De acht visioenen van de profeet Zacharia

advertisement
De acht visioenen van de profeet Zacharia.
Zach.1:1 In de achtste maand van het tweede regeringsjaar van Darius richtte de HEER
zich tot de profeet Zacharia, de zoon van Berechja, de zoon van Iddo.
A: Introductie op het boek Zacharia.
Het boek Zacharia bevat meer profetieën over de komst van de Messias dan enig ander
boek in de Bijbel met uitzondering van het boek Jesaja; deze beide boeken geven ons veel
informatie over de Persoon en het mandaat van de Messias vanaf Zijn geboorte tot aan de
Zijn tweede komst en over Zijn heerschappij tijdens het duizendjarige vrederijk. Veel van
deze profetieën zijn al met grote nauwkeurigheid vervuld, zoals bijvoorbeeld over de komst
van Jezus in nederigheid en rijdend op een ezel; vergelijk Zach.9:9 met Matt.21:4-5. Zo ook
de vervulling van het verraad van Jezus voor 30 shekel zilver, want Zach.11:12-13 werd
vervuld in Matt.26:15 + 27:9-10. Ook profeteerde Zacharia over het lijden en sterven van
Jezus, want Zach.13:7 werd vervuld in Matt.26:31+56, en ook Zach.12:10 werd vervuld in
Joh.19:37. Het feit dat Jezus deze profetische beloften met zulke precisie vervuld heeft, geeft
ons een groot vertrouwen dat de vele nog onvervulde en verbazingwekkende profetieën in
dit boek ook vervuld zullen worden met dezelfde letterlijke precisie.
De profeet Zacharia geeft ons ook gedetailleerde informatie over de eindtijd, elke serieuze
student van de eindtijd moet daarom vertrouwd raken met de profetieën van Zacharia. Dit
boek wordt wel eens de Apocalyps van het Oude Testament genoemd, en van de kleine
profeten bevat dit boek de meest specifieke en uitvoerige profetieën over de gebeurtenissen
van de eindtijd. Meer dan in elk ander boek in het Oude Testament tonen de profetieën van
Zacharia overeenkomst met de apocalyptische boeken Daniël en Openbaring. Zacharia geeft
vele specifieke beloften van God betreffende Zijn eindtijdplan voor Israël en de naties, en er
worden verschillende details beschreven over onderwerpen zoals de opkomst en vernietiging
van de antichrist, de tijd van de grote nood van Jakob (Jer.30:7), de grote slag om Jeruzalem
en de tweede komst van Jezus, de bevrijding en redding van Israël, de heerschappij van de
Messias vanuit Jeruzalem en het leven op aarde tijdens het duizendjarige vrederijk, ook wel
het millennium genoemd.
Het onderwijs van Zacharia geeft samen met het onderwijs van Haggai veel bemoediging
aan het volk van God dat bezig is het huis van gebed weer op te richten; want de Heer riep
Haggai en Zacharia als profeet in de bediening in een tijd waarin Gods volk ontmoedigd was
geraakt in het bouwen van de tempel, d.w.z. het huis van gebed (zie Ezra 4:4-5, 4:23-24 en
5:1-2). De profetische proclamaties van Zacharia waren zeer bemoedigend voor mensen die
geroepen waren om de tempel te herbouwen na de Babylonische ballingschap en ook als
voorbereiding op de komst van de Messias; de achtergrond voor de profetische bediening
van Zacharia wordt vooral gevonden in het boek Ezra. Wanneer we deze profetieën op een
goede manier begrijpen zal de boodschap van Zacharia het volk van God in elke willekeurige
tijd van de geschiedenis kunnen bemoedigen in onze roeping voor het herstel van het 24 uur
per etmaal functionerend huis van gebed in voorbereiding op de tweede komst van Jezus.
Veel van de bemoedigende boodschap van Zacharia kan niet volledig begrepen worden
zonder een diepgeworteld denkpatroon dat de cruciale rol van gebed en aanbidding serieus
neemt in het vestigen van Gods koninkrijk op aarde. Dit Bijbelboek geeft veel informatie over
de belangrijke rol van de gebedsbeweging voor God, over de impact die deze beweging zal
hebben en de geestelijke brandstof die nodig is voor het aanwakkeren en ondersteunen van
deze beweging.
B: De historische context van het boek Zacharia.
De historische setting voor de profetieën van Zacharia is de tijd die volgde op de terugkeer
van een aantal Joodse ballingen naar het land Juda in het jaar 538 v.Chr; zowel Haggai als
Zacharia en Maleachi, de laatste drie profeten van het Oude Testament, staan bekend als de
herstel-profeten vanwege hun aansporing om de tempel te herbouwen en de aanbidding
voor God in Jeruzalem te herstellen. Na de regeringsperiode van koning Salomo werd het
1
koninkrijk Israël namelijk in tweeën gescheurd en ontstonden er twee koninkrijken. Het
noordelijke koninkrijk ging verder onder de naam Israël en bestond uit 10 stammen met als
hoofdstad Samaria, het kleine zuidelijke koninkrijk ging verder onder de naam Juda en
bestond uit twee stammen met als hoofdstad Jeruzalem. Het tienstammenrijk werd al in het
jaar 722 v.Chr. in ballingschap gevoerd door het Assyrische rijk, en het tweestammenrijk
Juda werd in het jaar 586 v.Chr. door het Babylonische rijk in ballingschap gevoerd. Van het
tienstammenrijk keerden nooit grotere groepen Israëlieten terug, maar het tweestammenrijk
kreeg in het jaar 538 v.Chr. van de Perzische koning Cyrus toestemming om terug te keren
naar het land Juda en de tempel te herbouwen (Ezra 1:1-4, 2Kron.36:22-23). Deze Cyrus
was al sinds 559 v.Chr. aan de macht in Perzië, maar in 539 v.Chr. hadden zijn legers het
Babylonische rijk veroverd. De profeet Jesaja (750-700 v.Chr.) had al geprofeteerd over de
komst van deze Perzische koning Cyrus, en hij had hem zelfs bij zijn naam genoemd terwijl
deze koning nog geboren moest worden (Jes.44:28, 45:1+13).
Van de ongeveer een miljoen Joden waren er maar 42.360 die antwoord gaven aan de
oproep om terug te keren en de tempel te herbouwen. De eerste Joden keerden terug o.l.v.
een zekere Zerubbabel die een afstammeling van David was (Ezra 2:1-2) en o.l.v. Jozua die
hogepriester was; in het volgende jaar 537 v.Chr. begonnen ze al met de herbouw van de
tempel (Ezra 3:8). De meesten van hen waren nog jonge volwassenen en velen van hen
hadden een priesterlijke afkomst, net als Zacharia; m.a.w. er was sprake van een beweging
van aanbidding door jonge volwassenen. Ze begonnen met grote ijver aan de tempel te
bouwen, maar nadat het fundament van de tempel gelegd was (Ezra 3:11), begonnen de
andere bewoners van het land de Joden te dwarsbomen (Ezra 4:1-5). De jonge geestelijke
pioniers begonnen de moed te verliezen vanwege de negatieve omstandigheden, de harde
oppositie en de vervolging, en het werk aan de tempel werd stilgelegd tot het jaar 520 v.Chr.
(Ezra 4:24). Veertien jaar later waren de Joden nog steeds in Jeruzalem, maar ze waren
alleen maar bezig met hun eigen huizen, hun eigen zaken en hun bediening (Hag.1:2-4). De
Heer riep Haggai en Zacharia op om het volk te stimuleren tot een grondige heroverweging
van hun visie op de reden waarom zij naar Jeruzalem waren teruggekeerd, namelijk de
herbouw van de tempel (Ezra 5:1).
Haggai profeteerde tegen de mensen dat het leven niet goed werkte omdat zij niet trouw
waren aan datgene waartoe God hen geroepen had; maar terwijl Haggai zijn aandacht
richtte op het motiveren van mensen om hun tijd en geld in de herbouw van de tempel te
steken, richtte Zacharia zijn profetische boodschap op de verandering van het hart. Zijn
boodschap riep de mensen op tot volledige gehoorzaamheid op basis van verlangen en niet
op basis van plicht, want zonder een verandering op hartsniveau zouden mensen nooit erin
slagen om de herbouw van de tempel te voltooien. Tengevolge van deze tweevoudige
boodschap van Haggai en Zacharia werden de Joden enorm bemoedigd en begonnen zij
met vurig enthousiasme de herbouw van de tempel voort te zetten (Ezra 5:2, 6:14). De
profetische zalving in het midden van Gods volk dat bezig is het huis van gebed weer op te
bouwen is van essentieel belang, wanneer wij succesvol willen zijn in het gebedswerk in het
huis van gebed dat bedoeld is om 24 uur per etmaal te functioneren (1Kron.9:33, Jes.62:6,
Luc2:37, 18:7). De profetische bediening is het middel van God om ons hart wakker te
schudden en ons te motiveren tot het bouwen aan het huis van gebed om daar het hart van
God te ontmoeten; maar zonder de profetische zalving zal het moeilijk worden om dit project
tot een goed einde te brengen.
C: Introductie op de visioenen van Zacharia.
Het boek Zacharia kan verdeeld worden in twee belangrijke gedeelten; het boek begint met
een korte profetische introductie (1:1-6), want dit profetische woord werd in de achtste
maand van het jaar 520 v.Chr. aan Zacharia gegeven (1:1). De eerste helft van het boek
Zacharia omvat de eerste acht hoofdstukken die in datzelfde jaar 520 v.Chr. aan Zacharia
werden gegeven; dit eerste deel bestaat uit een serie van acht visioenen in hoofdstuk 1-6 en
een profetische boodschap over vasten in hoofdstuk 7-8. Dit deel heeft vooral de bedoeling
om het Joodse volk te bemoedigen in het voltooien van de herbouw van de tempel. Bij de
tweede helft van het boek Zacharia wordt niet een specifieke datum genoemd waarop deze
2
profetieën gegeven zouden zijn, maar de meeste commentatoren denken dat dit later in het
leven van Zacharia heeft plaatsgevonden. De tweede helft bestaat uit twee grote profetieën,
de eerste in hoofdstuk 9-11 en de tweede in hoofdstuk 12-14; deze beide profetieën richten
hun aandacht op de gebeurtenissen van de eindtijd met betrekking tot de tweede komst van
Jezus en de redding van Israël.
Zacharia ontving de acht visioenen van hoofdstuk 1-6 in één enkele nacht (1:8, 4:1), en deze
acht visioenen staan in 1:8-17, 2:1-4, 2:5-17, 3:1-10, 4:1-14, 5:1-4, 5:5-11, 6:1-15; elk visioen
begint met de opmerking dat Zacharia iets nieuws zag. De visioenen worden duidelijk van
elkaar onderscheiden maar worden ook met elkaar verbonden in hun gemeenschappelijke
boodschap; de conclusie van de boodschap is de symbolische maar profetische kroning van
Jozua die de volgende morgen zou plaatsvinden (6:11). De gecombineerde boodschap van
de visioenen wordt samengevat in de naam van de profeet zelf, want de naam Zacharia
betekent “God herinnert”. God laat Zijn gedemotiveerde volk weten dat Hij hen niet vergeten
is. Hij denkt aan Zijn volk met grote liefde en Hij is Zijn beloften aan hen niet vergeten; de
boodschap van de visioenen is dat God nog steeds van hen houdt en een glorieus doel voor
hen heeft, en ook is Hij bij hen om hen te helpen met het voltooien van de herbouw van de
tempel. De visioenen zijn een combinatie van enerzijds informatie over Gods plannen voor
Israël en de naties en anderzijds de openbaring van Zijn grote liefde en genegenheid voor
Zijn volk.
Het is van cruciaal belang om zowel Gods liefde voor ons te begrijpen, d.w.z. wie Hij is en
hoe Hij over ons denkt en voelt, alsook Zijn strategie om gerechtigheid en recht op de aarde
te vestigen, d.w.z. wat God gaat doen; dan blijven wij standvastig in onze taak om het huis
van gebed (Jes.56:7) te herbouwen. Inzicht in het wezen en karakter van God en meditatie
over Zijn grote liefde voor ons zorgen ervoor dat wij dichter bij Hem willen zijn en Hem met
heel ons hart willen dienen. De gedachte is dat een liefhebber van God een veel langere
adem en grotere volharding heeft dan een werker voor God; wanneer wij onze gedachten
vullen met kennis over Gods wezen en karakter en Zijn gevoelens voor ons, zal daardoor
veel energie in onze geest ontstaan om onszelf volledig te geven aan het werk voor God. Het
bestuderen van Gods programma voor de eindtijd en de ontknoping van de menselijke
geschiedenis zal ons hart vullen met urgentie om te bidden, omdat wij klaar willen staan
wanneer Jezus komt. Het bestuderen van de Bijbelse informatie over de eindtijd vult ons hart
ook met de hoop en verwachting dat God al het kwaad zal overwinnen en voor eeuwig als de
grote Overwinnaar aanbeden zal worden.
Wanneer wij Gods strategie voor de eindtijd leren begrijpen, ontwikkelen wij een intens diep
verlangen om Hem volledig gehoorzaam te zijn in ons leven, omdat wij het belang van wat
wij aan het doen zijn gaan inzien, ook al hadden we er eerst geen vertrouwen in (4:10a). Alle
kleine dingen die wij hier voor Hem doen zijn belangrijk en worden voor eeuwig beloond; en
wanneer wij gefascineerd worden met de realiteit van Gods eeuwige plan voor de aarde,
heeft dat een effect op het heden, want wij leven met de eeuwigheid voor ogen en niet de
tegenwoordige tijd. In het boek Zacharia toonde God aan Israël het eind van het verhaal,
zodat de teruggekeerde Joden in staat zouden zijn om hun manier van leven te veranderen
en de herbouw van de tempel te voltooien. God zei hen dat Hij alle vijanden van Israël zou
oordelen en Jeruzalem tot de hoofdstad van de aarde zou gaan maken. Het volk van God
had het nodig om te leven in de realiteit van hun eeuwige bestemming in plaats van de
gemakzucht van dat moment. De reden dat zij kozen voor een leven van welvaart en
gemakzucht was dat zij Gods beloften vergeten waren en hun geloof in Hem kwijtgeraakt
waren; ze hadden hun visie verloren en zonder visie waren ze gedoemd om te mislukken.
Israël verviel in afgoderij omdat het volk geen zicht meer had op hun eeuwige bestemming,
en om die reden moeten wij de eindtijd leren begrijpen. Wij moeten ons leven ordenen in
overeenstemming met Gods eeuwige perspectief, en wij moeten leren leven in harmonie met
het einddoel. Daarvoor is de profetische zalving bedoeld.
Spr.11:14 Door gebrek aan visie gaat het volk ten onder, een keur van raadgevers brengt het
tot bloei.
Spr.29:18 Zonder profetie vervalt het volk tot bandeloosheid, wie de wet in acht neemt, is
gelukkig.
3
D: Het eerste visioen van de vier ruiters (1:8-17).
Zach.1:8-10 Vannacht had ik een visioen. Ik zag een man op een voskleurig paard. Hij stond
tussen de mirtestruiken aan de oever van het diepe water, en iets verderop stonden nog
meer paarden: roodvossen, goudvossen en schimmels. Wat betekent dat, mijn heer? vroeg
ik, en de engel die met mij sprak antwoordde: Ik zal je laten zien wat dit betekent. De man
die tussen de mirtestruiken stond zei: Dit zijn de ruiters die de HEER heeft gestuurd om de
aarde te doorkruisen.
God gaf Zacharia acht visioenen in één nacht, en deze visioenen zaten vol met enorme
bemoediging voor het teleurgestelde volk van God; het waren boodschappen die het volk
van God herinnerden aan de profetische beloften van God voor hen en Zijn voortdurende
toewijding om deze beloften te vervullen. De visioenen zijn erg verschillend van elkaar maar
bevatten de allesoverheersende boodschap dat God aan Zijn volk denkt. Om die reden zijn
deze visioenen ook een enorme bemoediging voor de gelovigen van God in deze tijd die
bezig zijn om het huis van gebed weer op te bouwen. De sleutel tot het begrijpen van deze
visioenen is de bekwaamheid om betekenis te vinden in de symbolen die in de visioenen
gebruikt worden. Alle acht visioenen bevatten symbolen die grote betekenis hadden voor het
volk van God in de dagen van Zacharia, en om in deze tijd betekenis te ontdekken in deze
visioenen moeten we onszelf in de positie van Zacharia en zijn publiek plaatsen en onszelf
de vraag stellen wat deze visioenen voor hen betekenden; en daarna moeten we de vraag
stellen hoe deze visioenen in onze tijd moeten worden toegepast.
Zach.1:7 Op de vierentwintigste dag van de elfde maand, de maand sebat, in het tweede
regeringsjaar van Darius, richtte de HEER Zich tot de profeet Zacharia, de zoon van
Berechja, de zoon van Iddo.
De hier genoemde koning Darius was Darius I, die ook wel Darius de Grote genoemd werd;
hij regeerde van 522-486 v.Chr. over het Medo-Perzische rijk. In de regeringsperioden die
aan hem voorafgegaan waren was het Perzische rijk enorm gegroeid, maar Darius kwam op
de troon in een periode van grote instabiliteit en sociale onrust in het rijk. De eerste twee jaar
van zijn koningschap gebruikte hij om allerlei opstanden in verschillende plaatsen in het rijk
de kop in te drukken; deze opstanden waren ontstaan vanwege een aanslag tegen de vorige
koning van Perzië. De bewoners van Juda zagen vol verwachting uit naar het omverwerpen
van deze supermacht en hunkerden naar de komst van Gods koninkrijk op aarde zoals dat
voorspeld was door vroegere profeten. Darius was echter in staat om de orde in het rijk snel
te herstellen, en aan het einde van zijn tweede regeringsjaar (519 v.Chr.) was elke opstand
de kop ingedrukt en verkeerde het koninkrijk in rust (Zach.1:11). Het Perzische rijk was op
dat moment sterker dan ooit tevoren, en Darius had een buitengewoon goed georganiseerde
veiligheidsdienst die ervoor zorgde dat hij zeer goed op de hoogte was van alles wat er in
elke uithoek van zijn rijk gebeurde. Darius had zijn rijk opgedeeld in 20 staten (satrapen) en
deze met elkaar verbonden door een bijna 2000 kilometer lange hoofdweg die zich uitstrekte
van Susa in Perzië (Iran) tot aan Sardes aan de westkust van Turkije. Bereden patrouilles,
die bekend stonden als de ogen en de oren van de koning, reden door het rijk en brachten
verslag uit van alles wat er in het rijk gebeurde. De aanblik van deze patrouilles herinnerde
de mensen er aan wie er aan de macht was en dat er op hen gelet werd.
In het kader van deze schijnbaar ijzeren greep op de macht en de onderdrukking van volken
vroegen de Joden zich af of God hen vergeten was, en of God geen aandacht schonk aan
de heersende politieke onrechtvaardigheid. Waarom kon deze tiran zo voorspoedig zijn en
hoelang zou het nog duren voordat God Zijn oordeel zou vellen over Zijn vijanden en Zijn
beloften zou vervullen aan Zijn volk? Een onvervulde hoop maakt het hart ziek (Spr.13:12a)
en de hoop van het Joodse volk leek de bodem ingeslagen te zijn. De grootste verleiding
was om op te geven en te concluderen dat God Zijn beloften vergeten was of dat de beloften
niet op waarheid berustten. Het volk van God leefde in die tijd in een seizoen van Goddelijke
vertraging, en de visioenen van Zacharia waren bedoeld als een bemoediging voor het volk
dat leefde in het “hier en nu, maar nog niet helemaal” van Gods bedoelingen met Israël. In
het eerste visioen gaf God een onmiskenbaar duidelijk antwoord, namelijk dat Hij hen niet
was vergeten! Terwijl Darius zijn patrouilles door het land liet rijden, deed God dat ook; de
4
ruiters in het visioen hadden de hele aarde doorkruist (Zach.1:11), en zij waren teruggekeerd
naar de ruiter op een voskleurig paard - de engel van de Heer (Zach.1:8) - om verslag uit te
brengen over de situatie op de aarde.
De engel van de Heer stond tussen de mirtestruiken aan de oever van een diep water; de
mirt was een struik die dicht bij het water groeide en altijd groene bladeren had met witte of
roze bloemen die een heerlijke geur gaven. De mirtetak diende als versiering, de mirtekrans
diende als een bruidssieraad, en de mirte werd door Jesaja gebruikt als een beeld van nieuw
leven voor Israël in een periode van grote vervolging en onderdrukking (Jes.41:19, 55:13).
De mirtestruiken in dit visioen zijn daarom representatief de beloften van God voor nieuw
leven en nieuwe hoop voor Zijn volk Israël. Hoewel er al een beperkte mate van nieuw leven
voor Israël was aangebroken sinds het decreet van Cyrus in 538 v.Chr. om de tempel in
Jeruzalem te herbouwen, verkeerde het Joodse volk op dit moment in 520 v.Chr. nog steeds
in de diepe wateren van tegenslag en vervolging. Maar wat ze niet wisten was dat dit volk
voorbestemd was om nog een paar 1000 jaar meer te lijden aan heidense overheersing en
onderdrukking totdat de tijden van de heidenen vervuld zouden zijn (Luc.21:24). Maar de
bemoediging voor het Joodse volk op dat moment was dat de Heer in hun midden was door
de aanwezigheid van de engel van de Heer op het voskleurige paard; de Heer had hen niet
verlaten (Jes.43:1-3a). In tegenstelling tot wat de christelijke kerk door de eeuwen heen heeft
beweerd heeft God nooit Israël terzijde geschoven, en ook zal God niet in gebreke blijven om
al Zijn beloften voor Israël te vervullen ondanks de zonde en de ongehoorzaamheid van dit
volk door de vele eeuwen heen.
Rom.11:1-2a Dan is nu mijn vraag: heeft God Zijn volk soms verstoten? Beslist niet. Ik ben
immers zelf een Israëliet, een nakomeling van Abraham, afkomstig uit de stam Benjamin.
God heeft Zijn volk, dat Hij al van tevoren uitgekozen heeft, niet verstoten.
De teruggekeerde patrouilles van de Heer brengen een negatief verslag over de aarde uit,
namelijk dat de hele aarde in rust is (1:11); dit verslag maakt de schreeuw van voorbede los
in de engel van de Heer (1:12), omdat het voor hem niet acceptabel is dat de naties van de
aarde in rust verkeren, terwijl het kleine Israël te lijden heeft onder wrede onderdrukking van
de vijanden van God en terwijl er geen teken van Gods aanwezigheid temidden van Zijn volk
is, want de tempel is nog niet herbouwd. Direct daarop klinkt het bemoedigende en troost
gevende antwoord van de Heer, en Zacharia krijgt de opdracht om deze woorden aan het
volk Israël te verkondigen.
Zach.1:14-17 En de engel droeg mij op te verkondigen: Dit zegt de HEER van de hemelse
machten: Brandend van liefde neem Ik het op voor Jeruzalem en Sion, en ziedend van
woede ben Ik op de zelfgenoegzame volken. Ik had Mijn toorn immers al weer laten varen,
maar zij hebben Mijn volk steeds harder aangepakt. Daarom, zegt de HEER, keer Ik vol
erbarmen terug naar Jeruzalem. Mijn huis zal er worden herbouwd, spreekt de HEER van de
hemelse machten, en met het meetlint in de hand zal een begin worden gemaakt met de
wederopbouw van de stad. Verder moest ik verkondigen: Dit zegt de HEER van de hemelse
machten: Opnieuw zullen Mijn steden overvloeien van voorspoed, opnieuw zal de HEER
Sion troosten, opnieuw zal Hij Jeruzalem uitverkiezen.
God verklaart dat het kleine stukje land waarop Zijn volk aan het bouwen is niet onbelangrijk
is maar in het middelpunt van Zijn vurige liefde staat; God is Zijn volk niet vergeten, en Hij
richt Zijn grote belangstelling op Jeruzalem (Jes.62:1). Het herstel van Jeruzalem staat in het
centrum van Gods plannen voor het vestigen van Zijn koninkrijk op de aarde, want vanuit
Jeruzalem zal de aarde vervuld worden met de kennis van de Heer (Jes.2:2-5, 11:9-10).
Wanneer Jezus letterlijk als Koning over de aarde zal regeren, moet Hij regeren vanuit een
bepaalde geografische lokatie; en de Bijbel is zeer duidelijk over het feit dat de Messias zal
heersen over het koninkrijk van David - dat is het koninkrijk van Israël - en dat Hij zal zitten
op de troon van David in Jeruzalem. Het vervullen van Bijbelse profetie betekent voor Jezus
dat zowel de natie van Israël en de stad Jeruzalem voor eeuwig moeten blijven bestaan. God
heeft Jeruzalem gekozen als het wereldwijde hoofdkwartier van Jezus tijdens Zijn koninklijke
heerschappij over de aarde in het millennium; om die reden wordt Jeruzalem dan ook de
stad van de Grote Koning genoemd (Ps.48:3, Matt.5:35). En God is vastbesloten om deze
stad tot hoofdstad en regeringscentrum voor Zijn Zoon Jezus te maken (Ps.2:6).
5
Ps.132:13-14 De HEER heeft Sion verkozen en als woonplaats begeerd: Dit is voor altijd
Mijn rustplaats, hier verlang Ik te wonen.
God bemoedigt de Joden door te verklaren dat Hij geen plan van een tweede keuze heeft,
want Hij is volledig toegewijd aan Zijn uitverkoren volk en stad. God zal terugkeren naar
Jeruzalem in de persoon van de Messias, en daar zal Zijn huis gebouwd worden; en het volk
Israël zal opnieuw zijn leidinggevende rol op de aarde kunnen vervullen (Deut.28:1-14). Wat
de Joden dus aan het doen zijn door het huis van gebed (tempel) weer op te bouwen is van
cruciaal belang als voorbereiding op de doorbraak van Gods koninkrijk in Jeruzalem in de
toekomst. In tegenstelling daarmee is Gods woede niet gericht op het kleine overblijfsel van
Israël maar op de naties die in rust verkeren terwijl zij het volk van God onderdrukken; hun
rust is de rust van zelfgenoegzaamheid (1:15). Terwijl God maar weinig woede voor Zijn
eigen volk had gekoesterd, voelt Hij nu een ziedende woede voor de volken die de bewoners
van Jeruzalem op een keiharde manier hebben aangepakt. In het tweede visioen werkt God
Zijn plan tot vernietiging van Israël's vijanden verder uit, en spreekt Hij over de belangrijke rol
van Zijn volk in dat proces. D.m.v. de visioenen van Zacharia geeft God Zijn eigen hemelse
perspectief op de gebeurtenissen op aarde, en het is belangrijk dat wij leren om te mediteren
op de profetische beloften van God en Zijn betrouwbaarheid, zodat wij niet de hoop opgeven
en de moed verliezen en delen in het lot van de goddelozen.
Ps.73:12-19 Zo zijn de goddelozen ten voeten uit, ze verrijken zich, onverstoorbaar. Ja,
vergeefs hield ik mijn geweten zuiver en waste ik mijn handen in onschuld! Want ik werd
gestraft, dag aan dag, en geslagen, elke morgen weer. Maar zou ik spreken als zij, ik
pleegde verraad aan Gods kinderen! Dus bleef ik nadenken, ik wilde weten waarom; het was
een vraag die mij kwelde, tot ik Gods heiligdom binnenging en mij hun einde voor ogen
bracht. Ja, U zet hen op een glibberig pad en stort hen in een diepe afgrond. In een
oogwenk is het met hen gedaan, hun ondergang, hun einde is een verschrikking.
E: Het tweede visioen van de horens en de smeden (2:1-4).
Zach.2:1-4 Weer sloeg ik mijn ogen op, en daar zag ik vier horens. Wat betekent dat? vroeg
ik de engel die met mij sprak, en hij antwoordde: Dat zijn de horens die het volk van Juda,
Israël en Jeruzalem uiteen hebben gedreven. Toen liet de HEER mij vier smeden zien. Wat
komen die doen? vroeg ik, en hij antwoordde: Met die horens hebben vreemde volken Juda
uiteengedreven en zijn verzet gebroken, en nu zijn de smeden gekomen om die volken op te
schrikken en de horens neer te slaan die ze hadden geheven om Juda mee uiteen te drijven.
In het tweede visioen van Zacharia wordt de aandacht gevestigd op het omverwerpen van de
heidense naties die Israël gedurende honderden jaren hebben onderdrukt; de Bijbel maakte
duidelijk dat uiteindelijk alle volken Jeruzalem zullen proberen te vernietigen (Ps.2:2, 83:2-4,
Zach.12:3, 14:2). Er komt een tijd waarin de goddeloosheid van de mensheid tot een enorm
dieptepunt zal zakken onder het leiderschap van de antichrist; in die tijd zal Jezus terugkeren
om het volk van Israël te bevrijden, Zijn vijanden te verslaan en Zijn koninkrijk op de aarde te
vestigen vanuit Jeruzalem (Ps.2:6-8, Zach.14:3-5+9).
In het tweede visioen ziet Zacharia vier horens en vier smeden; een horen wordt in de Bijbel
gebruikt als een beeld van menselijke kracht en wordt ook vaak gebruikt als beeld van de
heersende machten in de wereld, vooral machten in rebellie tegen God (Dan.7:8, 8:20-21,
Openb.17:12). Er wordt aan Zacharia verteld dat deze vier horens vreemde volken zijn die
verantwoordelijk zijn voor het uiteendrijven van Juda, Israël en Jeruzalem (2:2), maar dit
hoeft niet per se betrekking te hebben op de vier volken die in het visioen van Dan.2 worden
genoemd, namelijk Babylonië, Perzië, Griekenland en Rome, want de laatste twee zijn op dit
tijdstip nog niet bij het uiteendrijven van Israël betrokken geweest. Het is wel mogelijk dat dit
aantal 4 betrekking heeft op de volheid van heidense machten die gebruikt zijn om Israël te
onderdrukken en te verstrooien door de hele geschiedenis heen. Het cijfer 4 wordt in de
Bijbel vaak gebruikt om de volheid van de aarde aan te geven, zoals de 4 winden van de
hemel en de 4 hoeken van de aarde (Jes.11:12, Jer.49:36, Ezech.37:9, Dan.7:2, Zach.2:10,
Openb.7:1, 20:8).
Er wordt Zacharia verteld dat de vier smeden het instrument van God zijn om de vijanden en
onderdrukkers van Israël op te schrikken en neer te slaan; het Hebreeuwse woord voor smid
6
is “charash” dat veel meer de algemene betekenis heeft van vaklieden op het gebied van
handmatig werken. Dat kunnen smeden zijn maar ook timmerlieden, metselaars of zelfs
kunstenaars; deze werden gehuurd voor de bouw van de tempel van Salomo (1Kron.22:15,
2Kron.24:12). Hiermee verklaart de Heilige Geest dat er een relatie is tussen de mensen die
het huis van gebed (tempel) bouwen en het omverwerpen van Gods vijanden met als gevolg
de doorbraak van Gods koninkrijk op de aarde (Dan.2:44). Dit tweede visioen van Zacharia
bemoedigt het volk van Juda door te laten weten dat hetgeen zij bouwen grote betekenis
heeft voor het inbreken van Gods koninkrijk en het vrijzetten van Gods oordelen tegen Zijn
vijanden. De Bijbel laat op vele plaatsen een directe relatie zien tussen de realiteit van het
huis van gebed, het vrijzetten van Gods oordelen tegen goddeloosheid en het vestigen van
Zijn koninkrijk op de aarde. God is bezig om het huis van gebed in deze tijd te herstellen als
een tegenaanval tegen de vijanden van God, en dit zal zijn climax vinden in de tweede komst
van Jezus naar Jeruzalem.
F: Het derde visioen over de herbouw van Jeruzalem (2:5-17).
Zach.2:5-9 Weer sloeg ik mijn ogen op, en daar zag ik een man met een meetlint in zijn
hand. Waar gaat u heen? vroeg ik, en hij antwoordde: Ik ga opmeten hoe groot Jeruzalem
moet worden. Toen verscheen de engel die met mij sprak, en een andere engel kwam hem
tegemoet en zei: Vlug, zeg tegen die jongeman dat Jeruzalem een open stad zal blijven, niet
ommuurd, vanwege het grote aantal mensen en dieren dat er zal wonen. Ik zal Zelf rondom
de stad een muur van vuur zijn, spreekt de HEER, en haar met Mijn luister vullen.
De Joden in de dagen van Zacharia verwachtten dat God hun vijanden zou vernietigen, dat
Hij Jeruzalem zou herbouwen en dat Hij de glorie van God voor het volk en voor het land zou
herstellen. Het derde visioen spreekt inderdaad van Gods plannen om Jeruzalem weer op te
bouwen en de stad te vullen met Zijn glorie, maar in zulke mate dat andere naties het diepe
verlangen zouden krijgen om zichzelf met Israël te verbinden en deel te worden van Gods
volk. In dit visioen ziet Zacharia een man die Jeruzalem opmeet als voorbereiding voor de
herbouw van de stad; veel commentatoren denken dat deze man dezelfde persoon is als de
engel van de Heer in het eerste visioen. Een meetlint werd in die tijd gebruikt in de eerste
stadia van het plannen van een bouwproject (1:16), en de boodschap die deze engel zeer
dringend aan Zacharia wil overbrengen (2:8 vlug…) is dat er een definitief plan bestaat voor
de herbouw van Jeruzalem, en dat er al aan gewerkt wordt. De stad Jeruzalem zal volledig
worden herbouwd en hersteld; het is dus niet de vraag óf de stad herbouwd wordt maar
wannéér de stad herbouwd wordt.
God heeft het plan om Jeruzalem volledig te herbouwen en te herstellen en het te vullen met
Zijn glorie (2:9); en Hij wil de stad zulk een grote voorspoed geven dat gewone stadsmuren
niet in staat zullen zijn om het grote aantal inwoners te omringen (2:8). Jeruzalem zal geen
natuurlijke bescherming nodig hebben, omdat de manifeste tegenwoordigheid van God de
stad zal omringen als een vurige muur (2:9), die de stad voor altijd zal beschermen tegen
vijandige aanvallen. De vroegere vijanden van Israël zullen dan de dienaars van Gods volk
zijn (2:13), en vele naties zullen ernaar verlangen om in die tijd verenigd worden met de God
van Israël (2:15). Dan zal God Zijn belofte aan Abraham vervullen namelijk dat de naties
zullen worden gezegend d.m.v. Abraham (Gen.12:3). Dit visioen bemoedigde de Joden met
de zekerheid dat God nog steeds volledig toegewijd was aan alles wat Hij over de toekomst
van Jeruzalem had gesproken d.m.v. de vroegere profeten (Jes.4:5, 33:20, 44:26, 54:11-17,
60:4-18, 61:4-5, Jer.30:18, 31:38-40, 33:6-9, Ezech.40-48 etc). Terwijl de Heer volledig
toegewijd is om Jeruzalem in de toekomst te zegenen, is Hij ook vurig toegewijd aan Zijn
oordeel over de naties die Hem pijnlijk in Zijn oog hebben gestoken door de zeer harde
manier waarop zij Israël hebben behandeld (2:12-13). Het volk Israël is de oogappel van
God, d.w.z. dat Israël de lens is in de pupil van Gods oog waardoor Hij naar de mensheid
kijkt (Deut.32:10). Omdat de toekomst definitief vaststaat, wordt het volk van God daarom
aangespoord om naar Jeruzalem terug te keren vanuit de steden die aangemerkt zijn voor
het oordeel van God, en het volk van God wordt opgeroepen om zichzelf toe te wijden aan
het grote doel van God (2:10-11).
7
G: Het vierde visioen over de verlossing van Gods volk (3:1-10).
Het vierde visioen wordt gericht tot de hogepriester Jozua, de geestelijke leider van het volk,
en het vijfde visioen wordt gericht tot Zerubbabel, en hij is de politieke leider van het volk.
Deze beide visioenen spreken over de manier waarop God Zijn volk Israël gaat voorbereiden
op het ontvangen van de toekomstige beloften uit het derde visioen. Het vierde en het vijfde
visioen spreken over het plan van God om Zijn volk van alle zonde te reinigen en het volk te
herstellen in de roeping om een koninkrijk van priesters te zijn (Ex.19:4-6), en daarmee ook
de getuigen van God op de aarde.
Zach.3:1 Vervolgens liet hij me de hogepriester Jozua zien. Deze stond voor de engel van de
HEER, met aan zijn rechterhand satan, die tegen hem pleitte.
In het vierde visioen staat de hogepriester Jozua als representant voor het hele volk van
Israël voor de engel van de Heer (3:1), en hij is met vuile kleren bekleed (3:3); deze vuile
kleren spreken van de zonde en rebellie van Israël tegen God. Satan staat naast Jozua om
hem aan te klagen voor God, zoals hij ook Job aanklaagde (Job 1:9-11, 2:4-5) en zoals hij
ook ons dag en nacht aanklaagt voor de troon van God (Openb.12:10). Want satan wil God
overtuigen dat Jozua vanwege zijn zonde niet gekwalificeerd is om zijn priesterlijke roeping
te vervullen en daarom uit de tegenwoordigheid van God verwijderd moet worden. De engel
van de Heer bestraft satan, want Jozua is als een zwartgeblakerd stuk hout dat uit het vuur
weggerukt is vanwege Gods uitverkiezing van Jeruzalem (3:2). Ondanks de geestelijke
onvolwassenheid ziet God ook de gewilligheid in het hart van Jozua, en Hij laat de vuile
kleren van Jozua vervangen door een feestelijk gewaad (3:4). Ook krijgt Jozua een nieuwe
tulband als het teken van eerherstel in zijn hogepriesterlijke bediening (Ex.28:36-38); en de
Heer belooft aan Jozua grote geestelijke autoriteit en vrije toegang tot de troon van God,
wanneer hij de Heer najaagt met 100% gehoorzaamheid in elk gebied van zijn leven, zowel
zijn persoonlijke leven als zijn openbaren bediening (3:7). Bovendien wordt Jozua verteld dat
dit visioen een symbool of teken is van datgene wat God voor het hele volk Israël wil doen in
de toekomst (3:8-10). God zal Zijn dienaar sturen, de telg aan de stam van David, door wie
heel Israël in één enkele dag gereinigd zal worden van alle schuld (3:8-9); dat zal gebeuren
in de tijd dat dit volk luid tot God zal roepen vanwege intens berouw over hun zonde
(Zach.12:10-13:2). Dan zal Hij het volk herstellen in hun roeping om een koninkrijk van
priesters te zijn en leiding te geven aan de naties na de terugkeer van Jezus.
H. Het vijfde visioen over het herstel van bedieningen (4:1-14).
Zach.4:6 Luister, dit zegt de HEER over Zerubbabel: Niet door eigen kracht of macht zal hij
slagen, zegt de HEER van de hemelse machten, maar met de hulp van Mijn Geest.
Het vijfde visioen is gericht aan Zerubbabel, de gouverneur van het land Juda; hij had niet
met geestelijke zaken te maken maar vooral met natuurlijke obstakels waarmee het volk in
Juda geconfronteerd werd toen ze probeerden de tempel te herbouwen. Deze obstakels
leken als een berg die niet van zijn plaats geschoven kon worden (4:7a), en het leek erop dat
Israël niet in staat zou zijn om de van God gegeven roeping te vervullen als een licht voor de
naties, want er kon geen koninkrijk van priesters totstandkomen zonder een tempel. Maar dit
visioen belooft dat de bouw van de tempel voltooid zal worden, en dat God uiteindelijk de
roeping van Israël als koninkrijk van priesters zal herstellen. Zacharia zag een brandende
lampenstandaard die van olijfolie werd voorzien vanuit een schaal die bovenop de standaard
zat. Deze olie kwam rechtstreeks uit twee olijfbomen die elk aan hun kant van de standaard
stonden; een soortgelijke lampenstandaard stond in de tempel en symboliseerde de roeping
van Israël om als natie een getuige van God te zijn voor de hele aarde. Als een koninkrijk
van priesters waren de Israëlieten geroepen om zowel de Heer te dienen ten behoeve van
de naties alsook de naties te dienen ten behoeve van de Heer. God verklaart in dit visioen
dat ondanks de obstakels Hij de bediening van Israël voor de naties gaat herstellen zoals Hij
200 jaar eerder d.m.v. Jesaja had beloofd.
Jes.62:1-2a Omwille van Sion zal Ik niet zwijgen, omwille van Jeruzalem ben Ik niet stil,
totdat het licht van haar gerechtigheid daagt en de fakkel van haar redding brandt. Alle
volken zullen je gerechtigheid zien, alle koningen je majesteit.
God beloofde met deze woorden dat de redding, bevrijding en gerechtigheid tot aan de
8
uiteinden van de aarde zullen gaan d.m.v. een geheiligd volk van priesters (Jes.61:10-11),
want het doel van de Goddelijke Drie-Eenheid is om gerechtigheid voort te brengen vanuit
Jeruzalem die zal resulteren in een aarde die vervuld is van de glorie van God. Maar de
vervulling van Gods verbondsbeloften aan Israël zal een werk van de Heilige Geest zijn, en
dit werk zal niet afhankelijk zijn van menselijke bekwaamheid of betrouwbaarheid, maar
absoluut volledig afhankelijk zijn van Gods bekwaamheid en betrouwbaarheid. Dit zal dan
resulteren in aanbidding van God aan wie alle glorie toekomt (Openb.4:9-11).
J: In het zesde visioen wordt afgerekend met ongerechtigheid (5:1-4).
Zach.5:1-4 Opnieuw sloeg ik mijn ogen op, en daar zag ik een vliegende boekrol. Wat zie je?
vroeg hij me, en ik antwoordde: Ik zie een vliegende boekrol van twintig el lang en tien el
breed. Toen zei hij: Dat is de vloek die rondwaart over het hele land. Aan de ene kant staat
geschreven dat ieder die steelt zal worden gestraft, aan de andere kant dat ook ieder die
meineed pleegt zijn straf niet zal ontlopen. Ik heb die vloek uitgevaardigd, spreekt de HEER
van de hemelse machten. Hij zal het huis van de dief bezoeken en het huis van eenieder die
bij Mijn naam een valse eed zweert. Hij zal op hun huizen rusten en ze verwoesten, zodat er
geen balk of steen van heel blijft.
Terwijl in het vierde en vijfde visioen gesproken wordt over de toekomstige glorie van die
Israëlieten die zich bekeren en tot de Heer terugkeren, wordt er in het zesde en zevende en
achtste visioen gesproken over de consequenties van hen die volharden in hun rebellie
tegen de Heer. In het zesde visioen ziet Zacharia een vliegende boekrol die over het hele
land Israël vliegt; deze boekrol symboliseert de oordelen van God tegen de onrechtvaardigen
onder Zijn volk. In de Bijbel symboliseert een boekrol vaker de oordelen van God, en het
openen van de boekrol symboliseert dan het uitvoeren van deze oordelen (Ezech.2:9-10,
Openb.5:1+7, 6:1, 10:8-11). De unieke afmetingen van deze boekrol symboliseren de norm
van Gods gerechtigheid en heiligheid, zowel in dienstbaarheid aan Hem als het dienen van
mensen. Want deze boekrol van 20 el lang en 10 el breed heeft dezelfde afmetingen als het
heilige in de tabernakel van Mozes en de voorhof voor de priesters in de tempel van Salomo;
in het heilige van de tabernakel van Mozes stonden de priesters in dienst van God, en in de
voorhof van de tempel van Salomo stonden de priesters in dienst van de mensen. Daarmee
vervulden de priesters de twee grote geboden van de wet en de profeten (Matt.22:36-40).
Maar voordat Israël als natie de glorieuze beloften van God in bezit kan nemen, zal dit volk
eerst door het louterende vuur van de Heer heen gaan (Zach.13:8-9, Mal.3:2-5). Er zijn grote
zegeningen beschikbaar voor hen die tot de Heer terugkeren en de gerechtigheid van de
Joodse Messias, Jezus Christus, omarmen (Rom.10:12, Gal.3:15-16). Maar God zal snel zijn
met Zijn oordeel over hen die volharden in hun ongerechtigheid, doordat Hij Zijn norm van
gerechtigheid openbaart (Amos 9:8-10), en de vloek van God zal in hun huis blijven totdat
hun huis totaal verwoest is (5:4).
K: In het zevende visioen wordt de goddeloosheid verwijderd (5:5-11).
Zach.5:5-11 Weer verscheen de engel die met mij sprak. Hij zei tegen me: Sla je ogen op en
kijk wat daar te voorschijn komt. Wat is dat? vroeg ik, en hij antwoordde: Dat is een meelvat;
daarop houdt heel het land zijn blik gericht. En kijk, daar ging het loden deksel open en in het
vat zat een vrouw. Dit is de verdorvenheid, zei hij, en hij duwde haar terug op de bodem van
het vat en sloot het loden deksel. Weer sloeg ik mijn ogen op, en daar zag ik twee vrouwen
komen aanzweven met de wind in hun vleugels; ze hadden vleugels als van een ooievaar.
Ze pakten het vat op en namen het met zich mee, hoog de lucht in. Ik vroeg aan de engel die
met mij sprak: Waar brengen ze het naartoe? Hij antwoordde: Ze gaan er in Sinear een
tempel voor bouwen, en wanneer die klaar is, wordt het daar op een voetstuk gezet.
In het zevende visioen belooft God dat Hij niet alleen de ongerechtigheid gaat oordelen,
maar Hij gaat ook de goddeloosheid volledig uit het land Israël verwijderen; dit visioen laat
ons zien hoe goddeloosheid eruitziet en waar deze tot zijn grootste volwassenheid zal
komen. Dit meelvat was een Hebreeuwse efa en dat was de op één na grootste eenheid
voor het meten van volume in de tijd van Zacharia; deze efa werd door iedereen gebruikt in
de handel en had een volume van 22 liter. Daarom is de vrouw in deze efa waarschijnlijk een
9
afgodsbeeld geweest, omdat een gewone vrouw veel te groot zou zijn voor een kruik van 22
liter. Zacharia krijgt te zien welke enorme omvang het kwaad in zijn dagen zal krijgen, en dit
kwaad heeft alles te maken met hebzucht en het verlangen naar geld.
Matt.6:24 Niemand kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben,
of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God
dienen én de mammon.
1Tim.6:9-10 Wie rijk wil worden, staat bloot aan verleiding, raakt in een valstrik en valt ten
prooi aan dwaze en schadelijke begeerten die een mens in het verderf storten en ten onder
doen gaan. Want de wortel van alle kwaad is geldzucht. Door zich daaraan over te geven,
zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben ze zichzelf veel leed berokkend.
God gaat alle goddeloosheid uit het land Israël verwijderen, terwijl deze in dezelfde tijd tot
volheid groeit op een andere plaats genaamd Sinear - dat is Babylon (Gen.10:10) - waar een
huis voor dit afgodsbeeld gebouwd zal worden. Dit huis is een tempel en spreekt van een
religieus systeem dat in Openb.17-18 omschreven wordt als de hoer van Babylon. Het volk
van God wordt vurig aangespoord om zichzelf volledig los te maken van dit Babylon dat
vernietigd zal worden vanwege de aanwezige volheid van goddeloosheid (Openb.18:4-5).
L: Het achtste visioen toont de voltooiing van Gods oordeel (6:1-8).
Zach.6:1-8 Opnieuw sloeg ik mijn ogen op, en daar zag ik vier wagens tussen twee bergen
vandaan komen. Die bergen waren van koper. Voor de eerste wagen waren voskleurige
paarden gespannen, voor de tweede zwarte, voor de derde witte en voor de vierde gevlekte.
Het waren sterke paarden. Ik vroeg aan de engel die met mij sprak: Wat betekent dat, mijn
heer? Hij antwoordde: Dat zijn de vier winden van de hemel, die uitrijden nadat ze hun
opwachting hebben gemaakt bij de Heer van de hele aarde. De wagen met de zwarte
paarden rijdt uit naar het noorden, de witte paarden gaan naar het westen en de gevlekte
naar het zuiden. De paarden stonden te trappelen om uit te rijden en de aarde te
doorkruisen. Zodra het bevel daartoe werd gegeven, stoven ze ervandoor, de hele aarde
over. Luid werd mij toegeroepen: Let op, de paarden die uitrijden naar het noorden zullen
ervoor zorgen dat Mijn woede daar tot bedaren komt.
Het achtste en laatste visioen van dit eerste deel van het boek Zacharia toont strijdwagens
die vanuit de tegenwoordigheid van God over de aarde trekken om de vijanden van Israël te
vernietigen. Wat opvallend is, is dat de paarden die naar het noorden uitrijden ervoor zullen
zorgen dat de woede van de Heer daar tot bedaren komt; het Hebreeuws zegt hier dat de
Geest van de Heer daar tot rust komt (6:8). Ook worden in vers 6 het westen en zuiden
genoemd, maar de meeste vijanden van Israël kwamen vanuit Assyrië, uit Babylonië en uit
Perzië over de noordelijke route via Syrië en Libanon. Gods oordeel tegen het land van het
noorden betekent daarom de voltooiing van Gods oordeel tegen goddeloosheid; zo zal ook in
de eindtijd het eindoordeel van God alle goddeloze steden op aarde treffen (Openb.16:19),
en daarmee zal het oordeel van God voltooid zijn (Openb.16:17). Daarna kan Jezus met Zijn
Goddelijke programma van wereldwijd herstel beginnen vanuit de stad Jeruzalem.
M: De Koning-Hogepriester als finale van de acht visioenen (6:9-15).
Zach.6:12-13 Zeg tegen hem: Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Let op, een man
met de naam Telg, die aan de stam zal uitbotten, herbouwt de tempel van de HEER. Hij is
het die de tempel van de HEER zal herbouwen; hij is het die de koninklijke waardigheid zal
dragen en zal heersen vanaf zijn troon. Er zal ook een priester zijn op een eigen troon, en
samen zullen zij het land in goede vrede besturen.
De serie van acht visioenen wordt afgesloten met een opdracht voor Zacharia om direct de
volgende dag na deze nacht van visioenen een profetische daad uit te voeren. Hem wordt
verteld dat hij Jozua, de hogepriester, moet kronen met een gouden kroon als een teken dat
God de aarde gaat herstellen d.m.v. een Koning wiens koninklijke autoriteit voortvloeit uit het
feit dat Hij een priester is. Hij zal de tempel herbouwen, en Hij zal als een waardige Koning
heersen vanaf Zijn troon; maar tegelijkertijd is Hij ook de hogepriester die zal zitten op een
eigen priesterlijke troon. De tekst wekt de indruk dat het hier om twee verschillende personen
gaat, maar wanneer wij de Bijbelse profetieën verstaan, begrijpen wij dat het Jezus is die
10
zowel de koninklijke waardigheid ontvangt alsook de waardigheid om hogepriester te zijn. De
tempel van Jeruzalem in het millennium zal tegelijkertijd het paleis van de Koning zijn, en het
koningschap en het priesterschap zullen verenigd worden in een en dezelfde Persoon, en
dat is Jezus Christus, de Zoon van God. Onder Zijn koninklijke priesterschap zal Jeruzalem
voorspoedig zijn, en vanuit Jeruzalem zal Hij de aarde vullen met Zijn heerschappij die
gebaseerd is op een priesterlijke hartsgesteldheid. Jezus is priester geworden volgens de
orde van Melchisedek (Ps.110:4, Hebr.7:1-17), en deze Melchisedek was zowel koning van
Salem -dat is Jeruzalem -alsook priester van God, de Allerhoogste (Gen.14:18). Zo vinden
de acht visioenen uit het eerste deel van het boek Zacharia hun hoogste vervulling in de
Persoon van Jezus Christus, de Joodse Koning-Hogepriester.
Jes.9:6 Groot is Zijn heerschappij, aan de vrede zal geen einde komen. Davids troon en rijk
zijn erop gebouwd, ze staan vast, in recht en gerechtigheid, van nu tot in eeuwigheid.
Daarvoor zal Hij Zich beijveren, de HEER van de hemelse machten.
V.v.d.B. 
11
Download