§6 Begin Holoceen Kenmerkend voor de laatste 10 000 jaar is dat de temperatuur weer stijgt. Je kent inmiddels het gevolg => stijging van de zeespiegel. Het westen en het Noorden van ons land komen steeds meer onder invloed van zee. Bekijk de dwarsdoorsnede van afb. 6 Deze in de tijd weten te plaatsen => 5000 jaar geleden Kenmerken: Met de stijging van de zeespiegel stijgt ook het grondwater. In deze moerassige situatie ontstaat VEEN EEN VEENPAKKET De zeespiegel stijgt steeds verder => In west en noord Nederland worden delen van het veen weggeslagen of bedekt met nieuwe mariene sedimenten. strandwallen, wadden en kwelders In het hoge Nederland gaat de veenvorming door. Zie de dwarsdoorsnede op figuur 6 en figuur E van blz. 26 Als de zee verder opdringt wordt er veel zand aangevoerd en ontstaan er voor de kust Strandwallen: kustzanden evenwijdig aan de kustlijn opgehoopt. Deze strandwallen zorgen ervoor dat delen van Nederland van de invloed van zee worden afgesloten. Via de gaten in de strandwallen voert de zee in deze lagunes zand en klei aan dat bezinkt => Er ontstaat een waddengebied. Wadden: bezinking van zand en klei achter de strandwallen. Landinwaarts wordt het waddengebied steeds verder opgehoogd met sedimenten en er ontstaat een gebied dat zelfs bij vloed droog blijft => De kwelders Kwelders: ontstaan door ophoging van de zee tot boven de gemiddelde hoogwaterlijn. Bestudeer figuur 6 op blz. 12 en figuur E op blz. 26. Lees blz.11 en §5 blz 25. Maak dan 36 t/m 42 op blz. 11 KWELDER Ontstaan van (hoog)veen Van hoogveen naar turf Kenmerken van hoogveen kwelders Zeeklei in het waddengebied §7 Het midden en laat Holoceen. Als de aanvoer en opvulling van sedimenten door rivieren maar sneller blijft gaan dan de stijging van de zeespiegel, zie je op kaart 7 veen ontstaan. Hoe ontstaat veen? Zie volgende dia. Hoe ontstaat veen? Plantenresten sterven af en komen onder water te liggen. Hierdoor kan er geen zuurstof bij komen en vergaan de plantenresten niet. Er ontstaan dikke lagen van half vergane plantenresten = veen Als de waterplassen dichtgroeien ontwikkelen zich bossen. De bladeren van de bomen vallen in het zure milieu van het veen en verteren ook heel langzaam => ontstaan van bosveen. Verdergaande verzuring van het veen zorgt ervoor dat de bossen uiteindelijk sterven. Er is dan alleen nog groei mogelijk van veenmossen die zonder grondwater ook veenlagen doen ontstaan => hoogveen De kustlijn schuift steeds meer op richting het westen en zeegaten worden steeds meer gedicht. De veengebieden kunnen niet meer afwateren op de zee en stroomt af richting de lager gelegen gebieden=> ontstaan van een groot plasgebied . Hier is later het IJselmeer ontstaan. • Veen is een opeenhoping van afgestorven plantenresten. • We onderscheiden 2 soorten veen: • Hoogveen (boven de grondwaterspiegel). • Laagveen (onder de grondwaterspiegel). • Veen is veel afgegraven omdat het een goede brandstof is (turf). Lees blz 13 en maak opdracht 43 t/m 49. §8 Einde van het veen en het ontstaan van de Zuiderzee. Je ziet op de kaart dat een groot deel van het veen in West Nederland is verdwenen. De oorzaak is natuurlijk => veel veen is weggeslagen door de opdringende zee. We zien de Zuiderzee ontstaan. In de gebieden waar de zee doorheen breekt, ontstaat er, net als in het begin van het holoceen, weer een Waddengebied met vooral kleiafzetting; De jonge zeeklei gebieden Ook de mens veroorzaakt het verdwijnen van veen. Veengebieden worden ontwaterd door de mens om landbouwgrond te verkrijgen=>Gevolg inklinking (inzakken). Ontginning laagveen gebied Doordat het water uit het veen verdwijnt komt het veen bloot te staan aan zuurstof met als gevolg verrotting. Ontstaan van duinen Lees blz. 15 Bestudeer figuur 8. Begrijp je het laatste stukje tekst over de duinen? Maak dan opdracht 50 t/m 56 §9 Het natuurlijke landschap en hoe de mens dat veranderde. In het kwartair zijn: De rivieren = fluviatiel Het landijs = glaciaal De wind = eolisch De zee = marien De plantengroei = flora bepalend geweest voor de ondergrond van Nederland. De natuurlandschappen van het bovenste deel van figuur 9 moet je kennen en weten te plaatsen op de geologische kaarten van Nederland => Figuren 1 t/m 9 en A t/m F in dit boekje. Als je het bovenste deel met het onderste deel vergelijkt, dan zie je dat de invloed van de mens op het huidige Nederland erg groot is geweest. Deze ingrepen van de mens op het natuurlandschap moet je ook kennen! Lees § 9, bestudeer figuur 9 en maak opdracht 57 t/m 65.