: > 10
 Correlatie met AHI is beperkt
 Sleep Heart health study:
 AHI
 AHI
<5/u
>30/u
ESS
ESS
7.2
9.3
Obstructief slaapapneesyndroom
Hypersomnolentie
 Correlatie met arbeidsongevallen:
 Snurken en slaperigheid overdag: risico x 2
 Correlatie met (bijna) verkeersongevallen:
 Slaapapnee: risico x 3
 Kostprijs voor professioneel vervoer in US
 15, 9 miljard dollar/jaar
 Behandeling met CPAP
 risico op ongevallen tot niveau controlepopulatie
 Verbetering zonder normalisatie van objectieve meting
hypersomnolentie
 Soms blijvende hypersomnolentie ondanks correct CPAP gebruik
 10% blijvend ESS > 10
Co-morbiditeit van OSAS
 Arteriële hypertensie
Arteriële hypertensie
 Nachtelijke arteriële hypertensie:
 Bloeddrukstijging bij einde elke apnee




Respiratoire inspanning bij elke apnee
Verhoogde sympatische tonus
Hypoxemie
Onderbreking van de slaap
 Arteriële hypertensie overdag:
 35 % tot > 80 % patiënten met OSAS hebben AHT
 Correlatie met graad OSAS: AHI < 30:
60 %
 Correlatie therapieresistent AHT en OSAS
Arteriële hypertensie
 Beperkte verbetering van bloeddrukcontrole met
CPAP




Ernstiger graad OSAS
Meer therapieresistente AHT
Beter compliantie voor CPAP (>5.6u/nacht)
Geen correlatie met overdreven slaperigheid
 Mean bloeddrukdaling 10 mmHg geeft potentiele
risicoreductie
 coronair lijden
 CVA
37%
56%
Co-morbiditeit van OSAS
 Cardiovasculaire complicaties
Cardiovasculaire complicaties
 Verhoogde cardiovasculaire morbiditeit en
mortaliteit:




Verhoogde sympatische activiteit
Pro-inflammatoire activiteit
Arteriële hypertensie
Geassocieerde comorbditeit:
 Obesitas
 Metabool syndroom
 Ritmestoornissen
Cardiovasculaire complicaties
 Vasculaire en endotheeldysfunctie:
 Verstoorde balans vasodilatatie en constrictie
 Vroegtijdige atherosclerosis:




Toegenomen vasculaire stijfheid grote bloedvaten
Toename carotis plaque
Toegenomen coronaire calcificatie
Toename coronaire restenosis na Percutane coronaire
interventie
 CPAP therapie geeft significante verbetering van
vasculaire reactiviteit, inflammatoire markers,
restenosis
Cardiovasculaire complicaties
 Epidemiologische studies:





Verhoogde cardiovasculaire mortaliteit
Risico
1.46 tot 6.2
Vooral aangetoond voor mannen
Vooral bij ernstig OSAS: AHI > 30/u
Minder uitgesproken in de oudere populatie
 Klinische cohorte studies:
Marin, Lancet 2005: 1387 ptn/10j
 Niet behandeld ernstig OSAS
fatale CV event
niet fatale CV event
 Behandeld OSAS
geen toename
2.8
3.17
Ritmestoornissen
 Nachtelijke tachy- en bradycardie
 Pacemaker patienten zonder gekend OSAS: 21% ernstig
OSAS (Garrigue, Circulation 2007)
 Voorkamerfibrillatie en ventriculaire aritmie
 Sleep Heart Health Study: risico 2 tot 4 x groter
 VKF:
4.02
 Non-sustained VT:
3.4
(Shahar, AJRCCM 2001)
 VKF en onbehandeld OSAS:
 recidief frequentie 1 jaar na electrische reconversie: 82 % vs 42%
behandeld OSAS (Kanagala, Circulation 2003)
Co-morbiditeit van OSAS
 CVA
OSAS en cerebrovasculair lijden
 Wisconsin Sleep cohort study
(Arzt, AJRCCM 2005)
 1475 ptn, 30 – 60 j (gem. 47), gedurende 12 jaar
 AHI > 20/u: prevalentie CVA: 3.83
 AHI > 20/u: incidentie CVA/4j: 4.48
 Na correctie voor geslacht, leeftijd, BMI, alcohol en roken, diabetes
en hypertensie
 Obstructive sleep apnee as a risk factor for stroke en
death (Yaggi, NEJM 2005)
 1022 ptn, > 50 j, gemiddelde follow-up 3.4j
 AHI 13 – 36 : hazard ratio CVA en overlijden
 AHI > 36
:
1.74
3.3
OSAS en cerebrovasculair lijden
Co-morbiditeit van OSAS
 Diabetes mellitus
OSAS en diabetes mellitus
 Hoge prevalentie van diabetes mellitus bij OSASpatiënten: 23 – 75%
 Onafhankelijke relatie
 graad OSAS en HbA1c
 graad OSAS en hoeveelheid diabetesmedicatie
 OSAS en glucose intolerantie
 Effect behandeling
 Gebruik > 4u: significante daling HbA1c
 Negatieve studie met beperkte therapietrouw 3.3 u
Co-morbiditeit van OSAS
 Mortaliteit
Mortaliteit van slaapapnee
 1988: Long-term outcome for obstructive sleep
apnea syndrome patients. Mortality (Marku
Partinen, Chest, 1988)
 1988: Mortality and apnea index in obstructive
sleep apnea in 385 male patients (J. He, Chest 1988)
 2005: Mortality in Obstructieve Sleep Apneahyponea patients treated with positive airway
pressure (F. Campos-Rodriguez, Chest 2005 )
Long-term outcome for obstructive sleep apnea syndrome
patients - Mortality (Marku Partinen)
 198 patienten tussen 1972 en 1980 - retrospectief




Mediaan 52 jaar
198 mannen / 8 vrouwen
Apnee-index
54.8
BMI
31 kg/m²
(5.3-130)
(18.7 – 61.8)
 Conservatieve behandeling (dieet) : 127
vs Tracheotomie: 71
 Mortaliteit 14 personen - allen in de conservatief
behandelde groep (11%)
Mortality and apnea index in obstructive sleep apnea in 385
male patients (J. He)
 Retrospectieve studie – 1978 tot 1986
 385 patiënten
 Leeftijd:
 Apnee index:
 BMI:
 Mortaliteit:
 Niet behandeld
 Behandeld
51.6 j
35.3
33.6
22
AI >20:
AI < 20:
tracheotomie:
CPAP:
UPPP:
+- 12j
+- 28.5
+- 8.5
11/104
3/142
0/33
0/25
8/60
11 %
2%
13%
2005: Mortality in Obstructieve Sleep Apnea-hyponea patients
treated with positive airway pressure (F. Campos-Rodriguez)
 1994 – 2000 – retrospectief
 Inclusie: AHI > 10 en behandeld CPAP of BiPAP




871 ptn – 80.9 % mannen en 19.1 % vrouwen
AHI: 55.1
+- 28.7
91% CPAP – mean druk 10.1 en 9% BiPAP
Comorbiditeit:




obesitas: 81.9 %
Hypertensie: 61.1 %
Hypercholesterolemie: 66.9 %
COPD: 19.1 %
 32 patienten: geen cpap of geweigerd
2005: Mortality in Obstructive Sleep Apnea-hypopnea patients
treated with positive airway pressure (F. Campos-Rodriguez)
 Mortaliteit: 5.3 % (46/871) / 5 jaar follow-up
 85.9 % (749) beoordeelbaar mbt compliantie
van gebruik
mortaliteit
 322 ptn: > 6 u
 342 ptn:1 tot 6 u
 85 ptn: < 1 u
 compliantie:
 Ernstiger OSAS:
 Lagere pO2 overdag
3.4 %
4.6 %
9.4 %
5 j. overleving
96.4 %
91.3 %
85.5 %
> 6u
< 1u
60
73.5
48.8
78.4
Kaplan-Meier cumulative survival rates according to categories of PAP compliance.
Campos-Rodriguez F et al. Chest 2005;128:624-633
©2005 by American College of Chest Physicians
Mortaliteit: welke is de evidentie
(P. Lavie, ERJ 2007 )
1. Ernstige slaapapnee AHI > 30 geeft hogere
mortaliteit dan milde slaapapnee
2. Effectieve behandeling met CPAP met voldoende
compliantie reduceert mortaliteit
3. Geassocieerd longlijden verhoogt mortaliteitsrisico
4. Mortaliteitsrisico is leeftijdgebonden:
hogere mortaliteit bij leeftijdscategorie < 50 jaar
therapie wordt best ingesteld op zo jong mogelijke
leeftijd
Slaapapnee, waarom behandelen?
 Obstructief slaapapnee syndroom
 Overdreven slaperigheid overdag
 Gezondheidsrisico’s op lange termijn
 Belangrijke morbiditeit
 Mortaliteit vooral cardiovasculair
 Symptomatologie en de co-morbiditeit en
mortaliteit kunnen worden gereduceerd mits
adequate behandeling
Download