Ontwikkeling van de frictietherapie in Nederland Door Ernst Bartels & Jelwin Stam, studenten fysiotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam, in opdracht van de Stichting Geschiedenis Fysiotherapie (SGF). De samenstelling van het curriculum van onze hogeschool verandert regelmatig. Nieuwe denkwijzen en kaders doen hun intrede, en daar moet ruimte voor worden gemaakt. De afgelopen jaren is er minder aandacht geweest voor het onderwijzen van massage. Zo liepen wij tijdens onze stage tegen het probleem aan de precieze werking van bepaalde technieken niet te kennen. Een voorbeeld hiervan is frictioneren. Dit motiveerde ons een onderzoek te doen naar het ontstaan van fricties, haar werking en haar ontwikkeling. In dit artikel beschrijven wij auteurs die met nieuwe ideeën zijn gekomen waardoor verschillende ontwikkelingen in gang zijn gezet die mogelijk hebben geleid tot het ontstaan van de huidige verklaring en werking van fricties, of hier aan hebben bijgedragen. Als we kijken naar de oorsprong van de fricties, zien we dat de Nederlander Johann Georg Mezger (1838-1909) de eerste is die een behandeling in Nederland toepast en die ‘fricties’ noemt. Vanaf 1859 kreeg hij van de Nederlandse artsen Van Geuns en Tilanus patiënten toegewezen waar hij zijn fricties op uit mocht oefenen terwijl hij aan zijn proefschrift: “De behandeling van distorsio pedis met fricties” (Amsterdam, 1868), werkte. Door zijn proefschrift promoveerde hij in 1868 tot doctor in de geneeskunde. Hij behandelde zijn patiënten doorgaans twee keer met fricties, waarna de klachten over waren. Hierdoor kwamen er ook vorsten en andere belangrijke mensen naar Nederland om zich door Mezger te laten behandelen. Zijn behandeling betrof eerst 15 tot 20 minuten rustig wrijven en strijken met een tussenstof over de huid. Hierna zou hij deze bewegingen nog eens 5 minuten krachtig herhalen. Het doel van Mezger was om de bloedcirculatie te verbeteren. Mede door bloedvaten stuk te wrijven zouden de aangedane structuren genoeg cellen op kunnen nemen uit het bloed voor weefselherstel. De fricties van Mezger lijken sterk op de effleurages zoals wij die tegenwoordig kennen. Deze mechanische verklaring stelde dat door massage, een verbeterde bloedcirculatie op gang kwam. De Duitse chirurg A. Hoffa (18591907) publiceerde in 1893 ‘Technik der Massage’ (Stuttgart, 1893). Hij gebruikte ook een massagetherapie die hij fricties noemde. Hij wilde door zijn fricties een coagulum: een letterlijk stolsel, met zijn vingertoppen stuk wrijven en met strijkingen de fijne deeltjes via de lymfebanen in de bloedcirculatie te krijgen. In de door ons gevonden literatuur was Hoffa de eerste die de toen veel gebruikte massagetechnieken duidelijk beschreef en op een rijtje zette. Ook werd hij gezien als de grondlegger voor de mechanische verklaring van de fricties. De reflectoire verklaring houdt in dat het zenuwstelsel een belangrijke functie heeft bij de genezende werking van massage. In 1909 beschreef de Duitse Dr. A. Cornelius in zijn werk: “Die Nervenpunktlehre” (Leipzig, 1909), dat door het behandelen van ingeklemde zenuwen met fricties, deze zouden kunnen vrijkomen en dit zou leiden tot pijnvermindering. De Nederlandse dr. J. Van Veen beschrijft in 1917 ook pijnpunten, die vergelijkbaar zijn met de Nervenpunkte van Cornelius. Hij wijdt het ontstaan hiervan aan overmatige prikkeling. Deze prikkels zijn volgens hem pijnprikkels die niet sterk genoeg zijn om door de patiënt ervaren te worden als pijn. Er kon dan een overprikkelbaarheid van een zenuw ontstaan waaraan Van Veen het hypertonisme van de spier toeschreef. Door prikkeling van deze pijnpunten door middel van fricties zou er uitstraling zijn naar de grijze substantie in het ruggenmerg. Hierdoor ontstonden nieuwe pijnpunten omdat naburige zenuwcellen geprikkeld werden. Het pijngebied werd hierdoor groter, de pijn minder intensief en de spier raakt in ontspannen toestand. Hiermee is Van Veen de eerste Nederlander die publiceert over de reflectoire verklaring voor fricties en massage. De biochemische verklaring stelt dat mechanische prikkeling een bevorderende werking heeft op de productie van stoffen als: histamine, heparine e.a. Sommige van deze stoffen kunnen bevorderend zijn voor herstel of een pijndempende werking hebben. In 1921 schreef de Duitser Max Lange volgens onze bronnen als een van de eerste over de biochemische verklaring. Hij verklaarde dat myogelosen (verhardingen door melkzuurophoping) geneutraliseerd konden worden door bufferzouten. Deze bufferzouten zouden vrijkomen door de myogelosen en het omliggende weefsel stuk te wrijven. Voornamelijk gebruikte hij fricties en ging net als Mezger krachtig te werk om een kunstmatig trauma op te wekken. Lange gebruikte zijn methode om hypertonisme van de spieren te beïnvloeden. Wat betreft de ontwikkeling van de fricties hebben wij een aantal veranderingen in binnenen buitenland gevonden, welke beschreven zijn in de Nederlandse literatuur. Mezger beschrijft in zijn proefschrift dat in Frankrijk de fricties al werden toegepast. Zijn techniek lijkt op een soort effleurage zoals wij die tegenwoordig kennen volgens de Russische dokter Zabludowski sinds 1898. Men diende met de volle hand krachtige strijkingen uit te voeren over het aangedane gebied. Mezger wreef zijn handen altijd in met vet. Bijna 50 jaar later, in 1917, zien wij in de Nederlandse literatuur pas een wezenlijke verandering in de beschrijving van het frictioneren. In een artikel van Van Veen wordt het pointelleren beschreven. De vingertoppen dienden volgens Van Veen te worden geplaatst op de eerder beschreven pijnpunten. Van Veen gebruikte zijn techniek ter behandeling van hypertone spieren. Door zacht vibrerende bewegingen van de vingertop werd het pijnlijke punt bewerkt tot de patiënt aan gaf dat de pijnlijke druk verdwenen was en de spiercontractie die men aanvankelijk voelde had plaats gemaakt voor een gevoel van weekelastisch spierweefsel. Pas in 1944 zou de Engelse arts J. Cyriax zijn diepe dwarse fricties introduceren. Het verschil met de techniek van Mezger is dat ze nu dwars op de structuur toegepast moesten worden om het ‘normale’ gedrag van bijvoorbeeld het ligament na te bootsen, door het op rek te brengen. Ook gebruikt Cyriax geen inleidende massage en diende men geen tussenstof meer te gebruiken. De huid van de patiënt en de vingers van de behandelaar werden als het ware één. De tegenwoordige verklaring voor de werking van fricties berust op principes van zowel de mechanische, de reflectoire en de biochemische verklaring voor massage. Zo wordt er uit de mechanische verklaring overgenomen dat het zorgt voor de verbetering van de bloedcirculatie. De reflectoire verklaring stelt dat door mechanische prikkels collageenvezels uit elkaar worden geduwd waardoor die zich kunnen herstructureren. Uit de biochemische verklaring komt naar voren dat een te hoge concentratie van bepaalde weefsel- prikkelstoffen pijnsensatie geeft. Door mechanische prikkeling vindt er een versnelde opname van substance - P plaats. Hierdoor treedt er pijnvermindering op en kan de onderlinge mobiliteit van weefsels worden onderhouden of verkregen. Het is ons gedurende dit onderzoek niet duidelijk geworden waarom de techniek is doorontwikkeld. Uit de literatuur blijkt namelijk dat Mezger zoveel succes had met zijn fricties, dat er vele artsen uit heel Europa naar Nederland kwamen om zijn techniek te leren. In het Maandschrift gewijd aan de Heilgymnastiek wordt geschreven dat Mezgers talent niet zomaar over te dragen is op andere heilgymnasten en artsen. Misschien dat het succes van zijn behandeling berustte op zijn eigen inzicht in de behoefte van de patiënt. Deze opdracht heeft ons meer inzicht gegeven in de werkingsmechanismen van massage, en fricties in het bijzonder. Ook zijn we meer te weten gekomen over de ontwikkeling van het beroep van heilgymnasten en masseurs. Wij zouden graag meer tijd hebben gehad om de buitenlandse ontwikkelingen ook mee te nemen in ons artikel. Wij hopen dat de lezers van dit artikel geprikkeld worden om ook op onderzoek uit te gaan. Voor de onderbouwing van dit artikel en voor meer informatie verwijzen wij naar ons naslagwerk genaamd ‘Oorsprong en ontwikkeling der frictietherapie’, wat op de site van de SGF en de HvA staat.