Scriptie T.o.v. adviesfolders Stimulering van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down 19 Beroepsopdracht van: Farley Lie Atjam Emma Verwaaijen Kim de Wolff In opdracht van: kinderfysiotherapeuten sectie fysiotherapie, afdeling revalidatiegeneeskunde VU medisch centrum Externe begeleiders: Will Busweiler en Petra van Schie Docentbegeleider: Ella Kruger Hogeschool van Amsterdam, ASHP Fysiotherapie, Amsterdam, januari 2010 Stimulering van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down januari 2010 Voorwoord Sinds september 2009 hebben wij met veel plezier en enthousiasme gewerkt aan onze beroepsopdracht: Het ontwikkelen van adviesfolders over de motorische ontwikkeling van kinderen met het syndroom van Down. Het leek ons uitdagend om onze beroepsopdracht over kinderen te doen omdat wij affiniteit met kinderen hebben. Deze scriptie dient als verantwoording voor de gerealiseerde adviesfolders. Graag zouden wij Will Busweiler en Petra van Schie bedanken voor de opdracht, motivatie, medewerking en de waardering. De communicatie en de begeleiding is erg prettig verlopen. Ook willen wij hen bedanken voor de mogelijkheden om mee te kijken op de Downpoli en de aangereikte literatuur. Wij vonden het erg prettig dat er een mogelijkheid was om te werken in het VU medisch centrum, dat er computers ter beschikking stonden en wij de mogelijkheid hadden om te kopiëren en te printen. Ella Kruger willen wij bedanken voor haar inhoudelijke feedback, enthousiasme, coaching en betrokkenheid. Wij hopen dat de ontwikkelde adviesfolders een bijdrage kunnen leveren aan de aangeboden fysiotherapiezorg op het gebied van motorische ontwikkeling bij kinderen met syndroom van Down. Farley Lie Atjam Emma Verwaaijen Kim de Wolff Hogeschool van Amsterdam, ASHP Fysiotherapie Farley Lie Atjam, Emma Verwaaijen en Kim de Wolff 2 Stimulering van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down januari 2010 2. Inhoudsopgave VOORWOORD ............................................................................................................... 2 2. INHOUDSOPGAVE ...................................................................................................... 3 3. SAMENVATTING ........................................................................................................ 5 Inleiding .................................................................................................................................................................. 5 Methode ................................................................................................................................................................. 5 Resultaten ............................................................................................................................................................... 5 Discussie ................................................................................................................................................................. 5 Conclusie ................................................................................................................................................................. 6 4. INLEIDING.................................................................................................................. 7 4.1 Het syndroom van Down.................................................................................................................................. 7 4.2 Opdracht beschrijving ...................................................................................................................................... 7 4.3 Vraagstelling ..................................................................................................................................................... 8 5. METHODE.................................................................................................................. 8 5.1 Ontwikkelingsproces scriptie ........................................................................................................................... 8 5.2 Ontwikkelingsproces folders ............................................................................................................................ 8 5.3 Interview ........................................................................................................................................................... 9 6.1.1 Houdingsregulatie .................................................................................................................................... 10 6.1.2 Basis motorische Vaardigheden van Kinderen met het syndroom van Down ........................................ 10 6.1.3 Gross Motor Funtion Measure ................................................................................................................ 11 6.2 Algemene verantwoording ............................................................................................................................ 11 6.2 Verantwoording folders ................................................................................................................................. 12 6.2.1 Buikligging ................................................................................................................................................ 12 6.2.2 Rollen ....................................................................................................................................................... 13 6.2.3 Tot zit komen ........................................................................................................................................... 13 6.2.5 Tot stand komen ...................................................................................................................................... 13 6.2.6 Lopen ....................................................................................................................................................... 14 6.2.7 Platvoeten ................................................................................................................................................ 14 6.2.8 Sporten .................................................................................................................................................... 14 6.3 Lay-out van de folders ................................................................................................................................... 15 Hogeschool van Amsterdam, ASHP Fysiotherapie Farley Lie Atjam, Emma Verwaaijen en Kim de Wolff 3 Stimulering van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down januari 2010 6.4 Gebruiksaanwijzing folders ............................................................................................................................ 15 7. DISCUSSIE ................................................................................................................ 16 8. CONCLUSIE .............................................................................................................. 17 9. LITERATUURLIJST ..................................................................................................... 18 BIJLAGE I ..................................................................................................................... 20 Hogeschool van Amsterdam, ASHP Fysiotherapie Farley Lie Atjam, Emma Verwaaijen en Kim de Wolff 4 Stimulering van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down januari 2010 3. Samenvatting Inleiding Deze scriptie is een verantwoording voor de door ons gerealiseerde adviesfolders. Het betreft adviezen ter ondersteuning van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down in de leeftijdscategorie van nul tot vier jaar oud. De adviesfolders zijn geschreven in opdracht van het VU medisch centrum door fysiotherapeuten in opleiding van de Hogeschool van Amsterdam. Om de adviesfolders te realiseren is er een vraagstelling opgesteld: Aan welke eisen/criteria moeten de folders voldoen om de bestaande fysiotherapeutische adviezen te ondersteunen m.b.t. de stimulatie van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down, en welke adviezen zijn geïndiceerd om vooruitgang in de motorische ontwikkeling te waarborgen? Methode Allereerst hebben wij ons verdiept in het onderwerp, kinderen met het Down syndroom (DS) en de motorische ontwikkeling van kinderen met DS en normaal ontwikkelende kinderen. De gevonden literatuur is gebruikt om de folders en de scriptie te schrijven. Doordat het mogelijk was om mee te kijken op de Downpoli, hebben we een helder beeld gekregen van de motoriek en de fysiotherapeutische interventies bij jonge kinderen met DS. Tevens is er een klein telefonisch onderzoek gehouden onder een aantal ouders van kinderen met DS. Het onderzoek gaf een indruk van de ervaringen en wensen op het gebeid van adviseren, over de motorische ontwikkeling. Na overleg met de kinderfysiotherapeuten in het VU medisch centrum, hebben we besloten om tien folders te schrijven met daarin verschillende vaardigheden uit de motorische ontwikkeling volgens de mijlpalen beschreven in de BVK. Resultaten De uiteindelijke folders bestaan uit tekst ondersteund met afbeeldingen ter verduidelijking van de adviezen. De tekst bestaat uit een introductie, adviezen en aandachtspunten. De folders zijn geschreven in lekentaal en begrijpelijk. De adviezen zijn zo geschreven dat deze eenvoudig zijn te integreren in de dagelijkse verzorging. Het uitvoeren van de adviezen doen geen inbreuk op het gezinsleven en zijn uitdagend zodat kinderen gestimuleerd blijven. De gekozen vaardigheden en het ontwikkelingsproces van de folders worden in deze scriptie verantwoord. De kinderfysiotherapeuten zullen de folders meegeven aan de ouders om de gegeven adviezen te ondersteunen. De ouders kunnen thuis de adviezen nalezen, die in de folders beschreven staan. Elke folder past bij een ontwikkelingsfase, wanneer een kind een fase heeft bereikt, krijgen de ouders de volgende folder mee. Discussie Tijdens en na de ontwikkeling van de folders en de scriptie hebben wij kritisch gekeken naar een aantal punten, hieruit zijn een aantal discussie punten naar voren gekomen. De leeftijdcategorie van nul tot vier jaar kan verder uiteenlopen omdat elk kind met DS zich anders ontwikkelt. Dit betekent dat een kind ouder dan vier jaar mogelijk nog niet alle vaardigheden zoals in de folder beschreven beheerst. Voor deze kinderen zijn de folders ook geschikt. Ten tweede is het de vraag of de folders daadwerkelijk gebruikt gaan worden en voldoende werking hebben. Daarnaast was het niet mogelijk om in de periode eigen afbeeldingen te maken van kinderen in verschillende houdingen. Na aanleiding van deze discussiepunten, zijn er een aantal plannen voor de toekomst opgesteld. De afbeeldingen in de folders moeten vervangen worden door zelfgemaakte afbeeldingen die geschikt zijn en passen bij de adviezen. De folders zullen ook kritische worden gelezen en de werking zal Hogeschool van Amsterdam, ASHP Fysiotherapie Farley Lie Atjam, Emma Verwaaijen en Kim de Wolff 5 Stimulering van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down januari 2010 geëvalueerd worden door andere kinderfysiotherapeuten uit het landelijk netwerk, leden van de Downstichting en ouders van kinderen met het syndroom van Down. Conclusie Tien weken geleden hebben wij een doelstelling en een vraagstelling gesteld om deze beroepsopdracht tot een goed eind te volbrengen. Het doel: ‘Het ontwikkelen van folders met fysiotherapeutische bewegings- en hanteringsadviezen ondersteund met afbeeldingen ter bevordering van de motorische ontwikkeling van kinderen (0-4 jr. )met het syndroom van Down, voor de ouders’ is bereikt. Er zijn tien folders gerealiseerd. De vraagstelling: ‘Aan welke eisen/criteria moeten de folders voldoen om de bestaande fysiotherapeutische adviezen te ondersteunen m.b.t. de stimulatie van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down, en welke adviezen zijn geïndiceerd om vooruitgang in de motorische ontwikkeling te waarborgen?’ hebben wij beantwoord, zover dit haalbaar was in de tien weken. Het product voldoet nog niet genoeg om in gebruik genomen te worden door de Downpoli in het VU medisch centrum. Er is een mooie start gemaakt voor een product dat uit kan groeien tot een echte aanvulling op de kinderfysiotherapie bij jonge kinderen met het syndroom van Down. Er is besloten dat twee studenten uit deze werkgroep de opdracht voort zullen zetten gedurende twintig weken. Belangrijk is dat verschillende ouders van kinderen met DS en kinderfysiotherapeuten, de folders beoordelen en bekijken of de folders daadwerkelijk aan hun wensen voldoen. De afbeeldingen in de folders moeten vervangen worden door zelfgemaakte afbeeldingen die geschikt zijn en passen bij de adviezen. Mogelijk kan dit product gebruikt worden op crèches, door kinderfysiotherapeuten in de periferie en de Downpoli. Hogeschool van Amsterdam, ASHP Fysiotherapie Farley Lie Atjam, Emma Verwaaijen en Kim de Wolff 6 Stimulering van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down januari 2010 4. Inleiding 4.1 Het syndroom van Down Kinderen beginnen zich fijn- en grofmotorisch te ontwikkelen vanaf de geboorte. Dit proces gaat geleidelijk en op bepaalde sleutelleeftijden worden mijlpalen behaald. Bijvoorbeeld op 52 weken hebben de meeste kinderen beheersing over de benen en voeten en zal het kind gaan staan.12 Kinderen met het syndroom van Down ontwikkelen zich anders dan kinderen zonder DS. De motorische ontwikkeling bij kinderen met DS wordt beïnvloed door een voor het syndroom specifieke problematiek. De problematiek is dat kinderen met DS een verminderde houdingsregulatie, hypotonie in de spieren, laxiteit in de ligamenten en een stoornis in het evenwicht hebben. Dit leidt tot een vertraagde ontwikkeling en een andere volgorde in het behalen van mijlpalen van motorische vaardigheden. Kinderen met DS blijven hierdoor in één bewegingspatroon hangen en gaan compensatoire bewegingen ontwikkelen. Door deze factoren is het niet nauwkeurig te zeggen wanneer een kind met het syndroom van Down op een bepaalde leeftijd, een bepaalde mijlpaal behaalt. Dit is per kind verschillend.13 Kinderen met het syndroom van Down hebben andere groeicurven dan kinderen zonder DS, waardoor deze kinderen over het algemeen een kortere lichaamslengte hebben. In het eerste levensjaar is het opvallend dat de armen en benen in verhouding met de romp kort zijn. 4.2 Opdracht beschrijving In het VU medisch centrum bestond de behoefte aan folders met daarin informatie over adviezen voor stimulatie van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down. De vraag is afkomstig van kinderfysiotherapeuten die werkzaam zijn op de Downpoli. Deze Downpoli is een speciaal gecombineerd spreekuur van het VU medisch centrum. Ouders van kinderen met DS kunnen op deze poli terecht met al hun vragen over hun kind. De Downpoli wordt één à twee vrijdagen per maand gehouden. De kinderarts en kinderfysiotherapeut ontvangen de ouders van kinderen met DS en bespreken hoe deze ouders begeleid willen worden. Dit gebeurt aan de hand van een vragenlijst, die wordt ingevuld vóór de eerste afspraak. Een onderdeel van deze begeleiding is, dat ouders adviezen mee krijgen om de motorische ontwikkeling van hun kind te stimuleren. Deze adviezen worden mondeling gegeven. De motorische ontwikkeling bij kinderen met DS verloopt anders dan bij normaal motorisch ontwikkelende kinderen (zie 4.1). Om de motorische ontwikkeling toch zoveel mogelijk te bevorderen kunnen deze kinderen gestimuleerd worden. De kinderfysiotherapeut bepaalt het motorisch ontwikkelingsniveau en adviseert de ouders op basis van deze uitkomst. Door adviezen mee te geven in folders met afbeeldingen, biedt dit de ouders ondersteuning bij het stimuleren van de motorische ontwikkeling. Bij het volgende bezoek aan de Downpoli bespreekt de kinderfysiotherapeut de vorderingen en bepaalt wederom het motorisch ontwikkelingsniveau en geeft advies passend bij het niveau van dat moment. Het streven is niet geweest dat er in de afgelopen tien weken, folders werden gerealiseerd die volledig waren om in de praktijk gebruikt te worden. Er werden concept folders ontwikkeld met informatie, adviezen en afbeeldingen, die gebruikt kunnen worden bij het stimuleren van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down. Deze concept folders worden de komende twintig weken verder ontwikkeld totdat zij in de praktijk gebruikt kunnen worden. De concept folders zullen worden getest en geëvalueerd en er wordt kritisch naar de inhoud en de opmaak gekeken. Hogeschool van Amsterdam, ASHP Fysiotherapie Farley Lie Atjam, Emma Verwaaijen en Kim de Wolff 7 Stimulering van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down januari 2010 4.3 Vraagstelling Aan de hand van de opdracht, is de volgende vraagstelling geformuleerd: Aan welke eisen/criteria moeten de folders voldoen om de bestaande fysiotherapeutische adviezen te ondersteunen m.b.t. de stimulatie van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down, en welke adviezen zijn geïndiceerd om vooruitgang in de motorische ontwikkeling te waarborgen? De doelstelling die wij gehanteerd hebben is als volgt: Het ontwikkelen van folders met fysiotherapeutische bewegings- en hanteringsadviezen ondersteund met afbeeldingen ter bevordering van de motorische ontwikkeling van kinderen (0-4 jr. )met het syndroom van Down, voor de ouders. 5. Methode 5.1 Ontwikkelingsproces scriptie Om de vraagstelling te beantwoorden en een verantwoording te schrijven zijn wij als volgt te werk gegaan. In de eerste week hebben wij kennis vergaard uit verschillende literatuur over het Down syndroom, de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down en bij kinderen die zich motorisch normaal ontwikkelen. Wij hebben in artikelen, boeken van o.a. PC Winders (1997), PEM Lauteslager (2000) en scripties gezocht naar informatie. De zoektermen waren: Down syndrome, motor function, early intervention, motor development, physical therapy DS, syndroom van down, motorische ontwikkeling bij jonge kinderen, platvoeten, sporten, BVK en GMFM. Daarnaast is er gekeken naar handleidingen over het schrijven van scripties. De scriptie is geschreven aan de hand van wetenschappelijke literatuur, die wij gevonden hebben op: Pubmed, in medische bibliotheek van het VU medisch centrum, tijdschriften en boeken. 5.2 Ontwikkelingsproces folders De folders zijn ontstaan na vraag van de kinderfysiotherapeuten werkzaam op de Downpoli. De folders dienen als ondersteuning van de mondelinge adviezen die gegeven worden door de kinderfysiotherapeuten aan de ouders van kinderen met het DS. De folders bevatten adviezen en voorbeelden om de motorische ontwikkeling te stimuleren. Voordat de folders gemaakt konden worden, moest er eerst een verdieping plaats vinden in de motorische ontwikkeling en vaardigheden bij kinderen met DS en kinderen zonder DS. Hierna is er nagedacht over welke motorische vaardigheden op een folder gemaakt wordt. Na overleg met de kinderfysiotherapeuten is er besloten om over de volgende vaardigheden een folder te maken: Rollen/buikligging, Pivoteren, Zitten, Tot zit komen, Tot stand komen/langslopen, Lopen, Platvoeten/schoeisel, Sport, Bewegen/conditie en als inleiding een introductie folder. Verder is er nagedacht over de vorm van de folders. Er is gekozen voor het schrijven van een beknopte tekst met ondersteuning van afbeeldingen. Elke folder bevat een introductie over de vaardigheid met daar onder adviezen, aandachtspunten, en een aantal voorbeelden. Dit zijn tevens ook de criteria, waaraan de folders in deze opdracht aan moeten voldoen. In het begin zijn er concept folders geschreven met alleen tekst. De informatie is afkomstig uit onderzoeken (o.a. Lauteslager, 2000) en boeken ( o.a. PC Winders, 1997). Nadat de folders kritisch zijn doorgelezen en feedback is gegeven onderling, zijn de folders verder ontwikkeld. Elke folder is opgestuurd naar de opdrachtgevers, deze gaven feedback en keken naar de lay-out. De feedback werd verwerkt en zo zijn de uiteindelijke folders ontstaan. Hogeschool van Amsterdam, ASHP Fysiotherapie Farley Lie Atjam, Emma Verwaaijen en Kim de Wolff 8 Stimulering van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down januari 2010 5.3 Interview Om te weten te komen hoe ouders worden geïnformeerd en geadviseerd m.b.t. de motorische ontwikkeling van hun kinderen met het syndroom van Down, is er een interview gehouden. (Bijlage I) Dit is telefonisch door twee personen gedaan. De kinderen van de geïnterviewde ouders hebben de leeftijd van: 18 maanden, 6 jaar en 10 jaar oud. Er zijn vragen opgesteld over de ervaringen met de kinderfysiotherapeut zoals: Hoe de ouders de begeleiding en advisering hebben ervaren, welke adviezen zij hebben gekregen, of de adviezen goed uit te voeren waren en wat eventuele verbeterpunten zijn. Hieruit kwam naar voren dat de ouders het nuttig vinden om informatie, adviezen en begeleiding van de kinderfysiotherapeut te krijgen tijdens de ontwikkeling van hun kind. De ouders waren over het algemeen heel erg positief over de verkregen adviezen. Alleen miste een van de ouders begeleiding en advies bij de fijne motorische problemen van haar kind. Het uitvoeren van de adviezen werd door alle ouders gedaan. Het wordt als prettig ervaren als de adviezen praktisch zijn en gerelateerd aan dagelijkse activiteiten. Over de early intervention was één van de ouders niet zo tevreden, voorbeelden worden als onnatuurlijk en moeilijk ervaren. Early intervention biedt doormiddel van het programma ‘Kleine Stapjes’ ouders hulp bij het stimuleren van de ontwikkeling bij pasgeboren kinderen met DS. Ouders hebben thuis beschikking over dit programma. 16 Één van de ouders kreeg in de eerste maanden bezoek aan huis van een kinderfysiotherapeut. Deze deed de adviezen voor in de thuissituatie en ging samen met de ouders aan de slag. Dit werd als zeer prettig ervaren. Verder zijn er vragen gesteld over de Downpoli en de advisering zoals: wat vind u van de werkwijze van de Downpoli, is er voldoende aandacht voor de motorische ontwikkeling en wat zijn de verbeterpunten. Over de Downpoli en de werkwijze zijn de ouders zeer tevreden en vinden het concept zeer waardevol. De ouders vinden het prettig dat er veel aandacht is voor het kind. De Downpoli wordt gezien als een aanvulling op het reguliere bezoek bij de kinderarts. Een soort van second opinion. Ouders verwachten dat er expertise aanwezig is. Er werd als aandachtspunt genoemd dat de ouders vaak zelf met vragen moeten komen bij het spreekuur, terwijl het voor hun best moeilijk is om deze problemen te signaleren. Het liefst krijgen de ouders vanaf het begin volledige uitleg over de volledige motorische ontwikkeling van kinderen met DS, en de bijbehorende adviezen. Verder zouden de ouders het heel handig vinden als de adviezen ondersteund worden met beelden aangezien iedereen tegenwoordig erg visueel is ingesteld (het liefst actueel beeldmateriaal, want ouderwetse beelden lijken achterhaald). Folders met afbeeldingen zouden ook als ondersteuning kunnen dienen. Tijdens het ontwikkelen van de folders is er geprobeerd om deze punten zoveel mogelijk mee te nemen in de opgestelde adviesfolders. Hogeschool van Amsterdam, ASHP Fysiotherapie Farley Lie Atjam, Emma Verwaaijen en Kim de Wolff 9 Stimulering van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down januari 2010 6. Resultaten 6.1 Theoretische achtergrond 6.1.1 Houdingsregulatie De houdingsregulatie is een complex sensomotorisch proces. Het bestaat uit twee functionele niveaus. Het eerste niveau is het basale niveau in de hersenen, hierin worden de handhaving van de houding geregeld. Als iemand naar voren zou vallen dan zorgt dit gedeelte in de hersenen ervoor dat de dorsale houdingsspieren worden geactiveerd. Zou de persoon naar achteren vallen dan activeert het de ventrale houdingsspieren. Op het tweede niveau wordt er voor gezorgd dat het standaard houdingspatroon aangepast kan worden aan specifieke omstandigheden. Bijvoorbeeld door de volgorde te veranderen waarin de richtingsspecifieke spieren worden geactiveerd. Of door de intensiteit van de spieractiviteit aan te passen aan de situatie. Het eerste niveau (basale niveau) wordt georganiseerd door het ruggenmerg en de hersenstam. Op het tweede niveau wordt alles door de subcorticale en corticale motorische centra geregeld. Bij kinderen van Down werken deze processen op de verschillende niveaus niet optimaal. Daarom hebben deze kinderen verschillende problemen met de houdingsregulatie op beide niveaus. Op het eerste niveau heeft dit tot gevolg dat er een verlaagde houdingstonus is in de romp. Op het tweede niveau is er sprake van insufficiëntie of ontbreken van co-contracties en evenwichtsreacties. De propriocepsis is verminderd en er is sprake van een hypermobiliteit in de gewrichten. Dit alles samen zorgt ervoor dat de kinderen met DS moeite hebben met bepaalde houdingen/posities en het handhaven daarvan. 13 6.1.2 Basis motorische Vaardigheden van Kinderen met het syndroom van Down Aangezien de reguliere ontwikkelingstesten niet goed bruikbaar zijn voor kinderen met DS, is door Lauteslager een specifiek meetinstrument voor kinderen met DS ontwikkeld, de BVK. De test ‘Basis motorische Vaardigheden van Kinderen met het syndroom van Down’ (BVK) is een motorisch meetinstrument dat bestaat uit vijftien basismotorische vaardigheden. De BVK meet de prestaties van kinderen met DS aan de hand van vijftien bijbehorende testonderdelen op het niveau van houdingsregulatie. De vijftien vaardigheden staan in ontwikkelingvolgorde en bestrijken de periode van de ontwikkeling van basismotorische vaardigheden (liggen, zitten, staan, lopen) en vormen een oplopende schaal. Elk van de vaardigheden vertoont een specifieke ontwikkeling. Voor elke ontwikkeling is een toenemend niveau van houdingsregulatie noodzakelijk. De ontwikkeling van het motorisch gedrag resulteert in doelmatige en functionele motoriek voor de bijbehorende vaardigheden. De BVK geeft de kinderfysiotherapeut inzicht in de kwaliteit en doelmatigheid van het actuele motorisch gedrag van het kind. Aan de hand van de BVK worden er kinderfysiotherapeutische doelstellingen geformuleerd en leidt deze test tot een methodische en transparante kinderfysiotherapeutische aanpak. De BVK is bruikbaar vanaf het moment dat de ontwikkeling van de willekeurige bewegingen bij kinderen aanvangt totdat kinderen zelfstandig kunnen lopen. Op basis van de ontwikkelingssamenhang van de vaardigheden tussen de testonderdelen en de verschillende niveaus, kan er precies worden aangegeven welke fysiotherapeutische vervolgstappen in aanmerking komen voor stimulatie. De BVK is specifiek samengesteld voor kinderen met het syndroom van Down. De test is bij uitstek geschikt om jonge kinderen met een verstandelijke beperking te testen. De kinderfysiotherapeut is actief en heeft de taak om de test zodanig aan te bieden dat het kind optimaal kan reageren. Tevens is de afname procedure van de BVK spelenderwijs en niet gecompliceerd. Het is belangrijk dat het kind zijn aandacht door middel van stimulus wordt getrokken en dat de interesse behouden blijft gedurende de test. Voornamelijk bij kinderen met een verstandelijke handicap is het van belang om te weten of het kind niet reageert omdat het gevraagde motorische gedrag niet wordt beheerst of omdat het kind niet genoeg stimulus aangereikt krijgt.1, 14 Het instrument is onderzocht op betrouwbaarheid en begripsvaliditeit: de mate waarin de BVK Hogeschool van Amsterdam, ASHP Fysiotherapie Farley Lie Atjam, Emma Verwaaijen en Kim de Wolff 10 Stimulering van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down januari 2010 voldoet aan de verwachtingen die zijn opgesteld op basis van het onderliggende theoretische kader. De inter- en intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid van de BVK is hoog, respectievelijke 0.85 en 0.89. (Lauteslager 2000, Cohen’s Kappa 2000) 6.1.3 Gross Motor Funtion Measure De Gross Motor Function Measure is oorspronkelijk ontwikkeld door D. Russell. De GMFM evalueert de motorische ontwikkeling bij kinderen met een cerebrale parese. Deze test wordt echter in de praktijk ook gebruikt bij de evaluatie van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down. De GMFM bestaat uit achtentachtig onderdelen gerangschikt in groepen van 5 dimensies: buikligging/rollen, zitten, kruipen/knielen, staan, lopen/rennen/springen. De punten worden gescoord op een schaal van vier. Uit onderzoek blijkt dat de GMFM betrouwbaar, valide en responsief is. Naast de BVK die speciaal is ontwikkeld voor kinderen met DS kan ook de GMFM gebruikt worden.7 6.2 Algemene verantwoording Kinderen met het syndroom van Down zullen zich om te kunnen bewegen, aanpassen aan hun motorische problemen; houdingsregulatie, hypotonie in de spieren, hypermobiliteit en laxiteit in de gewrichten. Dit aanpassen zal het kind doen door te compenseren in motorische functies en door aangepaste motorisch gedrag ontwikkelen. Deze manieren van bewegen, resulteren in een verminderde doelmatigheid van de motoriek en tot verminderde ontwikkelingskansen. Deze factoren leiden tot een toenemende vraag van ouders naar begeleiding bij de motorische ontwikkeling, en tot een kinderfysiotherapeutische interventie. ( Empelen 2006) Uit literatuuronderzoeken (Lauteslager e.a. 2000) is gebleken dat ouders van kinderen met DS, ervaren dat het soms moeilijk is om de motorische vaardigheden hun kind te stimuleren. De ouders zouden graag ondersteund worden in hun participatie en stimulatie van de motorische vaardigheden. De folders kunnen deze ondersteuning bieden. Motorische vaardigheden hebben een ontwikkelingssamenhang. Vaardigheden komen tot stand onder invloed van voorgaande vaardigheden en beïnvloeden de ontwikkeling van opvolgende vaardigheden. De verlaagde houdingstonus bij kinderen met DS verbeterd tijdens de eerste jaren van de ontwikkeling waardoor een voorwaarde voor adequate houdingsregulatie verbetert. De motorische ontwikkeling vindt echter plaats in een periode van relatief verlaagde houdingstonus, wel kan de toenemende houdingstonus die met de leeftijd toeneemt zorgen voor een betere basis van motorische gedragingen. Het doel van de fysiotherapeutische behandeling is om specifieke ontwikkeling van basis motorische vaardigheden te sturen, om insufficiënte en voorwaardelijke elementen op het gebied van houdingsregulatie te stimuleren en om daardoor het motorische gedrag meer functioneel te maken. In elke motorische vaardigheid wordt de houdingsontwikkeling nagestreefd. Kinderen met DS hebben een eigen wijze van bewegen. De bewegingen worden traag ingezet, kinderen blijven in één bewegingspatroon hangen en beseffen niet hoe het anders ook kan. Mede om deze redenen is het belangrijk dat de motorische vaardigheden gestimuleerd worden, wanneer dit niet gebeurd bestaat de kans dat de kinderen in één bewegingspatroon blijven bewegen en compensatorische bewegingen gaan vertonen. 1 Uit verschillende wetenschappelijke onderzoeken blijkt dat de probleemspecifieke behandeling van de kinderfysiotherapeut in bepaalde behandelperiodes leidt tot een versnelling van de ontwikkeling van de basismotorische vaardigheden van jonge kinderen met DS.14 Kinderen met DS hebben een aantal factoren die de ontwikkeling van de motoriek beïnvloed. Deze factoren zijn laxiteit van de ligamenten, hypotonie, stoornis in de houdingsregulatie en het evenwicht. Het doel van de probleemspecifieke behandeling die door de kinderfysiotherapeut aangeboden wordt ligt niet op het verminderen van deze factoren maar op het minimaliseren van de compensatie bewegingen die kinderen met DS dreigen te ontwikkelen. Bijvoorbeeld: tijdens het lopen zetten kinderen hun benen Hogeschool van Amsterdam, ASHP Fysiotherapie Farley Lie Atjam, Emma Verwaaijen en Kim de Wolff 11 Stimulering van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down januari 2010 wijd uiteen om het evenwicht te compenseren. Wanneer de behandeling zijn doel heeft bereikt zal deze invloed hebben op de beperkende factoren van de motoriek bij kinderen met het Down syndroom gedurende het hele leven. De meeste ouders van een kind met het syndroom van Down stimuleren de motoriek van hun kinderen niet doelgericht tijdens het spelen. Over het algemeen hebben de ouders weinig kennis over het feit dat dit bevorderlijk is voor de ontwikkeling van hun kind. De kinderfysiotherapeut kan de ouders hierover informeren en biedt begeleiding bij de stimulatie. Het gebruiken van de adviezen, het inzicht en de uitleg van de kinderfysiotherapeut, biedt de ouders de kans om te leren en te begrijpen hoe hun kind zich ontwikkelt.2 Met behulp van stimulatie van gecorrigeerde houdings- en bewegingspatronen die als voorbeeld beschreven worden in de folders, neemt de houdingstonus van het kind met DS toe en heeft het kind hier tijdens de verdere ontwikkeling profijt van. De keuze voor het maken van folders kwam tijdens het brainstormen over de vraagstelling, hoe ouders het beste geadviseerd kunnen worden over de motorische ontwikkeling bij hun kind. De kinderfysiotherapeuten merken dat ouders de adviezen begrijpen en kunnen uitvoeren tijdens het bezoek aan de poli. Om de adviezen en voorbeelden te ondersteunen en beter te laten beklijven, is het idee ontstaan om folders te maken met daarin afbeeldingen die de uitleg verduidelijken. Deze folders krijgen ouders, van de kinderfysiotherapeuten mee naar huis om daar thuis mee aan de slag te gaan. Folders zijn voor deze ouders de beste manier van adviseren omdat er een beknopte tekst op staat met afbeeldingen. Dit zou het makkelijker kunnen maken om de voorbeelden thuis na te lezen, mee te nemen naar de persoonlijke kinderfysiotherapeut of de crèche. Folders zijn de meest gebruikte adviesvorm. 6.2 Verantwoording folders In deze paragraaf wordt de advisering die gegeven is in de tien gerealiseerde folders verantwoordt. Elke folder bevat een vaardigheid waarvan aangetoond is dat deze moeizamer kan verlopen bij kinderen met het syndroom van Down. De problematiek tijdens het ontwikkelen van de vaardigheden waar kinderen met het syndroom van Down mogelijk tegen aan lopen staat beschreven. Dit is tevens de onderbouwing voor de keuze van deze vaardigheden. Folder 1: Algemeen Folder 2: Rollen en buikligging Folder 3: Pivoteren Folder 4: Zitten Folder 5: Tot zit komen Folder 6: Tot stand komen en langslopen Folder 7: Lopen Folder 8: Platvoeten Folder 9: Sport oriëntatie (deze folder is meer gericht op kinderen ouder dan 4 jaar) Folder 10: Bewegen en conditie 6.2.1 Buikligging Kinderen met het syndroom van Down hebben een afgevlakte buikligging. Extensie van de rug en het heffen van het hoofd ontbreken over het algemeen volledig tot aan de leeftijd van veertien weken. Onderzoekers hebben een relatie gelegd tussen de musculaire hypotonie en het gebrek aan rompextensie en de hoofdheffing. (Lauteslager et al, 2000). Kinderen met het syndroom van Down hebben in buikligging veelal problemen met: hoofdheffing steunen en gewicht overbrengen op de armen strekken van romp en heupen uitreiken van de armen Hogeschool van Amsterdam, ASHP Fysiotherapie Farley Lie Atjam, Emma Verwaaijen en Kim de Wolff 12 Stimulering van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down januari 2010 het evenwicht bewaren Deze problemen zijn volgens Lauteslager een gevolg van: het onvermogen tot stabiliseren van de posities van het hoofd, schoudergordel en romp als gevolg van insufficiënte co-contracties op basis van hypotonie. Ter compensatie leggen sommige kinderen hun hoofd in de nek om de hoofdpositie te ondersteunen. 6.2.2 Rollen Tijdens het omrollen hebben kinderen met DS moeite met romprotatie. Het omrollen gebeurt zonder dissociatie van de schoudergordel en bekkengordel ten opzichte van elkaar. De benen spelen nauwelijks een rol tijdens het omrollen. Extensie van de wervelkolom wordt regelmatig als aanzet gebruikt om van rugligging naar buikligging te rollen. (Lauteslager et al, 2000) Om te rollen heeft men over het algemeen rompextensie, gewichtsverplaatsing en het vrij maken van één arm of been nodig. Kinderen met het syndroom van Down blijven bij voorkeur symmetrisch gesteund als gevolg van het gebrek aan stabiliserende myogene contracties rond de gewrichten.13 6.2.3 Tot zit komen Bij kinderen met het syndroom van Down zijn er specifieke bewegingspatronen te zien bij het tot zit komen. Het begint met de symmetrische heupabductie/exorotatie (spagaat) waarmee een kind zich vanuit buikligging opduwt naar zit. Deze wijze van tot zit komen komt waarschijnlijk door de hypotonie en hypermobiliteit in de heupen, de korte armen en het ontbreken van de romprotatie en het evenwicht. Normaal gesproken zal er bij houdingsveranderingen zoals het tot zit komen van een kind, de bewegingspatronen zijzit en romprotatie te zien zijn. Hiervoor heeft een kind wel een goede rompmotoriek nodig, die de kinderen met het syndroom van Down missen vanwege het gebrek aan houdingstonus en stabiliteit. Mogelijk ontwikkelen de kinderen een ander bewegingspatroon op basis van een andere rompmotoriek. Verder valt op dat tijdens het symmetrisch tot zit komen, er een matige houdingsregulatie van het hoofd plaats vindt. Dit komt door de hypotonie. De cervicale extensoren stabiliseren het hoofd in de extensie houding en de flexie is bijna niet aanwezig. Je ziet dat de kinderen hun hoofd in hun nek leggen. 6.2.4 Zithouding Als de kinderen eenmaal tot zit zijn gekomen, valt op dat een groot deel van de kinderen een andere houding hebben dan kinderen zonder het syndroom van Down, zoals: Wijd geabduceerde heupen Gestrekte knieën Gestrekte armen steunend op de bovenbenen of de grond Het ontbreken van romprotaties, waardoor er weinig verandering van zithouding is Zijzit komt zelden voor Gebrekkige hoofd- en nekcontrole De ontbrekende romprotatie, rompverlenging, zijzit en houdingsvariatie zijn essentiële componenten voor de bewegingen en variaties in zithouding. De romprotatie is ook een belangrijke factor in het ontwikkelen van andere bewegingspatronen. Uit onderzoek is gebleken dat hypotonie en stoornissen in de houdingsregulatie, de oorzaken zijn voor deze kenmerkende zithouding (Lauteslager et al.). Er is een gebrek aan co-contracties in de rompmusculatuur en evenwicht.13 6.2.5 Tot stand komen De motorische vaardigheid staan is een essentieel onderdeel van de motorische ontwikkeling. Uit verschillende onderzoeken over de motorische ontwikkeling komt naar voren dat de stoornissen in het evenwicht vooral een rol spelen bij het staan. De verminderde houdingsregulatie komt in deze vaardigheid naar voren. Kinderen met DS hebben inconsistente, slecht georganiseerde en langzame Hogeschool van Amsterdam, ASHP Fysiotherapie Farley Lie Atjam, Emma Verwaaijen en Kim de Wolff 13 Stimulering van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down januari 2010 bewegingsreacties. Door de vaardigheid staan te stimuleren, kan de stoornis in houdingsregulatie en de overstrekte knieën verminderd worden. De ontwikkeling van het tot stand komen wordt ontwikkeld na de vaardigheid staan. Onderzoekers (Lauteslager et al, 2000 ) zien dat bij deze motorische vaardigheid de kinderen met DS het opstaan symmetrisch uitvoeren, zonder enige romprotatie en met maximale ondersteuning van de handen en voeten. Kinderen proberen zoveel mogelijk om niet uit evenwicht te raken. Deze manier van handelen vindt vooral zijn oorzaak in de insufficiëntie van co-contracties en hypotonie. Hierdoor kan onvoldoende stabiliteit worden opgebouwd en is er sprake van een tekort in de houdingsregulatie. Het is tevens belangrijk om de vaardigheid tot stand komen te stimuleren om de kinderen met Down syndroom een andere strategie te laten ervaren, in de hoop dat zij zich dit eigen maken en zo verder gaan met het leren lopen. 6.2.6 Lopen Het lopen ontwikkelt anders bij kinderen met DS dan bij kinderen zonder een handicap. Enkele onderzoekers hebben aangetoond dat kinderen met DS lopen met een breed gangspoor waarbij de heupen in exorotatie staan, een gebrek aan romprotatie is en er coördinatie problemen van de voet en enkel zijn. Verder wordt er tijdens het lopen een Duchenne gang waargenomen met de armen in gebogen stand in de lucht, voor het behouden van het evenwicht en een hypotonie van de benen. Kinderen met DS hebben gemiddeld een kleinere stapgrootte door de kortere beenlengte. Tijdens het lopen valt op dat er een kortere standfase is, vanwege het verminderde evenwicht wat zorgt voor de eerder genoemde kleinere stapgrootte. De algehele houding tijdens het lopen laat over het algemeen meer flexie in de romp, heup en de knieën zien dan bij kinderen zonder het syndroom van Down. Dit komt doordat ze het lichaamszwaartepunt verlagen ter compensatie van het verminderde evenwicht. Andere onderzoekers (Lauteslager et al, 2000) geven aan dat het lopen anders verloopt door een gebrek aan houdingsregulatie en hypotonie. Deze stoornis in functie speelt bij kinderen met DS een rol bij hypermobiele gewrichten, wat gebreken veroorzaakt in de musculaire stabiliteit. Tevens wordt de motorische ontwikkeling van lopen ook beïnvloed door een minder actieve exploratiedrang en overgewicht. Wanneer ouders aan de hand van een aantal voorbeelden de vaardigheid lopen stimuleren, regelmatig doen en de afstanden geleidelijk aan laten toenemen, zullen de kinderen met DS het lopen sneller ontwikkelen.13 6.2.7 Platvoeten Platvoeten komen vaak voor bij kinderen met DS. Dit komt door de slapte van de spieren. Het lopen kost veel energie en kinderen worden gauw moe wat te herleiden is aan de hypotonie van de spieren. Platvoeten hoeven niet altijd behandeld te worden. Het kan zijn dat kinderen pijn aan hun voeten krijgen of dat de voeten ondersteund moeten worden omdat dit een belemmering geeft bij het lopen. De mate waarin platvoeten belemmeringen geven is per kind verschillend. Wanneer een kind te veel gewicht op de binnenkant van zijn voeten neemt en hiermee blijft doorlopen kan de voet gaan afglijden en kunnen er enkel en gewrichtsvervormingen ontstaan. Het is goed om ouders in een in een vroeg stadium te informeren over platvoeten zodat er op gelet kan worden, en maatregelen genomen kunnen worden indien nodig.3 6.2.8 Sporten Kinderen met het syndroom van Down zullen op een wat latere leeftijd ook willen buiten spelen en sporten. Algemeen wordt aangenomen dat bewegen goed is voor het lichaam en zal een goede invloed hebben op de spierkracht, balans, coördinatie, uithoudingsvermogen en het op peil houden van het gewicht. Door middel van de folder wordt geprobeerd het bewegen spelenderwijs te stimuleren. Dit wordt in twee fases gedaan, voetballen en fietsen. Hogeschool van Amsterdam, ASHP Fysiotherapie Farley Lie Atjam, Emma Verwaaijen en Kim de Wolff 14 Stimulering van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down januari 2010 De eerste fase is het voetballen met een kind. Dit is een makkelijke manier om spelenderwijs te bewegen. Hierbij wordt het kind eerst aangeleerd om tegen een bal aan te schoppen en uit eindelijk te voetballen. Dit “spel” zal waarschijnlijk een goede invloed hebben op de balans en spierkracht van het kind. Als het kind vaardiger is geworden in het spel zal dit een positieve invloed hebben op zijn conditie. De tweede fase is het fietsen op een driewieler. Hierbij leert het kind vooral klimmen op de driewieler, zitten op het zadel, sturen en trappen. Deze factoren zijn bevorderlijk voor de rompbalans en de spierkracht in de benen en dubbeltaken. Omdat hij moet leren beide benen om en om te gebruiken voor het trappen, en tegelijkertijd te sturen zal het de coördinatie verbeteren. Als het kind oud genoeg is, kan hij een stapje verder gaan en beginnen aan een echte sport. Ouders kunnen ervoor kiezen om het kind in te schrijven bij een speciale sportclub waar meerdere kinderen met DS zijn, en begeleiders. Naast het fysieke voordeel kan het spelenderwijs bewegen/sporten ook nog voordelen hebben op het sociale gebied. Doordat het kind met de buurkinderen mee kan spelen/sporten, zal het kind een beter zelf vertrouwen krijgen. Het kind zal zich trots en “groot” voelen. 6.3 Lay-out van de folders In deze paragraaf wordt er een verantwoording gegeven over de structuur en indeling van de negen folders. (bijlage I) De folders zijn opgesteld ter stimulering van de motorische ontwikkeling van kinderen met DS in de leeftijdscategorie van nul tot vier jaar. Hoewel het verschillend is op welke leeftijd, welke motorische vaardigheid aangeleerd wordt bij kinderen met DS, is er van uit gegaan dat de folders één tot en met zeven in die leeftijdsklasse van pas komen. Folder acht en negen zijn bij de meeste kinderen met DS, meer op de toekomst gericht. Elke folder is op dezelfde manier ingedeeld: een inleiding, advisering en voorbeelden. In de inleiding wordt de desbetreffende motorische vaardigheid kort geïntroduceerd, de advisering bestaat uit korte adviespunten waaraan gedacht kan worden tijdens het stimuleren van de motorische ontwikkeling. De voorbeelden zijn stapsgewijs geschreven, als deze gevolgd worden, oefent het kind de motorische vaardigheid. Uit het onderzoek waarin een drietal ouders van kinderen met het syndroom van Down geïnterviewd zijn, is gebleken dat begeleidende afbeeldingen bij de adviezen gewenst zijn. Om deze reden zijn de voorbeelden in de folders begeleid door afbeeldingen. 6.4 Gebruiksaanwijzing folders Op de Downpoli neemt de kinderfysiotherapeut het niveau van de motorische ontwikkeling van het kind waar. Aan de hand van dat niveau van de motorische ontwikkeling, kan bepaald worden aan welke motorische vaardigheid het kind toe is, en welke folder de ouders daarbij kan ondersteunen. Het niveau kan gemeten worden aan de hand van het meetinstrument BVK of GMFM. De folders zijn zo ontwikkeld dat deze geïntegreerd kunnen worden in de dagelijkse verzorging, zo weinig mogelijk belastend zijn en zo min mogelijk inbreuk doen op het gezinsleven. De ouders wordt geleerd op welke wijze tijdens de alledaagse activiteiten de motoriek gestimuleerd kan worden. De inzet van ouders is belangrijk, de ouders kunnen zorgen voor betere behandelingsresultaten. De adviesvoorbeelden die gegeven worden in de folders sluiten aan bij de beleving van de kinderen. De bewegingen zijn herkenbaar en gerelateerd aan de dagelijkse activiteiten. Tevens zijn de voorbeelden uitdagend zodat de kinderen bereid zijn om de grenzen van de motorische ontwikkeling te verkennen en nieuwe elementen daaraan toe te voegen. 14 Hogeschool van Amsterdam, ASHP Fysiotherapie Farley Lie Atjam, Emma Verwaaijen en Kim de Wolff 15 Stimulering van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down januari 2010 7. Discussie Tijdens en na de ontwikkeling van de folders en de scriptie hebben wij kritisch gekeken naar een aantal punten, hieruit zijn een aantal discussie punten naar voren gekomen. Het eerste discussiepunt heeft betrekking op de leeftijdscategorie waarvoor de folders zijn gemaakt. De folders zijn enerzijds ontwikkeld voor kinderen met het Syndroom van Down in de leeftijdscategorie van nul tot vier jaar oud. Anderzijds is de spreiding van de motorische ontwikkeling van kinderen met DS relatief groot, hierdoor kan het zijn dat een kind dat ouder is dan vier jaar nog niet alle vaardigheden van de folders beheerst. Voor deze kinderen zijn de folders ook geschikt. Een ander discussiepunt is of de folders voldoende werking hebben. De vraag is of ouders deze folders gaan gebruiken in het dagelijkse leven, om de motoriek te stimuleren. De drie geïnterviewde ouders waarvan twee experts met al oudere kinderen met DS, hebben daarin tegen, in een enquête aangegeven graag adviezen mondeling van de kinderfysiotherapeut te ontvangen maar willen ook graag deze adviezen op papier mee naar huis nemen, het liefst ondersteund met afbeeldingen. De folders die gemaakt zijn voldoen aan deze voorwaarden. Er zal gezegd kunnen worden dat de ouders de folders zullen gaan gebruiken, alleen is dit niet getoetst. Drie maanden na het in gebruik nemen van de folders zal er opnieuw een enquête gehouden worden, dit keer met een evaluatieformulier bij minstens tien ouders die ervaring hebben met de folder. De folders worden geëvalueerd en er zal gekeken worden naar de responsiviteit van het in gebruik nemen van deze folders in het dagelijkse leven van ouders met kinderden met het Syndroom van Down. Na de evaluatie zal blijken of de folders duidelijk genoeg zijn, zijn de folders te begrijpen voor alle denkniveaus? Of blijkt er bij nader inzien dat er beeldmateriaal nodig is om de voorbeelden en afbeeldingen in de folders te ondersteunen. Het maken van afbeeldingen kon niet gerealiseerd worden vanwege een te kort aan tijd en plaats. Tevens geven niet alle ouders toestemming om afbeeldingen van hun kinderen in een folder te laten plaatsen, die veel gebruikt zal worden. Plannen voor de toekomst De bovengenoemde discussiepunten, geven zeker een aanleiding tot het maken van plannen voor de toekomst om het product uiteindelijk te laten voldoen. De huidige afbeeldingen kunnen niet worden gebruikt in de praktijk, deze zullen vervangen worden door zelfgemaakte afbeeldingen die geschikt zijn en bij de adviezen passen die in de folders staan beschreven. De folders zullen in de toekomst gelezen worden door andere kinderfysiotherapeuten uit het landelijk netwerk, leden van de Downstichting en ouders van kinderen met het syndroom van Down. Aan deze personen wordt gevraagd kritische naar de folders te kijken en daarbij de werking te evalueren om zodoende tot een voor ieder werkbare folder te komen. Hogeschool van Amsterdam, ASHP Fysiotherapie Farley Lie Atjam, Emma Verwaaijen en Kim de Wolff 16 Stimulering van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down januari 2010 8. Conclusie Gedurende de periode van de beroepsopdracht bestond er de volgende vraagstelling: Aan welke eisen/criteria moeten de folders voldoen om de bestaande fysiotherapeutische adviezen te ondersteunen m.b.t. de stimulatie van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down, en welke adviezen zijn geïndiceerd om vooruitgang in de motorische ontwikkeling te waarborgen? Deze is beantwoord, in hoeverre dit haalbaar was in de tien weken. Het product voldoet nog niet genoeg om in gebruik genomen te worden door de Downpoli in het VU medisch centrum. Er is een mooie start gemaakt voor een product dat uit kan groeien tot een echte aanvulling op de kinderfysiotherapie bij jonge kinderen met het syndroom van Down. De folders bevatten een beknopte tekst waarin een introductie, adviezen en aandachtspunten zijn ondersteund door afbeeldingen ter verduidelijking. De folders zijn begrijpelijk en in lekentaal geschreven. De adviezen zijn geschreven op basis van de vijftien vaardigheden van het meetinstrument ‘Basis motorische Vaardigheden van Kinderen met het syndroom van Down’. De vaardigheden zijn in de folders ingedeeld in ontwikkelingsvolgorde en vormen een oplopende schaal. Echter zijn deze punten nog niet gemeten in de praktijk. In de toekomst zal moeten blijken of aan de hand van onderzoek en evaluatie of deze folders aan de uiteindelijke eisen/criteria voldoen. Hogeschool van Amsterdam, ASHP Fysiotherapie Farley Lie Atjam, Emma Verwaaijen en Kim de Wolff 17 Stimulering van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down januari 2010 9. Literatuurlijst Artikelen: 1. PEM Lauteslager e.a., Het effect van fysiotherapie op de ontwikkeling van basismotorische vaardigheden van kinderen met het syndroom van Down, Ned. Tijdschrift voor fysiotherapie, juni 2000; p. 12-21 2. PC Winders, The goal and opportunity of physical therapy for children with down syndrome, Down Syndrome Quarterly, may 2002; p. 1-8 3. PC Winders, How to treat flat feet, Down syndrome news, 1997; volume 32, #3; p. 54-6 4. TS Aparicio e.a., A study of early fine motor intervention in Down’s syndrome childeren, Early child development and care, 2009, Volume 179, No. 5, July 2009; p. 631-36 5. T Rithman e.a., Are the cognitive functions of childeren with Down syndrome related of their participation?, Development medicine & child neurology, March 2009; p. 1-8 6. J Pilon, Relationship of hypotonia and joint laxity to motor development during infancy, Pediatric physical therapy, 2000; p. 10-5 7. D Russell e.a., Evaluating motor function in childeren with DS validity of the GMFM, Development medicine & child neurology, 1998, volume 40; p. 693-701 8. G Mahoney, Effects of early motor intervention on childeren with DS of CP: A field-based study, Development and behavior pediatrics, volume 22, No.3, June 2001; p. 153-162 9. H Crombag, Motorische stimulatie bij jonge kinderen met het syndroom van Down, tijdschrift van de N.V.F.K., nr 17, 1997; p. 4-11 10. APB Gontijo, Changes in lower limb co-contraction and stiffness by toddlers with DS and toddlers with typical development during the acquisition of independent gait, Human movement sience, volume 27, 2008; p. 610-21 11. J McCubbin, Effects of Down syndrome on three-dimensional motion during walking at different speeds, Gait & Posture, volume 30, 2009; p. 345-0 Boeken: 12. R Bilo, Kind in ontwikkeling, Elsevier/de Tijdstroom Maarssen, 5e druk 1999; p. 57-60 13. PEM Lauteslager, Kinderen met het syndroom van Down, Amersfoort: ’s Heeren Loo, 2000; p. 64-6 14. R van Empelen e.a., Kinderfysiotherapie, Elzeviergezondheidszorg, 2006, tweede herziende druk; p. 682-3 15. Patricia C Winders, Gross motor skills in children with Down Syndrome, Woodbine House Inc, 1997; p. 236 Hogeschool van Amsterdam, ASHP Fysiotherapie Farley Lie Atjam, Emma Verwaaijen en Kim de Wolff 18 Stimulering van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down januari 2010 Internet: 16. Stichting Syndroom van Down [Internet] ca.2009 [laatste update 24 oktober 2009, Geraadpleegd op 14 januari 2010]. URL: http://www.downsyndroomamsterdam.nl 17. Kennisnet [Internet] ca. 2008 [laatste update 12 spetember 2008, Geraadpleegd 18 november 2009]. URL: http://lerenvandewerkplek.wiki.kennisnet.nl/Syndroom_van_down 18. Podologie praktijk A Kox [Internet] ca. 2005 [laatste update 2005, Geraadpleegd 19 november 2009]. URL: http://www.podologisch.nl/ 19. BN de stem [Internet] ca.2008 [laatste update 2008, Geraadpleegd op 21 januari 2010]. URL: http://www.bndestem.nl/multimedia/archive/00958/down1_958125b.jpg Scriptie: 20. ASHP Fysiotherapie, Studiehandleiding beroepsopdracht, Amsterdam, Hogeschool van Amsterdam; 2009-I 21. S Luken, R Jansen, L van Dam, Kinderfysiotherapeutisch onderzoeksformulier voor kinderen van 0-6 jaar met Downsyndroom, Hogeschool van Amsterdam, Fysiotherapie, Amsterdam; 2003 22. M Neri, Welke fysiotherapeutische interventie heeft een toegevoegde waarde voor de motorische ontwikkeling van het kind met Syndroom van Down?, Hogeschool van Amsterdam, Fysiotherapie, Amsterdam; 2007 23. R van Rossum, Syndroom van Down: Kinderfysiotherapie, ja of nee?, Hogeschool van Amsterdam, Fysiotherapie, Amsterdam; 2005 Hogeschool van Amsterdam, ASHP Fysiotherapie Farley Lie Atjam, Emma Verwaaijen en Kim de Wolff 19 Stimulering van de motorische ontwikkeling bij kinderen met het syndroom van Down januari 2010 Bijlage I Enquête Hoe oud was uw kind toen u begon met fysiotherapie? Wat vond u van de rol van de fysiotherapeut en de advisering? Kunt u zich nog herinneren welke adviezen u het eerste half jaar kreeg van de fysiotherapie? Bent u tevreden over de huidige wijze van adviseren door de kinderfysiotherapeut en waarom? Wat zijn de verbeterpunten met betrekking tot de wijze van adviseren? Wat vindt u de beste manier om adviezen te ontvangen? Voert u de gekregen adviezen (regelmatig) uit? Zo nee, waar ligt dit dan aan? Hoe vaak per jaar gaat u naar de Down poli? Zou u vaker per jaar naar de Down poli willen komen en waarom? Wat vindt u van de werkwijze van de Down poli? Is er voldoende aandacht voor de motorische ontwikkeling of is het dubbele informatie die u al eerder hebt gekregen? Zijn er verbeterpunten? Of vindt u dat er iets ontbreekt (specialismen, informatie etc.)? Hogeschool van Amsterdam, ASHP Fysiotherapie Farley Lie Atjam, Emma Verwaaijen en Kim de Wolff 20